Aan onze abonnés.
Hoe kwam Nederland
in het bezitvan Curagao?
ARROND. RECHTBANK TE HAARLEM.
VAN ELDERS.
Geweigerd en gevraagd.
De Directeur der Nieuwe Haar-
lemsehe Courant noodigt allen, die
daartoe kunnen medewerken, drin
gend uit, ons te willen helpen, opdat
advertentiën van veilingen, verkoo-
pkigen, boelhuizen, grasverpachtingen
enz. ook in de Roomsche Courant
van Haarlem en Omstreken worden
opgenomen.
Wanneer H.H- Notarissen en Make
laars door degenen, die bij deze
verkoopingen enz. betrokken zijn,
tijdig op ons blad opmerkzaam wor
den gemaakt, zullen deze heeren niet
weigeren ook in de Nieuwe Haar-
lemsche Courant, die toch door een
zeer aanzienlijk deel der bewoners
van Haarlem en Omstreken gelezen
wordt, die advertentiën te plaatsen.
Wij bevelen deze belangrijke zaak
in de aandacht van al onze lezers.
De heer E. J. Hoos te Scheveningen,
vertelt in het „Nederlandsche Zee
wezen,hoe de Nederlanders inder
tijd in het bezit van Curasao zijn
gekomen. Na 't een en ander in
herinnering te hebben gebracht van
de geschiedenis der West-Indische
compagnie en van de eerste reizen
door bewindhebbers en admiraals
van die Compagnie naar Curagao,
Aruba en Bonaire ondernomen,
volgt dan het verhaal van de eigen
lijke inbezitneming.
In het begin van 1634 bood een
zekere Jan Jantz Otzen zijn dien
sten aan de Compagnie aan. Hij
had als gevangene der Spanjaarden
eenigen tijd op Curasao vertoefd
en gaf voor met de haven en het
binnenland aldaar goed bekend te
zijn.
Toen zich juist in het vaderland
bevonden Johannes van Walbeeck,
een „wel bevaren zeeman" en Pierre
le Grand, vroeger majoor en com
mandant der militie op een eskader
naar Brazilië, die beiden in Brazilië
hadden gediend en van wier kunde
en geschiktheid als leider eener
expeditie men overtuigd was, gaf
de Kamer van Amsterdam aan de
XIX in overweging: „het bemach
tigen van het eiland Cura9ao, om te
hebben een bekwame plaats, daar
men zout, hout en anders mocht
bekomen en van dezelfde plaats
den vijand in W.-I. te „infesteren
In de vergadering van 16 April
1654 werd dit voorstel goedgekeurd.
Voor het beoogde doel zouden wor
den gebruikt het schip Groot Hoorn
dat in Zeeland zeilklaar lag, twee
jachten, de Eenhoorn en de Bark,
en twee groote Biscaysche Chalou-
pen. De Groot Hoorn zou worden
bemand met 80 matrozen, elk der
beide jachten met 50 matrozen,
voorts gezamenlijk nog met 225
Boldaten
Men nam mede 9 maanden vivres
voor het bootsvolk en 13 maanden
vivres voor het krijgsvolk.
Van Walbeeck werd aan de Sta
ten voorgedragen als directeurLe
Grand als commandeur van de in
te schepen troepen.
In het begin der maand Mei
1654 vertrok het eskader naar zee
met bestemming naar St. Vincent,
een der bovenwindsche elanden bij
Barbados, waar men 24 Junid.a.v.
ten anker kwam.
Het jacht de Brak werd daarop
vooruitgezonden naar Caracas op
de kust van Venezuela, om de macht
der Spanjaarden aldaar te verken
nen.
Den 19en Juni vertrokken de
overige schepen jwestwaarts en kwa
men 8 Juli voor Bonaire ten anker,
waar zich de Bark bij haar voegde
die rapporteerde, dat men op de
reede van Caracas 10 schepen ge
teld had, doch die niet, had kunnen
verkennen.
Nn regelde van Walbeeek aldaar
de orde van aanval op Curasao en
begaf zich aan boord van de Brak
met Le Grand en Otzen. Nog dien
zelfden nacht lichtte het eskader
het ankerde Brak aan het hoofd.
Den volgenden morgen was men
onder den wal van Curasao, doch
toen Otzen meende de St. Annabaai
te verkennen en men die binnen
wilde loopen, dreef de stroom, die
daar zéér sterk is, de schepen daar
voorbij, en kon men daar onder den
wal niet tegen opwerken. Men moest
dusdec^ffnaalgemeene „oversteek"
makëÉ naar St. Domingo, om weer
op Bonaire, dat bovenwinds van
Cura9ao ligt, terug te kunnen ko
men en opnieuw te beginnen.
26 Juli kwam men te Bonaire
weer ten anker na een stormachtige
reis, doch vond onderweg nog ge
legenheid een Spaansch barkje te
nemen, dat op de verdere expeditie
goede diensten verleende.
29 Juli des morgens vroeg ver
trok het eskader weer van Bonaire,
waarbij zien nog gevoegd had het
Hollandschkoopvaardijschip Koniüg
David. Zij liepen des avonds be
houden de St. Annabaai binnen,
zonder tegenstand te ontmoeten en
verkenden nog denzelfden avond
met drie gewapende sloepen het
Schottegal.
Aan wal vertoonde zich toen de
Spaansche gouverneur Don Alfonso
Lopes de Morla, die de comman
danten der sloepen naar de reden
hunner komst vroeg en zich bereid
verklaarde, „alzoo er geen vijande
lijkheden waren gepleegd, met ons
te oorlogen of wel te accordeeren.
Ook den volgenden dag, toen men
weer met sloepen uitging, om zich
te verkennen, trachtte hij weer ons
„met beleefde woorden op te hou
den", terwijl men van onze zijde
gewaar werd, dat er een hoop ge
reed liggend werf hout in brand werd
gestoken en met het volk uit het
aan de baai gelegen dorp zag weg
trekken.
31 Juli landde een gedeelte der
troepen die (naar het dorp opmar
cheerden. Zij vonden het geheel
ledig en de waterputten gedempt.
(Water is door de vele droogte
aldaar zéér schaarsch en thans moe
ten de schepen, om zich daarvan
te voorzien, het gewoonlijk duur
betalen).
Bij een verder onderzoek liet men
brieven achter, teneinde de inwo
ners „tot onze vriendschap uit te
noodigen". Men maakte een Indiaan
(inboorling van het eiland) gevan
gen, die verklaarde dat er slechts
6 Spanjaarden en 100 Indianen op
het eiland waren, van niet meer
dan 6 musketten en een weinig
ammunitie voorzien, en dat alle
inwoners waren gevlucht naar Santa
Cr uz, een dorp, op zes uren afstands
bewesten de haven gelegen.
2 Augustus werden alle troepen
ontscheept en een kamp aangelegd,
waar nu nog de plantage Groot
Kwartier zich bevindt.
Een zoutpan beoosten de St. An
nabaai gelegen, bevatte slechts
weinig zout. Men liet daar eveneens
een brief aan den gouverneur ach
ter, met uitnoodiging te komen
onderhandelen, daar men anders
„volgens krijgsbruik" met hem zou
handelen.
Eerst 4 Augustus werd een 25-
tal der onzen bij de zoutpannen
aangevallen door plm. 70 door de
Spanjaarden vooraf dronken ge
maakte Indianen, die echter werden
afgeslagen.
Reeds toen dachten Van Walbeeck
en Le Grand er ernstig over of het
niet beter zou zijn, het eiland maar
weer te verlaten. Zij vonden er
geen groote hoeveelheid zout en
het kappen en laden van verfhout
bracht vele bezwaren met zich. Zij
hadden echter van de Compagnie
zulke stellige bevelen, om het eiland
te bezetten, dat zij daarom besloten
eerst aan de compagnie verslag
van hun wedervaren te doen en
verdere bevelen af te wachten.
Van de Spanjaarden en Indianen
vernam men niets, waarop, nadat
bij een der verkenningen een lui
tenant werd vermist, Van Welbeeck
zelf met 170 man en 10 12 rui
ters (de paarden had men reeds
vroeger buit gemaakt) vertrok en
een verkenning maakte van een
paar dagen naar het omliggend
dorp St. Juan. Dit voud men ver
laten en vond ook den luit, niet
terug, waarop men het dorp in
brand stak. 10 Augustus keerde
men weer naar het kwartier terug.
Men begon nu aan den ingang
van de baai een versterking aan
te leggen. De grond was echter
zeer steenachtig en moest die dus
worden gemetseld. Drinkwater moest
men men een mijl ver halen en
het werk verminderd erde de troe
pen zoo zéér, dat zij óók al in die
onderneming, „seex kleyn genoegen
hadden". Van Walbeeck bezorgde
hun daarom wat afleiding, door met
120 mau het binnenland in te trek
ken op een tocht van drie dagen,
waarbij zij echter geen tegenstand
ontmoetten. Eerst 20 Augustus ver
toonde zich een Spanjaard met een
vredesvlag in het Hoilandsche kamp.
Hem werd medegedeeld, dat wij
wel genegen zouden zijn met de
Spanjaarden en Indianen een over
eenkomst te treffen.
Tegën den avond van denzelfden
dag bracht een Spaansch priester
den onzen het antwoord van den
gouverneur over, waarbij deze ver
klaarde bereid te zijD, het eiland
te verlaten en het den onzen over
te geven op voorwaarde van vrije
overtocht voor hem en de overige
Spanjaarden en hun gezinnen.
Met deze voorwaarden nam Van
Walbeeck genoegen, mits ook de
Indianen het eiland zouden verlaten,
met uitzondering van een twintig
tal families of zooveel meer, als zich
vrijwillig zouden aanbieden om te
blijven, terwijl de Spanjaarden niet
anders zouden medevoeren dan „(t
gene tot haren lyve behoorde," en
zij mede den vermisten luitenant
zouden uitleveren.
Met dit antwoord keerde de pries
ter naar den Gouverneur terug, die
nu in het Hoilandsche kamp ver
scheen om over de voorwaarden
van de overgave spreken, welke
nu genoegzaam op de voorgeslagen
conditiën gesloten worden. De gou
verneur zwoer echter van den lui
tenant niet te weten. Waarschijn
lijk was die door de Indianen ver
moord.
Het jrcht De Brak en het Spaan
sche barkje werden nu in gereed
heid gebracht voor het overbren
gen van de Spanjaarden en India
nen naar de kust van Venezuela.
24 Augustus kwamen de gouver
neur en de andere Spanjaarden,
samen 32 in getal, zich aanmelden,
daarna werd nog aan 340 Indianen
aangezegd, te vertrekken, terwijl
hun wapens werden ingenomen en
werden alle deze naar Cora (op de
V enezuelaansche kust) overgebracht.
Nadat de nieuw opgetreden gou
verneur of directeur van Walbeeck
naar Holland bericht gezonden had
met het jacht de Eenhoorn, ging
hij het eiland rond. Hij vond daar
„vele sclioone valleijen" en het
eiland overgroeid met een soort
boomen die verfhout leverden, dat
naar den eigenaardigen vorm met
den naam van stokvischhout werd
bestempeld.
Door groote droogte was de vee
stapel, die volgens opgaaf belangrijk
was geweest, veel verminderd. Een
jaar of wat geleden had zij nog be
staan uit 2000 hoornbeesten, 9000
schapen en lammeren, 750 paarden
en 190 bokken en geiten, daar ca-
brieten genoemd.
In October kwamen geruchten
van met behulp der aanwezige In
dianen beraamde invallen der Span
jaarden. Die invallen bleven ach
terwege, eveneens een beraamde in
Februari 1635. Dat jaar werd be
nut voor het aanleggen van vaste
versterkingen, waarmede men in
December d. a. v. gereed kwam.
In Februari 1635 kwamen uit
Holland vernieuwde bevelen om
het eiland niet te verlaten en wer
den geregeld verzendingen naar
Holland gedaan van i verfhout en
huiden.
Ook bezocht men van daaruit
herhaaldelijk de eilanden Bonaire,
Aruba en klein Cura9ao, waar men
nooit vijandelijke schepen aantrof,
zoodat reeds met het einde van
1635 de Spanjaarden zich voor goed
van de Benedenwindsche eilanden
hebben ternggetrokken.
In Nederland, vooral in Zeeland,
had men na de ongunstige berichten
van Van Walbeeck en Le Grand
ernstig overwogen, het eiland weer
te verlaten. De Kamer van Am
sterdam verzette zich daartegen,daar
zij het eiland geschikt achtte van
daaruit krijgsoperatiën te doen
tegen de Spaansche koloniën in
West Indie.
Rechtszaken.
(Strafzitting van Donderdag.)
Niet |de ©enig©!
is iemand, (die de Honlenbs 1 asting
overtreedt
Met drommen komen ze yaak voor
onze Rechtbank)
.Gisteren was het weer G. X, die
op 7 September door den agent C
Band was verbaliseerd wegens over
treding der H onden belasting j
De eisch luidde flO boet© of 1
dag hechtenis
Een brutale or geldra,ader
Ja, dat moet je maar doen, mu
ziek maken op straat, dan aanbel
len om geld en wanneer open ge
daan wordt, dan de menschen be
leed i gen
(Wanneer alle orgeldraaiers zoo
handelen, dan zullen ze gauw.uit
gediend hebben
De orgeldraaier Tj F., dacht er
wel zoo over Hij maakte muziek
voor d© woning van G, v. Wijk
en 't zoontje haalde 't geld op
De heer vj (Wijk zei 't zoontje:
Je kunt de deur toch wel dicht
draaien;
V,ader-orgeldraaier werd zóó boos,
dat hij op de schandelijkste wijze
V (Wijk ging be leed i gen. F. ont
kent, bovendien is het niet op 7
Augustus, doch op 7 September ge
beurd
Niettegenstaande vroeg de offi
cier tegen hem f3 of 3 dagen
Eén woord van onbedacht
zaamheid
Joh- K., kapitein van een sleep
boot te IJmuidea, heeft Joh. v„ d.
Graaf beleedigd voor moordenaar
De Rechtbank veroordeelde hem
tot 5 dagen De bekl. was niet ver
verschenen, was op zee e;u den twee
den keer ziek;
Met toestemming van 't Gerechts
hof werd de zaak voor de tweede
maal in verzet behandeld
De beklaagde werd bijgestaan door
Mr Mouthaan van Amsterdam.
De of ficier eischte bevestiging van
het vonnis
Valsche kermiswenschers
Indertijd hebben we reeds er over
geschreven, dat van het kermiswen-
schen schandelijk misbruik gemaakt
wordt door onbevoegden.
Zoo'n oplichter heeft de politie
te pakken gekregen in den persoon
van Jos. v. d. B, 31 jaar, glazenwas-
scber en reizend koopman, thans zon
der vaste woonplaats. Hij presen
teerde tijdens da Haarlemsche ker
mis op 5 Augustus kaartjes aan de
huizen, waarop stond: „Het perso
neel der (W a ter lei ding wenscht u een
pleizierige kermis". Daarop ontving
hij de kermisfooien.
De officier eischte tegen dazen re
cidivist, die zeer ongunstig bekend
staat, 5 maanden.
De beklaagde vindt het meer dan
bar. Hij trachtte aan den kost te
komen, doch alles mislukte. De
zedelijke verbetering laat niets aan
hem gelegen liggen. Ten einde raad
heeft hij het gedaan om zijn loge
ment te kunnen betalen en om eten
te hebben j
Een Auto-maniak.
Vo®r den Haagschen Kantonrechter
was gisteren gedagvaard, doch niet
verschenen, de heer S., wonende onder
Wassenaar, die eenige maanden gele
den, volgens het eensluidende getui
genis, heden, van vijf personen, op
den Leidschen straatweg, nabij het
Huis de Pauw, met een ijzingwekkende
vaart met een automobiel reed, trach
tende hij een andere automobiel, die
met even snelle vaart voor hem uitstoof,
in te halen.
Het gevolg van dat onbesuisd rijden
was, dat deze automobilist een ernstig
onheil stichtte. Vermoedelijk door een
verkeerde stuurbeweging reed de
automobiel in bovenbedoelde woeste
vaart op een met esn jong paard be
spannen voertuig in, dat zeven perso
nen bevatte, waaronder drie kinderen.
Alle inzittenden werden door den ge
weldigen schok op den weg geworpen
en bezeerden zich, de een ernstig, een
ander minder. Een jaffrouw, de vrouw
van den bestuurder van het paard, is
zelfs vier weken onder geneeskundige
behandeling geweest. Het rijtuig was
zwaar beschadigd; de bestuurder lag
onder het paard, dat gelukkig, dade
lijk stil was blij ven staan, omdat de
bestuurder de teugels in de hand had
weten te houden. De schade beliep
in de zes honderd gulden.
De Ambtenaar van het Openbaar
Ministerie, Mr. del Campo, genaamd
Camp, wijzende op bet zeer ernstige
van het gebeurde, gispte bovendien
ten sterkste de houding van den be
klaagde, die volgens hem bekend staat
als stseds zeer te bemoeilijken het
onderzoek van de ambtenaren en be
ambten, belast met de uitvoering van
de motor- en rijwielwet. Zelfs bij het
onderzoek in de onderhavige zaak
(alvorens deze bij bet. Kantongerecht
diende maakte zij het onderwerp van
een instructie bij de rechtbank uit,
met het oog op de verwonding der
vrouw, doch er werd geen rechtsin
gang verleend) gedroeg beklaagde zich
zeer onverschillig, zóó zelfs, dat hij
te midden van een verhoor door een
inspecteur van politie, opstond en
heenging, zeggende dat hij er genoeg
van had.
Het een met het ander combinee-
rende meende mr, del Campo, dat hier
een zeer gestrenge straf mocht worden
opgelegd, en vorderde hij veroordee
ling van beklaagde tot een hechtenis-
straf van twee weken.
Sujetten van de soort als deze auto
mobilist is, zijn bet die de auto sport
in discrediet brengen.
En zoolang zulke nog bestaan en
op den publiek en weg hun ergerlijk
bedrijf voortzetten, is het publiek niet
veilig
Het tramongeluk te Sassenheim.
Voor de Haagsche Rechtbank is
deze wéék behandeld de onzen le
zers bekende historie van het onge
luk nabij Sassenheim, toen de tram
door de H. S. M. werd aangereden
Beklaagde was de 53-jarige weg
wachter H. Mi, der H. IJ. S. M„ wo
nende te Sassenheim.
M. verklaart nog wegwachter te
zijn en ook op Zondag 12 Juli. dienst
te hebben gedaan aan dein overweg
te Sassenheim. De eene sneltrein)
was voorbij; toen waren de sluit-
boomen dicht, door hem gesloten. De
stoomtram der N.-Z.-H. Tramweg-
maatschappij stond vóór de boomen
te wachten. M.. maakte den weg vrij"
voordat hij het had behooren te doen,
want er moest nog een sneltrein ko
men uit tegengestelde richting en
drie minuten vóór de komst van
een trein moet M. de boomen sluiten;j
Hij gaf den tramconducteur een
wenk om door te rijden, de bewuste
trein kwam aanvliegen en reed door
de tram. Als reden voor zijn ver
grijp gaf te wachter.die den trei
nenloop kent, maar in het midden)
bracht, dat een der treinen wel eens
niet op tijd is, die meestal echter de
boomen dicht laat, op, dat hij zijn
zwager zag en hem wilde spreken.
De president bracht M. het ernsti
ge van het feit onder het oog, waar
er zooveel menschenlevens mee ge
moeid waren. De man zei er yah
drongen te zijn.
De machinist der tram van Haar
lem naar Leiden, H. J. B., van Hil-
legom, erkende omstreeks vijf uren
met de tram te hebben gestopt aan
den overweg, want de boomen waren
gesloten Hij zag een trein rijden,
in de richting naar Haarlem De
tramconducteur van V. stond hij de
boomen, deze gingen op en de con
ducteur plaatste zich tusschen de
spoorrails. De wegwachter maakte
een handbeweging tegen den con
ducteur, deze floot op de signaal-
fluit en de machinist zette de tram
in beweging. Op de spoorrails zag
de machinist een trein komen uit de
richting Haarlem; hij wilde een te
rugwerkende beweging maken, voel
de een schok, zag zijn machine ge
scheiden van de tramxijtuigem, ter
wijl zijn machine even was doorge
reden. Op een meter of zestig stond
de trein, welke door den tramtrein
was gereden. De twee eerste tram
wagens waren vernield. Do machi
nist kon nu zijn schrik niet beschrij
ven. (Wel had hij gewonden gezien.;
De machinist heeft al geruimen
f£UlLLElOlM.
In het jaar 1870 hadden de Duit-
eche legertroepen voor Parijs met bij
zonder zware omstandigheden reke
ning te houden.
In het Westen bevond zich een
vijandelijke troep, gevormd door
'fnano tireurs, die de Duitschers on
ophoudelijk bestookten. In een ern-
stigen slag was dit troepje van wei
nig beteekenis, maar nu verzwaar
den zij bovenmat© de proviandeering
van het leger, dat voor Parijs lag, en
beletten zij, dat de noodig© verken
ningen gemaakt werden van het ter
rein, door kleine eavalerie-afdceliu-
gen-
Begin October 1870 werd een di
visie cavalerie tot Ablis vooruitge-
zonden. De tweede divisie volgde
spoedig, maar nog hadden de divisies
stad niet bereikt, toen zij vernamen
dat den llden October Pruisische
huzaren en Reiersch© infanteristen
in Ablis verradelijk waren overval
len door de bevolking onder aanvoe
ring van Lipowski.
Dat was een slag voor den aan
voerder der troepen. De stad moest
gestraft worden, voorbeeldig ge
straft, en toch had hij medelijden
met de inwoners. Maar de ijzeren
krijgswetten geboden hem zijn hart
het zwijgen op te leggen.
Nauwelijks waren de kurassiers en
de ulanen binnengerukt, of het trom
geroffel riep de inwoners samen
Met haperende stem las Je burge
meester der stad: „Wijl d© inwo
ners de troepen verradelijk beschoten
hebben, en zoo dan ondergang hun
ner stad hebben gewild, zal over
twee uur de stad aan alle hoeken in
brand gestoken worden; tot dan
staat het een ieder vrij, te redden
wat hij kan van have en goed."
Dat gaf een gejammer. Gisteren
nog hadden zij met groote woorden
van „ces diables de Prussiens,, ge
sproken en gezegd, dat geen enkel©
meer een voet in de stad zou zetten
en nu warén zij teruggekeerd, ster
ker dan te voren, in hunn© stad,...
Daar zaten zij te paard, als stand
beelden, die gehate ulanen, overal,
in alle straten, in elk© steeg.
Verdwaalde, angstig schreiend©
kinderen, het omvallen va,n ©en
handwagen opgepropt met goed, bre
kende kisten, di© het laatste eigen
dom van het huisgezin bevatten,
angstkreten, loeiend vee, wanhopige
menschen van eiken ouderdom lie
pen in de stad dooreen; 'ie ulanen
bleven als standbeelden staan en
schenen dat alles niet eens te hooren
De generaal stond bij het stadhuis,
het horloge in de hand; ook hij
scheen de angstkreten piet te mer
ken
Eindelijk een kort bevél en Ablis
ging in vlammen op.
Men zette bij de brandende stad
voorposten uit, de andere soldaten,
wei-den naar hup kwartier terugga-
zonden,
De generaal nam met zijn staf en
een aantal officieren kwartier in het
prachtige slot van de hertogin De
Luynes et Chevreuse te Dampièrr©
Ofschoon de wind de rookwolken
van Ablis over het park en het slot
voerde, werJen zij beleefd en voor
komend ontvangen;
Tegenover dez© gastvrijheid waren
ook de officieren beleefd en vol ach
ting voor de slot bewoners. Allen
gingen een bezoek brengen bij d©
hertogin, een voorname, ©dele ver
schijning, en allen hadden de beste
indrukken van de oud© dame
Een keurig diner veneenigidi© hen
later in de met honderden waskaar
sen verlichte eetzaal, zoodat men de
portretten der voorvaderen tot in de
verste hoeken kon onderscheiden, Zij
schenen verwonderd uit hunn© lijs
ten neer te zien, die geharnaste rid
ders en ©dele vrouwen, op d© vijan
delijke uniformen, die hier zoo ge
moedelijk aan tafel zaten.
Kon men het den officieren ten
kwade duiden, dat zij zich prettig
gestemd gevoelden?
Sedert weken en maanden: hadden
zij misschien aan geen gedekte tafel
gezeten, en d© eerst© maal in dezen
langen veldtocht zagen zij ©en Fran-
sohe dame.
De generaal zat naast de gast
vrouw en voerde met haar in het
elegantste Fransch een druk ge-
snrek. Zij hadden veel wiederzijii-
sche kennissen en _d© toon tusschen
beiden wa,s hartelijk
Toen de hertogin eindelijk van ta-
fel opstond, voerde zij den generaal
door een reeks van zalen in het
salon, dat aan dep tuin grensde,
waar de koffie gereed stond. De
officieren volgden paarsgewijze.
De generaal voerde de, gravin tot
aan haar zetel bij den marmeren
schoorsteen, boog zich en reikte haar
daarbij naar Duitsehe zeden de hand
Het reeds licht gebogen, grijze hoofd
der hertogin richtte zich trotsch op,
en haar oog viel op den vuurgloed
van Ablis Bijna hoonend sprak zij
•„Pardon, mijnheer de generaal, gast
vrijheid kan men op het kasteel van
Dampièrre vinden, doch een© her
togin van Luynes et Chevreuz© kan
geen hand geven aa;n jdjeb vijand
van haar vaderland
In het oog van den generaal flik
kerde een straal van toorn, slechts
een oogenblik, toen boog Jiij zich
diep.
Als een koude wind werkt© dit
voorval op de opgewekte stemming
der officieren, en eerst toen na het
vertrek der hertogin d© generaal ven
klaarde, da,t hij allen aarbied voor
de oude dam© koesterde, waren de
officieren gerust gesteld.
Steeds meer en moer keerden de
krijgskansen tegen de Franschen;
steeds dieper drongen de vijande
lijke legerscharen Frankrijk in.
Den 3en November lag de gene
raal met zijn staf onmiddellijk ach
ter de voorpostene in Curvill©
De paarden bleven gezadeld en
noch hij, noch zijne soldaten legden
de kleederen af, om bij het eerste
alarm te paard te kunnen stijgen
Ofschoon de vermoeienissen der
laatste dagen de oogleden lier offi
cieren toedrukten, kon do generaal
vian onrust p iet slapen. Een koude
regen joeg .van het zuidwesten te
gen de ruiten van zijne kamer en
maakte hem nog waakzamerde
takken van een aloudan olm zweep
ten op het dak van het huis. Een
hondenweer, juist geschikt om ©en
overval van den vijand te begupsti-
gen. J
De generaal had zijn licht uitge
daan in de hoop dan wat rust te
vinden. Het hoofd op zijn rechter
arm gesteund, bleef hij toch steeds
scherp doorluisteren naar elk ge
luids
(Was het daar niet of hij een wa
gen hoorde rollen Hij bedroog zich
niet; de wagen hield voor zijn wo
ning stil, en hij hoorde stemmen
Er moest iets bijzonders gebeurd
zijn Snel stak hij zijn kaars aan.
Men scheen slechts op dit toeken ge
wacht t© hebben, want ©er de gene
raal zich naar het venster kon bege
ven, werd er geklopt en trad zijn
dienaar binnen, stelde hem ©en kaar
tje ter hand en sprak„De dame ver
zoekt den generaal ©en oogenblik ge
hoor"
Hij had het kaartje in de hand en
las: La Duchesse de Luynes et Che
vreuse Dampièrr©
De generaal knoopte zijn jas dicht
en gaf bevel de kamer wat in orde
te brengen. Toen sprak hij tot zijn
diende: „Verzoek mevrouw, de goed
heid te hebben hier te komen."
Het volgende oogenblik bedacht
hij zich en snelde de dame te gemoet.
Zij was nauwelijks te herkennen,
zooals zij daar stond, in diepen
rouw, geboden van smart en droef
beid, de oogen vol tranen. Zoo stond
de fiere hertogin voor den vijand
baars vaderlands
Zonder af te wachten tot hij sprak,
zeide zij„Eene ongelukkige moeder
waagt het uwe nachtrust te storen."
De generaal wees haar den ©enigen
stoel, die zich in de kamer bevond,
doch met betraande oogen sprak zij
„Laat mij sta,an, tot ik weet oi ik
mijn zoon de laatste eer mag bewij-
zen.
„Hebt gij uw) zoon verloren, me
vrouw"?" T i
Mijn oudste, mijn trots, ligt, te
Arte nay door een kogel in d© borst
getroffen, hij is dood.... Mijn jong
ste zoon. mijn lieveling, ligt zwaar
gewond in het hospitaal te Orleans.
Men wil hem amputeeren. Dez©
vreeselijke oorlog zal ook mijn laat
ste kind ontnemen- Heb erbarmen,
mijnheer, en veroorloof ©an arme,
beroofde móeder den ©enen
zoon te begraven en den anderen,
als God het wil, te troosten. Laat
mij de voorposten passeerenmen.
weigerde het mij.... ik bid u
Dacht de generaal aan het uur,
waarop de fiere vrouw hem de hand
geweigerd had en sprak hij daarom
zoo mild
„Denkt ge mevrouw, dat wij met
zieken en gewonden vechten? Neen,
ga met God en van harte wensch ik,
dat uw zoon u behouden blijve. Ge
heimhouding van onze stelling te
genover den vijand, wil ik niet van
u vragen...."
„Zal ik u plechtig beloven, dat ik
over uw stelling zal zwijgen als
het graf?"
„Neen mevrouw, die belofte verg
ik niet van u, Neem plaats, ik zal
bevel geven, dat een patrouille u
vergezelle, tot do voorposten gepas
seerd zijn."
Toen na eenigen tijd ©en escorte
voor het huis aankwam, stond d©
hertogin, zag den tegenover haar,
staanden generaal in het vriendelijk
gelaat en sprak: „In mijn huis heb
ik u geweigerd de hand te drukken,
sta mij nu toe als eenigen dank uw
kaud te drukken JVilt gij mij «deze
gunst bewijzen
Len oogenblik stonden de beid©
edele zielen tegenover elkandertoen
hoog de generaal, kuste de hand
der oude dame en sprak„In hetj
vervullen van onzen plicht zijn wij
soldaten dikwijls gedwongen ons
hart voor het gevoel te sluiten."
L'NHE,
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™£E?Ï"±D