A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25
S No. 19. fi
s
Hg
DE VERKEERDE.
Soiled Schoenwerk is
Chemische Wasscherij
- Yervery
Mengelwerk.
Door de fotografie
gered.
Wees gegroet, Maria.
ANEGANG.
twteB maanden, hetwelk' voor-
Jw in de agenda dezer: oourant wondt
wkemd gemaakt.
De Mariaver. heeft een, onderaf
deling, Meisjesbpnd, voer le
den van 1116 jaar, die ook twee
maandelijks vergadert pp Zondags
saaniidd. 4 uur ia 't gebouw St
Kayo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid
voor het lidmaatschap te laten
"Schrijventusschen tijds hiij het se-
^etariaat der ver. Gr, Houtstx, 52,
St. Elisabethsvereeniging.
Inleveren van ziekenb'riefjes Maan
dagavond tusschen 7 uur en half 9.
'Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen
1 en 2 uur, Jansstraat 49.
„St. Rosa-V creeniging'
Vacantie tot 1 September.
Het Bestuur is na 1 September te
opreken elke 2de Vrijdag der maand,
to-sscheai half 8 en half 9 uur *s avonds.
Hen leden wordt bekend gemaakt,
d*t het bestuur besloten heeft, daar de
jheeste leden toch om de drukte niet
bunnen komen, in Augustus geen ledesn-
Tergadering te houden.
Houtstraat
HAAKLEM
Telef
«Vader," zei mijn zoon Donald
?P zekeren dsg, „vader, hoe kan
'k toch den bliksem fotografeeren
Men weet niet wanneer hij komt
houdt ook niet lang genoeg aan."
«De bliksem fotografeert zichzelf
{jet best, jongen," hernam ik. „Ge
behoeft slechts in een onweer bij
"acht een voorbereide plaat in te
ïetten, de lenien onbedekt te laten
't toestel omhoog te richten. De
^rstkomende bliksemstraal zal op
de plaat wei ken."
«Verder niets," meende Donald.
•Hoe eenvoudig. Dat zullen wij zoo
gauw mogelijk beproeven."
«Goed, doch wij moeten eerst een
°hweer afwachten. Maak in elk ge-
val de platen gereed," zei ik.
Wij behoefden niet lang te wach- r
tan, want reeds den volgenden nacht
^oedde een vreeselijk onweer. Het
"egon om elf uur. Donald stormde
de kamer binDen en riep:
«Kom spoedig, vader, het blik-
8emt hevig. Ik heb alles gereed ge
haakt. Het venster onzer slaapka
mer is het best geschikt voor de
°pname."
Ik moet hier bijvoegen, dat ons
buis omtrent tien schreden van den
^eg staat en de bedoelde slaapka
mer op de straat en de gemeente
re id e uitziet.
Donald had reeds een menigte
Platen gehaald.
«Eén fotografie zal toch zekér
plukken," zei hij. Spoedig brak
bet onweer met alle hevigheid los;
be ratelende en verblindende blik
semstralen doorkliefden de donkere
tackt. De platen werden de een na
be andere gebruikt en juist toen ik
be laatste inzette, zei Donald:
«Zouden wij niet eens de ge-
taeentjweide by weerlicht fotogra
feren Ik ben nieuwsgierig hoe ze
zal uitzien."
Ik richtte het toestel op de weide
nauwelijks had ik dit gedaan, of
®en hevige bliksemstraal verlichtte
be streek en een vreeselijke donder
dag volgde.
«Ik ben blij, dat het voorbij is,"
tei Donald. „Ik zou niet bij zulk
eeQ weer aan 'tvenster blijven."
«Ga naar bed," zei ik, „morgen
zPllen wij de platen nazien. Goede
dacht."
.Hen volgenden morgen werden
Mi heel vroeg door een hevig ge-
bel gewekt. Toen ik naar beneden
^mg en opende vond ik de politie
v°°r de deur.
•Wilt gij eens mee naar de ge
beente weide gaan?" vroeg de agent.
"Haar ligt een lijk, een man Ik
peg, dat hij vermoord is. Een mes
taekt in zijn borst."
Ik
Pditii
ging. Het bericht van den
j*ulltïeagent was maar al te waar. Op
Qatte gras lag Jean Solenski,
ele op de villa „Anna" w»onde,
brave jongeling, die het hof
9 ,aakie aan Marie Devreux, een der
-p °onste meisjes van het dorp.
de agent bij het lijk bleef,
2ij be ik naar den dokter, die bij
aankomst verklaarde, dat de
dood reeds eenige uren ingetreden
was.
«Goede God," riep hij toen hij
het Ijjk beschouwde, „het mes is
van Gerald Merrilles. Hier staat
zijn monogram. Dit zeggende toon
de hij ons de letters G. M. op het
zilveren heft.
Nog denzelfden avond werd Ge
rald Merrilles aangehouden wegens
moord. Hij wilde ook het hof ma
ken aan Marie Devreux. De slach
ter uit het dorp wist te vertellen,
dat hij den avond te voren een
hevig gesprek had met juffrouw
Devreux waarbij de naam van So
lenski meermalen genoemd werd,
en dat Merrilles plotseling het huis
verlaten had, uitroepende: „Ik sla
hem dood."
Deze getuigenis en het vinden
van 't mes hadden de gevangenne
ming van Gerald ten gevolge.
Niettegenstaande de verpletteren-
bewijzen, die tegen hem aangevoerd
werden, beweerde Gerald voor de
rechtbank onschuldig te zijn. Hij
bestreed de verklaring van den be-
wusten avond aan Marie Devreux
een huwelijksaanzoek had gedaan
en afgewezen werdhij had haar
verweten, dat zij aan Solenski de
voorkeur gaf, afgunst en woede
hadden zich van hem meester ge
maakt en hij had inderdaad met
een bedreiging het huis verlaten,
dat nu als hoofdbewijs gold.
Op weg naar huis was bij door
het onweer overvallenhij had het
op een loopen gezet, bleef echter
met zijn voet in een struik hangen,
viel en kwam zoo hevig met zijn
hoofd op een wortel terecht, dat hij
't bewustzijn verloor.
Toen hij weer bijkwam, bemerk
te hij, dat hij op den rug lag, of
schoon hij toch met 't gezicht naar
voren gevallen was. Hij was naar
huis gegaan en den volgenden mor
gen zag hij met verwondering, dat
zijn zakken geplunderd waren. Zijn
horloge, zijn brieven, zijn groot
mes, dat hij altijd bij zich droeg,
alles was weg.
De verdediger legde nadruk op
dit feit; hij verklaarde, dat de we
zenlijke moordenaar de bewuste-
looze beroofd kon hebben en dan
een moord met dat gestolen mes
gepleegd, om de verdenking op den
onschuldigen bezitter te werpen.
De gezworenen lachten met deze
zwakke, weinig steekhoudende ver
dediging en Gerald Merrilles werd
ter dood veroordeeld.
Eenige dagen later zat ik 'a avonds
op mijn kamer en wachtte op mijn
vrouw en mijn zoon, die met den
nachttrein van Londen zouden ko
men.
Het wachten verveelde mij.^Ik
had mijn couranten uitgelezen en
zag naar iets uit, waarmee ik den
tijd kon dooden.
Ik dacht aan de biiksemfotogra-
fieën, die ik door het gebeurde der
laatste dagen geheel vergeten had.
Ik haalde de platen en bekeek ze.
De eerste was mislukt, eventoo
de tweede, de derde daarentegen
vertoonde een prachtig beeld van
den bliksem. De volgende plaat
maakte op mij een zonderlingen
indruk* ze vertoonde het negatief
van een landschap en ik dacht na,
wanneer ik die wel genomen had,
toen ik mij herinnerde, dat Donald
mij verzocht had, de gemeenteweide
tegenover ons huis bij het licht van
den bliksem op te nemen. Ik be
schouwde de plaat nauwkeuriger
de voorwerpen werden aanhoudend
duidelijker ten laatste kon ik
eenige menschelijke figuren onder
scheiden.
„Gerechte hemel," riep ik uit,
„dat is de moord op Solenski."
Het was inderdaad zoo. Het beeld
was juist op het beslissend oogen-
blik genomen, het vertoonde den
moordenaar toen hij Solenski het
mes in de borst stiet.
De gezichten waren duidelijk her
kenbaar. De moordenaar was niet
Gerald Merrilles maar een kleine
man met vollen baard. Op den ach
tergrond lag een schijnbaar leven-
looze gestalte ter aard 9 met 't ge
zicht naar den hemel gekeerd.
„Mijn God," riep ik, „dus is Ge
rald Merrilles toch onschuldig. Hoe
wonderbaar dit beeld zijn onschuld
bewijzen kan. Morgen vroeg moet
ik naar de stad gaan en het por
tret aan de rechtbank toonen.
Ik schrikte plotseling. Morgen?
Morgen had immers de terechtstel
ling plaats. Binnen eenige uren zou
alles voorbij zijn een nieuwe ge
rechtelijke moord. Wat zou ik be
ginnen? Ik wist geen middel om
de overheid er mee in kennis te
stellen, en toch had ik het bewijs
in de handen der onschuld van een
mensch, van eeu dierbaren vriend.
Groote zweetdroppels parelden op
mijn voorhoofd. Zoo vond mij mijn
vrouw, toen zij terugkwam, en haar
scherpzinnigheid vond dadelijk een
uitweg.
„Rij op uw rijwiel naar de stad,"
zei zij, „spoedig en verlies geen
tijd."
Ik was een zeer geoefend rijder
en kwam nog juist op tijd, om de
getuigenis des hemels te leveren,
getuigenis die Gerald Merrilles
redde.
Het negatief van het portret werd
vergroot en vermenigvuldigd met
het gevolg, dat de eigenlijke moor
denaar veertien dagen later aange
houden werd. Hij bekende zijn
schuld en verklaarde, dat Solenski
nihilist was geweest en zijn land
verlaten had, dewijl hij een hem
opgelegden moord niet wilde ten
uitvoer brengen.
Hierdoor had hij het leven ver
beurd en hij was door het lot aan
gewezen om wraak te nemen. Of
schoon Solenski zich in een klein
dorp verschool had de wrekende
hand hem toch gevonden. Hij be
kende het mes uit den zak van
Merrilles genomen en Solenski daar
mede doorstoken te hebben.
Merrilles werd natuurlijk aan
stonds op vrije voeten gesteld en
het zou mij niet verwonderen, wan
neer hij weldra met Marie Devreux
verloofd was.
Hij en ik zijn beste vrienden;
hij zegt, dat hij aan mij zijn leven
te danken heeft. Ik weet het echter
beter; hij dankt zijn leven aan de
bliksemfotografie.
Ja, wij handelsreizigers hebben nu
en dan vreemde ontmoetingen. öKaj
raken er echter aan gewoon.
Zoo dikwijls ik over een spoor
lijn reis, komt mij altijd voor den
geest een geval, waarin ik onbe
wust betrokken was en met den bes
ten wil der wereld kan ik mijn ze
nuwen niet bedwingen.
Als jong handelsreiziger reisde ik
eenige jaren geleden op een Decem
ber nacht van Londen naar Liver
pool om daar de boot te nemen naar
Belfast. Aan het station had ik juist
tijd om in een He klasse rook-coupé
te springen, toen de trein reeds in
beweging was. Ik vond erin twee
heeren elk in een hoek van dezelfde
bank, en ik zette mij in een hoek
om een sigaar te rooken en m'n
avondblad te lezen.
Alvorens mijn courant ter hand
te nemen, nam ik mijn medereizzi-
gers eens goed op, of er ook ge
legenheid zou zijn om een gesprek
aan te knoopen.
Ik zag terstond dat daarop wei
nig vooruitzicht Was, daar de beide
heeren reeds op jaren wlaren en Zeer
terughoudend schenen. Dé heer te
genover mij met een gladgeschoren
gelaat en met het uiterlijk van een
man van zaken, was in zijn courant
verdiept, de ander lag met zijn pet
over zijn oogen een sigaar te rooken
en scheen van plan in te domme
len. Zonder nog een Woord gewisseld
te hebben, waren wij bijna in Rug
by, toen ik eensklaps een stoot te
gen mijn voet kreeg, en opziende
zag den scherpen blik van mijn vis
a vis op mij gericht.
„Excuseer mijnheer", ztei hij, met
een vreemden glimlach. „Hebt gij
er iets op tegen om kranten te rui
len Ik zie dat gij. de uwe gelezen
hebt."
„Niet het minste", zei ik een wei
nig verwonderd, en wij ruilden, ter
wijl hij mij wederom tegen den voet
stiet. Denkt aan mijne verwonde
ring, toen ik op den kant van het
blad het volgende, in potlood ge
schreven, las
„Blijf kalm. Ik ben een geheim
politie-agent van Scotland Yard.
Onze medereiziger is Bjurnside, die
de diamanten van lady A. gestolen
heeft. Ik ontving in Liverpool een
bevelschrift voor zijn aanhouding,
doch het kan gebeuren, dat ik mij
Van hem moet meester maken, voor
aleer wij daar aankomen. Ik reken
op uw bijstand, zioo deze noodig
mocht zijn, spreek mij in de restau-
tiezaal te Stafford."
Ik was nogal koelbloedig in die
dagen en ik las dit nog en nog eens,
vooraleer ik den beruchten Burnside
van top tot teen bekeek. Hij rookte
nog op ziijn gemak en scheen geheel
en al onbewust van het nabijzijnd
gevaar.
Hij was reeds gedurende een week
de politie te behendig geweest, en
het laatste nieuws omtrent hem luid
de, dat zij hem weder op het spoor
waren.
B!e krant, die ik in de hand hield,
bevatte dit nieuws, hetwelk door
mijn geheimen politie-agent onder
schrapt was. Giji kunt begrijpen, dat
ik zeer opgewonden was, toen wij in
Stafford aankwamen. Nauwelijks
stond de trein daar stil of met de
krant in den zak liep ik naax de res
tauratiekamer, alwaar ook hij eenige
oogenblikken later binnenkwam:.
„Kijk niet om", zeide hij, „hij is
daar aan het buffet. Zoo hij iets
merkt dan is hij gevlogen. Hij: ver
wacht iemand in Crewe, geloof ik,
want in Londen heeft hij hier aan
iemand een telegram gezonden. Ik
hoorde den telegrafist vragen, wat
2964 beteekende in zijn telegram."
„Lat is het nummer van mijn cou
pé", zeide hij.
„Juist dat is zieker een boodschap
aan iemand om hm daaf te ontmoe
ten en Zoo dit het geval is, dan kun
nen die twee mij nog al wat last aan
doen in Liverpool. JYat zijt gij van
plan te doen
„Hem grijpen, zöodra wij hier ver
trekken, hem vastbinden, hem on
der de bank schuiven en wanneer
zijn medeplichtige in Crewe bij hem
komt, z:al ik hem vertellen, dat hij
in een anderen wagen is. Dian zal dij
ergens anders plaats nemen, en in
Liverpool kan de politie mijn gevan
gene arresteeren, terwijl ik den da
der oaga om te zien wat hij in den
zin heeft. Ziet u, ik weet niet welke
den buit heeft en daarop zijn wij
vooral uit."
„Maar veronderstel, dat reeds an
dere reizigers in onze coupé zijn
Dat kunnen zij niet. Ik heb' er
voor gezorgd bij den conducteur. Het
is bijna tijd. Ga terug naar dep
coupé. Ik moet een paar riemen koo-
pen. Gij helpt dus, zoo het noodig
mocht zijn."
„Natuurlijk", zeide ik, want de
zaak beviel mij.
De trein was juist- in beweging,
toen Burnside, die weder in Zijn hoek
zat, plotseling opstond en zijn hoofd
uit het raam nevens ons stak.
„Conducteur", riep hij, „hoe laat
zijn we in Crewe
„Acht uur 45, mijnheer."
„E'ank u." Burnside ging weder
zitten en de geheime politie-agent en
'k keken elkander aan. Mijn hart
begon harder te kloppen en ik sprak
mij zeiven moed in voor den aan
staanden strijd, want Burnside was
een gespierde kerel en de agent, al
hoewel er flink uitziende, wias veel
kleiner. Ik dacht, dat wij nogal wat
moeite met hem Zouden hebben.
Juist nadat de trein het derde sta
tion van Stafford voorbij snelde be
gon de geheime politie-agent, die tot
nog toe achter zijn krant verborgen
was geweest met zijn zakdoek zijn
lippen af te vegen en stond op alsof
hij iets uit 't net boven hem wilde
nemen. Met een sprong lag hij op
Burnside en hield hem in den doek
gekneld.
„Houd jij zijne polsen vast", zeide
hij. Ik sprong op en greep de handen
van Burnside juist toen hij worstelde
om zijn zakken te bereiken. Ik zag
dat zijn gezicht bedekt was met een
zakdoek van den agent, die een ster
ke, bedwelmende lucht verspreidde.
Hij worstelde vreeselijk voor eenige
oogenblikken en scheen daarna te
slapen.
„Het is in orde", zeide de agent,
„doch het scheelde nipt veel of hij
had mij overmeesterd- Open de
raampjes, anders bezwijken wij nog
onder den chloroformreuk." Ik liet
de raampjes geen oogenblik te vroeg
omlaag, want ik begon al duizelig te
worden. Intusscihen was de agent be
zig om de handen en voeten van
Burnside nog steviger te binden.
„Al klaar", riep hij. „Gij greept
zijn handen juist op tijd. Zoo gij
mij uw naam geeft, zal ik over u
spreken bij lady A., en misschien
dat gij nog wel beloond wordt."
Ik gaf hem mijn naam onder voor
waarde van niet gepubliceerd te wor
den.
„Ik zal er voor Zorgen", antwoord
de hij, „en nu help mij eens onzen
vriend onder de bank te schuiven."
jVij lichtten Burnside op en rolden
hem onder de overhangende kussens
met zijn noofd op het zwarte valies
van den agent. Nu de crisis voorbij
was, begon ik meer en meer belang
te stellen in dit zaakjeik verlangde
met ongeduld naar de tweede akte
van het kleine drama.
En werkelijk, toen de trein lang
zamer begon te loopen, zag ik in
Crewe op het perron een man met
een zwarten baard de nummers van
de waggons in oogenschouw nemen.
„Dat is de kerel!", zei mijn vriend.
,,W;acht hier, totdat ik den conduc
teur dezen coupé laat reserveere'n.
iWij moeten dien vent hier niet in
hebben, als wij het kunnen beletten."
Hij stapte uit, maakte de deur
dicht en liet mij: alleen met den dief,
die hard adem haalde en teekenen
van bewustzijn begon te geven. Ik
voelde mij niet zeer op mijn gemak,
toen de man met. den ziwarten baard
den coupé voorbijging, en erin keek,
doch ik werd spoedig gerustgesteld
door den portier, die op 't raampje
zette: „gereserveerd". Daarna ver
liet ik den coupé en wachtte op het
perron, totdat mijn vriend terug
kwam, waarna, ik een kop koffie
ging drinken. Nauwelijks had ik de
koffie aan den mond gebracht of
men riep: „instappen."
In mijn haast brandde ik mijn
mond en liep naar den coupé. Ik
sprong erin eu daar vond ik in plaats
van mijn vriend, den man met den
zwarten baard in den hoek van den
coupé met een revolver op mij ge
richt „Het spel is uit, mijn vriend",
zei hij.
Ik was te verwonderd om te ant
woorden en zonk hopeloos op dé kus
sens neder, mijn verbrande mond
door den schrik niet meer voelende,
want ik wist, dat ik geheel en al in
de macht van dien kerel was.
„Gij zijt wel behendig, maar- niet
handig genoeg", zei hij.
„Nu haal mijn vriend eens van
onder die bank en maak hem los."
Ik gehoorzaamde eb Burnside ging
aan den overkant zitten, terwijl hij
zijn voorhoofd wreef om de duizeling
te verdrijven.
„Gevoelt gij u wel, Barkel?" zei
de man met Idien baard, die nog
steeds 2ijn revolver op mij gerieft
had.
„Ah, z'fjt gij gekomen Burt", zeide
SpscïaSïteif in WITTE en TRSC5ÖT £ï©EESEi5ïE®3, ROKKEM en SSL0ESSJS.
Burnside tot zicihzelf Komende. „Zijn
zij ontsnapt?"
„Ik heb er een gepakt, maar niet
deDgene, dien wij zochten."
„Hoe is de andere ontloopen?"
„Nu, ik wachtte op u in Crewe
volgens uw bevel en terstond zag
ik onzen man, doch het verwonderde
mij u Diet te zien. De kerel nam een
kaartje naar Glasgow, ik gevoelde
dat iets verkeerd geloopen was. Zoo
hield ik een oog in het zeil, want
ik ging in haast naar den coupé te
rug en deze, onze vriend, verliet
hem toen. Ik liet hem begaan, omdat
ik dacht dat hij een gewoon reiziger
was. De andere liep op en neer en
ik wachtte op een afstand om te
zien wat hij zou doen. Daar gij niet
kwaamt, wist ik, dat hij u op de
eene of andere manier te behendig
geweest was en besloot hem in het
oog te honden. Er werd ingestapt
en ook hij sprong er in, de deur
achter zich sluitend Ik wachtte een
halve minuut en sprong in denzelf
den coupé, doch hij was leeg."
„Door de andere deur? Ja, ik was
te laat om hem te volgen en juist
toen ik u onder de bank ontdekte
en het geheele plan doorzag, kwam
deze, onze vriend, erin gesprongen
om zich als een lam over te leveren."
Nu begon ik te hegrijpen dat ik
erin geloopen was, en het zag er
donker voor mij uit.
„Mijne heeren," zeide ik, „ik vrees
dat ik een groote fout begaan heb."
„Ja-, snauwde mij de man, Burt ge
naamd, toe, „en dat zult gij spoedig
ondervinden. Hoe heet gij
Ik gaf hem mijn naam, er aan toe
voegende, dat ik voor zaken naar
Belfast ging.
„Beken alles en zeg ons waar gij
den buit hebt?"
„Buit? welke buit?" Ik verzeker
u, heeren, dat ik van de heele zaak
Diets weet."
„Gij kunt goed chloroformeeren,
baas," zei de ander.
„Het was de geheime politie-agent,
ik niet", antwoordde ik.
„De geheime politie-agent. Van
wien spreekt gij toch
„Van mijn vriend die weg is. Hij
was een geheim politie-agent."
„Zie hier, mijn man gij zijt of wel
zeer listig of een groote gek. .Weet
gij dat wij de geheime agenten zijn
en dat de kerel, dien gij geholpen
hebt om te ontsnappen, Burnside
was
Ik wilde eeu uitleg geven, doch
wilden niet naar mij luisteren, doen
eensklaps dacht ik aan de krant
in mijn zak.
„Bekijk dit eens, zoo gij mij niet
gelooft."
Zij zagen de krant en daarop' keek
Burt mij aan zeggende„Zoo uw ge
schiedenis van dit voorval waar is,
en zoo ge slechts een gewoon reiziger
zijt, laat ons uw geloofsbrieven eens
zien. Open uw valies."
Ik nam wat ik veronderstelde mijn
valies te zijn en op het gezicht daar
van schrok ik. „Het is het mijne
niet, maar dat van den agent. Ik
wil zeggen van Burnside.'-'
Dé rechercheurs spïrongeu op en
grepen het valies, dat gesloten was,
maar in een wenk hadden zij het
opengebroken en vonden een ledexen
doos; op de veer drukkende sprong
het deksel omhoog en de schitterende
diamapten lagen voor onze oogen.
„Bat is mooi", zeide Burt, „hij is
gaaD loopen met. het verkeerde va
lies. Deze zijn de diamanten van
lady A...."
„Bit is waar. Ik herinnerde mij
dat ik mijn valies naar den overkant
geschoven had en Burnside in zijn
haast het voor het zijne had aange
zien, waarop 't veel geleek."
Natuurlijk had ik moeite om mijn
onschuld te bewijzen. Ik werd dien
avond vastgehouden in Liverpool en
den volgenden dag onder borgtocht
losgelaten.
Gelukkig kwam er niets van in
de krant, zoodat ik ontsnapte met
een rechterlijke vermaning van
voortaan voorzichtiger te zijn.
Men heeft Burnside nooit gevan
gen en ik hoorde niets meer van de
zaak, tot ik zes maanden later een
chèque van 600 gulden ontving „als
vergoeding voor het verlies van een
handkoffer.
De stoomboot „Colomba" liep juist
uit de haven van Triëst de Adria-
fciscbe zeer in om hare passagiers
naar det Zuiden van Italië te bren
gen.;
Het was een wonder-heerlijke zo
meravond. Langzaam, door de zacht-
schuimende golven omspoeld, gleed
de „Colomba" het strand van Triëst
voorbij. Het schip scheen slechts noo-
de de bekoorlijke oevers te verlaten.
Een doorschijnende nevel dreef voor
de sterren en goud-schitterende
maan, zoodat haar lioht nog liefe
lijker op de aarde nederviel. De veel
kleurige bloeegpiö en bloemen op de
kust zonden haar zoete geuren over
den waterspiegel naar de boot, ter
wijl het lied van naar huis keerende
wandelaars het oor der opvarenden
streelde. De meeste dezer lagen op
het dek in hun gemakkelijken
scheepsstoel, en zelfs de lierspeler,
die met zijn muziekinstrument een
karig broodje moest winnen bij de
passagiers, vergat in behagelijke
rust de lasten van den dag.
Daar klonk plotseling van den to
ren der kathedraal van Triëst het
Aveklokje, en in een oogenblik ver
hieven nu vele andere klokjes hun
metalen stemmen, hoog boven bergen
en dalen uit, de gezegende Maagd
Maria ter eere. Over het schip gilde
een fluit en aanstonds riep de ka-
piteiu„Het Ave Maria op 't dek."
Het goedkoopste adres voor
PISCAER.
Heel de bemanning van den eerste»
officier tot den laagsten scheepsjon
gen, snelde op dat woord naar een
schoon Mariabeeld, dat op het dek
in een goed beschutte nis prijkte.;
In eerbiedige houding met ontbloot
hoofd en gevouwen handen groepeer
den allen z:ich om de Lieve Vrouw.
Be grijze scneepskapitein trad uit
het midden zijner mannen ;iaar voren
om met wijdhoorbare stem het „Ween
gegfoet Maria" voor te bidden. Hier
bij voegde hij nog een bede tót de
„Sterre der Zee", om hare bescher
ming gedurende de nachtelijke vaart,
waarop de matrozen met een een
stemmig „Amen, Amen", de god
vruchtige oefeningen besloten. Dan.
keerden allen naar hun post behalve
de kapitein, die nabij het Lieve-
Vrouwebeeld wat van de avondkoel
te bleef genieten.
De passagiers hadden de begroe
ting der heilige Maagd mede uitge
sproken één heer echter had wreve
lig-zwijgend de godsvrucht aan-
scnouwd.
„Vat was dat voor een comedie
vroeg nij den kapitein.
„Een comedie was het niet mijn
heer", antwoordde deze rustig, doch'
beslist. „Het was het avond-Lieve-
Vrouwegebed van mijn personeel."
„Is dat gebed verplichtend voor
allen
„Zeker, mijnheer. Bijna op alle
Italiaansc-he schepen geschiedt, de dar
gelijksche begroeting der Heilige
Maagd gezamenlijk."
De ontevreden passagier spotte
hoofdschuddend„Vat een achter
lijkheid! Zou men zoo iets in onzen
modernen tijd nog voor mogelijk
hcuden
Het gebruinde gelaat van den ka
pitein verried dat hem een scherp
antwoord op de tong lag. Maar hij:
hield zich in en hernam bedaard:
„Wij zeelieden zijn aan vele geva
ren blootgesteld, mijnheer, en ver
zuimen daarom ook niet de bescher
ming der Moeder Gods af te smee-
ken. Maria wordt van oudsher de
„Ster der Zee" genoemd, en als bij
zondere patrones der scheepvaaxders
bij ons in Italië vereerd."
„Dat weet ik wel," zei glim
lachend de heer, „want ik ben ook
katholiek, maar zulke vertelsels
heb ik al lang naar het rijk der
fabels gestuurd."
De kapitein haalde de schouders
op en sprak beleefd: „Ieder zijn zin.
Wij zeelieden blijven goede Maria-
vereerders, te meer. wijl wij geloo-
ven, dat wij reeds dikwijls duidelijk
de hulp van onze patrones onder-
venden hebben."
„Gelooven, gelooven, ja, dat is het
juiste woord. Doch geloof en werke
lijkheid verschillen hemelsbreeds
Neen. ik heb mij een andere lijf
spreuk gekozen, die steunt niet op
geloof, maar op ondervinding."
„En die is?" vroeg de kapitein.
„Help u zelf; want de hoop ojp
G-ods bijstand en dien van Maria is
ijdel."
De kapitein kon met deze gods
lasterlijke bewering niet instemmen.,
„Help u zelf," is een voortreffe
lijke levensregel, maar wij weten al
te goed, dat de elementen menigmaal
spotten met alle menschenwex-k, en
alleen „de Ster der Zee" bij den al-
machtigen God ons behouden kan."'
De matrozen riepen toen de kapi
tein naar de andere zijde van de
boot. Hij maakte een beleefde bui
ging voor den passagier, die voor
wedergroet niets dan een wrevelig
gemompel „onverbeterlijkover
had.
Be nacht daalde over de blauwe
zee. Dikker zweefde de nevel over
maan en sterren; een scherpe wind
begon over de wateren te waaien.
De eene passagier na den andere»
verliet het dek en zocht een rust
plaats in zijne kajuit. Omstreeks
middernacht donkerden zwarte en
zware wolken aan den hemel, en
brak een vreeswekkend onweder los.
Het vlammende bliksemlicht schoot
over de golven heen. krakende don
ders rolden door de lucht. Nog eeni
ge minuten, en een helsche orkaan
woelde de zee tot op den bodem om.
Nu eens wierpen de schuimende ba
ren de „Colomba" hoog ten hemel
en slingerde naar dan weder naax
de kokende diepte. Als een wol
vlokje danste het schip op den vloed:
het water bruiste op vele plaatsen
naar binnen, en doofde de lichter,
zoodat een gruwzaam duister hing
over de geheele stoomboot.
Een eindelooze verwarring heersch-
te onder de passagiers. Ondanks de
strenge vermaning des kapiteins
stormden zij van hun kajuit naax
het dek en tierden als waanzinniger.
Sommigen meenden in een ais of
een hoek van het schip een veilig,
plekje te vinden; anderen wierpen
zich voor den kapitein en de matro
zen op de knieën en smeekten met
opgeheven handen om redding.
De grijze scheepsvoogd stond on
verschrokken op de brug en gaf
kalm maar met beslistheid zijn be
velen. Soms sloeg een vervaarlijke
golf hem neder, doch onmiddellijk
stond hij weer op zijn posu Ook de
p. i- top t
Tl
xlx+x|xfxfxfx4x|xjxfx
IP
s
xixfxtxixtx+x+x4xtx>xtx4x<