Van Yeen's Thee
de beste.
Kruisstraat 34
AffilE
A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25
Del noodlottige pelsmuts.
HAARLEM.
0FF1CIÏÏELE KERKLIJST
fóMriuke Wasschery
Yercerij
6r. H»utstraat
90.
rHAARLEM
Telef. 426-1046
wfcikky fctjgte te neme,n, maar hij wei-
*erde 1» tia{nk.
„De wouw, die wij zooeven gezien
hebboB," zeide hij, toen wij dm kel-
éer warlieten, „is een der meest ge-
hwhitfee dieveggen van Linden; zij
beeft *«,n eonto op de hajnk, en al de
vrouwen, die gij daar gezien hebt,
werke» Voor haar."
.."Wjatarom hebt gij ze dan niet ge-
na nge* s>e|nomen
„Omdat ik ze niet op heeteddalald
heb betrapt en er ook geen opdracht
öoe beaa,t. Overigens geloof ik geen
woord vfm hetgeen ze daar gezegd
heeft. heeft er zich maar op be
roemd om u te imponeeren;."
„Sa die knapein?"
Tijdens dit gesprek liadden wij
vereehillende nauwe en smerige stra-
reen doorschreden. Op touwen, die
♦ver de straat gespannen waren, hin
gen wapscben en lompen, die onder
den klaren sterrenhemel droogden.
Ik vermoedde niet waar we ons be
vinden. Overal standen handwagens
rondom, die den weg versperden, en
wij ontmoetten 'niet een enkelen poli
tieman.
„Mank geen gedruis," sprak de
Inspecteur tot mij, stiet een deur
open en ging mij vloor.
Maar we hadden nog gee|n zes pas
sen godaain, of we hoorden het onder
♦inara vtteten kraken; het kwam mij
voor alsof wij noteschalen stuk trap
pen. Ben man kwam ons te gemoet,
en, tnewohen hem en den inspecteur
werden eenige woorden gewisseld in
een taal, die ik niet verstond. Later
hoorde ik, dat het 't „Slang", de
'Engelahhc boeventaal was.
iWÜ traden een groote zaal binnen,
w,a;ar akh. ongeveer twintig mannen
bevonden. Weer stelde mij de in
specteur de vraag: „Herkent gij
hem 7' Sn weer kon ik 'naar belie-
vjon ée> gezichten bekijken. Het was
léeaelkie pantomime als bij de vrou
wen «Lten trokken een onverschillig
gezicht. Ik moet bekemne'n, dat die
[gezichten mij niet erg gerust detden
zijn, en al had ik dm betrokken dief
kerkend, ik zou me wel gewacht
hebben hem aan te wijzen-
Allom zatm op bainkem m stoelen
te roofcen en te kouten- Emigen
dronken bier, anderen weer lagen
"•9 slapen met bet gezicht in de han
den. liet vertrek was rein en getuig
de va» «en zekeren welstand.
bereiden een tocht voor [naar
de provincie," zei de inspecteur, toen
we weer op straat waren.
Waaruit leidt gij dat af
Dat zie ik aan hun getal op dit
uur, aacv de noteschalen en aan het
vjnt bra kern van vrouwen m muzi-
fcaüten; morgen vertrekkm ze per
spoor, duiken een honderd of hon-
derd vijf tig meter verder weer op en
sLaam daar hun slag. Het zijn ge-
waarligie lui; ze hebben allen reeds
tiinad ondergaan."
„Hoe hebt gij het durven wagen,
op zulk een, uur hun huis binnen
te gaan?"
„Da«r is geen gevaar bij. Indien
ze nLf zouden dooden, zoudm ze
morgen allen gevat worden, dat we
len me heel secuur. Overigens moordt
men bij ons hoogst zelden, en daar
wij eenvoudig onzen plicht doen,
worden wij geachtgij hebt immers
.gezien, hoe beleefd ze voor mij wa-
«on.*
In vSer of vijf andere woningen,
die wij betraden, beleefden wij onge
veer hetzelfde. Telkens daalden wij
in omderaardsche gangen af, die on
der de straten liepen. Ik was ver
baasd, hoe de inspecteur zien langs
al deze stegen en sloppen en donkere
trappen, bewoog, zonder de muren
«au te raken, alsof hij hier thuis
was ea meermalen in den nacht hier
heen kwam. „Ik zou u niet aanra
den, alleen deze plaatsen, zelfs over
dag, te betreden in het gelukkigste
geval zoudt gij er naakt, als een
wilde vandaan komen," zei de fn-
speuiewr.
ÜtöaWmeer de dmreh gesloten wa
ren, hetgeen zeer zelden gebeurde,
klopte hij op heel eigenaardige wij
ze, en onmiddellijk werd opengedaan-
Eens torn wij langs een dezer deu
ren binnen traden, zeide hij„Thans
zult gij zien, hoe deze heeren sla
pen."
In een' eenvoudige, lange zaal,
stonden ohgeveer twintig bedden;
nagenoeg alle ware|n bezet, en er
heerschte een verstikkende lucht.
„Het kost twee penny's", zei de
inspecteur en wees mij op ee'n lan
taarn, waaronder een briefje met de
woorden: „Logies voor heeren [al
leen."
Opnieuw gingen wij kromme, hoe
kige straten door, naamlooze stegen,
Waarin ongenummerde, huizen- Ln
bijna al deze woningen hoorde men,
als men aan de deur luisterde, stem
men van mensohen, die zich met el
kaar onderhielden; in sommige was
zelfs muziek en dajns.
Wilt gij ook met. de lio.nd en lie
ven kennis maken vroeg mij de
inspecteur, „dan zullen wij hier evfen
binnengaan."
Hij klopte en1 Wij traiden een drank
lokaal binnen- Rondom wapen nis
sen in de wanden aangebracht, die
dienden voor hondenhokken, bij de
toonbank zaten vijf of zes man.
„Drie glazen ale," commandeerde
de inspecteur.
[Wij mafnen plaats en begonnen te
drinken eln met Üen kastelein te pra
ten ook een stuk of drie dieven
maakten een praatje met de|n inspec
teur. Onder hen was er een, die on
geveer zestig jaar oud scheen te zijn.
Zijn haren waren wit, een eerbied
waardige kopde man droeg verlak
te schoenen e'n een grijze overjas,
kortom hij zag er uit als een echte
gentleman.
„Ik zal u mijn [dashond laten'
zien," zeide hij tot ons e(n liet ons
in een verlichten kelder, wjaar ver
schillende jonge lui aan het kegelen
waren. Aan den wand was het vol
gend opschrift aangebracht„Wed
den is streng verboden."
„Als het niet zooi laat was," zei
de „gentleman" tot oUs, „zon ik mijn
dashond met alle honden hier la
ten vechtengij zandt eens zien, hoe
hij ze toetakelde; hij is kampioen
Van Engeland en niet voor vijftig
pond te koop."
Het begon inderdaad laat te wor
den. [Wij wiatren reeds een heelen tijd
op de been en ik kon me niet voor
stellen, waar we ongeveer koindenj
Zijn, Het leek mij' dat we vijf of, zes
mijlen hadden afgelegd, en ik was
verwonderd mij eensklaps voor den
Drury-Lane-schonwbnrg te bevin
den. Wij hadden ons voortdurend in
hetzelfde kwartier bewogen.
„Mijnheer," zei de inspecteur, „gij
hebt thans de dieven van allerlei
slag gezien; het zijn lieden, die en
kel en alleen va)n diefstal leven. De
aristocratie Van het gezelschap heb
ik u niet kunnen toonen; die is
vandaag naar de wedrennen. Zij
heeft o,p „Favoriet" gewed en een
slecht paard heeft gewonnen. Ten
gevolge daarvan hebben die lui al
hun geld verloren en zijn genood
zaakt te voet naar Londen terug
te keeren, waar zij pas morgen vroeg
kunnen aankomen. Ik kan ze u dus
niet toonen en gat afscheid van n ne
men."
He dankte mijn geleider hartelijk
en keerde nog geheel onder den in
druk vtan het geziene, [naar mijn ho
tel terug.
In Januari 1848 was 't in Parijs
zeer koud. In een huurhuis woon
de, vier verdiepingen hoog, de
werkman Boutot met zijn vrouw
en vier kinderen. In de kleine
woning dezer familie was de koude
zeer vinnig, daar er noch brand
stoffen, noch geld om ze tekoopen
was. Boutot was eenige weken ge
leden werkman in een vaandelfa-
briek geweest. Sedert echter een
revolutionnaire strooming onder de
werklieden heerschte, had de fabriek
een groot gedeelte der werklieden
moeten ontslaan, en zoodoende was
de ellende de woning van Boutot
binnengeslopen.
Naar gewoonte was hij 'smorgens
vroeg uitgegaan om werk te zoeken.
Daar hij geen overjas meer had,
knoopte hij zijn versleten jasje dicht,
zette de nog meer versleten pels
muts op en verliet bibberend van
koude da woning. Hij ging de Tui-
leriën voorbij. Daar had zich, zoo
als gewoonlijk wanneer de koning
er was, een groote menschenmenigte
verzameld.
In deze dagen was de ongeluk
kige Louis Philippe de spotvogel
van het volk. Wanneer het volk
het beval, moest hij aan 't venster
komen, zijn hoofd ontblooten en
zelfs een nationaal lied zingen. Men
kan denken dat de koningsgezinden
over deze tooncelen zeer verbitterd
waren en vaak een tegendemonstra-
tie op touw zetten. Zoo was ook
heden, toen Boutot verscheen weer
een vertooning op touw gezet, waar
bij de koningsgezinden de overhand
behielden. Er werd geroepen: „Hoe
den af," en allen, die het hoofd
deksel niet afnamen werd bet af
geslagen. Eer boutot het wist, vloog
ook zijn muts af en kreeg hij zulk
een hevigen slag tegen het boofd,
dat 'them groen en geel voor de
oogen werd. Hij zoeht tusschen de
omstanders naar zijn pet; weldra
voelde hij ze tusschen zijn vingers
en liep heen. Toen hij ze echter
wilde opzetten, merkte hij, dat 't niet
de zijne was, maar een heel nieuwe
bison pet: aan de zijde ervan prijkte
een kleine gele metalen ster.
Boutot bedacht zich niet lang,
maar dacht dat 't het beste was
terug te keeren en den bezitter der
pelsmuts te vinden. Dan zou hij
zeker een goede belooning krijgen
en die kon hij goed gebruiken. De
menscbenmassa had zich echter
ondertusschen verspreid en hij kon
den eigenaar niet meer vinden.
Langzaam ging hij verder en hij
overlegde wat hij zou doen. Toen
hij voorbij de kerk van Notre-Dame
kwam besloot hij binnen te gaan
en de Moeder Gods om hmlp te
smeeken in zijn nood. Dit deed hij
en vervolgde toen zijn weg. Nau
welijks had hij eenige schreden ge
daan of een deftig gekleed heer
trad op hem toe en drukte hem
met de woorden „dag kameraad",
een goudstuk in de hand. Zonder
een woord van dank af te wachten
ging de vreemde verder.
Boutot liep den heer na en vroeg
of hq zich niet vergiste.
„Onzin," hernam deze, „hebt gij
het dan zelf niet gevraagd?"
Ja, dacht Boutot, hij had geld
gevraagd en zijn gebed was zeker
verhoord.
Peinzende hoe hij't geld zou aan
wenden stopte een ander heer met
de woorden: „Goeden dag kame
raad" bem een muntbiljet in de
hand. Het was een banknoot van
honderd franks. Boutot stak het in
zijn zak en vervo'gde verwonderd
zijn weg. Er kwam nog een derde
en een vierde, die hem met dezelfde
woorden een geldstuk in de hand
stopten en ook zij verdwenen even
als de vorigen.
Ongeveer elke twintig schreden
kreeg hij zoo'n gift en dit hield
plotseling op, toen de klok van de
Notre-Dame 12 uur sloeg.
Boutot was een eerlijk man en
zou gewis de aalmoezen niet hebben
aangenomen,indien hij niet overtuigd
was, dat God zijn gebed verhoord
en dit zoo beschikt had. Daarom
overlegde bij dadelijk, hoe hij 't
geld het best zou besteden. Voor
eerst ging hij naar den bakker en
den slager om levensmiddelen te
koopen; hij kocht warme kleeren
voor de kinderen en haalde een
dokter bij zijn zieke vrouw. Met
een van vreugde kloppend hart
ging hij huiswaarts.
Zijne komst wekte daar groote
blijdschap. Weldra brandde er een
lustig vuurtje in den haard, en
naast het bed stonden de genees
middelen, die de dokter de zieke
vrouw had voorgeschreven. Bon tot
zelf rookte behaaglijk zijn pijp in
den ouden leunstoel.
Eensklaps werd er aan de deur
geklopt. „Binnen®, riep Boutot.
De huisbaas Berie trad binnen
en zei: „Ik kom u mijne geluk-
wenschen aanbieden. Gij hebt zeker
een prijs in de loterij gewonnen,
niet waar?"
„Dat zijn uw zaken niet", ant
woordde Boutot.
„Ik zeg dit alleen, wijl de politie
commissaris geinformeerd heeft,
waaraan uw huishouden dien gun-
stigen omkeer te danken heeft. Ik
wil den commissaris gaarne daar
omtrent ophelderingen geven, zoo
dat gij niets te vreezen hebt. Ik
wil dit uit vriendschap voor u doen,
doch die vriendschap moet gij eerst
verwerven."
Boutot drukte hem zwijgend een
zilverstuk in de hand, waarna de
huisbaas heen ging. De volgende
dagen kwam Berie telkens met de
zelfde bedreiging terug om geld af
te persen.
Toen Berie weer kwam en de
arme Boutot hem verklaarde dat
hij geen geld meer had, nam hij
de nieuwe pelsmuts van den kap
stok en vertrok.
Berie kon niet wachten tot den
avond om naar zqn gewone herberg
te gaan. Wat zouden de stamgasten
zijn nieuwe pet bewonderen, dacht
hij, toen hij over straat ging. Hij
merkte niet eens dat verschillende
personen hem op den voet volgden.
Eerst toen hij zich hoorde roepen:
„dat is de schelm," keerde hij zich
om. Maar reeds hadden eenige ste
vige vuisten hem gevat en geduchte
slagen vielen op den verbluften
huisbaas neer. Eenige minuten later
waren de aanvallers verdwenen en
Berie lag bloedend op de straat-
steenen.
Medelijdende menschen brachten
hem naar zijn woning, waar hij
geruimen tijd het bed moest houden.
Nauwelijks bevond zich Boutot
op de barrikade of er kwamen troe
pen aanhij dacht aan een goed
heenkomen. In zijn wanhoop vatte
hij het plan, zich bij de troepen te
voegen en hun hulp in te roepen.
Juist wilde bij dit plan volvoeren,
toen de soldaten de barrikaden be
klommen en in zijn blinden angst
rende hij een soldaat, die bijna boven
was, omver.
Zoowel door de revolutionnairen
als door de soldaten werd Boutot's
daad als een heldenfeit beschouwd,
omdat hij met levensgevaar de bar
rikaden verdedigd had. De opstan
delingen, hierdoor aangemoedigd,
vochten als leeuwen, terwijl de goede
Boutot door den kolfslag van eeri
soldaat werd neergeveld.
Op dit oogenblik verscheen een
officier van de garde te paard met
een witte vlag. De vijandelijkheden
werden gestaakt en men hoorde
dat koning Louis Fhilipp6 gevlucht
en de republiek uitgeroepen was.
Toen Boutot tot bewustzijn kwam,
lag hij met verbonden hoofd op een
bank in een herberg. Aan een tafel
zaten eenige mannen, die hij weldra
herkende: ze hadden met hem op
de barrikaden gevochten.
„Hoe was eigenlijk die geschie
denis met Regnier?" vroeg een der
mannen.
„Wel, je weet toch," hernam een
ander, „dat hij in de commissie
van den republikeinschen bond ge
kozen is. Regnier is de redacteur
van een klein familieblad, dat wei-
nig of geen strekking heeft. Er
werd besloten wapens te koopen
en dit geld zou Regnier ter hand
gesteld worden. Om dit in 't geheim
te doen had men het volgende uit
gedacht: Regnier of zijn plaatsver
vanger zou voormiddags tusschen
tien en twaalf uur de straat van
Notre-Dame op en neer wandelen.
Daar al de leden van den bond
hem niet persoonlijk kenden, zou
hij een gouden ster op zijn pet
dragen. Onder het wandelen zouden
de leden hem dan met de woorden
„dag kameraad" de bijdrage in de
hand stoppen. Regnier moest dan
Telefoon No. 147.
-:HAARLEM
Specialiteit in WITTE en TRICOT GOEDEREN. ROKKEN en BLOUSES.
PISCAER's - - -
SCHOENENMAGAZIJN.
Het beste aires voer salted werk.
x 4 xfx fx4x4x4x?x4x4xtx|x4x
de ontvangen sommen in het blad
onder een gefingeerden titel ver
melden. Doch in de courant werd
niets vermeld en Regnier veront
schuldigde zich met de verklaring
dat hij zijn pelsmuts ïn 't gedrang
verloren had. Toch hadden talrijke
leden aan een man met een gouden
ster op de pet betaald en *e ver
onderstelden dat deze het geld ach
tergehouden had. Toen ze hem nu
op zekeren dag in de straat zagen
loopen, werd hij door eenige bonds
leden zoodanig toegetakeld, dat hij
wel voor lang genoeg zal hebben."
Boutot was verwonderd over 't
verhaal en riep:
„Berie is onschuldig, doch hem
is recht wedervaren."
„Ha, ha, onze wakkere barrikade-
verdediger. Wat weet gij van die
geschiedenis?"
Boutot vertelde nu het gebeurde,
en smeekte hem vergiffenis te schen
ken, daar hij het geld te goeder
trouw gebruikt had, zoodra hij weer
werk had, zou hij de sommen te
rugbetalen.
Een der mannen stond op.
„Kameraden," zei hij, „het geld
is goed besteed en ik geloof, dat ik
hem in naam van allen kwijtschel
ding kan geven. Doch hiermee ie
't niet genoeg. Onze held, aan wien
menigeen onzer het leven te danken
heeft, is weer met zijn familie in
nood. Laten we dus een inzameling
houden.
Dit voorstel vond algemeen bij
val. De wonde van Boutot was niet
zeer gevaarlijk en hij kon weldra
met een flinke som gelds in den
zak naar huis terugkeeren. De
vaandelfabriek kreeg nu zooveel
bestellingen van republikeinsche
banieren, dat hq weer aan 't werk
kon gaan en de gelukkige dagen
voor hem en zijn familie kwamen
weer.
En dit had hij vooral aan de
pelsmuts te danken.
Nagekomen Kerkbericht.
K1LLEG0M.
HEEMSKERK.
„Dat zfjn haar zoons', die ze ook
al opkadt voor diefstal."
XfXXfXfX4XX4X 4 XiX x X
IS
Zondag, de h.h. Missen te» 7 uur, half
9 en ten 10 uur de Hoogmis. Ten ;2 uur
Catechismus. Ten 3 uur de Vespers.
Dinsdagavond van 6Suur gelegenheid
om te biechte*
Woensdag feestdeg H.H. Driekoningen.
De h.h. Missen als op Zondag. Ten 8 uur
Vespers met Rozenhoedje.
Zaterdagmiddag van 5 uur af gelegen
heid om te biechten. Ten 7 uur Lol.
De gebeden worden verzocht voor
Mej. Joanna van Dril,
Joanna Dubbeling,
Anna van Rooden,
Maria Prins, hvr. H. Kuiper
Wed. Boot geb. Uitendaal.
Jacobus van Rooden, en
Sophia Zandbergen geb, Stijnman.
die met de laatste H. H. Sacramenten der
Stervenden zijn voorzien en voor
Ciasina Caspers geb. v. d. Ploeg,
Simon van der Linden, on
de Wed. v. d. Haa. geb. Maria v. Koert
die in den Heer is overleden.
"Zondag, 7 uur Vroegmis. 10 uur Hoog
mis, half 2 Catechismus, half 8 de Ves
pers, half 7 H Familie.
Catechismus naar gewoonte.
Woensdag, Feestdag van de H.H. Drie
koningen, de h.h. Missen gis op Zondag,
half 8 Vespers met Rozenhoedje.
Donderdag, half 4 Lof waarna gelegen
heid om te biechten.
Zaterdag, half 4 Lof ter eere van de
Allerh. Maagd.
In de week de h.h. Misse» half 8 en
kwart over 8,
R. K. TooBeelvereernging
„LIEFDE VOOR DE KUNST."
Buitengewone vergadering op Maandag
4 Januan 1909 [des avond» half 9 repe
titiezaal bij den haer J. A. libbo, Kruis
straat 23.
Donderdag 7 Januan half 9 Bestuurs
vergadering.
H. W. v. TURNHOUT, Pres.