Gemengde Buitenlandsche berichten Kerknieuws Letteren en Kunst. Leger en Vloot 1. Een koning van misdadigers. BINNENLAND. FEUILLETON. 2) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™f£?JL*LiD- Een merkwaardige redding. De „N. Holt. Ct." levert een uitvoe rige correspondentie van hare Zwit- sersche eorrespondetit omtrent Gio vanni Pedersoli, den jongen Italiaan- alle Schen arbeider, die sedert verleden Week Dinsdag, dus volle tien dagen, levend begraven lag onder de neerge- em. I storte aardmassa's van de Bruggwal- der tunnel. Het ongeluk gebeurde Dinsdagmid- 11L, dag om vijf uur ongeveer-. Een ploeg I arbeiders was bezig om op het nood lottige punt de tunnel wijder uit te t hakken, toen plotseling wanden en ge welf ingedrukt en de arbeiders bedol ven werden. Slechts enkelen konden ontkomen. De reddingsarbeid begon onmiddel lijk. En werkelijk slaagde men erin na eenige uren een arbeider onder het puin vandaan te halen. De man was Waarschijnlijk in de vlucht gegrepen en lag op de grenzen van het be dreigde punt. De andere slachtoffers, het waren er negen of tien, lagen mid den in de massa, en waren niet meer te redden. Want het afbrokkelen van den tunnel wand hield aan; voortdu rend volgden nieuwe aardschuivingen, eii wie zich daar binnen zou durven Wagen, scheen een man ties doods. Een der ingenieurs, Bacci, viel dan ook werkelijk als slachtoffer van zijn plicht Toen hij na een pauze van ongeveer een halven dag den toestand wilde op nemen, werd hij door een neerplof- fenden steen doodgeslagen. Daarin von den de aannemers van het werk aan leiding oin alle verdere pogingen tot redding te staken. En hier begint nu het geval eerst recht spannend te 'wor den. De arbeiders althans enkelen onder hen achtten het besluit oii- menschelijk en verlangden dat het red dingswerk voortgezet zou worden. De ingenieurs, wien het niet aan men- schenliefde noch aan moed ontbrak, bleven daarentegen bij hun voornemen. Niemand, die er aan twijfelde, dat de bedolven arbeiders onder de neerge storte massa's van slijkaarde gestikt Waren. Daar viel niets meer te red den. Wel zou het voortzetten van iden reddingsarbeid nieuwe mensehenlevens vorderen dat had immers den dood van Bacci bewezen. Zoo verliepen een paar dagen met het justitieele en technische onderzoek. Daarop werd voorzichtig dc oprui mingsarbeid begonnen. Weinige dagen laler, in den nacht van Zondag op Maandag, hoorden de arbeiders in de tunnel plotseling hulpgeroep. Het ge luid was uiterst zwak en scheen, van heel verre te komen. Maar geen hun ner had den moed dieper voort te kruipen door de spleten en gangen in de neergestorte massa's, en zoo den ongelukkige te naderen. Ingenieur Mast werd van het bureau geroepen, en met het gebeurde in kennis gesteld. Dadelijk legde hij jas en vest af, en kroop op handen en voeten, zoover als het hem slechts mogelijk was. Er lag inderdaad nog een levende onder het puin. Hij heette Giovanni Pedersoli, was 22 jaar oud, en ge voelde zich naar omstandigheden tame lijk wel. In een kleine ruimte tus- sehen omgevallen stutbalken en een ijzeren rolwagen lag hij opgesloten. Hij had ondragelijken honger en voelde zich onnoemelijk mat. Dat was alles, Wat ingenieur Mast uit hem had kun nen krijgen. De ongelukkige sprak moeilijk, met lange pauzen, zonder eenigen samenhang en soms verward. Het was niet mogelijk geweest, eenige zekere aanduidingen uit hem te krijgen, gen, waar hij ongeveer lag. Snel werd beraadslaagd. Nieuwe reddingsplannen werden ontworpen. Telegraaf en telefoon riepen onmiddel lijk van alle kanten vakkundige hulp en geneeskundigen bijstand in. Onder de arbeiders vormde zich een keur korps van onversaagden, die, geholpen door de adviezen der ingenieurs, den ongelukkige wilden redden. Men besloot dwars door de neerge storte massa een gat te graven, een miniatuur-tunnel dus van ten hoogste een paar meter doorgangswijdte. Een enkele man zou langzaam voortdrin- gen. Met een kleinen beitel, met zijn vingers, moest deze arbeider voorzich tig stukje voor stukje wegsteken. De minste beweging van het terrein kon noodlottig worden. En elke handbreed, die op deze wijze den dood ontwor steld werd, moest behoedzaam met houtwerk versterkt worden. Daarbuiten aan den tunnel-ingang wachtte steeds een sanitaire post, een afdeeiing van het Roode Kruis met allerlei hulpmiddelen, met spijs en drank om den ongelukkige te laven, zoodra hij bereikbaar was. Doch uur na uur kroop langzaam voort, zonder dat men iets noemens waards bereikte. De uren werden da gen, en men begon aan do redding te wanhopen. Intusschen drong de houten koker steeds dieper in de massa voort; doch het ging wanhopig-langzaam. Meer dan eens stieten de arbeiders op een omgerukte stutbalk, die splinter voor splinter moest uitgestoken worden. En eerst toen de redding nabij scheen, na dagen en nkchten van rusteioozen ar beid, dreigde alles verloren te zijn. De houten koker stiet op een achterge bleven rolwagen, een constructie van zwaar gietijzer, die niet uit den weg geruimd kon worden. De eenige oplossing was om den Wa gen heen te graven. Doch welke rich ting zou men kiezen. Lag de arme kerel links of rechts van den rolwa gen. Men wist het niet. Het slacht offer zelf kon geen enkele aanduiding geven. De oQgenbiikken waren kost baar. Ingenieur Mast kroop voor de zoo- veelste maal in den langen, donkeren koker om zich zekerheid te verschaf fen. Hij riep Pedersoli aan. Maar er volgde geen antwoord. Hij sprak de ongelukkige van zijn spoedige redding, van geldgeschenken, die op het bureau voor hem gereed lagen. Maar al wat hij uit den man krijgen kon, was een zwakke klacht over koude, over moe heid. Onder deze omstandigheden werd be sloten niet naar rechts, en niet naar links te zoeken maar den koker voort te bouwen over den rolwagen heen. En dit bleek inderdaad een ge lukkige vondst. Nog een paar meter werd de smalle gang voortgedreven, toen de arbeider, met het reddingswerk bezig, plotseling de stem van Pedersoli beneden zieh hoorde. Spoedig werd een tweede arbeider gehaald, en beiden be gonnen den bodem uit te graven om zoo den bedreigden man te verlossen. Eindelijk, op een diepte van vier meter, daar was de open ruimte be reikt, waarin de arme man bijna on bewegelijk vastgekneld lag tusschenden wagen en een paar neergesmeten bal ken. Tot halverwege de borst lag het onderlijf in zand en slijk bedolven. Het hoofd en beide armen waren ge lukkig vrijgebleven. Met uiterste voorzichtigheid moest de man bevrijd worden. Eike ruwe be weging kon de aardmassa opnieuw aan het schuiven brengen. Men rolde den doodgewaande in een wollen deken, en schoof den kostbaren last zoetjes aan door den smallen reddingskoker naar de breede tunnelgang. Daar stonden de makkers met een draagbaar, en droegen den uitgeputten man in het eerst-nabijzijnde huis, waar hem de eerste geneeskundige hulp verleend werd. Een paar uur later ging de kleine stoet op weg naar het stedelijk zieken huis. Dat was een blijde gang. Men had den dood een slachtoffer ontrukt, dat reeds onherroepelijk verloren scheen. Tien dagen had het graf den man in zijn macht gehad. Gedresseerde bijen. Merkwaardige dingen worden ver haald van zekeren Witdmann te Ply mouth, die in het laatst der 18e eeuw voorstellingen gaf met gedresseerde bijen. Hij bracht de bijenzwermen op zijn gelaat, op zijn schouders of in zijn zakken mee en liet de bijenkorven in een aangrenzende kamer zetten. Als hij dan floot, vlogen al de bijen van hem af naar hun korf toe en floot hij weder, dan namen zij weer haar plaats in op zijn lichaam of in zijn zakken. Die vertooning werd verschei dene keeren herhaald, zonder dat een der toeschouwers door een enkeie bij werd gestoken. Ook bij den gouverneur gaf Wild- mann een voorstelling. Daar bracht hij een korf vol bijen en liet de dier tjes in den tijd van twee minuten uit dien korf gaan om zich op den hoed van een der toeschouwers neder te zetten en van daar weder op zijn bloo- ten arm komen, weiken zij als een bonten mouw bedekten. Later liet hij de bijen zijn hoofd en aangezicht als een masker bedekken en ten slotte moesten zij op zijn bevel over de tafel 'heen en weer loopen. Van al wat pp het gebied van dressuur is vertoond, is dit steilig mede het interessantste. Zelfmoordprediking. Bij gelegenheid der zelfmoord-epide- demie, die in de laatste weken heerscht onder de kinderen der godsdienstlooze scholen, wordt in herinnering gebracht, dat de leerlingen der openbare scho len in Frankrijk, door zich het leven te benemen, slechts de lessen hunner onderwijzers opvolgen. Want in zijn nummer van 24 December 1895 zegt het „Journal des Instituteurs" sprekend over zelfmoord: „Wat blijft ons over, als we aan een onzer plichten zijn te kort geko men? Als de fout, die wij bedreven hebben, zoo ernstig is, dat ze onze eer bezoedelt, dan moeten we, vast besloten, den dood verkiezen boven de oneer. Laten we ons vonnis zelf uit voeren, of zijn we te laf daarvoor, dan moeten we ons uitleveren aan Üe justitie van ons vaderland. De straf volvoerend aan ons zei ven is waardiger; nochtans moeten we in haar gx-oote gestrengheid, slechts onze toevlucht tot haar nemen in de geluk kige buitengewone gevallen; alleen wat onherstelbaar is, is een reden voor zelfmoord." Welk een verschrikkelijke geestes- d waling! De familiesigaar. Tot de voornaamste bestanddeelen van den inventaris van het jiuls van een inboorling der Filippijnsche eilan den behoort de familiesigaar, het ge meenschappelijk eigendom van alle le den der familie en waarop zoowel de grootmoeder en de grootvader - als het jongste kleinkind recht hebben. En van dat recht wordt ook ijverig gebruik gemaakt. De familiesigaar heeft een omvang van 3 tot 4 centimeier en een lengte van 40 tot 60 centimeter. Wordt zij niet gebruikt, dan ligt zij in het speci aal voor haar gemaakt gat van een der bamboepalen, waarop het huis rust, en het gat is zoo dicht bij den grond aangebracht, dat ieder kind zich kan overgeven aan het genot der sigaar. Wie trek heeft, steekt ze aan, rookt, zoolang hij of zij wil, en legt ze dan weer in het gat. Buitenshuis mag zij niet gerookt worden. Komt er een gast, dan wordt hem of haar dadelijk de familiesigaar aangeboden, zelfs al heeft een ander ze op dat oogenblik juist in den mond en het zou een groote beieediging zijn, als een gast voor deze „hoogste eer" zou willen bedanken. De zaak-Euyper. De belangstelling voor de kwestie- Kuyper is nog immer groot. Wij laten hier nog eenige opmer kenswaardige pers-stemmen volgen, minder bekend, doch misschien méér interessant dan veel wat al geschre ven is. Vooreerst een paar opmerkingen uit de „Haagsche Kiekjes" van het „Nieuwsblad van het Noorden." „Werkelijk, wij, Hagenaars, schrik ken niet spoedig op van een of anderen mallen toestand, maar deze combinatie was ons toch te machtig Verscheidene personen heb ik gesproken, die my verklaarden, dat zij de relazen over dit eeval, twee, drie keer overgelezen hebben, zoo ingewikkeld en ongewoon als zij die vonden. Over de oorzaak die tot het publiceeren der stukken aanleiding gaf, de lintjesjacht van R. Lehmann, och 1 laat ik eerlijk zijn, dat werd nu zoo heel erg niet gevonden. Behalve deze personen, loopen er hier thans nog zoovelen rond, en hebben er al zoovelen rondgeloopen, die al het mogelijke en onmogelijke beproef den om een decoratie machtig te worden, dat die lintjesjacht nu niet zóó héél erg de belangstelling opwekte. Wij hebben den heer S. v. d. Bergh nog wel den Ned. Leeuw zien ver krijgen, omdat hij f 100.000 voor een sanatorium gaf nabij Leiden; de heer Emile Deen, die in zeer nauwe relatie stond en misschien nog staat tot „Land en Volk", kreeg de Oranje-Nassauorde omdat hij voor den aankoop van eenige schilderijen een som beschik baar steldewaarom zou dan R. Leh mann voor zijn financieele belangstel ling in nationale aangelegenheden" ook niet een lintje mogen krijgen De „verdiensten" van al die heeren is toch eigenlijk dezelfde n.l., dat zij rijker zijn dan e6n gewoon burger en voor hun ijdelheid een zekere som over hebben. Neen, de kolossale be langstelling roor dit geval zit hem in de persoonlijkheden, die hier ten tooneele verschijnen: in den persoon van R. Lehmann, in de persoon van „Mathilde" en in den persoon van Dr. Kuyper. En in dat opzicht staan bv. bovengenoemde heeren Deen en v. d. Beigh allesbehalve op éen lijn met den gunsteling van Dr. Kuyper en daarom heeft de toedracht deze zaak voor zoover die ons thans bekend is, zooveel rechtmatige ergernis verwekt Want al is men in den regel sceptisch gestemd ten opzichte van de „ver diensten" van een gedecoreerde, nie mand had het voor mogelijk gehou den, dat men, op een wijze als door dezen heer [gevolgd in aan merking kon komen voor een Kon. Onderscheiding. Blijkbaar is hier dan ook niet de gebruikelijke weg gevolgd, die bij het toekennen van een decoratie steeds in acht genomen wordt. Het meesop pervlakkige onderzoek zou Dr. Kuyper dan geleerd hebben, wie deze heer R. Lehmann was en in welke richting zijn „verdiensten" voornamelijk te vinden waren." De laatste appreciatiës latend voor wat ze zijn, merken we op, dat ook deze schrijver over de „ridderorden- verkoop" heel anders oordeelt dan sommige opgeblazen liberale organen, en mèt ons meent, dat hier van geen corruptie sprake kan zijn. Het „Nieuws van den Dag" zijner zijds oordeelt öok anders dan de groote liberale bladen Vergeet men, dat geen groot, althans hooggeplaatst en machtig man, groot is voor zijn kamerdienaar? Dat "weinig reputatie» den stoot van kiakkefooze openbaarmaking der nagelaten brieven en geschriften zouden verdragen? Dat plattisng op de voordracht voor een plaatsing op de voordracht voor een iing-treffende wijze samenviel met diensten, aan de bovendrijvende partij bewezen, en dat 't wei anderen dan dr. Kuyper onverschillig gelaten heeft, of er een luchtje was aan geld: non olet! Dat wel geen enkele militant politicus zou villen gehouden worden aan al zijn uitingen in den verkiezings strijd? (En dat maakt voor veten dat politiek geharrewar zoo weerzinwek kend). Dat zeer deftige regeeringsper- sonen en diplomaten overal ter wereld de hulp van geheime agenten en spi onnen niet versmaden? Dat men licht geneigd is, hetgeen ten nadeele van een tegenstander gezegd wordt, voor waar te houden, ten minste voor waarschijn lijk? Het jagen naar, het sjacheren met onderscheidingen dat ieder fatsoen lijk menseh verachtelijk moet vinden daar was het hier niet alleen om le doen. Er kwam veel bijj. Deze Kuy- per-quaestie is van den aanvang af een zeer troebele quaestie geweest. Neen, laat ons erkennen, dat bij alle oprechte ergernis en heilige veront waardiging tentoongespreid in de da gen die nu achter ons liggen, een flin ke dosis farizeïsme en conventioneele leugen was gemengd. Wie nu uit het bovenstaande mocht opmaken, dat wij de onschuld van Br. Kuyper aan 't hem ten laste gelegde betoogen willen, of zelfs onze overtui ging van zijn onschuld belijden die leest slecht. .Wij komen er alleen tegen op, dat een poiitieke tegenstander op zoodanige wijze wordt afgemaakt. Wij zouden niet gaarne voor iemand onder doen in eerbied voor reine politieke zeden, en blijven liefst maar gelooven dat ook vóór dr. K.'s ministerschap lintjes slechts gespeld zijn geworden op de borst van „de w.aardigsten". Zelfs om dienaangaande geeh twij fel te doen bestaan zullen wij er dadelijk bijvoegen, dat (tenzij alsnog afdoende opheldering gegeven wordt) onzes inziens Dr. Kuyper met deze pijnlijke geschiedenis onherstelbaar ge blameerd is „Voorshands staat de heer Kuyper voor de rechtbank der openbare mee ning, wat de hoofdzaak betreft, nog slechts als een beklaagde. Men bedenke toch ook, dat tallooze maten de schijn tegen een onschul dige is geweest en dat zwakheid van verdediging niets bewijst voor schuld..." Het blad betoogt verder: „Wij vragen ons af, hoe de pers zich zou gedragen hebben, indien der gelijke stukken waren openbaar ge maakt ten laste van mr. Heemskerk of generaal Sabron? Het heele land zou zoo lang mogelijk ongeloovig gebleven zijn. Maar tegenover een politiek man van Kuvper's slag is dat wat anders. Men zou zoo graag gelooven dat Jiij schuldig is men doet bij voorbaat alsof hij 't is!" Evenwel „Op zijn zachtst gesproken is dr. K. tijdens zijn ministerschap verregaand en onvergeefelijk lichtzinnig geweest. In zijn hartstochtelijken ijver voor zijn partij heeft hij de grenzen zijner waar digheid voorbijgezien; niet bedacht dat zekere connectiën, bedenkelijk bij ieder staatsman, bij den leider der „christe lijke partij" bij uitnemendheid onver geeflijk zijn; niet in 't oog gehouden ook dat de onbesprokenheid die van Caesar's vrouw geëischt werd evenzoo onontbeerlijk is in een raadsman der Kroon. Het antwoord op de vraag of iemand die ais minister handelt gelijk dr. Kuy per erkent te hebben gehandeld het overige daargelaten daarmede is ge compromitteerd, dit hangt natuurlijk van ieders standpunt af. Voor den te genstander zal het vanzelf bevestigend uitvallen; de partijgenoot en bondge noot kunnen er heel anders over den ken. De populariteit van een staats man is somtijds bestand gebleken le gen zware schokken." De bekende heer Frans Schaap schrijft in „Themis": „Mr. Xideman zegt nu in zijn pu blicatie, dat hij van den heer Van Die ren Bijvoet verlof had die brieven te pubfiiceeren, doch waar deze brieven zijn eigendom niet waren, had Mr. Ti- deman aan dat verlof niets. „Ook ik beschouw het ais een groo te onvoorzichtigheid van Mr. Tideman ais advocaat, om die brieven openbaar te maken. Iedereen, die zich op rechts kundig gebied beweegt en veel zaken behandelt, hoort en ziet en leest veel dat interessant is en dat zeker sensa tie, groote sensatie zou verwekken, als dat publiek werd." Voorts nog het volgende: „Ik zou met alle bescheidenheid in overweging willen geven, dat een on derzoek werd ingesteld naar de motie ven waarop bijvoorbeeld de laatste tien jaren aan de Kroon is geadviseerd te decoreeren tal "van personen, van "wie menigeen zich heeft afgevraagd, welke aanleiding bestond er in vredesnaam hem een ridderorde te verleenen. „Het is mij b.v. opgevallen, dat en keie weken na de benoeming van Mr. Rink tot minister, verschillende perso nen te Tiel, waar Mr. Rink woonde, onmiddellijk werden gedecoreerd." De Paters Trappisten te Tilburg. De eerste acte van het treurspel der Trappisten is afgespeeld, zoo merkt te recht „De Tijd" op, in een nabetrach- ling. Van de 107 bewoners der Abdij Ko ningshoeve zijn er nog slechts onge veer tien over, die, om de een of an dere reden voorioopig teruggehouden, binnenkort naar de kloosters hunner keuze zullen vertrekken. Het was een treurige uittocht die schare van reli gieuzen van eiken leeftijd, er was er een bij van 85 jaar, die met tra nen in de oogen hunne woning, war- in zij jaren lang hun geluk en hunne tevredenheid gevonden hadden, verlie ten, alleen omdat zij gehoorzamen wil den, nadat Rome voor hen duidelijk ge sproken had. Eindelijk was er, name lijk Vrijdag, een middel gevonden om hen op de hoogte te brengen van de decreten van Rome, en zoodra zij daarmede bekend waren was het een parig bestuit: Rome heeft gesproken, de zaak is geëindigd, wij gaan. Bloe dige tranen hebben die menschen ge weend, maar het plichtsgevoel behield de overhand. Diep medelijden beziel de de Tiiburgsche bevolking, als zij die droevige slachtoffers van hun plicht den weg der ballingschap zagen inslaan en menigeen kwam hun de hand drukken met de woorden: „Pater, ik bekiaag u, maar ik wenseh u geluk, dat gij den wil van den H. Stoel eerbiedigt, dat gij U. een getrouw zoon der Kerk toont." Wat zal ons de toekomst geven? Tot heden is dit goed uit het kwaad ge volgd, dat gebleken is, dat geheel een klooster, dat onder de gehoorzaamheid stond van een man, die zich nu tegen Rome verzet, zich aan Rome onder werpt, zoodra het duidelijk is, dat Rome gesproken heeft! Naar wij in de „Amigoe di Cura sao" lezen, is 'de Apostolisch Vicaris van Curacao, Z. D. H. Mgr. J.J. A. Baars, 13 Juni in gezelschap van den Wei Eer w. Pater B. J. Gijlswijk, Pas toor van St. Martin, met de „Prins Willem III" via New-York naar Neder land vertrokken. Van New-York is de reis verder door gezet per ..Rotterdam" van de Holland-Amerika-lijn. Het oorspronkelijk plan om eerst naar Rome te gaan, moest worden op gegeven om redenen van gezondheid. Mgr., die ernstig lijdende is, wordt hedenavond te Rotterdam verwacht. Nederlandsch Zangersverbond. Tot het Nederlandsch Zangersver bond zijn alsnog toegetreden d:: vol gende verenigingenKoninklijke Liedertafel Aurora te Arnhem, Arn- hem's Mannenkoor, Arnhem, en de Utrechtsche Mannen zangvereni ging Utreeht. Zooals men weet, zonden voor 1 Juli door op de algemeene vergade ring aangewezen vereenigingen van elk een lid worden afgevaardigd, jiie het hoofdbestuur zullen vor men Zoo werden tot dusver aange wezen de herren :I K B Hage door Nijmeeg's Mannenkoor, Jos Cohen Dordrechtsoh Mannenkoor Caeeilia, E. Bangert door Amstels berkman, AmsterdamFranz Smits van (\Vaes- bergen door de Kcminkl. Zangver- eenigjng Breda's Mannenkoor; H, de Roos door de Koninklijke Lieder tafel Appollo te Amsterdam en Jj Ml Ivornacker door de Kon. Lieder- tafel Rottes Mannenkoor. Die benoeming van den lieer jhr. mr;. SV) Röell te 's Gravenhage wacht nog op zijn terugkomst uit het buitenland om bindend te wor den. Schiedam's Mannenkoor Orpheus en Leeuwarder Mannenkoor hebben nog geen lid aangewezen. De wet hoadende bepalingen om trent de toekenning van pensioen aan de weduwen en weezen van militairen van de landmacht beneden den rang van officier, zal met ingang van 1 Juli, Naar het Engelsvh.) Mijn vader was een main, wiens naam tijdens zijn leven door ieder een was gekend Als staatsman gaf hij gedurende vel)jaren leiding aan de politiek van de geheele wereld, en deze leiding was zoo wijs, dat Engeland nooit zulk een hoogen bloei heeft gekend als in don tijd, 1g>en hij de politiek beheerschte Van mijn moeder behoef ik slechts wei nig te zeggen Zij was van gemeng de afstamming en een schoon© vrouw Haar moeder was een Itali- «ansehe, haar vader een Engelschi officier van hengen rang'. Jaren nadat mijn moeder was ge storven, kreeg ik een document in handen, dat zij had verborgen zelfs voor de oogen van haar naaste en dierbaarste verwanten. En door dit document, dat haar familiestamboom bevatte, kwam ik te weten, dat zij in rechte linie af stamde Van de bekende Borgia's, die eens geheel Italië onder hun macht hadden en met schrik vervulden, Kan het wezen, dat de neiging tot het kwade, door het verloop der jaren bijna, geheel uitgestorven, we der in mij' wortel schoot en opnieuw opbloeide Het kan wel zijn Mijn moeder overleed in een krankzinnigengesticht. Mijn vaders hart brak van verdrietook hij stierf Ik was het, die aldus aan het schitterend leven van beidein: zulk een jammerlijk einde maakte. Hoewel mijn moeder wat 'excentriek en driftig was, was zij toch de liefste vrouw', die ik ooit heb ge kend met uitzondering vain een© Van mijn broeders en zusters zal ik niets zeggen,. Zij weten niet dat de man, die door elke bladzij de druks, welke van Fleet street uitging, aan de verachting werd prijs gegeven, de broeder was, welke naar zij zeiden, vele jaren geledein! jammerlijk was omgekomen. In een school voor gewoon lager onderwijs werd ik voorbereid voor het college. Op den dag', waarop ik de lagere school verliet, nam de hoofdonderwijzer mij mede- naar zijn studeerkamer, om mij te vertellen dat de heele wtereld voor mij open stond Hallam, zei hij met zijn ge wonen vriendelijken Bruist, er kan een groot man uit u groeien Is het ooit voorgekomen, dat gij iets ter hand hebt genomen wat u iuiet ge lukt is? Ik antwoordde hem, dat ik, zoo ver ik mij herinneren kon, altijd in alles geslaagd was Daarom kunt gij het hoogste) begeeren, wat het leven kata scheu ken, zeide hij, en ik durf nu reeds verklaren, dat gij het zult berei ken Of gij advocaat wordt, of geesr telijke of soldaat, gij' zult bevielen! Uw talenten zijn merkwaardig en ik behoef u niets te zeggen oyer het nut van de studie. Gij zijt, als ik het zoo uitdrukken mag, een gi- boren student Maar God help© u mijn jongen, als uw geest zou af dwalen en gij tot verkeerde daden zoudt worden verleid! .Want gij zult nimmer tevreden zij|n met halve maatregelen Gij zult in het rijk der zonde tot dezelfde hoogte klimmen, als gij zult doen op den weg der deugd Onthoud dit van af dezen) dag en als het oogenblik der eerste verleiding komt, staal dan u zeiven om den duivel te wtederstaan en te overwinnen Ik heb sinds dien dag vaak ge dacht aa,n deze vriendelijke woor den Indien ik ze slechts gedurende eenige korte oogenblikken had op gevolgd maar;., het verhaal van mijn levensgeschiedenis zal het ver der mededeelen Van Windsor, waar ik de school had bezocht, ging ik naar O am brid ge Aan de hoogesehool bracht ik daar de noodige jaren door in eieji roes van steeds toen emend succes, D;oor mijn geboorte en mijn vaders positie, was ik de persona grata in de beste kringen van de groote uni versiteit De uitgaande studenten, die zich herinnerden dat mijn vader in zfjn studiejaren een der beste roeiers was geweest bij de groote wedstrijden, zochten mijn gezel schap de stillere, studie-lustige jongelieden en de professoren, die meer belang stelden in het succes in de letterkundige wereld, riepen zich mijn vaders groote politieke da den in het geheugen en reikten mij de hand als goede kameraden ep vrienden. Terwijl ik hier in dit stille land huisje waar het gegons der naar ho- nig zoekende bijen antwoordt op het geritsel der rozieblaadjes in den lichten Zomerwind, kan ik mij in het geheugen roepen al die blozende ge zichten, die groote, krachtige man nen met wie ik in die eu.de vervlogen dagen omging. Wellbridke was daar. die den dank der wereld oogstte voor zijn vermaarde geneeskundige operaties, en ten laatste als slacht offer stierf van de wetenschap, welke hij lief had; Mannering, die een straf-expeditie leidde door de bergvestingen van Afghanistan en sneuvelde in het uur zijner grootste overwinning, Daar was Pa.uller, en wie heeft Haulier's boeken niet ge lezen Ja, ik kon dagen en da,gen schrijven van deze beste kerels, die mij met open armen ontvingen In gezelschap van deze vroolijbe kame raden, bracht ik dagen door die nog blijde voortleven in mijn geheugen Wie Zou de schoone en vroolijbe uren vergeten, al® de lange biel der roeiboot als een meeuw schoot over de door de zön ge koesterde wateren van de Cam Wie zo,u vergeten die andere dagetn, waarop het gedruiseh van het schit terend hal zijn echo vond in! de toe juichingen van de betooverde toe schouwers? Wie bop vergeten dat heer lij b gevoel van snelheid als het bassend geluid der jachthonden werd gehoord en de vlugge paar den ongebreideld over heg en sloot voortschoten, Wijl reintje de, vos zijn snuit in balmeu spotlust had opge tild en ons, ten dans had geleid, die ademloos, hijgend, zweetend maar toch juichend eindigde Ib voor mij niet. En dan weer bomt in het geheu gen het beeld van andere uren, als de krachten van den geest werden in het werk gesteld, en wij op onze jeugdige manier de politiek van ko ninkrijken bespraken, meeningen wisselend met al de hooge zelfbe wustheid van onwanen jeugd. Ja. dat waren blijde dagen Onder die talrijke vrienden en kennissen Was er een, die veel meer dan alle anderen invloed zou uit oefenen op mijn toekomst, ofschoon ik in de eerste achttien maanden van mijn verblijf te Cambridge zijn bestaan nauwelijks kende Zijn naam was James Eorsyth, en zelfs nu ter wijl ik schrijf knars ik van woede de tanden, ida.t het onvriendelijk lot hem mij deed ontmoeten Eorsyth was de zoon van een bui tengewoon rijk man Er was niets, dat hij niet kon verkrijgen, als het door geld kon verkregen worden Hij behoorde tot de clubjes van de universiteit welke snel leven, en hij was de snelste van allen Hij was ongeëvenaard als speler en ais ver kwister En toch, ondanks het feit, dat hij een verachtelijk schepsel was, geesteloos, losbandig, kinder achtig, had hij iets in zich, dat- hem een kring van vrienden worn, di.e hem diep veracht zouden hebben, indien hij vóór hen verschenen waa in zijn werkelijke gedaante Maar hij bezat een tweevoudige persoon lijkheid Met de mannen van studie was bij geleerd; met de sportman nen geheel en al sport, Hij' kon be langwekkende gesprakken voeren en muntte uit in de meeste «pelen voor tijdverdrijf,. (Wordt vervolgd.").

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 5