n.
der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaaroestad."
Grootmoeders offer.
Dit nummer behoort bij de
.Nieuwe Haarl. Courant" van 14 Aug.
KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Directeur: P. H. M. v. d. GREENDT.
AD VERTENTIËN:
Van 1 tot 0 regelsf L20.
Elke regel meer 0.20.
Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst ten
minste 5 regeis f L60; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZONDAG
MAANDAG
dinsdag
WOENSDAG
DONDERDAG
VRIJDAG
ZATERDAG
15 Aug. 0. L. Vrouw
Hemelvaart.
16 H. Hyacinthus.
17 Octaaf van H.
Laurentius.
18 St Jeroen.
19 H. Lodewijk
vanTolosano.
20 St.Bernardus.
21 H. Joanna
Francisca,
Fremiot, de
Chantal.
FEESTDAG VAN MARIA-
HEMEL V A ART.
Les uit het boek Ecclesiasticus; XXIV,
11—13; 15—20.
In alles heb ik rust gezocht, en
in het erfdeel des Heeren zal ik
verblijven. Toen gebood en zeide
mij de Schepper aller dingen, en
die mij heeft geschapen, heeft
in mijne tent gerust en tot mij ge
zegd Woon in Jakob en heb erf
deel in Israël en schiet wortel on
der mijne uitverkorenen. En aldus
ben ik op Sion gevestigd en heb
ik mijne rustplaats eveneens gevon
den in de geheiligde stad, en voer
ik heerschappij te Jeruzalem. En
ik heb wortel geschoten onder een
vereerd volk, dat in het aandeel
van mijnen God zijne erfenis heeft
en in de volle menigte der heiligen
is mijn vast verblijf. Ik ben opge
wassen als een ceder op den Li
banon en als een cipres op den
berg SionIk ben opgewassen als
een palm te Kades en als een roze-
boom te Jerichoais een schoone
olijf op de velden en als een pla
taan ben ik opgewassen bij het
water op de pleinen. Als kaneel en
Welriekende balsem heb ik geur
verspreid, een liefelijken geur heb
ik verspreid als uitgelezen mirre.
Evangelie volgens den H. LucasX,
38—42.
In dien tijd kwam Jesus in zeker
dorp, en eene vrouw, Martha ge-
heeten, ontving Hem in baar huis.
Deze nu had eene zuster met name
Maria, die ook, aan 's Heeren voeten
gezeten, naar ziju woord luisterde.
Doch Martha was druk bezig met
veel dienen en zij bleef staan en
zeideHeefgaat het U niet aan,
dat mijne zuster mij alleen heeft
gelaten om te dienen Zeg haar
dan, dat zij mij helpe! En de Heer
antwoordde en sprak tot haar
Martha, Marthagij zijt bezorgd
en verontrust u over zeer veie din
gen één echter is noodig. Maria
heeft het beste deel verkoren het
welk haar niet zal ontnomen worden.
ELFDE ZON O AG NA PINK
STEREN.
Les uit den eersten brief van den H. apostel
Paulus aan de Korinthiërs; XV, 1—10,
Broeders 1 Ik maak u het Evan
gelie bekend, dat ik u gepredikt
heb, dat gij ook hebt aangenomen,
Waarin gij ook volhardt, waardoor
gij ook zalig wordt, indien gij het,
zooals ik het u gepredikt heb, vast
houdt. of gij moest zonder reden
geloofd hebben. Want ik heb u in
de eerste plaats overgeleverd, wat
ik ook ontvangen heb dat Christus
voor onze zonden gestorven is, naar
de Schriften en dat Hij begraven
is, en dat Hij op den derden dag
Verrezen is, naar de Schriften en
<ïat hij gezien is door Cephas en
daarna door de elf. Vervolgens is
Hij gezien door meer dan vijfhon
derd broeders tegelijk, van welke
er velen tot nu toe inleven, eenigen
echter ontslapen zijn. Verder is Hij
gezien door Jacobus, vervolgons
door al de apostelenen het laatst
van allen is Hij gezien ook door
ïöij, die als de misgeborene ben.
Want ik ben de minste der Apos
telen, die niet waardig ben een
Apostel genoemd te worden, omdat
tk de Kerk van God vervolgd heb.
Doch door de genade Gods ben ik
Wat ik ben, en zijne genade jegens
tttij i3 niet ijdel geweest.
Evangelie volgens den H. Marcus;
VII, 31-37.
In dien tijd verliet Jesus het ge
bied van Tyrus en begaf zich door
Sidon naar de zee van Galilea,
midden in het gebied der tien
steden. En men bracht tot Hem
iemand, die doof en stom was, en
smeekte Hem, dat Hij hem de hand
zoude opleggen. Hij nu nam hem
afgezonderd van de schare tot Zich,
en stak zijne vingers in deszelfs
ooren en, gespuwd hebbende, raakte
Hij deszelfs tong aan en opziende
naar den Hemel, verzuchtte Hij en
zeide tot hem Ephpheta 1 dat is
Word geopend 1 En terstond werden
zijne ooren geopend, en werd de
band zijner tong losgemaakt, en
sprak hij goed. Hij nu gebood hun,
dat zij het niemand zouden zeggen.
Maar hoe meer Hij hun dit gebood,
zooveel te meer vermeldden zij het,
en zooveel te meer verwonderden
zij zich, zeggende: Hij heeft alles
wel gedaanén de dooven heeft
Hij doen hooren, én de stommen
doen spreken
Evangelieverklaring.
llde ZONDAG NA PINKSTEREN.
Het Evangelie van dezen Zondag
begint met een nauwkeurige be
schrijving van de plaats, waar het
wonder, dat ons verhaald wordt, ge
schied is. De Evangelisten geven
ons meermalen die plaatsbepalingen
om hunne waarheid te bewijzen.
Immers, toen zij hun Evangelie
schreven leefden er nog zeer veel
ooggetuigen van de feiten die zij
verhaalden, en zij gaven dus de
gelegenheid om naar de waarheid
er van te onderzoeken. In het won
der van dezen Zondag hebben de
gewijde schrijvers twee verschillende
bedoelingen gezienvooreerst om
door dat schitterend feit de godde
lijke zending van Jesus Christus te
bewijzen, en vervolgens om onder
een gemakkelijk op te lichten sluier
ons verschillende waarheden te
leeren. De doofstomme, die aan Jesus
ter genezing werd voorgesteld, is
een beeld van die geestelijke doof
stommen, die helaas in zoo grooten
getale gevonden worden, en die
slechts door de Goedheid en Almacht
des Verlosser kunnen genezen
worden.
Evenals de lichamelijke dooven
niets hooren van de klanken die
rondom hen ruischen evenzoo zijn
de geestelijk dooven ongevoelig voor
alle wooeden die God tot hen spreekt
of doet spreken. Zoo was de toestand
waarin Jesus bij Zijne komst op
aarde geheel het menschelijk ge
slacht vond. De wet, die God op
den Sinaï gegeven had, was bijna
geheel vergeten; de steun, dien Bij
in de harten van alle menschen
doet weerklinken, werd niet meer
gehoord. Jesus kwam op de wereld
om die geestelijke doofheid te ge
nezen, en door Zijne prediking werd
aaB velen het geestelijk gehoor
teruggeschonken. Ook in onze dagen
worden er zoo velen gevonden, die
doof zijn voor de inspraken van God,
die niet luisteren willen naar den
steun Zijner genade. Ook zij kannen
slechts door een wonder van Gods
Almacht genezen worden, maar
zullen die genezing zeker vinden,
als zij tot Hem hnnne toevlucht
nemen.
De doove, die aan Jesus werd
voorgesteld was tegelijk ook stom.
Dit is een natuurlijk gevolg van
de aangeboren doofheid, en het is
ook een gewoon gevolg van de
geestelijke doofheid dat zij den
mensch geestelijker wijze stom
maakt. Evenals de woorden van
God niet voor hen zijn, zoo zijn
ook de woorden die zijn mond
spreekt, niet voor God.
Die twee kwalen der ziel zijn
gevaarlijk in hare gevolgen en
moeielijk te genezen. Zoude de
Zaligmaker dit niet hebben te ken
nen gegeven door de wijze, waarop
Hij den doofstommen genas? Aan
vele andere zielen gaf Jesus de
gezondheid plotseling terug, door
een enkel woord, door Zijn wil
alleen. Dat had Hij ook nu kunnen
doen, maar Hij deed het niet, Hij
wilde vele ceremoniën aanwenden,
door die plechtstatige wijze van
handelen ons Jeerend hoe de in
geestelijken zin doofstomme moet
genezen worden. Eerst nam Jesus
den ongelukkigen ter zijde, en ver
wijderde hem uit het gedrang der
schare, eveneens moet de zondaar
uit het gevoel der wereld terugge
trokken, van de bedwelming der
hartstochten bevrijd en aan een
verleidende omgeving ontrukt wor
den. Jesus «tak daarna Zijne vinge
ren in des dooven ooren. Door den
vinger wordt hier aangeduid de
kracht en Almacht van den god-
delijken Zaligmaker. Meermalen
wordt in de H. Schrift de vinger
Gods als het zinnebeeld van Gods
Macht gebruikt, zooals b.v. toen de
Egyptische toovenaars nadat zij de
wonderen door Mozes gewrocht niet
konden nadoen, zij gedwongen waren
uit te roepen „de vinger Gods is
hier* en toen de Zaligmaker sprak
tot de Joden: „indien Ik door Gods
Macht) de booze geesten uitdrijf,
dan is voorwaar het Rijk Gods tot
n gekomen." (Luc. XI v. 20
Hij nam ook speeksel uit Zijnen
mond en raakte daarmede diens
tong aan, wat volgens Jesus be
doeling beduiden moest, dat die
tong ontbonden werd om gemak
kelijk te kunnen spreken, maar ook
dat hem door de genade den smaak
gegeven werd in de bovennatuur
lijke dingen, en den moed ingeboe
zemd om het geloof in Jesus God
heid met volharding te belijden.
Nog diant opgemerkt dat de
Zaligmaker, voordat Hij het macht-
wöord Ephpheta, dat is wordt ge
opend uitsprak, ten hemel opziende
verzuchtte.
Die verzuchting beteekent niet,
dat Hem nog eerst de macht van
boven gegeven moest worden om
het wonderwerk te kunnen ver
richten waartoe Hij besloten had,
die macht bezat Hij reeds. Maar
Jesus bad om te kennen te geven
dat niet dan met de machtige hulp
van God de geestelijke doof- en
stomheid te genezen zijn, en de
zondaar, wil hij uit zijn erbarme-
lijken toestand opstaan, van den
Vader aller barmhartigheden dit
met een dringend gebed moet
vragen.
Terstond werden de ooren van
den doofstomme geopend en de
band zijner tong werd los, en hij
sprak goed. Op het Ephpheta volgde
door een tweede wonder kunnen
wij zeggen, het volledig gebruik
der zintuigen, die anders eerst een
tijd van oefening zouden noodig
hebben.
Aan de belangstellende vrienden
gebood Jesus,dat zij bet aan niemand
zouden zeggen. Vele redenen zullen
Hem dit gebod in den mond gelegd
hebben,J maar vooral wilde Hij een
bewijs geven van ootmoedigheid en
toonen,dat Hij geen roem bij anderen
beoogde, om ons te leeren dat wij
onze goede werken niet mogen doen
om roem te verwerven, maar met
het doei den Vader te vereeren, die
in den hemel is.
Maar hoezeer Hij hun ook gebood
te zwijgen, zij maakten liet zooveel
te meer bekend, en des te meer
waren zij in verwondering en zeiden:
Hij heeft alles welgedaan, en de
dooven heeft Hij doen hooren en
de stommen spreken. Jesus zal hun
die dankbare blijdschap zeker niet
ten kwade hebben aangerekend,
maar ons leert zij dat ook wij de
weldaden die God in Zijne Goedheid
ons bewezen heeft, met blijdschap
moeten erkennen en Hem daarvoor
loven en danken moeten.
„Dus je blijft „neen" zeggen,
moeder Nanette?"
Moeder Nanette zat als naar ge
woonte voor haar deur te spinnen
met een enkele vingerbeweging
deed zij haar wieltje stilstaan, en
den man, die vóór haar stond, met
haar heldere oogen aanziende, zei ze
„Komaan, dat ik, een oude vrouw,
grootmoeder nog wel, mijn haren
zou verkoopen, dat zou toch te gek
zijn. Ik heb „neen" gezegd, en daar
blijf ik by."
Antoine Hulin wierp een begee-
rigen blik op de zilverwitte haren
der oude vrouw. „Moeder Tauzia,"
Z6i hij, „je hebt ongelijk; ik bied
je een fortuintje er voor aan. Bruine
eu blonde haren zijn er genoeg te
krijgen, maar zijachtige, zilverwitte
haren zooals die, zijn zeldzaam."
„Des te meer reden om ze niet
te verkoopen," lachte het oudje.
„Neen, neen," zei de koopman,
„je laat een mooie gelegenheid voor
bijgaan, dat is alles. Hoor eens, ik
heb je 150 franks geboden en doe
er nog 50 bij200 franks, dat is
een kapitaaltje. Kom, sla toe."
Hij stak zijn hand uit, maar de
vrouw schudde het hoofd.
„Neen, man, ik blijf er bij. Mijn
grijze haren zijn de kroon van mijn
ouden dag, en ik ben er op mijn
manier trotsch op.
„Luister nog eens", drong de
koopman aan, „iedereen weet, dat
gij niet rijk zijt. En wat zal er ge
beuren als je eens ziek wordt? Met
200 franks kan je heel wat doen.
En bovendien, niemand zal bet
weken dat gij je haren verkocht
hebt, want je draagt toch altijd je
groote muts".
„Neen, neen, laat het nu uit zijn.
Ik ben wel niet rijk, maar verdien
met werken toch mijn brood. En
bovendien heeft mijn kleinkind te
Parijs een goede betrekkit g ge
kregen. Als hij wat overgespaard
heeft, komt hij terug, we koopen
een stukje land en hebben niemand
meer noodig".
„Zoo als je wilt," hernam hij,
„maar denk er aan, dat je bij mij
altijd 200 franks kan krijgen." En
heengaande keerde hij zich nog
eens om en herhaalde:
„Denk er aan: tweehonderd
franks I
De oude vrouw schudde onver
schillig het hoofd en de koopman
verdween bij een kromming van
den weg.
„Het was Zaterdagmiddag en
zooals zij het al twintig jaren ge
woon was, ging moeder Nanette bet
gesponnen vlas naar de hoeve op
den heuvel brengen, waar zij haar
gewone loon kreeg voor de week:
een groot brood en een zilverstukje.
Tegen den avond kwam de vrouw
terug vlug en vroolijk ondanks
haar zeventig jaren, blij met baar
brood en het zilverstukje in den
zak van haar zwarten voorschoot,
onafhankelijk en tevreden met haar
lot. Bij haar woning gekomen, zag
zij haar buurvrouw Marie Costil
op den drempel staan met een brief,
dien de postbode tijdens baar af
wezigheid had gebracht.
Bet frisch gezicht der oude vrouw
straalde van blijdschap. „Die is van
Jeantou, mijn kleinzoon."
De buurvrouw schudde het hoofd.
„Ik weet het niet... ik ken zijn
schrift niet. En Jeantou zou toch
uw adres wel weten; zie maar, het
is slecht geschreven en de brief is
op verscheiden plaatsen geweest,
alvorens hier aan te komen."
Het adres was met onbeholpen
hand neergekrabbeld; door onver
schillige beambten was de brief
her- en derwaarts gestuurd, de en
veloppe besmeurd, gevlekt, overdekt
met stempels en bekrast met blauw
potlood „onbekend", en eindelijk
toch door een of ander wonder te
recht gekomen om zijn boodschap
van goede of slechte tijding over
te brengen.
De oude vrouw schrok. „Zeker
Marie, hij is van Jeantou. Wie zou
mij anders schrijven. Maar toch
indien de jongen den naam van
zijn grootmoeder en van zijn dorp
niet op het papier kan zetten, dan
moet hij ziek zijn. Hemel, mijn
jongen ziek.... alles wat ik nog op
de wereld heb. Lees eens gauw,
Marie."
Zij gingen het huis van de buur
vrouw binnen en Marie las voor:
„Beste grootmoeder.
Ik was te gelukkig. Ik bad een
goede betrekking en hoopte spoe
dig bij u terug te komen; maar
hier in Parijs is 't altijd trap op,
trap af en 's avonds voelt men zijn
beenen niet meer.
Hiermee wil ik zeggen, dal ik
ziek geworden ben, de dokter zegt,
dat het van vermoeienis is en ook
van heimwee. O, ik had zoo graag
ons dorp weer teruggezien en ook
u, beste grootmoeder.
Maar nu is het misschien te laat.
De patroon kon mij niet meer hou
den en heeft mij naar het gasthuis
gestuurd.
De dokter schudt altijd het hoofd
als hij me ziet.
Dus, moeder, zeg ik u vaarwel.
Sterven zonder u te omhelzen is
wel hard, maar we zijn te arm en
u kan de dure reis niet betalen.
Door dezen brief weet gij, dat uw
kind tot het laatste aan u gedacht
heeft.
Uw dierbare kleinzoon,
JEAN TAUZIA,
Hospital la Charité, Parijs.
De oude vrouw zat onbeweeglijk
op haar stoel, zij weende niet, maar
staarde vlak voor zich uit, einde
lijk stond zij op en snelde naar
huis.
Bijna zonder te weten wat zij
deed ging moeder Nanette naar
haar kast en wierp eenige zilver
stukken op tafel, alles wat zij be
zat. Maar het was niet genoeg om
de reis naar Parijé te betalen; daar
was zij te arm voor. Ja, zij was te
arm om haar stervend kind te gaan
omhelzen.
Dertig franks kostte de reiswaar
die vandaan te halen? Toen dacht
zij opeens aan den koopman, die
baar gezegd had: „Je kan altijd
200 franks van me krijgen. Denk
er aan." Moeder Nanette stormde
naar binnen, zonder zelfs haar deur
te sluiten.
Antoine Hutin zat juist aan tafel
en keek verwonderd op, toen de
vrouw binnentrad. „Tweehonderd
franks, niet waar?" riep zij met
schorre stem.
„Ja... ja," antwoordde hij inwen
dig blij.
De oude vrouw rukte haar muts
af en haar zilverwitte haren golfden
over haar schouders. „Vooruit dan...
vlug," beval zij.
De koopman had niets liever en
weldra knarste de schaar door haar
zijige lokken, de glorie van haar
ouden dag, de kroon van haar
jaren. Grootmoeder kon een rilling
niet onderdrukken en twee tranen
rolden over haar doodsbleeke wan
gen.
„Ziezoo, al klaar, moeder Nanette,"
zei de koopman triomfantelijk. „Zet
je muts weer op, dan kan niemand
er iets van zien."
„Mijn geld?" vroeg de vrouw.
Hutin telde haar dien goudstuk
ken voor en haastig verliet zij de
woning van den koopman.
Dienzelfden avond nog zat zij in
den trein naar Parijs Zij had geen
andere bagage dan de onafscheide
lijke henselmand der Fransche boe
rinnen en baar groote omslagdoek.
Des Zondagsmorgens kwam zij
aan de gare de Lyon aan en volgde
half versuft den stroom van reizi
gers. Waar nu heen? Buiten, in
het gewoel van voetgangers en rij
tuigen, vroeg zij aan een kruier:
„Het hospitaal la Charité, als 't u
belieft?"
„Dat is heel ver moedertje; dat
zal je nooit vinden. Als je een rij
tuig kon nemen..."
„Dat kan ik, dat kan ik," haastte
zij zich.
„Goed, wacht dan maar even."
De man wenkte een koetsier en
in vliegende vaart bracht bij de
arme vrouw naar de stille rme Jacob
voor de poort van het hospitaal.
Met kloppend hart trad zij bin
nen. Zou zij haar kind nog levend
vinden in dit gevangenisachtig ge
bouw? Een man in uniform hield
haar tegen.
„Gij moet later terugkomen,"
zei hij, 't is nu nog te vroeg voor
bezoeken
De oude vrouw wrong de handen.
„Mijnheer, zei ze, „heb medelij
den. Ik kom van verre en heb den
heelen nacht gereisd, en mijn eenig
kind ligt hier op sterven."
De man zag haar een oogenlik
aan en zei toen vriendelijker: „'t
Is goed. Ga die deur rechts de
trap op."
Een tweede beambte wees haar
den weg, maar de arme vrouw was
weldra verdwaald in den doolhof
van gangen. Aarzelend vroeg zij
een ziekenverpleger, die haar voor
bij kwam, waar Jeantou was.
„Jeantou?.... o ja, Jean Tauzia,
no. 22.... Die is in mijn zaal; ik
verzorg hem. Gij zijt zijn groot
moeder misschien
Zij knikte bevestigend.
„Dat zal beter voor hem zijn dan
alle medicijnen," zei de jonge ver
pleger verheugd. „Kom maar mee.
Hij heeft zoo om zijn moeder ge
roepen en dacht niet, dat gij komen
zoudt. Ik wed, dat bij aanstonds
beter wordt. Maar zachtjes loopen,
want hij slaapt,"
Stil schoof bij de gordijnen weg
van een bed, waar een jongeman
sluimerde met vermagerd, doods
bleek gelaat. Was dat Jeanlon, de
blozende jongen van voorheen?
Met tranen in de oogen zag groot
moeder hem aan. Opeens ontwaakte
Jeantou en zag haar verwonderd
aan. „Neen, je droomt niet, zei de
verpleger, „'t is wel degelijk je moe
dertje., De oude vrouw boog zich
voorover en drukte een kus op de
vermagerde wangen van haar klein
kind.
Hij sloeg zijn armen om haar
hals en fluisterde als een kind:
„Grootmoeder ah grootmoe
der."
De verpleger zette een stoel bij
het bed. Ga nu hier zitten, moe
dertje, maar niet veel spreken tegen
den jongen. Elkaar aankijken is ge
noeg. Het gaat al beter den zieke,
ik sta er voor in, dat hij gauw
geneest. Maar kalmte is noodzake
lijk."
Moe van ontroering viel Jeantou
weer in slaap. Moeder Nanett bleef
bij het bed zitten met haar mand
op de knieën; zij keek naar haar
kleinzoon, en was gelukkig, dat zij
haar offer gebracht had.
KERKBER1CHTEN.
Aulewtrechi voorbehouden.
Kathedrale Kerk St. Bavo.
ZONDAG, de H.H. Missen ten 6 uur,
half 7, 7 uur en kwart vóór 8 uur.
Om 9 uur de Pontificale Hoogmis,
waaronder de Priesterwijding, 's Av.
geen Lof.
N.B. Degene, die, na gebiecht en ge
communiceerd te hebben, de Pontificale
Hoogmis bijwonen, verdienen daardoor
een Volle Aflaat
MAANDAG, half 11 plechtige Conven-
tueele Mis van het Hoogwaardig kapit
tel, 's av. 7 uur Lof met Rozenhoedje
voor de geloovige zielen.
ZATERDAG, 's av. 7 uur Rozenhoed
je in 'de Mariakapel.
Parochiekerk van den H. Joseph.
ZONDAG, feest van Maria ten hemel
opneming. Onder de H.H. Missen
schoolcollecte voor de altaarsieraden.
De stille H.H. Missen te 7 uur en half
9 en te half 11 de Hoogmis. Te 2 uur
leering en te 7 uur Lof ter eere
van het heilig en onbevlekt Hart
van Maria voor de bekeering der zon
daren.
DINSDAG, 7. uur Congregatie,.-
DONDERDAG, te 7 uur Lof ter eere
van het H. Sacrament.
ZATERDAG, te half 9 de H Mis
voor de bekeering der zondaren in
de kapel van het miraculeuze Ma-
ria-beeld, van 510 uur gelegenheid
om te biechten, 'te 7 uur Lof met
Rozenhoedje.
Deze week de H.H. Missen en leering
als naar gewoonte.
A.s. Zondag collecte voor den verde
ren afbouw van de Kathedraal.
Parochiekerk van den H. Antonius
van Padua.
ZONDAG, Feest van O. L. Vrouw
Hemelvaart, te 5, 7 en half 9 de gele
zen H. H. Missen, te half 11 de Hoog
mis ter eere der Allerh. Maagd voor.
de Leden der Broederschap „Haarlem-
sche Processie naar Kevelaar", 's Na
middags geen Vespers te half 4, maar
te 7 uur Marialof en Predikatie.
DINSDAG, 3e Dinsdag der maand te
8 uur gezongen H. Mis tot zekere in
tentie ter gelegenheid van een 25-jarig
Huwelijk. Te half 10 plechtige H. Mis
tot zekere intentie en Predikatie ter.
gelegenheid van een 60-jarig Huwelijk,
's Avonds te 7 uur Lof ter eere van
den H. Antonius, Predikatie en Verga
dering der Broederschap.
VRIJDAG, te 8 uur gezongen H. Mis
voor de levende en te half 9 gelezen H.
Mis voor de overleden Leden, der Broe
derschap „Haarl. Processie naar Ke
velaar." 's Avonds te 7 uur Lof, Pre
dikatie en Vergadering der Broeder
schap van den H. Kruisweg.
ZONDAG, 22 Aug. de Hoogmis te
half 11 voor de Leden der Broeder
schap van den H. Kruisweg.
Kerk van het Allerheiligtte Hart.
Kleverparkweg.
ZONDAG, de H.H. Missen te 9 uur
•n half 11. Te 12 uur Catechismus,
Te 4 uur Lof.
DE OFFICIEELE KERKLIJST
UITGAVE VAN DE