A. VON DER WÖHLEN Gr. Markt 25 Adverteert in de N. Haarl. Courant Solied Schoenwerk is x No. 19. BEST BROOD I Mengelwerk. De kleine' Stefan Laski. Het Verhuurkantoor. 8* ANEGANG. Advertentie n. De gevangenwagen. Eiectrische luxe-broodbakken] J.SMIT, SMEDESTRAAT 45 J. ROEST-COMAITA Ossenslagerij Extra fijne Rolpens J. P MA AS Haantjes Export Bier x+xtxtx+xfx+x+xtxtx Het goedkoopste adres voor N. PISCAER. BEKROOND MET 2 EEREPRIJZEN EN 3 GOUDEN MEDAILLES TELEFOON 876. Z ij I w e g 65. voorhanden. Beeldhouwer, over de nieuwe Kath. St. Bavo. Beelden, Kerkmeitbelen, Grafmonumenten, enz. Hout, Steen- en Marmer. Specialiteit 'm WITTE en® TRICOT GOEDEREtë, RGK&EBI ©eb BLOUSES. Telefoon Ho. 1471. E-Ü4ARLEÜ3 DONKERE SFAARME 50 St. BKsattethsTeraenigittg. Inleveren van ziekenbriefjes Maan dagavond tusschen 7 uur en half 9. .Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jansstraat 49. „St. Bosa-Vereeniging". Het Bestuur is te spreken eiken 2en "Vrijdag der maand, des avonds tusschen half acht en half negen. Hel doel dezer vereeniging is: Meisjes uit den dienstbaren stand van 1216- jarigen leeftijd gratis in het naaien en aanverwante vakken, alsook het knippen, te onderrichten. Het onderwijs wordt gegeven eiken •avond der week, uitgenomen den Zater dag, des avonds van half zeven tot half negen. Aangifte van leerlingen tweemaal per jaar op een steeds in dit blad te ver melden datum. Maria-vereeniging. R. K. Vereeniging tot bestrijding van het drankmisbruik vergadert elke twee maanden, hetwelk vooraf in de agenda dezer courant wordt bekend gemaakt. De Mariaver. heeft een onderafdea- ling, Meisjesbon d, voor leden van 11—16 jaar, die ook tweemaandelijks vergadert op Zondags 's namidd. 4 uur in 't gebouw St. Bavo, Smedestraat. In de vergadering is gelegenheid zich voor het lidmaatschap te laten inschrijH ven; tusschentijds bij het secretariaat der vereeniging Gr. Houtstraat 52. Bij den ingang van heit dorpje Lu- dhowo, op eenigen afstand van Posen, zaïten in een werkmanshuisje twee jon ge kinderen, Stephan Laski en Henrijk Librowicz, zacht met elkaar te praten; liet was de dag voor Nieuwjaar. „Zoudt ge van uw vader nog een geschenkje krijgen voor het nieuwe jaar vroeg Stephan aan Henrijk'. „Hoe zou hij dat geven kunnen", antwoordde Henrijk treurig. „Hij is zoo arm en gij, wat zal uw moeder u gev- venf' „Helaas, zij is niet veel rijker dan uw vader, den wever Librowicz." „Bus als de meeste kinderen speel goed, boeken en koek krijgen, en niet walen wat met zooveel te doen, krij gen wij beiden niets." Zeker, bedreigingen en slagen van den Duitschen onderwijzer, die ons zou wiLlen verhinderen katholiek te blij ven." Hij vreest niemand en nochtans schijnt hij bang te zijn voor kinderen, die in het Poolsch bidden." Dat is omdat hij vreest, dat God ons zal verb oor en en Polen zal beschermen. die Sigismund Wolf, zal God hem niet straffen?" „Wensch hem geen kwaad," zeide Stefan, „laten we dat straffen, aan de Voorzienigheid over. God, zal ons wel ter hulpe Komen, misschien eerder dan ge meent." Henrijk zuchtte en hernam stilzwij gend het blikkenspel dat door het kor te gesprek was onderbroken. Daar sloeg eensklaps de klok van de kerk van Lu- chowo zes uur. Henrijk moest naar kuis, zijn vader, de wever, kwam dan na zijn zware dagtaak volbracht te heb ben,- thuis. Henrijk nam afscheid van Stefan en liep spoedig naar zijn armoe dige woning, waar zijn vader hem reeds w achtte, om te zamen het avondmaal te gebruiken. Alleen gebleven nam Stefan eenige jukjes hout en spaanders, wierp die in den haard en stak ze aan. De vroolijk flikkerende vlam verlichtte plotseling niet haar gouden en purperen stralen de armelijke kamer, waarin zich bevon den twee stoelen, een grove tafel, wat "ynioedig keukengerief en een gods dienstige plaat. Twee stroozakken wa- 'eri gelegen in een hoek der kamer. Stefan goot water in een ijzeren pot 011 Plaatste die op het vuur en wacht- to dan op de thuiskomst zijner moe der, die des daags werkzaam was in de naburige stad Obernik. Buiten was het volslagen donker ge worden eenige steen en glinsterden als ^elsteenen in een hemel van ijs, maar hun glas was niet voldoende om de dikke duisternis te doorboren. Stefan zette zich op een stoel voor het vuur en dacht na over de kwellin- Sen, die het vervolgde Polen te verdu- ren had, en het onderwerp van ieder gesprek waren. hl den brandenden haard turende, Scheen het hem als zag hij uit de Hammen te voorschijn komen het ge acht van Sigismund; het deed hem huiveren. Waarom verbood deze Duitscher den ónderen in 't Poolsch te bidden? Waarom heeft hij het juist zoo op hem Begrepen? Waarom sloeg hij hem har der dan de anderen? De kleine Pool keek naar zijn door de slagen blauw geworden handen. Waarom? Omdat hij den vorigen dag geweigerd had in het Buitsch te zeggen: „Vater unser der du Bist im Himmel" en hardnekkig had v°Igehouden te antwoorden in zijn moe dertaal: „Ojeze nasz Ktorijs iest wnie- Biesieck", hij moest daarvoor bij zijn Beul zijn handen recht uitstrekken om daarop tien. slagen te ontvangen met een leeren riem. En dezen morgen Was het nog slimmer geweest. Nauwelijks was de onderwijzer op zijn bank gezeten, of eenige ondeugen de jongens hadden met gebogen hoofd zacht voor zich zitten neuriën enkele Poolsche gezangen. Stefan moest hard op lachen over het gezicht dat Sigis mund trok en deze had het bemerkt. ,Hij riep hem dadelijk bij zijn lesse naar en weder terugkomende op het „Gebed des Heeren", wilde hij, dat hij bard op voor de geheele klas zou zeg gen: „Und vergieb uns unsere Schul- 14) am V Maar Staf au boog het hoofd, zooals zijn kameraadjes, weigerende den Duitschen tekst te herhalen. Toen vloog Sigismund woedend op met de vreeselijke riem in de handen en Stefan, alhoewel ontsteld bij da ge dachte aan de slagen, die op hem zou den neerkomen, hield zich groot. Op een hernieuwde ondervraging van zijn onderwijzer, bewaarde hij een held haftig stilzwijgen. Toen hield Sigis mund hem met de eene hand stevig vast en met de andere sloeg hij vijf of zes maal, terwijl de kleine Polen als eenige wraakoefening met inspanning van al hun krachten zongen het natio nale lied. Eindelijk zijn wreedheid inziende, liet de onderwijzer Stefan los, maakte de deur open, en met een woest gebaar naar allen wijzende, dat ze konden vertrekken, vlogen de kinderen als los gelaten vogels de school uit, blij, dat ze het jaar mochten eindigen met een paar onverwachte vrije uren. Henryk alleen was achtergebleven met Stephan om zijn tranen te drogen. "Hij had hem vervolgens geholpen om naar zijn huis te kunnen loopen, want de slagen van Sigismund hadden een zijner beenen gekwetst. Als de pijn bij zijn vriend iets was verminderd stelde Henryk voor, om hem wat afleiding te geven samen een spelletje te bikkelen. Al spelende vergaten de kinderen een weinig hun verdriet. Toen Stefan zijn treurige overwegin gen staakte om te kijken of het water kookte in den ijzeren pot, voelde hij een scherpen steek in zijn been en met een harden schreeuw viel hij door de hevige pijn in zijn stoel terug, de oogen vol tranen. Juist kwam zijn moeder binnen en hoorde dit. Vlug zette zij haar mand metboodsch;i|ipen op den grond en nana bewogen Stefan in haar armen. „Wat hebt ge gedaan, mijn lieve jongen? Zegt 't mij gauw." „Niels moedertje, het is niets." „Waar hebt ge pijn?" „Aan mijn been.... daar maar het is niets dat verzeker ik u." „Laat me eens kijken." Moeder zette Stefan behoedzaam op den stoel en stak de lamp aan. „Maar gij zijt gewond, mijn kind," zeide ze met schrik. „Uw rechterbeen is gekwetst en uw kleederen gescheurd. Ge zijt zeker gevallen? Zijt ge door een rijtuig aangereden?" De wonde met lauw water wassschende en ver bindende, ondervroeg ze hem angstig. „Heeft een kwajongen je geslagen? Een van je kameraadjes? Hoe heet hij? Is het misschien Henryk?" „O, neen, moeder, zeg dat niet. Hij is zoo lief voor mij." „Wie dan?.... Jan, Toon, Willem?" „Neen, neen, geen vriendje." „Dan is het de onderwijzer? Ja, hij is het, hij heeEt reeds uw handen ver wond. Het is Sigismund, daar ben ik zeker van. Ge antwoordt niet? Ge buigt uw hoofdhij is het. Waarom sloeg hij u?" „Omdat ik het Onze Vader niet in 't Duitsch wilde herhalen." „Had dan maar, om aan zijn wreed heid te ontkomen, eenige woorden ge murmeld." „Neen, moeder, neen. Dat hebt u mij nooit aangeraden. Het is beter te sterven dan onzen heiligen godsdienst te vergeten, tegenover een vreemdeling. Hebt ge mij niet gezegd, met Sienkie- wicz, dat geen kracht ter wereld nadeel kan toebrengen aan onze taal en ons geloof, en dat het niet geoorloofd is onze edele Poolsche boom te verplan ten in vreemden grond? Hebt gij mij niet verteld, hoe een arme vrouw lie ver in de gevangenis werd geworpen, dan toe te laten dat haar kinderen ba- don in het Duitsch, en dan van den kleinen Marcel, die voor eenzelfde wei gering gezonden is naar een verbeter huis? Hebt ge niet met onzen Heiligen Bisschop herhaald, dat de dood hon derd maal verkieslijker is, dan het ver lies van onzen godsdienst en onze vrij heid? Toen de onderwijzer mij sloeg heb ik aan dat alles gedacht en ik heb de kracht gevonden zijn slagen te ver duren, al had ik moeten sterven.' „Sterven, mijn lieve Stefan, sterven. Ach, zwijg stil, zwijg stil." En de moeder in tranen uitbarstende, bedekte haar jongen met kussen en tra nen. „Maar ik geloof, dat het al laat is en ge hebt niets meer gehad sedert dozen morgen.... Wacht, om je te troos ten zal ik een heerlijk maal in orde brengen. Zie eens wat ik heb meege bracht; de Kantorowicz hebben mij dat alles meegegeven." En de arme vrouw liep vlug naar haar mand en nam daaruit een heerlijk stuk ham, eieren, rood geverfd, een flesch wijn en een groote taart met rozijnen en amandelen en in het mid den een engel, ia de handen dragende de Poolsche vlag. Het kind klapte van blijdschap in de handen en vergat de pijn. Terwijl zijn moeder brood sneed, maakte Stefan de tafel in orde, plahts- te daar twee borden op en twee gla zen, den wijn en ten laatste de taart. Alles smaakte beiden uitstekend. De taart vooral werd met groot gejuich begroet door Stefan en de engel met de nationale vlag plaatste hij op den schoorsteen, als een zinnebeeld van vreugde en hoop. Door nog wat hout op het vuur te werpen, vlamde dit helder op. De kamer zag er gezel lig uit. „Nu, moeder," zeide Stefan, ,wilt ge go me zeker wat voorlezen van onzen schrijver Sienkiewicz zooals ge dit reeds meermalen gedaan hebt." „Maar kind, ge zijt nu te veel ver moeid." „Ach neen, lees u iets." „Wilt ge dat graag?" „O ja, erg graag" En zijn moeder nam een klein ver sleten boek, een gedachtenis van haar man, en las de volgende bladzijde, die bij toeval voor haar opex» viel-. Het oude jaar gaat verdwijnen. Uit zijn assche verschijnt een nieuwe phe- nix. Hij schittert reeds aan de gouden poort in het Oosten. De geheele wereld begroet hem met hoop en verlangen. Wat zijn uw wenschen in dit nieuwe jaar 1" Eenige oogenblikken later hoorde moeder een diepen zucht. Opkijkende zag zij den jongen ingeslapen. Zachtjes tilde zij hem van zijn stoel op zijn matras en dekte hem voorzich tig toe, kuste hem licht op het voor hoofd en hei-nam toen haar plaats bij het vuur. Het boek van Sienkiewicz was op den grond gevallen, zij nam het op en las bevende den lofzang van den dichter tot de moeder: „O Poolsche moeder, als uw zoon met gebogen hoofd op lettend luistert naar de geschiedenis zijner voorouders, bewaar dan uw kind, voor deze vreeselijke herinneringen. Werp u liever voor het beeld der lij dende Moeder, zie het zwaard dat haar hart doorboord heeft, want uw lot zal ook voor u wreed zijn. Ja, uw zoon is geroepen tot een strijd zonder glorie, tot het martelaarschap. De Zaligmaker droeg reeds onder de kinderen te Naza reth het kruis, waardoor Hij de wereld verlost heeft. O Poolsche moeder, ik zou liever zien dat uw kind speelde met de werktuigen, die hem in de toe komst zullen pijnigen. Overwonnen, zal het verdroogde hout van de galg zijn grafmonument zijn! De ontroostbare droefenis zijner vrouw, de voortduren de herinnering onder zijn medeburgers, zullen zijn eenige glorie en onsterfe lijkheid uitmaken!" De moeder wiex-p het boek ter neder en knielde voor het beeld der Heilige Maagd. „O zoete Moeder," zeide zij met vuur, „verwijder mijne vreeze, mijn angst, doe mij deze vreeselijke bedreigingen vei-geten! Sla op mij uwe barmhartige oogen, ontferm u mijner, ontferm u over hem!" De dag is weer verschenen, licht en koud. De klokken verkondigden met blijden klank den dageraad van het nieuwe jaar. Eensklaps hoort men een groot geraas van wielen. Een met twee paardenbespannen koets houdt stil voor de ai-moedige woning van Laski. Een deftig heer, met pels en bonten muts, stapt vlug uil en stoot de deur open. In de handen der verbaasde moeder legt hij een rijk versierde doos, dan treedt hij naar het bed van stroo, neemt het kind in zijn armen, kust het op het voorhoofd en verdwijnt.... Wie is die man, die mij heeft' omhelsd? vraagt Stefan, daardoor ont waakt.. Ik weet het niet, ik weet het niet! fluistert de moeder, terwijl zij de groote doos ontdoet van haar vergulde banden. Zij opent haar en neemt er uit een prachtig boek: „De geschiedenis van Polen" met dit bijschrift: „Aan Stefan Laski, den kleinen held van Luchowo, de dankbare Polen". En op den bodem der doos vond zij een zijden beurs, gevuld met goud. De hemel heeft medelijden gehad met onze ellende, riep de arme vrouw. Zie eens Goud! zeide Stetan. Wij willen het deelen met Henryk, is het niet? Ja, Stefan, maar bedanken wij eerst onze moeder Maria. Maria natka nasza Als zij gebeden hadden voor haar beeld, zeide Stefan: En nu, moeder, wat zullen wij zeggen voor hen die ons kwaad willen doen? Het gebed, dat Sigismund u wilde laten zeggen dezen morgen in het Duitsch. En de' moeder en het kind zeiden langzaam in de schoone Poolsche taal, die zoo welluidend en volmaakt den geest dezer natie weei-geeft, het „Onze Vader" en hielden een oogenblik sti! bij de woorden, die voor hen en voor alle Polen zooveel beteekenis hadden iako y my odpunczamy nassym wi no way oom".... „....zooals wij verge ven onze schuldenaren!" Aan een huis in een der drukste straten prikkelde sinds lang- een geel biljet mijn nieuwsgierighjeid.^ Ik dacht eerst, dat 't een nieuw bios- kpop-theater wasmaar 't bleek een bureau te zijn, waar aan dienstmeis jes kosteloos een betrekking Werd bezorgd. 't Viel mij in, dat ik hier wel iets kon leeren, en ik volgde een stevige dame, die juist het huis bin nen stevende en blijkbaar met de lo kaliteit op de hoogte was. 't Ging 'een trap op, door een1 corridor naar een openstaande ka mer. Mijn onvrijwillige geleidster had iets zoo energieks in haar op treden, dat ik reeds in stilte het arme schepsel beklaagde, dat zich onder het juk van Idle meesteres zou moeten buigen. Ik zag echter in, dat ik mij ver gist had, toen mijn dame door eene van het personeel der inrichting werd ontvangen met de woorden Is u daar alweer, juffrouwU beeft toch gisteren pas u,wt betrek king aanvaard De gewaande dame snoof minach tend. Dat was geen betrekking; dat was een helZes dames in pension die speelden den boelen dag piano, en toen ik er bij begon to zin,gen, had je 't spektakel gaande. Dat was niks! Is er niets behoorlijks Ik zal eens zien, zei de dame van fle inrichting. Maar u moet in de Wachtkamer gaanik kan n toch niet op een presenteerblaadje rond.- reiken Tóen wendde zij1 zich beleefd tot mij Als 't u belieft, meneer; de salon is aan het eind van, de gang.„ rechtuit. Ik kwam in een groote kamer, ge meubeld als de salon van een tweede rat! gsho tel. Alle zitgelegenheden waren ingenomen door dames: en kele spraken met elkaar, andere on derhandelden met de voor haar staande dienstboden. Buiten mij was nog slechts één heer, wien men 't kon aanzien, dat hij getrouwd was. Mlet hot onderwor pen gezicht van een tot levenslange dwangarbeid veroordeelde stond hij rechtop achter den stoel, zijner be tere helft en d©ed of hij haar ge sprek met 't voor haar staande meis je opmerkzaam volgde. Het jonge ding- had een schijnheilig gezicht ge zet maar het brutale gezichtje en 't weerbarstige rood-blonde haar ver rieden duidelijk, wat soort persoon tje zij was. Ik kon uit de verte slechts de stam der vrouw hooren, die op een onaangenaam ruWen tooln zjoo iets zeide als: „Kleedjes klop pen doet mijn man.de laar-zien poetst mijn man. .i bij 't mangelen kan mijn man je helpen. Telkens knikte de ongelukkige achter haar stoel heel gehoorzaam, en 't meisje mat hem met een snel len, spottenden blik van haar on deugende oogen. Ten slotte liet zij ook het masker van schijnheiligheid vallen en riep lachend Daar moet ik eerst nog eens over denken. Met zoo n tweede-meid heb ik nog nooit gediend Ik had intusschen een mij bekende dame ontdekt en ging paar haak toe. Z,ij Was verdiept in een roman en groette mij vriendelijk. Op mijn vraag of zij ook een meid zocht, ant woordde zij met een diepen zucht: Ja, al een week. Eiken mid dag zit ik hier volle drie uur. Kijk, dit boek heb ik al haast uitgelezen Ik betuigde haar mijn verbazing, dat 't zoo' moeilijk was, 'iets geschikts te vinden. Er was toch keuze genoeg, meende ik. Zij schudde het hoofd over mijn naïeve opmerking. O, dacht n, dat Wij hier kiezen Dan heeft u 't mis. 'tKomt er heel weinig op aan, of ik het meisje goed vind, hoofdzaak is, of 't meisje den dienst goedvindt. E,n bij een dokter willen ze geen van allen graag. U moet ze maar hoorenBij een dok ter, zeggen ze, kan je eeuwig van de deur naar de telefoon vliegen. En dan 't instrumenten schoonmakeü en de wachtkamer vegenNeen, iemand, die ,al eens bij 'n dokter beeft gediend, krijg ik Ln 't geheel niet. Een juffrouw1 van de inrichting kwam ons storen met de vraag, wat ik verlangde, Ik gaf te verstaan, dat ik een meid-alleen zocht, en kort daarna, stond een stevig kind van buiten voor mij, wier geheele uiter lijk deed vermoeden, dat Ze tot dus ver meer in den koestal dan in de eetkamer had gewerkt. Zij kon alles wat ik verlangde: koken, w'asschen, strijken. Daar ik haar de zaken niet te licht wilde voorstellen, verklaar de ik, dat mijn vijf-en-Zeventigjarig© schoonmoeder bij ons inwoonde. O, met die zal ik 't wel klaar spelen antwoordde zij vol zelfver trouwen. Ik vertelde haar, dal die dame erg nerveus was, en betwijtelde, of zij voldoende kalm en gemisehloos kon optreden. Die oude moet dan maar watjes in de ooren istoppen, luidde haar v ooi-stel. Toen informeerde zij', of er ook kinderen waren. Drie! zei ik, en daar ik den afsclmkkenden indruk dezer iméle- deeling in hare oogen ziagiweerspie gelen, zocht ik dien te verzwakken door de toevoeging: maar heele kleintjes. Het landmeisje schudde het hoofd. Dan is het toch niets voor mij. Oudjes, daar geef ik niet om; maar met kinderen gebeurt er zoo licht iets en, dan kom je maar in de nesten. Ik zag in, dat ik te optimistisch was geweest, in mijn opvatting over dit meisje en besloot, bij een vol gende wat voorzichtiger te zijn. Ik liet dus mijn ibej aarde schoonmoe der sterven, verdonkeremaand© jhet jongste kind en stuurde de twee an deren naar school. Toch scheen ©en plaats, in mijn huishouding, de nu voor mij staande, ontzettend ver drietig .uitziende, goed dertigjarige juffer niet toe te lachen. Ik zag in, dat ik nog meer moest doen, en beloofde dus, do waseh bui tenshuis te geven. Daardoor scho ten wie 'z!0O' ver op, dat we begonnen over het loon te onderhandelen. Plot seling echter stak het meisje den spitsen neus in de lucht, als rook ze onraad. iWaarom komt u eigenlijk zon der uw vrouw hier? Ik bloosde verlegen onder dien in- qulsiteursblik, dien zij uit de grijze oogen op mij richtte. Mijn vrouw, is ongesteld, stot terde ik.. Een zuur lachje trok om de kloe ke lippen. O, een zieke vrouw! Dan kan de meid alles idoen on do vrouw nog verplegen ook. Daarvoor ben, ik te Zwak'. Dé dokter heeft gezegd, dat ik niet te veel van mijn krachten mocht vergenik moest mij wat in acht nemen. Neem u dan in acht! Beter schap! zoo besloot ik het gesprek. Ik was nu stouter geworden, wijl ik inzag, dat ik niet zoo licht vast gehouden zou worden; dus schilder de ik mijn huishouding als een pa radijs aan 't meisje, dat mij vervol gens werd voorgesteld. Zij zag er uit, of ze tot een dameskapel be hoorde, en verspreidde oen zoetelij- ken geur om; zich heen. Ik vroeg haar niet wat zij kon, ik zag ook haar getuigschriften niet in; ik liet dit maal mij-zélf uitvragen. ,U. bewoont een heel huis Hoe veel personen Tweeik en mijn vrouw, en dan nog een keukenmeid, er bij, Is zij aardig? 'Wie..,, mijn vrouw of de keu kenmeid Uw vrouw natuurlijk. Mij bevalt ze heel goed. Hoe is 't gesteld met den huis sleutel O, dien krijg ik nu en dan, als het niet te dikwijls voorkomt. Och, nonsensIk bedoel, of ik voor mij een huissleutel krijg. Zeker. En u heeft heusch geen kin deren Nog niet. Zoo!.... Zeg, meneer, dan deed u beter, naar een oude baker of zoo iemand om to zien. Dat is toch niets voor een jong meisje. God! wat dur ven de lui tegenwoordig al niet vra gen Verontwaardigd keerlde 't knappe ding mij den rug toe. De resolute figuur, wier voetspoor ik gevolgd had om hier binnen te komen, verliet juist met rood, ver stoord gezicht een paar schuchtere oude dametjes. Ze wild© naar de wachtkamer terug keerep, toen 'zo mij in 't oog kreeg. Ze bleef voor mij staan, grijnsde en vroeg: {Wat zoekt u, meneer, als ik vragen mag Ik kon niets beters bedenken dan de meid-alleen. Zij keek naar mijn handen en werd vriendelijker. U is vrijgezel? Ja, helaas.., O, dat is iets voOr mijIk ben al eerder bij een hoer-alleen ge weest als huishoudster. Ik ben heel makkelijk van humeur en eerlijk als goud. Ja, maar u zult misschien te veeleisehend zijn. Volstrekt niet. Ik ben eon een voudig meisje. Ik hecht meer aan goede behandeling' en [huiselijk vor keer. Zij glimlachte nu zoo zoet als een oliebol. Ik kreeg1 't bepaald Benauwd, en zocht een uitweg. Ik ben dokter, zei ik. O ja? Ik heb altijd er naar verlangd, bij een dokter te komen. Dan heb je dadelijk hulp', als je wat mankeert. Maar u moet op de telefoon letten, de deur openen, instrumenten schoonhouden en de wachtkamer ve gen, tweemaal daags. O, dat is niets, dokter! Daar voor heb ik handen aan mijn lijf. Ja.. en dan moet u helpen bij de operaties, de afgesneden lede maten vasthouden en 't bloed in do spreekkamer opdweilen.., Eindelijk had ik ide voldoening haar te zien verbloeken. Een oogen blik kampte nog 't zelfbewuste lach je met den walg; dan kreeg de walg de overhand. Schei uitkrij'schte zi.iik kan geen bloed zlienAlles.. maar dat niet Dan spijt 't mij Zeer, zei ik beleefd en ontsnapte door de deur. Op den corridor wtexd ik nog vast gebonden door de juffrouw van de inrichting; zij betreurde dat ik nog geen keus had gemaakt, en wilde mijn adres opschrijven. Ik bedankte em ztei, dat ik liever mijn vrouw Zou sturen. In den .grond van mijln hart echter was ik blij da', ik dien zwaren gang niet behoefde te var gen van mijn vrouw, want,. ik heb er namelijk geene. weTkelijken dienst en vervangen St. Hermandad en beschermen den lande tegen inwendig gevaar. iWi© heeft ooit een redeloos dier aldus zien wegvoeren En zoo heeft de gevangenwagen reeds zoovele re delijke wezens naar hun kostelijk pa leis gebracht! En hü heeft ze gezien met de wanhoop der vertwijfeling op de in gevallen kakenspijt en schrik lagen op de bleeke wangen te lezen, en uit de holle, verwilderde oogen spraken merkbare onrust en machte- looze woede. En gespierde armen waren wel eens noodig om zulk een ongelukkige de hooge treden van zijn rammelend verblijf te doen beklim men. En stille zuchten, vermengd met doffe wanhoopskreten ontsnap ten vaak de brandende keel en over stemden wel eens het geluid der wie len. En hij heeft Ze aanschouwd met de trekken van diepe bedorvenheid, op de harde kaken, met den blik van ruwe onbeschaamdheid in de gemee- ne oogen, die ook hier de vensters zijn der ziel. En met een glimlach om de vuile lippen wipte vaak zulk. een in den wagen met eene behen digheid, die ons eene grondige be kendheid en eene groote vertrouwd heid met het voertuig in hem doen veron ders tellen. En hij zag ze een enkele maal met een oprechtheid in het open ge laat, die den geleiders de behulp zaamheid en welwillendheid af dwong: met eene eerlijkheid in de blauwe oogen, die hem bij het zien van zulk eene noodzakelijkheid den blos van schaamte en onteering op de wangen joeg. En voor dezulken was de wagen het meest hard, wijl zij onschuldig dien weg moesten af leggen. En hij heeft ze gezien... maar waar zouden wij eindigen met de reeks van ongelukken en ellenden, waarmee onze verlichte maatschap pij al meer en meer overstelpt wordt, waar het einde van eene rij van mis dadigers, die dagelijks nieuwe groei kracht ontvangt en de diensten van den gevangenwagen verdubbelt? Zie, daar staat hij weer aan de ijzeren baan, om een van 's-Bijks verpleegden af te halen, en hij zal er weer staan, zöodra de volgende trein in de verte zijn aankomst meldt) Maar ééne zaak is mij nog niet hel der dat zoovele nieuwsgierigen, nog steeds den gevangenwakgen met loerende, met gretige en nooit vol dane blikken omringen, wanneer hij daar zijne prooi weer afwacht Zoo dat een bewijs zijn voor de groote onnatuurlijkheid en de diepe treurig heid der zaak, of misschien eene vol doening en blijde gerustheid, dat deze mensch alvast weer „achter de tralies" zit en onze vrijheid en vei ligheid niet meer kan aanranden Van de talrijke en uitgebreide fa milie, waarvan de leden op twee, drie of mogelijk nog pi eer wielen over dit ondermaansche rondrijden, vervult er zeker geen een treuriger plicht, dan hij, die voor een oogen blik het onderwerp onzer bespreking zal uitmaken. Of is het niet diep treurig, te zien, hoe de koning .der schepping zich paleizen bouwt van ijzer en glas, waarin hij den tijd zal door brengen in vervelen en suffen en vaak luieren en soms verwenschend en vervloekend hen die hem hierin brachten Die hem hierheen bracht de gevangen wagen zijne koets een aristocraat uit het geslacht der stijf- selkisten zij is groen geverfd en ruw en hard! O! zij is zoo ontzet tend hard voor een mensch! En Ln vakken verdeeld, omdat men Idie lie den niet in eikaars gezelschap kan latenHet ijzig gezicht van twee of drie veldwachters of andere diena ren der gerechtigheid, waarvan één bij den koetsier en de andere op de bankjes achter het rijtuig, vol tooit ons schrikbeeld Of verdedi gers van het vaderland doen hier DRINKT (licht en donker). ONOVERTROFFEN. Verkrijgbaar aan het Hoofd-agent schap TELEFOON 56. I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 17