ffl a KWARTJES AöVERIENTiËN Week-kroniek. Markten. liet rapport over het Defensie-vraagstuk. Waar de aardbeving woedde. De Onschuld Zegeviert, eents. ,0 e* 0 n« Administratie der Nieuwe Haarl. Courant, beueelt zich aan uoor de plaatsing uan dienstaan biedingen, aanuragen om dienstpersoneel, aduer- feniiën, oan huur en uer- huur enz. in de rubriek Éénmaal uoor 25 Cent, driemaal uoor 50 cents, a contant. Hoogstens 6 regels Men luordt uerzocht uit drukkelijk op te geuen: - Kwartjes-Aduertentie. - Van 16—23 Januari. BUITENLAND Steeds nieuwe aardschok ken in Messina en Reggio. BINNENLAND 16 Jas. Het defensierapport aan den Bond van R. K. KieB- vereenigingen verschenen. Prof. dr. W. A. Heeker, end Hoogleeraar in de al gemeens geschiedenis aan de Universiteit te Groüin- gen, te Delft overleden. Pater Jansen, Generaal Su perior van h9t Missiehuis- Steijl overleden. De gep. luit. generaal van het O. I. Leger, Swart, in den Haag overleden. 18 Ja*. Dr. H. G. de Zaaijer, lid van het Hoofdbestuur der Ned. Ver. tot bevordering der Pharmacie, te Gronin gen overleden. 20 Ja*. Mr. L. HJ W. Regout be noemd tot Minister van Waterstaat. De Directeur van de Rijks postspaarbank, A. P. F. Bassen, te Amsterdam over leden. Dr. Paul, de Venezolaan- eehe vredesgezant in den Haag aangekomen. STAD 17 Jan. De 19-jarige Cbra. Schefier, werkzaam in de Huis- houd- en Industrieschool, geraakt in brand en over lijdt den volgenden morgen. De Eerw. Heer J. P. J. Kok werd in de huiskapel van 't Bisschoppelijk Paleis tot Priester gewijd, 19 Ja*. Deze Neomist draagt zijn plechtige Eerste H. Mis op in de Kapel van het Ge sticht van den H. Joannes de Deo. Kunstavond in den Schouw burg ten bate der Tuber culosebestrijding. 20 Ja*. De Raad besloot tot stich ting eener 2e H. B. S. met y 3 j. c. OMTREK. 17 Jan. Plechtige viering van het Jaarfeest der H. Familie te Beverwijk, 21 Ja*. Het nieuwe klooster met kerk der E.E. P.P. Capu- cijnen te Velseroord plech tig door Deken Waare van Beverwijk ingezegend. In de week van 2530 Januari. Maandag. Alkmaar, Amsterdam, Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn, Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster, Beverwijk, Purmerend. Woensdag, Am sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar lem, Helder, Schagen, Uitgeest, Velsen, Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am sterdam, Assendelft, Hoorn, Leiden, Oostzaan, Purmerend, Schagen, Velsen. Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam, Edam, Hoorn, Leiden. Wij hebben het „Rapport omtrent het Defensie-vraagstuk", uitgebracht aan den Alg. Bond van R. K. Kiesvereenigingen in Nederland", dezer d8gen ontvangen. Binnenkort zullen wij erover schrijven. Intusschen komt het ons ge- wenseht voor, reeds nu in het kort het oordeel over de, resds door ons uitvoerig medegedeelde con- clusiëu tegeven van een katholiek deskundige, luitenant Lutz, leeraar aan de Cadettenschool te Alkmaar, die zijn opinie in „Het Centrum" uiteenzet. Luitenant Lutz schrijft, kort samengevat, het volgende: Met de conclusion I tot en met IV, kunnen wij ons volkomen ver- eenigingen; met V luidende„Ver hooging van het jaarlijksch militie- contingent met 4700 man" echter niet. Wij behooren n.l. tot degenen, die pleiten voor afschaffing der loting. In Hoofdstuk C schrijft de commissie, dat door vrijstellingen en zoo scherp mogelijke keuring „volgens sommigen" tot 30 pet. zullen kunnen afvallen van de pl.rn. 52000 jaarlijks ingeschrevenen. Dit percentage komt ons te laag voor. Hoewel in meer dan één opzicht voorstander van groote lichtingen zonder legeruitbreiding dus ook weinig lichtingen en zoo moge lijk slechts één herhalingsoefening voor de militie en één voor de landweer, gevoelen wij zeer goed het groote bezwaar van dit systeem, n.l. het finantieele. En omdat het „zonder geld, geen Zwitsers" nog steeds opgaat, al zijn 'tdan ook gelukkig geen Zwitsers meer, daarom zoeken wij naar een middenwegen redeneeren aldus 1. Men schaffe de loting af. 2. Men stelle de minimum-maat op 1.60 M. 3. Alle inschrevenen, die niet voor vrijstelling in aanmerking komen, worden geneeskundig onder zocht en men passé het keurings reglement streng toe. 4. Men ontheffe de kostwinners. Bovendien worde ingevoerd een weerbelasting. Daarvoor zouden jaarlijks in aan merking komen de 24000 vrijge stelden, verminderd met laat ons zeggen een getal van pl.m. 2000 voor uitgestotenen, tusschentijds overledenen en eigen militairen dienst. Jaarlijks blijven er dus pl.m. 22000 vrijgestelden over, die voor het opbrengen van een weerbelas ting in aanmerking zouden kunnen worden gebracht. Met de commissie het getal lich tingen stellende op elf, zouden dit dus 242,000 belasting-betalers wor den of rekenende op een verloop van i/n220.000. Ons dunkt, wan neer dezen vrijgestelden gemiddeld i n verhoudiug van hun inkomen een jaarlijksehe belasting vaD f10.per hoofd, werd opgelegd, dat dan de Staat de ruim twee millioen gulden, die hij op deze wijze zou innen, zeer goed in min dering van Hoofdstuk VIII zijner jaarlijksehe begrooting zou kannen gebruiken. Ons met de couclusiën VI tot en met IX vereenigend, eindigen wij met de hoop uit te spreken, dat de samenstellers van het rap port dit artikel niet zullen beschou wen als een afbrekende critiek, daar alléén de gedachte aan opbou wen in het belang der goede zaak, die ons allen ter harte gaat, ons geleid heeft. Een Romeinsch correspondent heeft verleden week, met veel moei te, een tocht gedaan door Calahrië, het ongelukkige land dat door de ontzaglijke ramp zoo geheel is ge ruïneerd. En hij schrijft er over.... lange ver halen vol wee.... waarvan we enke le fragmenten hier weergeven- Op de puinhoopen van' Reggie: „Daar komen soldaten, op [draag baren gewonden dragend. Dicht onder de dekens liggen zeeen oude, vrouw, met diep gerimpeld, tanig gelaateen kind, heel bleek, de teer- geaderde oogleden gesloteneen jon ge man, de donkere loken verward op het voorhoofd. Een lange rij is het; de meesten zijn bij kennis, kij kend verwonderd rond met hunne diepe, donkere, lijdende oo-gen. Vijf lange dagen hebben ze daar nu on der de puinhoopen gelegen, zonder hulp, hongerend, smart-verwrongen, aar de balken en brokken muur lig gen bleven op hun gekneusde en ge broken leden, en nu, op den datum dat ik dit schrijf, melden de dagbla den nog steeds reddingen. Is het een redding? [Ware de dadelijke dood niet beter geweest dan dit af schuwelijke ondenkbare lij den, dat op hun heele verdere leven vermoedelijk een stempel zal drukken van waan zin of algeheel© verstomping? Ik durf die vraag niet te beantwoor den, maar dat kan ik wel zeggen, dat we even gehuiverd hebben en heel stil geworden zijn, toen we daar die lange rij van draagbaren langs zagen komen. „Op een plein staan al veel ba rakken bijeei»en daartusschen ten ten van soldaten. In de verte stijgt rook op, daar woedt een brand. Het is een ontzettende gedachte, hoe daar misschien nog levenden, vast geschroefd tusschen het puin zullen stikken en verbranden in den lang zaam voortsmeulenden gloed. De heele stad, al die vervallen huizen staan om u heen als een absessie. Hier, die hoop gruis en balken en kalk, waar w© moeilijk over- klim men, waar de reuk opeens heel kwa lijk wordt, hoeveel liggen cr hier onder, een familie? een enkel kind? En hier, achter die gesloten deur, ligt daar misschien niet nog een stervende, de oogen groot, ver dwaasd, starende op die deur, die gesloten blijft. O, voort nu, voort, het is niet meer om aan te zien Een tooneeltje aan een station Met den trein gaat het kruipend- langzaam voort. „Eindelijk, daar is Pellaro. „Het station ligt in puin, een goederenwagen dient nu ads wacht kamer. Daar ziit de jonge ciaposta- zione (stationschef) en telegrafeert, doet zijn plicht. Het is een ventje van een jaar of zestien, bij het onge luk verloor hij zijn heele familie. Ginds, op een reusachtig vuur, bran den de lijken van zijn ouders en twee zusters, onder de puinhoopen van het station; vlak naast den wagen, liggen nog drie broers. De weeë lucht verraadt het ons. En dat ont zettende ongeluk heeft hem niet waanzinnig gemaakt, heeft hem niet verstompt. Vóórdat de troepen kwa,- men, heeft hij zelf zijn vader ejn moeder onder de balken en muren gehaald, nog- zijn zijn handen bloede rig en pijnlijk. Nu, nu zit hij in den donkeren wagen, doet het werk, dat hij ,van zijn vader leerde, die daar ginds brandt op het groote vuur; hij telegrafeert, rusteloos, soms zelfs even schertst hij, komt naar me toe en vraagt me om een sigaret, informeert of we alles hebben, brood en water, dat hij het anders voor ons vragen zal aan den offic-ier. Heel bleek ziet hij, de groo- de, donkere kinderoogen liggen diep in de kassenanders is er niets aa:n hem te merken. En dit geval is één van de vele, van de duizenden Is het niet haast ongeloof lijk?" Een stuk spoorreis door het ver woeste land: De reizigers staan aan een brug die is weggeslagen door de aardbe ving en waar, aan de andere zijde, een nieuwe trein zal vertrekken „Het gerucht gaat, dat de trein aan de overzijde der brug aangeko men is en we gaan op weg, komen bij een rivier, breed, vol zand en grind, waartusschen kleine beekjes voortsnellendwars er door heen, tien meters van de pijlers af, ligt de groote ijzeren boogbrug. Het zware, enorme ding is als een veer tje opgenomen en een eind verder gesmakt; de rails zijn tot spiralen verbogen. Aan de overzijde branden acetyleenlampen, belichten schel de groote, wachtende menigte, die met hetzelfde idee als wij er maar alvast heengegaan is. Het zijn er honderden, met groo te pakken en zelfs meubels bij zich: een Singer-naaimachine, verroest, verbogen, een klein kastje. Een jongen, in lompen gehuld, draagt als eenigst, dierbaarst bezit, een kleine houten étagère. Daar staat een deftig heer, echt aristocraat. Hij is nauwelijks gekleed, een witte sprei hangt hem over de schouders. En daar een heele familie, met een klein, vijftienjarig dochtertje. Heel bleek, heel fijn ligt ze op het harde grind gehurkt en slaapt vast, onbeweeglijk. „Eindelijk, langzaam, komt de trein, eindeloos lang haast. Eer ste en tweede klas zijn gereserveerd voor de gewonden, die uit Reggio komen. We stappen dus maar in de derde klasse, (een wagen, die in 3 groote afdeelingen verdeeld is) en vol, hoe langer hoe voller wordt. Het is de eenige die verlicht is, de andere zijn geheel donker. De pakken wor den in de netten boven opgestapeld, op den grond gelegd, reeds staan de menschen in het gangpad. Maar dat is nog niets. Daar komt de trein uit Reggio, zie de honderden, die nog de wagons bestormen, al meer en meer komen er. Toe maar, stap dan in! Het is vol geeft niet-, ik móét mee, ik zal mee Nu staan ze overal, zitten op de pakken, met z'n drieën op een plaats van twee personen. Ze kruipen on der de banken, het wondt een ongelooflijk gedrang. „Die terugtocht uit Reggio, is het ergste, het afschuwelijkste van onze reis geweest. Samen hadden we één plaats, om de beurt stond er een, tot de zolen begonnen te branden, tot je niet meer kón. Op eikaars schoot hebben we gezeten en soms, overmoe, zijn we ingeslapen, zóó, zelfs staan de, het gelaat vlak bij de tochtige ruit, heb ik gedommeld. Het was afgrijselijk. Om ons overal, klagen, huilen van kinderen, murmelen van een kindsohe heel oude vrouw, zuch ten van enkelen, die meer dood dan levend leken. Naast ons een oude man. Hij haalt een groot stuk brood te voorschijn, snijdt het door, biedt wij de eene helft„Kan ik u dienen „Neen, dank u zeer-we hebben brood." „O, nu dan eet ik het alleen op, ik heb in geen 5 dar gen iets gegeten." „Daar kunnen wij, Hollanders, den hoed, voor af nemen, niet waar? „De tocht scheen eindeloos, bewe gen was onmogelijk, de lucht zóó ver stikkend, waar allen zich van angst en zwakte en onmacht bevuilden, dat men haast niet ademen kon. „En in het flauwe lamplicht, over al om u heen, die lijdende menschen, enkele buiten kennis, en hier en daar een kind opeens dat huilt, een vrouw die even diep zucht. „Bij Metapanto stapten we uit. Zwaaiend van vermoeienis en hon ger en verstijving zijn we in de wachtkamer gaan zitten en hebben er, o weelde, voor het eerst weer warm' gegeten, soep en vleesch. En later hebben we er in een klein kamertje voor het eerst na 4 nachten in een heusch bed gesla pen. Toen pas beseften we eenigs- zins beter wat honger, koude en af matting ziin, wat die anne, onge lukkige menschen geleden moeten hebben en nog lijden, die daar al dagen slapen in de open lucht, le vend van een klein rantsoen; droef en moedeloos, zonder eenige hoop op spoedige verbetering, treurend om de vele verwanten ear vrienden, die zo verloren. Een heel, heel klein beetje hebben we er van begrepen, nadat we al die ellende hadden ge zien om ons en zelf ook een beetje ontbering hadden geladen- Het nieuwe Klooster der E.E. P.P. Capucijnen te Velseroord. Over de plechtige inzegening van het nieuwe klooster der Eerwaarde Paters Capucijnen te Velseroord, hebben we reeds uitvoerig geschre- ven. Thans zullen we een en ander moedeelen omtrent de kerk en het klooster zelve. En dan moeten we dadelijk er op wijzen, dat op klooster en kerk 't cachet is gedrukt van den leefregel dezer voortreffelijke, eer biedwaardige kloosterorde, den leef regel, waarin armoede, versterving, afzondering den boventoon voeren. Wel soliede, doch overigens een voudig, streng en armoedig is het geheele klooster gebouwd naar de plannen van den ordebroeder Felix uit 't klooster te Slikgat. .Wie dan ook de kloosters te Slik gat, Breda, Helmond enz. gezien heeft, zal in Velseroord hetzelfde bouwtype terugvinden. Voor de stichting van het kloos ter kozen de Paters Capucijnen een terrein, onmiddellijk aan den Wil- lemsbeekweg te Velseroord gelegen, een terrein, groot 55 X 100 M. Het is zeker wel een treffende bij zonderheid, dat in het kleine Vel seroord in de onmiddellijke nabij heid in korten tijd twee gebouwen zijn verrezen, wier bestemming ge heel aan de tucht gewijd zijn, n.l. de Tuchtschool en dit Paterskloos- ter. Doch, met welk een onderscheid! In het eerste onvrijwillige, gedwon gen tucht, in het tweede een veel edeler, een vrijwillige tucht, die de bewoners vol liefde aanvaarden, God ter eere en ons, Katholieken, ten voorbeeld. Het was verleden jaar in Maart, dat op het aangeduide terrein de eerste werkzaamheden voor den bouw van het nieuwe klooster aan gevangen werden. Het bouwwerk werd opgedragen aan den heer N. Willemsen, van Vreeswijk, de bouw der fundamenten aan de firma F. J. Stulemeijer en Co., te Breda. Tot hoofdopzichter werd benoem/) de heer H. [Wi. de Kanter, uit Breda. Grootendeels is 't gebouw voltrok ken onder het zoo kundige archi tectonische opzicht van onzen stad genoot-architect, den heer A. y. Brtining. En thans is het geheele klooster gereed: kerk, klooster en cathechis- muslokalen, zooals onze lezers nader zullen zien. Langs den Willembeeksweg beslaat 't gebouw een front breedte van 50 M., terwijl de diepte 37 M- bedraagt. Del kerk is ruim, luchtig, doch zeer eenvoudig. Zij biedt plaats voor 700 geloovigen. Verder kunnen er zes biechtstoe len in aangebracht worden. Achter het altaar bevindt zich hel! zangkoor der Paters in een aparte kamer, waaruit de gezangen door twee open ramen aan weerszijdeal van 't altaar gehoord zullen worde» in de kerk. Naast 't altaar bevindt zich le sacristy. Achter en naast de kerk liggen, verder 2 catechismuslokalen. Al deze, kerk, koor, sacristy, eate- chismuslokalen, staan in verbin ding met een kruisgang, die om eea binnenhof loopt. Aan deze gang zijn verder gelegeni spreekkamers, de refter, keuken, wasscherij, bakkerij en diverse werk plaatsen. Op de eerste en tweede verdieping bevinden zich in regelmatige rijen naast elkaar een 29-tal cellen, de zie kenkamers, logeerkamers, ent. Verder bevindt zich op de eerste verdieping een ruime bibliotheek zaal 8 X 11 M. in afmeting, die zelfs tot in de tweede verdieping door loopt. I Onder het hëele klooster bevinden zich zeer ruime kelders. Heerlijk is 't klooster gelegen. Overal hebben lucht en licht vrij en toegang. Hier en daar bieden de smalle ramen heerlijke vergezichten. Heel in de verte zijn zelfs ie schoon© Blce- mendaalsche duin kopjes te zien. Wij meenen met deze korte be schrijving te kunnen volstaan. W* weten, dat een hoogdravende be schrijving dezen eenvou iigen kloos terlingen niet aangenaam zou we zen. Bij deze eenvoudige Orde, bij dit eenvoudige gebouw, past ook onzerzijds een eenvoudig, doch toch een welgemeend, recht hartelijk woord. Een woord van hulde en dank aan de bouwers, de bouwmeesters en op zichters voor de degelijke uitvoering van het wel eenvoudige, doek solie de stuk werk is hier geenszins mis plaatst. De dienst in 't Capucijnen- klooster is nu begonnen. De kerk is toegewijd aan den H. Laureatius van Brindisi. Tot Rector van dat klooster is be noemd de Eerw. Pater Natal is, Vi caris van het Capucijnenklooster te Breda, die als Directeur der St. Fide- lisvereeniging, een vereeniging voor de armste jongens uit de stad, daar reeds zoo ontzaglijk groote verdien sten heeft ingeoogst en daar als I« „vriend der armen bij uitnemend heid," de gevierde, beminde Pater was. Tot con-rector is benoemd de ?Wel- Eerw. Pater Chrysostomus, ee* Pa ter. die in zijn vroegere plaatsen Slikgat en Babberich door zijn buitengewone, beminnelijk© voorko mendheid zoo geacht en gezien was. Verder zullen voorloopig behalve deze twee Priesters nog_ alleen slechts een paar Broeders^ kloos ter bevolken. Dit komt allengs vanzelf, versie ring der kerk en bevolking van 't klooster gaan geleidelijk. Doch ko men doen ze. Het klooster staat er en dat is thans de hoofdzaak. De Katholieken van Velsen, inzon derheid die te Velseroord. geluk ge wenscht met de komst der Pakers Capucijnen in hun midden. Het Katholieke leven heeft er een krachtigen steun door gekregen. Moge dit alom beseft en gewaar deerd worden en moge de bevolking FEUILLETON. VKaar liet Frmnseli) van RAQUL DB NAVBRY. 22) O, hatë Sin nachtelijke rit mij toch weer bij mijn zinnen gebracht! SYaaron* kwamen mij niet de woor den va* het vijfde gebod: Gij zult niet doodslaanin de gedachte Hoe goed herinnerde ik mij naderhand, dat mijn oude pastoor ons die les in den catechismus zoo duidelijk uit legde ©n ons leerde, hoe verderfelijk <sn zondig het tweegevecht is, vijan dig tegen God en Zijn gebod! Maar de wijn had mij geheel onder zijn in vloed, en de valsche begrippen van ©er en verdediging dear eer waren in mjjn hoofd met het (druivensap ver- De frissehe morgenwind verdreef wel da dampen der dronkenschap, Blaar hield het menschelijk ppzicht in zijn kluisters geboeid. Toen wij op het terrein aainkwUr men, keerde de rede terug, maar al leen zoover, dat we nu met meer ver stand meenden te moeten vechten, want de beleediging jran immers Aan gedaan ?J I i i i Zeker, mijn vrienden konden de zaak schikken en ons verzoenen, maar het geval lachte hun toe, allen hadden hun avonturen en hun duels gehad, zij lachten mij uit, omdat ik nooit, bij gebrek aan een ernstige reden, een voorwendsel had kunnen vinden om een paar pistool schoten te wisselen. Tilburce onttrok zich niet aan de kaak. Hij nam zijn brieventasoh, schreef eenige woorden op een blaadje pa pier, zette er het adres op en zeide eenvoudigi „Voor mijn moeder." i De degens werden gekruist. Ik zweer, dat het niet mijn bedoe ling was dien ongelukkigen jongen te dooclen, maar wel hem een lesje te geven, hem een schram toe te brein gen. Ik spaarde hem, dat bemerkte hij. Niet in staat den degen goed te han- teeren, werd hij gevaarlijk door zijn domme stoutmoedigheid. Ik had handen vol werk om zijn woeste uit vallen af te weren, voor die onstui mige sprongen uit den weg te ga.an. Ik viel niet meer uit, ik verdedig de mij slechts. Hij was het zelf, hij alleen, die op eens terwijl hij zich op mij wilde werpen, zich aan den degen reed en voorover op den, grond viel. De degen ontglipte mijn handen, ik bedekte in wanhoop mijn gelaat. Men nam hem op en tilde hem in een rijtuig. Emilie gaf den koetsier een aires op. Het rijtuig stond stil voor een huis, dat ik niet herkende. Een in den rouw gekleed© vrouw kwam ons de deur openen. Onge twijfeld kondigde mijn blik haar een ongeluk aan en mijn houding be schuldigde mij, want de schrale en bleek© vrouw wrong mij de handen met een vreemde, woeste kracht en riep mij, terwijl haar brandende adem mij het gelaat verschreide, toe: „Mijn zoonjVVat hebt gij met mijn zoon gedaan 'Twee mannen brachten hem1 bin nen.... mij voerde men weg, XXVI. Akelige visioenen vervolgen mij.... Ik zie Tiburce, zijn moeder.... Ik onderscheid in den grauwen mist dingen, wier naam ik niet ken, maar die mij terugstootend en afschuwe lijk voorkomen. Ik stik, het ontbreekt mij aan lucht. Ik zet mijn stoel op het bed, tegen den muur, ik bereik het vensterde traliën zijn ©r nog altijd, maar de nachtwind dringt bij vlagen binnen hij verfrischt mijn brandend hoofd en mijn verschroeide borst. Thans staan de schildwachten stil. Alles is rust en kalmte. Het doet mij onuitsprekelijk goed het luchtruim te beschouwen. Nooit is het mjj zoo prachtig voorgekomen. De maan verspreidt een zilveren schijnsel, de sterrenbeelden teek-enen hun stralende bollen af, de melkweg schijnt het azuur met een sjerp van licht te omvatten. In die stilte hoort m-en stemmen, in dien zwijgenden nacht onderscheidt men harmonieën. Dat zijn de koren, door de in het oneindige voortrollende gesternten gevormd, zonnen voortwandelend, die hun beelden verdubbelen, schoon heden, in het azuur weerkaatst en vermenigvuldigd. Elk© stip, zelfs die welke 't oog ter nauwernood onderscheidt, is een we reld Een wereld, waarvan niets ons een denkbeeld kan geven, ontzaglijk© massa's, verstijfd als die der maan en zonder dampkring, of van twee lichtende dampkringen gevormd, ge lijk aan die, welke de donkere kern der zon omringen, nu eens zich als Mercurius zich op een langwerpige baan voortbewegende, dan weer als Venus een volkomen cirkel beschrij vend; nu ©èns kalm als de helder heid van Jupiter, dan weer als Sa- tumus van een ring omgeven;won deren van orde en regelmaat, werken van een ondoorgrondelijke almacht, welke die wereld op hom baan houdt met evenveel gemak, als waarvan zij ze door de ruimte strooide. Ood loochenen, na het uitspansel beschouwd, te hebben, is onmogelijk. Bespiegelend in Ood gelooven, is een onlogisch geloOvendie beschou wing brengt mij tot rust. De kalm te komt terug'. Ik heb gedroomd en schrik evenals de kinderen, voor die droombeelden. [Wanneer ik vrij zal zijn, met welk een vreugde zal ik dan naar buiten gaan, op het veld, op het vlakke uit gestrekte veld, om alleen en op mijn gemak dat wonderbaarlijk schouw spel te genieten, hetwelk die duizen den en -dui zendien van werelden te zien geven! XXVII. Mijn voorzorgen zijn mislukt; toen mijn moeder den ernst van het ge vaar, dat ik loop, begreep, is zij met Elizabeth hierheen gekomen. Zij willen met mij den kelk der vernede ring en der schande drinken. O, wanneer de menigte mij beschuldigt, als de rechtbank mij veroordeelt, zal ik althans voor hun geweten en hun hart onschuldig zijn en blijven. Het ontbrak mij aan moed, haar dien doodelijken slag toe te brengen. Ik had Gustave verzocht haar niet te schrijven; het is gescliied door een dierbare hand, een hand, die ik voor altijd in de mijne wenseh te leggendiie hand heeft den noodlot- tigen brief met zooveel tranen be vochtigd, geschreven. Alexie meende, voor twee zoo lief hebbende en teeiere wezens de waar heid niet te mogen verbergen. Haar hart bewees haar, dat gedeelde smart halve smart is. Dierbaar meisje! toen haar besluit genomen was. toen wierp zij die droe vige bladzijlen hid geschreven, wierp zij zich vóór mejuffrouw Ber- narde op de knieën en vroeg haar verlof ze te mogen verzenden. De arme blinde voelde heete tranen uit haar' oog-en druppelen. Zij legde haar handen op Alexie's voorhoofd. „Ik heb in uw verloving toege stemd," sprak -ie oude vrouw met bewogen stem; „geve God, dat ik uw verbintenis nog moge zegenen, maar zoo gij de smart zult moeten ondervinden en blijven dragen, dat dit huwelijk niet gesloten wordt, volg dan ten minste ie ingeving van uw hart. De moeder van Louis zal geen vreemde voor ons kunne® zijn wat zouden die twee troostelooze vrouwen te Parijs moeten doen? De zelfde ongerustheid pijnigt ons, la ten wij ze ten minste in vrijheid sa men dragenHet kleine salon wordt nutteloos, wij ontvangen niemand; sta uw kamer aan mevrouw Caseaux af en stel u met den divan tevreden. Wij zullen aldus een enkel gezin uitmaken, en zoo God Louis be schermt., dan zal het een voorberei ding zijn voor de toekomstige yer- trouwelij khedd. Wordt venvolgd. t t s s, a i L NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™eedeblad. «8 re§1, ED 1 a k t, 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 5