A. VON DER WÖHLEN Gr. Markt 25
Adverteert in de
N. Haarl. Courant
Solied Schoenwerk is
x No. 19.
BEST BROOD
I
Mengelwerk.
De kleine' Stefan Laski.
Het Verhuurkantoor.
8* ANEGANG.
Advertentie n.
De gevangenwagen.
Eiectrische luxe-broodbakken]
J.SMIT, SMEDESTRAAT 45
J. ROEST-COMAITA
Ossenslagerij
Extra fijne Rolpens
J. P MA AS
Haantjes Export Bier
x+xtxtx+xfx+x+xtxtx
Het goedkoopste adres voor
N. PISCAER.
BEKROOND MET
2 EEREPRIJZEN EN
3 GOUDEN MEDAILLES
TELEFOON 876.
Z ij I w e g 65.
voorhanden.
Beeldhouwer,
over de nieuwe Kath. St. Bavo.
Beelden, Kerkmeitbelen,
Grafmonumenten, enz.
Hout, Steen- en Marmer.
Specialiteit 'm WITTE en® TRICOT GOEDEREtë, RGK&EBI ©eb BLOUSES.
Telefoon Ho. 1471.
E-Ü4ARLEÜ3
DONKERE SFAARME 50
St. BKsattethsTeraenigittg.
Inleveren van ziekenbriefjes Maan
dagavond tusschen 7 uur en half 9.
.Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen
1 en 2 uur, Jansstraat 49.
„St. Bosa-Vereeniging".
Het Bestuur is te spreken eiken 2en
"Vrijdag der maand, des avonds tusschen
half acht en half negen.
Hel doel dezer vereeniging is: Meisjes
uit den dienstbaren stand van 1216-
jarigen leeftijd gratis in het naaien
en aanverwante vakken, alsook het
knippen, te onderrichten.
Het onderwijs wordt gegeven eiken
•avond der week, uitgenomen den Zater
dag, des avonds van half zeven tot
half negen.
Aangifte van leerlingen tweemaal per
jaar op een steeds in dit blad te ver
melden datum.
Maria-vereeniging.
R. K. Vereeniging tot bestrijding van
het drankmisbruik vergadert elke twee
maanden, hetwelk vooraf in de agenda
dezer courant wordt bekend gemaakt.
De Mariaver. heeft een onderafdea-
ling, Meisjesbon d, voor leden van
11—16 jaar, die ook tweemaandelijks
vergadert op Zondags 's namidd. 4 uur
in 't gebouw St. Bavo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich
voor het lidmaatschap te laten inschrijH
ven; tusschentijds bij het secretariaat
der vereeniging Gr. Houtstraat 52.
Bij den ingang van heit dorpje Lu-
dhowo, op eenigen afstand van Posen,
zaïten in een werkmanshuisje twee jon
ge kinderen, Stephan Laski en Henrijk
Librowicz, zacht met elkaar te praten;
liet was de dag voor Nieuwjaar.
„Zoudt ge van uw vader nog een
geschenkje krijgen voor het nieuwe
jaar vroeg Stephan aan Henrijk'.
„Hoe zou hij dat geven kunnen",
antwoordde Henrijk treurig. „Hij is zoo
arm en gij, wat zal uw moeder u gev-
venf'
„Helaas, zij is niet veel rijker dan
uw vader, den wever Librowicz."
„Bus als de meeste kinderen speel
goed, boeken en koek krijgen, en niet
walen wat met zooveel te doen, krij
gen wij beiden niets."
Zeker, bedreigingen en slagen van
den Duitschen onderwijzer, die ons zou
wiLlen verhinderen katholiek te blij
ven."
Hij vreest niemand en nochtans
schijnt hij bang te zijn voor kinderen,
die in het Poolsch bidden."
Dat is omdat hij vreest, dat God ons
zal verb oor en en Polen zal beschermen.
die Sigismund Wolf, zal God hem
niet straffen?"
„Wensch hem geen kwaad," zeide
Stefan, „laten we dat straffen, aan de
Voorzienigheid over. God, zal ons wel
ter hulpe Komen, misschien eerder dan
ge meent."
Henrijk zuchtte en hernam stilzwij
gend het blikkenspel dat door het kor
te gesprek was onderbroken. Daar sloeg
eensklaps de klok van de kerk van Lu-
chowo zes uur. Henrijk moest naar
kuis, zijn vader, de wever, kwam dan
na zijn zware dagtaak volbracht te heb
ben,- thuis. Henrijk nam afscheid van
Stefan en liep spoedig naar zijn armoe
dige woning, waar zijn vader hem reeds
w achtte, om te zamen het avondmaal
te gebruiken.
Alleen gebleven nam Stefan eenige
jukjes hout en spaanders, wierp die in
den haard en stak ze aan. De vroolijk
flikkerende vlam verlichtte plotseling
niet haar gouden en purperen stralen
de armelijke kamer, waarin zich bevon
den twee stoelen, een grove tafel, wat
"ynioedig keukengerief en een gods
dienstige plaat. Twee stroozakken wa-
'eri gelegen in een hoek der kamer.
Stefan goot water in een ijzeren pot
011 Plaatste die op het vuur en wacht-
to dan op de thuiskomst zijner moe
der, die des daags werkzaam was in
de naburige stad Obernik.
Buiten was het volslagen donker ge
worden eenige steen en glinsterden als
^elsteenen in een hemel van ijs, maar
hun glas was niet voldoende om de
dikke duisternis te doorboren.
Stefan zette zich op een stoel voor
het vuur en dacht na over de kwellin-
Sen, die het vervolgde Polen te verdu-
ren had, en het onderwerp van ieder
gesprek waren.
hl den brandenden haard turende,
Scheen het hem als zag hij uit de
Hammen te voorschijn komen het ge
acht van Sigismund; het deed hem
huiveren.
Waarom verbood deze Duitscher den
ónderen in 't Poolsch te bidden?
Waarom heeft hij het juist zoo op hem
Begrepen? Waarom sloeg hij hem har
der dan de anderen? De kleine Pool
keek naar zijn door de slagen blauw
geworden handen. Waarom? Omdat hij
den vorigen dag geweigerd had in het
Buitsch te zeggen: „Vater unser der du
Bist im Himmel" en hardnekkig had
v°Igehouden te antwoorden in zijn moe
dertaal: „Ojeze nasz Ktorijs iest wnie-
Biesieck", hij moest daarvoor bij zijn
Beul zijn handen recht uitstrekken om
daarop tien. slagen te ontvangen met
een leeren riem. En dezen morgen
Was het nog slimmer geweest.
Nauwelijks was de onderwijzer op
zijn bank gezeten, of eenige ondeugen
de jongens hadden met gebogen hoofd
zacht voor zich zitten neuriën enkele
Poolsche gezangen. Stefan moest hard
op lachen over het gezicht dat Sigis
mund trok en deze had het bemerkt.
,Hij riep hem dadelijk bij zijn lesse
naar en weder terugkomende op het
„Gebed des Heeren", wilde hij, dat hij
bard op voor de geheele klas zou zeg
gen: „Und vergieb uns unsere Schul-
14) am V Maar Staf au boog het hoofd,
zooals zijn kameraadjes, weigerende
den Duitschen tekst te herhalen.
Toen vloog Sigismund woedend op
met de vreeselijke riem in de handen
en Stefan, alhoewel ontsteld bij da ge
dachte aan de slagen, die op hem zou
den neerkomen, hield zich groot.
Op een hernieuwde ondervraging van
zijn onderwijzer, bewaarde hij een held
haftig stilzwijgen. Toen hield Sigis
mund hem met de eene hand stevig
vast en met de andere sloeg hij vijf of
zes maal, terwijl de kleine Polen als
eenige wraakoefening met inspanning
van al hun krachten zongen het natio
nale lied.
Eindelijk zijn wreedheid inziende, liet
de onderwijzer Stefan los, maakte de
deur open, en met een woest gebaar
naar allen wijzende, dat ze konden
vertrekken, vlogen de kinderen als los
gelaten vogels de school uit, blij, dat
ze het jaar mochten eindigen met een
paar onverwachte vrije uren. Henryk
alleen was achtergebleven met Stephan
om zijn tranen te drogen. "Hij had hem
vervolgens geholpen om naar zijn huis
te kunnen loopen, want de slagen van
Sigismund hadden een zijner beenen
gekwetst.
Als de pijn bij zijn vriend iets was
verminderd stelde Henryk voor, om
hem wat afleiding te geven samen
een spelletje te bikkelen. Al spelende
vergaten de kinderen een weinig hun
verdriet.
Toen Stefan zijn treurige overwegin
gen staakte om te kijken of het water
kookte in den ijzeren pot, voelde hij
een scherpen steek in zijn been en
met een harden schreeuw viel hij door
de hevige pijn in zijn stoel terug, de
oogen vol tranen.
Juist kwam zijn moeder binnen en
hoorde dit. Vlug zette zij haar mand
metboodsch;i|ipen op den grond en nana
bewogen Stefan in haar armen.
„Wat hebt ge gedaan, mijn lieve
jongen? Zegt 't mij gauw."
„Niels moedertje, het is niets."
„Waar hebt ge pijn?"
„Aan mijn been.... daar maar het
is niets dat verzeker ik u."
„Laat me eens kijken."
Moeder zette Stefan behoedzaam op
den stoel en stak de lamp aan.
„Maar gij zijt gewond, mijn kind,"
zeide ze met schrik. „Uw rechterbeen
is gekwetst en uw kleederen gescheurd.
Ge zijt zeker gevallen? Zijt ge door
een rijtuig aangereden?" De wonde
met lauw water wassschende en ver
bindende, ondervroeg ze hem angstig.
„Heeft een kwajongen je geslagen? Een
van je kameraadjes? Hoe heet hij? Is
het misschien Henryk?"
„O, neen, moeder, zeg dat niet. Hij
is zoo lief voor mij."
„Wie dan?.... Jan, Toon, Willem?"
„Neen, neen, geen vriendje."
„Dan is het de onderwijzer? Ja, hij
is het, hij heeEt reeds uw handen ver
wond. Het is Sigismund, daar ben ik
zeker van. Ge antwoordt niet? Ge
buigt uw hoofdhij is het. Waarom
sloeg hij u?"
„Omdat ik het Onze Vader niet in
't Duitsch wilde herhalen."
„Had dan maar, om aan zijn wreed
heid te ontkomen, eenige woorden ge
murmeld."
„Neen, moeder, neen. Dat hebt u
mij nooit aangeraden. Het is beter te
sterven dan onzen heiligen godsdienst
te vergeten, tegenover een vreemdeling.
Hebt ge mij niet gezegd, met Sienkie-
wicz, dat geen kracht ter wereld nadeel
kan toebrengen aan onze taal en ons
geloof, en dat het niet geoorloofd is
onze edele Poolsche boom te verplan
ten in vreemden grond? Hebt gij mij
niet verteld, hoe een arme vrouw lie
ver in de gevangenis werd geworpen,
dan toe te laten dat haar kinderen ba-
don in het Duitsch, en dan van den
kleinen Marcel, die voor eenzelfde wei
gering gezonden is naar een verbeter
huis? Hebt ge niet met onzen Heiligen
Bisschop herhaald, dat de dood hon
derd maal verkieslijker is, dan het ver
lies van onzen godsdienst en onze vrij
heid? Toen de onderwijzer mij sloeg
heb ik aan dat alles gedacht en ik heb
de kracht gevonden zijn slagen te ver
duren, al had ik moeten sterven.'
„Sterven, mijn lieve Stefan, sterven.
Ach, zwijg stil, zwijg stil."
En de moeder in tranen uitbarstende,
bedekte haar jongen met kussen en tra
nen.
„Maar ik geloof, dat het al laat is
en ge hebt niets meer gehad sedert
dozen morgen.... Wacht, om je te troos
ten zal ik een heerlijk maal in orde
brengen. Zie eens wat ik heb meege
bracht; de Kantorowicz hebben mij dat
alles meegegeven."
En de arme vrouw liep vlug naar
haar mand en nam daaruit een heerlijk
stuk ham, eieren, rood geverfd, een
flesch wijn en een groote taart met
rozijnen en amandelen en in het mid
den een engel, ia de handen dragende
de Poolsche vlag. Het kind klapte van
blijdschap in de handen en vergat de
pijn.
Terwijl zijn moeder brood sneed,
maakte Stefan de tafel in orde, plahts-
te daar twee borden op en twee gla
zen, den wijn en ten laatste de taart.
Alles smaakte beiden uitstekend. De
taart vooral werd met groot gejuich
begroet door Stefan en de engel met de
nationale vlag plaatste hij op den
schoorsteen, als een zinnebeeld van
vreugde en hoop. Door nog wat hout
op het vuur te werpen, vlamde dit
helder op. De kamer zag er gezel
lig uit.
„Nu, moeder," zeide Stefan, ,wilt ge
go me zeker wat voorlezen van onzen
schrijver Sienkiewicz zooals ge dit
reeds meermalen gedaan hebt."
„Maar kind, ge zijt nu te veel ver
moeid."
„Ach neen, lees u iets."
„Wilt ge dat graag?"
„O ja, erg graag"
En zijn moeder nam een klein ver
sleten boek, een gedachtenis van haar
man, en las de volgende bladzijde, die
bij toeval voor haar opex» viel-.
Het oude jaar gaat verdwijnen. Uit
zijn assche verschijnt een nieuwe phe-
nix. Hij schittert reeds aan de gouden
poort in het Oosten. De geheele wereld
begroet hem met hoop en verlangen.
Wat zijn uw wenschen in dit nieuwe
jaar 1"
Eenige oogenblikken later hoorde
moeder een diepen zucht. Opkijkende
zag zij den jongen ingeslapen.
Zachtjes tilde zij hem van zijn stoel
op zijn matras en dekte hem voorzich
tig toe, kuste hem licht op het voor
hoofd en hei-nam toen haar plaats bij
het vuur.
Het boek van Sienkiewicz was op
den grond gevallen, zij nam het op en
las bevende den lofzang van den dichter
tot de moeder: „O Poolsche moeder,
als uw zoon met gebogen hoofd op
lettend luistert naar de geschiedenis
zijner voorouders, bewaar dan uw kind,
voor deze vreeselijke herinneringen.
Werp u liever voor het beeld der lij
dende Moeder, zie het zwaard dat haar
hart doorboord heeft, want uw lot zal
ook voor u wreed zijn. Ja, uw zoon
is geroepen tot een strijd zonder glorie,
tot het martelaarschap. De Zaligmaker
droeg reeds onder de kinderen te Naza
reth het kruis, waardoor Hij de wereld
verlost heeft. O Poolsche moeder, ik
zou liever zien dat uw kind speelde
met de werktuigen, die hem in de toe
komst zullen pijnigen. Overwonnen, zal
het verdroogde hout van de galg zijn
grafmonument zijn! De ontroostbare
droefenis zijner vrouw, de voortduren
de herinnering onder zijn medeburgers,
zullen zijn eenige glorie en onsterfe
lijkheid uitmaken!"
De moeder wiex-p het boek ter neder
en knielde voor het beeld der Heilige
Maagd.
„O zoete Moeder," zeide zij met vuur,
„verwijder mijne vreeze, mijn angst,
doe mij deze vreeselijke bedreigingen
vei-geten! Sla op mij uwe barmhartige
oogen, ontferm u mijner, ontferm u
over hem!"
De dag is weer verschenen, licht en
koud. De klokken verkondigden met
blijden klank den dageraad van het
nieuwe jaar. Eensklaps hoort men een
groot geraas van wielen. Een met twee
paardenbespannen koets houdt stil voor
de ai-moedige woning van Laski. Een
deftig heer, met pels en bonten muts,
stapt vlug uil en stoot de deur open.
In de handen der verbaasde moeder
legt hij een rijk versierde doos, dan
treedt hij naar het bed van stroo, neemt
het kind in zijn armen, kust het op
het voorhoofd en verdwijnt....
Wie is die man, die mij heeft'
omhelsd? vraagt Stefan, daardoor ont
waakt..
Ik weet het niet, ik weet het niet!
fluistert de moeder, terwijl zij de groote
doos ontdoet van haar vergulde banden.
Zij opent haar en neemt er uit een
prachtig boek: „De geschiedenis van
Polen" met dit bijschrift: „Aan Stefan
Laski, den kleinen held van Luchowo,
de dankbare Polen". En op den bodem
der doos vond zij een zijden beurs,
gevuld met goud.
De hemel heeft medelijden gehad
met onze ellende, riep de arme vrouw.
Zie eens
Goud! zeide Stetan. Wij willen
het deelen met Henryk, is het niet?
Ja, Stefan, maar bedanken wij
eerst onze moeder Maria. Maria natka
nasza
Als zij gebeden hadden voor haar
beeld, zeide Stefan:
En nu, moeder, wat zullen wij
zeggen voor hen die ons kwaad willen
doen?
Het gebed, dat Sigismund u wilde
laten zeggen dezen morgen in het
Duitsch.
En de' moeder en het kind zeiden
langzaam in de schoone Poolsche taal,
die zoo welluidend en volmaakt den
geest dezer natie weei-geeft, het „Onze
Vader" en hielden een oogenblik sti!
bij de woorden, die voor hen en voor
alle Polen zooveel beteekenis hadden
iako y my odpunczamy nassym
wi no way oom".... „....zooals wij verge
ven onze schuldenaren!"
Aan een huis in een der drukste
straten prikkelde sinds lang- een
geel biljet mijn nieuwsgierighjeid.^ Ik
dacht eerst, dat 't een nieuw bios-
kpop-theater wasmaar 't bleek een
bureau te zijn, waar aan dienstmeis
jes kosteloos een betrekking Werd
bezorgd.
't Viel mij in, dat ik hier wel
iets kon leeren, en ik volgde een
stevige dame, die juist het huis bin
nen stevende en blijkbaar met de lo
kaliteit op de hoogte was.
't Ging 'een trap op, door een1
corridor naar een openstaande ka
mer. Mijn onvrijwillige geleidster
had iets zoo energieks in haar op
treden, dat ik reeds in stilte het
arme schepsel beklaagde, dat zich
onder het juk van Idle meesteres zou
moeten buigen.
Ik zag echter in, dat ik mij ver
gist had, toen mijn dame door eene
van het personeel der inrichting
werd ontvangen met de woorden
Is u daar alweer, juffrouwU
beeft toch gisteren pas u,wt betrek
king aanvaard
De gewaande dame snoof minach
tend.
Dat was geen betrekking; dat
was een helZes dames in pension
die speelden den boelen dag piano,
en toen ik er bij begon to zin,gen, had
je 't spektakel gaande. Dat was
niks! Is er niets behoorlijks
Ik zal eens zien, zei de dame
van fle inrichting. Maar u moet in
de Wachtkamer gaanik kan n toch
niet op een presenteerblaadje rond.-
reiken
Tóen wendde zij1 zich beleefd tot
mij
Als 't u belieft, meneer; de
salon is aan het eind van, de gang.„
rechtuit.
Ik kwam in een groote kamer, ge
meubeld als de salon van een tweede
rat! gsho tel. Alle zitgelegenheden
waren ingenomen door dames: en
kele spraken met elkaar, andere on
derhandelden met de voor haar
staande dienstboden.
Buiten mij was nog slechts één
heer, wien men 't kon aanzien, dat
hij getrouwd was. Mlet hot onderwor
pen gezicht van een tot levenslange
dwangarbeid veroordeelde stond hij
rechtop achter den stoel, zijner be
tere helft en d©ed of hij haar ge
sprek met 't voor haar staande meis
je opmerkzaam volgde. Het jonge
ding- had een schijnheilig gezicht ge
zet maar het brutale gezichtje en 't
weerbarstige rood-blonde haar ver
rieden duidelijk, wat soort persoon
tje zij was. Ik kon uit de verte
slechts de stam der vrouw hooren,
die op een onaangenaam ruWen tooln
zjoo iets zeide als: „Kleedjes klop
pen doet mijn man.de laar-zien
poetst mijn man. .i bij 't mangelen
kan mijn man je helpen.
Telkens knikte de ongelukkige
achter haar stoel heel gehoorzaam,
en 't meisje mat hem met een snel
len, spottenden blik van haar on
deugende oogen.
Ten slotte liet zij ook het masker
van schijnheiligheid vallen en riep
lachend
Daar moet ik eerst nog eens
over denken. Met zoo n tweede-meid
heb ik nog nooit gediend
Ik had intusschen een mij bekende
dame ontdekt en ging paar haak
toe. Z,ij Was verdiept in een roman
en groette mij vriendelijk. Op mijn
vraag of zij ook een meid zocht, ant
woordde zij met een diepen zucht:
Ja, al een week. Eiken mid
dag zit ik hier volle drie uur. Kijk,
dit boek heb ik al haast uitgelezen
Ik betuigde haar mijn verbazing,
dat 't zoo' moeilijk was, 'iets geschikts
te vinden. Er was toch keuze genoeg,
meende ik.
Zij schudde het hoofd over mijn
naïeve opmerking.
O, dacht n, dat Wij hier kiezen
Dan heeft u 't mis. 'tKomt er heel
weinig op aan, of ik het meisje goed
vind, hoofdzaak is, of 't meisje den
dienst goedvindt. E,n bij een dokter
willen ze geen van allen graag. U
moet ze maar hoorenBij een dok
ter, zeggen ze, kan je eeuwig van de
deur naar de telefoon vliegen. En
dan 't instrumenten schoonmakeü en
de wachtkamer vegenNeen,
iemand, die ,al eens bij 'n dokter
beeft gediend, krijg ik Ln 't geheel
niet.
Een juffrouw1 van de inrichting
kwam ons storen met de vraag, wat
ik verlangde, Ik gaf te verstaan,
dat ik een meid-alleen zocht, en kort
daarna, stond een stevig kind van
buiten voor mij, wier geheele uiter
lijk deed vermoeden, dat Ze tot dus
ver meer in den koestal dan in de
eetkamer had gewerkt. Zij kon alles
wat ik verlangde: koken, w'asschen,
strijken. Daar ik haar de zaken niet
te licht wilde voorstellen, verklaar
de ik, dat mijn vijf-en-Zeventigjarig©
schoonmoeder bij ons inwoonde.
O, met die zal ik 't wel klaar
spelen antwoordde zij vol zelfver
trouwen.
Ik vertelde haar, dal die dame
erg nerveus was, en betwijtelde, of
zij voldoende kalm en gemisehloos
kon optreden.
Die oude moet dan maar watjes
in de ooren istoppen, luidde haar
v ooi-stel.
Toen informeerde zij', of er ook
kinderen waren.
Drie! zei ik, en daar ik den
afsclmkkenden indruk dezer iméle-
deeling in hare oogen ziagiweerspie
gelen, zocht ik dien te verzwakken
door de toevoeging: maar heele
kleintjes.
Het landmeisje schudde het hoofd.
Dan is het toch niets voor
mij. Oudjes, daar geef ik niet om;
maar met kinderen gebeurt er zoo
licht iets en, dan kom je maar in de
nesten.
Ik zag in, dat ik te optimistisch
was geweest, in mijn opvatting over
dit meisje en besloot, bij een vol
gende wat voorzichtiger te zijn. Ik
liet dus mijn ibej aarde schoonmoe
der sterven, verdonkeremaand© jhet
jongste kind en stuurde de twee an
deren naar school. Toch scheen ©en
plaats, in mijn huishouding, de nu
voor mij staande, ontzettend ver
drietig .uitziende, goed dertigjarige
juffer niet toe te lachen.
Ik zag in, dat ik nog meer moest
doen, en beloofde dus, do waseh bui
tenshuis te geven. Daardoor scho
ten wie 'z!0O' ver op, dat we begonnen
over het loon te onderhandelen. Plot
seling echter stak het meisje den
spitsen neus in de lucht, als rook
ze onraad.
iWaarom komt u eigenlijk zon
der uw vrouw hier?
Ik bloosde verlegen onder dien in-
qulsiteursblik, dien zij uit de grijze
oogen op mij richtte.
Mijn vrouw, is ongesteld, stot
terde ik..
Een zuur lachje trok om de kloe
ke lippen.
O, een zieke vrouw! Dan kan
de meid alles idoen on do vrouw
nog verplegen ook. Daarvoor ben,
ik te Zwak'. Dé dokter heeft gezegd,
dat ik niet te veel van mijn krachten
mocht vergenik moest mij wat in
acht nemen.
Neem u dan in acht! Beter
schap! zoo besloot ik het gesprek.
Ik was nu stouter geworden, wijl
ik inzag, dat ik niet zoo licht vast
gehouden zou worden; dus schilder
de ik mijn huishouding als een pa
radijs aan 't meisje, dat mij vervol
gens werd voorgesteld. Zij zag er
uit, of ze tot een dameskapel be
hoorde, en verspreidde oen zoetelij-
ken geur om; zich heen. Ik vroeg haar
niet wat zij kon, ik zag ook haar
getuigschriften niet in; ik liet dit
maal mij-zélf uitvragen.
,U. bewoont een heel huis Hoe
veel personen
Tweeik en mijn vrouw, en dan
nog een keukenmeid, er bij,
Is zij aardig?
'Wie..,, mijn vrouw of de keu
kenmeid
Uw vrouw natuurlijk.
Mij bevalt ze heel goed.
Hoe is 't gesteld met den huis
sleutel
O, dien krijg ik nu en dan, als
het niet te dikwijls voorkomt.
Och, nonsensIk bedoel, of ik
voor mij een huissleutel krijg.
Zeker.
En u heeft heusch geen kin
deren
Nog niet.
Zoo!.... Zeg, meneer, dan deed
u beter, naar een oude baker of zoo
iemand om to zien. Dat is toch niets
voor een jong meisje. God! wat dur
ven de lui tegenwoordig al niet vra
gen
Verontwaardigd keerlde 't knappe
ding mij den rug toe.
De resolute figuur, wier voetspoor
ik gevolgd had om hier binnen te
komen, verliet juist met rood, ver
stoord gezicht een paar schuchtere
oude dametjes. Ze wild© naar de
wachtkamer terug keerep, toen 'zo
mij in 't oog kreeg. Ze bleef voor
mij staan, grijnsde en vroeg:
{Wat zoekt u, meneer, als ik
vragen mag
Ik kon niets beters bedenken dan
de meid-alleen.
Zij keek naar mijn handen en werd
vriendelijker.
U is vrijgezel?
Ja, helaas..,
O, dat is iets voOr mijIk
ben al eerder bij een hoer-alleen ge
weest als huishoudster. Ik ben heel
makkelijk van humeur en eerlijk als
goud.
Ja, maar u zult misschien te
veeleisehend zijn.
Volstrekt niet. Ik ben eon een
voudig meisje. Ik hecht meer aan
goede behandeling' en [huiselijk vor
keer.
Zij glimlachte nu zoo zoet als een
oliebol. Ik kreeg1 't bepaald Benauwd,
en zocht een uitweg.
Ik ben dokter, zei ik.
O ja? Ik heb altijd er naar
verlangd, bij een dokter te komen.
Dan heb je dadelijk hulp', als je wat
mankeert.
Maar u moet op de telefoon
letten, de deur openen, instrumenten
schoonhouden en de wachtkamer ve
gen, tweemaal daags.
O, dat is niets, dokter! Daar
voor heb ik handen aan mijn lijf.
Ja.. en dan moet u helpen
bij de operaties, de afgesneden lede
maten vasthouden en 't bloed in do
spreekkamer opdweilen..,
Eindelijk had ik ide voldoening
haar te zien verbloeken. Een oogen
blik kampte nog 't zelfbewuste lach
je met den walg; dan kreeg de walg
de overhand.
Schei uitkrij'schte zi.iik kan
geen bloed zlienAlles.. maar dat
niet
Dan spijt 't mij Zeer, zei ik
beleefd en ontsnapte door de deur.
Op den corridor wtexd ik nog vast
gebonden door de juffrouw van de
inrichting; zij betreurde dat ik nog
geen keus had gemaakt, en wilde
mijn adres opschrijven. Ik bedankte
em ztei, dat ik liever mijn vrouw
Zou sturen. In den .grond van mijln
hart echter was ik blij da', ik dien
zwaren gang niet behoefde te var
gen van mijn vrouw, want,. ik heb
er namelijk geene.
weTkelijken dienst en vervangen St.
Hermandad en beschermen den lande
tegen inwendig gevaar.
iWi© heeft ooit een redeloos dier
aldus zien wegvoeren En zoo heeft
de gevangenwagen reeds zoovele re
delijke wezens naar hun kostelijk pa
leis gebracht!
En hü heeft ze gezien met de
wanhoop der vertwijfeling op de in
gevallen kakenspijt en schrik
lagen op de bleeke wangen te lezen,
en uit de holle, verwilderde oogen
spraken merkbare onrust en machte-
looze woede. En gespierde armen
waren wel eens noodig om zulk een
ongelukkige de hooge treden van zijn
rammelend verblijf te doen beklim
men. En stille zuchten, vermengd
met doffe wanhoopskreten ontsnap
ten vaak de brandende keel en over
stemden wel eens het geluid der wie
len.
En hij heeft Ze aanschouwd met
de trekken van diepe bedorvenheid,
op de harde kaken, met den blik van
ruwe onbeschaamdheid in de gemee-
ne oogen, die ook hier de vensters
zijn der ziel. En met een glimlach
om de vuile lippen wipte vaak zulk.
een in den wagen met eene behen
digheid, die ons eene grondige be
kendheid en eene groote vertrouwd
heid met het voertuig in hem doen
veron ders tellen.
En hij zag ze een enkele maal
met een oprechtheid in het open ge
laat, die den geleiders de behulp
zaamheid en welwillendheid af
dwong: met eene eerlijkheid in de
blauwe oogen, die hem bij het zien
van zulk eene noodzakelijkheid den
blos van schaamte en onteering op
de wangen joeg. En voor dezulken
was de wagen het meest hard, wijl
zij onschuldig dien weg moesten af
leggen.
En hij heeft ze gezien... maar
waar zouden wij eindigen met de
reeks van ongelukken en ellenden,
waarmee onze verlichte maatschap
pij al meer en meer overstelpt wordt,
waar het einde van eene rij van mis
dadigers, die dagelijks nieuwe groei
kracht ontvangt en de diensten van
den gevangenwagen verdubbelt?
Zie, daar staat hij weer aan de
ijzeren baan, om een van 's-Bijks
verpleegden af te halen, en hij zal er
weer staan, zöodra de volgende trein
in de verte zijn aankomst meldt)
Maar ééne zaak is mij nog niet hel
der dat zoovele nieuwsgierigen,
nog steeds den gevangenwakgen met
loerende, met gretige en nooit vol
dane blikken omringen, wanneer hij
daar zijne prooi weer afwacht Zoo
dat een bewijs zijn voor de groote
onnatuurlijkheid en de diepe treurig
heid der zaak, of misschien eene vol
doening en blijde gerustheid, dat
deze mensch alvast weer „achter de
tralies" zit en onze vrijheid en vei
ligheid niet meer kan aanranden
Van de talrijke en uitgebreide fa
milie, waarvan de leden op twee,
drie of mogelijk nog pi eer wielen
over dit ondermaansche rondrijden,
vervult er zeker geen een treuriger
plicht, dan hij, die voor een oogen
blik het onderwerp onzer bespreking
zal uitmaken.
Of is het niet diep treurig, te
zien, hoe de koning .der schepping
zich paleizen bouwt van ijzer en
glas, waarin hij den tijd zal door
brengen in vervelen en suffen en
vaak luieren en soms verwenschend
en vervloekend hen die hem hierin
brachten
Die hem hierheen bracht de
gevangen wagen zijne koets een
aristocraat uit het geslacht der stijf-
selkisten zij is groen geverfd en
ruw en hard! O! zij is zoo ontzet
tend hard voor een mensch! En Ln
vakken verdeeld, omdat men Idie lie
den niet in eikaars gezelschap kan
latenHet ijzig gezicht van twee
of drie veldwachters of andere diena
ren der gerechtigheid, waarvan één
bij den koetsier en de andere op
de bankjes achter het rijtuig, vol
tooit ons schrikbeeld Of verdedi
gers van het vaderland doen hier
DRINKT
(licht en donker).
ONOVERTROFFEN.
Verkrijgbaar aan het Hoofd-agent
schap
TELEFOON 56.
I