DAGBLAD voor NOORD- en 7'"D-HOLLAND.
O.
Aan onze abonnés.
Uit de Statenzaal.
BUITENLAND.
De roode hand.
Kinderhuis vest 29-31-33, Haarlem
DONDERDAG 29 OCTOBER 1908.
33ste Jaargang No. 6724
Bureaux van Redactie en Administratie:
Intercommunaal Telefoonnummer 1426.
Dit nummer bestaat uit twee
bladen.
EERSTE BLAD.
I
I
FEUILLETON.
HEME HMRLENSCHE MORAST
ABONNEMENTPRIJS:
Per 3 maanden voor Haarlemf 1,35
Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35
Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.80
Afzonderlijke nummers 0,05
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 16 regelsf0,60 (contant) f0,50
Elke regel meer0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant.
1000
Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van:
GULDEN bij
levenslange onge
schiktheid tot
werken.
400
GULDEN bij
overlijden.
GULDEN bij
verlies van éen
hand of voet.
150
GULDEN bij
verlies van
éen oog.
100
GULDEN bij
verlies van
éen duim.
60
GULDEN bij
verlies van
één
wijsvinger.
15
GULDEN bij
verlies van
éen anderen
vinger.
De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11.
De Directeur der Nieuwe Haar-
lemsche Courant noodigt allen, die
daartoe kunnen medewerken, drin
gend uit, ons te willen helpen, opdat
advertentiën van veilingen, verkoo-
pingen, boelhuizen, grasverpachtingen
enz. ook in de Roomsche Courant
van Haarlem en Omstreken worden
opgenomen.
Wanneer H.H. Notarissen en Make
laars door degenen, die bij deze
verkoopingen enz. betrokken zijn,
tijdig op ons blad opmerkzaam wor
den gemaakt, zullen deze heeren niet
weigeren ook in de Nieuwe Haar-
lemsche Courant, die toch door een
zeer aanzienlijk deel der bewoners
van Haarlem en Omstreken gelezen
wordt, die advertentiën te plaatsen.
Wi| bevelen deze belangrijke zaak
in de aandacht van al onze lezers.
Ualezing van de Raadsvergadering.
'tMoet gezegd worden, dat de
Haarlemsche Raad zich vlug en
flink door de Begrootings-discussies
heeft heengewerkt!
Terwijl in andere plaatsen van
gelijken omvang avondzittingen tot
diep in den nacht, zelfs vervolg-
vergaderingeu den volgenden dag
en nog méér noodig zijn, is onze
Raad in één dag, en zonder eigen
lijke avondzitting, gereed gekomen
met de behandeling der begrooting.
Dat mag dan, volgens den heer
Sneltjes, voor een deel gelegen
hebben aan de flinke leiding des
voorzitters, wien terecht een
dankwoord werd gebracht voor zijn
opgewekke, prettige leiding, voor
een ander en overgroot deel is het
wel een gevolg hiervan dat men
zich in onzen Raad niet, zooals
elders, heeft verdiept in vér-gaande
theoretische „algemeene beschou
wingen."
Opmerkelijk is het, dat eigenlijke
politieke beschouwingen, zooals die
elders bij de begrooting plegen gehou
den te worden, hier geheel ontbraken.
Wjj beschouwen dat o.m. als een ge
volg van het feit dat Haarlem geen so
cialisten in den Raad heeftde
ervaring toch leert dat deze bij de
algemeene beschouwingen geregeld
hun propagandaspeech plegen af te
steken, lofredenen houden op de
socialistische beginselen en te velde
trekken tegen de burgerlijke maat
schappij in het algemeen, en het
beheer der stad van welker raad
zij deel uitmaken, in het bizonder.
Dat lokt dan natuurlijk weer tegen
spraak uit, enallicht wordt zoo
een halve dag volgepraat I
Hier is het anders gegaan.
De algemeene beschouwingen
hebben natuurlijk zooals het
door ons besproken verslag der
raedsafdeelingen gestaan in het
teeken van den financiëelen nood
der gemeente.
En het voorstel om een progres
sieve inkomstenbelasting in te voe
ren, daar de spanningsgrens der
andere belastingen is bereikt, zal
worden gedaan door den heer Mid
delkoop, zoo kondigde deze aan.
't Was te verwachtende heer Mid
delkoop is onze fmanciëele specia
liteit. Beschouwingen werden er
en terecht niet over geleverd,
dat bewaarde men tot later. Op
merking verdient evenwel, dat de
burgemeester de eenige was, die
den financiëelen nood der gemeente
ontkende, „'k Merk er niets
van, alles gaat even florissant", zeide
hij
Met alle bescheidenheid meenen
we te moeten opmerken, dat onze
burgervader, wien het natuurlijk
op wat belasting méér niet op aan
komt, toch wel wat è.1 te luchtig
en al te optimistisch is op dat punt I
Intusschen, niemand ging erop
in. De raadsleden keken mekaar
eens aan, en hielden hun eigen
opinie: we meenden zelfs den heer
Modoo te hoor en brommen: ja, je
hebt goed pratenmaar overi
gens liet men den burgemeester
kalmpjes zijn luchtige meening.
Niet zoo kalm liet de rapporteur
der financieele Commissie, de heer
Thijssen, de ondeugende opmerking
van B. en W. in hun memorie van
antwoord op zich zitten, dat de
bedoelde commissie, omdat ze
zelve geen bezuinigingen had voor
gesteld, maar alléén gewaarschuwd
had tot het betrachten der zuinig
heid ongetwijfeld dus het finan
cieel beleid van B. en W. zonder
meer goedkeuren zou.
Zoo hebben we het niet bedoeld
zeide de heer Thijssen, en al gaan
we nu niet vitten op eiken begroo-
tingspost zoo legde hij nader
de bedoeling der commissie uit
daarom wil dat toch nog niet zeg
gen, dat we B. en W. een compli
mentje hebben te maken over de
prachtige manier waarop ze de zui
nigheid zouden betrachten IDat
is er ver vandaan! Maar daar de
heer Thijssen geen nadere bijzon
derheden ter sprake bracht, ook
later niet preciseerde, waar de be
zuiniging had moeten worden aan
gebracht, bleven we eigenlijk in
het duister over de vraag, wat de
Commissie dan eindelijk heeft ge
wild.
De algemeene beschouwingen
liepen hiermede vrijwel af.
De heer van de Kamp gaf nog
eenige rake zetten over de manier
waarop Commissiën van bijstand
werken een kijkje achter de
schermen, dat hilariteit opwekte,
maar voor wie wat nader de zaak
bekijkt, toch eigenlijk al het droe
vige van een ambtenaars-regeering
laat ziende heer Rinkema klaagde
zijnerzijds over het verbod aan de
ambtenaren om inlichtingen te ge
ven waardoor de critiek van den
heer van de Kamp nog ondersteund
werd, maar op geen van beide
zaken ging men diep in.
Wat jammer isl
Juist daarover hadden we wel
gaarne wat meer gehoord I
Bij de behandeling der verschil
lende posten van de „uitgaven"
kwam natuurlijk het gebruikelijke
en gewone allegaartje.
We verwijzen daarvoor naar ons
uitvoerig verslag, gisteren reeds
voor een groot deel geplaatst en
heden vervolgd.
Er zijn echter eenige punten bij,
waarover we nog wat te zeggen
hebben, en daarvan is een der be
langwekkendste voor velen onzer
lezers, dat het z.g. „kennisdebat",
dat door sommigen werd verwacht,
is achterwege gebleven.
De heer Gravesteijn kondigde aan,
dat hij daar bij passende gelegen
heid, principiëel, over zou spreken,
een besluit dat een voorbeeld
van juist inzicht mag worden ge
noemd het incidenteel-ter-sprake-
brengen van zulke questions
brülantes is immer af te keuren 1
Yan „question brülante" gespro
ken blijkbaar was voor den Raad
de beslissing over het amendement
der heeren Thfjssen, Modoo, en
Loosjes, om de subsidie aan de
huishoudschool te verhoogen tot
f 4000, er zoo eene
Het bestuur dier school dat, zicht
baar geagiteerd, op de publieke
tribune zat, volgde de beraadslaging
belangstellend, en de meening vaD
den Raad bleek verdeeld.
Toch heeft op dit enkele punt
de zuinigheidsbetrachting, door de
financieele commissie zoo aanbevo
len, het pleit gewonnen Met 16
tegen 14 stemmen verwierp de Raad
het amendement. Wij schreven over
deze zaak uitvoerig in ons hoofd
artikel van eergisteren, en kunnen
dus volstaan met onze voldoening
uit te spreken over deze beslissing,
die ten minste op één punt de al
tegrootevrijgavigheid van den Raad
in deze omstandigheden wat gebrei
deld heeft.
Merkwaardig is het intusschen,
dat op andere punten de drang
naar bezuiniging heelemaal vergeten
werd! Erger nog: terwijl de wet
houders, tegen de opinie van den
burgemeester in, ter wille van de
zuinigheid geen verhooging van de
salarissen der inspecteurs en ad
junctinspecteurs van politie hadden
gebracht op de begrooting, bleken
ze nu finaal omgekeerd van opinie,
en het was één der wethouders-
zèlf, de heer Nieuwenhuijsen Kru-
seman, die nu voorstelde, tegen zijn
eigen vroeger advies in, den burge
meester zijn zin te geven. Hij kreeg
dien ook van den Raad, ofschoon
de heer Modoo er terecht op wees,
dat dit geen manier is om behoor
lijk de zaak te behandelen.
Voor de opmerkingen over het
beheer van den Hout en de plant
soenen, verwijzen we naar ons
verslag en naar een ander artikeltje
in dit blad, dat deze zaak behandelt.
De medeeling van den voorzitter, dat
het rapport van werkelijke deskun
digen het beheer van den
heer Springer uitstekend noemt,
doet ons genoegen. Het was
te verwachten dat de critikasterij
van sommigen op deze wijze zou
worden op haar plaats geduwd,
maar toch mag met genoegen ge
constateerd worden, dat de heer
Springer volkomen gerehabiliteerd
uit deze historie komt. Natuurlijk
zullen wij nader, als het rapport
verschijnt, op de zaak terugkomen.
Wij kunnen hiermede eindigen.
Veel belangrijks hebben de be
sprekingen niet opgeleverd, en door
het ontbreken van elk principiëel
debat is er ook voor ons niet veel
aanleiding tot breede beschouwin
gen. Wij laten het dus voor heden
hierbij.
DUITSCHLAND,
Een zeer belangrijke Keizerlijke
uiteenzetting.
Keizer Wilhelm heeft weer eens
een da,aid gesteld, waarvan (die wereld
verbluft sta,at.:
Hij heeft aan een berichtgever der
Engelsohe „Daily Telegraph" een
uitvoerige uiteenzetting gegeven
van zijn verhouding tot Engeland,
om dat is blijkbaar het idéé
de opinie eens voorgoed terecht te
zetten aangaande zijn vijandige be
doelingen tegenover de Engelschen.
De Keizer klaagt daarin eerst over
het voortdurend verkeerd opvatten
van zijn woorden.
Hij heeft toch duidelijk genoeg
gezegd, dat hij vrede met Engeland
wil„Heb ik geen woord gehouden
Daden moesten voor zichzelf spre
ken, maar gij leent het oor aan hen,
die ze valsch uitleggen en ver
draaien. Ik beschouw die manier
van doen als een persoonlijke belee-
diging.
„Het stelt mijn geduld ernstig op
de proef, om voortdurend averechts
beoordeeld te Worden, mijne herhaal
de aanbiedingen van vriendschap
met jaloersche en wantrouwige oo-
gen beschouwd te zien.
„Ik heb telkens opnieuw, niet eens
maar tien keer, gezegd, dat ik een
vriend van Engeland ben, en uwe
pers of een groot deel ervan
stookt hiet Engelsche volk op, de
hand, die het toegestoken wordt, te
weigeren, en lastert, da,t mijne an
dere hand den degen omklemt. Hoe
kan men een volk tegen zijn wil
overtuigen
„Ik herhaal, dat ik de vriend van
Engeland ben. maar gij maakt het
werkelijk moeilijk dit te bevestigen."
De Keizer kwam dan op bijzonder
heden, en wel van ©en soort, die wer
kelijk verbazingwekkend genoemd
moeten worden. Hij zeide hoe hij
ook steeds vóór Engeland geweest
wasin den tijd vain den Boe
renoorlog zijn weigering om de Boe-
rendeputatie en president Kruger te
ontvangen, hoezeer zij in Nederland
en Frankrijk werden gevierd, was de
oorzaak dat de pogingen der Boeren
om Europa's tusschenkomst te ver
krijgen in duigen vielen. Hij wees
de uitnoodiging van Frankrijk en
Rusland om tusschenbeide te ko
men, toen de oorlog op 't felst was,
en dus Engeland te vernaderen, af...
Bovendien in de zwarte week van,
December 1899 antwoordde hij met
deelneming op een smartvollen brief
aan koningin Victoria. Hij gelastte
vervolgens en dit is wel het
meest-curieuze van heel de historie!
een Duitsch officier, hem een,
nauwkeurige opgave van de getal
sterkte en de stellingen van de
krijgsmacht in Zuid-Afrika te ge
ven en werkte ©en veldtochtsplaui
uit, dat hij aan het oordeel van den
generalen staf onderwierp en naar
Engeland zond. Door een merkwaar
dig toeval leek het welgeslaagde
plan, dat lord Roberts volgde, ten
zeerste op het zijneL. .5
Ten slotte verdedigde de keizer d©
stelling, dat er een sterke Duitscha
vloot noodig is om Duitschlands we
reldhandel te beschermen. [Wie kan
bovendien voorzien wat er in het
Verre Oosten kan gebeuren In
een toekomst, die niet zoo ver af is
als sommigen gelooven, wanneer er
over de toekomst aan den Grooten
Oceaan moet beslist worden, zullen
alleen mogendheden met een sterke
vloot stem in het kapittel hebben.
En dan kon het wel gebeuren, dat
zelfs Engeland blij zou wezen, dat
Duitschland een vloot heeft, wan
neer die twee in de groote debatten
van de toekomst samen aan ééne
zijde spreken.
I
„Kijk eens!.... 't Teeken vajn de
roode hand
Ik keek naar het witte plafond en
zag er iets op, da.t de afdruk scheen
te zijn van een' hand, die in, ©en
roode vloeistof was gedoopt ge
weest.
„Wat beteekent dat?" vroeg ik
ontsteld.
„Dat beteekent, dat je „getee-
kend" bent," zei Alexis Petrovitsj.
„Heb je nog nooit gehoord van het
„Verbond van de Roode Hand",
«en vereanigi'ng van buitengemeen
wraakzuchtige nihilisten Je moet
stellig iets gedaan hebben, dat hun
toorn heeft opgewekt. Zij geven hun
slachtoffers drie teekens vóór het
vonnis over hem wordt voltrokken-
En dit is nu blijkbaar het eerste.
'Nog tweemaal zult ge de geheim
zinnige roode hand zien, en dan.,..
nu, dan zou het één uit de duizend
zijn als je hun ontkwam
Ik was attaché bij het Britsche
gezantschap te St. Petersburg, en
heel toevallig was ik iets omtrent
een .nihilistencomplot te wisten ge
komen. Dat belangrijk nieuws had
ik persoonlijk, mondeling, meege
deeld aan een van de hooggeplaatste
«en zeer vertrouwbare personen uit
de omgeving van den Czaar. Ik had
er verder met niemand over ges pro-
zelfs niet met mijn vriena Aliexis,
en daarom was 't mij ten eanenmal©
onverklaarbaar, hoe de nihilisten er
achter waren gekomen, dat ik hun
geheim had verklapt.
Alle pogingen werden in het werk
gesteld om te ontdekken door wien
pi op weike manier het „teeken" pp
het plafond was gedrukt, maar alle
onderzoek was vergeefsch. De ka
mer was hoog van verdieping,
daarom was 't onverklaarbaar, hoe
men bij 't plafond had kunnen kor
men 't Was 'n geheimzinnig geval.
Maar de nihilisten houden nu een
maal van 't geheimzinnige.
Ik was natuurlijk eerst allesbe
halve op mijn gemak na die mystieke
waarschuwing, maar door hen, die
op de hoogte waren van de gewoon
ten der leden va;n het Verbond van
de Roode Hand, werd ik gerustge
steld door de verzekering, dat mijn
leven niet in gevaar verkeerde, zoo
lang ik niet voor de derde maal was
gewaarschuwd.
Door mijn chef was mij reeds «eni
gen tijd te voren ee:n overplaatsing
in Engeland aangeboden die tevens
een bevordering voor mij zou zijn,
maar ik had mij 'zoo gehecht aan het
Petersburgsche leven en aan de
vrienden, tdie ik er gekregen had,
dat ik er voorloopig voor bedankt
had. Opnieuw werd mij thans de
overplaatsing aangeboden. Maar
naarmate er meer dagen verstreken,
zonder dat het eerste teeken door ©ein
tweede werd gevolgd, begon ik de
raak lichter op te nemen, ©n begon
ik het er voor te houden, dat die
roode hand een misplaatste aardig
heid was geweest, en da.t de nihilis
ten er niets van wisten, dat door
mijn mededeelingein hun complot ver
ijdeld was.
Op een avond, 'in dag of tien later,
was mij door een main van mijn da
meskennissen een plaats in haar loge
voor de opera aangeboden. Daar ik
dol veel van muziek houd, en de
familie van de dame zeer in mijn
smaak viel, maakte ik gaarne ge
bruik van het vriendelijk aajnbod.
Opgevoerd werd Carmen, en 't was
vol en heel warm in het gebouw.
m pauze, softe 4© Ja&tete
ging ik naar den foyer om een siga
ret te rooken en om wat te praten
met Petrovitsj en andere vrienden.
Er was een groot gedrang voor het
buffet, en toen ik hetgeen ik be
steld had, aan mijn lippen wilde
zetten, stootte iemand, idie naast mij
stond, toevallig tegen mijn elleboog,
waardoor ik wat op mijn goed mors
te De heer, die mij had gestooten,
maakte duizendmaal excuus en ik
ging wat in een minder druk be
zocht gedeelte van dén foyer staan
om mijn kleeren schoon te maken.
Toen ik daarvoor mijn zakdoek
uit mijn zak haalde, zag,ik er vlek
ken op, die ik zeker weet, dat er
niet op hadden gezeten, toen ik hem
thuis in mijn zak had gestoken. Ik
spreidde mijn zakdoek nu uit om
te zien, wat die vlekken be toeken
den.
't [Was 't teeken van de rondo
hand.
„Wat zie je bleek!' zei Alexis,
dien ik tegen kwam, toen ik weer
naar m'n loge terugkeerde. „Wat
heb je aan de hand?"
„Ik heb zoo juist _'t tweede tee
ken ontvangen," fluisterde ik hem
toe
„Goede genade!" zei hij ver
schrikt, „laat ik je dan een goe
den raad geven; verlaat onmid
dellijk St Petersburg. In je vader
land zul je hun waarschijnlijk ont
komen ze zullen 't niet de moeite
waard achten, je te volgen. Maar
een langer verblijf hier is zeker je
dood."
Ik kreeg nu de overtuiging, dat
Alexis gelijk had 't Zou gevaarlijk
zijn om langer in Rusland te blij
ven.
Toen ik 's avonds thuis kwam,
schreef ik twee brieven voor ik naar
bed ging; een, waarin ik ontslag
nam uit mijn ambt te St. Peters-
]>ur&; ges Aaariti ik ksi> aan
bod om in Engeland geplaatst to
worden, aanvaardde.
Ik maakte onmiddellijk alles in
orde om spoedig te kunnen afrei
zen. Een ding deed mij veel genoe
gen Alexis zou met mij op reis
gaan.
Op den dag ,va,n öns vertrek reden
Petrovitsj en ik naar het station.
Toen wij in onzen eoupé zouden stap
pen, kwam een oude, armoedig ge-
kleede man naar ons toe om ons cou
ranten aan te bieden. Ik kocht er
een van hem, die ik in mijn zak
stak en betaalde hem.
Wij zorgden er voor, dat er gedu
rende do reis niemand anders meer in
onzen coupé zou komen en stoom
den weldra 't station uit. Natuur
lijk, dat weldra, het gevaar, dat nog
altijd dreigend boven mijn hoofd
hing, 't onderwerp van ons gesprek
was.
„Dus je hebt het derde teeken nog
niet ontvangen?" vroeg Alexis.
„Neen," antwoordde ik. ,,'t Ge
heim van mijn vertrek was, geloof
ik,' goed bewaard, en als ze aan
hun moorddadig ,plan nog uitvoe
ring willen geven, dan vrees ik, dat
ze verplicht zullen zijn mij naar En
geland te volgen. Ik geloof, dat ik
me zelf nu wel buiten gevaar kan be
schouwen."
„Ja, ten minste dat hoop ik. Maar
wat ik zeggen wilde, wat zegt de
courant van het nieuwe stuk dat
gisterenavond is opgevoerd
„Hier is de courant," zei ik, ter
wijl ik ze uit mijn zak haalde.
Petrovitsj vouwde ze open. Maar
nauwelijks had hij dit gedaan, of
hij uitte een kreet van verba,zing en
van schrik, en liet de courant op den
grond vallen. Hij was bleek gewor
den en zei geen woord en zijn han
den beefden.
„Wat is er Ür* ilA'OOS „Heli
slechte tijding in de courant gele
zen
„Zie maar zelf!" zei hij somber.
Ik raapte de courant op, maar nau
welijks had ik ze ingezien, of mijn
bloed scheen in mijn aderen te stol
len.
Het teeken van de rood© hand!
Elk oogenblik zou ik kunnen wor
den vermoord.
Wij zaten eenige oogemblikken
zwijgend tegenover elkaar. Einde
lijk zei Alexis:
„Je bent toch zeker gewapend?"
Zeker," antwoordde ik, „ik heb
mijn geladen revolver bij mij
„Ik ook. Bet grootste gevaar
dreigt tusschen hier en de grenzen.
Daarvan ben ik overtuigd- W« moe
ten op alles bedacht zijn.
„Gelukkig, dat wij dezen coupe
voor ons gereserveerd hebben, zei
ik, „en da.t allebei de deuren geslo
ten zijn, W& moeten echter oppas
sen wanneer we moeten overstap-
p-en
't Eerste gedeelte van de reis was
lang cn vervelend Toen het nacht
begon te worden, werden we slar
perig en spraken we weinig moer
Alexis maakte het zich gemakkelijk
in een hoekje Hij trok de kap van
zijn jas over het hoofd en viel in
slaap.
Toen ik hem zoo zag zitten, trof
mij de overeenstemming, die tus
schen ons beider kleeding viel waar
te nemen, en ik moest mij zelf be
kennen, dat het voor iemand, die ons
niet van nabij kende, moeilijk zou
zijn, om ons van elkander te onder-
scheiden
'tWas 'n stikdonkere nacht, en
omdat ik eens zien wilde door wel
ke streek we raden, drukte ik mijn
gezicht tegen het ruitje, en hield
mijn hand boven mijn oogen om beter
in de duisternis te kunnen zien. Ter-
E»1 ik Z.G.0, U3&L tsiiea keek, zag ik
duidelijk, dat er iemand op de loop
plank stond, die echter onmiddellijk
verdween.
Met mijn revolver in de hand,
liet ik het raampje zakken en keek
naar buiten. De trein reed met groo
te snelheid door. Ik vertelde Alexis,
wat ik gezien had en verzocht hem
een oog in 't zeil te houden. Hij
plaatste zich voor het andere raam
pje; toch was hij minder waakzaam
dan ik. denkelijk omdat Ie roode
hand hem niet aanging. Wel kee-k
hij van tijd tot tijd eens naar buiten,
maar zat dan weer minuten ach
tereen met me te praten.
Plotseling meende ik iets te zien
aan den kant waar Alexis zat. Toen
ik mij voorover boog. kon ik flauw
'n gezicht onderscheiden, maar dui
delijk een hand, die 'n revolver op
't hoofd van m'n vriend gericht
hield
„Buk, buk!" riep ik Alexis toe,
maar op 't zelfde oogenblik weer
klonk 'n knal en een kogel dead den
armen Petrovitsj gewond neerstor-
ten
Op hetzelfde oogenblik gaf ik
vuur, maar ik wist niet of ik raak
geschoten had
De wond van mijn vriend was ge
lukkig niet dood el ijk en we kwamen
behouden over de grenzen.
Zooals overigens later bleek, was
de man, die mij had willen vermoor
den, slechts door een gelukje zelf
aan den dood ontsnapt, wat bleek-
uit de doorschoten muts, die langs
de rails gevonden werd. Mijn kogel
had dus nog minder dan een duin,
slechts gemist.
EINDE,