en.
F
der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
I,
Haaml. Venn. „Drukkerij de Spaaruestad."
Is
l
12.
Pius X en het alcoho
lisme.
Van de Nederiandsche
Missie in Nieuw-Guinea.
esi
.Isme1"
Dit nummer behoort bij de
.Nieuwe Haarl. Courant" van 7 Aug.
ÏÏITftAVB VAK" BB
KINDERHÜISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GREEKDT.
ADVBBTBNTIÊN:
Van 1 tot 6 regels f L20.
Elke regel meei 0.20.
Ingezonden meaedeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regeis f 1.50; elke regel meer 0.80.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
en g
iat»g
ESD-?
#0'
id
TIENDE ZONOAG NA
PINKSTEREN.
Les uit den eersten brief van den H. apostel
Paulus aan de Korinthiërs; XII, 2—11.
Broeders! Gij weet dat gij, toen
gij heidenen waart, tot de stomme
afgoden gingt, naar dat gij geleid
werdt. Daarom maak ik u bekend,
dat niemand, die door den Geest
Gods spreekt, Jesus vloekt, en nie
mand, tenzij door den Heiligen Geest,
kan zeggen: Jesus is de Heer!
Er is nu verscheidenheid van ge
nade-gaven, maar het is dezelfde
Geest; ook is er verscheidenheid
van bedieningen, maar het is dezelf
de Heer; en er is verscheidenheid
van werkingen, maar het is dezelfde
God, die alles in allen werkt. En
aan een ieder wordt de openbaring
des Geestes geschonken ten nutte.
Den eene wordt door den Geest
geschonken een woord van wijs
heid aan eenen andere een woord
van wetenschap naar denzelfden
Geest; aan eenen andere, in den
zelfden Geest, geloofaan eenen
andere, in dien éénen Geest, eene
genade-gave tot genezingenaan
eenen andere werkiDg van wonder
krachten, aan eenen andere profe
tie, aan eenen andere onderschei
ding van geesten, aan eenen andere
verscheidenheid van talen, aan eenen
andere uitlegging van reden. Dit
alles nu werkt de één en dezelfde
Geest, die aan een ieder toedeelt,
gelpjk Hij wil.
Evangelie volgens den 11. Lucas;
r- XVIII, 9-14,^^^^
In dien tijd sprak Jesus deze ge
lijkenis tot sommigen, die op zich
zei ven vertrouwden, als zijnde recht
vaardigen, en die de anderen ver
achtten Twee menscben gingen op
naar den tempel om te biddende
één een Pharizeër en de ander een
tollenaar. De Pharizeër stond en
bad aldus bij zich zeivenGodik
dank U, dat ik niet bén gelijk de
overige menschenroovers, onrecht-
vaardigen, overspelers; noch ook
gelijk deze tollenaar. Ik vast twee
maal in de week, ik geef tienden
van al wat ik bezit. En de tolle
naar, van verre staande, wilde zelfs
zijne oogen niet naar den hemel
opheffen, maar hij sloeg op zijne
borst, zeggende: God! wees mij,
zondaar, genadigIk zeg udeze
ging gerechtvaardigd naar zijn huis
ou gene niet; want al wie,zick ver
heft zal vernederd, en wie zich ver
nedert zal verheven worden.
Evangelieverklaring.
10de ZONDAG NA PINKSTEREN.
In het Evangelie van dezen Zon
dag wijst Jesus ons in de duide
lijkste bewoordingen op een eigen
schap oio ons gebed vóór alles
hebben moet, wil bet verhooring
vinden bij God, op de nederigheid.
Jesus richtte Zijne woo<den tot
sommigen, die in de verwaandheid
huns harten zich zeiven voor recht
vaardig hielden en de overigen
verachten, om hen in de gelijkenis
die Hij voorstelde te doen zien,
hoe alleen ware nederigheid ver-
hooriug vindt, alleen aan de nede-
rigen genade geschonken wordt.
Van de twee menschen die op
waarts gingen naar den tempel om
te bidden, was de eene een Pkariseër,
dat wil zeggen een van die mannen
die naar den schijn een godvruchtig
en voorbeeldig leven leidden, zich
voor rechtvaardigen uitgaven, en
de andere een tolienaar, een van
hen die de belastingen inden, en
algemeen als zondaars gehouden
werden. Zij gingen beiden naar den
tempel om te bidden, en wij zouden
verwachten dat de eerste een gebed
zou opzenden dat Gode welgevallig
was en door Hem verhoord werd,
terwijl de andere zóó zou bidden
dat zijn gebed door den Heer ver
worpen werd. Toch zien wij het
tegenovergestelde gebeuren, omdat
de gesteldheid der ziel bij beiden
geheel verschillend was. De Phari-
seër stond, zegt het Evangelie ons,
en hoewel dit staan op zich zelf
nog geen teeken van hoogmoed was,
daar de Joden gewoon waren nu
8e i staande, dau weder geknield
of ter aarde neergebogen hun ge
beden te verrichten, werd die hou
ding toch, door de woorden waarvan
Hij vergezeld was, een uiting van
hoogmoed. Hij begon met een dank
zegging, die al aanstonds in een
lofspraak op zich zeiven overgaat.
De eer aan God gegeven is niet
meer dan een voorwendsel om
eigene verdiensten uit te bazuinen,
God ik dank u dat ik niet ben
gelijk de overige menschen, roovers,
on recht vaardigen, o-verspellers, of
ook gelijk deze tollenaar, ik vast
tweemaal in de week, ik geef'tien
den van alles wat ik bezit." Ziedaar
geheel zijn gebed. Vragen doet hij
om nietsgenade, hulp ea bijstand
in den strijd des levens heeft hij
niet noodig; slechts zijn eigen voor
treffelijkheid houdt, hem bezig. In
zijn hoogmoed wordt hij ook on
rechtvaardig, daar hij alle menseben
als zondaars beschouwt, en boven
dien dicht bij den tollenaar, dien
bij niet kent, vele en groote zonden
toe. Zoo handelt de hoogmoedige
gewoonlijk, om zijn eigen voortreffe
lijkheid te doen uitkomen, lastert
bij zijne medemenscken, die hij
zonden en gebreken toeschrijft,
alleen om zien zelf boven hen te
kunnen verheffen.
Welk een geheel auder beeld
vertoont ons d» tollenaarzooals
hij door het Evangelie ons wordt
voorgesteld. Hij is een man uit de
door de Joden algemeen gehaatte
klasse, hij voelt zich ook met groote
schuld beladen, bij bekent zich als
zondaarmaai hij is rouwmoedig,
hij vertrouwt niet op eigene ge
rechtigheid, maar slechts op de
Barmhartigheid van God.
Met die gevoelens zijns harten
stemt alles overeen wat hij doet en
zegt.
Van verre blijft bij staan, dringt
niet vooruit, en acht sick onwaardig
het heiligdom; van meer nabij te
naderen. Hij duifde zelfs uit
schaamte over zijne zonden zijne
oogen niet opheffen naar den hemel
hij sloeg op zijne botst als teeken
van berouw en boetvaardigheid, en
sprak slechts deze weinige woorden
God, wees mij zondaar genadig."
Zij hevalteu een rouwmoedige
schuldbekentenis met een nederig
smeeken om vergiffenis, en omdat
die woorden uit een door berouw
verscheurd hart voortkwamen,
daarom bewogen zij het Hart ven
God, en ontsloten de schatkamers
der Liefde van Hem, die rijk is
aan Barmhartigheden.
Dat was een geheel ander gebed
dan wat de trotsche Pharisëer
durfde uitspreken, en Jesus zelf
beeft ons zijn oordeel over het ge
bed zoowel van den Phariseër als
van den tollenaar dóen kennen
„Ik zeg u: deze ging naar zijn huis
gerechtvaardigd, meer dan die."
Troostvolle wooiden voor den armen
tollenaar en zondaar, die hem de
verzekering gaven dat zijn berouw
en zijn vernedering genade gevonden
hadden in bet oog van God, en
hem de vergiffenis zijner schuld
verkregen hadden. Eu om dan te
doen zien dat de vergiffenis niet
alleen voor den tolienaar, maar ook
voor ons allen in diezelfde gestel
tenissen te vinden is, laat Jesus er
deze algemeene uitspraak op volgen
„Want al wie zich verheft zal ver
nederd, en wie zich vernedert zal
verheven worden."
Hebben wij dus genade van God,
vergiffenis van zonden, hulp in den
strijd noodig, laten wij met een
nederig gebed dat alles vragen aan
God, het gebed van den nederige
dringt door de wolken tot voor den
troon van God, aan de nederigen
geeft Hij Zijae genade, die zich
vernedert zal verheven worden.
(Ingezonden.)
Waar zich vraagstukken van ze
delijken of' maatscbappelijken aard
voordoen, richt de blik van den
Katholiek zich terstond naar Rome,
luistert hij aandachtig of zijn stre
ven, zijn opvattingen van daar niet
worden aangemoedigd of afgekeurd.
Wijl nu de drankbestrijding een
beweging is, die veel tegenstand,
tegenspraak en spotternij ontmoet,
kan het geen kwjnad eens na te
gaan, of paus Pius X drankbestrij
ding op christelijkengrondslag goed-
of afkeurt.
In de eerste dagen van zijn Op
perherderschap ontwierp Z. H. een
vast program, ten einde alles in
Christus te herstellen. Ook de drank
bestrijding staat op dat program.
Dit bewijst ons het volgendeEen
paar jaar geleden gaf de President
van het Groot-Seminarie van Frei
burg, Mgr. Savoy, een werk in het
licht over de geheelonthouding,
getiteld „Les Trésors de la Sainte
Abstinence". De bewerker zond met
een begeleidend schrijven ook 6en
present-exemplaar aan Z. H. den
Paus, waarop hij namens den H.
Vader van Z Erri. den Kardinaal
Staatssecretaris Merry del Val het
volgend antwoord ontving
„Het is mij aangenaam U mede
te deelen, dat de H. Vader met
genoegen vernomen heeft, hoe gij
u met hart en ziel wijdt aan de
uitvoering van het program,
dat Z. H. reeds in de eerste
dagen van zijn Pontificaat
ontworpen heeft, en hoe gij U
hebt beijvert om uit al uwe krach
ten mede te werken aan bet her
stel der maatschappij in Christus,
een hervorming, die in vele streken
hoogst geweuscht. is, ook door
uitroeiing der wreede en
noodlottige kwaal van het
alcoholisme. Z. H. heeft met
hooge voldoening gezien, dat U
HoogEerw., die er vóór alles op
bedacht zijt, afschuw in te boeze
men voor het drankmisbruik en
liefde in te prenten voor de matig
heid, met zeldzame belezenheid
voorbeelden van gezaghebbeude per
sonen hebt bijeenverzameld, die op
schitterende wijze hebben aange
toond, hoe zoowel onder natuurlijk
als onder bovennatuurlijk opzicht
de kostbaarste belooningeu ten deel
vallen aan de deugd-
ding, terwijl allerhande ellenden het
droevig erfdeel zijn der tegenover
gestelde ondeugd. Vol lof voor den
uitstekenden dienst, dien gij èn aan
het zedelijk èn aan het lichamelijk
welzijn der menscben bewezen hebt,
bedankt de H. Vader U voor uwe
hulde en schenkt U met de grootste
toegenegenheid den gevraagden
Apostolischeu zegen.
Z. H. dringt er op aan, dat da
gelijks in de buisgezinnen zal ge
beden worden het volgende gebedje,
den 29sten Maart 1904 door hein
verrijkt met een aflaat van 300 da
gen (toevoegelijk aan de geloovige
zielen en iederen dag te verdienen):
„God mijn Vader, om mijne liefde
te toonen jegens U, om eerherstel
te doen voor de beleedigingen U
aangedaan, om het heil der zielen
te verwerven, maak ik hét vaste
voornemen, vandaag noch wijn te
drinken, noch bier, noch eenigen
bedwelmenden drank. Deze verster
ving draag ik U op in vereeniging
met bet Offer van Uwen Zoon
Jesus Christus, die zich tot Uvte
glorie dagelijks slachtoffert op het
altaar, Amen." (ActaS.SedisXXXV,
p. 600).
8 Febr. 1905 verleende hij aan
de leden van het Duitsche Kruis-
verhond een menigte aflaten ten
einde de Katholieken van dat land
wakker te schudden en den bioei
der vereeniging te bevorderen.
Ziehier ten slotte een brief door
Z. H. den lOen Juli 1906 gericht
tot Mgr. Canerin, bisschop van
Pitlsburg en president van den Ka
tholieken Geheelonthoudersbond van
Amerika:
„Aan onzen Eerwaarden Broeder,
Franciscus Regis, Bisschop van
Pittsburg, President der Katholieke
Geheelonthouder8vereeniging van
Amerika:
„Eerwaarde Broeder, heil en apos-
tolisehen zegen.
,.Met genoegen vernemen Wij,
dat de Katholieke Geheelonthou-
dersvereenigiug van Amerika op
het punt staat een bijeenkomst te
houden in de stad Pittsburg, met
het niet genoeg te prijzen doel om
in bet openbahr te veroordeelen het
algemeen en verwoestend kwaad,
dat gelegen is in het onmatig ge
bruik van bedwelmende dranken,
alsook om de leden der Vereeniging
te beïnvloeden en aan te wakke
ren dat kwaad in hun privaat leven
te weerstaan en te onderdrukken.
Het voorbeeld volgend van ónze
voorgangers, en vooral van de laat-
sten onder ben, voor wie geen
grooter vijand van Christus' leer
en gebeden scheen te bestaan dan
juist het misbruik van sterken
drank, keuren wij van ganscher
harte de werkzaamheden der Ver
eeniging goed en wenschen wij allen,
die op deze hooggeachte vergade
ring bijeen zijn. geluk, omdat zij
onze waarachtige bondgsnooten en
helpers zijn om de menschen te
overreden een der voornaamste
christelijke deugden de matig
heid te gaan beoefenen.
„Bovendien, terwijl wij uitdruk
king geven aan onze hartelijke
wenschen voor den goeden uitslag
der vergaderiug, verlangen wïi he;
streven der [Geheelonthouders]ver
eeniging aan te moedigen door een
geschenk van geestelijke giften,
reden, waarom wij de voorrechten
door Leo XIII, z. g., aan de Ver
eeniging geschonken bevestigen en
daarenboven nog de volgende afla
ten verleeuen
„Ten eerste. Een vollen aflaat
onder de gewone voorwaarden aan
ieder lid op den verjaardag van
zijne toetreding; voorts, zij die ia
de toekomst zich bij de Vereenigiug
aansluiten, kunnen, de voorgeschre
ven vdorwaardeu vervullend, aan
dezelfde gunsten deelachtig worden
op den dag van hunne toetreding.
„Ten tweede. Aan alle tegenwoor
dige of toekomstige leden verleenen
wij een vollen aflaat in het ster
vensuur, mits zij gebiecht en de
H. Eucharastie ontvangen bebben,
of, indien dit ónmogelijk is, mits
zij den naam Jesus aanroepen met
den mond of ten minste met het
hart.
Ten derde. Evenzoo een vollen
aflaat op den voornaamsten feestdag
der Vereeniging, vastgesteld door
de uitgebrachte stemmen der leden
en goedgekeurd door den Bisschop
van de plaats, welke het ceDtrum
is der vereeniging, aan alle tegen
woordige en toekomstige leden,
mits zij de gewone voorwaarden
vervullen en ieder zijn parochie
kerk bezoeken tusschen de eerste
vespers van het feest en zonsonder
gang van den volgenden dag.
Ten vierde. Evenzoo een aflaat
van zeven jaar en zeven quadra-
genen aan de tegenwoordige en
toekomstige leden op vier dagen in
het jaar, door den Bisschop vast
gesteld op boven aangegeven wijze,
mits ieder zijn parochiekerk be-
zoeke en bidde tot intentie van
Zijne Heiligheid.
Ten vijfde. Wij staan toe, dat al
deze aflaten toevoegelijk zijn aan
de zielen des Vagevuurs.
Wij hopen, dat door het schen
ken van zulke overvloedige gunsten
niet alleen bisschoppen, priesters en
leden van religieuze Orden, maar
ook de overige geloovigen er toe
mogen besluiten getuigenis af te
leggen van hun hoogachting voor
de [Geheelonthouders] vereeniging
en er lid van te wordenen opdat
ODze klaarblijkelijke goedkeuring
hen moge bewegen, dit te doen,
schenken wij, u hartelijk toegene
gen in den Heer, aan u en aan
allen, die bij de Vereeniging aan
gesloten zijn of zich zullen aanslui
ten, onzen apostolischen zegen als
een voorteeken van hemelsche be
looningen en als een onderpand van
onzen goeden wil.
„Gegeven te Rome, bij St. Pieter,
op den lOen Juli 1906, het derde
jaar van ous Pausschap.
Pius X, Paus."
Wat verlangen wij nog meer?
Uit al deze feiten blijkt zonneklaar,
dat paus Pius X als drankbestrijder
niet onderdoet voor zijn doorluch-
tigen voorganger, Leo XIII z. g.,
die „electrische vonk in albasten
vaas", die in 1887 reeds aan Mgr.
Ireland, Bisschop van St. Paul in
Minnesota, o. m. het volgende
schreef
„Bijzonder heeft 't Ons behaagd,
dat gij de verderfelijke ondeugd der
drankzucht met zooveel ijver be
strijdt door voortreffelijke vereeni-
giugen, vooral echter door een Ka
tholieke vereeniging van geheel
onthouders.
„Zeer prijzenswaardig achten Wij
het edele besluit dier godvruchtige
vereenigingen, om zich te verbin
den tot de geheelonthouding van
alle soort van bedwelmenden drank.
Ook valt het niet te betwijfelen,
dat dit besluit het geëigende middel
is, waarvan de krachtigste uitwer
king verwacht kan worden tegen
het groote kwaad der dronkenschap.
Elkeen zal zekerder tot de onder
drukking zijner drankzucht worden
gebracht, als zij, die daartoe het
voorbeeld geven, hoog zijn in waar
digheid en groot van invloed."
Nogmaals, wat verlangen wij
meer? Kennen wij niet allen de on
berekenbare ellende van het drank
misbruik Voelen wij niet duidelijk,
dat er iets ingrijpends gedaan
moet worden om daarin verandering
te brengen? Is christelijke drank
bestrijding niet een daad van naas
teuliefde, die binnen het bereik valt
van iedereen, ook vaD den armste
onder ons?
Waar wij nog aarzelen, laat daar
het woord van Leo XIII en Pius X
ons bezielen 1
Scharen wij ons onder het blauwe
vaandel van Kruisverbond en Ma
ria vereenigiug 1
5) Jo-eph C. Gibbs, History of the
Catholic Total Abstinence Uni
on of America Philadelphia 1907), p.
159-781.
Op niet onvermakelijke wijze ver
telt de eerw. broeder Norb. Hamers
in de „Annalen van Tilburg" de
moeilijkheden, die zoo al overwon
nen moeten worden, om in Nieuw-
Guinea een nieuwe „pastorie" te
bouwen. Aan zijn verhaal is het
volgende outleend:
....Vroeger heb ik U reeds ge
schreven, dat er aan den overkant
van de Merauke-rivier een andere
pastorie moest worden gemaakt te
Wendoe, om ook daar ons werk
onder de wilden te beginnen. Iedere
week gaat er reeds een pater en
een broeder heen om de luidj es te
bezoeken en hunne wonden te ver
binden. Tot nu toe moest men er
slapen in de hut van een of anderen
wilde of bij een Maleisehen han
delaar. Ons nieuwe huis is nu
zoo goed als klaar: tweemaal ben
ik er heen geweest om er te wer
ken. Ofschoon het bouwen van zoo'n
huisje nogal vlug gaat, zijn er toch
vele moeilijkheden aan verbonden.
Het materiaal maakten we hier in
Merauke eerst zoo goed mogelijk
klaar, opdat we na ODze aankomst
aldaar zoo spoedig mogelijk konden
beginnen. Mijnheer Smoes, een han
delaar, had op zich genomen om
het hout en de verdere benoodigd-
heden, met zijn groote boot over
te brengen. Pater Cappers en ik
gingen 's morgens om drie uur met
ons bootje over de rivier. Na drie
uren varens waren we op de be
stemde plaats. We maakten het
terrein zuiver, dat met lang gras
was begroeid.
Weldra zagen we in de verte de
bcot met onze spulletjes aankomen,
doch het was avond eer we konden
uitladen. Toen begon het lieve
levenlje! Daar het laag water was,
bleef de boot een k warder ver van
bet strand liggen. Om er te komen,
moesten we tot aan de knieën dooi
den modder, en verderop tot aan
de armen door de zee baden. We
waren slechts met vijf man: drie
Keieezen bielpen ons namelijk
JKerst tegen acht uur 's avonds kwa
men ook een paar wilde Kaia-Kaia's
wat helpen.
Zoo hebben we dan gedragen en
gesleept en geploeterd, ruim drie
uur aan één stuk, vau top tot teen
nat en beslijkt. Daarbij bad ik nog
het ongeluk dien dag door buikpijn
geplaagd te worden, hetgeen natuur
lijk in het zeewater ook niet beter
werd.
Omstreeks tien uur gebruikten
we ons avondeten en kropen toen
onder het muskietennet. Ons bed,
in de hut van een wilde, bestond
uit sago-lattende eene stok was
dikker dau de andere, zoodat we
den dikten danig voelden, maar
wijl we zoo vermoeid waren, sliepen
we toch weldra in. Om een begrip
te hebben van zoo'n bed, moet ge
eens probeeren met zoo'n twintig
bezemstelen van ongelijke dikte
naast elkaar op een tafel of op den
grond te leggen, daar een deken
over, en dan zelf erop gaan liggen
van 's avonds elf uur tot 's morgens
vijf uurl Wij zijn echter al meer
aan zoo'n hard bed ge woon, ofschoon
men de eerste nachten zich wel
vijftigmaal van de eene zijde naar
de andere omgooit. Maar alles wentl
De laatste nachten sliep ik even
goed als vroeger in een zacht bed.
De eigenaar van de hut had ons
die rustplaats afgestaan, zoodat hij
zelf met ziju kinderen in eeu boekje
op den grond moest slapen. Wij
werkten dan ook zoo vlug mogelijk
aan ons huis, om die goede men
schen niet langer lastig te vallen
dan noodig was. Zeer gezellig zoo'n
slaapvertrek! Onder ous bed lagen
soms vijf of zes honden, die het wel
eens benauwd kregen of begonnen
te vechtende een blafte, de andere
speelde met onze schoenen, een
derde trachtie onze kleeren te ver
scheuren, enz.
Na een dag of drie gewerkt te
hebben, moesten we onze «erugreis
aanvaarden omdat het Zaterdag
was. We zouden met de boot niet
al te ver in zee gaan, wijl ze on
stuimig was. We zaten met elf man
in 't bootje. In 't begin ging alles
goed, doch weldra begonnen we
duchtig te schommelen, zoodat ik
flink zeeziek werd. Bij den draai, om
van de zee in de Merauke-rivier te
komen, konden de roeiers het bootje
niet meer baas. Opeens sloegen de
golven het bootje vol water: geen
ncod 1 Al onze luidjes sprongen ais
kikkers in 't water en trokken al
zwemmende de boot verder. Alleen
pater Cappers en ik bleven zitten,
of liever gezegd, ik lag op een kist.
Nu en dan kregen we een golfslag
over het hoofd, doch ik was te ziek
om er mij over te bekommeren en
bleef maar rustig liggen. Onze roei
ers zouden ons wel verder trekken.
De boot van mijnheer Smoes, die
ons getimmerte naar Wendoe had
gebracht, voeren we voorbijhet
scheepje was op een zandbank ge
slagen en kon niet verder. De ma
trozen deden ai hun best om los
te komen's anderendaags verna
men wij, dat de boot toch weer
binnen was, maar het compas en
een volle lading copra (gedroogde
kern van kokosnoten) had men
verloren.
Na een half uur sukkeiens kwa
men wij in de rivier, waar 't heel
kalm was. Het zeil werd gehescheu
an vooruit ging de schuit naar
Merauke. Bij dien draai vaD de zee
in de rivier, is 't bepaald gemak
kelijk het hoekje cm te gaan!
's Maandags 's morgens gingen
we weer met frisscheu moed naar
Wendoe, om het huis verder af te
maken, ditmaal pater Noilen, twee
Keieezen en ik. We hadden ge
hoopt dat de Kaia Kaia's van Wen
doe wel wat voor ons zouden heb
ben afgewerkt, door bamboe te
kappeu of bet terrein gelijk te ma
ken maar jawel 1 Ze hebben graag
dat we bij ben komen wonen maar
als er geholpen moet worden, dan
krijgen ze in-eens pijn in de beenen
of moeten op jacht!
Na drie dagen was 't huis, dat
veel lijkt op eeu kippenstal, zoo
goed als klaar. Maar nu weer te» ug 1
We zouden de roeiers met het
ooolje om den hoek sturen, om in
Oeroem in te stappenliever een
uur over land loopen dan zoo suk
kelen met. de boot. Toen we in
Oeroem kwamen, was er nog geen
hooi je te zien. We giDgen op een
boomstam zitteD wachten tot het
donker werd. Juist meenden we een
eind terug te gaan laDgs 't strand,
toen we in de verte hoorden roe
pen. We gingen naar den kant
vanwaar het geroep kwam, doch
zagen niets. Toen er nog eens ge
roepten werd, kregen we de richting
te pakken en met versnelden pas
ging het voorwaarts, doch niet lang!
Het bootje kon niet dichter komen
wegens de modder eu het leem.
We stapten voort en zakten er
weldra tot. over de kuieën in. Wil
den we blijven staan om eventjes
adem te scheppen, dan zakten we
al dieper en dieper. Een golfslag
tegen de borst, deed mij achter
over tuimelenwegrollen kon ik
niet, omdat de beenen te goed vast
zaten. Ter sluiks keek ik even om
naar pater Nollen, of hij mij niet uit
lachte doch het scheen wel, dat 'i de
tyd daartoe niet was: hij stond te
hijgen van vermoeidheid. Eindelijk
bereikten we het Nbootje. Pater Nol-
DE OFFICIEELE KERKLIJST
reö'
43K»— "-%*•* XSïtWWï-. A. - -dfliraMreWa?*™»»