Van alles wat!
Gemengd Nieuws.
Gemengde Buitenlandsche berichten
'ïi den strijd des
levens.
P*l XXXY.
'aohtarbeid in het bakkersbedrijf.
Als dit artikeltje in handen en
lat ik ihet bescheidenlijk hopen
"Ier het oog komt van de lezers
e*er courant, heeft er pas een ver-
Nering plaats gehad -waarin een
'"'szins bevoegd spreker een pittig
!cardje zou. zeggen over de afschaf-
m van [nachtarbeid in het bakkers-
P&'rijf, een vergad.er.ing die ik
0diiijfl spijt niet kon bijwonen
Öet zij 'mij vergund over hetzelfde
Nerwerp óók (wat te zeggenmis
kien is ihet daarvoor mi wel een
toflstig oogenblik en kan het eemigs-
!r,s aanvullen, wat ongetwijfeld in
't blad Van die vergadering zal
°rden gezegd. v
j Afschaffing van iden nachtarbeid
r het bakkersbedrijf is een onder
typ, dat men wel van tien of twaalf
FVclullende zijden kan bekijken. Ér
f,,-~ idat erkent iedereen veel
°°r, en ook veel tégen. En om al die
^gumenten voor fen tegen hier 'nader
F gaan (beschouwen, daarvoor is het
j h dekplaats, noch de gelegenheid,
•faar toch zijn er twee dingen, die
'!1 het (publiek dezb 'kwestie
-t meest over ide tong gaan.
Cat is vooreerstgeen versch
kod. meer 's morgens, dat is niet
9 doen
Cn ten tweede: als de nachtarbeid
r°rdt, verboden, dan mag een pa-
kon-alléén niet meer doen in z'n
•gen huis wat hij wil, -dat is toch
11 ongehoorde vrijheidsbeperking!
ftVje zullen eens zien wat er van die
Ne dingen waar is.
Ce versr he kadetjes-kwestie is
hikt me al heel gauw op zij
'zetten.
Onmisbaar zijn ze niet.
En oudbakken hrood is gezonder
*>k i
CaaienbovenItal van g zin'n n
!.fcds eten des morgens bij voorkeur
6en versch brood, terwijl anderen,
'e hun brood betrekken van coöpe-
dies welke géén nachtarbeid heb-
n znllen bevestigen dat- men aaü
gemis van het versche brood des
wegens al heel spoedig gewent.
.En wanneer men daja daartegen
in stelt, dat om wille van dat ver-
Ne brood des morgens, duizenden
•'zinnen geheel ontwricht wordeLi,
.flat duizenden vaders geen oogen-
.jik tijd over hebben voor de goede
bloeding van hun kinderen, dat
'er duizenden in den lande de na-
Nrlijke orde van zaken wordt om-
('keerd en de nacht in een dag
'i'anderd werdt. dat van een
mdaal leven, van een geregeld ge-
'ösleven, van vak vereen i gingsl even
1Z voor al de bakkersknechts en
'!eine bakkerspatroons Zoo goed als
'hts kan terecht komen, Wanneer
Na dit zoo alles nagaat, dan behoort
een zeker soort moeid toe om te
tegen: „het kan me niet schelen,
4ar IK vonder m'n Versch kadetje
'i het ontbijt
Kijk, zulke overwegingen komen
c<h ook wel te pas bij een Zaak als
'Ze Men mag zich er ook maar niet
galeen met het praatje dat de bak-
l(;rs Zelf dan maar zoo wijs moeten
Nzen, en vooral mag men niet, wajn-
Nr de. overheid in het algemeen be-
Ng maatregelen wil nemen, flie
Nor zal erkennen dat voor de be
dekkenen 'heilzaam zijn, tegen flie
Natregelen ageeren alleen op gr on cl
A& zjjn voorkeur, en dan [nog wel
.°or iets zóó minwaardigs als 'n
hsth broodje bij het ontbijt!
l ^faar idie versche broodjes-kwestie
woelt idan ook niet zoo ernstig
pnemen te worden als dat andere
c/Zwaar dat ik al noemde: mag ie
.'8-at zlilke dwingende maatregelen
/'Uien, dat zelfs een patroon-alléén
nachts niet werken mag in ZijU
'klcerij
Keker, op het eerste gezicht lijkt
M iets wat heel erg is Maar ads
we het eens nader gaan bekijken,
blijft er van dit verschrikkelijke,
van den „aanslag op de persoonlijke
vrijheid" zooals sommige heet
hoofden het zelfs noemen niet
veel over.
Elke wet beperkt het persoonlijk
reent van het individu.
Als er eeu wet is op vervroegde
winkelsluiting (waarop zooals men
weet de Middenstand zoo aandringt)
dan worden de Middenstanders ver-
plicht hun winkels te sluiten op
een bepaald uur, en mogen ze niet
verknopen
E|e drankwet bindt en beperkt ook
heel wat vrijheid van drankverkoo-
pers en hen die het willen wezen
Zoo gaat het overal.
Het criterium voor sociale maat
regelen als deze is dan ook ten slotte
niet of iemand's persoonlijk recht
werdt begrensd, maar of het alge
meen belang die begrenzing eisoht.
En nu zal wel niemand kunnen
oantconen, dat de versche kadetjes,
van 's morgens een zóó groot alge
meen belang z:ijn, dat de enorme mis
standen van den nachtarbeid, de enor
me hygiënische naieelen die het
nachtwerk medebrengt, de groote
scnade voor gezinsleven en maat
schappelijke ontwikkeling, die daar
uit voortspruiten, niet ten volle
daartegen óp-wegen!
Zcodat ik maar zeggen wil, dat de
bakkerspatroon, Ai emet alle geweld
en tegen zijn eigen belajng en dat
van zijn gezin in, tócih 's inachts
wil werken, tegen zich zelf moet be
schermd wordenHet argument dat
de man het voor zijn huishouden
ncodig heeft, gaat niet op, want het
wetsontwerp schaft de nachtarbeid
voor all e n af, zoodat iedereen in
gelijke positie is!
Daarom dunkt liet mij, dat ten
slotte toch niemand in ernst tegeli
afschaffing van de nachtbakkerij be
zwaar kan hebben. Minister Talma
heeft met het ontwerp een goede
stap gezet in de goede richting: be
scherming van het klein bedrijf,
want ook de fabrieken Zullen eraan
moeten gelooven.
En als we idan onzen verscheh
boterham 's morgens opofferen ten
late van een behoorlijke nachtrust
en een goed geregeld gezinsleven,
en nog heel wat andere weldaden,
voor duizenden bakkersgezellen in
den lande, wel, dan meen ik dat
we een geed werk zullen doen
F
Het verhaal van Dr. Cook's
Noordpoolreis.
De buitenlandse.1}e bladen zijn nog
lang niet over dr. Cook uitgepraat,
zullen er, nu er voor de eer van het
hereiken van de Noordpool nog een
mededingerj in den Auerikaanschen
ontdekkingsreiziger Peary, is komen
opdagen, nog lang niet over uitgepraat
raken, n,, tij».
De Parijeche „Matin" had een van
zijn redacteuren naar Kopenhagen ge
zonden, om dr. Cook te interviewen.
Deze journalist voer het etoomschip
„Hans Egede", waarop de Noordpool
reiziger terugkeerde, in een kleine
stoomboot tegemoet.
Nadat hij de „Hans Ezede" in den
nacht van Vrijdag op Zaterdag be
reikt had, ging hij daar aan boord,
en had een onderhoud met dr. Cook
in diens hut. Omdat zijn verhaal ver
keerd werd uitgelegd, wilde Cook
enkele punten nader toelichten, en nu
deelde hij den medewerker van de
„Matin" o a. het volgende mede:
„De waarnemingen, waaruit hij de
gevolgtrekking maakte, dat hij de
Noordpool had bereikt, duurden, on-
fgebroken, niet minder dan twee we
ken. Die waarnemingen zijn volstrekt
betrouwbaar en werden gedaan met
behulp van moderne instrumenten,
die onbeschadigd zijn gebieven."
„Ik had", ging dr. Cook voort, „een
sextant, een registreerharometer, kort
om alles, wat voor zulke onderzoekin
gen noodig is. Ik zie derhalve niet in,
waarom men aan de verhalen van
andere reizigers, als Nansen en Peary,
geloof schenkt, terwijl men aan de
door mij bereikte resultaten twijfelt.
Nooit heeft een reiziger, als hij van
de Poolstreken terugkeerde, andere
waarnemingen kunnen doen dan ik
gedaan heb. Misschien is men door
mijne resultaten verrast, wijl ik ge
werkt heb zonder veel ophef te ma
ken. Maar éénmaal moest toch de
Pool bereikt worden; waarom zou
dus ik niet de gelukkige zijn? Be
denkt, dat al mijn arbeid twintig jaar
lang op dit doel gericht was. Ik heb
gearbeid zonder geld en roem te be-
geeren, slechts om de taak te volbren
gen, die ik mij gekozen had, en thans
geef ik eenvoudig het resultaat van
mijn onderzoek. Niemand is gedwon
gen, mij geloof te schenken, maar ik
van mijn kant zal mij ook niet be
kommeren aan den laster, waaraan ik
blootsta
Dr. Cook deed daarna eenige me
dedelingen betreffende de door hem
ontdekte streken. Hij had een nog
onbekend land ontdekt dat tusschen
den 848ten en 85sten graad N.B. en
op 102 graden lengte ligt. Dit land,
zeide dr. Cook, hetwelk wij op een
afstand van 15 mijlen zagen, is in
twee deelen gesplitst en bestaat mis
schien uit twee nsbij elkaar liggende
eilanden. Het zuidelijk gedeelte is
bergachtig, en op de toppen der ber
gen ligt sneeuw. De noordelijke helft
is vlak en met een dunne ijslaag be
dekt. Om de Pool te bereiken, moest
ik met mijn kleine karavaan en ver
gezeld van mijn trouwe Eskimo's
dagelijks gemiddeld 15 mijlen afleg
gen. Gij weet, dat het Pool ijs steeds
in beweging is. Ik constateerde, dat
er een zeestrooming is, die alle ijs
massa's in zuidwestelijke richting,
soms ook ten gevolge van veranderde
invloeden in zuidoostelijke richting
dreef. Toen ik van de Pool terug
keerde, heb ik dezen ijsstroom weer
gevonden.
Aan de Noordpool is geen land in
den eigenlijken zin van het woord,
maar de ijsmassa's hebben niet den
gewonen aaDblik; zij zijn niet zoo
geweldig en maken niet zulk een
massalen indruk als op lagere breedte.
Zij zien er wat lichter, levendiger uit
en op sommige plaatsen zagen wij ze
door een open zeestraat doorbroken;
maar er was geen spoor van dierlijk
leven te zien.
Toen ik geconstateerd had, dat ik
asn de Pool was, groef ik een gat
in het ijs en legde daarin, goed om
huld in een bus, de vlag van de
Vereenigde Staten, die ik eerst in den
wind had laten wapperen. Ik voegde
er een verslag bij van mijn reis, tot
op dat oogenblik.
Waarschijolijk heeft de zeestroom,
waarvaD ik nierboven melding maakte,
het ijsveld verder gevoerd en is de
bus met de vlag niet meer aan de
Noordpool; maar indien dit zoo is,
ligt dit niet aan mij.
Op onzen terugkeer van de Pool,
geraakten wij, toen wij den 83sten
breedtegraad gepasseerd hadden, in
een vreeselijken mist, die drie weken
aanhield en ons gedurende dat tijds
verloop elke waarneming onmogelijk
maakte.
Toen de mist was opgetrokken, be
merkte ik, dat wij in Prins Gustaaf-
zee gekomen waren. Zee en land hiel
den ons gevangen, zoodat wij niet
anders konden doen, dan ons op goed
geluk door het drijfijs te laten voort
stuwen, door de ophooping der reus
achtige ijsscho'ilen steeds verder west
waarts gedreven, zonder op onzen weg
te kunnen terugkeeren. Tot mijn ge
luk had ik eenigen tijd vroeger in de
Nans»n-Sond eenige bergplaatsen ont
dekt, waar ik proviand voor de terug
reis bewaarde. Wij hebben moeilijke
dagen beleefd en groote ontberingen
geleden, maar ik heb er geen spijt
van. Alleen sta ik er een beetje ver
wonderd van, dat ik in de beschaafde
wereld ben teruggekeerd.
DE NOORDPOOL.
Peary's reis.
In afwachting van Peary's reisver
haal, dat lot op het oogenolik dat we
dit schrijven nog niet is gekomen,
doch elk oogenblik kan wordon ver
wacht, willen we wat vertellen van de
wijze waarop hij zou reizen.
Peary vertrok uit Etah 18 Aug. 1908
en na dien tijd hoorde men niets
meer van hem. Peary was van plan
de Pool te bereiken langs bijna den
zelfden weg, dien hij volgde tijdens
zijn expeditie van 1906, echter met
eenige wijzigingen, welke hij had ge
maakt, tengevolge van de opgedane
ervaring op zijn tocht van 1906. Hij
hoopte zeer ver te kunnen komen
met de Roosevelt, die bijzonderlijk
was ingericht om aan de drukking
van het ijs weerstand te bieden. Daar
na dacht hij zijn tocht met sleden te
vervolgen. Hij hoopte zijn winterkwar
tier te vestigen bij Kaap Colombia en
daar het einde te wachten van Febru
ari 1909, erop rekenende zoo spoedig
mogelijk te vertrekken na het win
tersolstitium, na de Poolnacht. Het
allerlaatste gedeelte van zijn Pooltocht,
wilde hij doen met vier man, verge
zeld van zooveel menschen van New-
Foundland, als beschikbaar waren om
hem te volgen. Voorts rekende hij op
25 Eskimos en 250 honden.
Het vertrek zou plaats hebben van
Kaap, Colombia een paar mijlen van
de plaats, waar hij zijn reis van 1906
begon. De geheele expeditie zou ge
zamenlijk vertrekken. De levensmid
delen en verdere bsnoodigdheden zou
den worden medegenomen in één
enkele slede, tot er niets meer was,
dan moest de Eskimoieider teruggaan
ea dit zou herhaaldelijk geschieden,
een weg zou zooveel mogelijk door
het ijs worden gebaand, die zou wor
den gevolgd, door de terug Keerenden,
die nieuwen voorraad gingen halen.
Voor zijn terugtocht zou hij den weg
volgeD, dien hij verplicht was te gaan
hij zijn expeditie van 1906, laDgs de
Noordkust van Groenland. Voor zijn
vertrek sprak Peary af, dat men hem
hulp zou zenden, wanneer men in den
zomer van 1909 geen bericht van hem
had ontvangen.
BUITENLAND.
- -*•
De toestand in Griekenland.
Een Griekscn journalist, Dr. Hal-
cocondylis, schrijft in een Fransch
blad een zeer merkwaardige beschou
wing over den toestand in Griekenland
ceer, die een geheel nieuwe voorstel1
ling van zaken geeft.
KoniDg George is volgens dezen
schrijver een sterk politiek man. Hij
dacht dat het Grieksche volk vroeg
of laat plotseling naar het geweldmid-
del zou grijpen, dat doeltreffend schijnt
tot bestrijding van de partijen, beter
gezegd klieks, die de schuld zijn, dat
het land nog heden, na tachtig jaren
van onafhankelijkheid, zonder admi
nistratie, zonder financieel beheer,
zonder onderwijs, zonder leger be
schaamd te midden van de volken
staat. Het woord „zonder" kenschetst
den Griekschen Staat het best!
En nu is het Grieksche volk ein
delijk tegen het gevaarlij ke regeering-
stelsel opgestaan. De officieren gaan
voor. Bijna allen zijn het jongelieden.
Zij gaven er de voorkeur aan, inplaats
van doelloos met hun sabels rond te
wandelen, te breken met een tucht
die haar beteekenis had verloren en
de macht van hun korps in dienst te
stellen van 's volks vurigen wensch
naar bevrijding van het zelfzuchtige
regeerstelsel, naar regeneratie en voor
uitgang. Het bedreigde stelsel van
persoonlijke belangen, dat gelijk ge
zegd, voorbeeldig georganiseerd is en
over talrijke en veelvuldige middelen
van actie beschikt, verkondigt nu van
de daken, dat de officiersbeweging
zich tegen de koning richt. Dat is
volstrekt niet juist. Het Grieksche
volk en zijn officier voelen zich één,
het Grieksche volk bemint en eert
zijn koning.
Aan den anderen kant mag men
het zeker achten, dat ook de koning
in zijn hart met de beweging der
officieren instemt. Want gelijk gezegd,
is het optreden der officieren slechts
een buitengewoon middel in de hand
van het volk tegen een beperkt aantal
machtigen, die de belangen van het
volk en het gezag der kroon ten ofler
brengen aan hun bijzondere belangen.
Of nu de officieren een praetscken
weg ingeslagen hebben, door hervor
mingswetten aan de Kamer af te
dwingen Dat wil dr. Halcocondylis
niet beslissen en doet er minder toe.
Hoofdzaak is, dat het Grieksche volk
zich tegen de zelfzuchtige partijen
begint te verzetten. Deze beweging,
die bij den Koning instemming vindt
heeft thans in Mavromichaelis een
bedachtzaam, zij het geen ervaren
staatsman aan het bewind gebracht.
Met deze ministerswisseling is de volks-
en officierenbeweging nog geenszins
uitgeput. Het zou rechtvaardig en
doeltreffend zijn, deze beweging slechts
van streng zakelijk standpunt na te
gaan en te beoordeelen.
Tot zoover dr. Halcocondylis.
Zijn beschouwing werpt op den
toestand een geheel nieuw licht.
Dus de officieren werden niet door
naijver op de begunstiging van leden
en vrienden van het Koninklijk Huis
tot verzet gedreven, handelden dus
niet evenals de regeeriDgspartijen uit
eigen belang, maar kwamen in be
weging als de hand van een denkend
en willend volk, dat zijn, naar de
letter bevochten, vrijheid ook met de
daad wil veroveren.
De Koning zou niet gezwicht zijn
en toegegeven hebben, maar met
welgevallen hebben gezien hoe zijn
volk ontwaakt en zijn herleving tege
moet gaatmet vreugd een ministerie
;ebben benoemd, dat zijn nieuwe
roeping begrijpt, en hetgeen de eischen
van muitende militairen waren, tot
leuzen verheft van een naar beter
strevende natie
Voor Griekenland hopen wij dat
deze voorstelling, die zoo afwijkt van
alle vroegere, de ware is, ook al staan
wij nu nog vrij sceptisch daar tegen
over!.... De gebeurtenissen hebben
althans totnogtoe deze voorstelling
van zaken niet bevestigd.
Een koperen stad.
Het volgende fantastische bericht
komt voor in het „Techn. WeekbL":
Binnenkort zal een belangrijke expedi
tie worden uitgezonden in de Sahara,
om te zoeken naar een stad van ge
brand koper, waarvan de overblijfselen
nog moeten bestaan, maar die eeuwen
lang uit het oog verloren zijn.
De expeditie zal ook een bezoek bren
gen aan de oase van Siwa, waar de
groote Senucci-stam zijn hoofdkwartier
heeft, en voorts naar Jarabub gaan, het
Mecca der Senucci's, waar tot dusverre
nog geen Europeaan geweest is. De
aandacht op de oude stad is gevestigd
door het verhaal van Arabieren, die on
langs van daar terugkeerden. Zij waren
er toevallig gekomen, toen zij in den
afgeloopen winter trachtten, waren uit
Tripoli te smokkelen, waarbij zij door
de kustwachters werden overvallen. Ee
nige smokkelaars ontkwamen en trok
ken 3 dagen lang Zuidwaarts, in de
hoop, zich weer met hun kameraden
te kunlnen vereenigen. Die hoop had
den zij al opgegeven, en hun mond
voorraad begon op te raken, toen zij
eensklaps aan den horizon een glinste
rende massa zagen, die, hij nadering,
bleek een stad te zijn, van gebrand
koper gebouwd. Zij gingen de stad bin
nen, maar er waren geen andere le
vende wezens, dan eenige woestijnvo
gels, die zij schoten. Zij bezochten de
geheele stad, ververschten hun water
voorraad uit de voortreffelijke wellen
en keerden naar Caïro terug, waar zij
hun wedervaren vertelden. Het ver
haal vond veel belangstelling bij de
oudheidkenners, maar men geloofde er
niet veel van, want er zijn geen groo-
ter leugenaars dan de Arabieren. Zij
brachten evenwel eenige voorwerpen
uit de gevonden stad mee, die hun ver
haal geloofwaardig maakten, zoodat het
département van Oudheden der Egyp
tische regeering besloot een expeditie
uit te rusten, die onder leiding staat van
Dow Corïngton. Men hoopt op steun
van den Senucci-stam. De koperen stad
moet nog in zeer goeden staat zijn,
heigeen wordt toegeschreven aan ae
droge Sahara-luchf.
De briefkaart der toekomst!
Jean Mareille doet in de „Figaro"
de nieuwste postkaart, de bliksemkaart
aan de hand, die de briefwisseling nog
vereenvoudigt. Een gedrukt formulier
bevat de mogelijke mededeelingen, wel
ke met een kruis door den verzender
worden aangeteekend. Deze briefwisse
ling bevordert ongetwijfeld de vlugheid
en is goedkoop, want de kaart kan als
drukwerk worden verzonden en is
niet minder hartelijk dan de postprent-
kaart als flrukwerk verzonden, zij zegt
zelfs meer, als: „Bengoed aangekomen,
hen gezond, voel mij moe, de stad is
interessant, het menu is genietbaar, ik
min je zeer, ik verheug mij op ons e-
derzien, hartelijke groeten, de zaken
gaan goed, reserveer een automobiel,
ik vertrek hedenavond, ik breng'de kin
deren mee, enz oenz.
Men kan dan aanschrappen walmen
bedoelt te schrijven.
Ter voorkomiDg van de cholera.
In „Moleschott" worden, ter voor
koming van de cholera, volgende
raadgevingen verstrekt
Kinderen, grijsaards, zwakke per
sonen en zij wier maag en ingewanden
niet in orde zijn, zijn meer vatbaar
voor cholera dan ieder ander.
Cholera-angst kan diarrhee veroor
zaken en daardoor de vatbaarheid voor
cholera verhoogen. Door angst alleen
krijgt men geen cholera.
Kook uw water, ook het water, dat
voor omwasschen van vaatwerk, het
wasschen der handen enz. gebruikt
wordt.
Kook uw melk, ook de melk, die
voor koffie en thee wordt gebruikt.
Rau#re vruchten kunnen de besmet
ting overbrengen; zij zijn gevaarlijk,
omdat men niet weet in wiens handen
zij geweest zijn. Gebruik dus geen
rauwe vruchten, ook geen rauwe
groenten, tenzij uit uw eigen tuin.
Bezoek geen koffiehuizen.
Maak geen gebruik van openbare
privateD.
Was uw handen dikwijls en steeds
vóór het eten.
Volg overigens uw gewone levens
wijze (mits deze geen onverstandige
is), maak u niet ongerust en gebruik
geen voorbehoedmiddelen tegen cho
lera, want daarmede kunt ge uw maag
en ingewanden bederven.
Een middel tegen decholera,
.Dit het „Utrechtsch Dagblad" yaJi
28 Juni 1866.
„Uittreksel uit een oud boek van
wijlen mijnen Grootvader" het
volgende onfeilbaar en beproefd
zenuwstillend, bloedzuiverend
en maagbedervingwerend mid
del en behoedmiddel tegen de
cholera.
'Neem een kop vol opgeruimdheid
Met een dozis goeden moei
's Daags twee lepels lijfsbeweging
Even laauw gebruikt is goed
.Vijftig pillen vaste spijzen
Aangemengd met goeden wijn
Een tinctuur van Vergenoegen
I& de beste medicijn.
Twintig druppels geest van
vreugde
Met één poeder levenszóut
En wat balsum der vertroosting
Is een raad zoo goed als goud.
„De goede wijn" wordt echter te
genwoordig weggelaten. De Burge
meester van (Rotterdam waarschuwt
tegen elk eenigszins ruim gebruik
van alcohol. Ook de brochure van
den arts Ootmar doet het. Doch het
recept van grootvader blijft deson
danks het cdteeren waard.
Lichtgeloovigheid.
Op een dorp in het midden van
Noord Holland heeft men dezer dagen
een eigenaardig staaltje beleefd van
bedrog eenerzijds en lichtgeloovigheid
anderzijds.
Een zeer eenvoudige arbeidersvrouw
zat in de deur bloedkoralen te rijgen
voor haar dochtertje, in 't bijzijn van
hare schoonmoeder.
Een koopman, straatventer, kwam
daar voorbij en vroeg haar: „Vrou vtje
wat doe je daar?" „Koralen iij/en,
FEUILLETON.
}i)
flc hel; nóg oen uur tijd, gravin
Nwoordde Ortwijn.
'Best. Vertel me dan eens, houdt
den pachter van Engebeek voor
^trouwbaar
gravin, ik geloof stellig dat
1 een eerlijke kerel is."
j "En toch brengt Engebeek ieder
t minder op, al hebben we ook
pr zulk een vruchtbaren zomer.
aar zou dat aan liggen
(u'E'at kan ik u onmiogelijk zeggen",
H boordde Ortwin zeer tetrughou-
"Nd.
«d'Kiet? Zoo, ge wilt zeker den
4,1 'in niet op u laden van eea ander
te klagen. Dia,t begrijp ik. Maar
K'-t je wek mijn jongen, dat je als
tA" zaakgelastigde verplicht bent
V1,'1 belangen te behartigen overal
U,''l1r je maar kunt, en dat des te
K/ker, .omdat ouderdom en ziekte
V tn ij zelf zoo uiterst moeilijk ma-
ei V
lc;;Eravin, ik heb u vroeger al be-
fyDd niet te zullen zwijgen, wan-
d" ik dingen ontdekte, idie loiet
dein beugel konden. Én ge zult
u ook nog .wel herinneren, dat ik op
verschillende plaatsen er in geslaagd
ben, misbruiken uit te roeien."
„Ja, ja, grove misbruiken, dat is
waar. Maar kan het er dan mee door,
dat een prachtig landgoed, uit bes
ten grond bestaande en zoiiddr dat
er van ernst igen tegenslag sprake
kan zijn, voortdurend minder gaat
opleveren
„Natuurlijk is dat alleroimange-
naamst,"
„Het is meer dan erg, en daar
gij zegt (dat de pachter eerlijk is,
moet de oorzaak ergens anders lig
gen. Ziet gij geen kans die te ont
dekken
„Gravin, ik ben vast overtuigd
dat de arme Heiner doodeerlijk is,
en hij heeft een vrouw en vier kin
deren."
„Dat weet ik even goed als gij.
En zoover kent ge mij toch wel
dat ik den man niet op straat zial
zetten. Spreek flus maar gerust op."
Welnu dan. Heiner is Weliswaar
eerlijk en trouw, maar het is een be
krompen man met weinig energie.
Daardoor zijn ook zijn knechts lui
en weinig bekwaam voor hun werk."
„Zoo, nu, ik ben daar allang
bang voor geweest. Maar er zijn nog
andere dingenwat denk je van den
pachter op Buchwinkel?"
„Die is absoluut niet betrouwbaar.
Zooals u weet, heb ik de bewijzen in
handen gekregen, dat hij van de boe
ren onbetaalde hand- en spaiadien-
sten vordert, terwijl hij u het loon
voor dezen arbeid in rekening
I brengt. Ook neemt hij geschenken
aankoren, boter, gevogelte en wat
hij meer in zijn huishouding noodig
heeft. Dat verbiedt hem zijn instruc-
tie. En om u nu maar alles ineens
te zeggen: Breggemann op Ranke;i-
dorf is al niet veel beter dan hij."
„Zoo, en de andere pachters?"
„Dat zijn naar mijn volle overtui
ging allen eerlijke, trouwe en ijveri
ge lui."
„Mooi, maar wat beginnen w,e nu
met dien sufferd en met die oneer
lijke vlegels?"
„Ik heb te weinig ondervinding
om u daarin te kunnen radqi. Een
geval als met Heiner heb ik in-
tussohen ook op Beikirchen ontmoet.
Op een der landgoederen van de fa
milie Heszborn woonde ook een pach
ter, dien Hesziborn eenvoudig een
slaapmuts noemde. Slechts om der
wille van zijn vrouw en kindereU
liet hij den man in zijn betrekking
en de schade trachtte hij te voorko
men door dien pachter en het door
hem bestuurde goed onder scherp,
voortdurend persoonlijk toezicht te
houden." i
„Dat zóu geen slechte oplossing
wezen: jammer maar dat ik een
vrouw ben en z'oo goed niet meer
voort kan. Ik zal er in tusschen nog
eens rijpelijk over denken. Ga jij
intussohen je dienst maar waarne
men, Ortwin."
XV.
Gravin Alexandra had altijd een
afkeer gehad van feesten en drukte.
Bes te meer verwonderde het gravin
Amelie, toen de oude dame haar op
zekeren dag kwam uitnoodigen, bin
nen eenige dagen een groot diner te
geven.
„M;aar tante", sprak de gravin,
„daartoe bestaat op het oogenblik
niet de minste aanleiding. Zooveel
geld uitgeven doet men toch niet
zonder bepaalde reden."
„Ik heb er ook een zeer gewich
tige reden voor. Overigens zijn de
kosten natuurlijk voor mijn reke
ning. Ge hebt carte blanche, en de
uitnodigingen moeten vain u uit
gaan. Alleen behoud ik mij het recht
voor, op de lijst dergenen, die uitge-
noodigd wp: den, eenige aan vuil |ngen
te maken. Is dat afgesproken?"
„(Welzeker, tante. Overigens zult
u toch wel niet veel aan te vullen
hebben. Uwe en onze vriendeö be-
hcoren immers tot denzelfden
kring."
„Vrienden?" vroeg de oude dame.
„Heb ik die nog wel Enfin, laten
we het hopen. Maar ge hebt gelijk:
de gasten die ik denk uit te noodi-
gen, zijn ook allen kenüissen van u.
Het zijn generaal von Köncieritz, de
Oversten von Abecken, von SeIndheim
en von Schliegen; majoor von Brink
en wie er verder nog tot het re
giment, waarbij Ortwin dient, belmo
ren." i
Sprakeloos van verbazing staande
gravin Amelie de oude dame aan,
tot deze ongeduldig vroeg: „Hebt
ge mij niet verstaan. Amelie?"
„Ik weet het eigenlijk zelf niet
goed, tante. Sprak u niet van het
geheele officierencorps van het hu
zaren-regiment?"
„Welnu, en waarom dan niet Zijd
al die heeren u soms nog niet voor
gesteld?"
„Dat wel, en van tijd tot tijd
nood igen we er wel eens een aan
onze tafel. Maar dat we zulk een
groot getal officieren tegelijk te gast
hadden, dat. is er nog nooit gebeurd."
„Nu, ge kunt daartegenover zoo
veel gasten uit de burgerij Vragen
als ge maar wilt, Ik wensch echter
een beleefdheid te bewijzen aan ge
neraal von Könneritz: pa aan Ort-
win's regiments-commandant,"
Gravin Amelie aarzelde nog.
„Welnu, is het nog niet goed",
spette de oude dame. „Me dunkt dat
ge tevreden kondt zijn over de be
langstelling in Ortwin, die ik be
toon"
„Natuurlijk, tante, ben ik u daar
dankbaar voor. (Wanneer Haalburg
nu maar niet
„Schei toch uit met je gezochte
bezwaren. Haalburg is immers ieder
gced diner welkom, als het hèm
maar geen geil kost!"
I Eenige dagen later vinden we eed
I groot getal gasten op Rodeo ken bij-
een. De diners bij de Haalburg's wa
ren altijd uitmuntend, de wijnen kos
telijk. En prettiger gastheer dan
graaf Ferdinand zou er moeilijk te
vinden zijn, dat werd algemeen er
kend.
Tcch waren er onder de gasten
eDkelen, die aan de originaliteit vad
gravin Rodec ken de voorkeur gaven
boven de beminnelijkheid van graaf
en gravin Haalburg.
Tot de bewonderaars van gravin
Alexandrine behoorden ook generaal
j von Könneritz en bar oir Sendneim,
Ortwin's regimentscommandant. De
beide heeren stelden het op hoogen
prijs, dat men hun de eereplaatsen
'rechts en links van de oude dame
had aangewezen. Met ongewone le
vendigheid en bijna jeugdige vroo-
lijkheid wist gravin Alexandrine de
beide "hooge militairen voortdurend
te boeien, en ofschoon ze niet oui-
tróuw werd aan haar gewone open-
1 hartigheid en vrijmoedigheid, wist
I ze ditmaal den rang en de denkbeel-
j den van haar tafelburen toch op ve-
jen lijk voorbeeldige wijze te ontzien.,
Ook trok ze zich niet, zooals ge-
wc on lijk, terstond na het diner weer
J op haar kamers terug, maar bleef
tot het einde toe, overal een vrien
delijk woord of vroolijke scherts
plaatsend en de gasten ten zeerste
voor zich innemend.
{tVordt vervolgd*)
'NIEUWE HflflRLEMSCHE COURANT
:tfl r ^*8L ii
V f 4 a TTTa n nT AA tin n n ri c\-r» Mn nn KnlrnlrAr» rl AA» rvi 11 naval f A rnaiilfnliin 4- nrii IVi 4 nr floh4 tir 1 I l or» wa «n n 4 tta «4nl l a«s ra v> J A £IZ .1 *w-v i ai -«