der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen*
Katholieke Ouders
Naaml. Yens. „Drukkerij de Spaaruestad."
ZORG.
De laatste stond van
eene Sultana.
Dit nutaner behoort bij de
„Nieuwe Haarl. Courant" van 16 Oct.
OITÖAVï VA* DB
KINDERHUJSVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. GRDüBTDT.
ADT1BTB9TIÏV:
Van 1 tot 6 regelsf L30.
Elke regel meer 0.30.
Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst ten
minste 5 regeis fl.60; elke regel meer 0.30.
Hst Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZONDAG
MAANDAG
DINSDAG
WOENSDAG
DONDERDAG
VRIJDAG
ZATERDAG
18
17 Oct. 20ste Zondag na
Pinksteren.
H. Hedwigis,
weduwe. Evan
gelie: De hoofd
man van Ca-
pbarnaum.
H. LMcas, Evan
gelist.
H. Petrus van
Alcantara, Be
lijder.
H. Joannes €an-
tius Belijder.
H. Ursula en
Gezellinnen,
Maagden en
Martelaressen.
Van den (dag.
Gedachtenis
van de Onb.
Ontvangenis
van de Allerb.
Maagd.
19
20
21
22
23
20ste ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit des brief van den H. JP09*®'
PaulHS aa« de Ephcsjërs; V, 15—*1.
Broeders! Ziet toe, hoe gij met
voorzichtigheid wandelt, niet als
•nverstandigen, maar als wijzen,
den tijd uitkoopend, omdat de dagen
boos zijs. Daarom wordt niet onbe
dachtzaam, maar verstaat wat de
wil Gods is. En wordt niet dronken
van wijn, waarin wulpscnheid is,
maar wordt vervuld met den Heili
gen Geest, elkander toesprekend
met psalmen en lofzangeü en gees
telijke liederen, den Heer zingend
©n verheerlijkend in uwe harten,
God en den Vader altijd voor alles
dankend in den naam onzes Heeren
Jesus Christus. Zijt elkander onder
danig in de vreeze van Christus.
Evangelie volgess den H. Johannes;
IV, 46—53.
In dien tijd was er zeker konin
klijk hofbeambte, wiens zoon te
Kapharnaüm ziek lag. Toen deze
vernomen had, dat Jesus uit Judea
in Galilea gekomen was, ging hij
tot Hem en verzocht Hem, dat Hij
zoude afkomen en zijnen eoou ge
nezen want deze begon te sterven.
Jesus sprak dan tot hemZoo gij
lieden geene teokenen en wonderen
ziet, gelooft gij niet. De hofbeambte
zeide tot Hem: Heer! kom af eer
mijn zoon sterft! Jesus zeide hem:
Ga, uw zoon leeft. De man geloofde
het woord, dat Jesus hem toesprak,
en ging heen. Toen hij nu aftrok,
kwamen hem reeds zijne dienaars
te gemoet en boodschapten hem,
zeggende, dat zijn zoon leefde. Hij
vroeg hen dan naar het uur, waarop
hij hersteld was. En zij zeiden tot
hemGisteren, op bet zevende uur,
heeft de koorts hem verlaten. De
vader erkende dan, dat dit het uur
was, waarop Jesus tot hem gezegd
had: Uw zoon leeft. En nij geloofde,
hij en geheel zijn huisgezin.
Evangelieverklaring.
20ste ZONDAG NA PINKSTEREN.
Wq weten zeer weinig van den
hofbeambte van wien sprake is in
het Evangelie van dezen Zondag.
Was hij een hofdienaar van den
viervorst Herodes, een bevelhebber
van diens lijfwacht, een onderge
schikt landvoogd van Galilea of
©en der machtigste heeren uit die
landstreek? Was hij Jood of hei
den? Het Evangelie laat ons in
volslagen onzekerheid en geeft geen
antwoord op een van die vragen.
Dit alleen weten wij dat bq een
voornaam man was^n dienstknech-
ten onder zijn bevelen had. Zijn
naam en stand in de maatschappij
doen ook weinig ter zake. Veel be
langrijker is deze vraag welke reden
den vader noopte zijn stervenden
zoon te verlaten en zich naar Jesus
te spoeden. Hij behoorde tot die
klasse van voornamen en machti
gen die niet gewoon waren Jesus
te volgen en Zijne woorden met
©en welwillend hart aan te hooren.
Hij zou dus naar alle waarschijn
lijkheid het der moeite niet waar
dig geacht hebben naar Jesüs te
komen, als de doodelijke ziekte van
zijn zoon hem er niet toe gedreven
had om bij den grooten Wonder
doener huip voor zijn kind en
troost in zijn angst te zoeken. Op
dat hij uit zijne zoo noodlottige
rust en onverschilligheid zou wor
den opgeschrikt, trof God hem op
de gevoeligste wijze in zijn vader
hart door zijn kind den dood nabij
te brengen. Heilzame krankheid,
die in Gods genadebesluit misschien
de laatste aansporing, het laatst
aangeboden redmiddel was om den
vader en zijn geheele huisgezin van
den geestelijken en eeuwigen dood
te redden. Zoo handelt God ook
dikwqls met hen die Hij wil red
den. Groot is het getal dergenen
die door de beproeving des lqdens
het ware leven der ziel vinden, of
terugvinden. De grootste bekeerin
gen vinden gewoonlijk niet plaats
in voorspoed, maar wel in tegen
spoed. De wereld met hare verma
ken brengt niet tot God, veel eer
trekt zij van God af. Zoolang de
hofbeambte zich over de ziekte
van zqn zoon niet bezorgd behoef
de te maken, dacht hij er slechts
aan om van zijn welstand en zijne
goederen te genieten, maar toen
een ongeluk hem trof, dacht hij
aan Jesus. Hij kwam dan tot Jesus,
„en verzocht Hem dat Hij wilde
afkomen en zijn zoon genezen, want
hij lag op sterven." Een onbegrensd
vertrouwen alzoo op Jesus' Almacht
en Goedheid richtte zijne schreden
en deed hem zijn bede voordragen.
Doch niet aanstonds voldeed Jesus
aan zijn verzoek. Volgens den schijn
werd de biddende vader met koel
heid door den Zaligmaker ontvan
gen. In plaats van hem dadelijk te
beloonen voor het groote vertrouwen
waarvan hij de bewijzen gaf door
in zulke omstandigheden en van
zoo verre te komen, voegde Jesus
hem deze woorden toe, die veel
van een var wijt en van een wei
gering hadden: „Als gij lieden geen
teekenen en wonderen ziet, zoo ge
looft gij niet." Dat woord was hard
en stelde het vertrouwen van den
hofbeambte op een zware proef.
Jesus zeide hem als het ware: gij
gelooft slechts dan aan mijne Won
dermacht als gij daarvan de bewij
zen met eigen oogen aanschouwt.
Nu vraagt gij dat Ik naar uwe stad
af kome, alsof Ik daar tegenwoordig
moet zijn om te kunnen genezen,
alsof Mijne macht aan tijd of plaats
gebonden ware. Dat ik de zieken
genas hebt gq gehoord, maar dat
Ik de genezing ook van uit de verte
kan geven betwijfelt gij. Toch is
de vader niet ontmoedigd. Hij
wikkelt zich ook niet in een rede
twist met Je6us, hij wijst er niet
op dat zijn komen en bidden een
afdoende getuigenis zijn van zijn
onwankelbaar geloof dat Jesus alles
doen kon wat Hq wilde. Neen,
kort en bondig herhaalt hij zijn
verzoek. „Heer kom toch, eer mijn
zoon sterft." Wij hooren het: om
dat de vader op Jesus vertrouwd
blijft hij volhardend bidden en van
den anderen kant door bij herhaling
dezelfde bede tot Jesus te richten,
legt hij opnieuw een schitterend
getuigenis af van het vertrouwen
dat hem bezielt. Beide deugden
door Jesus zoo dikwijls als voor
waarden voor de gebedverhooring
vereischt: vertrouwen en volharding,
waren dus in zijn gebed vereenigd,
en daarin was hij een voorbeeld
voor ons allen. Was het eenmaal
vragen niet genoeg, hij liet niet af.
Hij was in aijne ziel overtuigd dat
Jesus hem kon helpen, en zonder
te twijfelen aan Jesus' Goedheid
hield hij aan, met het vaste voor
nemen zoolang te blijven vragen
totdat hij verhoord was. Die deug
den bleven niet onbeloond. De
Zaligmaker had medelijden met de
droefheid van den vader en met
het lijden van het kind, en liet Zijn
machtwoord hooren„ga, uw zoon
leeft" en genas hem, ofschoon verre
afwezig. „De mensch geloofde het
woord dat Jesus tot hem gesproken
had en ging heen" met een blij en
dankbaar hart, in de zalige hoop
dat hij zijn kind levend en gezond
zou terug zien. Die blijdschap werd
hem niet ontnomen. Want ziet, nog
was hij den drempel van zijn huis
niet overgegaan „terwijl hij reeds
afkwam, ontmoetten hem zijne
dienstknechten en boodschapten
bem, zeggende dat zijne zoon leefde."
Hiermede was de beweldadigde nog
niet tevreden. Voor zoover mogelijk
wenschte hij omtrent alle omstan
digheden van dia wonderbare ge
nezing ingelicht te worden, opdat
hij te meer redenen zou hebben om
Jesus' Macht en Goedheid te loyen.
Daarom „vroeg hij hen naar de ure
waarin hij beter geworden was."
En zij zeiden hemgisteren te zeven
ure heeft de kqorts hem verlaten.
De vader bemerkte dan dat het die
ure was waarin Jesus tot hem zeide
uw zoon leeft. En hij geloofdehij
en geheel zijn huisgezin."
Blakend van een heilig vuur on
derrichtte bij zijnen genezen zoon
en al zijne huisgenooten omtreat
de verplichtingen die zij aan Jesus
hadden. Hij stelde zich niet tevreden
alleen Jesus te erkennen en Hem te
gehoorzamen, hij deelde die goede
stemming aan al de zijnen mede,
en gaf daardoor een heerlijk voor
beeld aan allen die met eenig gezag
in staat of huisgezin bekleed zijn.
Zq allen moeten zich in hun om
geving niet alleen als meesters maar
als apostelen beschouwen, niet alleen
voor de tijdelijke, maar vooialvoor
de geestelijke belangen hunner on-
derhoorigen zorgen.
Leeren wq dus uit het voorbeeld
van den hofbeambte van ons Evan
gelie vooreerst de deugden van
vertrouwen en volharding in het
gebed, en vervolgens een groote
zorg te hebben voor het geestelijk
welzijn van al onze onderhoorigen.
neemt voor uwe kinderen naar
Uwen stand en draagkracht een
Universaalpoiis bij de
Eerste üoomsch HCatholieke
Levensverzekeringmaatschappij te Haarlem
(niet Kerkelijke goedkeuring van doel en
Koninklijke goedkeuring tmn Statuten).
Zij zullen daardoor een dubbelen
steun hebben bij de meest belang
rijke gebeurtenissen des levens.
Vraagt tarief met verzekerings-
voorwaarden.
Dus, zooals ik zeg, mevrouwtje,
rust, u ontzien, goede voeding, pret
tige omgeving, u niet opwinden,
dat is de hoofdzaak, anders, zooals
ik al zei, sta ik voor niets in.
Zoo had de dokter gesproken en
was toen heengegaan.
Zij keek hem na met hare stille
oogen in het bleeke gelaat, liet
het hoofd zakken en overpeinsde.
Tien jaren waren voorbijgegaan,
tien moeilijke jaren van kommer
en zorg. Zoolang had zij het uitge
houden en nu was zij toch ineen
gezakt onder deze wereld van ellen
de, die hare zwakke schouders had
doen buigen en haar de kracht
ontnomen had. De kracht en ook
den moed.
Moedeloos was zij geworden door
de zorgen, die zich niet lieten ver
drijven, hoe hard zij ook tobde en
spaarde, om zich voor zich zelve
en hare beide kinderen een bestaan
te scheppen; 'tging niet; steeds
dieper zonk de welstand van weleer,
steeds meer hoopten zich de schul
den op, ofschoon zij dag en nacht
werkte en zoo, ten slotte, tot ©ver-
maat van ramp zwaar ziek werd
en, zooals zij vreesde, ongeneeslijk,
hopeloos
„Goede voeding geen opwin
ding!" O, als slechts die zorgen
ophielden! Ja, dat gevoelde ze,
dan zou ze kunnen herstellen, als
er die zorgen niet waren, die grauwe,
alledaagsche zorgen om het dage-
lijksch brood! Zij steunde luid en
verborg het bekommerde hoofd in
beide handen. Hoe duidelijk tast
baar stond de „zorg" daar voor
haar geestesoog. Zij had haar kun
nen teekenen, in het lange grauwe,
havenlooze kleed, met den grijzen
sluier, die haar lang en mager ge
zicht omhulde, een smal gezicht
ingevallen, omgeven door grijze
haren, ongekamd in fladdenrende
lokken, de groote tanden ternauwer
nood bedekt door smalle, blauw
achtige lippen, in de doffe oogen
een koude, doode, raadselachtige
blik.
En altijd stond zij daar, altijd
niet zichtbaar voor anderen, maar
tastbaar, voelbaar voor haarzelf.
Hoe dikwijls had Maria niet het
gevoel gehad, alsof zich iemand
over haar schouder boog en met
haar koude wang tegen de hare
'leunde; zóó duidelijk was vaak die
indruk, dat zij dan het hoofd om
draaide, en schuw en vol afschrik
omkeek. Zelfs de tegenwoordigheid
der kinderen schrikte het beeld
niet af.
Zoo zat daar Maria, nadat de
dokter was heengegaan en vroeg
zich af, waarmee zij in de toekomst
het geld zou kunnen verdienen,
dat er noodig was om haar en hare
kinderen brood te verschaffen. Ja,
zij wilde leven, de sterke, zwakke
vrouw, zij moest immers toch voor
hare kinderen zorgen, die arme
kinderen, die niets van het leven
genoten, wien alles ontnomen was,
waaraan de menech waarde hecht,
ja, waarop hij een recht heeft.
En zij vermande zich. De sterke
wil beheersehte nog eenmaal 't
zwakke lichaam. Maria zat aan de
schrijftafel. Hare bevende handen
zochten in papieren, losse aantee-
keningen uit haar leven, beschou
wingen en kleine episoden. Maar
dit alles was nog niet klaar, niet
uitgewerkt; hoe zou zij den moed
daartoe hebben kunnen vinden?
Zij legde de handen in den schoot
en keek naar buiten, zonder iets
te zien. Hadt ge wezenlijk talent,
was er in je het materiaal om te
schrijven? Is het geen ijdele ver
metelheid, aan te nemen, dat het
anderen belang zal inboezemen, wat
u heeft getroffen.
Dikwqls reeds had men tot haar
gezegdBreng dat eens op papier
en laat dat drukken. Je hebt het
zoo boeiend verteld. Maar altijd
hield haar de gedachte terugVer
tellen is iets anders als schrijven;
bij het vertellen komt, het veel
aan op het gebarenspel op de mi
miek van het gelaat en die kan
men bij het schrijven niet toe
passen.
Toch wilde zij thans beproeven
het te doenzij moest toch leven
ter wille van hare kinderen. Zij
wilde alles heel eenvoudig vertellen,
wat zij in den laatsten tijd beleefd
en geleden had, en dat zenden aan
de redactie van een courant. Maria
sloot een oogenblik de oogen, ver
mande zich echter spoedig, dacht
na en toen vloog de pe* over het
papier, bladzijde na bladzijde vul
lend, zonder ophouden, heel een
voudig slechts „verteld" had zq,
wat zij in zich gevoelde. Zie zoo,
nu was het klaar. Haastig zocht
zij de vellen papier bijeen en ver
zond ze.
Dezen nacht sliep Maria sinds
lang voor het eerst weder vredig
en diep. Zij keerde zich naar den
wand zij wilde vandaag het
grauwe spooksel niet zien, zq wilde
hopen.
De eene dag na den anderen
verliep geen antwoord geen
tijding. En Maria beefde van hangen
angst. O, dat wachten! Kent gij
dat wachten, gij, die het leven heet
te kennen, gij die in goede om
standigheden leeft? Neen, hoe zou
'took. Gij hebt geen honger, gij
hebt te eten, een veilig dak boven
u, hoe zondt gij het wachten der
armen kennen, dat terneerdruk
kende, opwindende wachten! Gij
kent de ellendige zorg niet, dat
grauwe spooksel dat zqn klauwen
slaat in hart en hoofd I
Urenlang lag Mana des nachts
slapeloos. Om 7 uur komt de post
bode, tot acht wil zq wachten
't is vandaag weekmarkt, hij ont
moet misschien bekenden en praat
een beetje lang, terwijl hij mis
schien misschien het ant
woord bij zich heeft! O, de men-
schen weten niet, dat de dood
mogelijk de hand reeds uitstrekt
naar de zcolaBg te vergeefs wach
tenden.
Negen uur. Neen, nu komt
hq niet meer
Het gelaat is strak geworden,
met moeite staat zij op. Hoe doet
de borst haar pijn en het arme
hoofd. Zij zou diep willen adem
halen, maar het gaat niet. Dan
loopt zq naar buiteD, den tuin in.
Wat riekt de reseda lieflijk, hoe
lustig klinkt de slag van deu vink.
Een doordringende harslucht werkt
stillend op hare zenuwen. Zij leunt
met het hoofd tegen den dikken
stam van den boom, waaronder
haar lievelingsplekje ia. Zij sluit
de brandende oogen. Uit een nabij-
zijnden vijver hoort men het kwaken
der kikvorschen.
Heet trilt en flikkert de zonne
schijn op het grasperk't is alsof
de lucht ook trilt en zich beweegt
onder den gloed, die van den hemel
brandt.
'tls middag alles is still
Een groote matigheid komt over
Maria's ledenhet ademen gaat
moeizaam zwaar voelt zij den pols
slag in hare gevouwen handen.
Wat slaat haar hart heftig. Als in
een droom Jioort zij er naar en telt
in gedachten! Een twee driel
Een twee driede slaap drukt
zqn looden stempel op de leden!
Hoe heeft zij geslapen heeft
het niet gedonderd? De lucht
ziet inktzwart; fluitend en gierend
doet de storm bladeren stof en steen
tjes opstuiven. Plat liggen de bloe
men ter aarde; het kraakt in de
hooge dennen 't is de geweldige
stem der Datuur, die spreekt.
Zulk een weer heeft Maria gaarne;
't is haar als spraken de geweldige
teekenen van de wording aller din
gen en van hun einde. Het einde!
Hoe dat er uit zou zien. O, wat
moet het heerlijk zqn te rusten, te
kunnen zeggen, ge hebt u taak
volbracht, ge moogt rustig henen
gaan uw lief meisje verzorgd
uw geliefde zoon in een goede be
trekking zonder zorg en geluk
kig. Te weten, dat zoo het einde
is, eindelijk! Ge moogt de oogen
sluiten, zij zijn niet meer verlaten,
uw geliefden zullen niet meer in de
handen der „zorg" vervallen.
O, zich neer te leggen hoe
goddelijk schoon te weten dat gij
nu zult slapen. Geen steen mag op
uw graf, geen kruis. O neen, slechts
gras, frisch, hoog sappig gras. Aan
't hoofdeinde een boom, een boom
een wuivende berk, die hare laatste
rustplaats geheel en al overscha
duwt.
Uitrusten IUitslapen I
Wat was dat? Had niet iemand
haren naam geroepen. Had zij ge
slapen, gedroomd Ze was dus niet
dood. Ze leefde, leefde nog altijd
in de woestenij, die eindeloos, een
levenlang zich voor haar uitstrekte
Het heerlijke, het koele van haar
laatste rustplaats was dus slechts
een droombeeld geweest Een kreu
nen stoot zij uit met beide han
den grijpt zij naar de hartstreek.
Slechts gedroomd I"
Met wankelende schreden als nog
door den slaap bevangen, komt zij
binnen. In het halfduister van de
kamer komt iets wits als naar voren.
In twee schreden is Maria bij de
tafelhare bevende vingers houden
het couvert vast. Daar lag net zoo
innig verlangde bericht. Eindelijk 1
Het wachten was ten einde I Maar,
als er nu weder een hoop in rook
mocht vervlogen zijn neen, zij
gevoelt het, dat zou zij niet kunnen
dragen, dat niet meer.
Geheel stil zit zit zij aan de schrijf
tafel. Waarom opent zij den brief
niet? Had zij niet te voren ai ge
meend, dat zq het zou uitschreeuwen
als het antwoord eindelqk aan die
kwellingen, zwijgend geduld, een
einde zou maken, als er plaats
mocht worden gemaakt voor vreug
de, die eens komen moest?
Niemand tot wie zij zich richten
kan
Zij heeft het hoofd tegen de
leuning van den stoel gelegd en
tracht kalm te worden. Het hame
ren in de slapen, het loome gevoel
in de ledematen als dat angstige,
dat over haar is gekomen, maar
weg wilde gaan. Met moeite haalt
de zwakke borst adem.
Niemand is bij haar zij is ge
heel alleen.
Alleen?
Neen, daar is zij, de grijze vrouw.
Zij neemt Maria's hoofd in de
armen, ziet haar met kouden, doo-
den blik in het gelaat. Neen dit
maal niet met doode oogen de
bigde oplossing van het bange raad
sel ligt in dezen blik. Vrouw Zorg
glimlacht, daarna bedekt zij een
bleed, kalm gelaat met een valen
grauwen sluier en gaat heuen.
Het was in den jane 179S; een©
jeugdige Pransche maagd in den
bloeienden tijd van zeventien janr,
mej. Du Hut' de liivry, góngs in Üat
j aar te Marseille scheep om heen,
te reizen naar het eiland Martini
que, waar hare familie woonde.
In dien tijd wend de Middelland-
sche Zee onveilig gemaakt door
Turksche zeeroovers, di© zich van
uitzeilende schepen meester mank
ten, waarvan zij de passagiers als
gevangenen wegvoerden ten einde
die met voordeel van de hand te doen.
Het schip, waarop mej. Du Tïuc de
Rivry zich bevond, viel in handen
van zulke zeeroovers, die het voor
goeden buit verklaarden en d© ze
ventien jarige maagd naar Cqjistan-
tinopel voerden; daar kwam de on
gelukkige terecht in den harem van
den Sultan en werd spoedig de
favorite Sultane van Abdoel Ha-
mid I, die van 1774 tot 1789 op den
troon van Turkije, zetelde. Na vijf
jaar w)erd haai* een zoon geboren, dia
als Mohamed II den troon beklom,
en van 1808 tot 1839 regeerde. De
ze Mohamed II liet op zijn beurt
een zoon achter, die de vader ge
worden is van den ex-sultan Abdoel!
Hamid II en van den tegenwooa*-
digen Sultan Mohamed Reehad Ei'-
f'endi, thans regeerende onder den
naam van Mohamed V.
,Op een winteravond vajJ het jaar
1834 had de Eerw. Pater Ohrysos-
tomus, gardiaan van het Capucij-
nerklooster te Oonstantilaopel, zich
in zijn oei teruggetrokken ea zat
daar godvruchtig te rnedi teeren voor
zijn kruisbeeld. Het was dien
avond noodweer. Een hevige wind
deed |de huizen schuddenhet kraak
te van alle kanten eti .mem hoori»
hier en daar gehuil en jammerklach
ten- De zuidwest en-wind, die vajai
de Zwarte Ze© onstuimig op den Bos-
phorus nedervalt, gaat dikwijls ver
gezeld met hevige regenbuien en dik
wijls ook met storm. Zoo was het
ook op dien avond. Eensklaps hoort
de Eerw. Pater gardiaan aanhoudend
en haastig op de deur van het kloos
ter kloppen. Men doet open Qi de
portier van het klooster verschijnt
weldra, b'.eek en onthutst, in de oei
van zijn overste, gevolgd door twee
janitsaren, waarvan één een brief,
afkomstig uit het paleis iran deni
Sultan, den gardiaan overhandigde,;
In dien brief werd de gardiaan ver
zocht zich onmiddellijk naar het
paleis te begeven, ten einde aeiai
zware zieke in haar uiterste bij t©
staan. Do gardiaan stond verbaasd:
maar* spoedig stond hij op en begaf
zich naar de kloosterkerk opende
het tabernakel, nam het H. Sacra
ment met zich mede en vertrok ver
volgens, vergezeld door id© twee ja
ni tsaren, naar de haven vam; Pera.;
Daar wachtte hem een vorstelijk©
galei met vier en twintig roeiers
bemand. Zoodra ide eerwaarde Pa
ter in de galei was gestapt met (da
beide jan its aren, zette het vaartuig
zich aanstonds in beweging en ver
wijderde zich ,in de nachtelijke duis
ternis naar een aanlegplaats van hei
keizerlijk paleis.
Op dienzelfden tijd lag daar in een
rijk, weelderig versierd vertrek, een
vrouw op het bed v*au smarten, tan
prooi aan een hevig lijden. Zij,
scheen meer dan zestig jaren oud en!
ofschoon ouderdom en ziekt© >d»
schoonheid van haar gelaat hadden
verwoest, kon men toch nog uit har©
regelmatige trekken opmaken welk
eene innemende schoonheid vroeger
haar deel moest geweest zijn. Haar
taal en hare manieren droegen hed
stempel van hooge distinctie, yer-
magerd en bleek als was, scheen zij
nu den dood nabij.
Een prachtige luchter in het mid
den van het plafond nolerhajigenJI
en een menigte cahdelabnes, waarop
rose bougies stonden te branden, ga
ven voldoende licht om alles op te
merken wat in het vertrek van d©
ziek© plaats greep. Bij het bed nam
een dokter, op zijn Grieksch gekleed,
nauwkeurig den polsslag van de pa
tiënte op jachten de deur stonde a
twee zlwiarte slaven, gereed om; aan
stonds ten uitvoer te- brengen, wai
hun zou bevolen worden. Doch nog
eene andere persoonlijkheid trok de
aandacht: het was een man va,a ruim
veertig jaren; hij was meer dan mid
delmatig lang. Zijne houding was
statig en deftig en zijn blik verniel,
dat hij gewend wgs te bevelen.. Een
DE OFFICIEELE KERKLIJST