n. der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaaroestad." Grootmoeders offer. Dit nummer behoort bij de .Nieuwe Haarl. Courant" van 14 Aug. KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM. Directeur: P. H. M. v. d. GREENDT. AD VERTENTIËN: Van 1 tot 0 regelsf L20. Elke regel meer 0.20. Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst ten minste 5 regeis f L60; elke regel meer 0.30. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG MAANDAG dinsdag WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG 15 Aug. 0. L. Vrouw Hemelvaart. 16 H. Hyacinthus. 17 Octaaf van H. Laurentius. 18 St Jeroen. 19 H. Lodewijk vanTolosano. 20 St.Bernardus. 21 H. Joanna Francisca, Fremiot, de Chantal. FEESTDAG VAN MARIA- HEMEL V A ART. Les uit het boek Ecclesiasticus; XXIV, 11—13; 15—20. In alles heb ik rust gezocht, en in het erfdeel des Heeren zal ik verblijven. Toen gebood en zeide mij de Schepper aller dingen, en die mij heeft geschapen, heeft in mijne tent gerust en tot mij ge zegd Woon in Jakob en heb erf deel in Israël en schiet wortel on der mijne uitverkorenen. En aldus ben ik op Sion gevestigd en heb ik mijne rustplaats eveneens gevon den in de geheiligde stad, en voer ik heerschappij te Jeruzalem. En ik heb wortel geschoten onder een vereerd volk, dat in het aandeel van mijnen God zijne erfenis heeft en in de volle menigte der heiligen is mijn vast verblijf. Ik ben opge wassen als een ceder op den Li banon en als een cipres op den berg SionIk ben opgewassen als een palm te Kades en als een roze- boom te Jerichoais een schoone olijf op de velden en als een pla taan ben ik opgewassen bij het water op de pleinen. Als kaneel en Welriekende balsem heb ik geur verspreid, een liefelijken geur heb ik verspreid als uitgelezen mirre. Evangelie volgens den H. LucasX, 38—42. In dien tijd kwam Jesus in zeker dorp, en eene vrouw, Martha ge- heeten, ontving Hem in baar huis. Deze nu had eene zuster met name Maria, die ook, aan 's Heeren voeten gezeten, naar ziju woord luisterde. Doch Martha was druk bezig met veel dienen en zij bleef staan en zeideHeefgaat het U niet aan, dat mijne zuster mij alleen heeft gelaten om te dienen Zeg haar dan, dat zij mij helpe! En de Heer antwoordde en sprak tot haar Martha, Marthagij zijt bezorgd en verontrust u over zeer veie din gen één echter is noodig. Maria heeft het beste deel verkoren het welk haar niet zal ontnomen worden. ELFDE ZON O AG NA PINK STEREN. Les uit den eersten brief van den H. apostel Paulus aan de Korinthiërs; XV, 1—10, Broeders 1 Ik maak u het Evan gelie bekend, dat ik u gepredikt heb, dat gij ook hebt aangenomen, Waarin gij ook volhardt, waardoor gij ook zalig wordt, indien gij het, zooals ik het u gepredikt heb, vast houdt. of gij moest zonder reden geloofd hebben. Want ik heb u in de eerste plaats overgeleverd, wat ik ook ontvangen heb dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften en dat Hij begraven is, en dat Hij op den derden dag Verrezen is, naar de Schriften en <ïat hij gezien is door Cephas en daarna door de elf. Vervolgens is Hij gezien door meer dan vijfhon derd broeders tegelijk, van welke er velen tot nu toe inleven, eenigen echter ontslapen zijn. Verder is Hij gezien door Jacobus, vervolgons door al de apostelenen het laatst van allen is Hij gezien ook door ïöij, die als de misgeborene ben. Want ik ben de minste der Apos telen, die niet waardig ben een Apostel genoemd te worden, omdat tk de Kerk van God vervolgd heb. Doch door de genade Gods ben ik Wat ik ben, en zijne genade jegens tttij i3 niet ijdel geweest. Evangelie volgens den H. Marcus; VII, 31-37. In dien tijd verliet Jesus het ge bied van Tyrus en begaf zich door Sidon naar de zee van Galilea, midden in het gebied der tien steden. En men bracht tot Hem iemand, die doof en stom was, en smeekte Hem, dat Hij hem de hand zoude opleggen. Hij nu nam hem afgezonderd van de schare tot Zich, en stak zijne vingers in deszelfs ooren en, gespuwd hebbende, raakte Hij deszelfs tong aan en opziende naar den Hemel, verzuchtte Hij en zeide tot hem Ephpheta 1 dat is Word geopend 1 En terstond werden zijne ooren geopend, en werd de band zijner tong losgemaakt, en sprak hij goed. Hij nu gebood hun, dat zij het niemand zouden zeggen. Maar hoe meer Hij hun dit gebood, zooveel te meer vermeldden zij het, en zooveel te meer verwonderden zij zich, zeggende: Hij heeft alles wel gedaanén de dooven heeft Hij doen hooren, én de stommen doen spreken Evangelieverklaring. llde ZONDAG NA PINKSTEREN. Het Evangelie van dezen Zondag begint met een nauwkeurige be schrijving van de plaats, waar het wonder, dat ons verhaald wordt, ge schied is. De Evangelisten geven ons meermalen die plaatsbepalingen om hunne waarheid te bewijzen. Immers, toen zij hun Evangelie schreven leefden er nog zeer veel ooggetuigen van de feiten die zij verhaalden, en zij gaven dus de gelegenheid om naar de waarheid er van te onderzoeken. In het won der van dezen Zondag hebben de gewijde schrijvers twee verschillende bedoelingen gezienvooreerst om door dat schitterend feit de godde lijke zending van Jesus Christus te bewijzen, en vervolgens om onder een gemakkelijk op te lichten sluier ons verschillende waarheden te leeren. De doofstomme, die aan Jesus ter genezing werd voorgesteld, is een beeld van die geestelijke doof stommen, die helaas in zoo grooten getale gevonden worden, en die slechts door de Goedheid en Almacht des Verlosser kunnen genezen worden. Evenals de lichamelijke dooven niets hooren van de klanken die rondom hen ruischen evenzoo zijn de geestelijk dooven ongevoelig voor alle wooeden die God tot hen spreekt of doet spreken. Zoo was de toestand waarin Jesus bij Zijne komst op aarde geheel het menschelijk ge slacht vond. De wet, die God op den Sinaï gegeven had, was bijna geheel vergeten; de steun, dien Bij in de harten van alle menschen doet weerklinken, werd niet meer gehoord. Jesus kwam op de wereld om die geestelijke doofheid te ge nezen, en door Zijne prediking werd aaB velen het geestelijk gehoor teruggeschonken. Ook in onze dagen worden er zoo velen gevonden, die doof zijn voor de inspraken van God, die niet luisteren willen naar den steun Zijner genade. Ook zij kannen slechts door een wonder van Gods Almacht genezen worden, maar zullen die genezing zeker vinden, als zij tot Hem hnnne toevlucht nemen. De doove, die aan Jesus werd voorgesteld was tegelijk ook stom. Dit is een natuurlijk gevolg van de aangeboren doofheid, en het is ook een gewoon gevolg van de geestelijke doofheid dat zij den mensch geestelijker wijze stom maakt. Evenals de woorden van God niet voor hen zijn, zoo zijn ook de woorden die zijn mond spreekt, niet voor God. Die twee kwalen der ziel zijn gevaarlijk in hare gevolgen en moeielijk te genezen. Zoude de Zaligmaker dit niet hebben te ken nen gegeven door de wijze, waarop Hij den doofstommen genas? Aan vele andere zielen gaf Jesus de gezondheid plotseling terug, door een enkel woord, door Zijn wil alleen. Dat had Hij ook nu kunnen doen, maar Hij deed het niet, Hij wilde vele ceremoniën aanwenden, door die plechtstatige wijze van handelen ons Jeerend hoe de in geestelijken zin doofstomme moet genezen worden. Eerst nam Jesus den ongelukkigen ter zijde, en ver wijderde hem uit het gedrang der schare, eveneens moet de zondaar uit het gevoel der wereld terugge trokken, van de bedwelming der hartstochten bevrijd en aan een verleidende omgeving ontrukt wor den. Jesus «tak daarna Zijne vinge ren in des dooven ooren. Door den vinger wordt hier aangeduid de kracht en Almacht van den god- delijken Zaligmaker. Meermalen wordt in de H. Schrift de vinger Gods als het zinnebeeld van Gods Macht gebruikt, zooals b.v. toen de Egyptische toovenaars nadat zij de wonderen door Mozes gewrocht niet konden nadoen, zij gedwongen waren uit te roepen „de vinger Gods is hier* en toen de Zaligmaker sprak tot de Joden: „indien Ik door Gods Macht) de booze geesten uitdrijf, dan is voorwaar het Rijk Gods tot n gekomen." (Luc. XI v. 20 Hij nam ook speeksel uit Zijnen mond en raakte daarmede diens tong aan, wat volgens Jesus be doeling beduiden moest, dat die tong ontbonden werd om gemak kelijk te kunnen spreken, maar ook dat hem door de genade den smaak gegeven werd in de bovennatuur lijke dingen, en den moed ingeboe zemd om het geloof in Jesus God heid met volharding te belijden. Nog diant opgemerkt dat de Zaligmaker, voordat Hij het macht- wöord Ephpheta, dat is wordt ge opend uitsprak, ten hemel opziende verzuchtte. Die verzuchting beteekent niet, dat Hem nog eerst de macht van boven gegeven moest worden om het wonderwerk te kunnen ver richten waartoe Hij besloten had, die macht bezat Hij reeds. Maar Jesus bad om te kennen te geven dat niet dan met de machtige hulp van God de geestelijke doof- en stomheid te genezen zijn, en de zondaar, wil hij uit zijn erbarme- lijken toestand opstaan, van den Vader aller barmhartigheden dit met een dringend gebed moet vragen. Terstond werden de ooren van den doofstomme geopend en de band zijner tong werd los, en hij sprak goed. Op het Ephpheta volgde door een tweede wonder kunnen wij zeggen, het volledig gebruik der zintuigen, die anders eerst een tijd van oefening zouden noodig hebben. Aan de belangstellende vrienden gebood Jesus,dat zij bet aan niemand zouden zeggen. Vele redenen zullen Hem dit gebod in den mond gelegd hebben,J maar vooral wilde Hij een bewijs geven van ootmoedigheid en toonen,dat Hij geen roem bij anderen beoogde, om ons te leeren dat wij onze goede werken niet mogen doen om roem te verwerven, maar met het doei den Vader te vereeren, die in den hemel is. Maar hoezeer Hij hun ook gebood te zwijgen, zij maakten liet zooveel te meer bekend, en des te meer waren zij in verwondering en zeiden: Hij heeft alles welgedaan, en de dooven heeft Hij doen hooren en de stommen spreken. Jesus zal hun die dankbare blijdschap zeker niet ten kwade hebben aangerekend, maar ons leert zij dat ook wij de weldaden die God in Zijne Goedheid ons bewezen heeft, met blijdschap moeten erkennen en Hem daarvoor loven en danken moeten. „Dus je blijft „neen" zeggen, moeder Nanette?" Moeder Nanette zat als naar ge woonte voor haar deur te spinnen met een enkele vingerbeweging deed zij haar wieltje stilstaan, en den man, die vóór haar stond, met haar heldere oogen aanziende, zei ze „Komaan, dat ik, een oude vrouw, grootmoeder nog wel, mijn haren zou verkoopen, dat zou toch te gek zijn. Ik heb „neen" gezegd, en daar blijf ik by." Antoine Hulin wierp een begee- rigen blik op de zilverwitte haren der oude vrouw. „Moeder Tauzia," Z6i hij, „je hebt ongelijk; ik bied je een fortuintje er voor aan. Bruine eu blonde haren zijn er genoeg te krijgen, maar zijachtige, zilverwitte haren zooals die, zijn zeldzaam." „Des te meer reden om ze niet te verkoopen," lachte het oudje. „Neen, neen," zei de koopman, „je laat een mooie gelegenheid voor bijgaan, dat is alles. Hoor eens, ik heb je 150 franks geboden en doe er nog 50 bij200 franks, dat is een kapitaaltje. Kom, sla toe." Hij stak zijn hand uit, maar de vrouw schudde het hoofd. „Neen, man, ik blijf er bij. Mijn grijze haren zijn de kroon van mijn ouden dag, en ik ben er op mijn manier trotsch op. „Luister nog eens", drong de koopman aan, „iedereen weet, dat gij niet rijk zijt. En wat zal er ge beuren als je eens ziek wordt? Met 200 franks kan je heel wat doen. En bovendien, niemand zal bet weken dat gij je haren verkocht hebt, want je draagt toch altijd je groote muts". „Neen, neen, laat het nu uit zijn. Ik ben wel niet rijk, maar verdien met werken toch mijn brood. En bovendien heeft mijn kleinkind te Parijs een goede betrekkit g ge kregen. Als hij wat overgespaard heeft, komt hij terug, we koopen een stukje land en hebben niemand meer noodig". „Zoo als je wilt," hernam hij, „maar denk er aan, dat je bij mij altijd 200 franks kan krijgen." En heengaande keerde hij zich nog eens om en herhaalde: „Denk er aan: tweehonderd franks I De oude vrouw schudde onver schillig het hoofd en de koopman verdween bij een kromming van den weg. „Het was Zaterdagmiddag en zooals zij het al twintig jaren ge woon was, ging moeder Nanette bet gesponnen vlas naar de hoeve op den heuvel brengen, waar zij haar gewone loon kreeg voor de week: een groot brood en een zilverstukje. Tegen den avond kwam de vrouw terug vlug en vroolijk ondanks haar zeventig jaren, blij met baar brood en het zilverstukje in den zak van haar zwarten voorschoot, onafhankelijk en tevreden met haar lot. Bij haar woning gekomen, zag zij haar buurvrouw Marie Costil op den drempel staan met een brief, dien de postbode tijdens baar af wezigheid had gebracht. Bet frisch gezicht der oude vrouw straalde van blijdschap. „Die is van Jeantou, mijn kleinzoon." De buurvrouw schudde het hoofd. „Ik weet het niet... ik ken zijn schrift niet. En Jeantou zou toch uw adres wel weten; zie maar, het is slecht geschreven en de brief is op verscheiden plaatsen geweest, alvorens hier aan te komen." Het adres was met onbeholpen hand neergekrabbeld; door onver schillige beambten was de brief her- en derwaarts gestuurd, de en veloppe besmeurd, gevlekt, overdekt met stempels en bekrast met blauw potlood „onbekend", en eindelijk toch door een of ander wonder te recht gekomen om zijn boodschap van goede of slechte tijding over te brengen. De oude vrouw schrok. „Zeker Marie, hij is van Jeantou. Wie zou mij anders schrijven. Maar toch indien de jongen den naam van zijn grootmoeder en van zijn dorp niet op het papier kan zetten, dan moet hij ziek zijn. Hemel, mijn jongen ziek.... alles wat ik nog op de wereld heb. Lees eens gauw, Marie." Zij gingen het huis van de buur vrouw binnen en Marie las voor: „Beste grootmoeder. Ik was te gelukkig. Ik bad een goede betrekking en hoopte spoe dig bij u terug te komen; maar hier in Parijs is 't altijd trap op, trap af en 's avonds voelt men zijn beenen niet meer. Hiermee wil ik zeggen, dal ik ziek geworden ben, de dokter zegt, dat het van vermoeienis is en ook van heimwee. O, ik had zoo graag ons dorp weer teruggezien en ook u, beste grootmoeder. Maar nu is het misschien te laat. De patroon kon mij niet meer hou den en heeft mij naar het gasthuis gestuurd. De dokter schudt altijd het hoofd als hij me ziet. Dus, moeder, zeg ik u vaarwel. Sterven zonder u te omhelzen is wel hard, maar we zijn te arm en u kan de dure reis niet betalen. Door dezen brief weet gij, dat uw kind tot het laatste aan u gedacht heeft. Uw dierbare kleinzoon, JEAN TAUZIA, Hospital la Charité, Parijs. De oude vrouw zat onbeweeglijk op haar stoel, zij weende niet, maar staarde vlak voor zich uit, einde lijk stond zij op en snelde naar huis. Bijna zonder te weten wat zij deed ging moeder Nanette naar haar kast en wierp eenige zilver stukken op tafel, alles wat zij be zat. Maar het was niet genoeg om de reis naar Parijé te betalen; daar was zij te arm voor. Ja, zij was te arm om haar stervend kind te gaan omhelzen. Dertig franks kostte de reiswaar die vandaan te halen? Toen dacht zij opeens aan den koopman, die baar gezegd had: „Je kan altijd 200 franks van me krijgen. Denk er aan." Moeder Nanette stormde naar binnen, zonder zelfs haar deur te sluiten. Antoine Hutin zat juist aan tafel en keek verwonderd op, toen de vrouw binnentrad. „Tweehonderd franks, niet waar?" riep zij met schorre stem. „Ja... ja," antwoordde hij inwen dig blij. De oude vrouw rukte haar muts af en haar zilverwitte haren golfden over haar schouders. „Vooruit dan... vlug," beval zij. De koopman had niets liever en weldra knarste de schaar door haar zijige lokken, de glorie van haar ouden dag, de kroon van haar jaren. Grootmoeder kon een rilling niet onderdrukken en twee tranen rolden over haar doodsbleeke wan gen. „Ziezoo, al klaar, moeder Nanette," zei de koopman triomfantelijk. „Zet je muts weer op, dan kan niemand er iets van zien." „Mijn geld?" vroeg de vrouw. Hutin telde haar dien goudstuk ken voor en haastig verliet zij de woning van den koopman. Dienzelfden avond nog zat zij in den trein naar Parijs Zij had geen andere bagage dan de onafscheide lijke henselmand der Fransche boe rinnen en baar groote omslagdoek. Des Zondagsmorgens kwam zij aan de gare de Lyon aan en volgde half versuft den stroom van reizi gers. Waar nu heen? Buiten, in het gewoel van voetgangers en rij tuigen, vroeg zij aan een kruier: „Het hospitaal la Charité, als 't u belieft?" „Dat is heel ver moedertje; dat zal je nooit vinden. Als je een rij tuig kon nemen..." „Dat kan ik, dat kan ik," haastte zij zich. „Goed, wacht dan maar even." De man wenkte een koetsier en in vliegende vaart bracht bij de arme vrouw naar de stille rme Jacob voor de poort van het hospitaal. Met kloppend hart trad zij bin nen. Zou zij haar kind nog levend vinden in dit gevangenisachtig ge bouw? Een man in uniform hield haar tegen. „Gij moet later terugkomen," zei hij, 't is nu nog te vroeg voor bezoeken De oude vrouw wrong de handen. „Mijnheer, zei ze, „heb medelij den. Ik kom van verre en heb den heelen nacht gereisd, en mijn eenig kind ligt hier op sterven." De man zag haar een oogenlik aan en zei toen vriendelijker: „'t Is goed. Ga die deur rechts de trap op." Een tweede beambte wees haar den weg, maar de arme vrouw was weldra verdwaald in den doolhof van gangen. Aarzelend vroeg zij een ziekenverpleger, die haar voor bij kwam, waar Jeantou was. „Jeantou?.... o ja, Jean Tauzia, no. 22.... Die is in mijn zaal; ik verzorg hem. Gij zijt zijn groot moeder misschien Zij knikte bevestigend. „Dat zal beter voor hem zijn dan alle medicijnen," zei de jonge ver pleger verheugd. „Kom maar mee. Hij heeft zoo om zijn moeder ge roepen en dacht niet, dat gij komen zoudt. Ik wed, dat bij aanstonds beter wordt. Maar zachtjes loopen, want hij slaapt," Stil schoof bij de gordijnen weg van een bed, waar een jongeman sluimerde met vermagerd, doods bleek gelaat. Was dat Jeanlon, de blozende jongen van voorheen? Met tranen in de oogen zag groot moeder hem aan. Opeens ontwaakte Jeantou en zag haar verwonderd aan. „Neen, je droomt niet, zei de verpleger, „'t is wel degelijk je moe dertje., De oude vrouw boog zich voorover en drukte een kus op de vermagerde wangen van haar klein kind. Hij sloeg zijn armen om haar hals en fluisterde als een kind: „Grootmoeder ah grootmoe der." De verpleger zette een stoel bij het bed. Ga nu hier zitten, moe dertje, maar niet veel spreken tegen den jongen. Elkaar aankijken is ge noeg. Het gaat al beter den zieke, ik sta er voor in, dat hij gauw geneest. Maar kalmte is noodzake lijk." Moe van ontroering viel Jeantou weer in slaap. Moeder Nanett bleef bij het bed zitten met haar mand op de knieën; zij keek naar haar kleinzoon, en was gelukkig, dat zij haar offer gebracht had. KERKBER1CHTEN. Aulewtrechi voorbehouden. Kathedrale Kerk St. Bavo. ZONDAG, de H.H. Missen ten 6 uur, half 7, 7 uur en kwart vóór 8 uur. Om 9 uur de Pontificale Hoogmis, waaronder de Priesterwijding, 's Av. geen Lof. N.B. Degene, die, na gebiecht en ge communiceerd te hebben, de Pontificale Hoogmis bijwonen, verdienen daardoor een Volle Aflaat MAANDAG, half 11 plechtige Conven- tueele Mis van het Hoogwaardig kapit tel, 's av. 7 uur Lof met Rozenhoedje voor de geloovige zielen. ZATERDAG, 's av. 7 uur Rozenhoed je in 'de Mariakapel. Parochiekerk van den H. Joseph. ZONDAG, feest van Maria ten hemel opneming. Onder de H.H. Missen schoolcollecte voor de altaarsieraden. De stille H.H. Missen te 7 uur en half 9 en te half 11 de Hoogmis. Te 2 uur leering en te 7 uur Lof ter eere van het heilig en onbevlekt Hart van Maria voor de bekeering der zon daren. DINSDAG, 7. uur Congregatie,.- DONDERDAG, te 7 uur Lof ter eere van het H. Sacrament. ZATERDAG, te half 9 de H Mis voor de bekeering der zondaren in de kapel van het miraculeuze Ma- ria-beeld, van 510 uur gelegenheid om te biechten, 'te 7 uur Lof met Rozenhoedje. Deze week de H.H. Missen en leering als naar gewoonte. A.s. Zondag collecte voor den verde ren afbouw van de Kathedraal. Parochiekerk van den H. Antonius van Padua. ZONDAG, Feest van O. L. Vrouw Hemelvaart, te 5, 7 en half 9 de gele zen H. H. Missen, te half 11 de Hoog mis ter eere der Allerh. Maagd voor. de Leden der Broederschap „Haarlem- sche Processie naar Kevelaar", 's Na middags geen Vespers te half 4, maar te 7 uur Marialof en Predikatie. DINSDAG, 3e Dinsdag der maand te 8 uur gezongen H. Mis tot zekere in tentie ter gelegenheid van een 25-jarig Huwelijk. Te half 10 plechtige H. Mis tot zekere intentie en Predikatie ter. gelegenheid van een 60-jarig Huwelijk, 's Avonds te 7 uur Lof ter eere van den H. Antonius, Predikatie en Verga dering der Broederschap. VRIJDAG, te 8 uur gezongen H. Mis voor de levende en te half 9 gelezen H. Mis voor de overleden Leden, der Broe derschap „Haarl. Processie naar Ke velaar." 's Avonds te 7 uur Lof, Pre dikatie en Vergadering der Broeder schap van den H. Kruisweg. ZONDAG, 22 Aug. de Hoogmis te half 11 voor de Leden der Broeder schap van den H. Kruisweg. Kerk van het Allerheiligtte Hart. Kleverparkweg. ZONDAG, de H.H. Missen te 9 uur •n half 11. Te 12 uur Catechismus, Te 4 uur Lof. DE OFFICIEELE KERKLIJST UITGAVE VAN DE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 9