Bedrogen.
Letteren en Kunst.
Sociale Berichten.
Stadsnieuws.
sen, dan haalt men cHiwSllekeuriig
de schouders op: niet omda.t er
jniet veel waars in zou staan, danwel
oïridat van de zijde der tegenstan
ders van de kermis heel. veel op
rekening daarvan wordt geschoven
Wat todh niet op die rekening ko
men moest. i
jJVftj vpor ons zijn niet blind voor
de nadeelen der kermis.
En kien de vaak slechte gevolgen
ervan niet over het hoofd.
Maar wij vragenzal het beter
worden als de kermlis is afgeschaft
Znllen dronkenschap en zedeloos
heid werkelijk verminderen
De ondervinding op- andere, plaat
sen, Waar de kermissen zijn opge
doekt, leert dat daarvan globaal
genomen geen sprake is.
De kermis -afschaffen zal. dus al
léén beteekenenaan het volk en
den middenstand een traditioneele
gelegenheid van volksvermaak ont
nemen, een oud gebruik wegnemen.
Zonder er iets. anders voor in de
plaats te geven, en zonder toch
over het a 1 gemeen het doel te
bereiken dat men zich met die op
heffing voor oogen stelt.
Daarom: de kermis op te heffen
Zonder meer, en zonder daarvoor
iets .anders te stellen, dunkt ons een
zaak die onze raadsleden nog eens
tweemaal mOeten bedenken. Er is
vóór, maar er is ook véél tegen!....
En Wat nu de politie-rapporteh
aangaat: de politie is partij. Door
opheffing der kermis zijn de politie
autoriteiten ontegenzeggelijk van
een zware dienstweek bevrijdDe
opstellen, die de verschillende in
specteurs over de kermis hebben ge
schreven, maken evenwel den in
druk. dat de openbare orde en de
voorkoming van misdrijven (welke
juist tot de taak der politie behoo
ren) door de kermis niet zoozeer
worden bemoeilijkt. .Want, de inspec
teurs hebben het, in allerlei kracht
termen, wel over hossen en sprin
gen, Zingen, over schade voor de
neringdoenden enz., maar over
eigen I ijlce p o 1 i t i e-z aken Zwijgen
ze bijïia geheel. i
Welsprekend 'zijn die rapporten
dan ook niet, en er zouden even op
gewonden „artikelen" in tegenge
stelden zin zijn te schrijven.
I
De meest markante zinsneden uit
de meergenoemde rapporten mogen
nu volgen: onze plaatsruimte laat
niet toe, dat we die stukken geheel
opnemen. i
Vooreerst een en ander uit wat
HOOFDINSPECTEUR NOLTHE-
NIUS,
na een ietwat-komiek-didactisclic in
leiding overhet ontstaan van de
kermis over dit volksvermaak
zegt: I
De .tegenstanders der kermis ha
meren steeds op' het aambeeld „dron
kenschap" en „onzedelijkheid".
Ontegenzeggelijk wordt er met de
kermis veel sterke drank gebruikt,
komen er mishandelingen en andere
misdrijven voor en wordt er ook
ontucht gepleegd, maar dat heeft
buiten de kermis evengoed plaats,
ziet het getal dronkaards, dat vooral
des Zondags a.an het Politiebureau
wordt gebracht, het aantal aangif
ten van mishandelingen, vernielin
gen enz: en het aantal misdrijven
tegen de zeden, terwijl even goed
ontucht wordt gepleegd, alles bui
ten de kermis om.
De voorstanders der kermis, beroe
pen er Zich op, dat de kermis zooveel
minder ruw en slecht is dan vroe
ger en een ander er niet mede te
maken heeft hoe zij feestvieren en
het toch niet aangaat da,t een ander
de tegenstander van de kermis
hun het kermisgenot onthoudt.
Die redeneering gaat mijns inziens
ook mank. Als iets minder ruw en
slecht is, dan isi het nog niet be
schaafd en goed, maar blijft ruW en
slecht. Het allerlaatste argument
van de vóórstanders der kermis is
juist mijn argument tegen de ker
mis,. Duizenden ingezetenen moeten
goedvinden, niettegenstaa,nde arti
kel 431 Wi. v, S. dat zij tien da
gen lang in hunne nachtrust
worden gestoord, menscüien die
des morgens vroeg weer bij de
hand moeten zijn voor hunne be
trekking. beroep of bedrijf, met de
uitoefening waarvan zij in hun
levensonderhoud en dat van hunne
gezinnen moeten voorzien. Niet
alleen die ingezetenen, die bij de
kennisterreinen wonen, maar allen
in de gemeente, want overal zijn
tapperijen met een zeer luidruchtig
publiek en bijna overal een joelende,
schreeuwende en tierende menigte
op straat en nu moeten die inge
zetenen niaar goed vinden in hunne
nachtrust gestoord te worden, omdat
anderen goedvinden kermis te vieren
en dat is naar mijne meening niet
billijk en bovendien als gemeld niet
noodzakelijk, omdat er buiten de
kermis vermakelijkheden te o,ver
zijn. die niet rustverstorend zijn,
ADJUNCT-HOOFDINSPEC
TEUR VAN DAM.
zegt 't krasser. Ziehier eenige
van zijn uitspraken
De z.g. kermisreizigers behooren
voor een zeer groot gedeelte tot de
laagste klasse der maatschappij,
hunne inrichtingen uitgezonderd
enkele zijn onoogelijk, armoe
dig en vuil, en hetgeen zij vertoo-
nen is bijna zonder uitzondering
zóó nietig dat. indien het publiek
te voren wist wat er te Zien was,
nagenoeg niemand er coin cept voor
zoude uitgeven. De vertooners doen
het echter door hun geschreeuw en
door hunne reclame voorkomen alsof
hetgeen Zij te zien geven tot de
grootste zeldzaamheden der wereld
behoort, en lieten op die wijze het
publiek te bewegen zijne penningen
te offeren. In vele gevallen is het
bedrog en niets anders, al valt
dit ook niet onder de Strafwet.
Des daags wordt de kermis in
hoofdzaak bezocht door kinderen en
begeleiders, doch tegen 7 uur des
namiddags begint het publiek op
te komen, in den regel in grooten
getale en spoedig daarop ziet men
zingende, schreeuwende en joelende
menigten over het kermisterrein hos
sen en springen, opgewonden door
drankgebruik, de akeligste, en
f] armste liederen zingende of
eigen! ijk galmende.
De lieden die zich op die wijze
op het kermisterrein bewegen zijn
hoofdzakelijk meiden en jongens van
somtijds 13 en 14 doch meestal van
15 tot en met 20 a 21 jaren. Zij
zijn het, vooral de meiden, die bijna
altijd oorzaak zijn van ongeregeld
heden, van twisten en vechtpartijen,
en zij zijn liet ook die der politie
steeds overlast veroorzaken.
Voorts treft men des avonds op
het kermisterrein aan menschen "be
hoorende tot den middenstand (bur
gerstand) en behoorende tot de ar
beidende klasse.
Voor laatstbedoelde categorie is
de kermisweek mede een verderfe
lijke tijd. De arbeiders toch geven
tijdens de kermis uitzonderin
gen daargelaten veel meer geld
uit dan hunne verdiensten hun ver
oorloven. In den regel hebben zij
groote gezinnen te onderhouden en
ziet eens in de kleine tapperijen op
en nabij het kermisterrein, en in
Zoovele tenten, panorama's enz., men
vindt daar altijd arbeiders, in groo
ten getale. Zeker zouden die men
schen, indien het geen kermis was,
gelegenheid hebben of kunnen vin
den hun verdiend loon te verteren in
plaats van het aan te wenden tot in
standhouding van hun gezin, maar
de kermis biedt de verleiding en is
een aantrekkings,punt, en velen vajn
hen die gewoon zijn een geregeld
leven te leiden, zijn dan tegen de
verleiding niet bestand. En de ellen
de door de kermis in vele gezinnen
veroorzaakt, wordt weken daarna
nog gevoeld.
Naai' mijne bescheiden meening
ware het zéér gewenscht da,t tot af
schaffing van de kermis, werd over
gegaan, omdat
lo. het voordeel, der kermis zeer
gering, het nadeel daarvan, op ver
schillend gebied enorm groot is.
2o. de kermis, met het oog op de
wijze waarop zij gevierd wordt, niet
meer geacht kan worden te behoo
ren tot den tegenwoordigen tijd van
van beschaving en
3o. omdat de maatschappelijke toe
standen in den Joop der jaren zulk
een groote verandering hebben on
dergaan.
INSPECTEUR KEMPER S
is nu aan het woord. Hij vindt
vooral, de kermis „vies"
Wat voor hartverheffends is te zien
in een soort neger die rauwe rijst
en rauw vleesch verslindt waar
toe dienen de waarzegsters waar
toe het vertoonen van een gedroogd
zeedier of een reuzenrat.
Wat zijn photografietenten anders
dan inrichtingen waar men met open
oogen bedrogen wordt. Hoe wordt
de gezondheid bevorderd door het
eten van een legio paling die uren
en uren in de open lucht ligt. soms
dagen lang; door het gebruik
van ijs. uit de ijswageus; door het
gebruiken van oliebollen en gebak
ken in olie of vet waarvan de ran
zigheid op grooten afstand te rui
ken is; door het gebruik van groote
hoeveelheden nougat. Alles vies en
nog eens vies, even vies.
De kermis voldoet niet aan een
behoefte; buiten de kermis om zijn
er vermakelijkheden genoeg in onze
inrichtingen te genieten, als men wil
dat „zich vermaken" een behoefte
isdoch wat is het gevalde be
staande inrichtingen lijden een kwij
nend bestaan.
Wanneer er een punt aan te wij
zen was dat de kermis nut stichtte
ik was er vóór, nu tegen. De kermis
werkt zedeloosheid in de hand
geeft stootende tooneelen te zien
vermeerdert de armoede bevor
dert snoepzucht en diefstal, drank
zucht en zedeloosheid.
Ik weet zeker en kan het door on
dervinding opgedaan in mijne be
trekking verklaren, dat overal in
de arme en arbeiderswijken juich
tonen Zullen klinken als de ker
mis wordt afgeschaft; een zucht
van verlichting zal opgaan in die
gezinnen waar elke luxe uitgaven
boven hunne krachten gaat.
INSPECTEUR VAN DER LAAN
is wat kalmer in zijn uitdrukkin
gen. Ook hij begint met een plecht-
matige historische inleiding over het
woord „kermis", betoogt dat deze
geen nut en geen voordeel afwerpt,
maar dat er nadeel door ontstaat
voor de .winkeliers, voor de burger
klasse, voor de arbeiders, voor
huisbaken enz.
Het eerste eigenlijke politie-
argument vinden we hier in dit
stuk
De inspecteur besluit:
Juist gedurende de dagen der
kermis wordt door vele personen
misbruik gemaakt van sterken
drank en komen mishandelingen,
diefstallen en straatschenderijen al
hier meer voor dan op tijden dat er
kermis gehouden wordt, terwijl ge
durende de z.g. kermisweek de ge
meente wordt overstelpt van aller
lei geboefte en gespuis van elders,
als liedjeszangers, straatmuzikan
ten, bedelaars enz., kortom het uit
vaagsel der maatschappij, dat groo-
tendeels bestaat van diefstal en
rooverij.
Het komt mij dan ook voor dat
de kermis, geheel een nuttelooze on-
noodige instelling is, ja eene instel
ling die nadeelig is vooral voor de
arbeidende klasse en personen die
daarmede gelijk staan en dat het
algemeen belang,er mee gebaat zou
zijn wanneer zij voor goed werd af
geschaft.
INSPECTEUR VAN DER BEEK
heeft van zijnrapport niet een
opstel gemaakt, zooals de andere
heeren, maar houdt het in bureau
stijl..
Hij zegt eerst:
De kermis in deze gemeente wordt
over het algemeen bezocht door per
sonen grootendeels jongens en
meiden uit den werkmans- en
klein burgerstand die om kermis te
kunnen houden, indien hun spaai-
penningen daartoe niet toereikend
zijn, zich dikwijls het daarvoor ho-
noodigde geld verschaffen door het
verpanden van sieraden en zoo nou
dig kleedingstukken en andere h«-
noodigdheden.
En daarna gaat hij plotseling o\
tot den genoemden ..bureaustijl
dag de kermis door vele jmge
lieden wordt gebezigd om allerlei
brooddronken en baldadige hande
lingen te plegen in carrousels, ten
ten en kramen en op straten en we
gen in de omgeving van het kermi-
terrein. waarbij bet niet ontbreekT
aan het bezigen van zedeioozen taai.
dat velen zich aan drankmisbruik
schuldig maken hetwelk in den regel
eindigt met liet plegen van misdrij
ven, mishandeling, vernieling enz.
dat door de verdachte personen,
alhier woonachtig en die van elders
daartoe in deze gemeente komen, die
gelegenheid te baat nemen om dief
stal, zakkenrollerij enz. te plegen.
dat tevens tijdens de kermis dez-
gemeente in hevige mate (sic.i
wordt bezocht door liedjeszangers,
straatmuzikanten en venters mei
kleine koopwaren vermomde be
delaars om hun bedrijf uit te
oefenen, waarhij door die personen
vermoedelijk wel rekening wordt ge
houden met de omstandigheid, dat
het kermisterrein bijzonder politie
toezicht vordert-, hetwelk aan de
overige gedeelten der gemeente
wordt ontrokken.
Hij concludeert dan ook ten
slotte
dat de kermis moet worden be-
schouwd als eene plaats waar liei
zedelijk gevoel van jonge lieden
wordt gekwetst, zoodat het mij uit
zedelijk oogpunt, zoomede in het be
lang van de neringdoenden in deze
gemeente woonachtig, wensclieljjk
voorkomt dat de kermis wordt afge
schaft, waardoor tevens het aanta1
gepleegde misdrijven zal vermin
deren. Zoomede het misbruik van
sterken drank.
Ten slotte het rapport van den
INSPECTEUR VAN DEN
BROEKE.
die ook in den „bureau-stij" is
vervallen. Deze zegt ongeveer het
zelfde als zijn vorige collega.
Veel sociaal medevoelen zit er
blijkbaar niet bij de politie getuige
uitlatingen als deze:
dat gedurende de kermisweek in
deze gemeente worden aangetroffen
liedjeszangers, straatmuzikanten,
verkapte bedelaars, en meer van
dat gespuis, allen behoorende tot
het uitvaagsel der maat
schappij;
Ook deze inspecteur cioncludeert
dat afschaffing der kermis „in het
belang van het publiek van de ge
meente Haarlem Zal zijn."
Veerttg jaar journalist.
Den 17en dezer maand hoopt onze
hooggeachte collega de heer F. A.
van den Heuvel, te Amsterdam, zijn
40-jarig jubilé als journalist te
vieren.
Een dubbel jubilé: den 17enMrt
1869 werd de heer Van den Heuvel
opgenomen in den toen nog kleinen
kring der „Tijd"-redactie en onaf
gebroken is hij aan dat blad werk
zaam gebleven. Tevens werd de heer
v. d. Heuvel, toen in 1892 de „Mor
genpost", de populaire uitgaaf van
„De Tijd", werd opgericht, met de
leiding van dat blad belast.
Heeft deze veteraan steeds be
hoord tot wat men de stille wer
kers zou kunnen noemen veel ge
rucht naar buiten maakte hij niet
zijn arbeid is er niet minder veel
omvattend en verdienstelijk om ge
weest. Collega v. d. Heuvel is on
der het opzicht van werkkracht en
toewijding voor ons allen een toon
beeld.
Katholieke Volkslectuur.
jDe propagandaclub „Pius, X"
heeft haar werk mooi en krachtig,
ingezet.
In de officieele Kerklijst van Za
terdag j.l. staat een lange lijst van
adressen, waar men zich gemakke
lijk en goedkoop Katholieke lectuur
Zal kunnen aanschaffen.
Die lijst bevat meer dan v e e r t ig
adressen in de stad Haarlem, en
yoorloopig reeds een twintigtal in
enkele buitengemeenten.
Dat is wezenlijk een mooi begin.
Veertig adressen alleen in de stad,
.waar men zich voor een kleinigheid,
en met gelegenheid tot ruime keuze
Roomsche lectuur, zoowel voor ont
spanning als meer ernstige, kan ver
schaffen..
Niet te vergeten nog, dat de club
Zich allerminst hiertoe bepaalt,
maar ook reeds haar huisbezoek bij
de Katholieken is begonnen om
overal haar boeken en boekjes aan
"te bieden.
Een veldtocht die Zóó begonnen
.wordt, moet succes hebben. En een
arbeid met zoo verheven doel, zoo
krachtig en vol toewijding begonnen,
inag zeker rekenen op den steun der
Katholieken van allen rang en
stand. i
Hoe kan men deze Wakkere man
nen helpen in hun pogen tot ver
spreiding van goede lectuur, in hun
Zoo noodzakelijken en zoo mooien
strijd tegen de vloedgolf van scha
delijke persproducten, die ons dreigt
te overstelpen?
Steun kan men hun bieden op
allerlei manier.
;Op de eerste plaats is, het nog
noodig dit ,te zeggen door hen
vriendelijk te ontvangen en hun be
zoek niet te vergeefsch te doen zijn.
SVoj moeten het ons tot een eer reke
nen, deze mannen, die het leeken-
apostolaat van onzen tijd zoo bij uit
stek goed hegrijpen, bij ons te ont
vangen. Men kan hen helpen door
het aanvullen hunner a dressen-lijs-
sten, opdat geen enkel Katholiek
Worde overgeslagen. Maar vóór
alles, wij kunnen en móeten bij
zonder nu het ons zóó gemakkelijk
gemaakt wordt alle lectuur, die
niet bepaald goed of althans strikt
.onschadelijk genoemd kan worden,
pit onze huizen verwijderen en ver
vangen door hetgeen zij ons, komen
aanbieden.
[Wanneer ge ontspanningslectuur
wenscht, lezer en waarom zoudt
ge niet! sla dan even die adres
senlijst na, die zooveel mogelijk
iedere week in de Officieele Kerk
lijst zal worden opgenomen, en ga
bij den propagandist, die in uwe
huurt woont, eens snuffelen. Het zal
,u bepaald verrassen, wat mooie en
aardige boekjes ge voor u zelf en
voor uwe huisgenooten daar voor
een prikje hebben kunt.
jWe moesten hier te Haarlem
eigenlijk allang een zeer uitgebreide
[Roomsche leesbibliotheek hebben,
Zoo noodig met filialen in de bui
tengemeenten. Maar al is die er
nog niet, „Pius X" heeft het nu
toch voor allen, die op dit punt van
goeden wil zijn, overbodig gemaakt,
uit niet-betrouwbare bibliotheken te
putten, waar het geldt den leeslust
te voldoen.
[Wie eenigszins weet, Wat een over-
groote massa ziekelijke romans
om van bepaald immoreele boeken
nog niet te spreken er tegenwoor
dig aan de markt worden gebracht,
'zal het edel streven van Pius X pit
al zijn macht steunen.
De Roomsche Courant hoopt in
jdit opzicht in de eerste rij te staan 1
Het Arbeidscontract in werking
Dr. Nolens wijst er in de „N. Venl.
Ct." op, dat eerst langzamerhand de
opvattingen zioh naar nieuwe regelin
gen voegen, en dat het daarom ver
keerd is, over de werking der wet op
het arbeidscontract en haar gevolgen
FEUILLETON.
10)
Met roerende hartelijkheid greep het
mannetje Gaston's rechterhand en
voegde er bij:
„Waarom bloost gij? Voor mij be
hoeft gij u niet te schamen, ik weet
waarlijk heel goed, hoe moeilijk het be
gin van alle ondernemingen is. En
juist onder zulke harde omstandig
heden blijft het talent het beste be
waard. Reeds zeide ik, dat ik aan een
lievelingswerk bezig ben helaas ech
ter, de dichtkunst brengt geen brood in
huis. De journalistiek helpt mij aan
het noodige om te leven. Bovendien
schrijf ik voor de tooneelspelers hunne
rollen uit, en onder het pseudoniem
Amaury de Saint-Gilbert lever ik aan
een sportblad een kroniek uit de voor
name kringen van Parijs."
Niettegenstaande zijne sombere stem
ming kon Gaston een glimlach niet
bedwingen, toen hij vernam, dat deze
man onder een adellijken naam voor
;een voornaam blad artikelen schreef,
doch hij wachtte zich wel iets wat op
twijfel geleek, te laten blijken. De dich
ter ging echter met geestdrift voort:
„Het -publiek is betooverd, verblind
door het knetterende geestesvuurwerk,
dat de pen van "den mooien Amaury
reeds nu een afdoend oordeel uit te
spreken.
De gewekte teleurstelling is, meent
dr. Nolens, voor een groot deel aar
een onjuiste opvatting der wet te
wijten.
Deze toch schrijft niet een arbeids
contract voor, maar regelt vooral de
verhoudingen bij het sluitenderover
eenkomefen. Zij geeft rechts zekerheid.
Wat de verdere inhoud van het con
tract zal zijn, hangt af, voorzoover de
wet niet dwingende voorschrilten geeft,
van de onderhandelingen van beide
partijen.
En hierop heeft invloed zoowel het
besef van zedelijke plichten met name
van de werkgevers, als de kracht
waarmee wenschen of eischen kunnen
worden gesteund.
Het blijkt nu wel dat althans in
sommige bedrijven aan de zijde der
werkgevers nog een verkeerd inzicht
bestaat, vooral bij hen die redeneeren
in alles, waartoe ik niet door de wet
verplicht ben, wil ik absoluut vrij
blijven.
Daaruit ontstond allicht een sterker
neiging om wat de wel thans vrij laat,
vroeg of laat, toch maar dringend
voor te. schrijven.
Natuurlijk is het ook niet uitge-
gesloten dat in een of ander bedrijf
van de zijde der arbeiders onredelijke
eisohen gesteld worden.
Wat dubbel verkeerd is als door
gebrek aan organisatie de macht ont
breekt, zelfs om tot onderhandeling
te geraken, en derhalve de gelegen!, ei i
om van het onredelijke overtuigd te
worden.
Door niemand wordt ontkend dat
de positie der arbeiders door de wet
er in geen enkel opzicht slechter op
geworden is, en ook zelfs ij de meest
onwelwillende toepassing in vele op
zichten er op verbeterd is.
Hoofdzaak is dat do reebtsverhou
ding tussoben werkgevers en werkne
mer een vasten basis heeft gekregen.
Op dien grondslag ka» worden voor
gebouwd.
De gelegenheid is nu geschapen dat
beide partijen met elkaar in overleg
treden.
En verwacht mag worden dat al
thans op dea duur dat overleg ten
voordeele van beiden zal plaats
hebben.
Daartoe is zoowel van de zijde der
werkgevers als van die der arbeiders
beleid goede wil, kennis van zaken,
i'uist inzicht in hun wederzij dsche ver-
loudingen noodig.
En al mag worden toegegeven dat
het werkgevers, die vroeger eenzijdig
kondt n handelen, moeilijk kan vallen
zich in de nieuwe regeling te schik
ken, van hun meerdere ontwikke
ling en ruimere opvatting mag toch
verlangd worden, dat ze deze nieuwe
regeling op een billijke wijze in toe
passing zullen brengen.
Wat onze politie-inspecteurs
zeggen over de Haarlemsche
kermis.
[We hebben in onze berichten eh
in een artikel van een onzer mede
werkers al uitvoerig gesproken
over derapporten van den Hoofd
commissaris, en de verschil lende
inspecteurs van politie betreffende
de kermis.
Unaniem niet alleen, maar de een
nóg krasser dan de ander, keuren
deze inspecteurs de kermis af.
De hoofdinspecteur Nol tkenius
doet het hoofdzakelijk om het „bu
rengerucht", zooa-ls gisteren in
het hoofdartikel werd gezegd, maar
de overige inspecteurs gronden hun
oordeel op andere overwegingen.
We willen de meest vierkante pas
sages uit de rapporten van de poli
tic-autoriteiten hier laten volgen,
Vooraf evenwel een kort woordje
Ons, dunkt de campagne, die tegen
de kermis Wordt opgezet, wfel wat
overdreven., i
Als men de groote, dikke woor
den leest in de verschillende adres
van af de hoogte zijner luchtige wo
ning voor hen ontsteekt. Wat zouden
de fijne dames in hare paleizen waar
ons blad gelezen wordt, verrast zijn,
als zij op een goeden dag aan de weet
kwamen, dat de baron de Saint-Gil-
b'ert, die haar zoo goed weet in te
lichten omtrent de five o'elock tea bij
gravin D.over den ontvangdag van
markiezin Cover de toiletten van
freule Reen arme gebochelde is,
leelijk. en misvormd. Maar het hart
zit bij den bultenaar op de rechte
plaats en hij zou niets liever wenschen
dan u uit de verlegenheid te helpen,
waarin gij u op dit oogenblik bevindt."
De oogen van André drukten geheel
de overweldigende goedheid zijner ziel
uit, het kon niet anders of men moest
dezen man zijn vertrouwen schenken
en hem liefkrijgen.
Met veel gewicht ging de dichter ver
der: Momenteel heb ik het zeer druk,
de rollen, die op uitschrijven wach
ten zijn vele, nauwelijks kan ik de
stof voor mijne chroniek verwerken. Ik
ben overtuigd, dat gij, ofschoon musicus
zijnde, toch ook wel met de pen weet
om te gaan. Ik zou u b.v. een aan
stelling als tooneelcriticus kunnen be
zorgen, indien gij zulks verlangt en
als u de prijs voor het uitschrijven
der rollen niet te gering is, zoudt gij
ook over deze kunnen beschikken.
Het is wel niet veel, maar in elk ge
val, het verschaft brood, al moet men
om hef te verdienen, dan ook werken
als een galeislaaf. Doe zooals ik: den
dag besteed ik aan den arbeid voor het
levensonderhoud, de avond is gewijd
aan den dienst der geliefde muze. Wel
is waar is het een hard en vermoei
end leven, maar later heeft men ook
het trotsche en troostvolle bewustzijn,
in dubbele mate geleefd te hebben."
Gaston was door dit aanbod zoo be
wogen, dat hij geen antwoord wist te
vinden. De arbeid, dien men hem daar
voorstelde, beduidde voor hem het le
ven hij kon daarmede eenige maan
den zijn bestaan verlengen en tijd win
nen om een uitgever voor zijn com
posities belang in te boezemen. Dan
kon hij mogelijk in eens een grooten
slag slaan en het zoo vurig gewensch-
te succes zou volgen.
O Voorzienigheid! hoe wonderbaar
zijn uwe wegen 1
Hij keek in de trouwhartige oogen
van Leroy, beschouwde dat breede
voorhoofd waarachter dichterlijke ge
dachten elkander verdrongen, zag die
dunne lippen, waarom een weemoedige
glimlach speelde. Onder dien glimlach
trachtte de arme gebrekkige, in wiens
ontoonbaar, gebrekkig omhulsel een
zoo groot, van liefde gloeiend hart klop
te, het eigen zieleleed te verbergen.
Zacht legde Leroy een rol kopieën en
twee goudstukken op de tafel en zei-
de daarbij aanmoedigend:
„Hier is werk voor ééne weekl Tot
weerziens, kameraadKomaan, geen
moed verloren!"
„Dank," riep Gaston getroffen uit.
„Duizendmaal dank voor uwe goed
heid."
„Waarom bedankt gij mij?" onder
brak hem de redder in den nood met
een vriendelijken glimlach. „Een vriend
verplichten is steeds een genoegen. Juf
frouw Lambert zal de stappen, die ik
gedaan heb', goedkeuren, zij zal mij
lachend zeggen, dat ik goed gehan
deld heb. En haar goedkeurende lach
is een hemelsch loon, kostbaarder dan
wat ook in deze wereld."
Voorzichtig, als iemand, die een ge
heim wil uitvorschen, vroeg Gaston:
„Dit jonge meisje is u zeker wel zeer
dierbaar?"
Een spottende lach ontvlood de lip
pen des dichters, die te bitterder was,
wijl hij daarmede een diep, onuitspre
kelijk harteleed wilde bedekken.
„Wat bedoelt gij daarmede? Ik
zou Gabrielle beminnen?.... ik, de
armzalige, gebrekkige een misvormde?!
Neen, neen, ik bemin haar niet. De
sterren des hemels tracht men niet te
bezitten, zij staan te hoog. Maar ik
bewonder en vereer haar met al de
geestdrift, waarmede men de goedheid,
de barmhartigheid, den adel van ge
moed bewondert en vereert; haar voor
beeld moedigt jrnij er toe aan om mij
ne zelfzucht té overwinnen en mij in
zelfverloochening te oefenen! Alle on-
gelukkigen zegenen Gabrielle, zij is bij
God en de menschen bemind."
De jonge lieden scheidden met een
stillen handdruk. André Leroy was
spoedig achter de deur der familie
Lambert verdwenen, in wier midden
hij bijna eiken avond zijn reinste ge- j
luk zocht en ook vond. Gezeten voor
een groot vuur onder den schoor-
steen, welks vlammen een weldoende
warmte en licht verspreidden, luister
de hij naar de woorden van den ouden
blinden meester. Hij volgde de vlugge
vingers van Etiennette, die den gelen
toetsen van de oude piano liefelijke
melodieën wisten te ontlokken. Hij
lachte tegen de vroolijke Hermine, die
de twee jongere broertjes bij hun thuis
werk behulpzaam was, en als hij het
ongezien kon doen, wierp hij bewon
derende blikken op Gabrielle, welker
leven gewijd was aan de zelfverloo
chening in haar verhevenstèn vorm.
Haar uiterlijk was niet onberispelijk
schoon, maar de reinheid harer ziel
deed van de gansche verschijning van
het jonge meisje een stille beloovering
uitgaan.
Terwijl Gabrielie's oogen vriendelijk
groetend André Leroy verwelkomden,
ontvouwde Gaston in zijn eenzaam ver
trek de rollen, die zijn bezoeker ach
tergelaten had en zette zich met
onverdroten ijver onmiddellijk aan
den arbeid. Buiten huilde de storm
en joeg sneeuw en regen kletterend te
gen de ruiten.
Dank zij deze onverdroten werk
zaamheid, die met het aanbreken van
den dag een aanvang nam en tot laat
in den nacht werd voortgezet, keerde
er in Gaston's huis weder een zekere
behaaglijkheid terug. Hij nam eiken
arbeid, dien André Leroy hem bracht,
laan. Dan waren het rollen om uil
te schrijven, een andermaal weder gold
het een opschroevend reclame-artikel
te schrijven voor eene parfumerie-fa
briek in de Rue Vivienne.
Dufour had juist een dezer mees
terstukken van reclame afgemaakt en
haastte zich om zijn handschrift naai
den zeepzieder Grazielli te brengen.
Een kleine, slanke man. in keurig
moderne kleeding, stond hem te woord
„Is het artikel klaar?"
Gaston overhandigde hem het blad
papier. Een bevredigend, zelfbewust
lachje verscheen om de lippen van
den zeepfabrikant, toen hij het gezwol
len proza van het artikel las. Geen
enkel woord in de loftuitingen op zijn
poeders en zeepen scheen hem te over
dreven.
„Uitstekend! Uitstekend! Gij hebt
genie, gij kunt het nog ver brengen.
Ik reken er op, dat gij mij de vol
gende week wederom met uwe welver
sneden pen van dienst zult zijn. Voor
loopig zal ik u dit op afrekening go
ven."
En hij overhandigde den reclame-
schrijver een goudstuk.
Met bitterheid in het hart en toch
blijde wederom iets verdiend te hebben,
keerde Gaston naar zijne kluis terug,
om zich opnieuw te wijden aan dien
arbeid, waartegen zich zijn kunste
naarstrots zoo zeer verzette.
Was hij dan zoo overdag bezig ge
weest met dit gehate werk om zoodoen-
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT