der Openbare Godsdienstoefeningen in de R, K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen* Katholieke Ouders Naaml. Yens. „Drukkerij de Spaaruestad." ZORG. De laatste stond van eene Sultana. Dit nutaner behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 16 Oct. OITÖAVï VA* DB KINDERHUJSVEST No. 29—31—33. HAARLEM. Directeur: F. H. M. v. d. GRDüBTDT. ADT1BTB9TIÏV: Van 1 tot 6 regelsf L30. Elke regel meer 0.30. Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst ten minste 5 regeis fl.60; elke regel meer 0.30. Hst Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG 18 17 Oct. 20ste Zondag na Pinksteren. H. Hedwigis, weduwe. Evan gelie: De hoofd man van Ca- pbarnaum. H. LMcas, Evan gelist. H. Petrus van Alcantara, Be lijder. H. Joannes €an- tius Belijder. H. Ursula en Gezellinnen, Maagden en Martelaressen. Van den (dag. Gedachtenis van de Onb. Ontvangenis van de Allerb. Maagd. 19 20 21 22 23 20ste ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit des brief van den H. JP09*®' PaulHS aa« de Ephcsjërs; V, 15—*1. Broeders! Ziet toe, hoe gij met voorzichtigheid wandelt, niet als •nverstandigen, maar als wijzen, den tijd uitkoopend, omdat de dagen boos zijs. Daarom wordt niet onbe dachtzaam, maar verstaat wat de wil Gods is. En wordt niet dronken van wijn, waarin wulpscnheid is, maar wordt vervuld met den Heili gen Geest, elkander toesprekend met psalmen en lofzangeü en gees telijke liederen, den Heer zingend ©n verheerlijkend in uwe harten, God en den Vader altijd voor alles dankend in den naam onzes Heeren Jesus Christus. Zijt elkander onder danig in de vreeze van Christus. Evangelie volgess den H. Johannes; IV, 46—53. In dien tijd was er zeker konin klijk hofbeambte, wiens zoon te Kapharnaüm ziek lag. Toen deze vernomen had, dat Jesus uit Judea in Galilea gekomen was, ging hij tot Hem en verzocht Hem, dat Hij zoude afkomen en zijnen eoou ge nezen want deze begon te sterven. Jesus sprak dan tot hemZoo gij lieden geene teokenen en wonderen ziet, gelooft gij niet. De hofbeambte zeide tot Hem: Heer! kom af eer mijn zoon sterft! Jesus zeide hem: Ga, uw zoon leeft. De man geloofde het woord, dat Jesus hem toesprak, en ging heen. Toen hij nu aftrok, kwamen hem reeds zijne dienaars te gemoet en boodschapten hem, zeggende, dat zijn zoon leefde. Hij vroeg hen dan naar het uur, waarop hij hersteld was. En zij zeiden tot hemGisteren, op bet zevende uur, heeft de koorts hem verlaten. De vader erkende dan, dat dit het uur was, waarop Jesus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft. En nij geloofde, hij en geheel zijn huisgezin. Evangelieverklaring. 20ste ZONDAG NA PINKSTEREN. Wq weten zeer weinig van den hofbeambte van wien sprake is in het Evangelie van dezen Zondag. Was hij een hofdienaar van den viervorst Herodes, een bevelhebber van diens lijfwacht, een onderge schikt landvoogd van Galilea of ©en der machtigste heeren uit die landstreek? Was hij Jood of hei den? Het Evangelie laat ons in volslagen onzekerheid en geeft geen antwoord op een van die vragen. Dit alleen weten wij dat bq een voornaam man was^n dienstknech- ten onder zijn bevelen had. Zijn naam en stand in de maatschappij doen ook weinig ter zake. Veel be langrijker is deze vraag welke reden den vader noopte zijn stervenden zoon te verlaten en zich naar Jesus te spoeden. Hij behoorde tot die klasse van voornamen en machti gen die niet gewoon waren Jesus te volgen en Zijne woorden met ©en welwillend hart aan te hooren. Hij zou dus naar alle waarschijn lijkheid het der moeite niet waar dig geacht hebben naar Jesüs te komen, als de doodelijke ziekte van zijn zoon hem er niet toe gedreven had om bij den grooten Wonder doener huip voor zijn kind en troost in zijn angst te zoeken. Op dat hij uit zijne zoo noodlottige rust en onverschilligheid zou wor den opgeschrikt, trof God hem op de gevoeligste wijze in zijn vader hart door zijn kind den dood nabij te brengen. Heilzame krankheid, die in Gods genadebesluit misschien de laatste aansporing, het laatst aangeboden redmiddel was om den vader en zijn geheele huisgezin van den geestelijken en eeuwigen dood te redden. Zoo handelt God ook dikwqls met hen die Hij wil red den. Groot is het getal dergenen die door de beproeving des lqdens het ware leven der ziel vinden, of terugvinden. De grootste bekeerin gen vinden gewoonlijk niet plaats in voorspoed, maar wel in tegen spoed. De wereld met hare verma ken brengt niet tot God, veel eer trekt zij van God af. Zoolang de hofbeambte zich over de ziekte van zqn zoon niet bezorgd behoef de te maken, dacht hij er slechts aan om van zijn welstand en zijne goederen te genieten, maar toen een ongeluk hem trof, dacht hij aan Jesus. Hij kwam dan tot Jesus, „en verzocht Hem dat Hij wilde afkomen en zijn zoon genezen, want hij lag op sterven." Een onbegrensd vertrouwen alzoo op Jesus' Almacht en Goedheid richtte zijne schreden en deed hem zijn bede voordragen. Doch niet aanstonds voldeed Jesus aan zijn verzoek. Volgens den schijn werd de biddende vader met koel heid door den Zaligmaker ontvan gen. In plaats van hem dadelijk te beloonen voor het groote vertrouwen waarvan hij de bewijzen gaf door in zulke omstandigheden en van zoo verre te komen, voegde Jesus hem deze woorden toe, die veel van een var wijt en van een wei gering hadden: „Als gij lieden geen teekenen en wonderen ziet, zoo ge looft gij niet." Dat woord was hard en stelde het vertrouwen van den hofbeambte op een zware proef. Jesus zeide hem als het ware: gij gelooft slechts dan aan mijne Won dermacht als gij daarvan de bewij zen met eigen oogen aanschouwt. Nu vraagt gij dat Ik naar uwe stad af kome, alsof Ik daar tegenwoordig moet zijn om te kunnen genezen, alsof Mijne macht aan tijd of plaats gebonden ware. Dat ik de zieken genas hebt gq gehoord, maar dat Ik de genezing ook van uit de verte kan geven betwijfelt gij. Toch is de vader niet ontmoedigd. Hij wikkelt zich ook niet in een rede twist met Je6us, hij wijst er niet op dat zijn komen en bidden een afdoende getuigenis zijn van zijn onwankelbaar geloof dat Jesus alles doen kon wat Hq wilde. Neen, kort en bondig herhaalt hij zijn verzoek. „Heer kom toch, eer mijn zoon sterft." Wij hooren het: om dat de vader op Jesus vertrouwd blijft hij volhardend bidden en van den anderen kant door bij herhaling dezelfde bede tot Jesus te richten, legt hij opnieuw een schitterend getuigenis af van het vertrouwen dat hem bezielt. Beide deugden door Jesus zoo dikwijls als voor waarden voor de gebedverhooring vereischt: vertrouwen en volharding, waren dus in zijn gebed vereenigd, en daarin was hij een voorbeeld voor ons allen. Was het eenmaal vragen niet genoeg, hij liet niet af. Hij was in aijne ziel overtuigd dat Jesus hem kon helpen, en zonder te twijfelen aan Jesus' Goedheid hield hij aan, met het vaste voor nemen zoolang te blijven vragen totdat hij verhoord was. Die deug den bleven niet onbeloond. De Zaligmaker had medelijden met de droefheid van den vader en met het lijden van het kind, en liet Zijn machtwoord hooren„ga, uw zoon leeft" en genas hem, ofschoon verre afwezig. „De mensch geloofde het woord dat Jesus tot hem gesproken had en ging heen" met een blij en dankbaar hart, in de zalige hoop dat hij zijn kind levend en gezond zou terug zien. Die blijdschap werd hem niet ontnomen. Want ziet, nog was hij den drempel van zijn huis niet overgegaan „terwijl hij reeds afkwam, ontmoetten hem zijne dienstknechten en boodschapten bem, zeggende dat zijne zoon leefde." Hiermede was de beweldadigde nog niet tevreden. Voor zoover mogelijk wenschte hij omtrent alle omstan digheden van dia wonderbare ge nezing ingelicht te worden, opdat hij te meer redenen zou hebben om Jesus' Macht en Goedheid te loyen. Daarom „vroeg hij hen naar de ure waarin hij beter geworden was." En zij zeiden hemgisteren te zeven ure heeft de kqorts hem verlaten. De vader bemerkte dan dat het die ure was waarin Jesus tot hem zeide uw zoon leeft. En hij geloofdehij en geheel zijn huisgezin." Blakend van een heilig vuur on derrichtte bij zijnen genezen zoon en al zijne huisgenooten omtreat de verplichtingen die zij aan Jesus hadden. Hij stelde zich niet tevreden alleen Jesus te erkennen en Hem te gehoorzamen, hij deelde die goede stemming aan al de zijnen mede, en gaf daardoor een heerlijk voor beeld aan allen die met eenig gezag in staat of huisgezin bekleed zijn. Zq allen moeten zich in hun om geving niet alleen als meesters maar als apostelen beschouwen, niet alleen voor de tijdelijke, maar vooialvoor de geestelijke belangen hunner on- derhoorigen zorgen. Leeren wq dus uit het voorbeeld van den hofbeambte van ons Evan gelie vooreerst de deugden van vertrouwen en volharding in het gebed, en vervolgens een groote zorg te hebben voor het geestelijk welzijn van al onze onderhoorigen. neemt voor uwe kinderen naar Uwen stand en draagkracht een Universaalpoiis bij de Eerste üoomsch HCatholieke Levensverzekeringmaatschappij te Haarlem (niet Kerkelijke goedkeuring van doel en Koninklijke goedkeuring tmn Statuten). Zij zullen daardoor een dubbelen steun hebben bij de meest belang rijke gebeurtenissen des levens. Vraagt tarief met verzekerings- voorwaarden. Dus, zooals ik zeg, mevrouwtje, rust, u ontzien, goede voeding, pret tige omgeving, u niet opwinden, dat is de hoofdzaak, anders, zooals ik al zei, sta ik voor niets in. Zoo had de dokter gesproken en was toen heengegaan. Zij keek hem na met hare stille oogen in het bleeke gelaat, liet het hoofd zakken en overpeinsde. Tien jaren waren voorbijgegaan, tien moeilijke jaren van kommer en zorg. Zoolang had zij het uitge houden en nu was zij toch ineen gezakt onder deze wereld van ellen de, die hare zwakke schouders had doen buigen en haar de kracht ontnomen had. De kracht en ook den moed. Moedeloos was zij geworden door de zorgen, die zich niet lieten ver drijven, hoe hard zij ook tobde en spaarde, om zich voor zich zelve en hare beide kinderen een bestaan te scheppen; 'tging niet; steeds dieper zonk de welstand van weleer, steeds meer hoopten zich de schul den op, ofschoon zij dag en nacht werkte en zoo, ten slotte, tot ©ver- maat van ramp zwaar ziek werd en, zooals zij vreesde, ongeneeslijk, hopeloos „Goede voeding geen opwin ding!" O, als slechts die zorgen ophielden! Ja, dat gevoelde ze, dan zou ze kunnen herstellen, als er die zorgen niet waren, die grauwe, alledaagsche zorgen om het dage- lijksch brood! Zij steunde luid en verborg het bekommerde hoofd in beide handen. Hoe duidelijk tast baar stond de „zorg" daar voor haar geestesoog. Zij had haar kun nen teekenen, in het lange grauwe, havenlooze kleed, met den grijzen sluier, die haar lang en mager ge zicht omhulde, een smal gezicht ingevallen, omgeven door grijze haren, ongekamd in fladdenrende lokken, de groote tanden ternauwer nood bedekt door smalle, blauw achtige lippen, in de doffe oogen een koude, doode, raadselachtige blik. En altijd stond zij daar, altijd niet zichtbaar voor anderen, maar tastbaar, voelbaar voor haarzelf. Hoe dikwijls had Maria niet het gevoel gehad, alsof zich iemand over haar schouder boog en met haar koude wang tegen de hare 'leunde; zóó duidelijk was vaak die indruk, dat zij dan het hoofd om draaide, en schuw en vol afschrik omkeek. Zelfs de tegenwoordigheid der kinderen schrikte het beeld niet af. Zoo zat daar Maria, nadat de dokter was heengegaan en vroeg zich af, waarmee zij in de toekomst het geld zou kunnen verdienen, dat er noodig was om haar en hare kinderen brood te verschaffen. Ja, zij wilde leven, de sterke, zwakke vrouw, zij moest immers toch voor hare kinderen zorgen, die arme kinderen, die niets van het leven genoten, wien alles ontnomen was, waaraan de menech waarde hecht, ja, waarop hij een recht heeft. En zij vermande zich. De sterke wil beheersehte nog eenmaal 't zwakke lichaam. Maria zat aan de schrijftafel. Hare bevende handen zochten in papieren, losse aantee- keningen uit haar leven, beschou wingen en kleine episoden. Maar dit alles was nog niet klaar, niet uitgewerkt; hoe zou zij den moed daartoe hebben kunnen vinden? Zij legde de handen in den schoot en keek naar buiten, zonder iets te zien. Hadt ge wezenlijk talent, was er in je het materiaal om te schrijven? Is het geen ijdele ver metelheid, aan te nemen, dat het anderen belang zal inboezemen, wat u heeft getroffen. Dikwqls reeds had men tot haar gezegdBreng dat eens op papier en laat dat drukken. Je hebt het zoo boeiend verteld. Maar altijd hield haar de gedachte terugVer tellen is iets anders als schrijven; bij het vertellen komt, het veel aan op het gebarenspel op de mi miek van het gelaat en die kan men bij het schrijven niet toe passen. Toch wilde zij thans beproeven het te doenzij moest toch leven ter wille van hare kinderen. Zij wilde alles heel eenvoudig vertellen, wat zij in den laatsten tijd beleefd en geleden had, en dat zenden aan de redactie van een courant. Maria sloot een oogenblik de oogen, ver mande zich echter spoedig, dacht na en toen vloog de pe* over het papier, bladzijde na bladzijde vul lend, zonder ophouden, heel een voudig slechts „verteld" had zq, wat zij in zich gevoelde. Zie zoo, nu was het klaar. Haastig zocht zij de vellen papier bijeen en ver zond ze. Dezen nacht sliep Maria sinds lang voor het eerst weder vredig en diep. Zij keerde zich naar den wand zij wilde vandaag het grauwe spooksel niet zien, zq wilde hopen. De eene dag na den anderen verliep geen antwoord geen tijding. En Maria beefde van hangen angst. O, dat wachten! Kent gij dat wachten, gij, die het leven heet te kennen, gij die in goede om standigheden leeft? Neen, hoe zou 'took. Gij hebt geen honger, gij hebt te eten, een veilig dak boven u, hoe zondt gij het wachten der armen kennen, dat terneerdruk kende, opwindende wachten! Gij kent de ellendige zorg niet, dat grauwe spooksel dat zqn klauwen slaat in hart en hoofd I Urenlang lag Mana des nachts slapeloos. Om 7 uur komt de post bode, tot acht wil zq wachten 't is vandaag weekmarkt, hij ont moet misschien bekenden en praat een beetje lang, terwijl hij mis schien misschien het ant woord bij zich heeft! O, de men- schen weten niet, dat de dood mogelijk de hand reeds uitstrekt naar de zcolaBg te vergeefs wach tenden. Negen uur. Neen, nu komt hq niet meer Het gelaat is strak geworden, met moeite staat zij op. Hoe doet de borst haar pijn en het arme hoofd. Zij zou diep willen adem halen, maar het gaat niet. Dan loopt zq naar buiteD, den tuin in. Wat riekt de reseda lieflijk, hoe lustig klinkt de slag van deu vink. Een doordringende harslucht werkt stillend op hare zenuwen. Zij leunt met het hoofd tegen den dikken stam van den boom, waaronder haar lievelingsplekje ia. Zij sluit de brandende oogen. Uit een nabij- zijnden vijver hoort men het kwaken der kikvorschen. Heet trilt en flikkert de zonne schijn op het grasperk't is alsof de lucht ook trilt en zich beweegt onder den gloed, die van den hemel brandt. 'tls middag alles is still Een groote matigheid komt over Maria's ledenhet ademen gaat moeizaam zwaar voelt zij den pols slag in hare gevouwen handen. Wat slaat haar hart heftig. Als in een droom Jioort zij er naar en telt in gedachten! Een twee driel Een twee driede slaap drukt zqn looden stempel op de leden! Hoe heeft zij geslapen heeft het niet gedonderd? De lucht ziet inktzwart; fluitend en gierend doet de storm bladeren stof en steen tjes opstuiven. Plat liggen de bloe men ter aarde; het kraakt in de hooge dennen 't is de geweldige stem der Datuur, die spreekt. Zulk een weer heeft Maria gaarne; 't is haar als spraken de geweldige teekenen van de wording aller din gen en van hun einde. Het einde! Hoe dat er uit zou zien. O, wat moet het heerlijk zqn te rusten, te kunnen zeggen, ge hebt u taak volbracht, ge moogt rustig henen gaan uw lief meisje verzorgd uw geliefde zoon in een goede be trekking zonder zorg en geluk kig. Te weten, dat zoo het einde is, eindelijk! Ge moogt de oogen sluiten, zij zijn niet meer verlaten, uw geliefden zullen niet meer in de handen der „zorg" vervallen. O, zich neer te leggen hoe goddelijk schoon te weten dat gij nu zult slapen. Geen steen mag op uw graf, geen kruis. O neen, slechts gras, frisch, hoog sappig gras. Aan 't hoofdeinde een boom, een boom een wuivende berk, die hare laatste rustplaats geheel en al overscha duwt. Uitrusten IUitslapen I Wat was dat? Had niet iemand haren naam geroepen. Had zij ge slapen, gedroomd Ze was dus niet dood. Ze leefde, leefde nog altijd in de woestenij, die eindeloos, een levenlang zich voor haar uitstrekte Het heerlijke, het koele van haar laatste rustplaats was dus slechts een droombeeld geweest Een kreu nen stoot zij uit met beide han den grijpt zij naar de hartstreek. Slechts gedroomd I" Met wankelende schreden als nog door den slaap bevangen, komt zij binnen. In het halfduister van de kamer komt iets wits als naar voren. In twee schreden is Maria bij de tafelhare bevende vingers houden het couvert vast. Daar lag net zoo innig verlangde bericht. Eindelijk 1 Het wachten was ten einde I Maar, als er nu weder een hoop in rook mocht vervlogen zijn neen, zij gevoelt het, dat zou zij niet kunnen dragen, dat niet meer. Geheel stil zit zit zij aan de schrijf tafel. Waarom opent zij den brief niet? Had zij niet te voren ai ge meend, dat zq het zou uitschreeuwen als het antwoord eindelqk aan die kwellingen, zwijgend geduld, een einde zou maken, als er plaats mocht worden gemaakt voor vreug de, die eens komen moest? Niemand tot wie zij zich richten kan Zij heeft het hoofd tegen de leuning van den stoel gelegd en tracht kalm te worden. Het hame ren in de slapen, het loome gevoel in de ledematen als dat angstige, dat over haar is gekomen, maar weg wilde gaan. Met moeite haalt de zwakke borst adem. Niemand is bij haar zij is ge heel alleen. Alleen? Neen, daar is zij, de grijze vrouw. Zij neemt Maria's hoofd in de armen, ziet haar met kouden, doo- den blik in het gelaat. Neen dit maal niet met doode oogen de bigde oplossing van het bange raad sel ligt in dezen blik. Vrouw Zorg glimlacht, daarna bedekt zij een bleed, kalm gelaat met een valen grauwen sluier en gaat heuen. Het was in den jane 179S; een© jeugdige Pransche maagd in den bloeienden tijd van zeventien janr, mej. Du Hut' de liivry, góngs in Üat j aar te Marseille scheep om heen, te reizen naar het eiland Martini que, waar hare familie woonde. In dien tijd wend de Middelland- sche Zee onveilig gemaakt door Turksche zeeroovers, di© zich van uitzeilende schepen meester mank ten, waarvan zij de passagiers als gevangenen wegvoerden ten einde die met voordeel van de hand te doen. Het schip, waarop mej. Du Tïuc de Rivry zich bevond, viel in handen van zulke zeeroovers, die het voor goeden buit verklaarden en d© ze ventien jarige maagd naar Cqjistan- tinopel voerden; daar kwam de on gelukkige terecht in den harem van den Sultan en werd spoedig de favorite Sultane van Abdoel Ha- mid I, die van 1774 tot 1789 op den troon van Turkije, zetelde. Na vijf jaar w)erd haai* een zoon geboren, dia als Mohamed II den troon beklom, en van 1808 tot 1839 regeerde. De ze Mohamed II liet op zijn beurt een zoon achter, die de vader ge worden is van den ex-sultan Abdoel! Hamid II en van den tegenwooa*- digen Sultan Mohamed Reehad Ei'- f'endi, thans regeerende onder den naam van Mohamed V. ,Op een winteravond vajJ het jaar 1834 had de Eerw. Pater Ohrysos- tomus, gardiaan van het Capucij- nerklooster te Oonstantilaopel, zich in zijn oei teruggetrokken ea zat daar godvruchtig te rnedi teeren voor zijn kruisbeeld. Het was dien avond noodweer. Een hevige wind deed |de huizen schuddenhet kraak te van alle kanten eti .mem hoori» hier en daar gehuil en jammerklach ten- De zuidwest en-wind, die vajai de Zwarte Ze© onstuimig op den Bos- phorus nedervalt, gaat dikwijls ver gezeld met hevige regenbuien en dik wijls ook met storm. Zoo was het ook op dien avond. Eensklaps hoort de Eerw. Pater gardiaan aanhoudend en haastig op de deur van het kloos ter kloppen. Men doet open Qi de portier van het klooster verschijnt weldra, b'.eek en onthutst, in de oei van zijn overste, gevolgd door twee janitsaren, waarvan één een brief, afkomstig uit het paleis iran deni Sultan, den gardiaan overhandigde,; In dien brief werd de gardiaan ver zocht zich onmiddellijk naar het paleis te begeven, ten einde aeiai zware zieke in haar uiterste bij t© staan. Do gardiaan stond verbaasd: maar* spoedig stond hij op en begaf zich naar de kloosterkerk opende het tabernakel, nam het H. Sacra ment met zich mede en vertrok ver volgens, vergezeld door id© twee ja ni tsaren, naar de haven vam; Pera.; Daar wachtte hem een vorstelijk© galei met vier en twintig roeiers bemand. Zoodra ide eerwaarde Pa ter in de galei was gestapt met (da beide jan its aren, zette het vaartuig zich aanstonds in beweging en ver wijderde zich ,in de nachtelijke duis ternis naar een aanlegplaats van hei keizerlijk paleis. Op dienzelfden tijd lag daar in een rijk, weelderig versierd vertrek, een vrouw op het bed v*au smarten, tan prooi aan een hevig lijden. Zij, scheen meer dan zestig jaren oud en! ofschoon ouderdom en ziekt© >d» schoonheid van haar gelaat hadden verwoest, kon men toch nog uit har© regelmatige trekken opmaken welk eene innemende schoonheid vroeger haar deel moest geweest zijn. Haar taal en hare manieren droegen hed stempel van hooge distinctie, yer- magerd en bleek als was, scheen zij nu den dood nabij. Een prachtige luchter in het mid den van het plafond nolerhajigenJI en een menigte cahdelabnes, waarop rose bougies stonden te branden, ga ven voldoende licht om alles op te merken wat in het vertrek van d© ziek© plaats greep. Bij het bed nam een dokter, op zijn Grieksch gekleed, nauwkeurig den polsslag van de pa tiënte op jachten de deur stonde a twee zlwiarte slaven, gereed om; aan stonds ten uitvoer te- brengen, wai hun zou bevolen worden. Doch nog eene andere persoonlijkheid trok de aandacht: het was een man va,a ruim veertig jaren; hij was meer dan mid delmatig lang. Zijne houding was statig en deftig en zijn blik verniel, dat hij gewend wgs te bevelen.. Een DE OFFICIEELE KERKLIJST

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 11