ESPERANTO. R. K. Middenstands- vereeniging Markten. Gemengde Buitenlandsche berichten Een koning van onder patronaat van den H. Jozef, te Haarlem, afdeeling van „de Hanze", goed gekeurd bij Bisschoppelijk besluit van 26 October 1907 en bij Konink lijk besluit van 9 Mei 1908. BI N N EN LAND. FEUILLETON. 10) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT De R.-K. MLddenstandsvereeniging steit zich ten dod, volgens art. 2 harer Statuten, de zedelijke en stoffdijke be langen van den handddrijvenden ;en industriëdeo Middenstand in het alge meen, en van hare leden in het bij zonder te behartigen, overeenkomstig 1de beginselen van den R.-K. Gods dienst. Nog slechts kort gdeden opgericht Bracht zij reeds veel tot stand, en toonde op vderlei wijzen het nut van haar Bestaan. Zij voerde o.a. eene krachtige actie tegen het verleenen van al te lang cre- idiet en de z.g. vliegende winkds; in haar vergaderingen werden belangrijke onderwerpen, als coöperatie, inkom- stenbdasting, arbeidscontract, enz. be- handdd; boekhoudcursussen werden door haar opgericht; door hare bemiddding werden de feesten der Alg. Ned. Wielr. Bond den vorigen zomer hier ter stede gevierd; een onderlinge glasverzekering zal weldra door haar tot stand komen; op haar verzoek werden de le H. Gommuniedagen in de verschillende parochiën, zooveel mogelijk op uiteen- ïoopende datums gesteld. Dit en nog veel meer deed zij reeds in het Belang harer leden en van den R.-K. Middenstand in het algemeen; nog veel meer zou zij kunnen doen, indien zij van de R.-K. Middenstan ders krachtiger steun genoot, dan tot dusver; indien nog meerderen zich bij haar aansloten. De betrekkelijk geringe contributie van ƒ1.30 per 3 maanden kan geen Beletsel zijn. Daarvoor hebben de leden bovendien, doordat de Vereeniging aangesloten is bij de Haarl. Handelsvereeniging, gra tis gelegenheid informafiën in te win nen; dubieuze posten der incasseering te geven aan het bureau der H. H. V. en rechtskundige adviezen betreffende hunne zaken te vragen bij de advocaten der H. H. V. Het Bestuur spoort daarom hiermede alle, nog niet aangesloten R.-K. Mid denstanders aan, als Lid dezer nuttige vereeniging. toe te treden; zich niet te laten weerhouden door de gedach te, misschien onmiddellijk geen per soonlijke winsf te behalen, maar door hun steun aan deze vereeniging te ge ven, het goede doel der vereeniging te helpen bevorderen en daardoor ook middellijk hun eigen belangen beharti gen. Voor het Lidmaatschap kan men zich aanmelden bij het Bestuur of bij den Secretaris C. A. M. JONCKBLOEDT Lz. Lange Heerenstraat 24. P.S. De vergaderingen zullen in de agenda der „Officieele Kerklijst" wor den bekend gemaakt. HET BESTUUR. fn de week van 19 Juli tot 24 Juli. Maandag. Alkmaar, Amsterdam, Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn, Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster Beverwijk, Purmerend. Woensdag. Am sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar lem, Helder, Schagen, Uitgeest, Velsen, Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am sterdam, Assendelft, Hoorn, Leiden. Oostzaan, Purmerend, Schagen, Velsen, Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam,Edam, Hoorn, Leiden. IX. De Katholieken en het Esperanto. III- Zcoals te begrijpen is maakten de Katholieken, welke het Congres te Génève bijwoonden, van de gelegen heid gebruik eens persoonlijk met elkaar kennis te maken, en verschil lende voor Katholieke Esperantisten interessante zaken te bespreken. 'n Avondvergadering werd belegd, en als voorzitter Pastoor Peltier ge kozen. Nadat deze nog eens uitvoerig had medegedeeld, op welke wijze „Espero Katolika" den Pauselijken zegen verkregen had (wat wij in ons vorig artikel reeds meldden) stelde hij voor aan den Heiligen Vader een danktelearam te zenden. Allen juichten dit voorstel toe en na wederkeerige be spreking werd het volgende telegram opgesteld „De Katholieke Esperantisten, gedu rende het 2de Esperanto Congres te Génève in aparte samenkomst bij een zijnde, zenden aan den Heiligen Vader de uitdrukking van hunne eerbied volle dankbaarheid voor den Aposto- lischen zegen, aan „Espero Katolika" gezonden." Daarna stelde Pastoor Peltier voor, eveneens een telegram te zenden aan den Aartsbisschop van Tours, Mon- signeur Renou, welke reeds van den beginne af de handelin gen van Pastoor Peltier goedkeurde en hem aanspoorde op den ingeslagen weg voor te gaan. Het volgende tele gram verzond men „De Katholieke Esperantisten, tijdens net 2e Esperanto Congres te Génève bijeenkomende, en den Pauselijken zegen ontvangen hebbende, zenden de uitdrukking van hunne dankbaarheid aan Monseigneur Renou, welke het eerst zijne goedkeuring schonk aan „Espero Katolika." Vervolgens gaf de voorzitter inlich tingen omtrent de Heilige Mis met preek in Esperanto, welke Zondag d.a.v zou plaats hebben. Voorts werd er ijveriggediscussiëerd over <ie beste wijze van propaganda voor „Espero Katoli ka", waarbij Pastoor Guimard, vice- president van den Spaanschen Espe rantisten Bond, interessante mededee- lingen ten beste gaf, en in 't kort z'n werken voor „Espero Katolika" in Spanje beschreef. Vooral werd er op aangedrongen te trachten eminente personen voor onze beweging te winnen, daar deze van wege hun invloed en bekendheid, met weinig moeite veel kunnen tot stand brengen. 't Blijkt nu, dat er in deze richting door onze geloofsgenooten gewerkt is en wordt. En de reeds verkregen resul taten zijn bemoedigend en geven goe de hoop voor de toekomst. Wegens z'n merkwaardigheid laten wij nu hieronder de vertaling der preek volgen, door Pastoor Peltier tijdens het Congres in de Sint Francis- cuskerk te Génève gehouden. „Dierbare Zusters en Broeders! Met officieeie toestemming van de plaatselijke geestelijke overheid en de hooge goedkeuring van de Heiligen Vader, wordt heden voor de eerste maal het Evangelie verkondigd in de taal Esperanto. Op dit uur gevoel ik in mijn hart een sterke aandoening en vreugde, want deze dag is voor ons allen een heilige en herinnereDswaar- dige datum. Wanneer men een nieuw schip den Oceaan op moet zenden, is het bij Katholieke natiën de gewoonte, Gods zegen over het nieuwe schip af te roe pen, hetwelk over de go'ven en door de winden zooveel menschenlevens zal dragen; de priesterlijke zegen is de doop van het schip. Alvorens een nieuwen spoorweg te gebruiken verzoekt men den priester eveneens den nieuwen spoorweg en den eersten trein te zegenen, wijl zeer vele menschenlevens aan dit nieuwe reis- middel toevertrouwd worden; dat is de doop van den spoorweg. Heden is het als 't ware de doop van het Esperanto. Aan haar zullen geen levens van lichamen, maar levens van zielen toevertrouwd worden; door haar zullen de ideeën zich snel in de wereld verbreiden, en de zielen kunnen doen leven of sterven. De Apostoli sche zegen is voor het Esperanto als een heilige doop, en wij Katholieken, zullen den internationalen band slechts voor heilige doeleinden en het zede lijk goede van 't menschdom gebrui ken. Onze eerste plicht is 'dus onzen eer- biedvollen dank te zenden aan zijn Heiligheid, voorden zegen waarmede hij onze pogingen aanmoedigde. Beminde zusters en broeders, mijn plan is niet een lange rede te houden. Uit de tegenwoordige omstandigheden waarin wij leven, ook tijdens dit Con gres, wil ik slechts eenige lessen trek ken en vooral een antwoord aan een onzen godsdienst herhaalde malen aan gedaan gewichtig verwijt. „Het Ka tholicisme" zoo zegt men ver ouderde zich al te zeer en zal de intiemste neigingen niet meer kunnen tevreden stellen, noch het ideaal van de moderne wereld vervullen." Gaan wij eerst eens na welk dat moderne ideaal is, welke de intiemste neigingen van het tegenwoordig menschdom zijn. Door aandachtige overdenking raakt men gemakkelijk overtuigd, dat het tegenwoordig ideaal van het mensch dom uit drie groote neigingen bestaat men wenscht zoo mogelijk ge lijkheid van allenmen vecht voor de vrijheid; en vooral: men streeft naar een algemeene broederschap. Aldus is voor 'n onpartijdig mensch 't resumé van het moderne ideaal. Bestrijdt het Katholicisme deze gewichtiee en eer biedwaardige neigingen? Neen, inte gendeel. Gedurende bijna 2000 jaar zaait het Katholicisme die heilige ideeën in de wereld; en dat zal ik u gemakkelijk aantoonen. Toen Jesus Christus .op aarde kwam, begunstigde Hij niet een zekere klasse van menschen. Onder de armen werd hij geboren. Werkman was hij. Toen Hij 'n nieuwen godsdienst verkondigde gaf Hij aan allen, rijken en armen, dezelfde bevelen, en drong allen de zelfde heilsvoorwaarden op. Het Chris telijk onderricht kent geen verse hei denheid van petsonen. Toen Jezus Christus de dorpen en steden van Judea doortrok, boog Hij zich altijd bij voorkeur tot de nederigen, tot de zwakken, om hen te vertroosten, te genezen, te zegenen. Als het Evangelie eens melding maakt van gestrenge woorden van Christus, werden deze tot slechte rijken gericht. Onderricht dat gedrag van Christus, onderrichten al de dogmaas van het Katholicisme geen wijze en rechtvaardige gelijk heid Zooals de gelijkheid, is ook de vrij heid een vrucht van het Evangelie. „De Katholieke dogma's zult gij „tegenwerpen begrenzen de men- „schelijke vrijheiden gij gehoorzaamt „een volstrekte en onfeilbare autori teit. Waar is een vrijheid dus?" Dat de dogma's de vrijheid begrenzen, beken ik. Maar ziet gij niet duidelijk, dat een zoodanig beperking volstrekt noodzakelijk is voor het zedelijk goe de van het menschdom? Bandelooze vrijheid zou een ontzettend gevaar zijn. Ik zal u daarvan een bewijs leveren getrokken uit de geschiedenis, van het Esperanto zelf. Voor het slagen van onze zaak is het volstrekt nood zakelijk, dat de Esperantisten geen grenzenlooze vrijheid betreffende de taal hebben. En men konstateerde dat een zoodanige vrijheid de vernietiging van de geniale uitvinding van dokter Zamenhof zou veroorzaken. Langza merhand kwam men door onveran derlijke wetten of beginselen tot de begrenzing van de vrijheid; en tijdens ons eerste congres bracht men het tot stand en proclameerde plechtig het „onaanraakbaar fundament" van de taal. Men erkende, dat de autoriteit van dokter Zamenhof betreffende dat fundament otib6twistbaar was. En dat is juist, wijs, zelfs noodzakelijk. Maarwat is een onaantastbare wet anders als een dogma Wat is een onbetwistbare autoriteit anders als een als onfeilbaar geachte autori teit Wat in de geschiedenis van het Esperanto gebeurde, gebeurt in elke menschelijke onderneming. Men moet zich dan niet verwonderen ais een zoo reusachtig genootschap als de Katho lieke kerk dogma's en een opperste autoriteit noodig heeft, en m^n kan daaruit niet besluiten, dat het Katho licisme de vrijheid bestrijdt. Integen deel, het beschermt de vrijheid; het brengt aan de wereld de waarheid, welke bevrijdt, volgens het woord van Jezus ChristusDe waarheid zal u bevrijden. Er bljjft nu nog de broederschap. Gij gevoelt zelf dat over dat punt mijne taak gemakkelijk is. De mo derne wereld verschijnt mij als een jongeling, welke in zijn bloed de goede en kwade eigenschappen van zijn voorouders draagt. Gedurende eenige geslachten verdwijnen de goede eigen schappen in het ras, maar daarna her leven zij wederom volgens de wetten van het atavisme, en in den jongeling bevindt zich wederom het nobele ka rakter van zijn vooronders. Het menschdom gelijke op dien jongeling. Gedurende eenige eeuwen verdween als 't ware het schoone ideaal van broederschap, door het Evangelie ingedroppeld in het bloed der volkeren. Uit de geschiedenis weten wij, dat in 't begin van het Christelijk ras het idee van broederschap de harten dee l leven en de zielen vervulde. Door prediking en voortdurende toepassing van het christelijk geloof drong dat idee in de volkeren. De geschiedenis zegt ODS ook, dat er tijdperken kwa men waarin de menschen slechts droomden over gevechten en oorlogen. Toen was de neiging tot broederschap als een verborgen kiem, slapende in het bloed van het menschelijk ras. Na een schijnbare dood herleeft nu de neiging tot broederschap en bloeit krachtig op. Sommige menschen van de tegenwoordige generatie denken mogelijk, dat men een geheel nieuw ideaal uitvondt. Dat is 'n vergissing. Want zoowel in het menschdom als in den jongeling voltrekt de herle ving der neiging tot broederschap zicb door de geheimzinnige wetten van het atavisme. Broederschap is het zeer oude ideaal van het Christendom, volgens het woord van Christus: „Gij allen zijt broeders!" Men kan dus niet zeggen dat het Katholicisme de broederschap tegen staat. Men kan dus niet zeggen dat onze godsdienst verouderde en niet meer beantwoordt aan de overwinbare neigingen van de moderne wereld. Laten wij ons dus wenden tot onze niet-Katholieke broeders, tot nen welke ons geloof niet voldoende kennen, en hen zegg;n: „Een ideaal is schoon en waardig na te streven. Als gij het gemakkelijk wilt verwezenlijken, kom dan tot Jezus Christus, welke het eerst dat idee in de wereld bracht, het verwezenlijkte in Zijn persoon en aan de menschheid de noodzakelijke middelen leverde het te verwezenlijken. Door Christus en in Christus zijn de menschen gelijk, zijn wij broeders, aan schouwen wij elkaar dus niet als vij anden, maar laat ons broederlijk samen werken aan de verwezenlijking van ons gemeenschappelijk ideaal!" Laat ons als devies het diepzinnig woord van den Apostel Paulus nemen Het kwaad overwinnen door het goed en ik voeg erbijDe haat overwinnen door de liefde. Amen." Dat deze woorden een diepen indruk maakten op het gehoor van Pastoor Peltier, ligt voor de band. Esperantano. Goudmijnen. Amerikaansche bladen maken mel ding der ontdekking van rijke goud vindplaatsen bij het Meer la Ronge, ongeveer 300 kilometers ten Noorden van Prince Albert, en het binnenland van de provincie Saskatchewan. Reeds een paar jaar werd in de be doelde streken naar goud gezocht en ook we! met ernstig succes. Maar pas in den allerlaatsten tijd zijn de vond sten van groote beteekenis geworden. De Amerikaansche bladen schrijven reeds van een „nieuw Klondyke". Een voorbeeldeloos sluwe zwendelaar die al zes jaar lang te Berlijn zijn duistere manoeuvres heeft uitgevoerd en gedurende dien tijd een niet onbe- teekenend kapitaal machtig zou zijn geworden, als hij niet steeds de „op brengst" verspeeld en verbrast had, zucht thans in den kerker. Aanzienlij ken, kooplieden en dames uit de eerste kringen heeft de bedrieger, die zich met den Oosterschen naam dr. Fasch Pechmini, of anders als baron Von Techmann aandiende, voor duizenden opgelicht. Zijn eerste optreden dateert van 1903; hij gaf voor in Turkije uit zeer goede familie geboren te zijn. Zijn vader, doctor in de geneeskunde, was, zoo vertelde hij, directeur van een groot sanatorium te Safford. Van dezen had hij een maandelijksche toelage van 500 mark, en als scheikundige aan een fa briek dan nog een maandsalaris van 300 mark. Want hij gaf zich uit voor doctor in de chemie en het heette dat hij het chemisch-staatsexamen met groot succes gedaan had. Met behulp van valsche diploma's wist hij introductie te vinden bij een békenden Berlijnschen groot-industriëel, wien hij overhaalde tot een bijdrage van een paar duizend mark voor de inrichting van zijn scheikundig labo ratorium, dat nog altijd niet bestaat. Daarna zien we hem in verbinding tre den met een rentenier, wien hij on der allerlei mooie voorspiegelingen van 15.000 mark ontlast, welk geld voor het grootste gedeelte over de speel tafel wegrolt. Voor dezen Turkschen chemicus, die vermoedelijk evenmin iets van de scheikunde weet als er een enkel drup peltje Turksch bloed door zijn aderen vloeit (de politie houdt hem voor een individu uit Galicië), was echter hu welijks-zwendel de meest productieve geldmakerij. Daartoejiad hij een bui tengewonen aanleg, ^fij knoopte be trekkingen aan met rijke weduwen en meisjes, jonge zoowel als oude, uit de eerste standen die hij verblindde met allerlei verhalen over zijn goede af komst en ten slotte gelukkig maakte door haar ten huwelijk te vragen. Dat geluk hield hij echter nogal prij zig; duizenden marken „leende" hij van ;zijn verschillende „verloofden", op wie hij zulk een indruk wist te maken, dat zij hem niets konden weigeren. Dit be roep heeft hem, ruw geschat, een 40.00Q mark opgebracht. En de politie moet nog meer fraaie dingen op het spoor zijn. De straf der publieke meening. Dat een volksmenigte in haar ont stemming wild kan wezen en in haar toorn niet tevreden is met, en niet wachten vil op de straf door den rech ter opgelegd, werd onlangs weer te Frankfort a. M. bewezen. Tn de wijk Sachsenhausen leefde een meisje met h^ar vader en stiefmoeder, die haar niet al te goed gezind ble ken, wat haar Zondagmorgen te erg werd, zoodat het kind, dat juist aan zware mishandelingen van haar vader was blootgesteld geweest, in wanhoop aan zelfmoord dacht en uit het ven ster sprong, zoodat zij nu in het Zie kenhuis zwaar ziek ligt. Geen wonder, dat dit voorval bij de bevolking van Sachsenhausen groote verbittering wekte en een hartstoch telijke uiting van het wraakgevoel, dat de menigte tegen den man koesterde, tot gevolg had. Zoowat tweeduizend menschen trok ken tegen tien uur naar het huis, waar het wreede echtpaar woonde, begrijpe lijkerwijs met niet al te milde bedoe lingen. Met geweld verkreeg men toegang tot de woning; de man en de vróuw, die zich in dollen angst verstopt had den, werden opgespoord, naar buiten gesleept en terwijl de vuistslagen driftig patsten en de stokken den rug van man en vrouw nijdig geeselden, dreef men ze voort, de straten door. De wild-turende menigte omstuwde het echtpaar. De weg naar 't politiebureau werd hun afgesneden en ten einde raad vluchtten ze in 'n kroeg, waar ze al- althans een oogenbiik veilig waren. Toen kwam de politie. I Er was een sterke macht voor noo dig en de sabel moest er zelfs bij te pas komen eer men de menigte uiteen dreef. Langen tijd bleef 't onrustig in de buurt, onveilig voor den ontaarden va der. De politie zorgde er evenwel voor, dat ongelukken voorkomen werden. Het huis, waarin 't drama werd afgespeeld, bleef bewaakt. Afgetroefd Eenige weken geleden kwam een Marokkaansche kaïd met een schitte rend gevolg te Oudjdja, dat door de Franschen bezet wordt gehouden, en verklaarde aan de Fransche autoritei ten, dat hij was gekomen om het be stuur te aanvaarden van het kaïdaat, Daarbij ontspon zich het volgende gesprek, dat typisch aangeeft hoe groot de Marokkanen zich gevoelen. „Hoe heet gij'?" vroeg generaal Lyautey. „Ik ben,' antwoordde de Marokkaan, „de groote kaïd Mouiay Isman, mach tig chérif en broeder van den Sultan; ik begeef mij naar een der stammen in de omgeving van Oudjdja, over wel ken mij het bestuur is opgedragen." „Waar komt gij vandaan?" „Ik kom uit de groote hoofdstad Moghreb, de residentie van mijn mach tigen beheerscher, vergezeld van mijn geheeie gevolg, ik heb een heerlijke reis gehad en onderweg zijn mij al de eerbewijzen gebracht, waarop mijn rang mij recht geeft." „Wanneer zijt gij aangekomen?" „Ik ben hier gisteren geland met een prachtig fregat, en zooals u ziet, heb ik mij gehaast om u in het voorbij gaan te begroeten." De kaïd bleef staan in een waardige houding, afwachtend welken indruk het gehoorde op den Franschen generaal zou maken Deze bedacht zich niet lang en zeide: „Zoo! Nu zult gij mij het genoegen doen onmiddellijk weder te vertrekken naar uw schitterende hoofdstad Moghreb en daar aan uwen machtigen souverein en beminnelijjken broeder zeggen, dat Frankrijk hem niet keilt. De Makhzen heeft verzuimd om, zooals zijn plicht was, de Fransche autoriteiten in kennis te stellen van uw komst, dus hebben deze geen ge legenheid gehad om met den Makhzen overleg te plegen over de bezetting van den kaïdszetel in de omgeving van Oudjdja, zooals voorgeschreven is in het Fransch-Marokkaansch verdrag." De ongelukkige kaïd stond daar, ge heel onthutst, en verklaarde, dat hij geen cent meer bezat voor de terug reis. „Dat hindert niet," antwoordde de generaal, „er zal voor u wordea betaald." En den anderen ochtend werd de machtige kaïd gebracht aan boord van de eerste boot, die naar Tanger ver trok, waar hij zijn intrek kon nemen in een kajuit 2e klasse. B. K. Vbcantiekolories. Het „Katholiek Schoolblad" schrijft: Enkel uit Rotterdam bereiken ons af eD toe berichten omtrent de werk zaamheden van de ook daar op ini tiatief van het hoofdbestuur der D. V. gevormde „kern" van een plaatselijk comité tot het uitzenden van kinderen naar een R K. vacantiekolonie. Deze kern iB sinds eenigen tijd tot een volledige commissie welker con- stitueerende vergadering wij reeds meidden, uitgebreid, en uit ods num mer van heden blijkt, dat thans ook een bestuur, dat met ijver aan het werk zal gaan, is gevormd. Waar blyven toch Den Haag, Am sterdam, Leiden, Haarlem, Alkmaar en,... de andere Bisdommen? Is men daar soms teruggekeerd in het cirkeltje, waarin we vroeger al meer dan een jaar hebben rondge draaid? De onderwijzers wachtten met (Naar het Kngelsch.) Ik zal niet beweren, dat bet be rouw was over mijn misdaad, of schoon ik meen dat men mij: z:al gelooven, ais ik zieg dat er berouw en verdriet was in mijin haft; maar het meest was; ik mij1 bewust van ee:n gevoel van machteloozen toorn over mijn eigen idiote zorgloosheid Toit zoover te zijn geslaagd, en dan door een enkele dwaling van de al lergewoonste soort geheel te worden veroordeeld, dat was te ergIk zonk in den stoel terug waarvan ik waiS opgesprongen, toen Sullivan sprak, en verborg .het gelaat in de han den Toen rezen er vel© tpopajeelen voor mijn oogen op Ik zag de juichende menigte mijner medestudenten, die mij: bij mijn juist behaald stuoces had- de n toegejubeld, eu elk gezicht was verdraaid en verwrongen door een uitdrukking Van' verachtend afgyijh- zen Dé toejuichingen' 611 uitnoepm de vpien dséhappe lijk© gelakwen- sehen efn even vriendseiuippel ij'ke «chertseude woorden, alle stierven weg in een veroordeelend ge jouw!.. Dan verdwenen de <lichtopgelio>>ple gezichten vppr mijn' geestesoog, en een ander gezidht een enkel slechts kwjam uit de duisternis te voorschijn Het gelaat van mijn moeder, ernstig ;©U schoon, doch .be zorgd en verwonderd. Zijl wilde niet aan mijn schuld gelooven.ik kon dit lezfeh in hare lieve oogen, Maar juist toen ik dien blik van eenvoudig' .vertrouwen in haar dwa lende® zo,on had geljezen, werdpn de oogen met een floers bedekt, de lieve lippen plooiden zich ih diepen ernst, de beminnelijke wiahgen wteydm bleek en meedoogloos, ©n diepe ziel- kwellende verachting lag ©ver eiken trek van haar gelaat- verspreid. Hierna doemde mijn Valdier op, de brave trotscbe man. Wat was zijn vprnis omtrent mij'? Ik behoefde mij deze vraag niet gesteld te heb ben In onze wereld stond gevange nisstraf gelijk met sociale vernieti ging. In plaats van mijn stand eer te hebben aangedaan, had ik hem onteerd. En mijn vader zou nooit een zoon dulden, wiens naam op ieders lippen Was geweest als de be drijver van een afschuwelijke mis daad- i En daarop kwamen weder andere toopeelen voer mijn geest, topped van een half vergeten verleden, Van mijn jeugdige eerzucht, van schoons plannen voor een wereldberoemde toekomst Nu, mijn planmten hadden mij tot een zekere hoogte gebracht! Vóór er nog een dag verloopen was, zou ik zpo bekend zijn als het hart van eep romanschrijver maar zou kunnen wensehen, Bekend Berucht eerder Sullivan's stem wekte mij op uit mijn vanhoopsdroorn. Hij: was niet langer de toegevend© bewaker, hij was de strenge man der Wet. „Sta op" beval hij: schérp:. „Steek uit de handen, D adelijk overmeesterde mij: een gei- voel van toorn; Ik wilde de ver langd®, mij onwaardige hording niet aannemen Wij wanen miet ops; bei den alleein in die klein© kamer, ach ter mij: was een venster, Ik had mijn woord gegeven, om mij rustig te houden, ma ar w,at zou dat Wélke waarde had thaus, mijn: wpiofd? Ik was een ath leet ©n hield records; voor sterk© toeren, Toen SuLLivan mijl beVal op te staan, deed ik het maar mijn vlugge brein was reeds bezig met, het ontwerpen van een plan. Ik zou mij; nooit levend naar de gevangenis laten bne|ngein, zei ik woestin mij zeiven „Vlug: een beetje," wiaisi het hevel. Ik meette den afstand tussehen mijn hand ©n; de oogen. van dep inspec teur). Déze w)ais juist voldoende groot vjoor een klaip, die hem neer zóu vellen. Een flinke slag, eejn spyopg door het venster en danvrij heid: Dat was mijn plan, en ik ging het dadelijk in vervuiling brengen. klaar in mijn ijdelheid en ver waandheid op mijn kracht haid ik geen reken,ing gehouden met de scherp ziienigheid van mijn bewaker, Ik i lichtte mijn hajnd op en met een woesten ruk liet ik haar neder- komen tu&sch©® Sullivan's oogen, verwachtende hém bedwelmend te zien neervallen als ©en blok hout. Maar mijn vuist ontmoette niets dan ijl© lucht, ik slingerde door mijin ruk hevig vooruit en vóór ik mijn even wicht had herkregen, vpelde ik een pijnlijken slag op dén rug van mijn hand; ik rolde als dronken in den haard, met een vreesielijk geraas van ijzer; sprong terug, doch slechts om in een: meedo.ogenl oozen greep vast geklemd te worden. Eln toen werd eene verduiveld pijnlijken draai ge geven aan mijn vooruitgestoken hand, er werd iets da,t koud étt nauw wa,s, om mijn polsl gewrongen, mijn anderen arm werd opgetrokken naar den eersten die geboeid was, en zoo was ik in minder dan een seconde van handboeien voorzien, als een geschandvlekte misdadiger ,,'t Is toch maar goed, dat men ons leert hoe wij: met uw soort moe ten omgaan," knorde Sulivan, zijn gelaat afvegende. Bij mijn laatste worsteling toen hij: mij: de handboei en aandéed, had ik hém) een lich ten klap op den mond gegeven, en het bloled vloeide van zijn lippen; „Zoo, zoo, mijin beste jongen, mijn onschuldig kuikentje! .Op deze ma nier wilt ge dus uw onschuld aan toonen, Nu, ga, dan maar met me mee Tevergeefs: bood ik wederstand, Nooit te voren had ik vermoed, hoe noodzakelijk de handen voor een mensch zijn om zich te kunnen ver weren Ik was hulpeloos als een' kind en de inspecteur stiet mij voor uit als ware ik een zak krullen. En zoo kwam Ik buiten het gebouw; Er moet een gerucht verspreid zijn, over hetgeen er binnen bet huis was geschied, want er was een groote menigte buiten op het plein Er wachtte 'daar een rijtuig en Sullivan drong daarheen' met mij door de menigte, mij voorttrekkend aan mijn geboeide polsen Een zacht gebrom van afkeer begroette mijn schaam tevolle verschijning, een gebrom dat aangroeide tot een gejouw, en aan zwol tot een onbe Lispellenden kreet Er was een toeloop om mij miet kwaadaardige bedoelingen nader te komenik zag uitgestrekte gebalde vuisten, donkere van haat vergulde gelaatstrekken Flauwtjes kon ik de gezichten onderscheiden van lieden, die met mij hadden gegeten en feest gevierd in vroegere dagen, maar er was geen ziertje medelijden op te lezen. Het gerucht van1 mijn inhech tenisneming had zich als een vuur tje verspreid, toen ik met Sullivan in de kamer was, en reeds wist ieder een de waarheiidi Sullivan stak een hand op en een troepje sterke agenten baande een weg door de opdringend© menigte voor ons Zij werd in twee rijten ge schaard, waardoor wij heen moesten, ik de misdadiger en hij, die mij in hechtenis had genomen, en toen be gon de ijzingwekkende tocht „Breng dat rijtuig hier," riep de inspecteur, maar ik denk, dat ik op dat oogenbiik al dé bitterheid smaakte van iemand die tot het uit schot van het menschdom wordt ge rekendde koetsier gaf zijn paard een klap met de zweep en reed weg, roepende „Dank u wel voor de eer, mijn heer de commissaris Dit is een kar retje, dat alleen eerlijke menschen. rijdt, en gemeene moordenaars heb ben we, Goddank, niet noodig." Deze uitval werd met een gebrul van goedkeuring van de zijde der menigte begroet, en iemand uit die menigte smeet mij een handvol mod der in het gezicht. Ik trachtte mijn hand op te lichten en het vuile slijk: weg te vegen, maar Sullivan hield mij te stijf vast Ik kon enkel naar adem snakken en hijgen, van onmach tige woede en ellende Wordt vervolgdd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 5