Aan onze abonnés. Hoe kwam Nederland in het bezitvan Curagao? ARROND. RECHTBANK TE HAARLEM. VAN ELDERS. Geweigerd en gevraagd. De Directeur der Nieuwe Haar- lemsehe Courant noodigt allen, die daartoe kunnen medewerken, drin gend uit, ons te willen helpen, opdat advertentiën van veilingen, verkoo- pkigen, boelhuizen, grasverpachtingen enz. ook in de Roomsche Courant van Haarlem en Omstreken worden opgenomen. Wanneer H.H- Notarissen en Make laars door degenen, die bij deze verkoopingen enz. betrokken zijn, tijdig op ons blad opmerkzaam wor den gemaakt, zullen deze heeren niet weigeren ook in de Nieuwe Haar- lemsche Courant, die toch door een zeer aanzienlijk deel der bewoners van Haarlem en Omstreken gelezen wordt, die advertentiën te plaatsen. Wij bevelen deze belangrijke zaak in de aandacht van al onze lezers. De heer E. J. Hoos te Scheveningen, vertelt in het „Nederlandsche Zee wezen,hoe de Nederlanders inder tijd in het bezit van Curasao zijn gekomen. Na 't een en ander in herinnering te hebben gebracht van de geschiedenis der West-Indische compagnie en van de eerste reizen door bewindhebbers en admiraals van die Compagnie naar Curagao, Aruba en Bonaire ondernomen, volgt dan het verhaal van de eigen lijke inbezitneming. In het begin van 1634 bood een zekere Jan Jantz Otzen zijn dien sten aan de Compagnie aan. Hij had als gevangene der Spanjaarden eenigen tijd op Curasao vertoefd en gaf voor met de haven en het binnenland aldaar goed bekend te zijn. Toen zich juist in het vaderland bevonden Johannes van Walbeeck, een „wel bevaren zeeman" en Pierre le Grand, vroeger majoor en com mandant der militie op een eskader naar Brazilië, die beiden in Brazilië hadden gediend en van wier kunde en geschiktheid als leider eener expeditie men overtuigd was, gaf de Kamer van Amsterdam aan de XIX in overweging: „het bemach tigen van het eiland Cura9ao, om te hebben een bekwame plaats, daar men zout, hout en anders mocht bekomen en van dezelfde plaats den vijand in W.-I. te „infesteren In de vergadering van 16 April 1654 werd dit voorstel goedgekeurd. Voor het beoogde doel zouden wor den gebruikt het schip Groot Hoorn dat in Zeeland zeilklaar lag, twee jachten, de Eenhoorn en de Bark, en twee groote Biscaysche Chalou- pen. De Groot Hoorn zou worden bemand met 80 matrozen, elk der beide jachten met 50 matrozen, voorts gezamenlijk nog met 225 Boldaten Men nam mede 9 maanden vivres voor het bootsvolk en 13 maanden vivres voor het krijgsvolk. Van Walbeeck werd aan de Sta ten voorgedragen als directeurLe Grand als commandeur van de in te schepen troepen. In het begin der maand Mei 1654 vertrok het eskader naar zee met bestemming naar St. Vincent, een der bovenwindsche elanden bij Barbados, waar men 24 Junid.a.v. ten anker kwam. Het jacht de Brak werd daarop vooruitgezonden naar Caracas op de kust van Venezuela, om de macht der Spanjaarden aldaar te verken nen. Den 19en Juni vertrokken de overige schepen jwestwaarts en kwa men 8 Juli voor Bonaire ten anker, waar zich de Bark bij haar voegde die rapporteerde, dat men op de reede van Caracas 10 schepen ge teld had, doch die niet, had kunnen verkennen. Nn regelde van Walbeeek aldaar de orde van aanval op Curasao en begaf zich aan boord van de Brak met Le Grand en Otzen. Nog dien zelfden nacht lichtte het eskader het ankerde Brak aan het hoofd. Den volgenden morgen was men onder den wal van Curasao, doch toen Otzen meende de St. Annabaai te verkennen en men die binnen wilde loopen, dreef de stroom, die daar zéér sterk is, de schepen daar voorbij, en kon men daar onder den wal niet tegen opwerken. Men moest dusdec^ffnaalgemeene „oversteek" makëÉ naar St. Domingo, om weer op Bonaire, dat bovenwinds van Cura9ao ligt, terug te kunnen ko men en opnieuw te beginnen. 26 Juli kwam men te Bonaire weer ten anker na een stormachtige reis, doch vond onderweg nog ge legenheid een Spaansch barkje te nemen, dat op de verdere expeditie goede diensten verleende. 29 Juli des morgens vroeg ver trok het eskader weer van Bonaire, waarbij zien nog gevoegd had het Hollandschkoopvaardijschip Koniüg David. Zij liepen des avonds be houden de St. Annabaai binnen, zonder tegenstand te ontmoeten en verkenden nog denzelfden avond met drie gewapende sloepen het Schottegal. Aan wal vertoonde zich toen de Spaansche gouverneur Don Alfonso Lopes de Morla, die de comman danten der sloepen naar de reden hunner komst vroeg en zich bereid verklaarde, „alzoo er geen vijande lijkheden waren gepleegd, met ons te oorlogen of wel te accordeeren. Ook den volgenden dag, toen men weer met sloepen uitging, om zich te verkennen, trachtte hij weer ons „met beleefde woorden op te hou den", terwijl men van onze zijde gewaar werd, dat er een hoop ge reed liggend werf hout in brand werd gestoken en met het volk uit het aan de baai gelegen dorp zag weg trekken. 31 Juli landde een gedeelte der troepen die (naar het dorp opmar cheerden. Zij vonden het geheel ledig en de waterputten gedempt. (Water is door de vele droogte aldaar zéér schaarsch en thans moe ten de schepen, om zich daarvan te voorzien, het gewoonlijk duur betalen). Bij een verder onderzoek liet men brieven achter, teneinde de inwo ners „tot onze vriendschap uit te noodigen". Men maakte een Indiaan (inboorling van het eiland) gevan gen, die verklaarde dat er slechts 6 Spanjaarden en 100 Indianen op het eiland waren, van niet meer dan 6 musketten en een weinig ammunitie voorzien, en dat alle inwoners waren gevlucht naar Santa Cr uz, een dorp, op zes uren afstands bewesten de haven gelegen. 2 Augustus werden alle troepen ontscheept en een kamp aangelegd, waar nu nog de plantage Groot Kwartier zich bevindt. Een zoutpan beoosten de St. An nabaai gelegen, bevatte slechts weinig zout. Men liet daar eveneens een brief aan den gouverneur ach ter, met uitnoodiging te komen onderhandelen, daar men anders „volgens krijgsbruik" met hem zou handelen. Eerst 4 Augustus werd een 25- tal der onzen bij de zoutpannen aangevallen door plm. 70 door de Spanjaarden vooraf dronken ge maakte Indianen, die echter werden afgeslagen. Reeds toen dachten Van Walbeeck en Le Grand er ernstig over of het niet beter zou zijn, het eiland maar weer te verlaten. Zij vonden er geen groote hoeveelheid zout en het kappen en laden van verfhout bracht vele bezwaren met zich. Zij hadden echter van de Compagnie zulke stellige bevelen, om het eiland te bezetten, dat zij daarom besloten eerst aan de compagnie verslag van hun wedervaren te doen en verdere bevelen af te wachten. Van de Spanjaarden en Indianen vernam men niets, waarop, nadat bij een der verkenningen een lui tenant werd vermist, Van Welbeeck zelf met 170 man en 10 12 rui ters (de paarden had men reeds vroeger buit gemaakt) vertrok en een verkenning maakte van een paar dagen naar het omliggend dorp St. Juan. Dit voud men ver laten en vond ook den luit, niet terug, waarop men het dorp in brand stak. 10 Augustus keerde men weer naar het kwartier terug. Men begon nu aan den ingang van de baai een versterking aan te leggen. De grond was echter zeer steenachtig en moest die dus worden gemetseld. Drinkwater moest men men een mijl ver halen en het werk verminderd erde de troe pen zoo zéér, dat zij óók al in die onderneming, „seex kleyn genoegen hadden". Van Walbeeck bezorgde hun daarom wat afleiding, door met 120 mau het binnenland in te trek ken op een tocht van drie dagen, waarbij zij echter geen tegenstand ontmoetten. Eerst 20 Augustus ver toonde zich een Spanjaard met een vredesvlag in het Hoilandsche kamp. Hem werd medegedeeld, dat wij wel genegen zouden zijn met de Spanjaarden en Indianen een over eenkomst te treffen. Tegën den avond van denzelfden dag bracht een Spaansch priester den onzen het antwoord van den gouverneur over, waarbij deze ver klaarde bereid te zijD, het eiland te verlaten en het den onzen over te geven op voorwaarde van vrije overtocht voor hem en de overige Spanjaarden en hun gezinnen. Met deze voorwaarden nam Van Walbeeck genoegen, mits ook de Indianen het eiland zouden verlaten, met uitzondering van een twintig tal families of zooveel meer, als zich vrijwillig zouden aanbieden om te blijven, terwijl de Spanjaarden niet anders zouden medevoeren dan „(t gene tot haren lyve behoorde," en zij mede den vermisten luitenant zouden uitleveren. Met dit antwoord keerde de pries ter naar den Gouverneur terug, die nu in het Hoilandsche kamp ver scheen om over de voorwaarden van de overgave spreken, welke nu genoegzaam op de voorgeslagen conditiën gesloten worden. De gou verneur zwoer echter van den lui tenant niet te weten. Waarschijn lijk was die door de Indianen ver moord. Het jrcht De Brak en het Spaan sche barkje werden nu in gereed heid gebracht voor het overbren gen van de Spanjaarden en India nen naar de kust van Venezuela. 24 Augustus kwamen de gouver neur en de andere Spanjaarden, samen 32 in getal, zich aanmelden, daarna werd nog aan 340 Indianen aangezegd, te vertrekken, terwijl hun wapens werden ingenomen en werden alle deze naar Cora (op de V enezuelaansche kust) overgebracht. Nadat de nieuw opgetreden gou verneur of directeur van Walbeeck naar Holland bericht gezonden had met het jacht de Eenhoorn, ging hij het eiland rond. Hij vond daar „vele sclioone valleijen" en het eiland overgroeid met een soort boomen die verfhout leverden, dat naar den eigenaardigen vorm met den naam van stokvischhout werd bestempeld. Door groote droogte was de vee stapel, die volgens opgaaf belangrijk was geweest, veel verminderd. Een jaar of wat geleden had zij nog be staan uit 2000 hoornbeesten, 9000 schapen en lammeren, 750 paarden en 190 bokken en geiten, daar ca- brieten genoemd. In October kwamen geruchten van met behulp der aanwezige In dianen beraamde invallen der Span jaarden. Die invallen bleven ach terwege, eveneens een beraamde in Februari 1635. Dat jaar werd be nut voor het aanleggen van vaste versterkingen, waarmede men in December d. a. v. gereed kwam. In Februari 1635 kwamen uit Holland vernieuwde bevelen om het eiland niet te verlaten en wer den geregeld verzendingen naar Holland gedaan van i verfhout en huiden. Ook bezocht men van daaruit herhaaldelijk de eilanden Bonaire, Aruba en klein Cura9ao, waar men nooit vijandelijke schepen aantrof, zoodat reeds met het einde van 1635 de Spanjaarden zich voor goed van de Benedenwindsche eilanden hebben ternggetrokken. In Nederland, vooral in Zeeland, had men na de ongunstige berichten van Van Walbeeck en Le Grand ernstig overwogen, het eiland weer te verlaten. De Kamer van Am sterdam verzette zich daartegen,daar zij het eiland geschikt achtte van daaruit krijgsoperatiën te doen tegen de Spaansche koloniën in West Indie. Rechtszaken. (Strafzitting van Donderdag.) Niet |de ©enig©! is iemand, (die de Honlenbs 1 asting overtreedt Met drommen komen ze yaak voor onze Rechtbank) .Gisteren was het weer G. X, die op 7 September door den agent C Band was verbaliseerd wegens over treding der H onden belasting j De eisch luidde flO boet© of 1 dag hechtenis Een brutale or geldra,ader Ja, dat moet je maar doen, mu ziek maken op straat, dan aanbel len om geld en wanneer open ge daan wordt, dan de menschen be leed i gen (Wanneer alle orgeldraaiers zoo handelen, dan zullen ze gauw.uit gediend hebben De orgeldraaier Tj F., dacht er wel zoo over Hij maakte muziek voor d© woning van G, v. Wijk en 't zoontje haalde 't geld op De heer vj (Wijk zei 't zoontje: Je kunt de deur toch wel dicht draaien; V,ader-orgeldraaier werd zóó boos, dat hij op de schandelijkste wijze V (Wijk ging be leed i gen. F. ont kent, bovendien is het niet op 7 Augustus, doch op 7 September ge beurd Niettegenstaande vroeg de offi cier tegen hem f3 of 3 dagen Eén woord van onbedacht zaamheid Joh- K., kapitein van een sleep boot te IJmuidea, heeft Joh. v„ d. Graaf beleedigd voor moordenaar De Rechtbank veroordeelde hem tot 5 dagen De bekl. was niet ver verschenen, was op zee e;u den twee den keer ziek; Met toestemming van 't Gerechts hof werd de zaak voor de tweede maal in verzet behandeld De beklaagde werd bijgestaan door Mr Mouthaan van Amsterdam. De of ficier eischte bevestiging van het vonnis Valsche kermiswenschers Indertijd hebben we reeds er over geschreven, dat van het kermiswen- schen schandelijk misbruik gemaakt wordt door onbevoegden. Zoo'n oplichter heeft de politie te pakken gekregen in den persoon van Jos. v. d. B, 31 jaar, glazenwas- scber en reizend koopman, thans zon der vaste woonplaats. Hij presen teerde tijdens da Haarlemsche ker mis op 5 Augustus kaartjes aan de huizen, waarop stond: „Het perso neel der (W a ter lei ding wenscht u een pleizierige kermis". Daarop ontving hij de kermisfooien. De officier eischte tegen dazen re cidivist, die zeer ongunstig bekend staat, 5 maanden. De beklaagde vindt het meer dan bar. Hij trachtte aan den kost te komen, doch alles mislukte. De zedelijke verbetering laat niets aan hem gelegen liggen. Ten einde raad heeft hij het gedaan om zijn loge ment te kunnen betalen en om eten te hebben j Een Auto-maniak. Vo®r den Haagschen Kantonrechter was gisteren gedagvaard, doch niet verschenen, de heer S., wonende onder Wassenaar, die eenige maanden gele den, volgens het eensluidende getui genis, heden, van vijf personen, op den Leidschen straatweg, nabij het Huis de Pauw, met een ijzingwekkende vaart met een automobiel reed, trach tende hij een andere automobiel, die met even snelle vaart voor hem uitstoof, in te halen. Het gevolg van dat onbesuisd rijden was, dat deze automobilist een ernstig onheil stichtte. Vermoedelijk door een verkeerde stuurbeweging reed de automobiel in bovenbedoelde woeste vaart op een met esn jong paard be spannen voertuig in, dat zeven perso nen bevatte, waaronder drie kinderen. Alle inzittenden werden door den ge weldigen schok op den weg geworpen en bezeerden zich, de een ernstig, een ander minder. Een jaffrouw, de vrouw van den bestuurder van het paard, is zelfs vier weken onder geneeskundige behandeling geweest. Het rijtuig was zwaar beschadigd; de bestuurder lag onder het paard, dat gelukkig, dade lijk stil was blij ven staan, omdat de bestuurder de teugels in de hand had weten te houden. De schade beliep in de zes honderd gulden. De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie, Mr. del Campo, genaamd Camp, wijzende op bet zeer ernstige van het gebeurde, gispte bovendien ten sterkste de houding van den be klaagde, die volgens hem bekend staat als stseds zeer te bemoeilijken het onderzoek van de ambtenaren en be ambten, belast met de uitvoering van de motor- en rijwielwet. Zelfs bij het onderzoek in de onderhavige zaak (alvorens deze bij bet. Kantongerecht diende maakte zij het onderwerp van een instructie bij de rechtbank uit, met het oog op de verwonding der vrouw, doch er werd geen rechtsin gang verleend) gedroeg beklaagde zich zeer onverschillig, zóó zelfs, dat hij te midden van een verhoor door een inspecteur van politie, opstond en heenging, zeggende dat hij er genoeg van had. Het een met het ander combinee- rende meende mr, del Campo, dat hier een zeer gestrenge straf mocht worden opgelegd, en vorderde hij veroordee ling van beklaagde tot een hechtenis- straf van twee weken. Sujetten van de soort als deze auto mobilist is, zijn bet die de auto sport in discrediet brengen. En zoolang zulke nog bestaan en op den publiek en weg hun ergerlijk bedrijf voortzetten, is het publiek niet veilig Het tramongeluk te Sassenheim. Voor de Haagsche Rechtbank is deze wéék behandeld de onzen le zers bekende historie van het onge luk nabij Sassenheim, toen de tram door de H. S. M. werd aangereden Beklaagde was de 53-jarige weg wachter H. Mi, der H. IJ. S. M„ wo nende te Sassenheim. M. verklaart nog wegwachter te zijn en ook op Zondag 12 Juli. dienst te hebben gedaan aan dein overweg te Sassenheim. De eene sneltrein) was voorbij; toen waren de sluit- boomen dicht, door hem gesloten. De stoomtram der N.-Z.-H. Tramweg- maatschappij stond vóór de boomen te wachten. M.. maakte den weg vrij" voordat hij het had behooren te doen, want er moest nog een sneltrein ko men uit tegengestelde richting en drie minuten vóór de komst van een trein moet M. de boomen sluiten;j Hij gaf den tramconducteur een wenk om door te rijden, de bewuste trein kwam aanvliegen en reed door de tram. Als reden voor zijn ver grijp gaf te wachter.die den trei nenloop kent, maar in het midden) bracht, dat een der treinen wel eens niet op tijd is, die meestal echter de boomen dicht laat, op, dat hij zijn zwager zag en hem wilde spreken. De president bracht M. het ernsti ge van het feit onder het oog, waar er zooveel menschenlevens mee ge moeid waren. De man zei er yah drongen te zijn. De machinist der tram van Haar lem naar Leiden, H. J. B., van Hil- legom, erkende omstreeks vijf uren met de tram te hebben gestopt aan den overweg, want de boomen waren gesloten Hij zag een trein rijden, in de richting naar Haarlem De tramconducteur van V. stond hij de boomen, deze gingen op en de con ducteur plaatste zich tusschen de spoorrails. De wegwachter maakte een handbeweging tegen den con ducteur, deze floot op de signaal- fluit en de machinist zette de tram in beweging. Op de spoorrails zag de machinist een trein komen uit de richting Haarlem; hij wilde een te rugwerkende beweging maken, voel de een schok, zag zijn machine ge scheiden van de tramxijtuigem, ter wijl zijn machine even was doorge reden. Op een meter of zestig stond de trein, welke door den tramtrein was gereden. De twee eerste tram wagens waren vernield. Do machi nist kon nu zijn schrik niet beschrij ven. (Wel had hij gewonden gezien.; De machinist heeft al geruimen f£UlLLElOlM. In het jaar 1870 hadden de Duit- eche legertroepen voor Parijs met bij zonder zware omstandigheden reke ning te houden. In het Westen bevond zich een vijandelijke troep, gevormd door 'fnano tireurs, die de Duitschers on ophoudelijk bestookten. In een ern- stigen slag was dit troepje van wei nig beteekenis, maar nu verzwaar den zij bovenmat© de proviandeering van het leger, dat voor Parijs lag, en beletten zij, dat de noodig© verken ningen gemaakt werden van het ter rein, door kleine eavalerie-afdceliu- gen- Begin October 1870 werd een di visie cavalerie tot Ablis vooruitge- zonden. De tweede divisie volgde spoedig, maar nog hadden de divisies stad niet bereikt, toen zij vernamen dat den llden October Pruisische huzaren en Reiersch© infanteristen in Ablis verradelijk waren overval len door de bevolking onder aanvoe ring van Lipowski. Dat was een slag voor den aan voerder der troepen. De stad moest gestraft worden, voorbeeldig ge straft, en toch had hij medelijden met de inwoners. Maar de ijzeren krijgswetten geboden hem zijn hart het zwijgen op te leggen. Nauwelijks waren de kurassiers en de ulanen binnengerukt, of het trom geroffel riep de inwoners samen Met haperende stem las Je burge meester der stad: „Wijl d© inwo ners de troepen verradelijk beschoten hebben, en zoo dan ondergang hun ner stad hebben gewild, zal over twee uur de stad aan alle hoeken in brand gestoken worden; tot dan staat het een ieder vrij, te redden wat hij kan van have en goed." Dat gaf een gejammer. Gisteren nog hadden zij met groote woorden van „ces diables de Prussiens,, ge sproken en gezegd, dat geen enkel© meer een voet in de stad zou zetten en nu warén zij teruggekeerd, ster ker dan te voren, in hunn© stad,... Daar zaten zij te paard, als stand beelden, die gehate ulanen, overal, in alle straten, in elk© steeg. Verdwaalde, angstig schreiend© kinderen, het omvallen va,n ©en handwagen opgepropt met goed, bre kende kisten, di© het laatste eigen dom van het huisgezin bevatten, angstkreten, loeiend vee, wanhopige menschen van eiken ouderdom lie pen in de stad dooreen; 'ie ulanen bleven als standbeelden staan en schenen dat alles niet eens te hooren De generaal stond bij het stadhuis, het horloge in de hand; ook hij scheen de angstkreten piet te mer ken Eindelijk een kort bevél en Ablis ging in vlammen op. Men zette bij de brandende stad voorposten uit, de andere soldaten, wei-den naar hup kwartier terugga- zonden, De generaal nam met zijn staf en een aantal officieren kwartier in het prachtige slot van de hertogin De Luynes et Chevreuse te Dampièrr© Ofschoon de wind de rookwolken van Ablis over het park en het slot voerde, werJen zij beleefd en voor komend ontvangen; Tegenover dez© gastvrijheid waren ook de officieren beleefd en vol ach ting voor de slot bewoners. Allen gingen een bezoek brengen bij d© hertogin, een voorname, ©dele ver schijning, en allen hadden de beste indrukken van de oud© dame Een keurig diner veneenigidi© hen later in de met honderden waskaar sen verlichte eetzaal, zoodat men de portretten der voorvaderen tot in de verste hoeken kon onderscheiden, Zij schenen verwonderd uit hunn© lijs ten neer te zien, die geharnaste rid ders en ©dele vrouwen, op d© vijan delijke uniformen, die hier zoo ge moedelijk aan tafel zaten. Kon men het den officieren ten kwade duiden, dat zij zich prettig gestemd gevoelden? Sedert weken en maanden: hadden zij misschien aan geen gedekte tafel gezeten, en d© eerst© maal in dezen langen veldtocht zagen zij ©en Fran- sohe dame. De generaal zat naast de gast vrouw en voerde met haar in het elegantste Fransch een druk ge- snrek. Zij hadden veel wiederzijii- sche kennissen en _d© toon tusschen beiden wa,s hartelijk Toen de hertogin eindelijk van ta- fel opstond, voerde zij den generaal door een reeks van zalen in het salon, dat aan dep tuin grensde, waar de koffie gereed stond. De officieren volgden paarsgewijze. De generaal voerde de, gravin tot aan haar zetel bij den marmeren schoorsteen, boog zich en reikte haar daarbij naar Duitsehe zeden de hand Het reeds licht gebogen, grijze hoofd der hertogin richtte zich trotsch op, en haar oog viel op den vuurgloed van Ablis Bijna hoonend sprak zij •„Pardon, mijnheer de generaal, gast vrijheid kan men op het kasteel van Dampièrre vinden, doch een© her togin van Luynes et Chevreuz© kan geen hand geven aa;n jdjeb vijand van haar vaderland In het oog van den generaal flik kerde een straal van toorn, slechts een oogenblik, toen boog Jiij zich diep. Als een koude wind werkt© dit voorval op de opgewekte stemming der officieren, en eerst toen na het vertrek der hertogin d© generaal ven klaarde, da,t hij allen aarbied voor de oude dam© koesterde, waren de officieren gerust gesteld. Steeds meer en moer keerden de krijgskansen tegen de Franschen; steeds dieper drongen de vijande lijke legerscharen Frankrijk in. Den 3en November lag de gene raal met zijn staf onmiddellijk ach ter de voorpostene in Curvill© De paarden bleven gezadeld en noch hij, noch zijne soldaten legden de kleederen af, om bij het eerste alarm te paard te kunnen stijgen Ofschoon de vermoeienissen der laatste dagen de oogleden lier offi cieren toedrukten, kon do generaal vian onrust p iet slapen. Een koude regen joeg .van het zuidwesten te gen de ruiten van zijne kamer en maakte hem nog waakzamerde takken van een aloudan olm zweep ten op het dak van het huis. Een hondenweer, juist geschikt om ©en overval van den vijand te begupsti- gen. J De generaal had zijn licht uitge daan in de hoop dan wat rust te vinden. Het hoofd op zijn rechter arm gesteund, bleef hij toch steeds scherp doorluisteren naar elk ge luids (Was het daar niet of hij een wa gen hoorde rollen Hij bedroog zich niet; de wagen hield voor zijn wo ning stil, en hij hoorde stemmen Er moest iets bijzonders gebeurd zijn Snel stak hij zijn kaars aan. Men scheen slechts op dit toeken ge wacht t© hebben, want ©er de gene raal zich naar het venster kon bege ven, werd er geklopt en trad zijn dienaar binnen, stelde hem ©en kaar tje ter hand en sprak„De dame ver zoekt den generaal ©en oogenblik ge hoor" Hij had het kaartje in de hand en las: La Duchesse de Luynes et Che vreuse Dampièrr© De generaal knoopte zijn jas dicht en gaf bevel de kamer wat in orde te brengen. Toen sprak hij tot zijn diende: „Verzoek mevrouw, de goed heid te hebben hier te komen." Het volgende oogenblik bedacht hij zich en snelde de dame te gemoet. Zij was nauwelijks te herkennen, zooals zij daar stond, in diepen rouw, geboden van smart en droef beid, de oogen vol tranen. Zoo stond de fiere hertogin voor den vijand baars vaderlands Zonder af te wachten tot hij sprak, zeide zij„Eene ongelukkige moeder waagt het uwe nachtrust te storen." De generaal wees haar den ©enigen stoel, die zich in de kamer bevond, doch met betraande oogen sprak zij „Laat mij sta,an, tot ik weet oi ik mijn zoon de laatste eer mag bewij- zen. „Hebt gij uw) zoon verloren, me vrouw"?" T i Mijn oudste, mijn trots, ligt, te Arte nay door een kogel in d© borst getroffen, hij is dood.... Mijn jong ste zoon. mijn lieveling, ligt zwaar gewond in het hospitaal te Orleans. Men wil hem amputeeren. Dez© vreeselijke oorlog zal ook mijn laat ste kind ontnemen- Heb erbarmen, mijnheer, en veroorloof ©an arme, beroofde móeder den ©enen zoon te begraven en den anderen, als God het wil, te troosten. Laat mij de voorposten passeerenmen. weigerde het mij.... ik bid u Dacht de generaal aan het uur, waarop de fiere vrouw hem de hand geweigerd had en sprak hij daarom zoo mild „Denkt ge mevrouw, dat wij met zieken en gewonden vechten? Neen, ga met God en van harte wensch ik, dat uw zoon u behouden blijve. Ge heimhouding van onze stelling te genover den vijand, wil ik niet van u vragen...." „Zal ik u plechtig beloven, dat ik over uw stelling zal zwijgen als het graf?" „Neen mevrouw, die belofte verg ik niet van u, Neem plaats, ik zal bevel geven, dat een patrouille u vergezelle, tot do voorposten gepas seerd zijn." Toen na eenigen tijd ©en escorte voor het huis aankwam, stond d© hertogin, zag den tegenover haar, staanden generaal in het vriendelijk gelaat en sprak: „In mijn huis heb ik u geweigerd de hand te drukken, sta mij nu toe als eenigen dank uw kaud te drukken JVilt gij mij «deze gunst bewijzen Len oogenblik stonden de beid© edele zielen tegenover elkandertoen hoog de generaal, kuste de hand der oude dame en sprak„In hetj vervullen van onzen plicht zijn wij soldaten dikwijls gedwongen ons hart voor het gevoel te sluiten." L'NHE, NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™£E?Ï"±D

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1908 | | pagina 5