Bedrogen. Letteren en Kunst. Sociale Berichten. Stadsnieuws. sen, dan haalt men cHiwSllekeuriig de schouders op: niet omda.t er jniet veel waars in zou staan, danwel oïridat van de zijde der tegenstan ders van de kermis heel. veel op rekening daarvan wordt geschoven Wat todh niet op die rekening ko men moest. i jJVftj vpor ons zijn niet blind voor de nadeelen der kermis. En kien de vaak slechte gevolgen ervan niet over het hoofd. Maar wij vragenzal het beter worden als de kermlis is afgeschaft Znllen dronkenschap en zedeloos heid werkelijk verminderen De ondervinding op- andere, plaat sen, Waar de kermissen zijn opge doekt, leert dat daarvan globaal genomen geen sprake is. De kermis -afschaffen zal. dus al léén beteekenenaan het volk en den middenstand een traditioneele gelegenheid van volksvermaak ont nemen, een oud gebruik wegnemen. Zonder er iets. anders voor in de plaats te geven, en zonder toch over het a 1 gemeen het doel te bereiken dat men zich met die op heffing voor oogen stelt. Daarom: de kermis op te heffen Zonder meer, en zonder daarvoor iets .anders te stellen, dunkt ons een zaak die onze raadsleden nog eens tweemaal mOeten bedenken. Er is vóór, maar er is ook véél tegen!.... En Wat nu de politie-rapporteh aangaat: de politie is partij. Door opheffing der kermis zijn de politie autoriteiten ontegenzeggelijk van een zware dienstweek bevrijdDe opstellen, die de verschillende in specteurs over de kermis hebben ge schreven, maken evenwel den in druk. dat de openbare orde en de voorkoming van misdrijven (welke juist tot de taak der politie behoo ren) door de kermis niet zoozeer worden bemoeilijkt. .Want, de inspec teurs hebben het, in allerlei kracht termen, wel over hossen en sprin gen, Zingen, over schade voor de neringdoenden enz., maar over eigen I ijlce p o 1 i t i e-z aken Zwijgen ze bijïia geheel. i Welsprekend 'zijn die rapporten dan ook niet, en er zouden even op gewonden „artikelen" in tegenge stelden zin zijn te schrijven. I De meest markante zinsneden uit de meergenoemde rapporten mogen nu volgen: onze plaatsruimte laat niet toe, dat we die stukken geheel opnemen. i Vooreerst een en ander uit wat HOOFDINSPECTEUR NOLTHE- NIUS, na een ietwat-komiek-didactisclic in leiding overhet ontstaan van de kermis over dit volksvermaak zegt: I De .tegenstanders der kermis ha meren steeds op' het aambeeld „dron kenschap" en „onzedelijkheid". Ontegenzeggelijk wordt er met de kermis veel sterke drank gebruikt, komen er mishandelingen en andere misdrijven voor en wordt er ook ontucht gepleegd, maar dat heeft buiten de kermis evengoed plaats, ziet het getal dronkaards, dat vooral des Zondags a.an het Politiebureau wordt gebracht, het aantal aangif ten van mishandelingen, vernielin gen enz: en het aantal misdrijven tegen de zeden, terwijl even goed ontucht wordt gepleegd, alles bui ten de kermis om. De voorstanders der kermis, beroe pen er Zich op, dat de kermis zooveel minder ruw en slecht is dan vroe ger en een ander er niet mede te maken heeft hoe zij feestvieren en het toch niet aangaat da,t een ander de tegenstander van de kermis hun het kermisgenot onthoudt. Die redeneering gaat mijns inziens ook mank. Als iets minder ruw en slecht is, dan isi het nog niet be schaafd en goed, maar blijft ruW en slecht. Het allerlaatste argument van de vóórstanders der kermis is juist mijn argument tegen de ker mis,. Duizenden ingezetenen moeten goedvinden, niettegenstaa,nde arti kel 431 Wi. v, S. dat zij tien da gen lang in hunne nachtrust worden gestoord, menscüien die des morgens vroeg weer bij de hand moeten zijn voor hunne be trekking. beroep of bedrijf, met de uitoefening waarvan zij in hun levensonderhoud en dat van hunne gezinnen moeten voorzien. Niet alleen die ingezetenen, die bij de kennisterreinen wonen, maar allen in de gemeente, want overal zijn tapperijen met een zeer luidruchtig publiek en bijna overal een joelende, schreeuwende en tierende menigte op straat en nu moeten die inge zetenen niaar goed vinden in hunne nachtrust gestoord te worden, omdat anderen goedvinden kermis te vieren en dat is naar mijne meening niet billijk en bovendien als gemeld niet noodzakelijk, omdat er buiten de kermis vermakelijkheden te o,ver zijn. die niet rustverstorend zijn, ADJUNCT-HOOFDINSPEC TEUR VAN DAM. zegt 't krasser. Ziehier eenige van zijn uitspraken De z.g. kermisreizigers behooren voor een zeer groot gedeelte tot de laagste klasse der maatschappij, hunne inrichtingen uitgezonderd enkele zijn onoogelijk, armoe dig en vuil, en hetgeen zij vertoo- nen is bijna zonder uitzondering zóó nietig dat. indien het publiek te voren wist wat er te Zien was, nagenoeg niemand er coin cept voor zoude uitgeven. De vertooners doen het echter door hun geschreeuw en door hunne reclame voorkomen alsof hetgeen Zij te zien geven tot de grootste zeldzaamheden der wereld behoort, en lieten op die wijze het publiek te bewegen zijne penningen te offeren. In vele gevallen is het bedrog en niets anders, al valt dit ook niet onder de Strafwet. Des daags wordt de kermis in hoofdzaak bezocht door kinderen en begeleiders, doch tegen 7 uur des namiddags begint het publiek op te komen, in den regel in grooten getale en spoedig daarop ziet men zingende, schreeuwende en joelende menigten over het kermisterrein hos sen en springen, opgewonden door drankgebruik, de akeligste, en f] armste liederen zingende of eigen! ijk galmende. De lieden die zich op die wijze op het kermisterrein bewegen zijn hoofdzakelijk meiden en jongens van somtijds 13 en 14 doch meestal van 15 tot en met 20 a 21 jaren. Zij zijn het, vooral de meiden, die bijna altijd oorzaak zijn van ongeregeld heden, van twisten en vechtpartijen, en zij zijn liet ook die der politie steeds overlast veroorzaken. Voorts treft men des avonds op het kermisterrein aan menschen "be hoorende tot den middenstand (bur gerstand) en behoorende tot de ar beidende klasse. Voor laatstbedoelde categorie is de kermisweek mede een verderfe lijke tijd. De arbeiders toch geven tijdens de kermis uitzonderin gen daargelaten veel meer geld uit dan hunne verdiensten hun ver oorloven. In den regel hebben zij groote gezinnen te onderhouden en ziet eens in de kleine tapperijen op en nabij het kermisterrein, en in Zoovele tenten, panorama's enz., men vindt daar altijd arbeiders, in groo ten getale. Zeker zouden die men schen, indien het geen kermis was, gelegenheid hebben of kunnen vin den hun verdiend loon te verteren in plaats van het aan te wenden tot in standhouding van hun gezin, maar de kermis biedt de verleiding en is een aantrekkings,punt, en velen vajn hen die gewoon zijn een geregeld leven te leiden, zijn dan tegen de verleiding niet bestand. En de ellen de door de kermis in vele gezinnen veroorzaakt, wordt weken daarna nog gevoeld. Naai' mijne bescheiden meening ware het zéér gewenscht da,t tot af schaffing van de kermis, werd over gegaan, omdat lo. het voordeel, der kermis zeer gering, het nadeel daarvan, op ver schillend gebied enorm groot is. 2o. de kermis, met het oog op de wijze waarop zij gevierd wordt, niet meer geacht kan worden te behoo ren tot den tegenwoordigen tijd van van beschaving en 3o. omdat de maatschappelijke toe standen in den Joop der jaren zulk een groote verandering hebben on dergaan. INSPECTEUR KEMPER S is nu aan het woord. Hij vindt vooral, de kermis „vies" Wat voor hartverheffends is te zien in een soort neger die rauwe rijst en rauw vleesch verslindt waar toe dienen de waarzegsters waar toe het vertoonen van een gedroogd zeedier of een reuzenrat. Wat zijn photografietenten anders dan inrichtingen waar men met open oogen bedrogen wordt. Hoe wordt de gezondheid bevorderd door het eten van een legio paling die uren en uren in de open lucht ligt. soms dagen lang; door het gebruik van ijs. uit de ijswageus; door het gebruiken van oliebollen en gebak ken in olie of vet waarvan de ran zigheid op grooten afstand te rui ken is; door het gebruik van groote hoeveelheden nougat. Alles vies en nog eens vies, even vies. De kermis voldoet niet aan een behoefte; buiten de kermis om zijn er vermakelijkheden genoeg in onze inrichtingen te genieten, als men wil dat „zich vermaken" een behoefte isdoch wat is het gevalde be staande inrichtingen lijden een kwij nend bestaan. Wanneer er een punt aan te wij zen was dat de kermis nut stichtte ik was er vóór, nu tegen. De kermis werkt zedeloosheid in de hand geeft stootende tooneelen te zien vermeerdert de armoede bevor dert snoepzucht en diefstal, drank zucht en zedeloosheid. Ik weet zeker en kan het door on dervinding opgedaan in mijne be trekking verklaren, dat overal in de arme en arbeiderswijken juich tonen Zullen klinken als de ker mis wordt afgeschaft; een zucht van verlichting zal opgaan in die gezinnen waar elke luxe uitgaven boven hunne krachten gaat. INSPECTEUR VAN DER LAAN is wat kalmer in zijn uitdrukkin gen. Ook hij begint met een plecht- matige historische inleiding over het woord „kermis", betoogt dat deze geen nut en geen voordeel afwerpt, maar dat er nadeel door ontstaat voor de .winkeliers, voor de burger klasse, voor de arbeiders, voor huisbaken enz. Het eerste eigenlijke politie- argument vinden we hier in dit stuk De inspecteur besluit: Juist gedurende de dagen der kermis wordt door vele personen misbruik gemaakt van sterken drank en komen mishandelingen, diefstallen en straatschenderijen al hier meer voor dan op tijden dat er kermis gehouden wordt, terwijl ge durende de z.g. kermisweek de ge meente wordt overstelpt van aller lei geboefte en gespuis van elders, als liedjeszangers, straatmuzikan ten, bedelaars enz., kortom het uit vaagsel der maatschappij, dat groo- tendeels bestaat van diefstal en rooverij. Het komt mij dan ook voor dat de kermis, geheel een nuttelooze on- noodige instelling is, ja eene instel ling die nadeelig is vooral voor de arbeidende klasse en personen die daarmede gelijk staan en dat het algemeen belang,er mee gebaat zou zijn wanneer zij voor goed werd af geschaft. INSPECTEUR VAN DER BEEK heeft van zijnrapport niet een opstel gemaakt, zooals de andere heeren, maar houdt het in bureau stijl.. Hij zegt eerst: De kermis in deze gemeente wordt over het algemeen bezocht door per sonen grootendeels jongens en meiden uit den werkmans- en klein burgerstand die om kermis te kunnen houden, indien hun spaai- penningen daartoe niet toereikend zijn, zich dikwijls het daarvoor ho- noodigde geld verschaffen door het verpanden van sieraden en zoo nou dig kleedingstukken en andere h«- noodigdheden. En daarna gaat hij plotseling o\ tot den genoemden ..bureaustijl dag de kermis door vele jmge lieden wordt gebezigd om allerlei brooddronken en baldadige hande lingen te plegen in carrousels, ten ten en kramen en op straten en we gen in de omgeving van het kermi- terrein. waarbij bet niet ontbreekT aan het bezigen van zedeioozen taai. dat velen zich aan drankmisbruik schuldig maken hetwelk in den regel eindigt met liet plegen van misdrij ven, mishandeling, vernieling enz. dat door de verdachte personen, alhier woonachtig en die van elders daartoe in deze gemeente komen, die gelegenheid te baat nemen om dief stal, zakkenrollerij enz. te plegen. dat tevens tijdens de kermis dez- gemeente in hevige mate (sic.i wordt bezocht door liedjeszangers, straatmuzikanten en venters mei kleine koopwaren vermomde be delaars om hun bedrijf uit te oefenen, waarhij door die personen vermoedelijk wel rekening wordt ge houden met de omstandigheid, dat het kermisterrein bijzonder politie toezicht vordert-, hetwelk aan de overige gedeelten der gemeente wordt ontrokken. Hij concludeert dan ook ten slotte dat de kermis moet worden be- schouwd als eene plaats waar liei zedelijk gevoel van jonge lieden wordt gekwetst, zoodat het mij uit zedelijk oogpunt, zoomede in het be lang van de neringdoenden in deze gemeente woonachtig, wensclieljjk voorkomt dat de kermis wordt afge schaft, waardoor tevens het aanta1 gepleegde misdrijven zal vermin deren. Zoomede het misbruik van sterken drank. Ten slotte het rapport van den INSPECTEUR VAN DEN BROEKE. die ook in den „bureau-stij" is vervallen. Deze zegt ongeveer het zelfde als zijn vorige collega. Veel sociaal medevoelen zit er blijkbaar niet bij de politie getuige uitlatingen als deze: dat gedurende de kermisweek in deze gemeente worden aangetroffen liedjeszangers, straatmuzikanten, verkapte bedelaars, en meer van dat gespuis, allen behoorende tot het uitvaagsel der maat schappij; Ook deze inspecteur cioncludeert dat afschaffing der kermis „in het belang van het publiek van de ge meente Haarlem Zal zijn." Veerttg jaar journalist. Den 17en dezer maand hoopt onze hooggeachte collega de heer F. A. van den Heuvel, te Amsterdam, zijn 40-jarig jubilé als journalist te vieren. Een dubbel jubilé: den 17enMrt 1869 werd de heer Van den Heuvel opgenomen in den toen nog kleinen kring der „Tijd"-redactie en onaf gebroken is hij aan dat blad werk zaam gebleven. Tevens werd de heer v. d. Heuvel, toen in 1892 de „Mor genpost", de populaire uitgaaf van „De Tijd", werd opgericht, met de leiding van dat blad belast. Heeft deze veteraan steeds be hoord tot wat men de stille wer kers zou kunnen noemen veel ge rucht naar buiten maakte hij niet zijn arbeid is er niet minder veel omvattend en verdienstelijk om ge weest. Collega v. d. Heuvel is on der het opzicht van werkkracht en toewijding voor ons allen een toon beeld. Katholieke Volkslectuur. jDe propagandaclub „Pius, X" heeft haar werk mooi en krachtig, ingezet. In de officieele Kerklijst van Za terdag j.l. staat een lange lijst van adressen, waar men zich gemakke lijk en goedkoop Katholieke lectuur Zal kunnen aanschaffen. Die lijst bevat meer dan v e e r t ig adressen in de stad Haarlem, en yoorloopig reeds een twintigtal in enkele buitengemeenten. Dat is wezenlijk een mooi begin. Veertig adressen alleen in de stad, .waar men zich voor een kleinigheid, en met gelegenheid tot ruime keuze Roomsche lectuur, zoowel voor ont spanning als meer ernstige, kan ver schaffen.. Niet te vergeten nog, dat de club Zich allerminst hiertoe bepaalt, maar ook reeds haar huisbezoek bij de Katholieken is begonnen om overal haar boeken en boekjes aan "te bieden. Een veldtocht die Zóó begonnen .wordt, moet succes hebben. En een arbeid met zoo verheven doel, zoo krachtig en vol toewijding begonnen, inag zeker rekenen op den steun der Katholieken van allen rang en stand. i Hoe kan men deze Wakkere man nen helpen in hun pogen tot ver spreiding van goede lectuur, in hun Zoo noodzakelijken en zoo mooien strijd tegen de vloedgolf van scha delijke persproducten, die ons dreigt te overstelpen? Steun kan men hun bieden op allerlei manier. ;Op de eerste plaats is, het nog noodig dit ,te zeggen door hen vriendelijk te ontvangen en hun be zoek niet te vergeefsch te doen zijn. SVoj moeten het ons tot een eer reke nen, deze mannen, die het leeken- apostolaat van onzen tijd zoo bij uit stek goed hegrijpen, bij ons te ont vangen. Men kan hen helpen door het aanvullen hunner a dressen-lijs- sten, opdat geen enkel Katholiek Worde overgeslagen. Maar vóór alles, wij kunnen en móeten bij zonder nu het ons zóó gemakkelijk gemaakt wordt alle lectuur, die niet bepaald goed of althans strikt .onschadelijk genoemd kan worden, pit onze huizen verwijderen en ver vangen door hetgeen zij ons, komen aanbieden. [Wanneer ge ontspanningslectuur wenscht, lezer en waarom zoudt ge niet! sla dan even die adres senlijst na, die zooveel mogelijk iedere week in de Officieele Kerk lijst zal worden opgenomen, en ga bij den propagandist, die in uwe huurt woont, eens snuffelen. Het zal ,u bepaald verrassen, wat mooie en aardige boekjes ge voor u zelf en voor uwe huisgenooten daar voor een prikje hebben kunt. jWe moesten hier te Haarlem eigenlijk allang een zeer uitgebreide [Roomsche leesbibliotheek hebben, Zoo noodig met filialen in de bui tengemeenten. Maar al is die er nog niet, „Pius X" heeft het nu toch voor allen, die op dit punt van goeden wil zijn, overbodig gemaakt, uit niet-betrouwbare bibliotheken te putten, waar het geldt den leeslust te voldoen. [Wie eenigszins weet, Wat een over- groote massa ziekelijke romans om van bepaald immoreele boeken nog niet te spreken er tegenwoor dig aan de markt worden gebracht, 'zal het edel streven van Pius X pit al zijn macht steunen. De Roomsche Courant hoopt in jdit opzicht in de eerste rij te staan 1 Het Arbeidscontract in werking Dr. Nolens wijst er in de „N. Venl. Ct." op, dat eerst langzamerhand de opvattingen zioh naar nieuwe regelin gen voegen, en dat het daarom ver keerd is, over de werking der wet op het arbeidscontract en haar gevolgen FEUILLETON. 10) Met roerende hartelijkheid greep het mannetje Gaston's rechterhand en voegde er bij: „Waarom bloost gij? Voor mij be hoeft gij u niet te schamen, ik weet waarlijk heel goed, hoe moeilijk het be gin van alle ondernemingen is. En juist onder zulke harde omstandig heden blijft het talent het beste be waard. Reeds zeide ik, dat ik aan een lievelingswerk bezig ben helaas ech ter, de dichtkunst brengt geen brood in huis. De journalistiek helpt mij aan het noodige om te leven. Bovendien schrijf ik voor de tooneelspelers hunne rollen uit, en onder het pseudoniem Amaury de Saint-Gilbert lever ik aan een sportblad een kroniek uit de voor name kringen van Parijs." Niettegenstaande zijne sombere stem ming kon Gaston een glimlach niet bedwingen, toen hij vernam, dat deze man onder een adellijken naam voor ;een voornaam blad artikelen schreef, doch hij wachtte zich wel iets wat op twijfel geleek, te laten blijken. De dich ter ging echter met geestdrift voort: „Het -publiek is betooverd, verblind door het knetterende geestesvuurwerk, dat de pen van "den mooien Amaury reeds nu een afdoend oordeel uit te spreken. De gewekte teleurstelling is, meent dr. Nolens, voor een groot deel aar een onjuiste opvatting der wet te wijten. Deze toch schrijft niet een arbeids contract voor, maar regelt vooral de verhoudingen bij het sluitenderover eenkomefen. Zij geeft rechts zekerheid. Wat de verdere inhoud van het con tract zal zijn, hangt af, voorzoover de wet niet dwingende voorschrilten geeft, van de onderhandelingen van beide partijen. En hierop heeft invloed zoowel het besef van zedelijke plichten met name van de werkgevers, als de kracht waarmee wenschen of eischen kunnen worden gesteund. Het blijkt nu wel dat althans in sommige bedrijven aan de zijde der werkgevers nog een verkeerd inzicht bestaat, vooral bij hen die redeneeren in alles, waartoe ik niet door de wet verplicht ben, wil ik absoluut vrij blijven. Daaruit ontstond allicht een sterker neiging om wat de wel thans vrij laat, vroeg of laat, toch maar dringend voor te. schrijven. Natuurlijk is het ook niet uitge- gesloten dat in een of ander bedrijf van de zijde der arbeiders onredelijke eisohen gesteld worden. Wat dubbel verkeerd is als door gebrek aan organisatie de macht ont breekt, zelfs om tot onderhandeling te geraken, en derhalve de gelegen!, ei i om van het onredelijke overtuigd te worden. Door niemand wordt ontkend dat de positie der arbeiders door de wet er in geen enkel opzicht slechter op geworden is, en ook zelfs ij de meest onwelwillende toepassing in vele op zichten er op verbeterd is. Hoofdzaak is dat do reebtsverhou ding tussoben werkgevers en werkne mer een vasten basis heeft gekregen. Op dien grondslag ka» worden voor gebouwd. De gelegenheid is nu geschapen dat beide partijen met elkaar in overleg treden. En verwacht mag worden dat al thans op dea duur dat overleg ten voordeele van beiden zal plaats hebben. Daartoe is zoowel van de zijde der werkgevers als van die der arbeiders beleid goede wil, kennis van zaken, i'uist inzicht in hun wederzij dsche ver- loudingen noodig. En al mag worden toegegeven dat het werkgevers, die vroeger eenzijdig kondt n handelen, moeilijk kan vallen zich in de nieuwe regeling te schik ken, van hun meerdere ontwikke ling en ruimere opvatting mag toch verlangd worden, dat ze deze nieuwe regeling op een billijke wijze in toe passing zullen brengen. Wat onze politie-inspecteurs zeggen over de Haarlemsche kermis. [We hebben in onze berichten eh in een artikel van een onzer mede werkers al uitvoerig gesproken over derapporten van den Hoofd commissaris, en de verschil lende inspecteurs van politie betreffende de kermis. Unaniem niet alleen, maar de een nóg krasser dan de ander, keuren deze inspecteurs de kermis af. De hoofdinspecteur Nol tkenius doet het hoofdzakelijk om het „bu rengerucht", zooa-ls gisteren in het hoofdartikel werd gezegd, maar de overige inspecteurs gronden hun oordeel op andere overwegingen. We willen de meest vierkante pas sages uit de rapporten van de poli tic-autoriteiten hier laten volgen, Vooraf evenwel een kort woordje Ons, dunkt de campagne, die tegen de kermis Wordt opgezet, wfel wat overdreven., i Als men de groote, dikke woor den leest in de verschillende adres van af de hoogte zijner luchtige wo ning voor hen ontsteekt. Wat zouden de fijne dames in hare paleizen waar ons blad gelezen wordt, verrast zijn, als zij op een goeden dag aan de weet kwamen, dat de baron de Saint-Gil- b'ert, die haar zoo goed weet in te lichten omtrent de five o'elock tea bij gravin D.over den ontvangdag van markiezin Cover de toiletten van freule Reen arme gebochelde is, leelijk. en misvormd. Maar het hart zit bij den bultenaar op de rechte plaats en hij zou niets liever wenschen dan u uit de verlegenheid te helpen, waarin gij u op dit oogenblik bevindt." De oogen van André drukten geheel de overweldigende goedheid zijner ziel uit, het kon niet anders of men moest dezen man zijn vertrouwen schenken en hem liefkrijgen. Met veel gewicht ging de dichter ver der: Momenteel heb ik het zeer druk, de rollen, die op uitschrijven wach ten zijn vele, nauwelijks kan ik de stof voor mijne chroniek verwerken. Ik ben overtuigd, dat gij, ofschoon musicus zijnde, toch ook wel met de pen weet om te gaan. Ik zou u b.v. een aan stelling als tooneelcriticus kunnen be zorgen, indien gij zulks verlangt en als u de prijs voor het uitschrijven der rollen niet te gering is, zoudt gij ook over deze kunnen beschikken. Het is wel niet veel, maar in elk ge val, het verschaft brood, al moet men om hef te verdienen, dan ook werken als een galeislaaf. Doe zooals ik: den dag besteed ik aan den arbeid voor het levensonderhoud, de avond is gewijd aan den dienst der geliefde muze. Wel is waar is het een hard en vermoei end leven, maar later heeft men ook het trotsche en troostvolle bewustzijn, in dubbele mate geleefd te hebben." Gaston was door dit aanbod zoo be wogen, dat hij geen antwoord wist te vinden. De arbeid, dien men hem daar voorstelde, beduidde voor hem het le ven hij kon daarmede eenige maan den zijn bestaan verlengen en tijd win nen om een uitgever voor zijn com posities belang in te boezemen. Dan kon hij mogelijk in eens een grooten slag slaan en het zoo vurig gewensch- te succes zou volgen. O Voorzienigheid! hoe wonderbaar zijn uwe wegen 1 Hij keek in de trouwhartige oogen van Leroy, beschouwde dat breede voorhoofd waarachter dichterlijke ge dachten elkander verdrongen, zag die dunne lippen, waarom een weemoedige glimlach speelde. Onder dien glimlach trachtte de arme gebrekkige, in wiens ontoonbaar, gebrekkig omhulsel een zoo groot, van liefde gloeiend hart klop te, het eigen zieleleed te verbergen. Zacht legde Leroy een rol kopieën en twee goudstukken op de tafel en zei- de daarbij aanmoedigend: „Hier is werk voor ééne weekl Tot weerziens, kameraadKomaan, geen moed verloren!" „Dank," riep Gaston getroffen uit. „Duizendmaal dank voor uwe goed heid." „Waarom bedankt gij mij?" onder brak hem de redder in den nood met een vriendelijken glimlach. „Een vriend verplichten is steeds een genoegen. Juf frouw Lambert zal de stappen, die ik gedaan heb', goedkeuren, zij zal mij lachend zeggen, dat ik goed gehan deld heb. En haar goedkeurende lach is een hemelsch loon, kostbaarder dan wat ook in deze wereld." Voorzichtig, als iemand, die een ge heim wil uitvorschen, vroeg Gaston: „Dit jonge meisje is u zeker wel zeer dierbaar?" Een spottende lach ontvlood de lip pen des dichters, die te bitterder was, wijl hij daarmede een diep, onuitspre kelijk harteleed wilde bedekken. „Wat bedoelt gij daarmede? Ik zou Gabrielle beminnen?.... ik, de armzalige, gebrekkige een misvormde?! Neen, neen, ik bemin haar niet. De sterren des hemels tracht men niet te bezitten, zij staan te hoog. Maar ik bewonder en vereer haar met al de geestdrift, waarmede men de goedheid, de barmhartigheid, den adel van ge moed bewondert en vereert; haar voor beeld moedigt jrnij er toe aan om mij ne zelfzucht té overwinnen en mij in zelfverloochening te oefenen! Alle on- gelukkigen zegenen Gabrielle, zij is bij God en de menschen bemind." De jonge lieden scheidden met een stillen handdruk. André Leroy was spoedig achter de deur der familie Lambert verdwenen, in wier midden hij bijna eiken avond zijn reinste ge- j luk zocht en ook vond. Gezeten voor een groot vuur onder den schoor- steen, welks vlammen een weldoende warmte en licht verspreidden, luister de hij naar de woorden van den ouden blinden meester. Hij volgde de vlugge vingers van Etiennette, die den gelen toetsen van de oude piano liefelijke melodieën wisten te ontlokken. Hij lachte tegen de vroolijke Hermine, die de twee jongere broertjes bij hun thuis werk behulpzaam was, en als hij het ongezien kon doen, wierp hij bewon derende blikken op Gabrielle, welker leven gewijd was aan de zelfverloo chening in haar verhevenstèn vorm. Haar uiterlijk was niet onberispelijk schoon, maar de reinheid harer ziel deed van de gansche verschijning van het jonge meisje een stille beloovering uitgaan. Terwijl Gabrielie's oogen vriendelijk groetend André Leroy verwelkomden, ontvouwde Gaston in zijn eenzaam ver trek de rollen, die zijn bezoeker ach tergelaten had en zette zich met onverdroten ijver onmiddellijk aan den arbeid. Buiten huilde de storm en joeg sneeuw en regen kletterend te gen de ruiten. Dank zij deze onverdroten werk zaamheid, die met het aanbreken van den dag een aanvang nam en tot laat in den nacht werd voortgezet, keerde er in Gaston's huis weder een zekere behaaglijkheid terug. Hij nam eiken arbeid, dien André Leroy hem bracht, laan. Dan waren het rollen om uil te schrijven, een andermaal weder gold het een opschroevend reclame-artikel te schrijven voor eene parfumerie-fa briek in de Rue Vivienne. Dufour had juist een dezer mees terstukken van reclame afgemaakt en haastte zich om zijn handschrift naai den zeepzieder Grazielli te brengen. Een kleine, slanke man. in keurig moderne kleeding, stond hem te woord „Is het artikel klaar?" Gaston overhandigde hem het blad papier. Een bevredigend, zelfbewust lachje verscheen om de lippen van den zeepfabrikant, toen hij het gezwol len proza van het artikel las. Geen enkel woord in de loftuitingen op zijn poeders en zeepen scheen hem te over dreven. „Uitstekend! Uitstekend! Gij hebt genie, gij kunt het nog ver brengen. Ik reken er op, dat gij mij de vol gende week wederom met uwe welver sneden pen van dienst zult zijn. Voor loopig zal ik u dit op afrekening go ven." En hij overhandigde den reclame- schrijver een goudstuk. Met bitterheid in het hart en toch blijde wederom iets verdiend te hebben, keerde Gaston naar zijne kluis terug, om zich opnieuw te wijden aan dien arbeid, waartegen zich zijn kunste naarstrots zoo zeer verzette. Was hij dan zoo overdag bezig ge weest met dit gehate werk om zoodoen- NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 5