R Openbare Godsdienstoefeningen in de R.K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. iï Kaanl. Yean. „Drukkerij de Spaarnestad." De H. Franciscus t>an fissisië. DER Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haar!. Courant" van 6 Februari. KINDERHUIS VEST No. 29—31—33. HAARLEM. Directeur: F. H. M. v. d. GRIENDT. ADVERTENTIE N: Van I tot 0 regelsf L20. Elke regel meer 0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZflftBftS 7 Febr. 4de Zondag na Drie koningen. Septuagesima. Van den Dag. SSAftüfiG 8 H. Joannes de (Hatha, Belijder. SlIiSDAG 5 Feest van het gebed des des Hssren. VMtimS II H. Scholastics, Maagd. B8JJ8EBPAB 1! Verschijning van 0. L. Vr. Onb. Ontvangen te Lanrdes. VftliaftS \l HO. Zeven Stichters van de orde der Servieten. ZATE&BA3 13 H. Dyrillus van Alexan dria, Bisschop, Belijder en Kerkleeraar. VIJFDE ZONDAG NA DRIE-KONINGEN. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Kolosseasen; lil, 12—17. Broeders 1 Doet aan, als uitverko renen ©ods, heiligen en welbe minden, hartelijk mededoogen, goe dertierenheid, nederigheid, besehei- denheid, lankmoedigheid elkander verdragend en elkander vergevend, zoo iemand eenige klacht heeft tegen een ander; gelijk de Heer u vergeven heeft, aldus ook gijBoven dit alles echter hebt de liefde, die de hand der volmaaktheid is. En in uwe harten zegeviere de vrede van Christus, tot welken gij ook geroepen zijt in één lichaam; en weest dankbaarHet woord van <3hrist*s wone in u overvloediglijk, in. alle wijsheid, elkander leerend en vermanend met psalmen, lof zangen en geestelijke liederen, Gode door de genade zingend in uwe harten. Al wat gij ook doet met woord of werk, doet alles in den naam des Heeren Jesus Christus, God en den Vader dankzeggend door Jesus Christus onzen Heer. Evangelie volgens den H. Mattlieüs; XIII, 24—30. In dien tijd sprak Jesus tot de scharen deze gelijkenis: het Rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijnen akker ge zaaid had. Doch terwijl de men schen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid midden tusschen de tarwe en ging heen. Toen nu de halmen opgeschoten waren en vrucht droegen, vertoonde zich ook het onkruid. En de dienaren des huisvaders kwamen en zeiden tot hemHeer i hebt gij geen goed zaad op uwen akker gezaaid Van waar heeft hij dan onkruid? Hij nu zeide tot heu: Een vijandig mensch heeft dit gedaan. En de dienaars zeiden hemWilt gij, dat wij gaan en het verzamelen Doch hij zeideNeenopdat gij misschien niet, het onkruid verzamelend, te gelijk daarmee ook de tarwe uit rukt. Laat beiden groeien tot den oogst; en ten tijde van den oogst zal ik aan de maaiers zeggen Verzamelt eerst het onkruid en bindt het zamen tot bundels om te ver branden maar vergadert de tarwe in mijne schuur. OP DEN ZONDAG, GENAAMD SEPTUAGESIMA. Reeds naderen de dagen van boete en rouw, waarin wij meer dan anders door werken van ver sterving en boetvaardigheid het loon der eeuwige zaligheid verdienen moeten. De H. Kerk kleedt zich dezen Zondag reeds in bet paarsche boetgewaad, en stelt ons, om ons tot ijverig arbeiden aan onze eeuwige zaligheid aan te sporen, de gelij kenis voor den werklieden, die door den heer van den wijngaard in zijnen dienst worden aangenomen. Door den wijngaard wordt door vele H. Vaders de Kerk van Chris tus, door anderen de geheele wereld verstaan, terwijl door den heer des wijngaards God, door den opziener Jesus Christus, door de arbeiders alle menseben worden voorgesteld. De dag is vervolgens de duur van bet menschelijk leven, en de denarie of tienling is het loon, het eeuwig leven, de hemel. De heer van den wijngaard ging tot viermalen toe naar de markt, en allen die hij daar ledig vond staan, noodigde hij uit om in zijnen wijn gaard te werken. Wat billijk was beloofde hij hun als loon te zullen geven. Wie arbeiden wilden, zouden de belooning niet missenwie daaren tegen liever in ledigheid op de markt bleven staan, hadden alle hoop op loon verbeurd. Ditisalzoo het hoofdbeginsel dat in de gelij kenis is verkondigd: de zaligheid moet verdiend worden door er voor te werken. „God heeft ons geschapen zonder ons, zegt de H. Augustinus, maar Hij zal ons niet zalig maken zonder ons." De verschillende uren van den dag, waarop de heer van den wijngaard uitging, beteekenen den vroegeren of lateren leeftijd waarop ieder naar den wijngaard Gods geroepen wordt. Sommigen werken daarin van hunne teedere jeugd af, anderen hebben eerst aan de wereld toebehoord vóórdat zij zich aan God hechtten, dezen leef den eerst in vergetelheid van hunne heiligste plichten en leidden pas een christelijk leven nadat zij boete gedaan hadden over vele zonden genen waren reeds ijverige arbeiders zoodra zij het gebruik van hunne rede ontvangen hadden. Eens, en wie weet hoe spoedig, komt het einde van dien werkdag, en breekt de nacht aan, waarin niemand meer werken kan. En dan, bij het einde van den arbeid begint de belooning. Voor Jesus Christus zullen alle arbeiders ver schijnen, om loon naar verdienste te ontvangen. Volgens het Evan gelie van dezen Zondag ontvingen wel alle werklieden den tienling, waarvoor de heer van den wijngaard met hen overeengekomen was, dat wil zeggenzullen du§ wel allen den hemel beërven die goed ge- arbeid hebben, maar in hetzelfde Evangelie zegt Jesus ons ook dat vele laatsten eersten en vele eersten laatsten zullen zijn, hetgeen wil zeggendat hoewel allen in zalig heid, toch niet allen gelijk in zalig heid zullen zijn, dat er verschillende kronen zullen, zooals Jesus op een andere plaats in het Evangelie zegt „In het huis Mijns Vaders zijne vele woningen." Wie het meest verdiend heeft, zal het meest ont vangen, en hoewel van alle zaligen gezegd kan worden dat zij zullen verzadigd worden van den over vloed van Gods huis zoo zal toch ieder verzadigd worden naarmate hij het vermogen daartoe ontvangen heeft, zoodat allen zich in den graad van zaligheid dien zij verdienden volmaakt gelukkig zullen gevoelen, zonder toch aan elkander volkomen gelijk in glorie te zijn. Als wij dus in het Evangelie van dezen Zondag lezen dat de eerstge- roepenen zich beklaagden dat de later gekomenen met hen gelijk werden gesteld, dan is dit eenvou dig ter versiering en afwerking der gelijkenis geschreven, want onder de uitverkorenen kan nooit nijd of wangunst ten opzichte van anderen plaats vinden. Jesus voagdeditook hierom bij omdat Hij daardoor ge legenheid vond te wijzen op Zijne Liefde en op het van Zijn kant vrijwillig geven der bemelsche glorie, die nooit in den eigenlijken zin verdiend kan worden, maar ons zal geven worden uit louter goed heid en genade, indien wij van onzen kant de noodzakelijke voor waarden zullen vervuld hebbeu. De Zaligmaker besloot Zijne ge lijkenis met deze woorden: „velen zijn geroepenen, maar weinigen uitverkorenen." Alle menscben zijn door God geschapen om tot de eeuwige zaligheid te komen, maar onder voorwaarde dat zij den ar-' beid verrichtten, die God van hen vraagt in den levensstaat waarin zij geplaatst zijn. Maar hoe velen zijn er, waarvan ook de woorden kunnen gezegd worden die van de mannen van het Evangelie gezegd worden: „wat staat gij hier den ganschen dag ledig?" Hoe velen die niets doen voor hunne eeuwige zaligheidl Zij werken wel, maar het is slechts voor hem tijdelijke belangen, zij doen niet wat God van hen vraagt. Zij verrichten hun arbeid niet met goede meening of in staat van genade, en daarom is hun arbeid ijdel, daarom zijn zij werkeloos ten opzichte hunner eeuwige zaligheid, daarom zullen zij ook als de avond van hun leven gekomen is geen recht hebben op belooning, zullen zij niet tot bet rijk des hemels worden toegelaten, Zorgen wij dus, volgens de ver maning des Apostels, door goede werken onze roeping zeker te maken. Wij zijn allen daglooners van den Heer. Staat of stand doen bier minder af. Waarheen God ons zendt, welken arbeid Hij van ons vraagt, het moet ons onverschillig zijn. Ons eenigst streven moet zijn het werk dat Hij van ons vraagt, met ge trouwheid en met volharding te verwachten. Wanneer dan eens ons laatste uur zal slaan, mogen wij met vertrouwen opzien naar onzen Rechter, die ons de belooning voor Sen stadie van den Hoog Eerwaarden Heer L. M. CASABIANCA, Vicaris te Parijs. 9it het Framch vertaald door P. J. SMIT. Franciscus vond een nieuwe bron van lieflde in den aanbididelijken per- «oon vaa Qnzen Heer. De metnsch- wording geleek hem evenals den Heilige® Paulus, het groote geheim van godsvrucht, waarin God. en de mensohetn elkander moeten samen treffen ook moet men begrijpen met welke vurige uitdrukkingen hij zijn liefde verklaart aan den „waren vriend" -der zielen, gelijk Bossuet Hem noemt: „O, Christus, roept hij uit, hoe kan ik nog meester van mij zeiven zijn sedert Gij mij in. X hebt vervoparti". Het ijzer rood gewor den i n het vuur, Ae lucht door de z;on ontgloeid, ver liezen hun gedaante door een ande ren vorm aan te nemen. Zoo ook wordt iie ziel liefde, wanneer Gij ha.ar door U zeiven hebt omkleed. Mijn haart vervolgt hij is getroffen, brandt -ran teaierheid, het brandt e® vindt geen bescherminghet ver teert als was in het vuur; het leeft en het sterft; het kwijnt en heeft geen rust. Zoo waren de verheven stemmen van deze ziel door liefde gewond zij wtaren de brandende vlammen, die in éeee eah.atkam.er van liefde uit sloegen Zij waren de onuitwisch- bane uitstortingen, wielke dit hart, door afin Meester Jesus in diens hart vertaddsHd, bewerkte®. Stemmen, vlammen, uitstortingen den schrijver der Lofliederen waar dig, welke |de geneugten van de Hei lige Theresia hadden uitgemaakt en welke de schrijver van „de Navol ging" in zijn zang aan de goddelijke liefde had ingevlochten als een fijn© parel en een gou den en zilveren schrijn. Na d© liefde tot Onzen Heer in de krib be, op het kruis en in de Eucharistie, was het de liefde tot de Heilige Maagd, de heilige Engelen, de hei lige apostelen Petrus en Paulus en van de relicjuiën der heiligen, welke hij met eerbied hoogachtte. Zoodanig was de heiligheid, waar toe Franciscus was opgeklomimen door voortdurende waakzaamheid, aanhoudende inspanning, harde ge strengheid, gebeden en heldhaftige worstelingen, alsmede doojr de veree- niging met God. Men mag verkla ren dat de Evangelische volmaakt heid in hem bestond uit de drie deugden van zuiverheid, gehoor zaamheid en armoede. III. DE APjOSTEE. Na de beschrijving- van den H. Franciscus als mensch ep als hei lige, volgt thans die als apostel. Geheel en al arbeidende aan zijn heiliging, hield Franciscus zich met buitengewonen ijver bezig met het geluk van anderen, de zaligheid van ide zielen en het heil der maatschappij, met de overwin ning der Kerk en met de verheer lijking van Gods naam. [Wij moe ten, sprak hij tot zijne vier metgezel len, ons van onze roeping reken schap gevenhet is niet alleen voor onze persoonlijke zaligheid, maar ook voor die van een groot getal anderen, dat God in, Zijn barjmhar- tigheid ons heeft geroepen. Ten einde zijn doel zekerder te bereiken en om aan zijn ijver krach tiger daden te voegen, vatte hij het plan op, om zijne eerste leerlingen in een broederlijk gezelschap te ver- ©enigeln. Maai' omdat hij den rol, waartoe de Voorzienigheid hem had bestemd, nog niet duidelijk begreep, en wijl de zending als stichter hem' een geheimzinnige vrees aanjoeg, nam Franciscus zijn toevlucht tot het gebed. Na zich met God in de kerk van Portioncula lang te heb ben onderhouden, om de goddelijke wenschen heter te kennen, gevoelde hij zioh inwendig verlicht en door de genade bewogen, welke hem' langs zekeren weg de uitbreiding aantoon de, wielke zijn werk in de toekomst moest nemen. Geheel buiten zich zelf, ging hij naar zijne broeders en sprak tot hen „Houdt moed ,mijn welbeminden; verheugt u in den Heer, dat uw klein getal u niet bedroeveGod beeft mij geopenbaard, dat uw ge tal zal toenemen en dat gij tot de uiteinden van Ide wereld zult wor den verspreid. Ik heb ©en groote menigte naar ons zien toekomen, om hetzelfde kleed aan te nemen en het zelfde leven te leiden." Nadat hij hen .het liefelijke visi oen en zijne vertroostende verwach tingen had leeren kennen, onder richtte Franciscus zijn metgezellen en zond hij hen twee aan twee om boetvaardigheid tot vergeving van zonden te prediken. M. Ie Mownier hangt ons een treffend tafereel op van hun eenvoudige prediking en hun ijver, alsmede van hun zacht ge duld, hun geest van armoede en hun innige liefde voor de menschen. In den loop van ilie missiën klom het kleine getal leerlingen van Fran ciscus tot twaalf. Om zijn klein gezelschap miet aan onregelmatigheid, aan persoonlijke neigingen en aan onzekerheid over te geven, achtte Franciscus zich tot plicht, om een korten, eenvoudigen en juister regel in te voeren, waarin na de Evangelische raden te hebben in het licht gesteld, hij ide gehoor zaamheid, zuiverheid en armoede voorschreef, welke hij geheel en vol strekt wenschte. Van Paus Innocentius den Derde de goedkeuring van zijn regel ver kregen hebbende, ging Franciscus zijn woonplaats vestigen nabij Assi- sië in een engen bouwval, welken hij echter na een kort verblijf moest verlaten om met zijn broeders in de abdij van de Benedictijnen van den berg Soubase terug te trek ken. D© abt stond hun de kleine kapel af van de H. Maria van Portioncula, wielke van dit oogen- blik den voortdurenden zjetel werd van de orde. [Wij zouden hier de snelle vorderingen van het kleine gezelschap willen vermelden, het le ven van Franciscus met zijn broe ders, hun heerlijke deugden en het algemeen® karakter van zijn be stuur. Het zijn leerzame en verhe ven bladzijden, welke M. Ie Monnier met meesterhand heeft beschreven, en die aan vorsten en ondergeschik ten leeren, den een ide Christelijke beoefening van zijn rechten en den ander bet in praktijk brengen van zijn plichten. Het voorname doel van het apos tolaat van Franciscus was het heil van zijn broeders in het gemeen schappelijk leven. Het zaad was uitgestrooid; het begon te groeien en vruchten te dragen, Door het dagelijks toene mend getal van nieuwe broeders, Werd het klooster van Portioncula weldra te klein om. hen te huisves ten. Gelijk een te gevulde bijenkorf, was het klooster begonnen zijn jonge zwermen mannen in de naburige pro vinciën te; verspreiden. Eerst was Bologna, die geleerde en luidruchti ge stad, welke het tweede huis der Minderbroeders ziet verrijzen, dank zij het moedig optreden van den ge- duldigen en beseheiden Barnardus van Quintavalle, den eersten volge ling van Franciscusvervolgen» Cortona, die het ordekleed uit zijne handen zelve aannam en die na zijne bezattingen onder de armen te heb ben verdeeld met den heilige een klooster stichtte op korten afstand van de stad. Eindelijk volgen Pisa, San Miniato, San Gemignano, Sien na, Prato, Arezzo, Florence, Folig- no enz. Ten einde de eerste grondslagen van zijn orde hechter te maken en deze een kloeker inrichting te ge ven, zoowel om den vooruitgang be ter te verzekeren en een lange schei ding te voorkomen, ontwierp Fran ciscus het plan om zijn broeders tweemaal in het jaar, in het klooster van Portioncula te doen samenko men. Dit werd het uitgangspunt van de algemeen® kapittels. In de vier groote kapittels, die bijeenkwamen, toonde zich Francis cus den krachtiger en wijzen grond legger, bekwaam samensteller en een volmaakt bestuurshoofd. In het laatste kapittel, dat in 1220 plaats vond, na een breve van Paus Hono- rius III te hebben medegedeeld, wel ke een proefjaar voorschreef vóór dat men tot de orde kon toetreden, gevoelende, dat zijn krankheid hem in de onmogelijkheid bracht het be stuur van de orde voort te zetten, nam hij zijn ontslag als algemeen overste te midden van de tranen en de eerbiedige tegenkantingen van de geheele vergadering. Wordt vervolgd.) DE 0FF1CIEELE KERKLIJST UITGAVE VAN DE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 9