DAGBLAD voor NOORD- en 7'"D-HOLLAND. O. Aan onze abonnés. Uit de Statenzaal. BUITENLAND. De roode hand. Kinderhuis vest 29-31-33, Haarlem DONDERDAG 29 OCTOBER 1908. 33ste Jaargang No. 6724 Bureaux van Redactie en Administratie: Intercommunaal Telefoonnummer 1426. Dit nummer bestaat uit twee bladen. EERSTE BLAD. I I FEUILLETON. HEME HMRLENSCHE MORAST ABONNEMENTPRIJS: Per 3 maanden voor Haarlemf 1,35 Voor de plaatsen, waar een agent is gevestigd (kom der gemeente) 1.35 Voor de overige plaatsen in Nederland franco per post 1.80 Afzonderlijke nummers 0,05 PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 16 regelsf0,60 (contant) f0,50 Elke regel meer0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen 25 cent per advertentie contant. 1000 Alle betalende abonnés op dit blad zijn, volgens de bepalingen en onder de beperkingen op de polissen vermeld, tegen ongelukken verzekerd voor bedragen van: GULDEN bij levenslange onge schiktheid tot werken. 400 GULDEN bij overlijden. GULDEN bij verlies van éen hand of voet. 150 GULDEN bij verlies van éen oog. 100 GULDEN bij verlies van éen duim. 60 GULDEN bij verlies van één wijsvinger. 15 GULDEN bij verlies van éen anderen vinger. De uitkeering dezer bedragen wordt gegarandeerd door de Maatschappij „Ocean", Bijkantoor voor Haarlem, Nieuwe Gracht 11. De Directeur der Nieuwe Haar- lemsche Courant noodigt allen, die daartoe kunnen medewerken, drin gend uit, ons te willen helpen, opdat advertentiën van veilingen, verkoo- pingen, boelhuizen, grasverpachtingen enz. ook in de Roomsche Courant van Haarlem en Omstreken worden opgenomen. Wanneer H.H. Notarissen en Make laars door degenen, die bij deze verkoopingen enz. betrokken zijn, tijdig op ons blad opmerkzaam wor den gemaakt, zullen deze heeren niet weigeren ook in de Nieuwe Haar- lemsche Courant, die toch door een zeer aanzienlijk deel der bewoners van Haarlem en Omstreken gelezen wordt, die advertentiën te plaatsen. Wi| bevelen deze belangrijke zaak in de aandacht van al onze lezers. Ualezing van de Raadsvergadering. 'tMoet gezegd worden, dat de Haarlemsche Raad zich vlug en flink door de Begrootings-discussies heeft heengewerkt! Terwijl in andere plaatsen van gelijken omvang avondzittingen tot diep in den nacht, zelfs vervolg- vergaderingeu den volgenden dag en nog méér noodig zijn, is onze Raad in één dag, en zonder eigen lijke avondzitting, gereed gekomen met de behandeling der begrooting. Dat mag dan, volgens den heer Sneltjes, voor een deel gelegen hebben aan de flinke leiding des voorzitters, wien terecht een dankwoord werd gebracht voor zijn opgewekke, prettige leiding, voor een ander en overgroot deel is het wel een gevolg hiervan dat men zich in onzen Raad niet, zooals elders, heeft verdiept in vér-gaande theoretische „algemeene beschou wingen." Opmerkelijk is het, dat eigenlijke politieke beschouwingen, zooals die elders bij de begrooting plegen gehou den te worden, hier geheel ontbraken. Wjj beschouwen dat o.m. als een ge volg van het feit dat Haarlem geen so cialisten in den Raad heeftde ervaring toch leert dat deze bij de algemeene beschouwingen geregeld hun propagandaspeech plegen af te steken, lofredenen houden op de socialistische beginselen en te velde trekken tegen de burgerlijke maat schappij in het algemeen, en het beheer der stad van welker raad zij deel uitmaken, in het bizonder. Dat lokt dan natuurlijk weer tegen spraak uit, enallicht wordt zoo een halve dag volgepraat I Hier is het anders gegaan. De algemeene beschouwingen hebben natuurlijk zooals het door ons besproken verslag der raedsafdeelingen gestaan in het teeken van den financiëelen nood der gemeente. En het voorstel om een progres sieve inkomstenbelasting in te voe ren, daar de spanningsgrens der andere belastingen is bereikt, zal worden gedaan door den heer Mid delkoop, zoo kondigde deze aan. 't Was te verwachtende heer Mid delkoop is onze fmanciëele specia liteit. Beschouwingen werden er en terecht niet over geleverd, dat bewaarde men tot later. Op merking verdient evenwel, dat de burgemeester de eenige was, die den financiëelen nood der gemeente ontkende, „'k Merk er niets van, alles gaat even florissant", zeide hij Met alle bescheidenheid meenen we te moeten opmerken, dat onze burgervader, wien het natuurlijk op wat belasting méér niet op aan komt, toch wel wat è.1 te luchtig en al te optimistisch is op dat punt I Intusschen, niemand ging erop in. De raadsleden keken mekaar eens aan, en hielden hun eigen opinie: we meenden zelfs den heer Modoo te hoor en brommen: ja, je hebt goed pratenmaar overi gens liet men den burgemeester kalmpjes zijn luchtige meening. Niet zoo kalm liet de rapporteur der financieele Commissie, de heer Thijssen, de ondeugende opmerking van B. en W. in hun memorie van antwoord op zich zitten, dat de bedoelde commissie, omdat ze zelve geen bezuinigingen had voor gesteld, maar alléén gewaarschuwd had tot het betrachten der zuinig heid ongetwijfeld dus het finan cieel beleid van B. en W. zonder meer goedkeuren zou. Zoo hebben we het niet bedoeld zeide de heer Thijssen, en al gaan we nu niet vitten op eiken begroo- tingspost zoo legde hij nader de bedoeling der commissie uit daarom wil dat toch nog niet zeg gen, dat we B. en W. een compli mentje hebben te maken over de prachtige manier waarop ze de zui nigheid zouden betrachten IDat is er ver vandaan! Maar daar de heer Thijssen geen nadere bijzon derheden ter sprake bracht, ook later niet preciseerde, waar de be zuiniging had moeten worden aan gebracht, bleven we eigenlijk in het duister over de vraag, wat de Commissie dan eindelijk heeft ge wild. De algemeene beschouwingen liepen hiermede vrijwel af. De heer van de Kamp gaf nog eenige rake zetten over de manier waarop Commissiën van bijstand werken een kijkje achter de schermen, dat hilariteit opwekte, maar voor wie wat nader de zaak bekijkt, toch eigenlijk al het droe vige van een ambtenaars-regeering laat ziende heer Rinkema klaagde zijnerzijds over het verbod aan de ambtenaren om inlichtingen te ge ven waardoor de critiek van den heer van de Kamp nog ondersteund werd, maar op geen van beide zaken ging men diep in. Wat jammer isl Juist daarover hadden we wel gaarne wat meer gehoord I Bij de behandeling der verschil lende posten van de „uitgaven" kwam natuurlijk het gebruikelijke en gewone allegaartje. We verwijzen daarvoor naar ons uitvoerig verslag, gisteren reeds voor een groot deel geplaatst en heden vervolgd. Er zijn echter eenige punten bij, waarover we nog wat te zeggen hebben, en daarvan is een der be langwekkendste voor velen onzer lezers, dat het z.g. „kennisdebat", dat door sommigen werd verwacht, is achterwege gebleven. De heer Gravesteijn kondigde aan, dat hij daar bij passende gelegen heid, principiëel, over zou spreken, een besluit dat een voorbeeld van juist inzicht mag worden ge noemd het incidenteel-ter-sprake- brengen van zulke questions brülantes is immer af te keuren 1 Yan „question brülante" gespro ken blijkbaar was voor den Raad de beslissing over het amendement der heeren Thfjssen, Modoo, en Loosjes, om de subsidie aan de huishoudschool te verhoogen tot f 4000, er zoo eene Het bestuur dier school dat, zicht baar geagiteerd, op de publieke tribune zat, volgde de beraadslaging belangstellend, en de meening vaD den Raad bleek verdeeld. Toch heeft op dit enkele punt de zuinigheidsbetrachting, door de financieele commissie zoo aanbevo len, het pleit gewonnen Met 16 tegen 14 stemmen verwierp de Raad het amendement. Wij schreven over deze zaak uitvoerig in ons hoofd artikel van eergisteren, en kunnen dus volstaan met onze voldoening uit te spreken over deze beslissing, die ten minste op één punt de al tegrootevrijgavigheid van den Raad in deze omstandigheden wat gebrei deld heeft. Merkwaardig is het intusschen, dat op andere punten de drang naar bezuiniging heelemaal vergeten werd! Erger nog: terwijl de wet houders, tegen de opinie van den burgemeester in, ter wille van de zuinigheid geen verhooging van de salarissen der inspecteurs en ad junctinspecteurs van politie hadden gebracht op de begrooting, bleken ze nu finaal omgekeerd van opinie, en het was één der wethouders- zèlf, de heer Nieuwenhuijsen Kru- seman, die nu voorstelde, tegen zijn eigen vroeger advies in, den burge meester zijn zin te geven. Hij kreeg dien ook van den Raad, ofschoon de heer Modoo er terecht op wees, dat dit geen manier is om behoor lijk de zaak te behandelen. Voor de opmerkingen over het beheer van den Hout en de plant soenen, verwijzen we naar ons verslag en naar een ander artikeltje in dit blad, dat deze zaak behandelt. De medeeling van den voorzitter, dat het rapport van werkelijke deskun digen het beheer van den heer Springer uitstekend noemt, doet ons genoegen. Het was te verwachten dat de critikasterij van sommigen op deze wijze zou worden op haar plaats geduwd, maar toch mag met genoegen ge constateerd worden, dat de heer Springer volkomen gerehabiliteerd uit deze historie komt. Natuurlijk zullen wij nader, als het rapport verschijnt, op de zaak terugkomen. Wij kunnen hiermede eindigen. Veel belangrijks hebben de be sprekingen niet opgeleverd, en door het ontbreken van elk principiëel debat is er ook voor ons niet veel aanleiding tot breede beschouwin gen. Wij laten het dus voor heden hierbij. DUITSCHLAND, Een zeer belangrijke Keizerlijke uiteenzetting. Keizer Wilhelm heeft weer eens een da,aid gesteld, waarvan (die wereld verbluft sta,at.: Hij heeft aan een berichtgever der Engelsohe „Daily Telegraph" een uitvoerige uiteenzetting gegeven van zijn verhouding tot Engeland, om dat is blijkbaar het idéé de opinie eens voorgoed terecht te zetten aangaande zijn vijandige be doelingen tegenover de Engelschen. De Keizer klaagt daarin eerst over het voortdurend verkeerd opvatten van zijn woorden. Hij heeft toch duidelijk genoeg gezegd, dat hij vrede met Engeland wil„Heb ik geen woord gehouden Daden moesten voor zichzelf spre ken, maar gij leent het oor aan hen, die ze valsch uitleggen en ver draaien. Ik beschouw die manier van doen als een persoonlijke belee- diging. „Het stelt mijn geduld ernstig op de proef, om voortdurend averechts beoordeeld te Worden, mijne herhaal de aanbiedingen van vriendschap met jaloersche en wantrouwige oo- gen beschouwd te zien. „Ik heb telkens opnieuw, niet eens maar tien keer, gezegd, dat ik een vriend van Engeland ben, en uwe pers of een groot deel ervan stookt hiet Engelsche volk op, de hand, die het toegestoken wordt, te weigeren, en lastert, da,t mijne an dere hand den degen omklemt. Hoe kan men een volk tegen zijn wil overtuigen „Ik herhaal, dat ik de vriend van Engeland ben. maar gij maakt het werkelijk moeilijk dit te bevestigen." De Keizer kwam dan op bijzonder heden, en wel van ©en soort, die wer kelijk verbazingwekkend genoemd moeten worden. Hij zeide hoe hij ook steeds vóór Engeland geweest wasin den tijd vain den Boe renoorlog zijn weigering om de Boe- rendeputatie en president Kruger te ontvangen, hoezeer zij in Nederland en Frankrijk werden gevierd, was de oorzaak dat de pogingen der Boeren om Europa's tusschenkomst te ver krijgen in duigen vielen. Hij wees de uitnoodiging van Frankrijk en Rusland om tusschenbeide te ko men, toen de oorlog op 't felst was, en dus Engeland te vernaderen, af... Bovendien in de zwarte week van, December 1899 antwoordde hij met deelneming op een smartvollen brief aan koningin Victoria. Hij gelastte vervolgens en dit is wel het meest-curieuze van heel de historie! een Duitsch officier, hem een, nauwkeurige opgave van de getal sterkte en de stellingen van de krijgsmacht in Zuid-Afrika te ge ven en werkte ©en veldtochtsplaui uit, dat hij aan het oordeel van den generalen staf onderwierp en naar Engeland zond. Door een merkwaar dig toeval leek het welgeslaagde plan, dat lord Roberts volgde, ten zeerste op het zijneL. .5 Ten slotte verdedigde de keizer d© stelling, dat er een sterke Duitscha vloot noodig is om Duitschlands we reldhandel te beschermen. [Wie kan bovendien voorzien wat er in het Verre Oosten kan gebeuren In een toekomst, die niet zoo ver af is als sommigen gelooven, wanneer er over de toekomst aan den Grooten Oceaan moet beslist worden, zullen alleen mogendheden met een sterke vloot stem in het kapittel hebben. En dan kon het wel gebeuren, dat zelfs Engeland blij zou wezen, dat Duitschland een vloot heeft, wan neer die twee in de groote debatten van de toekomst samen aan ééne zijde spreken. I „Kijk eens!.... 't Teeken vajn de roode hand Ik keek naar het witte plafond en zag er iets op, da.t de afdruk scheen te zijn van een' hand, die in, ©en roode vloeistof was gedoopt ge weest. „Wat beteekent dat?" vroeg ik ontsteld. „Dat beteekent, dat je „getee- kend" bent," zei Alexis Petrovitsj. „Heb je nog nooit gehoord van het „Verbond van de Roode Hand", «en vereanigi'ng van buitengemeen wraakzuchtige nihilisten Je moet stellig iets gedaan hebben, dat hun toorn heeft opgewekt. Zij geven hun slachtoffers drie teekens vóór het vonnis over hem wordt voltrokken- En dit is nu blijkbaar het eerste. 'Nog tweemaal zult ge de geheim zinnige roode hand zien, en dan.,.. nu, dan zou het één uit de duizend zijn als je hun ontkwam Ik was attaché bij het Britsche gezantschap te St. Petersburg, en heel toevallig was ik iets omtrent een .nihilistencomplot te wisten ge komen. Dat belangrijk nieuws had ik persoonlijk, mondeling, meege deeld aan een van de hooggeplaatste «en zeer vertrouwbare personen uit de omgeving van den Czaar. Ik had er verder met niemand over ges pro- zelfs niet met mijn vriena Aliexis, en daarom was 't mij ten eanenmal© onverklaarbaar, hoe de nihilisten er achter waren gekomen, dat ik hun geheim had verklapt. Alle pogingen werden in het werk gesteld om te ontdekken door wien pi op weike manier het „teeken" pp het plafond was gedrukt, maar alle onderzoek was vergeefsch. De ka mer was hoog van verdieping, daarom was 't onverklaarbaar, hoe men bij 't plafond had kunnen kor men 't Was 'n geheimzinnig geval. Maar de nihilisten houden nu een maal van 't geheimzinnige. Ik was natuurlijk eerst allesbe halve op mijn gemak na die mystieke waarschuwing, maar door hen, die op de hoogte waren van de gewoon ten der leden va;n het Verbond van de Roode Hand, werd ik gerustge steld door de verzekering, dat mijn leven niet in gevaar verkeerde, zoo lang ik niet voor de derde maal was gewaarschuwd. Door mijn chef was mij reeds «eni gen tijd te voren ee:n overplaatsing in Engeland aangeboden die tevens een bevordering voor mij zou zijn, maar ik had mij 'zoo gehecht aan het Petersburgsche leven en aan de vrienden, tdie ik er gekregen had, dat ik er voorloopig voor bedankt had. Opnieuw werd mij thans de overplaatsing aangeboden. Maar naarmate er meer dagen verstreken, zonder dat het eerste teeken door ©ein tweede werd gevolgd, begon ik de raak lichter op te nemen, ©n begon ik het er voor te houden, dat die roode hand een misplaatste aardig heid was geweest, en da.t de nihilis ten er niets van wisten, dat door mijn mededeelingein hun complot ver ijdeld was. Op een avond, 'in dag of tien later, was mij door een main van mijn da meskennissen een plaats in haar loge voor de opera aangeboden. Daar ik dol veel van muziek houd, en de familie van de dame zeer in mijn smaak viel, maakte ik gaarne ge bruik van het vriendelijk aajnbod. Opgevoerd werd Carmen, en 't was vol en heel warm in het gebouw. m pauze, softe 4© Ja&tete ging ik naar den foyer om een siga ret te rooken en om wat te praten met Petrovitsj en andere vrienden. Er was een groot gedrang voor het buffet, en toen ik hetgeen ik be steld had, aan mijn lippen wilde zetten, stootte iemand, idie naast mij stond, toevallig tegen mijn elleboog, waardoor ik wat op mijn goed mors te De heer, die mij had gestooten, maakte duizendmaal excuus en ik ging wat in een minder druk be zocht gedeelte van dén foyer staan om mijn kleeren schoon te maken. Toen ik daarvoor mijn zakdoek uit mijn zak haalde, zag,ik er vlek ken op, die ik zeker weet, dat er niet op hadden gezeten, toen ik hem thuis in mijn zak had gestoken. Ik spreidde mijn zakdoek nu uit om te zien, wat die vlekken be toeken den. 't [Was 't teeken van de rondo hand. „Wat zie je bleek!' zei Alexis, dien ik tegen kwam, toen ik weer naar m'n loge terugkeerde. „Wat heb je aan de hand?" „Ik heb zoo juist _'t tweede tee ken ontvangen," fluisterde ik hem toe „Goede genade!" zei hij ver schrikt, „laat ik je dan een goe den raad geven; verlaat onmid dellijk St Petersburg. In je vader land zul je hun waarschijnlijk ont komen ze zullen 't niet de moeite waard achten, je te volgen. Maar een langer verblijf hier is zeker je dood." Ik kreeg nu de overtuiging, dat Alexis gelijk had 't Zou gevaarlijk zijn om langer in Rusland te blij ven. Toen ik 's avonds thuis kwam, schreef ik twee brieven voor ik naar bed ging; een, waarin ik ontslag nam uit mijn ambt te St. Peters- ]>ur&; ges Aaariti ik ksi> aan bod om in Engeland geplaatst to worden, aanvaardde. Ik maakte onmiddellijk alles in orde om spoedig te kunnen afrei zen. Een ding deed mij veel genoe gen Alexis zou met mij op reis gaan. Op den dag ,va,n öns vertrek reden Petrovitsj en ik naar het station. Toen wij in onzen eoupé zouden stap pen, kwam een oude, armoedig ge- kleede man naar ons toe om ons cou ranten aan te bieden. Ik kocht er een van hem, die ik in mijn zak stak en betaalde hem. Wij zorgden er voor, dat er gedu rende do reis niemand anders meer in onzen coupé zou komen en stoom den weldra 't station uit. Natuur lijk, dat weldra, het gevaar, dat nog altijd dreigend boven mijn hoofd hing, 't onderwerp van ons gesprek was. „Dus je hebt het derde teeken nog niet ontvangen?" vroeg Alexis. „Neen," antwoordde ik. ,,'t Ge heim van mijn vertrek was, geloof ik,' goed bewaard, en als ze aan hun moorddadig ,plan nog uitvoe ring willen geven, dan vrees ik, dat ze verplicht zullen zijn mij naar En geland te volgen. Ik geloof, dat ik me zelf nu wel buiten gevaar kan be schouwen." „Ja, ten minste dat hoop ik. Maar wat ik zeggen wilde, wat zegt de courant van het nieuwe stuk dat gisterenavond is opgevoerd „Hier is de courant," zei ik, ter wijl ik ze uit mijn zak haalde. Petrovitsj vouwde ze open. Maar nauwelijks had hij dit gedaan, of hij uitte een kreet van verba,zing en van schrik, en liet de courant op den grond vallen. Hij was bleek gewor den en zei geen woord en zijn han den beefden. „Wat is er Ür* ilA'OOS „Heli slechte tijding in de courant gele zen „Zie maar zelf!" zei hij somber. Ik raapte de courant op, maar nau welijks had ik ze ingezien, of mijn bloed scheen in mijn aderen te stol len. Het teeken van de rood© hand! Elk oogenblik zou ik kunnen wor den vermoord. Wij zaten eenige oogemblikken zwijgend tegenover elkaar. Einde lijk zei Alexis: „Je bent toch zeker gewapend?" Zeker," antwoordde ik, „ik heb mijn geladen revolver bij mij „Ik ook. Bet grootste gevaar dreigt tusschen hier en de grenzen. Daarvan ben ik overtuigd- W« moe ten op alles bedacht zijn. „Gelukkig, dat wij dezen coupe voor ons gereserveerd hebben, zei ik, „en da.t allebei de deuren geslo ten zijn, W& moeten echter oppas sen wanneer we moeten overstap- p-en 't Eerste gedeelte van de reis was lang cn vervelend Toen het nacht begon te worden, werden we slar perig en spraken we weinig moer Alexis maakte het zich gemakkelijk in een hoekje Hij trok de kap van zijn jas over het hoofd en viel in slaap. Toen ik hem zoo zag zitten, trof mij de overeenstemming, die tus schen ons beider kleeding viel waar te nemen, en ik moest mij zelf be kennen, dat het voor iemand, die ons niet van nabij kende, moeilijk zou zijn, om ons van elkander te onder- scheiden 'tWas 'n stikdonkere nacht, en omdat ik eens zien wilde door wel ke streek we raden, drukte ik mijn gezicht tegen het ruitje, en hield mijn hand boven mijn oogen om beter in de duisternis te kunnen zien. Ter- E»1 ik Z.G.0, U3&L tsiiea keek, zag ik duidelijk, dat er iemand op de loop plank stond, die echter onmiddellijk verdween. Met mijn revolver in de hand, liet ik het raampje zakken en keek naar buiten. De trein reed met groo te snelheid door. Ik vertelde Alexis, wat ik gezien had en verzocht hem een oog in 't zeil te houden. Hij plaatste zich voor het andere raam pje; toch was hij minder waakzaam dan ik. denkelijk omdat Ie roode hand hem niet aanging. Wel kee-k hij van tijd tot tijd eens naar buiten, maar zat dan weer minuten ach tereen met me te praten. Plotseling meende ik iets te zien aan den kant waar Alexis zat. Toen ik mij voorover boog. kon ik flauw 'n gezicht onderscheiden, maar dui delijk een hand, die 'n revolver op 't hoofd van m'n vriend gericht hield „Buk, buk!" riep ik Alexis toe, maar op 't zelfde oogenblik weer klonk 'n knal en een kogel dead den armen Petrovitsj gewond neerstor- ten Op hetzelfde oogenblik gaf ik vuur, maar ik wist niet of ik raak geschoten had De wond van mijn vriend was ge lukkig niet dood el ijk en we kwamen behouden over de grenzen. Zooals overigens later bleek, was de man, die mij had willen vermoor den, slechts door een gelukje zelf aan den dood ontsnapt, wat bleek- uit de doorschoten muts, die langs de rails gevonden werd. Mijn kogel had dus nog minder dan een duin, slechts gemist. EINDE,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 1