r
A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25
Soiled Schoenwerk is n
No. 19.
Chemische Wasscherij
Yervery
Gr. Houtstraat
90.
Mengelwerk.
Het Parelsnoer.
Een gemeentebode.
SBH
ANEGANG.
Sint Jozefsgezellen-Vereeniging.
Specialiteit in WITTE en TRICOT GOEQEREN,
Telefoon No. 9471.
HAARLEM s-
eOSC&EN en BLOUSES.
Het goedkoopste adres voor I?
H. PISCAER.
Afdeeling VOORHOUT.
Verplichte vergadering op Zondag 12
in „Boerhave", 's av. te 7 uur.
Agenda: Notulen. Opgaaf nieuwe le-
®eo. Tuinhouwcursus. Bespreking Cur-
Sl)s in Boekhouden. Vragenbus. Rond
zag.
Namens het Bestuur,
W:. v. d. Laan, Secr.
^HAARLEM
Telef. 426-1046.
HAARLEM.
R. K. Militaire Vereeniging.
Zoetestraat 13.
Het gebouw is dagelijks geopend, dee
*vonds van 610 uur en op Zon- en
feestdagen den geheelen dag.
Vereenigingsgebouw Zoetestraat No. 3
geopend des Zondags van 12-3 en van
jHO uur. Op werkdagen van 6 tot 10 uur
8 avonds.
Liefdewerk: St. Josephs Ambachts-
leeriingen.
Zoetestraat (voor jongens van 1317 jaar).
Zondagavond van 56 uur Godsdienst-
°Qderricht, van 6 tot half 8 gelegenheid
tot ontspanning.
K. Veroeniging tot bescherming
van meisjes, gen. „St. Martha."
Het Bemiddelingsbureau der Vereeni-
Ktog is geopend eiken Dinsdagmiddag
Van 12— 2 uur, voor betrekkingen ais
dienstboden enz., Donkere Spnarne 22
alwaar voor R. K. dienstmeisjes wier
?Uders buiten de stad woonachtig zijn
'ederen Zondag- en Woensdagavon van
10 ure gelegenheid bestaat tegen de
Seringe vergoeding van 5 ct. per week
kaar vrijen tijd aangenaam en gezellig
®Oor te brengen.
Aanmelding daartoe aan het „Te Huis„
°P bovengenoemde avonden.
Maria-vereeniging.
Zondag 12 September, te 4 uur, ver-
Kader ing van den Meisjesbond, in het'
Kebouw van den R.-K. Volksbond.
Dinsdag 14 Sept. a.s„ te half 2 ure
Atn., in het gebouw van den R.-K.
Volksbond. 1ste Jaarvergadering van de
"tariabond in het Bisdom Haarlem.
Na behandeling der punten van cLe
Agenda, lezing van Mej. Chr. Reinhart,
Yan Groningen, over het onderwerp:
»De vrouw en de drankbestrijding".
De leden van de Maria-Vereeniging
borden verzocht zooveel mogelijk bij
keze vergadering tegenwoordig te zijn.
Behalve leden van de „M. V." hebben
°ok andere belangstellenden toegang tot
<toze vergadering.
St. Elisabethsvereeniging.
Inleveren van ziekenbriefjes Maan
dagavond tusschen 7 uur en half 9.
woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen
1 en 2 uur, Jansstraat 49.
„St. Rosa-Vereeniging".
Het Bestuur is na 1 September te
spreken elke 2de Vrijdag der maand,
tosschen. half 8 en half 9 uur 's avonds.
R. K. Zangvereeniging
ARTI ET RELIGION 1.
Directeur: de Heer JAC. DE JONG.
Wegens uitstedigheid van den direc-
tour, zal ook Dinsdag a.s. 14 Sept.,
Keen repetitie kunnen gehouden wor
den.
De eerstvolgende repetitie zal gehou
den worden op Dinsdag 21 September
Aanstaande.
Den leden wordt beleefd verzocht,
dit als kennisgeving te beschouwen.
HET BESTUUR.
R.-K. M idd ens tan d s v er een ig i lig
„St. Joseph".
Vergadering op Maandag 13 Sept. a.s.,
des avonds ten half 9 uur, in het ge
bouw „St. Bavo".
Punten v,an behandeling:
1. Opening.
2. Lezing notulen.
3. Ingekomen stukken, waarbij een
ingekomen vragenlijst van het Mi
nisterie van Landbouw, Nijverheid
en Handel, betreffende beperking
Zondagsarbeid.
4. Verslag afgevaardigde naar de ver
gadering van den Central en Raad,
van 5 Juli j.I.
5. Verkiezing Bestuurslid, wegens het
bedanken van den heer Jac. Holt.
6. Rondvraag en sluiting.
Namens hef bestuur,
C. A. M. JONCKBLOEDT,
le Secretaris.
D.S. Naar aanleiding van punt 5 wor
den de Leden attent gemaakt op artikel
d van het Huishoudelijk Reglement.
Trouwe opkomst dringend verzocht.
Een reeks van diefstallen, dio met
^kitengewone sluwheid waren uitga-
0e*d, hield geheel Parijs in opgewon
denheid. Niettegenstaande de Beste En-
gelsche en Fransche detectives, was het
der politie nog niet gelukt den dief,
een zekere Pierre Gilbert, te vatten.
Hij was in Parijs een populaire per
soonlijkheid geworden. Men was bang
voor hem, maar men vermaakte zich
toch over de koelbloedigheid waarmee
hij dikwijls bijna onder den oogen der
politie zijn handwerk verrichtte, ja, na
bijzonder gelukte inbraken, die zelf aan
de politie meedeelde met het verzoek,
geen van zijn collega's te verdenken.
In het huis no. 9 van de Avenue
Hoche, werd tegen drie uur in den mor-'
gen de vrouw van den portier door
heftig bellen uit den slaap gewekt. Zij
trok brommend aan het koord en zei
tot haar man: ,^ïk meende dat ze alle
maal thuis waren."
„Waarschijnlijk weer iemand voor dr.
Fouquet," meende deze slaapdronken,
draaide zich op de andere zijde en sliep
weer in.
Hij had gelijk. Buiten stond een ele
gant gekleed heer, die opgewonden
vroeg:
„Dr. Fouquet, welke verdieping?"
„Derde rechts," antwoordde de
vrouw. Hij ging tot aan de derde ver
dieping naar boven, ging toen echter
niet rechts, maar links en opende met
een sleutel de deur en trad binnen.
Hij luisterde een oogenblik, maar al
les bleef stil. Hij stak een kleine elec-
trische lantaarn aan, lei zijn hoed en
mantel op een stoel en trok over zijn
elegante laarzen een paar lichte vilt-
schoenen aan
„Zoo," zeide hij, „laten we ons nog
eens oriënteeren. Aan de straat ligt de
zaal, het boudoir en de eetkamer., die
mij verder niet interesseeren, want ik
weet, dat de gravin geen zaken van
waarde heeft, behalve het paar!en,snoer,
dat ik thans halen zal. Dus aan het
werk. Deze gang leidt naar de deur
van de provisiekamer, die direct naar
de slaapkamer leidt. Deze deur moet
altijd gesloten zijn." Hij greep voor
zichtig naar do kruk, geluidloos gaf
deze mee, de deur was open.
„Pierre Gilbert, het geluk is met je?"
zei hij glimlachend en sloop zacht
jes door de kleine ruimte. Hij had vrij
lang werk om de tweede deur, die di
rect naar de slaapkamer leidde, te ope
nen, hij deed het echter zoo volkomen
geluidloos, dat zelfs als de gravin, die
hier sliep, wakker geweest was, zij toch
niets had kunnen hooren.
Hij legde zich, languit, plat op het
tapijt, dat de geheele kamer bedekte.
Hij wist nauwkeurig, dat hij eerst voorbij
een rustbed, daarna een stoel en ten
laatste langs een klein b'edtafeltjq
moest komen, waarop de gravin iederen
avond het kistje met haar snoer van,
zeldzaam grijze parels plaatste.
Toen hij het rustbed bereikte, hield
hij een oogenblik stil, om het hevige
hartkloppen te doen bedaren.
Hij luisterde, maar er was niets te
hooren. De zwakke lichtschijn van zijn
lantaarn, die alleen het naastbijliggen-
de bescheen, toonde hem dat hij tot
aan den stoel gekropen was en dat een
paar schreden van hem af het nachtta
feltje staan moest.
"Vóór hij echter zoo ver gekomen was,
zag hij op het tapijt een kandelaar zon
der licht liggen en een weinig verder
een klein gouden dameshorloge.
Wat was hier gebeurd?
Plotseling gaf hij een schreeuw. Hij
had een vreemd voorwerp aangeroerd.
Een rilling liep hem over den rug en
koud zweet bedekte zijn gezicht.
„Onmogelijk," mompelde hij, „slechts
de opgewondenheid heeft mij parten ge
speeld. Na een oogenblik van dralen
strekte hij nogmaals de hand uit.
Hij raakte een koud strak, bijna ijs
koud menschelijk gelaat aan.
Snel verwijderde hij het lichtscherm
van zijn lantaarn en bij het felle licht
zag hij thans de gravin voor zich in
haar bed liggen. Een vreeselijke wonde
bedekte hals en schouder. Hij boog
zich over haar heen, zij was dood.
„Dood, dood," herhaalde hij met af
schuw. Haar oogen waren gebroken,
het lichaam was stijf en blauw, het
bloed op het tapijt was gestold en
zwart.
Hij verhief zich van den grond, stak
het electrische licht iri de kamer aan
en keek rond. Overal sporen van eeni
heftjgen strijd. Het bed geheel in wan
orde, dekens en beddelakens afgetrok
ken, een stoel omvergeworpen, overal
bloedvlekken. Dicht bij het lijk een
mes. Het horloge wees op twintig mi
nuten na elf.
En het parelsnoer?
Het kistje stond op het beddetafel-
tje, haastig opende Gilbert het, een
eiui lag erin maar het was leeg.
Hij stiet een vloek uit. „Te vroeg
prees ik mijn geluk."
Hij overlegde een oogenblik, legde
dan het horloge op het tapijt, nam het
mes op en stak het bij zich, draaide
het licht uit en wilde door da pros
visiekamer in de gang gaan, toen hiji
op den helderen muur het bloedige
afdruksel van een mensen el ijke duim
bemerkte. Hij nam zijn zakdoek en
wischte zoo lang over de vlak tot
slechts een scherp oog een spoor had
kunnen ontdekken. Toen hij in de keu
ken kwam, om zijn handen te wa'sschen,
zag hij de deur van de achtertrap
open staan en van buiten een sleutel
er in steken. Hij trok dien er uit en
sloot de deur van binnen. Den sleutel
stak hij ook in zijn zak. Nadat hij
de woning gesloten had, ging hij ijlings
naar beneden, klopte aan het raam van
den portier en zei beleefd: Neem mij
niet kwalijk, dat u zoo iaat nog zoo.
lang hebt moeten wachten, doch vóór
ik den dokter uit den slaap gehaald
had en zijn voorschriften had...." Hij
drukte de portiersvrouw een flink' geld
stuk in de hand en verliet het huis.,
De moord in de Avenue Hoche was
het Sagelijksche gesprek van Parijs.
Wie had Antoinette Scotti niet gekend?
Haar verkwistend leven, haar toiletten,
briljanten en parelen hadden in Parijs
opzien verwekt. Zij had toen een graaf
Andillo gehuwd en de verkwisting van
beiden had het vermogen van de
schoone, lichtzinnige toon eelsp eel ster
spoedig uitgeput. Van al liaar sieraden
had zij slechts een snoer van kostbare
grijze paarlen overgehouden, die, eenig
in haar soort, een vermogen vormden.
Zij had daarna als weduwe met een
keukenmeid en een kamenier, die reeds
twintig jaar bij haar dienden de woning
in de Avenue Hoche betrokken en ver
der een bediende in huis genomen, die
alleen overdag bij haar was, doch bui
tenshuis sliep. Den dag na den moord
werd deze bediende, Victor Danégre in
hechtenis genomen. De politie had bij
het doorzoeken van zijn woning niet
het parelsnoer, wel echter een bebloed
vest gevonden. Danègre beweerde dat
de bloedvlekken van een hevige neus
bloeding afkomstig waren. 'Een omstan
digheid scheen onverklaarbaar. Hoe
was Danègre in en uit de woning ge
komen? De keukenmeid en de kame
nier, die aan het eind van den corridor
sliepen, hadden niets gehoord en zwoe
ren beide deuren gesloten te hebben
gevonden, toen zij om 8 uur des mor
gens waren opgestaan.
Het onderzoek leverde niets op, en
het werd in 't bijzonder tegen Danè
gre tamelijk links gevoerd, daar de
politie van te voren overtuigd was, dat
Pierre Gilbert de dief en moordenaar
was.
De portiersvrouw deelde mee, dat om
drie uur des morgens een elegant heer
naar dr. Fouquet gevraagd, naar boven
was gegaan en na een "half uurtje weer
naar beneden gekomen was. Dr. Fou
quet wist van niets er was niemand
bij hem geweest.
Dus wie was de man van 3 uur ge
weest, daajr toch wegens de misdaad
het horloge dat was blijven stilstaan,
twintig minuten na elf uur had plaats
gehad, dus vier uur vóór het nachtelijk
bezoek, waarvan de portiers vrouw
sprak. „Dat was beslist Pierre Gil
bert", zeide de chef der politie.
„Eji de moordenaar?"
Daar ex derhalve het met bloed be
vlekte vest geen bewijs tegen Danègre
bestond, had zijn verdediger gemakke
lijk spel. Op dit eene bewijs kon hem
geen rechter veroordeelen hij werd
vrijgesproken,.
Na een voorloopige hechtenis van zes
maanden trad op een avond Danègre
uit de gevangenispoort. De voortduren
de angst voor het vonnis had hern ziek
en zenuwachtig gemaakt.
Onder den naam van Ernst Noir had
hij op de hoogte van Montmartre een
kleine kamer gehuurd en leefde van
dagwerk.
Eens op een dag, toen hij een klein
restaurant opzocht en zich aan tafel
zette om te eten, kwam er een vreemde
op dezelfde af, zette zich tegenover
Danègre en bestelde eten en een flesch
wijn. Hij was eenvoudig gekleed eu
scheen een man van tegen de veertig
te zijn.
Toen de wijn gebracht werd, schonk
hij het glas van Danègre vol en zeide:
langzaam
„Op je welzijn, Danègre!"
Deze sprong onwillekeurig op „Ik
hen ik ben niet u vergist u."
„Waarom ontkent ge ,dat ge Victor
Danègre, de bediende van de gravin An
dillo, zijt?"
De andere haalde een kaartje uit zijn
zak. „Gremodant, inspecteur van po
litie, b.d. neemt de leiding van geheime
onderzoekingen op zich?"
„U bent bij de politie?"
„Ik was bij de politie, ik verdien ech
ter thans veel meer, vooral bij zuikq
zaken als de uwe?"
„Als de mijne?"
„Ja, want uwe zaak is een zeer onge
wone, en als u mij enkele minuten wilt
toestaan ,zal ik u verklaren, waarom
ongewoon."
„En als ik u niet aanhooren wil?"
„Dat is echtex beslist noodzakelijk.
Gij bevindt u in zulk een positie, dat
ge mij wel moet aanhooren."
Danègre voelde de nabijheid van een
dreigend gevaar.
„Spreek. Wat wilt ge?"
„Ik ben door de gravin Jermont, de
erfgename van de vermoorde dame, tot
u gezonden om van u het parelsnoer
op te eischen."
„Het parelsnoer? Ik heb1 hel niet."
„Het is in uw bezit."
„Als het in mijn bezit is zou ik
ook de moordenaar en dief zijn."
„Dat zijt ge ook."
Danègre begon te lachen.
„Tot uw geluk mijn lieve vriend, was
was het gerecht van een andere mee
ning. Eenstemmig hoort ge één
stemmig ben ik vrij gesproken.
„Geen onnutte woorden, mijn vriend.
Drie weken voor den moord hebt ge
de keukenmeid den sleutel van de ach
terdeur ontstolen."
„Dat is niet waar, dat is niet waar!"
mompelde Danègre. „Niemand heeft
den sleutel gezien. Gij liegt
„Daar is hij. Ge liet hem in de
deur zitten. Verder moet ik u zeggen,
dat go de gravin met een mes ven-
moord hebt, dat ge dienzelfden dag op
markt gekocht hebt. Daar is het."
Victor Danègre sidderde. De detec
tive ging voort:
„Men ontdekt er roestvlekken op. Ik
behoef den oorsprong wel niet te ver
klaren?"
„Goed. U hebt mes en sleutel, wie
kan bewijzen, dat ze van mij zijn?"
„Ten eerste de keukenmeid, ten
tweede de koopman, waar ge hef mes
gekocht hebt. Ik heb uw geheugen een
beetje opgefrischt. Ze zullen zich hei
den verheugen, u weer te zien."
Danègre sidderde van angst, hij pro-
Beerde echter kalm te schijnen.
„Wat zult ge nog meer zeggen? Hebt
ge nog meer bewijzen?"
„Ja, nog een. Na den moord zijt ge
langs denzelfden weg teruggekeerd,
maar midden in de provisiekamer, hebt
ge, half onmachtig van angst, tegen den
muur gelenud"
„Hoe weet ge dat?" vroeg Danègre,
zchizelf verradend.
„Hoe? Al de heeren rechters van
instructie zijn niet op het idee ge
komen, met een licht de muren van
de provisiekamer te onderzoeken. Ais
zij dat gedaan hadden, zouden zij op
den muur een roodachtige vlek hebben
gezien, duidelijk genoeg om te zien,
dat het de afdruk van uw bloedige
duim is, die ge bij het leunen tegen
den muur gedrukt hebt. En ge weet
dat thans de anthropometrie een der
zekerste bewijzen is."
Victor Danègre verbleekte en het kou
de zweet kwam hem op het voorhoofd.
Met verwarde oogen keek hij naar den
zonderlingen man, die van zijn daden
sprak, alsof hij een onzichtbaren ge
tuige was geweest.
Door de bewijzen in het nauw ge
bracht, zei hij, het hoofd buigend:
„Wanneer ik u nu het parelsnoer
geef, hoeveel wilt u mij dan daarvoor
geven?"
„Niets!"
„Wait, u schertst. Ik geef u een voor
werp, dat misschien honderdduizenden
waard is, en zou er niets voor krij-J
gen?"
„O, jawel het leven. En Bedenk
dan, dat dit parelsnoer voor u geer*
waarde heeft. U kunt het toch niet
verkoop en. Dus waarom wilt u het be
waren?"
„Er zijn kooplieden genoeg, die zul
ke zaakjes opknappen."
„Maar ik zou direct met mijn bewij
zen aanwijzen." j
Danègre greep met beide handen naar
zijn hoofd, en zei toen zacht:
„Wanneer hebt u de parels noodig?"
„Vanavond nog binnen een uur.
Anders zend ik dezen brief aan den
officier van justitie."
Danègre wierp een glas wijn om,
stond op en zei:
„Betaal maar en laten we gaan."
's Avonds gingen heiden over de bou
levards naar de Place de l'Etoile. Ze
liepen zwijgend voort. In het Pare
Monceau bleef Danègre staan.
„Hier," zei hij en liet zich zwaar
op een bank vallen, waarvoor een
beekje stroomde.
„Waar? Hier voor ons?"
„Ja. Tusschen die groote steenen."
„U kunt er niet toe komen om het
te zeggen? Nu goed, ik zal uw goede
genius zijn. Hoeveel heeft u noodig?"
„Zooveel als een biljet naar Ame
rika kost."
„Goed. U zult het geld hébben. Dus
waar?"
„Tel die groote steenen in de heek.
Tusschen den elfden en twaalfden, op
een diepte van misschien tien centi
meters moet een blikken bus liggen."
Pierre Gilbert, hij was de man, die
onder het masker van een detective
Danègre zijn roof ontnam, nam de bus,
en nadat hij zich van den inhoud over
tuigd had, verliet hij met zijn b'eges,
leider het park....
Na eenigen tijd was een rijke Ame-
rikaansehe in het bezit van het be
roemde parelsnoer. Het was door veie
handen gegaan, zoodat elk spoor tvan
den dief verlotfen was gegaan.
Pierre Gilbert beroemde zich onder
collega's echter op deze daad als een
van zijn sluwste.
't.Was op een heerlijken herfst
avond in 1892, dat ik mij moe van
een wandeling over de heide, de
„Gouden Ster" in Lachaune binnen
trad.
Ik deed op mijn eentje een voet
reisje in dat deel van Frankrijk,
waar de kalme en rustige natuur mij
best genezen (en laat ik terstond
dankbaar er bijvoegen, ook werkelijk
genas) van een zenuwachtigheid, die
ik toeschreef aan ingespannela arbeid
der laatste weken.
Niets wat meer kalmeert dan zul-
ke voetreisjes in een eenvoudige lan-
lelijke omgeving, als men ze niet
overdrijft. j
't Is een heel klein dorpje, dat
Lachaune, dat men van af de heide
n iet kan zien, omdat het ligt in een
soort dal, waaromheen het bosch van
Lintrac zijne uitloopers als groote,
groene armen heenzendt.
Be herberg was er eene, Zooals
men ze in die streek overal vindt'.
Moderne gemakken ontbreken ge
heel. Eenige tafeltjes en banken en
een stuk of" wat stoelen, vormen met
een soort buffetkast het geheels
ameublement.
Een flesch vrij goede landwijn met
een glas stonden weldra voor mij,
toan ik had plaats genomen aan een
tafeltje, naast een ander, waaraan
twee mannen met een a| aider, die
mij bleek de waard te zijn, zaten
te praten en een glas wijn te 'drin
ken.
Voorstellen behoeft, men Zich in
zico'n omgeving niet. Kennis is, voor
al ender een glas wijn, met de een
voudige luidjes gauw genoeg ge
maakt, en zoo duurde het dan ook
al niet lang, of ik was met de an
deren in een druk gesprek gewik
keld.
't Waren aardige lui, alle drie,
dat moet gezfegd worden; openhar
tig ooken heel spoedig wist ik dan
cok reeds, dat de eene fprsche man
bcsch wachter was, de andere zijn
helper, en dat onze waard tevens
de functie vervulde van gemeentsbo-
öe. 'Nu was Sezte kreupel en liep
met een soort kruk wat ik voor een
gemeentebadje nog al leonderling
vond.
•Mijn gezicht mOet dat hebben ver
raden, want glimlachend sprak de
man
-U denkt zeker: een rare bode
met anderhalf been, nu dat is ook
wel zoo, maar....
Maar jij hebt het haantje wel
verdiend, André, zei de boschwaeh-
ter, die door de anderen Pierre werd
genoemd, En wij zijn uitstekend
ever onzen bode tevreden, meneer!
vervolgde hij, zich tot mij wendend.
- Als de bcodscnappen te ver zijn,
dan zetten we den hond voor 't
karretje en dan rijdt Lachaune's
bode in zijn eigen equipage.
Allez, André, vertel meneer
maar eens, hoe we geworden zijn,
wat we zijn, maar schenk mij eerst
nog eens in.
Nadat aan het verzoek van Pierre
was voldaan, en na van mij de ver
zekering te hebben gekregen, dat ik
zeer graag het verhaal zciu hooren,
begon onze gastheer aldus
De oorlog, meneer, is er de
schuld van, en ik moet zeggen, hoe
veel ongelukken daardoor ook over
ens arm vaderland zijn gekomen, wij
drieën 'hebben er ons geluk aan te
danken.
Deze verklaring deed mij be
vreemd opzien, maar de beide ande
ren knikten toestemmend.
Ja, ja, meneer, ging hij voort,
de wegen van O. Lu H. zijn won
der ba ai-, dat i.s aan ons bewezen.
'tWas in den grooten oorlog. Wij
balden hier er betrekkelijk weinig
van te lijden gehad, de vijand is
zoover niet doorgedrongen dan ééns,
en toen maar dat zal ik u juist
vertellen.
Ik was zoo Wat 14 jaar in dien
tijd en Pierre en Jacques twee jaar
ouder. Mijn moeder was weduwe,
sinds jaren reeds, en we hadden het
armoeiig genoeg. Zij ging uit wer
ken bij den ma.ire en den pastoor,
en deed vervolgens de boodschap
pen van 't heele dorp in Bazières.
Nu, u bent van daar komen loopen
vanmiddag, en n weet dus dat zoo'n
tocht en door alle weer en wind,
met een soms zwaar beladen kar
retje, voor moeder hard werk was.
Maar het oude menscih deel het
graag, want lui was ze niet en is
ze nog niet, meneer, al behoeft ze
Gcddank, nu niet meer zoo bard,
te werken. Ik heb gelukkig fatsoen
lijk mijn broodje, en dat moeder nu
eens leeft van wat ik verdien, is
niet meer dan billijk. Ik heb het
jaren lang gedaan van wat zij ver
diende. Elk zijn beurt zeg ik maar,
wat zegt u, meneer?
En de praatgrage jnan nam nog
een ferme teug.
Ik was dan zoowat schaapher
der, kleinste knechtje, loopjongen,
kortom Jantje van alles bij de boe
ren van het dorp. En ik moet er
eerlijk bijvoegen, dat ik het wel
eens van eieren maakte. Ileal veel
deugde ik toen niet, meneer; last
genceg- had het oude mensch met
haar bengel, en mijn patroons ook.
Strikken zetten, vogelnestjes uit
halen, kattekwaad uitrichten deel ik
liever dan wat ik doen moest.
't Dorp was half uitgestorven. Al
les was soldaat geworden, anderen
hadden zich aangesloten hij lie rond
zwervende benden franctireurs. MaU-
nen waren er zoodoende haast piet
in 't oeele dorp te vinden, en de
vrouwen en kinderen moestelr het
werk deen. 1
Moeder ging geregeld naar de stad
en bracht bij haar terugkomst, be
halve de besteld ewaren, een zak
vel nieuwtjes meenelaasu weet
het, meneer, bet waren bijna altoos
treurige tijdingen voor ons. Nu, op
zekeren avend kwam ze gejaagd
thuis en vertelde, dat in de stad
eenige ulanen verse,henea waren, die
met hun gewone brutaliteit de tele
foondraden aaiden doorgesneden,
bij den ontvanger en op 't postkan
toor de kas nadien ingepikt en weer
verdwenen waren vóór de lui er aan
dachten hun iets in den weg te leg
gen. D ien avond, meneer, is er veel
gebeden in Lachaune, en fn dien
nacht is er lieel weinig geslapen.
Sommigen zagen in hun gedachten,
het derp al verwoest en weet ik wat
al meer. Een volgenden morgen lie
pen alle gesprekken natuurlijk over
de ulanen.
oVij drieën hadden het er ook over
en zouden alle mogelijke heldenda
den willen verrichten, zoo als jon
gens op dien leeftijd kunneh reie-
neeren.
Dien dag moest ik met mijn scha
pen naar de hei, en Pierre en Ja
cques moesten op andere wijze hun
trcod Verdienen.
Zeg maar gerust, dat we stroo
pen gingen, zooals gewoonlijk! riep
Jacques er tussciien, in 't bosch
van Lintrac. 't Mas met ons drieën
immers oud lood om oud ijzer!
Nu ja, als je 't zelf zegt, zoo
was het, meneer. Ik zat al een uur
of wat met mijn schapen op de hei,
en soesde zoowat half in, tot ik
in eens verschrikt opsprong. Op kor
ten afstand galoppeerden twee ula
nen. Mij verbergen was te laat, ze
hadden me gezien. Mapenen hal ik
niet, behalve mijn stok en dan tegen
twee zulke kerels was ik toch niet
bestand. In een oogwenk wareh ze
bij mij. Ze spraken beiden onze taal
als geboren Franschen, en gaveU me
te kennen, dat ik hun deli weg moest
wijzen naar het dorp.
Nu, daarin had ik hijster weinig
zin. Hun wijze van handelen in zoo'n
geval was mij meermalen verhaald.
Lat was snel de openbare gelden
meenemen, eenige der rijkste inge
zetenen brandschatten, oüwilligen
een lanssteek geven en met hu|i buit
als d& wipd er weer van door.
x+xfxtxtx+xfXJxfxfxtx
x4xfxfx»xtxtx4xtxfx>xtx
En ik dacht, dat er niets dan vrou
wen en kinderen iJi het dorp waren,
en aan die arme mevrouw Dó Lin
trac, die op het kasteeltje woonde,
en al jaren verlamd was, en hoe
die zou schrikken, als ze bezoek van
die kerels kreeg, en dat zou ze zeker,
vreesde ik. De kerels zagen, dat ik
aarzelde en de langste hiel d mij met
een gezicht, zoo vriendelijk als een
oorworm, zijn revolver voor en be
wees me daardoor zoo klaar als de
dag, dat ik geen keus had. Van den
anderen kant: een verrader vaji de
mijnen worden wou ik ook nietj of
ik er in zat!
Daar schoot me te binnen, 'dat
Pierre en Jacques in het bosch het
spoor van een hert volgden, en ik
was in eens besloten. U weet, men
kan bet dorp van de heide uit uiet
zien. Ik nam mijn stok dan op ei
zei hen mij te volgen. De lange man
was nog zoo beleefd mij te vertel
len, da.t hij bij het minste teeken
verraad, mij op een blauwe boon
zcu tracteeren. Enfin, eerlijk genoeg
heeft de leelijkert zijn woord ge-
hcuden, zei André, op zijn kreupel
been wijzende.
In plaats van het voetpad naar
links te nemen, dat voorbij de kerk
veert, nam ik het paadje, dat door
het bosch over den heuvel leidt. Ik
stapte in nadenken verzonk en voor
de beide paarden aan, met het pret
tig idéé, dat elk oogenblik achter
mij een revolver af kon gaan, welks
lc op voor mij een onrustbarenjde rich
ting had
Het spoor van het hert, dat zij
beiden zochten (met den vinger op
lie beide bcschwachters wijzende)
was wel ver van dat paadje af Ik
had het den vcrigen dag met hen
beiden nog vervolgd. Toen ik dan
ook vermoedde vrij dicht bij de
drinkplaats te zijn, waar mijn heide
vrienden wel in hinderlaag zouiela
liggen, riep ik in eens tot de beide
Pruisen
Kijk, kijk, een hert, daar links
van dien boom! alles met heel veel
drukte en luid schreeuwende. De
kerels keken in de door mij aange
wezen richting, maar zagen natuur
lijk niets, hoe ze zich ook uitrekten.
Daar zag Ik rechts van bet pad
het verbaasde gezicht van Pierre, die
zij o geweer in de hand hacL
In eens slprong ik in 't lage hout
en riep:
Pierre, Jacques, vuur op de
Pruisen
Een seconde later hoorde ik een
knal en direct er op twee andere.
Ik voelde een stekende pijn in
mijn been en viel op mijn knieën in
de struiken. De lange had zijn
woord gehouden. Omziende zag ik
de beide paarden op den grond lig
gen en de ruiters er onder. Pierre
en Jacques hielden het nog rooken-
de tweeloops geweer op hen gericht,
en de laatste riep:
ÖVerp je wapens weg of deze
keer treft de kogel u
Teen kreeg ik in eens een lumi
neus idee. Van uit de struiken richt
te ik mijn stok op den langen Pruis
en schreeuwde:
Ha! ik wist wel waar ik mijn
geweer geborgen had; lig stil of
ik schiet!
De kerel ziet waarachtig mijn
half door het groen verborgen stok
voor een geweerloop aan en roept:
Ik geef me over
Ik houd met mijn stokgeweer den
langen in bodwang. Jacques dei an
deren en Pierre bindt bedaard met
de touwen van het paardetuig een
voor een de handen op den rug.
Toen zij gebonden waren or onder
de paarden vandaan gehaald, me
neer, toen ik het verblufte gezicht
van die kerels zag, terwijl ik uit
de struiken hen mijn stokgeweer
liet zien, toen heb ik gelachen, ge
lachen! niettegenstaande de pijn in
mijn been. Maar 't duurde maar even
(want 't was overspanning, zei de
dekter later, dat ik zoo lachen
moest) toen kreeg ik zoo'n raar ge
voel en verloor mijn bewustzijn,
öViel, meneer, vervolgde nu
Pierre het verhaal, daar zaten we
nn met twee gevangen en ge ba aden
Duitse hers en een gew onden kame
raad t\Yie gingen dus met ons vie
ren, de gevangenen voorop ea wij
met onze geweren tot schieten ge
reed er achter aan. Mat een gek
gezicht de lui in 't dorp zetten,
neen, daar kunt u zich geen denk
beeld van vormen.
Trctsch als pauwen, dat wil ik
wel eerlijk bekennen, brachten we
ender toeloop van al wat beenen
had, onzen oorlogsbuit naar de mai-
rie. Dat was me een drukte en een
gefeliciteerAls we ooit kans geaad
hebben om werkelijk trotsch te wor
den, dan is het dien dag geweest,
nietwaar Jacques
Nadat we onze luidjes goed hadden
opgeborgen in den kelder van 'ie
mairie (we hadden ze uit voorzich-
tigneid aan een paar stevige ringen
in den muur vastgebonden) gingen
we met eenige anderen en den pas
toor in het bosch terug, om André te
aaien, die weer bijgekomen was toen
we aankwamen. De wonde bleek ge-
jlukkig' niet levensgevaarlijk, maar.
i Een ninkepink ben ik er toch