Gemengde Buitenlandsche berichten
Kerknieuws
Letteren en Kunst.
Leger en Vloot
1.
Een koning van
misdadigers.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
2)
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™f£?JL*LiD-
Een merkwaardige redding.
De „N. Holt. Ct." levert een uitvoe
rige correspondentie van hare Zwit-
sersche eorrespondetit omtrent Gio
vanni Pedersoli, den jongen Italiaan-
alle Schen arbeider, die sedert verleden
Week Dinsdag, dus volle tien dagen,
levend begraven lag onder de neerge-
em. I storte aardmassa's van de Bruggwal-
der tunnel.
Het ongeluk gebeurde Dinsdagmid-
11L, dag om vijf uur ongeveer-. Een ploeg
I arbeiders was bezig om op het nood
lottige punt de tunnel wijder uit te
t hakken, toen plotseling wanden en ge
welf ingedrukt en de arbeiders bedol
ven werden. Slechts enkelen konden
ontkomen.
De reddingsarbeid begon onmiddel
lijk. En werkelijk slaagde men erin na
eenige uren een arbeider onder het
puin vandaan te halen. De man was
Waarschijnlijk in de vlucht gegrepen
en lag op de grenzen van het be
dreigde punt. De andere slachtoffers,
het waren er negen of tien, lagen mid
den in de massa, en waren niet meer
te redden. Want het afbrokkelen van
den tunnel wand hield aan; voortdu
rend volgden nieuwe aardschuivingen,
eii wie zich daar binnen zou durven
Wagen, scheen een man ties doods.
Een der ingenieurs, Bacci, viel dan ook
werkelijk als slachtoffer van zijn plicht
Toen hij na een pauze van ongeveer
een halven dag den toestand wilde op
nemen, werd hij door een neerplof-
fenden steen doodgeslagen. Daarin von
den de aannemers van het werk aan
leiding oin alle verdere pogingen tot
redding te staken. En hier begint nu
het geval eerst recht spannend te 'wor
den. De arbeiders althans enkelen
onder hen achtten het besluit oii-
menschelijk en verlangden dat het red
dingswerk voortgezet zou worden. De
ingenieurs, wien het niet aan men-
schenliefde noch aan moed ontbrak,
bleven daarentegen bij hun voornemen.
Niemand, die er aan twijfelde, dat de
bedolven arbeiders onder de neerge
storte massa's van slijkaarde gestikt
Waren. Daar viel niets meer te red
den. Wel zou het voortzetten van iden
reddingsarbeid nieuwe mensehenlevens
vorderen dat had immers den dood
van Bacci bewezen.
Zoo verliepen een paar dagen met
het justitieele en technische onderzoek.
Daarop werd voorzichtig dc oprui
mingsarbeid begonnen. Weinige dagen
laler, in den nacht van Zondag op
Maandag, hoorden de arbeiders in de
tunnel plotseling hulpgeroep. Het ge
luid was uiterst zwak en scheen, van
heel verre te komen. Maar geen hun
ner had den moed dieper voort te
kruipen door de spleten en gangen in
de neergestorte massa's, en zoo den
ongelukkige te naderen. Ingenieur Mast
werd van het bureau geroepen, en
met het gebeurde in kennis gesteld.
Dadelijk legde hij jas en vest af, en
kroop op handen en voeten, zoover
als het hem slechts mogelijk was.
Er lag inderdaad nog een levende
onder het puin. Hij heette Giovanni
Pedersoli, was 22 jaar oud, en ge
voelde zich naar omstandigheden tame
lijk wel. In een kleine ruimte tus-
sehen omgevallen stutbalken en een
ijzeren rolwagen lag hij opgesloten. Hij
had ondragelijken honger en voelde
zich onnoemelijk mat. Dat was alles,
Wat ingenieur Mast uit hem had kun
nen krijgen. De ongelukkige sprak
moeilijk, met lange pauzen, zonder
eenigen samenhang en soms verward.
Het was niet mogelijk geweest, eenige
zekere aanduidingen uit hem te krijgen,
gen, waar hij ongeveer lag.
Snel werd beraadslaagd. Nieuwe
reddingsplannen werden ontworpen.
Telegraaf en telefoon riepen onmiddel
lijk van alle kanten vakkundige hulp
en geneeskundigen bijstand in. Onder
de arbeiders vormde zich een keur
korps van onversaagden, die, geholpen
door de adviezen der ingenieurs, den
ongelukkige wilden redden.
Men besloot dwars door de neerge
storte massa een gat te graven, een
miniatuur-tunnel dus van ten hoogste
een paar meter doorgangswijdte. Een
enkele man zou langzaam voortdrin-
gen. Met een kleinen beitel, met zijn
vingers, moest deze arbeider voorzich
tig stukje voor stukje wegsteken. De
minste beweging van het terrein kon
noodlottig worden. En elke handbreed,
die op deze wijze den dood ontwor
steld werd, moest behoedzaam met
houtwerk versterkt worden.
Daarbuiten aan den tunnel-ingang
wachtte steeds een sanitaire post, een
afdeeiing van het Roode Kruis met
allerlei hulpmiddelen, met spijs en
drank om den ongelukkige te laven,
zoodra hij bereikbaar was.
Doch uur na uur kroop langzaam
voort, zonder dat men iets noemens
waards bereikte. De uren werden da
gen, en men begon aan do redding te
wanhopen.
Intusschen drong de houten koker
steeds dieper in de massa voort; doch
het ging wanhopig-langzaam. Meer
dan eens stieten de arbeiders op een
omgerukte stutbalk, die splinter voor
splinter moest uitgestoken worden. En
eerst toen de redding nabij scheen, na
dagen en nkchten van rusteioozen ar
beid, dreigde alles verloren te zijn. De
houten koker stiet op een achterge
bleven rolwagen, een constructie van
zwaar gietijzer, die niet uit den weg
geruimd kon worden.
De eenige oplossing was om den Wa
gen heen te graven. Doch welke rich
ting zou men kiezen. Lag de arme
kerel links of rechts van den rolwa
gen. Men wist het niet. Het slacht
offer zelf kon geen enkele aanduiding
geven. De oQgenbiikken waren kost
baar.
Ingenieur Mast kroop voor de zoo-
veelste maal in den langen, donkeren
koker om zich zekerheid te verschaf
fen. Hij riep Pedersoli aan. Maar er
volgde geen antwoord. Hij sprak de
ongelukkige van zijn spoedige redding,
van geldgeschenken, die op het bureau
voor hem gereed lagen. Maar al wat
hij uit den man krijgen kon, was een
zwakke klacht over koude, over moe
heid.
Onder deze omstandigheden werd be
sloten niet naar rechts, en niet naar
links te zoeken maar den koker
voort te bouwen over den rolwagen
heen. En dit bleek inderdaad een ge
lukkige vondst. Nog een paar meter
werd de smalle gang voortgedreven,
toen de arbeider, met het reddingswerk
bezig, plotseling de stem van Pedersoli
beneden zieh hoorde. Spoedig werd een
tweede arbeider gehaald, en beiden be
gonnen den bodem uit te graven om
zoo den bedreigden man te verlossen.
Eindelijk, op een diepte van vier
meter, daar was de open ruimte be
reikt, waarin de arme man bijna on
bewegelijk vastgekneld lag tusschenden
wagen en een paar neergesmeten bal
ken. Tot halverwege de borst lag het
onderlijf in zand en slijk bedolven.
Het hoofd en beide armen waren ge
lukkig vrijgebleven.
Met uiterste voorzichtigheid moest de
man bevrijd worden. Eike ruwe be
weging kon de aardmassa opnieuw aan
het schuiven brengen. Men rolde den
doodgewaande in een wollen deken, en
schoof den kostbaren last zoetjes aan
door den smallen reddingskoker naar
de breede tunnelgang. Daar stonden
de makkers met een draagbaar, en
droegen den uitgeputten man in het
eerst-nabijzijnde huis, waar hem de
eerste geneeskundige hulp verleend
werd.
Een paar uur later ging de kleine
stoet op weg naar het stedelijk zieken
huis. Dat was een blijde gang. Men
had den dood een slachtoffer ontrukt,
dat reeds onherroepelijk verloren
scheen.
Tien dagen had het graf den man
in zijn macht gehad.
Gedresseerde bijen.
Merkwaardige dingen worden ver
haald van zekeren Witdmann te Ply
mouth, die in het laatst der 18e eeuw
voorstellingen gaf met gedresseerde
bijen. Hij bracht de bijenzwermen op
zijn gelaat, op zijn schouders of in zijn
zakken mee en liet de bijenkorven in
een aangrenzende kamer zetten. Als
hij dan floot, vlogen al de bijen van
hem af naar hun korf toe en floot
hij weder, dan namen zij weer haar
plaats in op zijn lichaam of in zijn
zakken. Die vertooning werd verschei
dene keeren herhaald, zonder dat een
der toeschouwers door een enkeie bij
werd gestoken.
Ook bij den gouverneur gaf Wild-
mann een voorstelling. Daar bracht
hij een korf vol bijen en liet de dier
tjes in den tijd van twee minuten uit
dien korf gaan om zich op den hoed
van een der toeschouwers neder te
zetten en van daar weder op zijn bloo-
ten arm komen, weiken zij als een
bonten mouw bedekten. Later liet hij
de bijen zijn hoofd en aangezicht als
een masker bedekken en ten slotte
moesten zij op zijn bevel over de tafel
'heen en weer loopen. Van al wat pp
het gebied van dressuur is vertoond, is
dit steilig mede het interessantste.
Zelfmoordprediking.
Bij gelegenheid der zelfmoord-epide-
demie, die in de laatste weken heerscht
onder de kinderen der godsdienstlooze
scholen, wordt in herinnering gebracht,
dat de leerlingen der openbare scho
len in Frankrijk, door zich het leven
te benemen, slechts de lessen hunner
onderwijzers opvolgen. Want in zijn
nummer van 24 December 1895 zegt
het „Journal des Instituteurs" sprekend
over zelfmoord:
„Wat blijft ons over, als we aan
een onzer plichten zijn te kort geko
men? Als de fout, die wij bedreven
hebben, zoo ernstig is, dat ze onze
eer bezoedelt, dan moeten we, vast
besloten, den dood verkiezen boven de
oneer. Laten we ons vonnis zelf uit
voeren, of zijn we te laf daarvoor,
dan moeten we ons uitleveren aan Üe
justitie van ons vaderland.
De straf volvoerend aan ons zei ven
is waardiger; nochtans moeten we in
haar gx-oote gestrengheid, slechts onze
toevlucht tot haar nemen in de geluk
kige buitengewone gevallen; alleen wat
onherstelbaar is, is een reden voor
zelfmoord."
Welk een verschrikkelijke geestes-
d waling!
De familiesigaar.
Tot de voornaamste bestanddeelen
van den inventaris van het jiuls van
een inboorling der Filippijnsche eilan
den behoort de familiesigaar, het ge
meenschappelijk eigendom van alle le
den der familie en waarop zoowel de
grootmoeder en de grootvader - als het
jongste kleinkind recht hebben. En van
dat recht wordt ook ijverig gebruik
gemaakt.
De familiesigaar heeft een omvang
van 3 tot 4 centimeier en een lengte
van 40 tot 60 centimeter. Wordt zij
niet gebruikt, dan ligt zij in het speci
aal voor haar gemaakt gat van een der
bamboepalen, waarop het huis rust, en
het gat is zoo dicht bij den grond
aangebracht, dat ieder kind zich kan
overgeven aan het genot der sigaar.
Wie trek heeft, steekt ze aan, rookt,
zoolang hij of zij wil, en legt ze dan
weer in het gat. Buitenshuis mag zij
niet gerookt worden. Komt er een
gast, dan wordt hem of haar dadelijk
de familiesigaar aangeboden, zelfs al
heeft een ander ze op dat oogenblik
juist in den mond en het zou een
groote beieediging zijn, als een gast
voor deze „hoogste eer" zou willen
bedanken.
De zaak-Euyper.
De belangstelling voor de kwestie-
Kuyper is nog immer groot.
Wij laten hier nog eenige opmer
kenswaardige pers-stemmen volgen,
minder bekend, doch misschien méér
interessant dan veel wat al geschre
ven is.
Vooreerst een paar opmerkingen uit
de „Haagsche Kiekjes" van het
„Nieuwsblad van het Noorden."
„Werkelijk, wij, Hagenaars, schrik
ken niet spoedig op van een of anderen
mallen toestand, maar deze combinatie
was ons toch te machtig Verscheidene
personen heb ik gesproken, die my
verklaarden, dat zij de relazen over
dit eeval, twee, drie keer overgelezen
hebben, zoo ingewikkeld en ongewoon
als zij die vonden. Over de oorzaak
die tot het publiceeren der stukken
aanleiding gaf, de lintjesjacht van R.
Lehmann, och 1 laat ik eerlijk zijn, dat
werd nu zoo heel erg niet gevonden.
Behalve deze personen, loopen er hier
thans nog zoovelen rond, en hebben
er al zoovelen rondgeloopen, die al
het mogelijke en onmogelijke beproef
den om een decoratie machtig te
worden, dat die lintjesjacht nu niet
zóó héél erg de belangstelling opwekte.
Wij hebben den heer S. v. d. Bergh
nog wel den Ned. Leeuw zien ver
krijgen, omdat hij f 100.000 voor een
sanatorium gaf nabij Leiden; de heer
Emile Deen, die in zeer nauwe relatie
stond en misschien nog staat tot „Land
en Volk", kreeg de Oranje-Nassauorde
omdat hij voor den aankoop van
eenige schilderijen een som beschik
baar steldewaarom zou dan R. Leh
mann voor zijn financieele belangstel
ling in nationale aangelegenheden"
ook niet een lintje mogen krijgen
De „verdiensten" van al die heeren
is toch eigenlijk dezelfde n.l., dat zij
rijker zijn dan e6n gewoon burger en
voor hun ijdelheid een zekere som
over hebben. Neen, de kolossale be
langstelling roor dit geval zit hem
in de persoonlijkheden, die hier ten
tooneele verschijnen: in den persoon
van R. Lehmann, in de persoon van
„Mathilde" en in den persoon van Dr.
Kuyper. En in dat opzicht staan bv.
bovengenoemde heeren Deen en v. d.
Beigh allesbehalve op éen lijn met
den gunsteling van Dr. Kuyper en
daarom heeft de toedracht deze zaak
voor zoover die ons thans bekend is,
zooveel rechtmatige ergernis verwekt
Want al is men in den regel sceptisch
gestemd ten opzichte van de „ver
diensten" van een gedecoreerde, nie
mand had het voor mogelijk gehou
den, dat men, op een wijze als
door dezen heer [gevolgd in aan
merking kon komen voor een Kon.
Onderscheiding.
Blijkbaar is hier dan ook niet de
gebruikelijke weg gevolgd, die bij het
toekennen van een decoratie steeds in
acht genomen wordt. Het meesop
pervlakkige onderzoek zou Dr. Kuyper
dan geleerd hebben, wie deze heer R.
Lehmann was en in welke richting
zijn „verdiensten" voornamelijk te
vinden waren."
De laatste appreciatiës latend voor
wat ze zijn, merken we op, dat ook
deze schrijver over de „ridderorden-
verkoop" heel anders oordeelt dan
sommige opgeblazen liberale organen,
en mèt ons meent, dat hier van geen
corruptie sprake kan zijn.
Het „Nieuws van den Dag" zijner
zijds oordeelt öok anders dan de groote
liberale bladen
Vergeet men, dat geen groot, althans
hooggeplaatst en machtig man, groot
is voor zijn kamerdienaar? Dat "weinig
reputatie» den stoot van kiakkefooze
openbaarmaking der nagelaten brieven
en geschriften zouden verdragen? Dat
plattisng op de voordracht voor een
plaatsing op de voordracht voor een
iing-treffende wijze samenviel met
diensten, aan de bovendrijvende partij
bewezen, en dat 't wei anderen dan
dr. Kuyper onverschillig gelaten heeft,
of er een luchtje was aan geld: non
olet! Dat wel geen enkele militant
politicus zou villen gehouden worden
aan al zijn uitingen in den verkiezings
strijd? (En dat maakt voor veten dat
politiek geharrewar zoo weerzinwek
kend). Dat zeer deftige regeeringsper-
sonen en diplomaten overal ter wereld
de hulp van geheime agenten en spi
onnen niet versmaden? Dat men licht
geneigd is, hetgeen ten nadeele van een
tegenstander gezegd wordt, voor waar
te houden, ten minste voor waarschijn
lijk?
Het jagen naar, het sjacheren met
onderscheidingen dat ieder fatsoen
lijk menseh verachtelijk moet vinden
daar was het hier niet alleen om
le doen. Er kwam veel bijj. Deze Kuy-
per-quaestie is van den aanvang af een
zeer troebele quaestie geweest.
Neen, laat ons erkennen, dat bij alle
oprechte ergernis en heilige veront
waardiging tentoongespreid in de da
gen die nu achter ons liggen, een flin
ke dosis farizeïsme en conventioneele
leugen was gemengd.
Wie nu uit het bovenstaande mocht
opmaken, dat wij de onschuld van Br.
Kuyper aan 't hem ten laste gelegde
betoogen willen, of zelfs onze overtui
ging van zijn onschuld belijden die
leest slecht. .Wij komen er alleen tegen
op, dat een poiitieke tegenstander op
zoodanige wijze wordt afgemaakt. Wij
zouden niet gaarne voor iemand onder
doen in eerbied voor reine politieke
zeden, en blijven liefst maar gelooven
dat ook vóór dr. K.'s ministerschap
lintjes slechts gespeld zijn geworden
op de borst van „de w.aardigsten".
Zelfs om dienaangaande geeh twij
fel te doen bestaan zullen wij er
dadelijk bijvoegen, dat (tenzij alsnog
afdoende opheldering gegeven wordt)
onzes inziens Dr. Kuyper met deze
pijnlijke geschiedenis onherstelbaar ge
blameerd is
„Voorshands staat de heer Kuyper
voor de rechtbank der openbare mee
ning, wat de hoofdzaak betreft, nog
slechts als een beklaagde.
Men bedenke toch ook, dat tallooze
maten de schijn tegen een onschul
dige is geweest en dat zwakheid van
verdediging niets bewijst voor schuld..."
Het blad betoogt verder:
„Wij vragen ons af, hoe de pers
zich zou gedragen hebben, indien der
gelijke stukken waren openbaar ge
maakt ten laste van mr. Heemskerk
of generaal Sabron? Het heele land zou
zoo lang mogelijk ongeloovig gebleven
zijn. Maar tegenover een politiek man
van Kuvper's slag is dat wat anders.
Men zou zoo graag gelooven dat Jiij
schuldig is men doet bij voorbaat
alsof hij 't is!"
Evenwel
„Op zijn zachtst gesproken is dr. K.
tijdens zijn ministerschap verregaand
en onvergeefelijk lichtzinnig geweest.
In zijn hartstochtelijken ijver voor zijn
partij heeft hij de grenzen zijner waar
digheid voorbijgezien; niet bedacht dat
zekere connectiën, bedenkelijk bij ieder
staatsman, bij den leider der „christe
lijke partij" bij uitnemendheid onver
geeflijk zijn; niet in 't oog gehouden
ook dat de onbesprokenheid die van
Caesar's vrouw geëischt werd evenzoo
onontbeerlijk is in een raadsman der
Kroon.
Het antwoord op de vraag of iemand
die ais minister handelt gelijk dr. Kuy
per erkent te hebben gehandeld het
overige daargelaten daarmede is ge
compromitteerd, dit hangt natuurlijk
van ieders standpunt af. Voor den te
genstander zal het vanzelf bevestigend
uitvallen; de partijgenoot en bondge
noot kunnen er heel anders over den
ken. De populariteit van een staats
man is somtijds bestand gebleken le
gen zware schokken."
De bekende heer Frans Schaap
schrijft in „Themis":
„Mr. Xideman zegt nu in zijn pu
blicatie, dat hij van den heer Van Die
ren Bijvoet verlof had die brieven te
pubfiiceeren, doch waar deze brieven
zijn eigendom niet waren, had Mr. Ti-
deman aan dat verlof niets.
„Ook ik beschouw het ais een groo
te onvoorzichtigheid van Mr. Tideman
ais advocaat, om die brieven openbaar
te maken. Iedereen, die zich op rechts
kundig gebied beweegt en veel zaken
behandelt, hoort en ziet en leest veel
dat interessant is en dat zeker sensa
tie, groote sensatie zou verwekken, als
dat publiek werd."
Voorts nog het volgende:
„Ik zou met alle bescheidenheid in
overweging willen geven, dat een on
derzoek werd ingesteld naar de motie
ven waarop bijvoorbeeld de laatste tien
jaren aan de Kroon is geadviseerd te
decoreeren tal "van personen, van "wie
menigeen zich heeft afgevraagd, welke
aanleiding bestond er in vredesnaam
hem een ridderorde te verleenen.
„Het is mij b.v. opgevallen, dat en
keie weken na de benoeming van Mr.
Rink tot minister, verschillende perso
nen te Tiel, waar Mr. Rink woonde,
onmiddellijk werden gedecoreerd."
De Paters Trappisten te Tilburg.
De eerste acte van het treurspel der
Trappisten is afgespeeld, zoo merkt te
recht „De Tijd" op, in een nabetrach-
ling.
Van de 107 bewoners der Abdij Ko
ningshoeve zijn er nog slechts onge
veer tien over, die, om de een of an
dere reden voorioopig teruggehouden,
binnenkort naar de kloosters hunner
keuze zullen vertrekken. Het was een
treurige uittocht die schare van reli
gieuzen van eiken leeftijd, er was
er een bij van 85 jaar, die met tra
nen in de oogen hunne woning, war-
in zij jaren lang hun geluk en hunne
tevredenheid gevonden hadden, verlie
ten, alleen omdat zij gehoorzamen wil
den, nadat Rome voor hen duidelijk ge
sproken had. Eindelijk was er, name
lijk Vrijdag, een middel gevonden om
hen op de hoogte te brengen van de
decreten van Rome, en zoodra zij
daarmede bekend waren was het een
parig bestuit: Rome heeft gesproken,
de zaak is geëindigd, wij gaan. Bloe
dige tranen hebben die menschen ge
weend, maar het plichtsgevoel behield
de overhand. Diep medelijden beziel
de de Tiiburgsche bevolking, als zij die
droevige slachtoffers van hun plicht den
weg der ballingschap zagen inslaan en
menigeen kwam hun de hand drukken
met de woorden: „Pater, ik bekiaag
u, maar ik wenseh u geluk, dat gij
den wil van den H. Stoel eerbiedigt,
dat gij U. een getrouw zoon der Kerk
toont."
Wat zal ons de toekomst geven? Tot
heden is dit goed uit het kwaad ge
volgd, dat gebleken is, dat geheel een
klooster, dat onder de gehoorzaamheid
stond van een man, die zich nu tegen
Rome verzet, zich aan Rome onder
werpt, zoodra het duidelijk is, dat
Rome gesproken heeft!
Naar wij in de „Amigoe di Cura
sao" lezen, is 'de Apostolisch Vicaris
van Curacao, Z. D. H. Mgr. J.J. A.
Baars, 13 Juni in gezelschap van den
Wei Eer w. Pater B. J. Gijlswijk, Pas
toor van St. Martin, met de „Prins
Willem III" via New-York naar Neder
land vertrokken. Van New-York is de
reis verder door gezet per ..Rotterdam"
van de Holland-Amerika-lijn.
Het oorspronkelijk plan om eerst
naar Rome te gaan, moest worden op
gegeven om redenen van gezondheid.
Mgr., die ernstig lijdende is, wordt
hedenavond te Rotterdam verwacht.
Nederlandsch Zangersverbond.
Tot het Nederlandsch Zangersver
bond zijn alsnog toegetreden d:: vol
gende verenigingenKoninklijke
Liedertafel Aurora te Arnhem, Arn-
hem's Mannenkoor, Arnhem, en de
Utrechtsche Mannen zangvereni
ging Utreeht.
Zooals men weet, zonden voor 1
Juli door op de algemeene vergade
ring aangewezen vereenigingen van
elk een lid worden afgevaardigd,
jiie het hoofdbestuur zullen vor
men Zoo werden tot dusver aange
wezen de herren :I K B Hage door
Nijmeeg's Mannenkoor, Jos Cohen
Dordrechtsoh Mannenkoor Caeeilia,
E. Bangert door Amstels berkman,
AmsterdamFranz Smits van (\Vaes-
bergen door de Kcminkl. Zangver-
eenigjng Breda's Mannenkoor; H,
de Roos door de Koninklijke Lieder
tafel Appollo te Amsterdam en Jj
Ml Ivornacker door de Kon. Lieder-
tafel Rottes Mannenkoor.
Die benoeming van den lieer jhr.
mr;. SV) Röell te 's Gravenhage
wacht nog op zijn terugkomst uit
het buitenland om bindend te wor
den.
Schiedam's Mannenkoor Orpheus
en Leeuwarder Mannenkoor hebben
nog geen lid aangewezen.
De wet hoadende bepalingen om
trent de toekenning van pensioen aan
de weduwen en weezen van militairen
van de landmacht beneden den rang
van officier, zal met ingang van 1 Juli,
Naar het Engelsvh.)
Mijn vader was een main, wiens
naam tijdens zijn leven door ieder
een was gekend Als staatsman gaf
hij gedurende vel)jaren leiding aan
de politiek van de geheele wereld,
en deze leiding was zoo wijs, dat
Engeland nooit zulk een hoogen
bloei heeft gekend als in don tijd,
1g>en hij de politiek beheerschte Van
mijn moeder behoef ik slechts wei
nig te zeggen Zij was van gemeng
de afstamming en een schoon©
vrouw Haar moeder was een Itali-
«ansehe, haar vader een Engelschi
officier van hengen rang'.
Jaren nadat mijn moeder was ge
storven, kreeg ik een document in
handen, dat zij had verborgen zelfs
voor de oogen van haar naaste en
dierbaarste verwanten.
En door dit document, dat haar
familiestamboom bevatte, kwam ik
te weten, dat zij in rechte linie af
stamde Van de bekende Borgia's, die
eens geheel Italië onder hun macht
hadden en met schrik vervulden,
Kan het wezen, dat de neiging tot
het kwade, door het verloop der
jaren bijna, geheel uitgestorven, we
der in mij' wortel schoot en opnieuw
opbloeide Het kan wel zijn
Mijn moeder overleed in een
krankzinnigengesticht. Mijn vaders
hart brak van verdrietook hij
stierf Ik was het, die aldus aan
het schitterend leven van beidein:
zulk een jammerlijk einde maakte.
Hoewel mijn moeder wat 'excentriek
en driftig was, was zij toch de
liefste vrouw', die ik ooit heb ge
kend met uitzondering vain
een© Van mijn broeders en zusters
zal ik niets zeggen,. Zij weten niet
dat de man, die door elke bladzij
de druks, welke van Fleet street
uitging, aan de verachting werd
prijs gegeven, de broeder was, welke
naar zij zeiden, vele jaren geledein!
jammerlijk was omgekomen.
In een school voor gewoon lager
onderwijs werd ik voorbereid voor
het college. Op den dag', waarop
ik de lagere school verliet, nam de
hoofdonderwijzer mij mede- naar zijn
studeerkamer, om mij te vertellen
dat de heele wtereld voor mij open
stond
Hallam, zei hij met zijn ge
wonen vriendelijken Bruist, er kan
een groot man uit u groeien Is het
ooit voorgekomen, dat gij iets ter
hand hebt genomen wat u iuiet ge
lukt is? Ik antwoordde hem, dat
ik, zoo ver ik mij herinneren kon,
altijd in alles geslaagd was
Daarom kunt gij het hoogste)
begeeren, wat het leven kata scheu
ken, zeide hij, en ik durf nu reeds
verklaren, dat gij het zult berei
ken Of gij advocaat wordt, of geesr
telijke of soldaat, gij' zult bevielen!
Uw talenten zijn merkwaardig en
ik behoef u niets te zeggen oyer
het nut van de studie. Gij zijt, als
ik het zoo uitdrukken mag, een gi-
boren student Maar God help© u
mijn jongen, als uw geest zou af
dwalen en gij tot verkeerde daden
zoudt worden verleid! .Want gij
zult nimmer tevreden zij|n met halve
maatregelen Gij zult in het rijk der
zonde tot dezelfde hoogte klimmen,
als gij zult doen op den weg der
deugd Onthoud dit van af dezen)
dag en als het oogenblik der eerste
verleiding komt, staal dan u zeiven
om den duivel te wtederstaan en te
overwinnen
Ik heb sinds dien dag vaak ge
dacht aa,n deze vriendelijke woor
den Indien ik ze slechts gedurende
eenige korte oogenblikken had op
gevolgd maar;., het verhaal van
mijn levensgeschiedenis zal het ver
der mededeelen
Van Windsor, waar ik de school
had bezocht, ging ik naar O am brid
ge Aan de hoogesehool bracht ik
daar de noodige jaren door in eieji
roes van steeds toen emend succes,
D;oor mijn geboorte en mijn vaders
positie, was ik de persona grata in
de beste kringen van de groote uni
versiteit De uitgaande studenten,
die zich herinnerden dat mijn vader
in zfjn studiejaren een der beste
roeiers was geweest bij de groote
wedstrijden, zochten mijn gezel
schap de stillere, studie-lustige
jongelieden en de professoren, die
meer belang stelden in het succes
in de letterkundige wereld, riepen
zich mijn vaders groote politieke da
den in het geheugen en reikten mij
de hand als goede kameraden ep
vrienden.
Terwijl ik hier in dit stille land
huisje waar het gegons der naar ho-
nig zoekende bijen antwoordt op
het geritsel der rozieblaadjes in den
lichten Zomerwind, kan ik mij in het
geheugen roepen al die blozende ge
zichten, die groote, krachtige man
nen met wie ik in die eu.de vervlogen
dagen omging. Wellbridke was daar.
die den dank der wereld oogstte
voor zijn vermaarde geneeskundige
operaties, en ten laatste als slacht
offer stierf van de wetenschap,
welke hij lief had; Mannering, die
een straf-expeditie leidde door de
bergvestingen van Afghanistan en
sneuvelde in het uur zijner grootste
overwinning, Daar was Pa.uller, en
wie heeft Haulier's boeken niet ge
lezen Ja, ik kon dagen en da,gen
schrijven van deze beste kerels, die
mij met open armen ontvingen In
gezelschap van deze vroolijbe kame
raden, bracht ik dagen door die nog
blijde voortleven in mijn geheugen
Wie Zou de schoone en vroolijbe
uren vergeten, al® de lange
biel der roeiboot als een meeuw
schoot over de door de zön ge
koesterde wateren van de Cam Wie
zo,u vergeten die andere dagetn,
waarop het gedruiseh van het schit
terend hal zijn echo vond in! de toe
juichingen van de betooverde toe
schouwers? Wie bop vergeten dat
heer lij b gevoel van snelheid als het
bassend geluid der jachthonden
werd gehoord en de vlugge paar
den ongebreideld over heg en sloot
voortschoten, Wijl reintje de, vos zijn
snuit in balmeu spotlust had opge
tild en ons, ten dans had geleid, die
ademloos, hijgend, zweetend maar
toch juichend eindigde Ib voor mij
niet.
En dan weer bomt in het geheu
gen het beeld van andere uren, als
de krachten van den geest werden
in het werk gesteld, en wij op onze
jeugdige manier de politiek van ko
ninkrijken bespraken, meeningen
wisselend met al de hooge zelfbe
wustheid van onwanen jeugd. Ja. dat
waren blijde dagen
Onder die talrijke vrienden en
kennissen Was er een, die veel meer
dan alle anderen invloed zou uit
oefenen op mijn toekomst, ofschoon
ik in de eerste achttien maanden
van mijn verblijf te Cambridge zijn
bestaan nauwelijks kende Zijn naam
was James Eorsyth, en zelfs nu ter
wijl ik schrijf knars ik van woede
de tanden, ida.t het onvriendelijk lot
hem mij deed ontmoeten
Eorsyth was de zoon van een bui
tengewoon rijk man Er was niets,
dat hij niet kon verkrijgen, als het
door geld kon verkregen worden
Hij behoorde tot de clubjes van de
universiteit welke snel leven, en hij
was de snelste van allen Hij was
ongeëvenaard als speler en ais ver
kwister En toch, ondanks het feit,
dat hij een verachtelijk schepsel
was, geesteloos, losbandig, kinder
achtig, had hij iets in zich, dat- hem
een kring van vrienden worn, di.e
hem diep veracht zouden hebben,
indien hij vóór hen verschenen waa
in zijn werkelijke gedaante Maar
hij bezat een tweevoudige persoon
lijkheid Met de mannen van studie
was bij geleerd; met de sportman
nen geheel en al sport, Hij' kon be
langwekkende gesprakken voeren en
muntte uit in de meeste «pelen voor
tijdverdrijf,.
(Wordt vervolgd.").