A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25 S No. 19. fi s Hg DE VERKEERDE. Soiled Schoenwerk is Chemische Wasscherij - Yervery Mengelwerk. Door de fotografie gered. Wees gegroet, Maria. ANEGANG. twteB maanden, hetwelk' voor- Jw in de agenda dezer: oourant wondt wkemd gemaakt. De Mariaver. heeft een, onderaf deling, Meisjesbpnd, voer le den van 1116 jaar, die ook twee maandelijks vergadert pp Zondags saaniidd. 4 uur ia 't gebouw St Kayo, Smedestraat. In de vergadering is gelegenheid voor het lidmaatschap te laten "Schrijventusschen tijds hiij het se- ^etariaat der ver. Gr, Houtstx, 52, St. Elisabethsvereeniging. Inleveren van ziekenb'riefjes Maan dagavond tusschen 7 uur en half 9. 'Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jansstraat 49. „St. Rosa-V creeniging' Vacantie tot 1 September. Het Bestuur is na 1 September te opreken elke 2de Vrijdag der maand, to-sscheai half 8 en half 9 uur *s avonds. Hen leden wordt bekend gemaakt, d*t het bestuur besloten heeft, daar de jheeste leden toch om de drukte niet bunnen komen, in Augustus geen ledesn- Tergadering te houden. Houtstraat HAAKLEM Telef «Vader," zei mijn zoon Donald ?P zekeren dsg, „vader, hoe kan 'k toch den bliksem fotografeeren Men weet niet wanneer hij komt houdt ook niet lang genoeg aan." «De bliksem fotografeert zichzelf {jet best, jongen," hernam ik. „Ge behoeft slechts in een onweer bij "acht een voorbereide plaat in te ïetten, de lenien onbedekt te laten 't toestel omhoog te richten. De ^rstkomende bliksemstraal zal op de plaat wei ken." «Verder niets," meende Donald. •Hoe eenvoudig. Dat zullen wij zoo gauw mogelijk beproeven." «Goed, doch wij moeten eerst een °hweer afwachten. Maak in elk ge- val de platen gereed," zei ik. Wij behoefden niet lang te wach- r tan, want reeds den volgenden nacht ^oedde een vreeselijk onweer. Het "egon om elf uur. Donald stormde de kamer binDen en riep: «Kom spoedig, vader, het blik- 8emt hevig. Ik heb alles gereed ge haakt. Het venster onzer slaapka mer is het best geschikt voor de °pname." Ik moet hier bijvoegen, dat ons buis omtrent tien schreden van den ^eg staat en de bedoelde slaapka mer op de straat en de gemeente re id e uitziet. Donald had reeds een menigte Platen gehaald. «Eén fotografie zal toch zekér plukken," zei hij. Spoedig brak bet onweer met alle hevigheid los; be ratelende en verblindende blik semstralen doorkliefden de donkere tackt. De platen werden de een na be andere gebruikt en juist toen ik be laatste inzette, zei Donald: «Zouden wij niet eens de ge- taeentjweide by weerlicht fotogra feren Ik ben nieuwsgierig hoe ze zal uitzien." Ik richtte het toestel op de weide nauwelijks had ik dit gedaan, of ®en hevige bliksemstraal verlichtte be streek en een vreeselijke donder dag volgde. «Ik ben blij, dat het voorbij is," tei Donald. „Ik zou niet bij zulk eeQ weer aan 'tvenster blijven." «Ga naar bed," zei ik, „morgen zPllen wij de platen nazien. Goede dacht." .Hen volgenden morgen werden Mi heel vroeg door een hevig ge- bel gewekt. Toen ik naar beneden ^mg en opende vond ik de politie v°°r de deur. •Wilt gij eens mee naar de ge beente weide gaan?" vroeg de agent. "Haar ligt een lijk, een man Ik peg, dat hij vermoord is. Een mes taekt in zijn borst." Ik Pditii ging. Het bericht van den j*ulltïeagent was maar al te waar. Op Qatte gras lag Jean Solenski, ele op de villa „Anna" w»onde, brave jongeling, die het hof 9 ,aakie aan Marie Devreux, een der -p °onste meisjes van het dorp. de agent bij het lijk bleef, 2ij be ik naar den dokter, die bij aankomst verklaarde, dat de dood reeds eenige uren ingetreden was. «Goede God," riep hij toen hij het Ijjk beschouwde, „het mes is van Gerald Merrilles. Hier staat zijn monogram. Dit zeggende toon de hij ons de letters G. M. op het zilveren heft. Nog denzelfden avond werd Ge rald Merrilles aangehouden wegens moord. Hij wilde ook het hof ma ken aan Marie Devreux. De slach ter uit het dorp wist te vertellen, dat hij den avond te voren een hevig gesprek had met juffrouw Devreux waarbij de naam van So lenski meermalen genoemd werd, en dat Merrilles plotseling het huis verlaten had, uitroepende: „Ik sla hem dood." Deze getuigenis en het vinden van 't mes hadden de gevangenne ming van Gerald ten gevolge. Niettegenstaande de verpletteren- bewijzen, die tegen hem aangevoerd werden, beweerde Gerald voor de rechtbank onschuldig te zijn. Hij bestreed de verklaring van den be- wusten avond aan Marie Devreux een huwelijksaanzoek had gedaan en afgewezen werdhij had haar verweten, dat zij aan Solenski de voorkeur gaf, afgunst en woede hadden zich van hem meester ge maakt en hij had inderdaad met een bedreiging het huis verlaten, dat nu als hoofdbewijs gold. Op weg naar huis was bij door het onweer overvallenhij had het op een loopen gezet, bleef echter met zijn voet in een struik hangen, viel en kwam zoo hevig met zijn hoofd op een wortel terecht, dat hij 't bewustzijn verloor. Toen hij weer bijkwam, bemerk te hij, dat hij op den rug lag, of schoon hij toch met 't gezicht naar voren gevallen was. Hij was naar huis gegaan en den volgenden mor gen zag hij met verwondering, dat zijn zakken geplunderd waren. Zijn horloge, zijn brieven, zijn groot mes, dat hij altijd bij zich droeg, alles was weg. De verdediger legde nadruk op dit feit; hij verklaarde, dat de we zenlijke moordenaar de bewuste- looze beroofd kon hebben en dan een moord met dat gestolen mes gepleegd, om de verdenking op den onschuldigen bezitter te werpen. De gezworenen lachten met deze zwakke, weinig steekhoudende ver dediging en Gerald Merrilles werd ter dood veroordeeld. Eenige dagen later zat ik 'a avonds op mijn kamer en wachtte op mijn vrouw en mijn zoon, die met den nachttrein van Londen zouden ko men. Het wachten verveelde mij.^Ik had mijn couranten uitgelezen en zag naar iets uit, waarmee ik den tijd kon dooden. Ik dacht aan de biiksemfotogra- fieën, die ik door het gebeurde der laatste dagen geheel vergeten had. Ik haalde de platen en bekeek ze. De eerste was mislukt, eventoo de tweede, de derde daarentegen vertoonde een prachtig beeld van den bliksem. De volgende plaat maakte op mij een zonderlingen indruk* ze vertoonde het negatief van een landschap en ik dacht na, wanneer ik die wel genomen had, toen ik mij herinnerde, dat Donald mij verzocht had, de gemeenteweide tegenover ons huis bij het licht van den bliksem op te nemen. Ik be schouwde de plaat nauwkeuriger de voorwerpen werden aanhoudend duidelijker ten laatste kon ik eenige menschelijke figuren onder scheiden. „Gerechte hemel," riep ik uit, „dat is de moord op Solenski." Het was inderdaad zoo. Het beeld was juist op het beslissend oogen- blik genomen, het vertoonde den moordenaar toen hij Solenski het mes in de borst stiet. De gezichten waren duidelijk her kenbaar. De moordenaar was niet Gerald Merrilles maar een kleine man met vollen baard. Op den ach tergrond lag een schijnbaar leven- looze gestalte ter aard 9 met 't ge zicht naar den hemel gekeerd. „Mijn God," riep ik, „dus is Ge rald Merrilles toch onschuldig. Hoe wonderbaar dit beeld zijn onschuld bewijzen kan. Morgen vroeg moet ik naar de stad gaan en het por tret aan de rechtbank toonen. Ik schrikte plotseling. Morgen? Morgen had immers de terechtstel ling plaats. Binnen eenige uren zou alles voorbij zijn een nieuwe ge rechtelijke moord. Wat zou ik be ginnen? Ik wist geen middel om de overheid er mee in kennis te stellen, en toch had ik het bewijs in de handen der onschuld van een mensch, van eeu dierbaren vriend. Groote zweetdroppels parelden op mijn voorhoofd. Zoo vond mij mijn vrouw, toen zij terugkwam, en haar scherpzinnigheid vond dadelijk een uitweg. „Rij op uw rijwiel naar de stad," zei zij, „spoedig en verlies geen tijd." Ik was een zeer geoefend rijder en kwam nog juist op tijd, om de getuigenis des hemels te leveren, getuigenis die Gerald Merrilles redde. Het negatief van het portret werd vergroot en vermenigvuldigd met het gevolg, dat de eigenlijke moor denaar veertien dagen later aange houden werd. Hij bekende zijn schuld en verklaarde, dat Solenski nihilist was geweest en zijn land verlaten had, dewijl hij een hem opgelegden moord niet wilde ten uitvoer brengen. Hierdoor had hij het leven ver beurd en hij was door het lot aan gewezen om wraak te nemen. Of schoon Solenski zich in een klein dorp verschool had de wrekende hand hem toch gevonden. Hij be kende het mes uit den zak van Merrilles genomen en Solenski daar mede doorstoken te hebben. Merrilles werd natuurlijk aan stonds op vrije voeten gesteld en het zou mij niet verwonderen, wan neer hij weldra met Marie Devreux verloofd was. Hij en ik zijn beste vrienden; hij zegt, dat hij aan mij zijn leven te danken heeft. Ik weet het echter beter; hij dankt zijn leven aan de bliksemfotografie. Ja, wij handelsreizigers hebben nu en dan vreemde ontmoetingen. öKaj raken er echter aan gewoon. Zoo dikwijls ik over een spoor lijn reis, komt mij altijd voor den geest een geval, waarin ik onbe wust betrokken was en met den bes ten wil der wereld kan ik mijn ze nuwen niet bedwingen. Als jong handelsreiziger reisde ik eenige jaren geleden op een Decem ber nacht van Londen naar Liver pool om daar de boot te nemen naar Belfast. Aan het station had ik juist tijd om in een He klasse rook-coupé te springen, toen de trein reeds in beweging was. Ik vond erin twee heeren elk in een hoek van dezelfde bank, en ik zette mij in een hoek om een sigaar te rooken en m'n avondblad te lezen. Alvorens mijn courant ter hand te nemen, nam ik mijn medereizzi- gers eens goed op, of er ook ge legenheid zou zijn om een gesprek aan te knoopen. Ik zag terstond dat daarop wei nig vooruitzicht Was, daar de beide heeren reeds op jaren wlaren en Zeer terughoudend schenen. Dé heer te genover mij met een gladgeschoren gelaat en met het uiterlijk van een man van zaken, was in zijn courant verdiept, de ander lag met zijn pet over zijn oogen een sigaar te rooken en scheen van plan in te domme len. Zonder nog een Woord gewisseld te hebben, waren wij bijna in Rug by, toen ik eensklaps een stoot te gen mijn voet kreeg, en opziende zag den scherpen blik van mijn vis a vis op mij gericht. „Excuseer mijnheer", ztei hij, met een vreemden glimlach. „Hebt gij er iets op tegen om kranten te rui len Ik zie dat gij. de uwe gelezen hebt." „Niet het minste", zei ik een wei nig verwonderd, en wij ruilden, ter wijl hij mij wederom tegen den voet stiet. Denkt aan mijne verwonde ring, toen ik op den kant van het blad het volgende, in potlood ge schreven, las „Blijf kalm. Ik ben een geheim politie-agent van Scotland Yard. Onze medereiziger is Bjurnside, die de diamanten van lady A. gestolen heeft. Ik ontving in Liverpool een bevelschrift voor zijn aanhouding, doch het kan gebeuren, dat ik mij Van hem moet meester maken, voor aleer wij daar aankomen. Ik reken op uw bijstand, zioo deze noodig mocht zijn, spreek mij in de restau- tiezaal te Stafford." Ik was nogal koelbloedig in die dagen en ik las dit nog en nog eens, vooraleer ik den beruchten Burnside van top tot teen bekeek. Hij rookte nog op ziijn gemak en scheen geheel en al onbewust van het nabijzijnd gevaar. Hij was reeds gedurende een week de politie te behendig geweest, en het laatste nieuws omtrent hem luid de, dat zij hem weder op het spoor waren. B!e krant, die ik in de hand hield, bevatte dit nieuws, hetwelk door mijn geheimen politie-agent onder schrapt was. Giji kunt begrijpen, dat ik zeer opgewonden was, toen wij in Stafford aankwamen. Nauwelijks stond de trein daar stil of met de krant in den zak liep ik naax de res tauratiekamer, alwaar ook hij eenige oogenblikken later binnenkwam:. „Kijk niet om", zeide hij, „hij is daar aan het buffet. Zoo hij iets merkt dan is hij gevlogen. Hij: ver wacht iemand in Crewe, geloof ik, want in Londen heeft hij hier aan iemand een telegram gezonden. Ik hoorde den telegrafist vragen, wat 2964 beteekende in zijn telegram." „Lat is het nummer van mijn cou pé", zeide hij. „Juist dat is zieker een boodschap aan iemand om hm daaf te ontmoe ten en Zoo dit het geval is, dan kun nen die twee mij nog al wat last aan doen in Liverpool. JYat zijt gij van plan te doen „Hem grijpen, zöodra wij hier ver trekken, hem vastbinden, hem on der de bank schuiven en wanneer zijn medeplichtige in Crewe bij hem komt, z:al ik hem vertellen, dat hij in een anderen wagen is. Dian zal dij ergens anders plaats nemen, en in Liverpool kan de politie mijn gevan gene arresteeren, terwijl ik den da der oaga om te zien wat hij in den zin heeft. Ziet u, ik weet niet welke den buit heeft en daarop zijn wij vooral uit." „Maar veronderstel, dat reeds an dere reizigers in onze coupé zijn Dat kunnen zij niet. Ik heb' er voor gezorgd bij den conducteur. Het is bijna tijd. Ga terug naar dep coupé. Ik moet een paar riemen koo- pen. Gij helpt dus, zoo het noodig mocht zijn." „Natuurlijk", zeide ik, want de zaak beviel mij. De trein was juist- in beweging, toen Burnside, die weder in Zijn hoek zat, plotseling opstond en zijn hoofd uit het raam nevens ons stak. „Conducteur", riep hij, „hoe laat zijn we in Crewe „Acht uur 45, mijnheer." „E'ank u." Burnside ging weder zitten en de geheime politie-agent en 'k keken elkander aan. Mijn hart begon harder te kloppen en ik sprak mij zeiven moed in voor den aan staanden strijd, want Burnside was een gespierde kerel en de agent, al hoewel er flink uitziende, wias veel kleiner. Ik dacht, dat wij nogal wat moeite met hem Zouden hebben. Juist nadat de trein het derde sta tion van Stafford voorbij snelde be gon de geheime politie-agent, die tot nog toe achter zijn krant verborgen was geweest met zijn zakdoek zijn lippen af te vegen en stond op alsof hij iets uit 't net boven hem wilde nemen. Met een sprong lag hij op Burnside en hield hem in den doek gekneld. „Houd jij zijne polsen vast", zeide hij. Ik sprong op en greep de handen van Burnside juist toen hij worstelde om zijn zakken te bereiken. Ik zag dat zijn gezicht bedekt was met een zakdoek van den agent, die een ster ke, bedwelmende lucht verspreidde. Hij worstelde vreeselijk voor eenige oogenblikken en scheen daarna te slapen. „Het is in orde", zeide de agent, „doch het scheelde nipt veel of hij had mij overmeesterd- Open de raampjes, anders bezwijken wij nog onder den chloroformreuk." Ik liet de raampjes geen oogenblik te vroeg omlaag, want ik begon al duizelig te worden. Intusscihen was de agent be zig om de handen en voeten van Burnside nog steviger te binden. „Al klaar", riep hij. „Gij greept zijn handen juist op tijd. Zoo gij mij uw naam geeft, zal ik over u spreken bij lady A., en misschien dat gij nog wel beloond wordt." Ik gaf hem mijn naam onder voor waarde van niet gepubliceerd te wor den. „Ik zal er voor Zorgen", antwoord de hij, „en nu help mij eens onzen vriend onder de bank te schuiven." jVij lichtten Burnside op en rolden hem onder de overhangende kussens met zijn noofd op het zwarte valies van den agent. Nu de crisis voorbij was, begon ik meer en meer belang te stellen in dit zaakjeik verlangde met ongeduld naar de tweede akte van het kleine drama. En werkelijk, toen de trein lang zamer begon te loopen, zag ik in Crewe op het perron een man met een zwarten baard de nummers van de waggons in oogenschouw nemen. „Dat is de kerel!", zei mijn vriend. ,,W;acht hier, totdat ik den conduc teur dezen coupé laat reserveere'n. iWij moeten dien vent hier niet in hebben, als wij het kunnen beletten." Hij stapte uit, maakte de deur dicht en liet mij: alleen met den dief, die hard adem haalde en teekenen van bewustzijn begon te geven. Ik voelde mij niet zeer op mijn gemak, toen de man met. den ziwarten baard den coupé voorbijging, en erin keek, doch ik werd spoedig gerustgesteld door den portier, die op 't raampje zette: „gereserveerd". Daarna ver liet ik den coupé en wachtte op het perron, totdat mijn vriend terug kwam, waarna, ik een kop koffie ging drinken. Nauwelijks had ik de koffie aan den mond gebracht of men riep: „instappen." In mijn haast brandde ik mijn mond en liep naar den coupé. Ik sprong erin eu daar vond ik in plaats van mijn vriend, den man met den zwarten baard in den hoek van den coupé met een revolver op mij ge richt „Het spel is uit, mijn vriend", zei hij. Ik was te verwonderd om te ant woorden en zonk hopeloos op dé kus sens neder, mijn verbrande mond door den schrik niet meer voelende, want ik wist, dat ik geheel en al in de macht van dien kerel was. „Gij zijt wel behendig, maar- niet handig genoeg", zei hij. „Nu haal mijn vriend eens van onder die bank en maak hem los." Ik gehoorzaamde eb Burnside ging aan den overkant zitten, terwijl hij zijn voorhoofd wreef om de duizeling te verdrijven. „Gevoelt gij u wel, Barkel?" zei de man met Idien baard, die nog steeds 2ijn revolver op mij gerieft had. „Ah, z'fjt gij gekomen Burt", zeide SpscïaSïteif in WITTE en TRSC5ÖT £ï©EESEi5ïE®3, ROKKEM en SSL0ESSJS. Burnside tot zicihzelf Komende. „Zijn zij ontsnapt?" „Ik heb er een gepakt, maar niet deDgene, dien wij zochten." „Hoe is de andere ontloopen?" „Nu, ik wachtte op u in Crewe volgens uw bevel en terstond zag ik onzen man, doch het verwonderde mij u Diet te zien. De kerel nam een kaartje naar Glasgow, ik gevoelde dat iets verkeerd geloopen was. Zoo hield ik een oog in het zeil, want ik ging in haast naar den coupé te rug en deze, onze vriend, verliet hem toen. Ik liet hem begaan, omdat ik dacht dat hij een gewoon reiziger was. De andere liep op en neer en ik wachtte op een afstand om te zien wat hij zou doen. Daar gij niet kwaamt, wist ik, dat hij u op de eene of andere manier te behendig geweest was en besloot hem in het oog te honden. Er werd ingestapt en ook hij sprong er in, de deur achter zich sluitend Ik wachtte een halve minuut en sprong in denzelf den coupé, doch hij was leeg." „Door de andere deur? Ja, ik was te laat om hem te volgen en juist toen ik u onder de bank ontdekte en het geheele plan doorzag, kwam deze, onze vriend, erin gesprongen om zich als een lam over te leveren." Nu begon ik te hegrijpen dat ik erin geloopen was, en het zag er donker voor mij uit. „Mijne heeren," zeide ik, „ik vrees dat ik een groote fout begaan heb." „Ja-, snauwde mij de man, Burt ge naamd, toe, „en dat zult gij spoedig ondervinden. Hoe heet gij Ik gaf hem mijn naam, er aan toe voegende, dat ik voor zaken naar Belfast ging. „Beken alles en zeg ons waar gij den buit hebt?" „Buit? welke buit?" Ik verzeker u, heeren, dat ik van de heele zaak Diets weet." „Gij kunt goed chloroformeeren, baas," zei de ander. „Het was de geheime politie-agent, ik niet", antwoordde ik. „De geheime politie-agent. Van wien spreekt gij toch „Van mijn vriend die weg is. Hij was een geheim politie-agent." „Zie hier, mijn man gij zijt of wel zeer listig of een groote gek. .Weet gij dat wij de geheime agenten zijn en dat de kerel, dien gij geholpen hebt om te ontsnappen, Burnside was Ik wilde eeu uitleg geven, doch wilden niet naar mij luisteren, doen eensklaps dacht ik aan de krant in mijn zak. „Bekijk dit eens, zoo gij mij niet gelooft." Zij zagen de krant en daarop' keek Burt mij aan zeggende„Zoo uw ge schiedenis van dit voorval waar is, en zoo ge slechts een gewoon reiziger zijt, laat ons uw geloofsbrieven eens zien. Open uw valies." Ik nam wat ik veronderstelde mijn valies te zijn en op het gezicht daar van schrok ik. „Het is het mijne niet, maar dat van den agent. Ik wil zeggen van Burnside.'-' Dé rechercheurs spïrongeu op en grepen het valies, dat gesloten was, maar in een wenk hadden zij het opengebroken en vonden een ledexen doos; op de veer drukkende sprong het deksel omhoog en de schitterende diamapten lagen voor onze oogen. „Bat is mooi", zeide Burt, „hij is gaaD loopen met. het verkeerde va lies. Deze zijn de diamanten van lady A...." „Bit is waar. Ik herinnerde mij dat ik mijn valies naar den overkant geschoven had en Burnside in zijn haast het voor het zijne had aange zien, waarop 't veel geleek." Natuurlijk had ik moeite om mijn onschuld te bewijzen. Ik werd dien avond vastgehouden in Liverpool en den volgenden dag onder borgtocht losgelaten. Gelukkig kwam er niets van in de krant, zoodat ik ontsnapte met een rechterlijke vermaning van voortaan voorzichtiger te zijn. Men heeft Burnside nooit gevan gen en ik hoorde niets meer van de zaak, tot ik zes maanden later een chèque van 600 gulden ontving „als vergoeding voor het verlies van een handkoffer. De stoomboot „Colomba" liep juist uit de haven van Triëst de Adria- fciscbe zeer in om hare passagiers naar det Zuiden van Italië te bren gen.; Het was een wonder-heerlijke zo meravond. Langzaam, door de zacht- schuimende golven omspoeld, gleed de „Colomba" het strand van Triëst voorbij. Het schip scheen slechts noo- de de bekoorlijke oevers te verlaten. Een doorschijnende nevel dreef voor de sterren en goud-schitterende maan, zoodat haar lioht nog liefe lijker op de aarde nederviel. De veel kleurige bloeegpiö en bloemen op de kust zonden haar zoete geuren over den waterspiegel naar de boot, ter wijl het lied van naar huis keerende wandelaars het oor der opvarenden streelde. De meeste dezer lagen op het dek in hun gemakkelijken scheepsstoel, en zelfs de lierspeler, die met zijn muziekinstrument een karig broodje moest winnen bij de passagiers, vergat in behagelijke rust de lasten van den dag. Daar klonk plotseling van den to ren der kathedraal van Triëst het Aveklokje, en in een oogenblik ver hieven nu vele andere klokjes hun metalen stemmen, hoog boven bergen en dalen uit, de gezegende Maagd Maria ter eere. Over het schip gilde een fluit en aanstonds riep de ka- piteiu„Het Ave Maria op 't dek." Het goedkoopste adres voor PISCAER. Heel de bemanning van den eerste» officier tot den laagsten scheepsjon gen, snelde op dat woord naar een schoon Mariabeeld, dat op het dek in een goed beschutte nis prijkte.; In eerbiedige houding met ontbloot hoofd en gevouwen handen groepeer den allen z:ich om de Lieve Vrouw. Be grijze scneepskapitein trad uit het midden zijner mannen ;iaar voren om met wijdhoorbare stem het „Ween gegfoet Maria" voor te bidden. Hier bij voegde hij nog een bede tót de „Sterre der Zee", om hare bescher ming gedurende de nachtelijke vaart, waarop de matrozen met een een stemmig „Amen, Amen", de god vruchtige oefeningen besloten. Dan. keerden allen naar hun post behalve de kapitein, die nabij het Lieve- Vrouwebeeld wat van de avondkoel te bleef genieten. De passagiers hadden de begroe ting der heilige Maagd mede uitge sproken één heer echter had wreve lig-zwijgend de godsvrucht aan- scnouwd. „Vat was dat voor een comedie vroeg nij den kapitein. „Een comedie was het niet mijn heer", antwoordde deze rustig, doch' beslist. „Het was het avond-Lieve- Vrouwegebed van mijn personeel." „Is dat gebed verplichtend voor allen „Zeker, mijnheer. Bijna op alle Italiaansc-he schepen geschiedt, de dar gelijksche begroeting der Heilige Maagd gezamenlijk." De ontevreden passagier spotte hoofdschuddend„Vat een achter lijkheid! Zou men zoo iets in onzen modernen tijd nog voor mogelijk hcuden Het gebruinde gelaat van den ka pitein verried dat hem een scherp antwoord op de tong lag. Maar hij: hield zich in en hernam bedaard: „Wij zeelieden zijn aan vele geva ren blootgesteld, mijnheer, en ver zuimen daarom ook niet de bescher ming der Moeder Gods af te smee- ken. Maria wordt van oudsher de „Ster der Zee" genoemd, en als bij zondere patrones der scheepvaaxders bij ons in Italië vereerd." „Dat weet ik wel," zei glim lachend de heer, „want ik ben ook katholiek, maar zulke vertelsels heb ik al lang naar het rijk der fabels gestuurd." De kapitein haalde de schouders op en sprak beleefd: „Ieder zijn zin. Wij zeelieden blijven goede Maria- vereerders, te meer. wijl wij geloo- ven, dat wij reeds dikwijls duidelijk de hulp van onze patrones onder- venden hebben." „Gelooven, gelooven, ja, dat is het juiste woord. Doch geloof en werke lijkheid verschillen hemelsbreeds Neen. ik heb mij een andere lijf spreuk gekozen, die steunt niet op geloof, maar op ondervinding." „En die is?" vroeg de kapitein. „Help u zelf; want de hoop ojp G-ods bijstand en dien van Maria is ijdel." De kapitein kon met deze gods lasterlijke bewering niet instemmen., „Help u zelf," is een voortreffe lijke levensregel, maar wij weten al te goed, dat de elementen menigmaal spotten met alle menschenwex-k, en alleen „de Ster der Zee" bij den al- machtigen God ons behouden kan."' De matrozen riepen toen de kapi tein naar de andere zijde van de boot. Hij maakte een beleefde bui ging voor den passagier, die voor wedergroet niets dan een wrevelig gemompel „onverbeterlijkover had. Be nacht daalde over de blauwe zee. Dikker zweefde de nevel over maan en sterren; een scherpe wind begon over de wateren te waaien. De eene passagier na den andere» verliet het dek en zocht een rust plaats in zijne kajuit. Omstreeks middernacht donkerden zwarte en zware wolken aan den hemel, en brak een vreeswekkend onweder los. Het vlammende bliksemlicht schoot over de golven heen. krakende don ders rolden door de lucht. Nog eeni ge minuten, en een helsche orkaan woelde de zee tot op den bodem om. Nu eens wierpen de schuimende ba ren de „Colomba" hoog ten hemel en slingerde naar dan weder naax de kokende diepte. Als een wol vlokje danste het schip op den vloed: het water bruiste op vele plaatsen naar binnen, en doofde de lichter, zoodat een gruwzaam duister hing over de geheele stoomboot. Een eindelooze verwarring heersch- te onder de passagiers. Ondanks de strenge vermaning des kapiteins stormden zij van hun kajuit naax het dek en tierden als waanzinniger. Sommigen meenden in een ais of een hoek van het schip een veilig, plekje te vinden; anderen wierpen zich voor den kapitein en de matro zen op de knieën en smeekten met opgeheven handen om redding. De grijze scheepsvoogd stond on verschrokken op de brug en gaf kalm maar met beslistheid zijn be velen. Soms sloeg een vervaarlijke golf hem neder, doch onmiddellijk stond hij weer op zijn posu Ook de p. i- top t Tl xlx+x|xfxfxfx4x|xjxfx IP s xixfxtxixtx+x+x4xtx>xtx4x<

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 11