ESPERANTO.
R. K. Middenstands-
vereeniging
Markten.
Gemengde Buitenlandsche berichten
Een koning van
onder patronaat van den H. Jozef,
te Haarlem,
afdeeling van „de Hanze", goed
gekeurd bij Bisschoppelijk besluit van
26 October 1907 en bij Konink
lijk besluit van 9 Mei 1908.
BI N N EN LAND.
FEUILLETON.
10)
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
De R.-K. MLddenstandsvereeniging
steit zich ten dod, volgens art. 2 harer
Statuten, de zedelijke en stoffdijke be
langen van den handddrijvenden ;en
industriëdeo Middenstand in het alge
meen, en van hare leden in het bij
zonder te behartigen, overeenkomstig
1de beginselen van den R.-K. Gods
dienst.
Nog slechts kort gdeden opgericht
Bracht zij reeds veel tot stand, en
toonde op vderlei wijzen het nut van
haar Bestaan.
Zij voerde o.a. eene krachtige actie
tegen het verleenen van al te lang cre-
idiet en de z.g. vliegende winkds; in
haar vergaderingen werden belangrijke
onderwerpen, als coöperatie, inkom-
stenbdasting, arbeidscontract, enz. be-
handdd;
boekhoudcursussen werden door
haar opgericht;
door hare bemiddding werden de
feesten der Alg. Ned. Wielr. Bond den
vorigen zomer hier ter stede gevierd;
een onderlinge glasverzekering zal
weldra door haar tot stand komen;
op haar verzoek werden de le H.
Gommuniedagen in de verschillende
parochiën, zooveel mogelijk op uiteen-
ïoopende datums gesteld.
Dit en nog veel meer deed zij reeds
in het Belang harer leden en van den
R.-K. Middenstand in het algemeen;
nog veel meer zou zij kunnen doen,
indien zij van de R.-K. Middenstan
ders krachtiger steun genoot, dan tot
dusver; indien nog meerderen zich bij
haar aansloten.
De betrekkelijk geringe contributie
van ƒ1.30 per 3 maanden kan geen
Beletsel zijn.
Daarvoor hebben de leden bovendien,
doordat de Vereeniging aangesloten is
bij de Haarl. Handelsvereeniging, gra
tis gelegenheid informafiën in te win
nen; dubieuze posten der incasseering
te geven aan het bureau der H. H. V.
en rechtskundige adviezen betreffende
hunne zaken te vragen bij de advocaten
der H. H. V.
Het Bestuur spoort daarom hiermede
alle, nog niet aangesloten R.-K. Mid
denstanders aan, als Lid dezer nuttige
vereeniging. toe te treden; zich niet
te laten weerhouden door de gedach
te, misschien onmiddellijk geen per
soonlijke winsf te behalen, maar door
hun steun aan deze vereeniging te ge
ven, het goede doel der vereeniging
te helpen bevorderen en daardoor ook
middellijk hun eigen belangen beharti
gen.
Voor het Lidmaatschap kan men
zich aanmelden bij het Bestuur of bij
den Secretaris
C. A. M. JONCKBLOEDT Lz.
Lange Heerenstraat 24.
P.S. De vergaderingen zullen in de
agenda der „Officieele Kerklijst" wor
den bekend gemaakt.
HET BESTUUR.
fn de week van 19 Juli tot 24 Juli.
Maandag. Alkmaar, Amsterdam,
Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn,
Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster
Beverwijk, Purmerend. Woensdag. Am
sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar
lem, Helder, Schagen, Uitgeest, Velsen,
Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar
lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha
gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am
sterdam, Assendelft, Hoorn, Leiden.
Oostzaan, Purmerend, Schagen, Velsen,
Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam,Edam,
Hoorn, Leiden.
IX.
De Katholieken en het Esperanto. III-
Zcoals te begrijpen is maakten de
Katholieken, welke het Congres te
Génève bijwoonden, van de gelegen
heid gebruik eens persoonlijk met
elkaar kennis te maken, en verschil
lende voor Katholieke Esperantisten
interessante zaken te bespreken.
'n Avondvergadering werd belegd,
en als voorzitter Pastoor Peltier ge
kozen. Nadat deze nog eens uitvoerig
had medegedeeld, op welke wijze
„Espero Katolika" den Pauselijken
zegen verkregen had (wat wij in ons
vorig artikel reeds meldden) stelde hij
voor aan den Heiligen Vader een
danktelearam te zenden. Allen juichten
dit voorstel toe en na wederkeerige be
spreking werd het volgende telegram
opgesteld
„De Katholieke Esperantisten, gedu
rende het 2de Esperanto Congres te
Génève in aparte samenkomst bij een
zijnde, zenden aan den Heiligen Vader
de uitdrukking van hunne eerbied
volle dankbaarheid voor den Aposto-
lischen zegen, aan „Espero Katolika"
gezonden."
Daarna stelde Pastoor Peltier voor,
eveneens een telegram te zenden aan
den Aartsbisschop van Tours, Mon-
signeur Renou, welke reeds van
den beginne af de handelin
gen van Pastoor Peltier goedkeurde
en hem aanspoorde op den ingeslagen
weg voor te gaan. Het volgende tele
gram verzond men
„De Katholieke Esperantisten, tijdens
net 2e Esperanto Congres te Génève
bijeenkomende, en den Pauselijken
zegen ontvangen hebbende, zenden de
uitdrukking van hunne dankbaarheid
aan Monseigneur Renou, welke het
eerst zijne goedkeuring schonk aan
„Espero Katolika."
Vervolgens gaf de voorzitter inlich
tingen omtrent de Heilige Mis met
preek in Esperanto, welke Zondag d.a.v
zou plaats hebben. Voorts werd er
ijveriggediscussiëerd over <ie beste wijze
van propaganda voor „Espero Katoli
ka", waarbij Pastoor Guimard, vice-
president van den Spaanschen Espe
rantisten Bond, interessante mededee-
lingen ten beste gaf, en in 't kort z'n
werken voor „Espero Katolika" in
Spanje beschreef.
Vooral werd er op aangedrongen te
trachten eminente personen voor onze
beweging te winnen, daar deze van
wege hun invloed en bekendheid, met
weinig moeite veel kunnen tot stand
brengen.
't Blijkt nu, dat er in deze richting
door onze geloofsgenooten gewerkt is
en wordt. En de reeds verkregen resul
taten zijn bemoedigend en geven goe
de hoop voor de toekomst.
Wegens z'n merkwaardigheid laten
wij nu hieronder de vertaling der
preek volgen, door Pastoor Peltier
tijdens het Congres in de Sint Francis-
cuskerk te Génève gehouden.
„Dierbare Zusters en Broeders!
Met officieeie toestemming van de
plaatselijke geestelijke overheid en de
hooge goedkeuring van de Heiligen
Vader, wordt heden voor de eerste
maal het Evangelie verkondigd in de
taal Esperanto. Op dit uur gevoel ik
in mijn hart een sterke aandoening
en vreugde, want deze dag is voor ons
allen een heilige en herinnereDswaar-
dige datum.
Wanneer men een nieuw schip den
Oceaan op moet zenden, is het bij
Katholieke natiën de gewoonte, Gods
zegen over het nieuwe schip af te roe
pen, hetwelk over de go'ven en door
de winden zooveel menschenlevens zal
dragen; de priesterlijke zegen is de
doop van het schip.
Alvorens een nieuwen spoorweg te
gebruiken verzoekt men den priester
eveneens den nieuwen spoorweg en den
eersten trein te zegenen, wijl zeer vele
menschenlevens aan dit nieuwe reis-
middel toevertrouwd worden; dat is
de doop van den spoorweg.
Heden is het als 't ware de doop
van het Esperanto. Aan haar zullen
geen levens van lichamen, maar levens
van zielen toevertrouwd worden; door
haar zullen de ideeën zich snel in de
wereld verbreiden, en de zielen kunnen
doen leven of sterven. De Apostoli
sche zegen is voor het Esperanto als
een heilige doop, en wij Katholieken,
zullen den internationalen band slechts
voor heilige doeleinden en het zede
lijk goede van 't menschdom gebrui
ken.
Onze eerste plicht is 'dus onzen eer-
biedvollen dank te zenden aan zijn
Heiligheid, voorden zegen waarmede
hij onze pogingen aanmoedigde.
Beminde zusters en broeders, mijn
plan is niet een lange rede te houden.
Uit de tegenwoordige omstandigheden
waarin wij leven, ook tijdens dit Con
gres, wil ik slechts eenige lessen trek
ken en vooral een antwoord aan een
onzen godsdienst herhaalde malen aan
gedaan gewichtig verwijt. „Het Ka
tholicisme" zoo zegt men ver
ouderde zich al te zeer en zal de
intiemste neigingen niet meer kunnen
tevreden stellen, noch het ideaal van
de moderne wereld vervullen."
Gaan wij eerst eens na welk dat
moderne ideaal is, welke de intiemste
neigingen van het tegenwoordig
menschdom zijn.
Door aandachtige overdenking raakt
men gemakkelijk overtuigd, dat het
tegenwoordig ideaal van het mensch
dom uit drie groote neigingen bestaat
men wenscht zoo mogelijk ge
lijkheid van allenmen vecht voor de
vrijheid; en vooral: men streeft naar
een algemeene broederschap. Aldus is
voor 'n onpartijdig mensch 't resumé
van het moderne ideaal. Bestrijdt het
Katholicisme deze gewichtiee en eer
biedwaardige neigingen? Neen, inte
gendeel. Gedurende bijna 2000 jaar
zaait het Katholicisme die heilige
ideeën in de wereld; en dat zal ik u
gemakkelijk aantoonen.
Toen Jesus Christus .op aarde kwam,
begunstigde Hij niet een zekere klasse
van menschen. Onder de armen werd
hij geboren. Werkman was hij. Toen
Hij 'n nieuwen godsdienst verkondigde
gaf Hij aan allen, rijken en armen,
dezelfde bevelen, en drong allen de
zelfde heilsvoorwaarden op. Het Chris
telijk onderricht kent geen verse hei
denheid van petsonen. Toen Jezus
Christus de dorpen en steden van
Judea doortrok, boog Hij zich altijd
bij voorkeur tot de nederigen, tot de
zwakken, om hen te vertroosten, te
genezen, te zegenen. Als het Evangelie
eens melding maakt van gestrenge
woorden van Christus, werden deze
tot slechte rijken gericht. Onderricht
dat gedrag van Christus, onderrichten
al de dogmaas van het Katholicisme
geen wijze en rechtvaardige gelijk
heid
Zooals de gelijkheid, is ook de vrij
heid een vrucht van het Evangelie.
„De Katholieke dogma's zult gij
„tegenwerpen begrenzen de men-
„schelijke vrijheiden gij gehoorzaamt
„een volstrekte en onfeilbare autori
teit. Waar is een vrijheid dus?" Dat
de dogma's de vrijheid begrenzen,
beken ik. Maar ziet gij niet duidelijk,
dat een zoodanig beperking volstrekt
noodzakelijk is voor het zedelijk goe
de van het menschdom? Bandelooze
vrijheid zou een ontzettend gevaar
zijn.
Ik zal u daarvan een bewijs leveren
getrokken uit de geschiedenis, van
het Esperanto zelf. Voor het slagen
van onze zaak is het volstrekt nood
zakelijk, dat de Esperantisten geen
grenzenlooze vrijheid betreffende de
taal hebben. En men konstateerde dat
een zoodanige vrijheid de vernietiging
van de geniale uitvinding van dokter
Zamenhof zou veroorzaken. Langza
merhand kwam men door onveran
derlijke wetten of beginselen tot de
begrenzing van de vrijheid; en tijdens
ons eerste congres bracht men het tot
stand en proclameerde plechtig het
„onaanraakbaar fundament" van de
taal. Men erkende, dat de autoriteit
van dokter Zamenhof betreffende dat
fundament otib6twistbaar was. En dat
is juist, wijs, zelfs noodzakelijk.
Maarwat is een onaantastbare
wet anders als een dogma Wat is
een onbetwistbare autoriteit anders
als een als onfeilbaar geachte autori
teit
Wat in de geschiedenis van het
Esperanto gebeurde, gebeurt in elke
menschelijke onderneming. Men moet
zich dan niet verwonderen ais een zoo
reusachtig genootschap als de Katho
lieke kerk dogma's en een opperste
autoriteit noodig heeft, en m^n kan
daaruit niet besluiten, dat het Katho
licisme de vrijheid bestrijdt. Integen
deel, het beschermt de vrijheid; het
brengt aan de wereld de waarheid,
welke bevrijdt, volgens het woord van
Jezus ChristusDe waarheid
zal u bevrijden.
Er bljjft nu nog de broederschap.
Gij gevoelt zelf dat over dat punt
mijne taak gemakkelijk is. De mo
derne wereld verschijnt mij als een
jongeling, welke in zijn bloed de goede
en kwade eigenschappen van zijn
voorouders draagt. Gedurende eenige
geslachten verdwijnen de goede eigen
schappen in het ras, maar daarna her
leven zij wederom volgens de wetten
van het atavisme, en in den jongeling
bevindt zich wederom het nobele ka
rakter van zijn vooronders.
Het menschdom gelijke op dien
jongeling. Gedurende eenige eeuwen
verdween als 't ware het schoone
ideaal van broederschap, door het
Evangelie ingedroppeld in het bloed
der volkeren.
Uit de geschiedenis weten wij, dat
in 't begin van het Christelijk ras het
idee van broederschap de harten dee l
leven en de zielen vervulde. Door
prediking en voortdurende toepassing
van het christelijk geloof drong dat
idee in de volkeren. De geschiedenis
zegt ODS ook, dat er tijdperken kwa
men waarin de menschen slechts
droomden over gevechten en oorlogen.
Toen was de neiging tot broederschap
als een verborgen kiem, slapende in
het bloed van het menschelijk ras.
Na een schijnbare dood herleeft nu de
neiging tot broederschap en bloeit
krachtig op. Sommige menschen van
de tegenwoordige generatie denken
mogelijk, dat men een geheel nieuw
ideaal uitvondt. Dat is 'n vergissing.
Want zoowel in het menschdom als
in den jongeling voltrekt de herle
ving der neiging tot broederschap zicb
door de geheimzinnige wetten van het
atavisme. Broederschap is het zeer
oude ideaal van het Christendom,
volgens het woord van Christus: „Gij
allen zijt broeders!"
Men kan dus niet zeggen dat het
Katholicisme de broederschap tegen
staat. Men kan dus niet zeggen dat
onze godsdienst verouderde en niet
meer beantwoordt aan de overwinbare
neigingen van de moderne wereld.
Laten wij ons dus wenden tot onze
niet-Katholieke broeders, tot nen welke
ons geloof niet voldoende kennen, en
hen zegg;n: „Een ideaal is schoon en
waardig na te streven. Als gij het
gemakkelijk wilt verwezenlijken, kom
dan tot Jezus Christus, welke het
eerst dat idee in de wereld bracht,
het verwezenlijkte in Zijn persoon en
aan de menschheid de noodzakelijke
middelen leverde het te verwezenlijken.
Door Christus en in Christus zijn de
menschen gelijk, zijn wij broeders, aan
schouwen wij elkaar dus niet als vij
anden, maar laat ons broederlijk samen
werken aan de verwezenlijking van
ons gemeenschappelijk ideaal!"
Laat ons als devies het diepzinnig
woord van den Apostel Paulus nemen
Het kwaad overwinnen door het goed
en ik voeg erbijDe haat overwinnen
door de liefde. Amen."
Dat deze woorden een diepen indruk
maakten op het gehoor van Pastoor
Peltier, ligt voor de band.
Esperantano.
Goudmijnen.
Amerikaansche bladen maken mel
ding der ontdekking van rijke goud
vindplaatsen bij het Meer la Ronge,
ongeveer 300 kilometers ten Noorden
van Prince Albert, en het binnenland
van de provincie Saskatchewan.
Reeds een paar jaar werd in de be
doelde streken naar goud gezocht en
ook we! met ernstig succes. Maar pas
in den allerlaatsten tijd zijn de vond
sten van groote beteekenis geworden.
De Amerikaansche bladen schrijven
reeds van een „nieuw Klondyke".
Een voorbeeldeloos sluwe zwendelaar
die al zes jaar lang te Berlijn zijn
duistere manoeuvres heeft uitgevoerd
en gedurende dien tijd een niet onbe-
teekenend kapitaal machtig zou zijn
geworden, als hij niet steeds de „op
brengst" verspeeld en verbrast had,
zucht thans in den kerker. Aanzienlij
ken, kooplieden en dames uit de eerste
kringen heeft de bedrieger, die zich
met den Oosterschen naam dr. Fasch
Pechmini, of anders als baron Von
Techmann aandiende, voor duizenden
opgelicht.
Zijn eerste optreden dateert van
1903; hij gaf voor in Turkije uit zeer
goede familie geboren te zijn. Zijn
vader, doctor in de geneeskunde, was,
zoo vertelde hij, directeur van een groot
sanatorium te Safford. Van dezen had
hij een maandelijksche toelage van 500
mark, en als scheikundige aan een fa
briek dan nog een maandsalaris van
300 mark. Want hij gaf zich uit voor
doctor in de chemie en het heette dat
hij het chemisch-staatsexamen met
groot succes gedaan had.
Met behulp van valsche diploma's
wist hij introductie te vinden bij een
békenden Berlijnschen groot-industriëel,
wien hij overhaalde tot een bijdrage
van een paar duizend mark voor de
inrichting van zijn scheikundig labo
ratorium, dat nog altijd niet bestaat.
Daarna zien we hem in verbinding tre
den met een rentenier, wien hij on
der allerlei mooie voorspiegelingen van
15.000 mark ontlast, welk geld voor
het grootste gedeelte over de speel
tafel wegrolt.
Voor dezen Turkschen chemicus, die
vermoedelijk evenmin iets van de
scheikunde weet als er een enkel drup
peltje Turksch bloed door zijn aderen
vloeit (de politie houdt hem voor een
individu uit Galicië), was echter hu
welijks-zwendel de meest productieve
geldmakerij. Daartoejiad hij een bui
tengewonen aanleg, ^fij knoopte be
trekkingen aan met rijke weduwen en
meisjes, jonge zoowel als oude, uit
de eerste standen die hij verblindde met
allerlei verhalen over zijn goede af
komst en ten slotte gelukkig maakte
door haar ten huwelijk te vragen.
Dat geluk hield hij echter nogal prij
zig; duizenden marken „leende" hij van
;zijn verschillende „verloofden", op wie
hij zulk een indruk wist te maken, dat
zij hem niets konden weigeren. Dit be
roep heeft hem, ruw geschat, een
40.00Q mark opgebracht. En de politie
moet nog meer fraaie dingen op het
spoor zijn.
De straf der publieke meening.
Dat een volksmenigte in haar ont
stemming wild kan wezen en in haar
toorn niet tevreden is met, en niet
wachten vil op de straf door den rech
ter opgelegd, werd onlangs weer te
Frankfort a. M. bewezen.
Tn de wijk Sachsenhausen leefde een
meisje met h^ar vader en stiefmoeder,
die haar niet al te goed gezind ble
ken, wat haar Zondagmorgen te erg
werd, zoodat het kind, dat juist aan
zware mishandelingen van haar vader
was blootgesteld geweest, in wanhoop
aan zelfmoord dacht en uit het ven
ster sprong, zoodat zij nu in het Zie
kenhuis zwaar ziek ligt.
Geen wonder, dat dit voorval bij de
bevolking van Sachsenhausen groote
verbittering wekte en een hartstoch
telijke uiting van het wraakgevoel, dat
de menigte tegen den man koesterde,
tot gevolg had.
Zoowat tweeduizend menschen trok
ken tegen tien uur naar het huis, waar
het wreede echtpaar woonde, begrijpe
lijkerwijs met niet al te milde bedoe
lingen.
Met geweld verkreeg men toegang
tot de woning; de man en de vróuw,
die zich in dollen angst verstopt had
den, werden opgespoord, naar buiten
gesleept en terwijl de vuistslagen driftig
patsten en de stokken den rug van
man en vrouw nijdig geeselden, dreef
men ze voort, de straten door. De
wild-turende menigte omstuwde het
echtpaar.
De weg naar 't politiebureau werd
hun afgesneden en ten einde raad
vluchtten ze in 'n kroeg, waar ze al-
althans een oogenbiik veilig waren.
Toen kwam de politie. I
Er was een sterke macht voor noo
dig en de sabel moest er zelfs bij te
pas komen eer men de menigte uiteen
dreef.
Langen tijd bleef 't onrustig in de
buurt, onveilig voor den ontaarden va
der.
De politie zorgde er evenwel voor,
dat ongelukken voorkomen werden. Het
huis, waarin 't drama werd afgespeeld,
bleef bewaakt.
Afgetroefd
Eenige weken geleden kwam een
Marokkaansche kaïd met een schitte
rend gevolg te Oudjdja, dat door de
Franschen bezet wordt gehouden, en
verklaarde aan de Fransche autoritei
ten, dat hij was gekomen om het be
stuur te aanvaarden van het kaïdaat,
Daarbij ontspon zich het volgende
gesprek, dat typisch aangeeft hoe groot
de Marokkanen zich gevoelen.
„Hoe heet gij'?" vroeg generaal
Lyautey.
„Ik ben,' antwoordde de Marokkaan,
„de groote kaïd Mouiay Isman, mach
tig chérif en broeder van den Sultan;
ik begeef mij naar een der stammen
in de omgeving van Oudjdja, over wel
ken mij het bestuur is opgedragen."
„Waar komt gij vandaan?"
„Ik kom uit de groote hoofdstad
Moghreb, de residentie van mijn mach
tigen beheerscher, vergezeld van mijn
geheeie gevolg, ik heb een heerlijke
reis gehad en onderweg zijn mij al de
eerbewijzen gebracht, waarop mijn rang
mij recht geeft."
„Wanneer zijt gij aangekomen?"
„Ik ben hier gisteren geland met een
prachtig fregat, en zooals u ziet, heb
ik mij gehaast om u in het voorbij
gaan te begroeten."
De kaïd bleef staan in een waardige
houding, afwachtend welken indruk het
gehoorde op den Franschen generaal
zou maken Deze bedacht zich niet
lang en zeide: „Zoo! Nu zult gij mij
het genoegen doen onmiddellijk weder
te vertrekken naar uw schitterende
hoofdstad Moghreb en daar aan uwen
machtigen souverein en beminnelijjken
broeder zeggen, dat Frankrijk hem niet
keilt. De Makhzen heeft verzuimd om,
zooals zijn plicht was, de Fransche
autoriteiten in kennis te stellen van
uw komst, dus hebben deze geen ge
legenheid gehad om met den Makhzen
overleg te plegen over de bezetting
van den kaïdszetel in de omgeving van
Oudjdja, zooals voorgeschreven is in
het Fransch-Marokkaansch verdrag."
De ongelukkige kaïd stond daar, ge
heel onthutst, en verklaarde, dat hij
geen cent meer bezat voor de terug
reis.
„Dat hindert niet," antwoordde de
generaal, „er zal voor u wordea
betaald."
En den anderen ochtend werd de
machtige kaïd gebracht aan boord van
de eerste boot, die naar Tanger ver
trok, waar hij zijn intrek kon nemen
in een kajuit 2e klasse.
B. K. Vbcantiekolories.
Het „Katholiek Schoolblad" schrijft:
Enkel uit Rotterdam bereiken ons
af eD toe berichten omtrent de werk
zaamheden van de ook daar op ini
tiatief van het hoofdbestuur der D. V.
gevormde „kern" van een plaatselijk
comité tot het uitzenden van kinderen
naar een R K. vacantiekolonie.
Deze kern iB sinds eenigen tijd tot
een volledige commissie welker con-
stitueerende vergadering wij reeds
meidden, uitgebreid, en uit ods num
mer van heden blijkt, dat thans ook
een bestuur, dat met ijver aan het
werk zal gaan, is gevormd.
Waar blyven toch Den Haag, Am
sterdam, Leiden, Haarlem, Alkmaar
en,... de andere Bisdommen?
Is men daar soms teruggekeerd in
het cirkeltje, waarin we vroeger al
meer dan een jaar hebben rondge
draaid? De onderwijzers wachtten met
(Naar het Kngelsch.)
Ik zal niet beweren, dat bet be
rouw was over mijn misdaad, of
schoon ik meen dat men mij: z:al
gelooven, ais ik zieg dat er berouw
en verdriet was in mijin haft; maar
het meest was; ik mij1 bewust van
ee:n gevoel van machteloozen toorn
over mijn eigen idiote zorgloosheid
Toit zoover te zijn geslaagd, en dan
door een enkele dwaling van de al
lergewoonste soort geheel te worden
veroordeeld, dat was te ergIk zonk
in den stoel terug waarvan ik waiS
opgesprongen, toen Sullivan sprak,
en verborg .het gelaat in de han
den
Toen rezen er vel© tpopajeelen voor
mijn oogen op Ik zag de juichende
menigte mijner medestudenten, die
mij: bij mijn juist behaald stuoces had-
de n toegejubeld, eu elk gezicht was
verdraaid en verwrongen door een
uitdrukking Van' verachtend afgyijh-
zen Dé toejuichingen' 611 uitnoepm
de vpien dséhappe lijk© gelakwen-
sehen efn even vriendseiuippel ij'ke
«chertseude woorden, alle stierven
weg in een veroordeelend ge jouw!..
Dan verdwenen de <lichtopgelio>>ple
gezichten vppr mijn' geestesoog, en
een ander gezidht een enkel
slechts kwjam uit de duisternis
te voorschijn Het gelaat van mijn
moeder, ernstig ;©U schoon, doch .be
zorgd en verwonderd. Zijl wilde niet
aan mijn schuld gelooven.ik
kon dit lezfeh in hare lieve oogen,
Maar juist toen ik dien blik van
eenvoudig' .vertrouwen in haar dwa
lende® zo,on had geljezen, werdpn de
oogen met een floers bedekt, de lieve
lippen plooiden zich ih diepen ernst,
de beminnelijke wiahgen wteydm
bleek en meedoogloos, ©n diepe ziel-
kwellende verachting lag ©ver eiken
trek van haar gelaat- verspreid.
Hierna doemde mijn Valdier op, de
brave trotscbe man. Wat was zijn
vprnis omtrent mij'? Ik behoefde
mij deze vraag niet gesteld te heb
ben In onze wereld stond gevange
nisstraf gelijk met sociale vernieti
ging. In plaats van mijn stand eer
te hebben aangedaan, had ik hem
onteerd. En mijn vader zou nooit
een zoon dulden, wiens naam op
ieders lippen Was geweest als de be
drijver van een afschuwelijke mis
daad- i
En daarop kwamen weder andere
toopeelen voer mijn geest, topped
van een half vergeten verleden, Van
mijn jeugdige eerzucht, van schoons
plannen voor een wereldberoemde
toekomst Nu, mijn planmten hadden
mij tot een zekere hoogte gebracht!
Vóór er nog een dag verloopen was,
zou ik zpo bekend zijn als het hart
van eep romanschrijver maar zou
kunnen wensehen, Bekend Berucht
eerder
Sullivan's stem wekte mij op uit
mijn vanhoopsdroorn. Hij: was niet
langer de toegevend© bewaker, hij
was de strenge man der Wet.
„Sta op" beval hij: schérp:. „Steek
uit de handen,
D adelijk overmeesterde mij: een gei-
voel van toorn; Ik wilde de ver
langd®, mij onwaardige hording niet
aannemen Wij wanen miet ops; bei
den alleein in die klein© kamer, ach
ter mij: was een venster, Ik had
mijn woord gegeven, om mij rustig
te houden, ma ar w,at zou dat Wélke
waarde had thaus, mijn: wpiofd? Ik
was een ath leet ©n hield records;
voor sterk© toeren, Toen SuLLivan
mijl beVal op te staan, deed ik het
maar mijn vlugge brein was reeds
bezig met, het ontwerpen van een
plan. Ik zou mij; nooit levend naar
de gevangenis laten bne|ngein, zei ik
woestin mij zeiven
„Vlug: een beetje," wiaisi het hevel.
Ik meette den afstand tussehen mijn
hand ©n; de oogen. van dep inspec
teur). Déze w)ais juist voldoende groot
vjoor een klaip, die hem neer zóu
vellen. Een flinke slag, eejn spyopg
door het venster en danvrij
heid: Dat was mijn plan, en ik ging
het dadelijk in vervuiling brengen.
klaar in mijn ijdelheid en ver
waandheid op mijn kracht haid ik
geen reken,ing gehouden met de
scherp ziienigheid van mijn bewaker,
Ik i lichtte mijn hajnd op en met
een woesten ruk liet ik haar neder-
komen tu&sch©® Sullivan's oogen,
verwachtende hém bedwelmend te
zien neervallen als ©en blok hout.
Maar mijn vuist ontmoette niets dan
ijl© lucht, ik slingerde door mijin ruk
hevig vooruit en vóór ik mijn even
wicht had herkregen, vpelde ik een
pijnlijken slag op dén rug van mijn
hand; ik rolde als dronken in den
haard, met een vreesielijk geraas van
ijzer; sprong terug, doch slechts om
in een: meedo.ogenl oozen greep vast
geklemd te worden. Eln toen werd
eene verduiveld pijnlijken draai ge
geven aan mijn vooruitgestoken
hand, er werd iets da,t koud étt nauw
wa,s, om mijn polsl gewrongen, mijn
anderen arm werd opgetrokken naar
den eersten die geboeid was, en zoo
was ik in minder dan een seconde
van handboeien voorzien, als een
geschandvlekte misdadiger
,,'t Is toch maar goed, dat men
ons leert hoe wij: met uw soort moe
ten omgaan," knorde Sulivan, zijn
gelaat afvegende. Bij mijn laatste
worsteling toen hij: mij: de handboei
en aandéed, had ik hém) een lich
ten klap op den mond gegeven, en
het bloled vloeide van zijn lippen;
„Zoo, zoo, mijin beste jongen, mijn
onschuldig kuikentje! .Op deze ma
nier wilt ge dus uw onschuld aan
toonen, Nu, ga, dan maar met me
mee
Tevergeefs: bood ik wederstand,
Nooit te voren had ik vermoed, hoe
noodzakelijk de handen voor een
mensch zijn om zich te kunnen ver
weren Ik was hulpeloos als een'
kind en de inspecteur stiet mij voor
uit als ware ik een zak krullen.
En zoo kwam Ik buiten het gebouw;
Er moet een gerucht verspreid
zijn, over hetgeen er binnen bet huis
was geschied, want er was een groote
menigte buiten op het plein Er
wachtte 'daar een rijtuig en Sullivan
drong daarheen' met mij door de
menigte, mij voorttrekkend aan mijn
geboeide polsen Een zacht gebrom
van afkeer begroette mijn schaam
tevolle verschijning, een gebrom dat
aangroeide tot een gejouw, en aan
zwol tot een onbe Lispellenden kreet
Er was een toeloop om mij miet
kwaadaardige bedoelingen nader te
komenik zag uitgestrekte gebalde
vuisten, donkere van haat vergulde
gelaatstrekken Flauwtjes kon ik de
gezichten onderscheiden van lieden,
die met mij hadden gegeten en feest
gevierd in vroegere dagen, maar er
was geen ziertje medelijden op te
lezen. Het gerucht van1 mijn inhech
tenisneming had zich als een vuur
tje verspreid, toen ik met Sullivan
in de kamer was, en reeds wist ieder
een de waarheiidi
Sullivan stak een hand op en een
troepje sterke agenten baande een
weg door de opdringend© menigte
voor ons Zij werd in twee rijten ge
schaard, waardoor wij heen moesten,
ik de misdadiger en hij, die mij in
hechtenis had genomen, en toen be
gon de ijzingwekkende tocht
„Breng dat rijtuig hier," riep de
inspecteur, maar ik denk, dat
ik op dat oogenbiik al dé bitterheid
smaakte van iemand die tot het uit
schot van het menschdom wordt ge
rekendde koetsier gaf zijn paard
een klap met de zweep en reed weg,
roepende
„Dank u wel voor de eer, mijn
heer de commissaris Dit is een kar
retje, dat alleen eerlijke menschen.
rijdt, en gemeene moordenaars heb
ben we, Goddank, niet noodig."
Deze uitval werd met een gebrul
van goedkeuring van de zijde der
menigte begroet, en iemand uit die
menigte smeet mij een handvol mod
der in het gezicht. Ik trachtte mijn
hand op te lichten en het vuile slijk:
weg te vegen, maar Sullivan hield
mij te stijf vast Ik kon enkel naar
adem snakken en hijgen, van onmach
tige woede en ellende
Wordt vervolgdd.