ffl
a
KWARTJES AöVERIENTiËN
Week-kroniek.
Markten.
liet rapport over het
Defensie-vraagstuk.
Waar de aardbeving
woedde.
De Onschuld Zegeviert,
eents.
,0
e*
0
n« Administratie der
Nieuwe Haarl. Courant,
beueelt zich aan uoor de
plaatsing uan dienstaan
biedingen, aanuragen om
dienstpersoneel, aduer-
feniiën, oan huur en uer-
huur enz. in de rubriek
Éénmaal uoor 25 Cent,
driemaal uoor 50 cents, a
contant. Hoogstens 6 regels
Men luordt uerzocht uit
drukkelijk op te geuen:
- Kwartjes-Aduertentie. -
Van 16—23 Januari.
BUITENLAND
Steeds nieuwe aardschok
ken in Messina en Reggio.
BINNENLAND
16 Jas. Het defensierapport aan
den Bond van R. K. KieB-
vereenigingen verschenen.
Prof. dr. W. A. Heeker,
end Hoogleeraar in de al
gemeens geschiedenis aan
de Universiteit te Groüin-
gen, te Delft overleden.
Pater Jansen, Generaal Su
perior van h9t Missiehuis-
Steijl overleden.
De gep. luit. generaal van
het O. I. Leger, Swart, in
den Haag overleden.
18 Ja*. Dr. H. G. de Zaaijer, lid
van het Hoofdbestuur der
Ned. Ver. tot bevordering
der Pharmacie, te Gronin
gen overleden.
20 Ja*. Mr. L. HJ W. Regout be
noemd tot Minister van
Waterstaat.
De Directeur van de Rijks
postspaarbank, A. P. F.
Bassen, te Amsterdam over
leden.
Dr. Paul, de Venezolaan-
eehe vredesgezant in den
Haag aangekomen.
STAD
17 Jan. De 19-jarige Cbra. Schefier,
werkzaam in de Huis-
houd- en Industrieschool,
geraakt in brand en over
lijdt den volgenden morgen.
De Eerw. Heer J. P. J. Kok
werd in de huiskapel van
't Bisschoppelijk Paleis tot
Priester gewijd,
19 Ja*. Deze Neomist draagt zijn
plechtige Eerste H. Mis op
in de Kapel van het Ge
sticht van den H. Joannes
de Deo.
Kunstavond in den Schouw
burg ten bate der Tuber
culosebestrijding.
20 Ja*. De Raad besloot tot stich
ting eener 2e H. B. S. met
y 3 j. c.
OMTREK.
17 Jan. Plechtige viering van het
Jaarfeest der H. Familie te
Beverwijk,
21 Ja*. Het nieuwe klooster met
kerk der E.E. P.P. Capu-
cijnen te Velseroord plech
tig door Deken Waare van
Beverwijk ingezegend.
In de week van 2530 Januari.
Maandag. Alkmaar, Amsterdam,
Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn,
Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster,
Beverwijk, Purmerend. Woensdag, Am
sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar
lem, Helder, Schagen, Uitgeest, Velsen,
Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar
lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha
gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am
sterdam, Assendelft, Hoorn, Leiden,
Oostzaan, Purmerend, Schagen, Velsen.
Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam, Edam,
Hoorn, Leiden.
Wij hebben het „Rapport omtrent
het Defensie-vraagstuk", uitgebracht
aan den Alg. Bond van R. K.
Kiesvereenigingen in Nederland",
dezer d8gen ontvangen.
Binnenkort zullen wij erover
schrijven.
Intusschen komt het ons ge-
wenseht voor, reeds nu in het kort
het oordeel over de, resds door
ons uitvoerig medegedeelde con-
clusiëu tegeven van een katholiek
deskundige, luitenant Lutz, leeraar
aan de Cadettenschool te Alkmaar,
die zijn opinie in „Het Centrum"
uiteenzet.
Luitenant Lutz schrijft, kort
samengevat, het volgende:
Met de conclusion I tot en met
IV, kunnen wij ons volkomen ver-
eenigingen; met V luidende„Ver
hooging van het jaarlijksch militie-
contingent met 4700 man" echter
niet. Wij behooren n.l. tot degenen,
die pleiten voor afschaffing der
loting. In Hoofdstuk C schrijft de
commissie, dat door vrijstellingen
en zoo scherp mogelijke keuring
„volgens sommigen" tot 30 pet.
zullen kunnen afvallen van de pl.rn.
52000 jaarlijks ingeschrevenen. Dit
percentage komt ons te laag voor.
Hoewel in meer dan één opzicht
voorstander van groote lichtingen
zonder legeruitbreiding dus
ook weinig lichtingen en zoo moge
lijk slechts één herhalingsoefening
voor de militie en één voor de
landweer, gevoelen wij zeer goed
het groote bezwaar van dit systeem,
n.l. het finantieele. En omdat het
„zonder geld, geen Zwitsers" nog
steeds opgaat, al zijn 'tdan ook
gelukkig geen Zwitsers meer, daarom
zoeken wij naar een middenwegen
redeneeren aldus
1. Men schaffe de loting af.
2. Men stelle de minimum-maat
op 1.60 M.
3. Alle inschrevenen, die niet
voor vrijstelling in aanmerking
komen, worden geneeskundig onder
zocht en men passé het keurings
reglement streng toe.
4. Men ontheffe de kostwinners.
Bovendien worde ingevoerd een
weerbelasting.
Daarvoor zouden jaarlijks in aan
merking komen de 24000 vrijge
stelden, verminderd met laat ons
zeggen een getal van pl.m. 2000
voor uitgestotenen, tusschentijds
overledenen en eigen militairen
dienst.
Jaarlijks blijven er dus pl.m.
22000 vrijgestelden over, die voor
het opbrengen van een weerbelas
ting in aanmerking zouden kunnen
worden gebracht.
Met de commissie het getal lich
tingen stellende op elf, zouden dit
dus 242,000 belasting-betalers wor
den of rekenende op een verloop
van i/n220.000. Ons dunkt, wan
neer dezen vrijgestelden gemiddeld
i n verhoudiug van hun inkomen
een jaarlijksehe belasting vaD
f10.per hoofd, werd opgelegd,
dat dan de Staat de ruim twee
millioen gulden, die hij op deze
wijze zou innen, zeer goed in min
dering van Hoofdstuk VIII zijner
jaarlijksehe begrooting zou kannen
gebruiken.
Ons met de couclusiën VI tot
en met IX vereenigend, eindigen
wij met de hoop uit te spreken,
dat de samenstellers van het rap
port dit artikel niet zullen beschou
wen als een afbrekende critiek,
daar alléén de gedachte aan opbou
wen in het belang der goede zaak,
die ons allen ter harte gaat, ons
geleid heeft.
Een Romeinsch correspondent
heeft verleden week, met veel moei
te, een tocht gedaan door Calahrië,
het ongelukkige land dat door de
ontzaglijke ramp zoo geheel is ge
ruïneerd.
En hij schrijft er over.... lange ver
halen vol wee.... waarvan we enke
le fragmenten hier weergeven-
Op de puinhoopen van' Reggie:
„Daar komen soldaten, op [draag
baren gewonden dragend. Dicht
onder de dekens liggen zeeen oude,
vrouw, met diep gerimpeld, tanig
gelaateen kind, heel bleek, de teer-
geaderde oogleden gesloteneen jon
ge man, de donkere loken verward
op het voorhoofd. Een lange rij is
het; de meesten zijn bij kennis, kij
kend verwonderd rond met hunne
diepe, donkere, lijdende oo-gen. Vijf
lange dagen hebben ze daar nu on
der de puinhoopen gelegen, zonder
hulp, hongerend, smart-verwrongen,
aar de balken en brokken muur lig
gen bleven op hun gekneusde en ge
broken leden, en nu, op den datum
dat ik dit schrijf, melden de dagbla
den nog steeds reddingen. Is het
een redding? [Ware de dadelijke
dood niet beter geweest dan dit af
schuwelijke ondenkbare lij den, dat op
hun heele verdere leven vermoedelijk
een stempel zal drukken van waan
zin of algeheel© verstomping? Ik
durf die vraag niet te beantwoor
den, maar dat kan ik wel zeggen,
dat we even gehuiverd hebben en
heel stil geworden zijn, toen we daar
die lange rij van draagbaren langs
zagen komen.
„Op een plein staan al veel ba
rakken bijeei»en daartusschen ten
ten van soldaten. In de verte stijgt
rook op, daar woedt een brand. Het
is een ontzettende gedachte, hoe
daar misschien nog levenden, vast
geschroefd tusschen het puin zullen
stikken en verbranden in den lang
zaam voortsmeulenden gloed. De
heele stad, al die vervallen huizen
staan om u heen als een absessie.
Hier, die hoop gruis en balken en
kalk, waar w© moeilijk over- klim
men, waar de reuk opeens heel kwa
lijk wordt, hoeveel liggen cr hier
onder, een familie? een enkel kind?
En hier, achter die gesloten deur,
ligt daar misschien niet nog een
stervende, de oogen groot, ver
dwaasd, starende op die deur, die
gesloten blijft. O, voort nu,
voort, het is niet meer om aan te
zien
Een tooneeltje aan een station
Met den trein gaat het kruipend-
langzaam voort.
„Eindelijk, daar is Pellaro.
„Het station ligt in puin, een
goederenwagen dient nu ads wacht
kamer. Daar ziit de jonge ciaposta-
zione (stationschef) en telegrafeert,
doet zijn plicht. Het is een ventje
van een jaar of zestien, bij het onge
luk verloor hij zijn heele familie.
Ginds, op een reusachtig vuur, bran
den de lijken van zijn ouders en twee
zusters, onder de puinhoopen van
het station; vlak naast den wagen,
liggen nog drie broers. De weeë
lucht verraadt het ons. En dat ont
zettende ongeluk heeft hem niet
waanzinnig gemaakt, heeft hem niet
verstompt. Vóórdat de troepen kwa,-
men, heeft hij zelf zijn vader ejn
moeder onder de balken en muren
gehaald, nog- zijn zijn handen bloede
rig en pijnlijk. Nu, nu zit hij in
den donkeren wagen, doet het werk,
dat hij ,van zijn vader leerde, die
daar ginds brandt op het groote
vuur; hij telegrafeert, rusteloos,
soms zelfs even schertst hij,
komt naar me toe en vraagt me om
een sigaret, informeert of we alles
hebben, brood en water, dat hij het
anders voor ons vragen zal aan den
offic-ier. Heel bleek ziet hij, de groo-
de, donkere kinderoogen liggen diep
in de kassenanders is er niets aa:n
hem te merken. En dit geval is één
van de vele, van de duizenden Is
het niet haast ongeloof lijk?"
Een stuk spoorreis door het ver
woeste land:
De reizigers staan aan een brug
die is weggeslagen door de aardbe
ving en waar, aan de andere zijde,
een nieuwe trein zal vertrekken
„Het gerucht gaat, dat de trein
aan de overzijde der brug aangeko
men is en we gaan op weg, komen
bij een rivier, breed, vol zand en
grind, waartusschen kleine beekjes
voortsnellendwars er door heen,
tien meters van de pijlers af, ligt
de groote ijzeren boogbrug. Het
zware, enorme ding is als een veer
tje opgenomen en een eind verder
gesmakt; de rails zijn tot spiralen
verbogen. Aan de overzijde branden
acetyleenlampen, belichten schel de
groote, wachtende menigte, die met
hetzelfde idee als wij er maar alvast
heengegaan is.
Het zijn er honderden, met groo
te pakken en zelfs meubels bij zich:
een Singer-naaimachine, verroest,
verbogen, een klein kastje. Een
jongen, in lompen gehuld, draagt
als eenigst, dierbaarst bezit, een
kleine houten étagère. Daar staat
een deftig heer, echt aristocraat. Hij
is nauwelijks gekleed, een witte
sprei hangt hem over de schouders.
En daar een heele familie, met een
klein, vijftienjarig dochtertje. Heel
bleek, heel fijn ligt ze op het harde
grind gehurkt en slaapt vast,
onbeweeglijk.
„Eindelijk, langzaam, komt de
trein, eindeloos lang haast. Eer
ste en tweede klas zijn gereserveerd
voor de gewonden, die uit Reggio
komen. We stappen dus maar in de
derde klasse, (een wagen, die in 3
groote afdeelingen verdeeld is) en
vol, hoe langer hoe voller wordt. Het
is de eenige die verlicht is, de andere
zijn geheel donker. De pakken wor
den in de netten boven opgestapeld,
op den grond gelegd, reeds staan
de menschen in het gangpad. Maar
dat is nog niets. Daar komt de trein
uit Reggio, zie de honderden, die
nog de wagons bestormen, al meer
en meer komen er. Toe maar,
stap dan in! Het is vol geeft
niet-, ik móét mee, ik zal mee
Nu staan ze overal, zitten op de
pakken, met z'n drieën op een plaats
van twee personen. Ze kruipen on
der de banken, het wondt een
ongelooflijk gedrang.
„Die terugtocht uit Reggio, is het
ergste, het afschuwelijkste van onze
reis geweest. Samen hadden we één
plaats, om de beurt stond er een,
tot de zolen begonnen te branden, tot
je niet meer kón. Op eikaars schoot
hebben we gezeten en soms, overmoe,
zijn we ingeslapen, zóó, zelfs staan
de, het gelaat vlak bij de tochtige
ruit, heb ik gedommeld. Het was
afgrijselijk. Om ons overal, klagen,
huilen van kinderen, murmelen van
een kindsohe heel oude vrouw, zuch
ten van enkelen, die meer dood dan
levend leken. Naast ons een oude
man. Hij haalt een groot stuk brood
te voorschijn, snijdt het door, biedt
wij de eene helft„Kan ik u dienen
„Neen, dank u zeer-we hebben
brood." „O, nu dan eet ik het
alleen op, ik heb in geen 5 dar
gen iets gegeten." „Daar kunnen
wij, Hollanders, den hoed, voor af
nemen, niet waar?
„De tocht scheen eindeloos, bewe
gen was onmogelijk, de lucht zóó ver
stikkend, waar allen zich van angst
en zwakte en onmacht bevuilden, dat
men haast niet ademen kon.
„En in het flauwe lamplicht, over
al om u heen, die lijdende menschen,
enkele buiten kennis, en hier en daar
een kind opeens dat huilt, een vrouw
die even diep zucht.
„Bij Metapanto stapten we uit.
Zwaaiend van vermoeienis en hon
ger en verstijving zijn we in de
wachtkamer gaan zitten en hebben
er, o weelde, voor het eerst
weer warm' gegeten, soep en
vleesch. En later hebben we er in
een klein kamertje voor het eerst na
4 nachten in een heusch bed gesla
pen. Toen pas beseften we eenigs-
zins beter wat honger, koude en af
matting ziin, wat die anne, onge
lukkige menschen geleden moeten
hebben en nog lijden, die daar al
dagen slapen in de open lucht, le
vend van een klein rantsoen; droef
en moedeloos, zonder eenige hoop op
spoedige verbetering, treurend om
de vele verwanten ear vrienden, die
zo verloren. Een heel, heel klein
beetje hebben we er van begrepen,
nadat we al die ellende hadden ge
zien om ons en zelf ook een beetje
ontbering hadden geladen-
Het nieuwe Klooster der
E.E. P.P. Capucijnen
te Velseroord.
Over de plechtige inzegening van
het nieuwe klooster der Eerwaarde
Paters Capucijnen te Velseroord,
hebben we reeds uitvoerig geschre-
ven.
Thans zullen we een en ander
moedeelen omtrent de kerk en het
klooster zelve. En dan moeten we
dadelijk er op wijzen, dat op klooster
en kerk 't cachet is gedrukt van den
leefregel dezer voortreffelijke, eer
biedwaardige kloosterorde, den leef
regel, waarin armoede, versterving,
afzondering den boventoon voeren.
Wel soliede, doch overigens een
voudig, streng en armoedig is het
geheele klooster gebouwd naar de
plannen van den ordebroeder Felix
uit 't klooster te Slikgat.
.Wie dan ook de kloosters te Slik
gat, Breda, Helmond enz. gezien
heeft, zal in Velseroord hetzelfde
bouwtype terugvinden.
Voor de stichting van het kloos
ter kozen de Paters Capucijnen een
terrein, onmiddellijk aan den Wil-
lemsbeekweg te Velseroord gelegen,
een terrein, groot 55 X 100 M.
Het is zeker wel een treffende bij
zonderheid, dat in het kleine Vel
seroord in de onmiddellijke nabij
heid in korten tijd twee gebouwen
zijn verrezen, wier bestemming ge
heel aan de tucht gewijd zijn, n.l.
de Tuchtschool en dit Paterskloos-
ter.
Doch, met welk een onderscheid!
In het eerste onvrijwillige, gedwon
gen tucht, in het tweede een veel
edeler, een vrijwillige tucht, die de
bewoners vol liefde aanvaarden, God
ter eere en ons, Katholieken, ten
voorbeeld.
Het was verleden jaar in Maart,
dat op het aangeduide terrein de
eerste werkzaamheden voor den
bouw van het nieuwe klooster aan
gevangen werden.
Het bouwwerk werd opgedragen
aan den heer N. Willemsen, van
Vreeswijk, de bouw der fundamenten
aan de firma F. J. Stulemeijer en
Co., te Breda.
Tot hoofdopzichter werd benoem/)
de heer H. [Wi. de Kanter, uit Breda.
Grootendeels is 't gebouw voltrok
ken onder het zoo kundige archi
tectonische opzicht van onzen stad
genoot-architect, den heer A. y.
Brtining.
En thans is het geheele klooster
gereed: kerk, klooster en cathechis-
muslokalen, zooals onze lezers nader
zullen zien.
Langs den Willembeeksweg beslaat
't gebouw een front breedte van 50
M., terwijl de diepte 37 M- bedraagt.
Del kerk is ruim, luchtig, doch
zeer eenvoudig. Zij biedt plaats voor
700 geloovigen.
Verder kunnen er zes biechtstoe
len in aangebracht worden.
Achter het altaar bevindt zich hel!
zangkoor der Paters in een aparte
kamer, waaruit de gezangen door
twee open ramen aan weerszijdeal
van 't altaar gehoord zullen worde»
in de kerk.
Naast 't altaar bevindt zich le
sacristy.
Achter en naast de kerk liggen,
verder 2 catechismuslokalen.
Al deze, kerk, koor, sacristy, eate-
chismuslokalen, staan in verbin
ding met een kruisgang, die om eea
binnenhof loopt.
Aan deze gang zijn verder gelegeni
spreekkamers, de refter, keuken,
wasscherij, bakkerij en diverse werk
plaatsen.
Op de eerste en tweede verdieping
bevinden zich in regelmatige rijen
naast elkaar een 29-tal cellen, de zie
kenkamers, logeerkamers, ent.
Verder bevindt zich op de eerste
verdieping een ruime bibliotheek
zaal 8 X 11 M. in afmeting, die zelfs
tot in de tweede verdieping door
loopt. I
Onder het hëele klooster bevinden
zich zeer ruime kelders.
Heerlijk is 't klooster gelegen.
Overal hebben lucht en licht vrij
en toegang.
Hier en daar bieden de smalle
ramen heerlijke vergezichten. Heel
in de verte zijn zelfs ie schoon© Blce-
mendaalsche duin kopjes te zien.
Wij meenen met deze korte be
schrijving te kunnen volstaan. W*
weten, dat een hoogdravende be
schrijving dezen eenvou iigen kloos
terlingen niet aangenaam zou we
zen. Bij deze eenvoudige Orde, bij
dit eenvoudige gebouw, past ook
onzerzijds een eenvoudig, doch toch
een welgemeend, recht hartelijk
woord.
Een woord van hulde en dank aan
de bouwers, de bouwmeesters en op
zichters voor de degelijke uitvoering
van het wel eenvoudige, doek solie
de stuk werk is hier geenszins mis
plaatst. De dienst in 't Capucijnen-
klooster is nu begonnen. De kerk
is toegewijd aan den H. Laureatius
van Brindisi.
Tot Rector van dat klooster is be
noemd de Eerw. Pater Natal is, Vi
caris van het Capucijnenklooster te
Breda, die als Directeur der St. Fide-
lisvereeniging, een vereeniging voor
de armste jongens uit de stad, daar
reeds zoo ontzaglijk groote verdien
sten heeft ingeoogst en daar als I«
„vriend der armen bij uitnemend
heid," de gevierde, beminde Pater
was.
Tot con-rector is benoemd de ?Wel-
Eerw. Pater Chrysostomus, ee* Pa
ter. die in zijn vroegere plaatsen
Slikgat en Babberich door zijn
buitengewone, beminnelijk© voorko
mendheid zoo geacht en gezien was.
Verder zullen voorloopig behalve
deze twee Priesters nog_ alleen
slechts een paar Broeders^ kloos
ter bevolken.
Dit komt allengs vanzelf, versie
ring der kerk en bevolking van 't
klooster gaan geleidelijk. Doch ko
men doen ze. Het klooster staat er
en dat is thans de hoofdzaak.
De Katholieken van Velsen, inzon
derheid die te Velseroord. geluk ge
wenscht met de komst der Pakers
Capucijnen in hun midden.
Het Katholieke leven heeft er een
krachtigen steun door gekregen.
Moge dit alom beseft en gewaar
deerd worden en moge de bevolking
FEUILLETON.
VKaar liet Frmnseli)
van
RAQUL DB NAVBRY.
22)
O, hatë Sin nachtelijke rit mij toch
weer bij mijn zinnen gebracht!
SYaaron* kwamen mij niet de woor
den va* het vijfde gebod: Gij zult
niet doodslaanin de gedachte Hoe
goed herinnerde ik mij naderhand,
dat mijn oude pastoor ons die les
in den catechismus zoo duidelijk uit
legde ©n ons leerde, hoe verderfelijk
<sn zondig het tweegevecht is, vijan
dig tegen God en Zijn gebod! Maar
de wijn had mij geheel onder zijn in
vloed, en de valsche begrippen van
©er en verdediging dear eer waren in
mjjn hoofd met het (druivensap ver-
De frissehe morgenwind verdreef
wel da dampen der dronkenschap,
Blaar hield het menschelijk ppzicht
in zijn kluisters geboeid.
Toen wij op het terrein aainkwUr
men, keerde de rede terug, maar al
leen zoover, dat we nu met meer ver
stand meenden te moeten vechten,
want de beleediging jran immers
Aan gedaan ?J I i i i
Zeker, mijn vrienden konden de
zaak schikken en ons verzoenen,
maar het geval lachte hun
toe, allen hadden hun avonturen en
hun duels gehad, zij lachten mij uit,
omdat ik nooit, bij gebrek aan een
ernstige reden, een voorwendsel had
kunnen vinden om een paar pistool
schoten te wisselen.
Tilburce onttrok zich niet aan de
kaak.
Hij nam zijn brieventasoh, schreef
eenige woorden op een blaadje pa
pier, zette er het adres op en zeide
eenvoudigi
„Voor mijn moeder." i
De degens werden gekruist.
Ik zweer, dat het niet mijn bedoe
ling was dien ongelukkigen jongen
te dooclen, maar wel hem een lesje te
geven, hem een schram toe te brein
gen.
Ik spaarde hem, dat bemerkte hij.
Niet in staat den degen goed te han-
teeren, werd hij gevaarlijk door zijn
domme stoutmoedigheid. Ik had
handen vol werk om zijn woeste uit
vallen af te weren, voor die onstui
mige sprongen uit den weg te ga.an.
Ik viel niet meer uit, ik verdedig
de mij slechts.
Hij was het zelf, hij alleen, die op
eens terwijl hij zich op mij wilde
werpen, zich aan den degen reed en
voorover op den, grond viel.
De degen ontglipte mijn handen,
ik bedekte in wanhoop mijn gelaat.
Men nam hem op en tilde hem in
een rijtuig.
Emilie gaf den koetsier een aires
op.
Het rijtuig stond stil voor een
huis, dat ik niet herkende.
Een in den rouw gekleed© vrouw
kwam ons de deur openen. Onge
twijfeld kondigde mijn blik haar een
ongeluk aan en mijn houding be
schuldigde mij, want de schrale en
bleek© vrouw wrong mij de handen
met een vreemde, woeste kracht en
riep mij, terwijl haar brandende
adem mij het gelaat verschreide, toe:
„Mijn zoonjVVat hebt gij met
mijn zoon gedaan
'Twee mannen brachten hem1 bin
nen.... mij voerde men weg,
XXVI.
Akelige visioenen vervolgen mij....
Ik zie Tiburce, zijn moeder.... Ik
onderscheid in den grauwen mist
dingen, wier naam ik niet ken, maar
die mij terugstootend en afschuwe
lijk voorkomen.
Ik stik, het ontbreekt mij aan
lucht.
Ik zet mijn stoel op het bed, tegen
den muur, ik bereik het vensterde
traliën zijn ©r nog altijd, maar de
nachtwind dringt bij vlagen binnen
hij verfrischt mijn brandend hoofd
en mijn verschroeide borst.
Thans staan de schildwachten stil.
Alles is rust en kalmte.
Het doet mij onuitsprekelijk goed
het luchtruim te beschouwen. Nooit
is het mjj zoo prachtig voorgekomen.
De maan verspreidt een zilveren
schijnsel, de sterrenbeelden teek-enen
hun stralende bollen af, de melkweg
schijnt het azuur met een sjerp van
licht te omvatten. In die stilte hoort
m-en stemmen, in dien zwijgenden
nacht onderscheidt men harmonieën.
Dat zijn de koren, door de in het
oneindige voortrollende gesternten
gevormd, zonnen voortwandelend,
die hun beelden verdubbelen, schoon
heden, in het azuur weerkaatst en
vermenigvuldigd.
Elk© stip, zelfs die welke 't oog ter
nauwernood onderscheidt, is een we
reld Een wereld, waarvan niets ons
een denkbeeld kan geven, ontzaglijk©
massa's, verstijfd als die der maan
en zonder dampkring, of van twee
lichtende dampkringen gevormd, ge
lijk aan die, welke de donkere kern
der zon omringen, nu eens zich als
Mercurius zich op een langwerpige
baan voortbewegende, dan weer als
Venus een volkomen cirkel beschrij
vend; nu ©èns kalm als de helder
heid van Jupiter, dan weer als Sa-
tumus van een ring omgeven;won
deren van orde en regelmaat, werken
van een ondoorgrondelijke almacht,
welke die wereld op hom baan houdt
met evenveel gemak, als waarvan zij
ze door de ruimte strooide.
Ood loochenen, na het uitspansel
beschouwd, te hebben, is onmogelijk.
Bespiegelend in Ood gelooven, is
een onlogisch geloOvendie beschou
wing brengt mij tot rust. De kalm
te komt terug'. Ik heb gedroomd
en schrik evenals de kinderen, voor
die droombeelden.
[Wanneer ik vrij zal zijn, met welk
een vreugde zal ik dan naar buiten
gaan, op het veld, op het vlakke uit
gestrekte veld, om alleen en op mijn
gemak dat wonderbaarlijk schouw
spel te genieten, hetwelk die duizen
den en -dui zendien van werelden te
zien geven!
XXVII.
Mijn voorzorgen zijn mislukt; toen
mijn moeder den ernst van het ge
vaar, dat ik loop, begreep, is zij met
Elizabeth hierheen gekomen. Zij
willen met mij den kelk der vernede
ring en der schande drinken. O,
wanneer de menigte mij beschuldigt,
als de rechtbank mij veroordeelt, zal
ik althans voor hun geweten en hun
hart onschuldig zijn en blijven.
Het ontbrak mij aan moed, haar
dien doodelijken slag toe te brengen.
Ik had Gustave verzocht haar niet
te schrijven; het is gescliied door
een dierbare hand, een hand, die
ik voor altijd in de mijne wenseh te
leggendiie hand heeft den noodlot-
tigen brief met zooveel tranen be
vochtigd, geschreven.
Alexie meende, voor twee zoo lief
hebbende en teeiere wezens de waar
heid niet te mogen verbergen. Haar
hart bewees haar, dat gedeelde smart
halve smart is.
Dierbaar meisje! toen haar besluit
genomen was. toen wierp zij die droe
vige bladzijlen hid geschreven,
wierp zij zich vóór mejuffrouw Ber-
narde op de knieën en vroeg haar
verlof ze te mogen verzenden. De
arme blinde voelde heete tranen uit
haar' oog-en druppelen. Zij legde
haar handen op Alexie's voorhoofd.
„Ik heb in uw verloving toege
stemd," sprak -ie oude vrouw met
bewogen stem; „geve God, dat ik
uw verbintenis nog moge zegenen,
maar zoo gij de smart zult moeten
ondervinden en blijven dragen, dat
dit huwelijk niet gesloten wordt,
volg dan ten minste ie ingeving van
uw hart. De moeder van Louis zal
geen vreemde voor ons kunne® zijn
wat zouden die twee troostelooze
vrouwen te Parijs moeten doen? De
zelfde ongerustheid pijnigt ons, la
ten wij ze ten minste in vrijheid sa
men dragenHet kleine salon wordt
nutteloos, wij ontvangen niemand;
sta uw kamer aan mevrouw Caseaux
af en stel u met den divan tevreden.
Wij zullen aldus een enkel gezin
uitmaken, en zoo God Louis be
schermt., dan zal het een voorberei
ding zijn voor de toekomstige yer-
trouwelij khedd.
Wordt venvolgd.
t
t
s
s,
a
i
L
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™eedeblad.
«8 re§1,
ED
1
a
k
t,
1