r A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25 Soiled Schoenwerk is n No. 19. Chemische Wasscherij Yervery Gr. Houtstraat 90. Mengelwerk. Het Parelsnoer. Een gemeentebode. SBH ANEGANG. Sint Jozefsgezellen-Vereeniging. Specialiteit in WITTE en TRICOT GOEQEREN, Telefoon No. 9471. HAARLEM s- eOSC&EN en BLOUSES. Het goedkoopste adres voor I? H. PISCAER. Afdeeling VOORHOUT. Verplichte vergadering op Zondag 12 in „Boerhave", 's av. te 7 uur. Agenda: Notulen. Opgaaf nieuwe le- ®eo. Tuinhouwcursus. Bespreking Cur- Sl)s in Boekhouden. Vragenbus. Rond zag. Namens het Bestuur, W:. v. d. Laan, Secr. ^HAARLEM Telef. 426-1046. HAARLEM. R. K. Militaire Vereeniging. Zoetestraat 13. Het gebouw is dagelijks geopend, dee *vonds van 610 uur en op Zon- en feestdagen den geheelen dag. Vereenigingsgebouw Zoetestraat No. 3 geopend des Zondags van 12-3 en van jHO uur. Op werkdagen van 6 tot 10 uur 8 avonds. Liefdewerk: St. Josephs Ambachts- leeriingen. Zoetestraat (voor jongens van 1317 jaar). Zondagavond van 56 uur Godsdienst- °Qderricht, van 6 tot half 8 gelegenheid tot ontspanning. K. Veroeniging tot bescherming van meisjes, gen. „St. Martha." Het Bemiddelingsbureau der Vereeni- Ktog is geopend eiken Dinsdagmiddag Van 12— 2 uur, voor betrekkingen ais dienstboden enz., Donkere Spnarne 22 alwaar voor R. K. dienstmeisjes wier ?Uders buiten de stad woonachtig zijn 'ederen Zondag- en Woensdagavon van 10 ure gelegenheid bestaat tegen de Seringe vergoeding van 5 ct. per week kaar vrijen tijd aangenaam en gezellig ®Oor te brengen. Aanmelding daartoe aan het „Te Huis„ °P bovengenoemde avonden. Maria-vereeniging. Zondag 12 September, te 4 uur, ver- Kader ing van den Meisjesbond, in het' Kebouw van den R.-K. Volksbond. Dinsdag 14 Sept. a.s„ te half 2 ure Atn., in het gebouw van den R.-K. Volksbond. 1ste Jaarvergadering van de "tariabond in het Bisdom Haarlem. Na behandeling der punten van cLe Agenda, lezing van Mej. Chr. Reinhart, Yan Groningen, over het onderwerp: »De vrouw en de drankbestrijding". De leden van de Maria-Vereeniging borden verzocht zooveel mogelijk bij keze vergadering tegenwoordig te zijn. Behalve leden van de „M. V." hebben °ok andere belangstellenden toegang tot <toze vergadering. St. Elisabethsvereeniging. Inleveren van ziekenbriefjes Maan dagavond tusschen 7 uur en half 9. woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jansstraat 49. „St. Rosa-Vereeniging". Het Bestuur is na 1 September te spreken elke 2de Vrijdag der maand, tosschen. half 8 en half 9 uur 's avonds. R. K. Zangvereeniging ARTI ET RELIGION 1. Directeur: de Heer JAC. DE JONG. Wegens uitstedigheid van den direc- tour, zal ook Dinsdag a.s. 14 Sept., Keen repetitie kunnen gehouden wor den. De eerstvolgende repetitie zal gehou den worden op Dinsdag 21 September Aanstaande. Den leden wordt beleefd verzocht, dit als kennisgeving te beschouwen. HET BESTUUR. R.-K. M idd ens tan d s v er een ig i lig „St. Joseph". Vergadering op Maandag 13 Sept. a.s., des avonds ten half 9 uur, in het ge bouw „St. Bavo". Punten v,an behandeling: 1. Opening. 2. Lezing notulen. 3. Ingekomen stukken, waarbij een ingekomen vragenlijst van het Mi nisterie van Landbouw, Nijverheid en Handel, betreffende beperking Zondagsarbeid. 4. Verslag afgevaardigde naar de ver gadering van den Central en Raad, van 5 Juli j.I. 5. Verkiezing Bestuurslid, wegens het bedanken van den heer Jac. Holt. 6. Rondvraag en sluiting. Namens hef bestuur, C. A. M. JONCKBLOEDT, le Secretaris. D.S. Naar aanleiding van punt 5 wor den de Leden attent gemaakt op artikel d van het Huishoudelijk Reglement. Trouwe opkomst dringend verzocht. Een reeks van diefstallen, dio met ^kitengewone sluwheid waren uitga- 0e*d, hield geheel Parijs in opgewon denheid. Niettegenstaande de Beste En- gelsche en Fransche detectives, was het der politie nog niet gelukt den dief, een zekere Pierre Gilbert, te vatten. Hij was in Parijs een populaire per soonlijkheid geworden. Men was bang voor hem, maar men vermaakte zich toch over de koelbloedigheid waarmee hij dikwijls bijna onder den oogen der politie zijn handwerk verrichtte, ja, na bijzonder gelukte inbraken, die zelf aan de politie meedeelde met het verzoek, geen van zijn collega's te verdenken. In het huis no. 9 van de Avenue Hoche, werd tegen drie uur in den mor-' gen de vrouw van den portier door heftig bellen uit den slaap gewekt. Zij trok brommend aan het koord en zei tot haar man: ,^ïk meende dat ze alle maal thuis waren." „Waarschijnlijk weer iemand voor dr. Fouquet," meende deze slaapdronken, draaide zich op de andere zijde en sliep weer in. Hij had gelijk. Buiten stond een ele gant gekleed heer, die opgewonden vroeg: „Dr. Fouquet, welke verdieping?" „Derde rechts," antwoordde de vrouw. Hij ging tot aan de derde ver dieping naar boven, ging toen echter niet rechts, maar links en opende met een sleutel de deur en trad binnen. Hij luisterde een oogenblik, maar al les bleef stil. Hij stak een kleine elec- trische lantaarn aan, lei zijn hoed en mantel op een stoel en trok over zijn elegante laarzen een paar lichte vilt- schoenen aan „Zoo," zeide hij, „laten we ons nog eens oriënteeren. Aan de straat ligt de zaal, het boudoir en de eetkamer., die mij verder niet interesseeren, want ik weet, dat de gravin geen zaken van waarde heeft, behalve het paar!en,snoer, dat ik thans halen zal. Dus aan het werk. Deze gang leidt naar de deur van de provisiekamer, die direct naar de slaapkamer leidt. Deze deur moet altijd gesloten zijn." Hij greep voor zichtig naar do kruk, geluidloos gaf deze mee, de deur was open. „Pierre Gilbert, het geluk is met je?" zei hij glimlachend en sloop zacht jes door de kleine ruimte. Hij had vrij lang werk om de tweede deur, die di rect naar de slaapkamer leidde, te ope nen, hij deed het echter zoo volkomen geluidloos, dat zelfs als de gravin, die hier sliep, wakker geweest was, zij toch niets had kunnen hooren. Hij legde zich, languit, plat op het tapijt, dat de geheele kamer bedekte. Hij wist nauwkeurig, dat hij eerst voorbij een rustbed, daarna een stoel en ten laatste langs een klein b'edtafeltjq moest komen, waarop de gravin iederen avond het kistje met haar snoer van, zeldzaam grijze parels plaatste. Toen hij het rustbed bereikte, hield hij een oogenblik stil, om het hevige hartkloppen te doen bedaren. Hij luisterde, maar er was niets te hooren. De zwakke lichtschijn van zijn lantaarn, die alleen het naastbijliggen- de bescheen, toonde hem dat hij tot aan den stoel gekropen was en dat een paar schreden van hem af het nachtta feltje staan moest. "Vóór hij echter zoo ver gekomen was, zag hij op het tapijt een kandelaar zon der licht liggen en een weinig verder een klein gouden dameshorloge. Wat was hier gebeurd? Plotseling gaf hij een schreeuw. Hij had een vreemd voorwerp aangeroerd. Een rilling liep hem over den rug en koud zweet bedekte zijn gezicht. „Onmogelijk," mompelde hij, „slechts de opgewondenheid heeft mij parten ge speeld. Na een oogenblik van dralen strekte hij nogmaals de hand uit. Hij raakte een koud strak, bijna ijs koud menschelijk gelaat aan. Snel verwijderde hij het lichtscherm van zijn lantaarn en bij het felle licht zag hij thans de gravin voor zich in haar bed liggen. Een vreeselijke wonde bedekte hals en schouder. Hij boog zich over haar heen, zij was dood. „Dood, dood," herhaalde hij met af schuw. Haar oogen waren gebroken, het lichaam was stijf en blauw, het bloed op het tapijt was gestold en zwart. Hij verhief zich van den grond, stak het electrische licht iri de kamer aan en keek rond. Overal sporen van eeni heftjgen strijd. Het bed geheel in wan orde, dekens en beddelakens afgetrok ken, een stoel omvergeworpen, overal bloedvlekken. Dicht bij het lijk een mes. Het horloge wees op twintig mi nuten na elf. En het parelsnoer? Het kistje stond op het beddetafel- tje, haastig opende Gilbert het, een eiui lag erin maar het was leeg. Hij stiet een vloek uit. „Te vroeg prees ik mijn geluk." Hij overlegde een oogenblik, legde dan het horloge op het tapijt, nam het mes op en stak het bij zich, draaide het licht uit en wilde door da pros visiekamer in de gang gaan, toen hiji op den helderen muur het bloedige afdruksel van een mensen el ijke duim bemerkte. Hij nam zijn zakdoek en wischte zoo lang over de vlak tot slechts een scherp oog een spoor had kunnen ontdekken. Toen hij in de keu ken kwam, om zijn handen te wa'sschen, zag hij de deur van de achtertrap open staan en van buiten een sleutel er in steken. Hij trok dien er uit en sloot de deur van binnen. Den sleutel stak hij ook in zijn zak. Nadat hij de woning gesloten had, ging hij ijlings naar beneden, klopte aan het raam van den portier en zei beleefd: Neem mij niet kwalijk, dat u zoo iaat nog zoo. lang hebt moeten wachten, doch vóór ik den dokter uit den slaap gehaald had en zijn voorschriften had...." Hij drukte de portiersvrouw een flink' geld stuk in de hand en verliet het huis., De moord in de Avenue Hoche was het Sagelijksche gesprek van Parijs. Wie had Antoinette Scotti niet gekend? Haar verkwistend leven, haar toiletten, briljanten en parelen hadden in Parijs opzien verwekt. Zij had toen een graaf Andillo gehuwd en de verkwisting van beiden had het vermogen van de schoone, lichtzinnige toon eelsp eel ster spoedig uitgeput. Van al liaar sieraden had zij slechts een snoer van kostbare grijze paarlen overgehouden, die, eenig in haar soort, een vermogen vormden. Zij had daarna als weduwe met een keukenmeid en een kamenier, die reeds twintig jaar bij haar dienden de woning in de Avenue Hoche betrokken en ver der een bediende in huis genomen, die alleen overdag bij haar was, doch bui tenshuis sliep. Den dag na den moord werd deze bediende, Victor Danégre in hechtenis genomen. De politie had bij het doorzoeken van zijn woning niet het parelsnoer, wel echter een bebloed vest gevonden. Danègre beweerde dat de bloedvlekken van een hevige neus bloeding afkomstig waren. 'Een omstan digheid scheen onverklaarbaar. Hoe was Danègre in en uit de woning ge komen? De keukenmeid en de kame nier, die aan het eind van den corridor sliepen, hadden niets gehoord en zwoe ren beide deuren gesloten te hebben gevonden, toen zij om 8 uur des mor gens waren opgestaan. Het onderzoek leverde niets op, en het werd in 't bijzonder tegen Danè gre tamelijk links gevoerd, daar de politie van te voren overtuigd was, dat Pierre Gilbert de dief en moordenaar was. De portiersvrouw deelde mee, dat om drie uur des morgens een elegant heer naar dr. Fouquet gevraagd, naar boven was gegaan en na een "half uurtje weer naar beneden gekomen was. Dr. Fou quet wist van niets er was niemand bij hem geweest. Dus wie was de man van 3 uur ge weest, daajr toch wegens de misdaad het horloge dat was blijven stilstaan, twintig minuten na elf uur had plaats gehad, dus vier uur vóór het nachtelijk bezoek, waarvan de portiers vrouw sprak. „Dat was beslist Pierre Gil bert", zeide de chef der politie. „Eji de moordenaar?" Daar ex derhalve het met bloed be vlekte vest geen bewijs tegen Danègre bestond, had zijn verdediger gemakke lijk spel. Op dit eene bewijs kon hem geen rechter veroordeelen hij werd vrijgesproken,. Na een voorloopige hechtenis van zes maanden trad op een avond Danègre uit de gevangenispoort. De voortduren de angst voor het vonnis had hern ziek en zenuwachtig gemaakt. Onder den naam van Ernst Noir had hij op de hoogte van Montmartre een kleine kamer gehuurd en leefde van dagwerk. Eens op een dag, toen hij een klein restaurant opzocht en zich aan tafel zette om te eten, kwam er een vreemde op dezelfde af, zette zich tegenover Danègre en bestelde eten en een flesch wijn. Hij was eenvoudig gekleed eu scheen een man van tegen de veertig te zijn. Toen de wijn gebracht werd, schonk hij het glas van Danègre vol en zeide: langzaam „Op je welzijn, Danègre!" Deze sprong onwillekeurig op „Ik hen ik ben niet u vergist u." „Waarom ontkent ge ,dat ge Victor Danègre, de bediende van de gravin An dillo, zijt?" De andere haalde een kaartje uit zijn zak. „Gremodant, inspecteur van po litie, b.d. neemt de leiding van geheime onderzoekingen op zich?" „U bent bij de politie?" „Ik was bij de politie, ik verdien ech ter thans veel meer, vooral bij zuikq zaken als de uwe?" „Als de mijne?" „Ja, want uwe zaak is een zeer onge wone, en als u mij enkele minuten wilt toestaan ,zal ik u verklaren, waarom ongewoon." „En als ik u niet aanhooren wil?" „Dat is echtex beslist noodzakelijk. Gij bevindt u in zulk een positie, dat ge mij wel moet aanhooren." Danègre voelde de nabijheid van een dreigend gevaar. „Spreek. Wat wilt ge?" „Ik ben door de gravin Jermont, de erfgename van de vermoorde dame, tot u gezonden om van u het parelsnoer op te eischen." „Het parelsnoer? Ik heb1 hel niet." „Het is in uw bezit." „Als het in mijn bezit is zou ik ook de moordenaar en dief zijn." „Dat zijt ge ook." Danègre begon te lachen. „Tot uw geluk mijn lieve vriend, was was het gerecht van een andere mee ning. Eenstemmig hoort ge één stemmig ben ik vrij gesproken. „Geen onnutte woorden, mijn vriend. Drie weken voor den moord hebt ge de keukenmeid den sleutel van de ach terdeur ontstolen." „Dat is niet waar, dat is niet waar!" mompelde Danègre. „Niemand heeft den sleutel gezien. Gij liegt „Daar is hij. Ge liet hem in de deur zitten. Verder moet ik u zeggen, dat go de gravin met een mes ven- moord hebt, dat ge dienzelfden dag op markt gekocht hebt. Daar is het." Victor Danègre sidderde. De detec tive ging voort: „Men ontdekt er roestvlekken op. Ik behoef den oorsprong wel niet te ver klaren?" „Goed. U hebt mes en sleutel, wie kan bewijzen, dat ze van mij zijn?" „Ten eerste de keukenmeid, ten tweede de koopman, waar ge hef mes gekocht hebt. Ik heb uw geheugen een beetje opgefrischt. Ze zullen zich hei den verheugen, u weer te zien." Danègre sidderde van angst, hij pro- Beerde echter kalm te schijnen. „Wat zult ge nog meer zeggen? Hebt ge nog meer bewijzen?" „Ja, nog een. Na den moord zijt ge langs denzelfden weg teruggekeerd, maar midden in de provisiekamer, hebt ge, half onmachtig van angst, tegen den muur gelenud" „Hoe weet ge dat?" vroeg Danègre, zchizelf verradend. „Hoe? Al de heeren rechters van instructie zijn niet op het idee ge komen, met een licht de muren van de provisiekamer te onderzoeken. Ais zij dat gedaan hadden, zouden zij op den muur een roodachtige vlek hebben gezien, duidelijk genoeg om te zien, dat het de afdruk van uw bloedige duim is, die ge bij het leunen tegen den muur gedrukt hebt. En ge weet dat thans de anthropometrie een der zekerste bewijzen is." Victor Danègre verbleekte en het kou de zweet kwam hem op het voorhoofd. Met verwarde oogen keek hij naar den zonderlingen man, die van zijn daden sprak, alsof hij een onzichtbaren ge tuige was geweest. Door de bewijzen in het nauw ge bracht, zei hij, het hoofd buigend: „Wanneer ik u nu het parelsnoer geef, hoeveel wilt u mij dan daarvoor geven?" „Niets!" „Wait, u schertst. Ik geef u een voor werp, dat misschien honderdduizenden waard is, en zou er niets voor krij-J gen?" „O, jawel het leven. En Bedenk dan, dat dit parelsnoer voor u geer* waarde heeft. U kunt het toch niet verkoop en. Dus waarom wilt u het be waren?" „Er zijn kooplieden genoeg, die zul ke zaakjes opknappen." „Maar ik zou direct met mijn bewij zen aanwijzen." j Danègre greep met beide handen naar zijn hoofd, en zei toen zacht: „Wanneer hebt u de parels noodig?" „Vanavond nog binnen een uur. Anders zend ik dezen brief aan den officier van justitie." Danègre wierp een glas wijn om, stond op en zei: „Betaal maar en laten we gaan." 's Avonds gingen heiden over de bou levards naar de Place de l'Etoile. Ze liepen zwijgend voort. In het Pare Monceau bleef Danègre staan. „Hier," zei hij en liet zich zwaar op een bank vallen, waarvoor een beekje stroomde. „Waar? Hier voor ons?" „Ja. Tusschen die groote steenen." „U kunt er niet toe komen om het te zeggen? Nu goed, ik zal uw goede genius zijn. Hoeveel heeft u noodig?" „Zooveel als een biljet naar Ame rika kost." „Goed. U zult het geld hébben. Dus waar?" „Tel die groote steenen in de heek. Tusschen den elfden en twaalfden, op een diepte van misschien tien centi meters moet een blikken bus liggen." Pierre Gilbert, hij was de man, die onder het masker van een detective Danègre zijn roof ontnam, nam de bus, en nadat hij zich van den inhoud over tuigd had, verliet hij met zijn b'eges, leider het park.... Na eenigen tijd was een rijke Ame- rikaansehe in het bezit van het be roemde parelsnoer. Het was door veie handen gegaan, zoodat elk spoor tvan den dief verlotfen was gegaan. Pierre Gilbert beroemde zich onder collega's echter op deze daad als een van zijn sluwste. 't.Was op een heerlijken herfst avond in 1892, dat ik mij moe van een wandeling over de heide, de „Gouden Ster" in Lachaune binnen trad. Ik deed op mijn eentje een voet reisje in dat deel van Frankrijk, waar de kalme en rustige natuur mij best genezen (en laat ik terstond dankbaar er bijvoegen, ook werkelijk genas) van een zenuwachtigheid, die ik toeschreef aan ingespannela arbeid der laatste weken. Niets wat meer kalmeert dan zul- ke voetreisjes in een eenvoudige lan- lelijke omgeving, als men ze niet overdrijft. j 't Is een heel klein dorpje, dat Lachaune, dat men van af de heide n iet kan zien, omdat het ligt in een soort dal, waaromheen het bosch van Lintrac zijne uitloopers als groote, groene armen heenzendt. Be herberg was er eene, Zooals men ze in die streek overal vindt'. Moderne gemakken ontbreken ge heel. Eenige tafeltjes en banken en een stuk of" wat stoelen, vormen met een soort buffetkast het geheels ameublement. Een flesch vrij goede landwijn met een glas stonden weldra voor mij, toan ik had plaats genomen aan een tafeltje, naast een ander, waaraan twee mannen met een a| aider, die mij bleek de waard te zijn, zaten te praten en een glas wijn te 'drin ken. Voorstellen behoeft, men Zich in zico'n omgeving niet. Kennis is, voor al ender een glas wijn, met de een voudige luidjes gauw genoeg ge maakt, en zoo duurde het dan ook al niet lang, of ik was met de an deren in een druk gesprek gewik keld. 't Waren aardige lui, alle drie, dat moet gezfegd worden; openhar tig ooken heel spoedig wist ik dan cok reeds, dat de eene fprsche man bcsch wachter was, de andere zijn helper, en dat onze waard tevens de functie vervulde van gemeentsbo- öe. 'Nu was Sezte kreupel en liep met een soort kruk wat ik voor een gemeentebadje nog al leonderling vond. •Mijn gezicht mOet dat hebben ver raden, want glimlachend sprak de man -U denkt zeker: een rare bode met anderhalf been, nu dat is ook wel zoo, maar.... Maar jij hebt het haantje wel verdiend, André, zei de boschwaeh- ter, die door de anderen Pierre werd genoemd, En wij zijn uitstekend ever onzen bode tevreden, meneer! vervolgde hij, zich tot mij wendend. - Als de bcodscnappen te ver zijn, dan zetten we den hond voor 't karretje en dan rijdt Lachaune's bode in zijn eigen equipage. Allez, André, vertel meneer maar eens, hoe we geworden zijn, wat we zijn, maar schenk mij eerst nog eens in. Nadat aan het verzoek van Pierre was voldaan, en na van mij de ver zekering te hebben gekregen, dat ik zeer graag het verhaal zciu hooren, begon onze gastheer aldus De oorlog, meneer, is er de schuld van, en ik moet zeggen, hoe veel ongelukken daardoor ook over ens arm vaderland zijn gekomen, wij drieën 'hebben er ons geluk aan te danken. Deze verklaring deed mij be vreemd opzien, maar de beide ande ren knikten toestemmend. Ja, ja, meneer, ging hij voort, de wegen van O. Lu H. zijn won der ba ai-, dat i.s aan ons bewezen. 'tWas in den grooten oorlog. Wij balden hier er betrekkelijk weinig van te lijden gehad, de vijand is zoover niet doorgedrongen dan ééns, en toen maar dat zal ik u juist vertellen. Ik was zoo Wat 14 jaar in dien tijd en Pierre en Jacques twee jaar ouder. Mijn moeder was weduwe, sinds jaren reeds, en we hadden het armoeiig genoeg. Zij ging uit wer ken bij den ma.ire en den pastoor, en deed vervolgens de boodschap pen van 't heele dorp in Bazières. Nu, u bent van daar komen loopen vanmiddag, en n weet dus dat zoo'n tocht en door alle weer en wind, met een soms zwaar beladen kar retje, voor moeder hard werk was. Maar het oude menscih deel het graag, want lui was ze niet en is ze nog niet, meneer, al behoeft ze Gcddank, nu niet meer zoo bard, te werken. Ik heb gelukkig fatsoen lijk mijn broodje, en dat moeder nu eens leeft van wat ik verdien, is niet meer dan billijk. Ik heb het jaren lang gedaan van wat zij ver diende. Elk zijn beurt zeg ik maar, wat zegt u, meneer? En de praatgrage jnan nam nog een ferme teug. Ik was dan zoowat schaapher der, kleinste knechtje, loopjongen, kortom Jantje van alles bij de boe ren van het dorp. En ik moet er eerlijk bijvoegen, dat ik het wel eens van eieren maakte. Ileal veel deugde ik toen niet, meneer; last genceg- had het oude mensch met haar bengel, en mijn patroons ook. Strikken zetten, vogelnestjes uit halen, kattekwaad uitrichten deel ik liever dan wat ik doen moest. 't Dorp was half uitgestorven. Al les was soldaat geworden, anderen hadden zich aangesloten hij lie rond zwervende benden franctireurs. MaU- nen waren er zoodoende haast piet in 't oeele dorp te vinden, en de vrouwen en kinderen moestelr het werk deen. 1 Moeder ging geregeld naar de stad en bracht bij haar terugkomst, be halve de besteld ewaren, een zak vel nieuwtjes meenelaasu weet het, meneer, bet waren bijna altoos treurige tijdingen voor ons. Nu, op zekeren avend kwam ze gejaagd thuis en vertelde, dat in de stad eenige ulanen verse,henea waren, die met hun gewone brutaliteit de tele foondraden aaiden doorgesneden, bij den ontvanger en op 't postkan toor de kas nadien ingepikt en weer verdwenen waren vóór de lui er aan dachten hun iets in den weg te leg gen. D ien avond, meneer, is er veel gebeden in Lachaune, en fn dien nacht is er lieel weinig geslapen. Sommigen zagen in hun gedachten, het derp al verwoest en weet ik wat al meer. Een volgenden morgen lie pen alle gesprekken natuurlijk over de ulanen. oVij drieën hadden het er ook over en zouden alle mogelijke heldenda den willen verrichten, zoo als jon gens op dien leeftijd kunneh reie- neeren. Dien dag moest ik met mijn scha pen naar de hei, en Pierre en Ja cques moesten op andere wijze hun trcod Verdienen. Zeg maar gerust, dat we stroo pen gingen, zooals gewoonlijk! riep Jacques er tussciien, in 't bosch van Lintrac. 't Mas met ons drieën immers oud lood om oud ijzer! Nu ja, als je 't zelf zegt, zoo was het, meneer. Ik zat al een uur of wat met mijn schapen op de hei, en soesde zoowat half in, tot ik in eens verschrikt opsprong. Op kor ten afstand galoppeerden twee ula nen. Mij verbergen was te laat, ze hadden me gezien. Mapenen hal ik niet, behalve mijn stok en dan tegen twee zulke kerels was ik toch niet bestand. In een oogwenk wareh ze bij mij. Ze spraken beiden onze taal als geboren Franschen, en gaveU me te kennen, dat ik hun deli weg moest wijzen naar het dorp. Nu, daarin had ik hijster weinig zin. Hun wijze van handelen in zoo'n geval was mij meermalen verhaald. Lat was snel de openbare gelden meenemen, eenige der rijkste inge zetenen brandschatten, oüwilligen een lanssteek geven en met hu|i buit als d& wipd er weer van door. x+xfxtxtx+xfXJxfxfxtx x4xfxfx»xtxtx4xtxfx>xtx En ik dacht, dat er niets dan vrou wen en kinderen iJi het dorp waren, en aan die arme mevrouw Dó Lin trac, die op het kasteeltje woonde, en al jaren verlamd was, en hoe die zou schrikken, als ze bezoek van die kerels kreeg, en dat zou ze zeker, vreesde ik. De kerels zagen, dat ik aarzelde en de langste hiel d mij met een gezicht, zoo vriendelijk als een oorworm, zijn revolver voor en be wees me daardoor zoo klaar als de dag, dat ik geen keus had. Van den anderen kant: een verrader vaji de mijnen worden wou ik ook nietj of ik er in zat! Daar schoot me te binnen, 'dat Pierre en Jacques in het bosch het spoor van een hert volgden, en ik was in eens besloten. U weet, men kan bet dorp van de heide uit uiet zien. Ik nam mijn stok dan op ei zei hen mij te volgen. De lange man was nog zoo beleefd mij te vertel len, da.t hij bij het minste teeken verraad, mij op een blauwe boon zcu tracteeren. Enfin, eerlijk genoeg heeft de leelijkert zijn woord ge- hcuden, zei André, op zijn kreupel been wijzende. In plaats van het voetpad naar links te nemen, dat voorbij de kerk veert, nam ik het paadje, dat door het bosch over den heuvel leidt. Ik stapte in nadenken verzonk en voor de beide paarden aan, met het pret tig idéé, dat elk oogenblik achter mij een revolver af kon gaan, welks lc op voor mij een onrustbarenjde rich ting had Het spoor van het hert, dat zij beiden zochten (met den vinger op lie beide bcschwachters wijzende) was wel ver van dat paadje af Ik had het den vcrigen dag met hen beiden nog vervolgd. Toen ik dan ook vermoedde vrij dicht bij de drinkplaats te zijn, waar mijn heide vrienden wel in hinderlaag zouiela liggen, riep ik in eens tot de beide Pruisen Kijk, kijk, een hert, daar links van dien boom! alles met heel veel drukte en luid schreeuwende. De kerels keken in de door mij aange wezen richting, maar zagen natuur lijk niets, hoe ze zich ook uitrekten. Daar zag Ik rechts van bet pad het verbaasde gezicht van Pierre, die zij o geweer in de hand hacL In eens slprong ik in 't lage hout en riep: Pierre, Jacques, vuur op de Pruisen Een seconde later hoorde ik een knal en direct er op twee andere. Ik voelde een stekende pijn in mijn been en viel op mijn knieën in de struiken. De lange had zijn woord gehouden. Omziende zag ik de beide paarden op den grond lig gen en de ruiters er onder. Pierre en Jacques hielden het nog rooken- de tweeloops geweer op hen gericht, en de laatste riep: ÖVerp je wapens weg of deze keer treft de kogel u Teen kreeg ik in eens een lumi neus idee. Van uit de struiken richt te ik mijn stok op den langen Pruis en schreeuwde: Ha! ik wist wel waar ik mijn geweer geborgen had; lig stil of ik schiet! De kerel ziet waarachtig mijn half door het groen verborgen stok voor een geweerloop aan en roept: Ik geef me over Ik houd met mijn stokgeweer den langen in bodwang. Jacques dei an deren en Pierre bindt bedaard met de touwen van het paardetuig een voor een de handen op den rug. Toen zij gebonden waren or onder de paarden vandaan gehaald, me neer, toen ik het verblufte gezicht van die kerels zag, terwijl ik uit de struiken hen mijn stokgeweer liet zien, toen heb ik gelachen, ge lachen! niettegenstaande de pijn in mijn been. Maar 't duurde maar even (want 't was overspanning, zei de dekter later, dat ik zoo lachen moest) toen kreeg ik zoo'n raar ge voel en verloor mijn bewustzijn, öViel, meneer, vervolgde nu Pierre het verhaal, daar zaten we nn met twee gevangen en ge ba aden Duitse hers en een gew onden kame raad t\Yie gingen dus met ons vie ren, de gevangenen voorop ea wij met onze geweren tot schieten ge reed er achter aan. Mat een gek gezicht de lui in 't dorp zetten, neen, daar kunt u zich geen denk beeld van vormen. Trctsch als pauwen, dat wil ik wel eerlijk bekennen, brachten we ender toeloop van al wat beenen had, onzen oorlogsbuit naar de mai- rie. Dat was me een drukte en een gefeliciteerAls we ooit kans geaad hebben om werkelijk trotsch te wor den, dan is het dien dag geweest, nietwaar Jacques Nadat we onze luidjes goed hadden opgeborgen in den kelder van 'ie mairie (we hadden ze uit voorzich- tigneid aan een paar stevige ringen in den muur vastgebonden) gingen we met eenige anderen en den pas toor in het bosch terug, om André te aaien, die weer bijgekomen was toen we aankwamen. De wonde bleek ge- jlukkig' niet levensgevaarlijk, maar. i Een ninkepink ben ik er toch

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 11