A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25
Sailed Schoenwerk is
Ho. 19.
Mengelwerk.
Mijnautomobiel,
Gedurende het onweer.
ANEGANG.
Afdeeling VOORHOUT.
Vergadering der leden op S7 October,
fles avonds te 7 uur, in de „Bonte
Koe". Agenda: Opening. Notulen. Ver
schillende madedeelingen. Verkiezing
kestuurslid. Verkiezing eener le Voorz.,
tijde wegens het bedanken van den tegen-
woordigen voorzitter, den heer A. He-
eings. Vraagbus enz.
Mededeelingen.
Aan de leden wordt bekend gemaakt
dat de heer A. Herings bedankt heeft
als Voorzitter.
Candidatenlijsten voor deze vacature
worden ingewacht tot uiterlijk1 15 Oct.
bij den Secretaris der afdeeling.
Namens hert Bestuur,
,W. v. d. L a a n, Secr.
Afdeeling SASSENHEIM en 0.
Zondag 17 Oct., des avonds te
8 uur verg. der onderafdeeling Land
en Tuinbouw. De leden worden herin-
merd, die deel wenschen te nemen aan
de winterprovisie op deze vergadering
tegenwoordig te zijn tot het bijdragen
hunner gelden. Aller opkomst ge-
wensciht.
Zondag 2 4 Oct., des avonds te
7 uur buitengewone Algemeene Ve»
gadering, waarin als spreker op zal
Ireden de WelEerwaarde Heer W. P. J-
janus, Adviseur der Afdeeling. (Toe
gankelijk voor alle Katholieken).
Namens het Bestuur,
J. Z a n d v l i e t, Secr.
Afdeeling BENNEBRQEK ®n 0.
Dinsdag 19 Oct., des avonds om
S uur, Bestuursvergadering. Aller op
komst gewenseht.
Namens het Bestuur,
J. A. Vernooij, Secr.
Zoeteetraat 13.
Het gebouw is dagelijks geopend, des
avonds van 610 uur en op Zon- en
Feestdagen den geheelen dag.
Vereenigingsgebouw Zoetestraat No. 3
Geopend des Zondags van 12-3 en van
5-10 uur. Op werkdagen van 6 tot 10 uur
's avonds.
Liefdewerk: St. Josephs Ambachts-
leerüngen.
Zoetestraat (voor jongens van 1317 jaar)
Zondagavond van 56 uur Godsdienst
onderricht, van 6 tot half 8 gelegenheid
tot ontspanning.
B. K. Veroeniging tot bescherming
pan meisjes, gen. „St. Martha."
Het Bemiddelingsbureau der Vereeni
ging is geopend eiken Dinsdagmiddag
van 12—2 uur, voor betrekkingen als
dienstboden enz., Donloere Spname 22
alwaar voor R. K. dienstmeisjes wier
ouders buiten de stad woonachtig zijn
iederen Zondag- en Woensdagavon van
810 me gelegenheid bestaat tegen de
geringe vergoeding van 5 ct. per week
haar vrijen tijd aangenaam en gezellig
door te brengen.
Aanmelding daartoe aan het „Te Huis,
op bovengenoemde avonden.
St. Elisabethsvereeniging.
Inleveren van ziekenbriefjes Maan
dagavond tusschen 7 uur en half 9.
Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen
1 en 2 uur, Jansstraat 49.
„St. Rosa-Vereeniging".
Tijdelijk Zoetestraat 12rood.
Het Bestuur is te spreken eiken 2en
Vrijdag der maand, des avonds tusschen
half acht en half negen.
Het doel dezer vereeniging is: Meisjes
uit den dienstbaren stand van 12-16-
jarigen leeftijd gratis in het naaien
en aanverwante vakken, alsook het
knippen, te onderrichten.
Het onderwijs wordt gegeven eiken
avond der week, uitgenomen den Zater
dag, des avonds yan half zeven tot
half negen.
Aangifte van leerlingen tweemaal per
jaar op een steeds in dit blad te ver
welden datum.
Maria-vereeniging.
R. K. Vereeniging tot bestrijding van
het drankmisbruik vergadert elke twee
maanden, hetwelk vooraf in de agenda
dezer courant wordt bekend gemaakt.
De Mariaver. heeft een onderafdea-
ling, Meisjesbon d, voor leden -van
1116 jaar, die ook tweemaandelijks
vergadert op Zondags 's namidd. 4 uur
in 't gebouw St. Bavo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich
voor het lidmaatschap te laten inschrijt-
ven; tusschentijds bij het secretariaat
der vereeniging Gr. Houtstraat 52.
B. TL. Zangvereeniging
ART I ET RELIÖIONI.
Directeur: de heer JAC. DE JONG.
Agenda voor de algemeene vergade
ring, op 19 October a.s., in de boven-
abhterzaal van het Gafé Brinkmann.
1. Opening der vergadering.
2. Jaarverslag van. den Secretaris.
A Jaarverslag yan den Penningmeester
4. Besprekingen .en plannen voor het
nieuwe jaar.
5. Verkiezing yan bestuursleden.
8. Sluiting der vergadering.
Wij vragen voor deze vergadering de
bijzondere belangstelling der leden.
HET BESTUUR
Mijn ideaal, mijn levenswensch
was vervuld.
Ik had een automobiel. Van al
mijne wenschen was deze de grootste
geweest en zonder bedenkingen had
ik alle kleinere aan de vervulling
ervan opgeofferd. De reis naar
Spanje, de beide Perzische tapijten,
die ik in hunne étalage reeds zoo
vaak had bewonderd, zelfs de bont
mantel, zonder welke ik vroeger
niet aan den komenden winter had
durven denken. Maar dat alles
moest natuurlijk achterwege blijven
voor de auto.
Een echtgenoot noemt zoo iets:
verstandig. Maar daarvoor was de
auto dan ook waarlijk prachtig.
Sneeuwwit gelakt met blauw leeren
zittingen en bekleeding.
Alleen ging het instappen wat
moeilijk. Ik geloof, dat slechts een
zeer goed acrobaat, dat zonder
moeite vlijg kon doen. Ik ben geen
goed acrobaat, zelfs geen matig
acrobaat en mijn man evenmin.
Voordat ik dan ook daarvoor de
noodige behendigheid had verkre
gen, waren een paar weken ver
vlogen en tegelijk daarmee drie
van mijn mooiste costumes. Maar
des te grooter was dan ook onze
trots, toen we er goed en wel in
zaten en onder de zekere leidiDg
van een chauffeur, die een tuffende
vriend ons tijdelijk had afgestaan,
door de straten suisden, 't "Was
hemelsch. Een schaduwzijde was
wel, dat onze auto niet overdekt
was. De aanbrenging van een dak
met glas enz. zou ongeveer veer
tien dagen duren en zoolang konden
we ons onmogelijk van onze kar
scheiden. We dachten er echter
niet lang over en in het gure herfst
weder reden we den ganschen dag
'door in onzen open wagen.
De wind woei ons om de ooren,
de koude regen kletterde ons in het
gezicht en doorweekte ons door en
door. Weer bewees het zwakke ge
slacht sterker te zijn dan de mannen
Ik hield dapper stand tegenover de
duren van het weer, maar mijn
man vatte eeue zoodanige koude,
dat de dokter, die complicaties
vreesde, hem dringend voorschreef
onmiddellijk de warme lucht in het
Zuideu te zoeken. Zoo giDg hij toch
nog naar Spanje. Vooraf echter
wilden we een nieuwen chauffeur
zoeken, opdat ik me in mijn onbe
storven weduwschap met auto-rijden
j kon troosten. Op onze advertentie
kwamen honderden aanbiedingen
I Onze keus viel na lang zoeken op
een klein vlug zwart mannetje, dat
Gustaaf heette. Zijn getuigschriften
war6u zooschitterendalsgetuigschrif-
ten maar kunnen zijn. Ieder, die
eens het geluk had getroffen, Gus
taaf als chauffeur te bezitten, scheen
slechts met het grootste verdriet
van hem te zijn gescheiden. Nie
mand had verzuimd den vertrek
kenden chauffeur de beste wenschen
mee te geven.
Mijn man kon dus gerust ver
trekken; mijn auto en ik waren
in de beste handen. Het duurde
evenwel nog een paar dagen voor
het dak op de automobiel was ge
bouwd en ik rijden kon. Gustaaf
zat in de keuken te luieren. Hij
schold op de keukenmeid omdat
hij zich vergist had in de idéé dat
deze hem de lekkere beetjes zou
toestoppen.
Eindelijk evenwel was de auto
klaar. Een prachtige herfstdag, dien
ik voor een grooten tocht dacht te
gebruiken. Precies om één uur zou
Gustaaf me komen halen. Maar het
werd half twee en noch Gustaaf
noch de auto waren te bespeuren
Tegen twee uur kwam Gustaaf hee
bescheiden te voet.
Hij liet me niet eens tijd hem
iets te vragen. „Dat komt van je
grootmoedigheid", zei hij melancho
liek. Mevrouw weet natuurlijk dat
ik lid ben van de dierenbeecher
ming. Niet? Dat verwondert me
toch. Maar enfin ik ben het: en
juist toen ik de garage uitrijd, komt
uit de Veerstraat een klein hondje
aangeloopen. Een lief diertje. Ik
weet zeker dat u het een mooi
hondje had gevonden. En dat beestje
loopt recht op de auto aan. 't
Scheelde een haar of ik was er
overheen geweest. Afschuwelijk.
Maar goddank zoo erg is het niet
geworden. Ik kon nog precies met
het wiel tegen den trottoirband
komen en het hondje was gered.
Alleen is door den schok de vooras
gebroken. Maar in vijf dagen is dat
weer klaar en 't kost hoogstens een
goede honderd gulden. Overigens
kunt u gerust zijn; mij mankeert
niets en het hondje evenmin. Dat
doet u toch zeker plezier."
Ik was gevoelloos genoeg me
daarover niet te verheugen. Ik ver-
wenschte veeleer dat mormel, waar
door ik niet kon rijden.
Weer luierde Gustaaf in de keu
ken. Ik kan niet zeggen dat hij me
in den loop der tijden meer beviel.
Steeds vond ik hem ergens waar
hij niets te maken had en vooral
vaak in de nabijheid van mijn
schrijfbureau, waarin ik mijn geld
bewaarde. En in zij n oogen had hij
een blik, die me! niet aanstond.
Maar ook dez6 beproeving ging
voorbij. Alleen duurde het geen
maar 10 dagen voordat ik mijn
wagen terug kreeg, maar toen ik
hem weer zag, was ik al weer ge-
ti oost.
Dit keer was het geen zonnig
ïerfstweer maar een afschuwelijke
regendag. Dat hinderde me echter
niets. Vergenoegd kroop ik in mijn
wagen, beval Gustaaf veel voorzich
tigheid aan en voort ging het. Sier-
"ijk vloog de auto den hoek om
van de Duikelstraat. Ik genoot.
Op het breede asphalt reed slechts
één vrachtwagen. Maar Gustaaf
stuurde er juist op aan. Ik had
nog slechls tijd om te gillen, dan
een vreeselijk gekraak, de automo
biel zwenkte en alle vensters werden
versplinterd. Toen ik weer bij keu
nis kwam zat ik nog steeds met
glassplinters overdekt in de auto.
Een groote menigte stond me aan
te gapen en een heer leidde den
wankelende Gustaaf voorzichtig weg.
- Uw chauffeur heeft een arm
gebroken, riep hij me nog toe, „ik
zal hem naar mijn kliniek mee
nemen," en toen waren ze ver
dwenen.
Ik zat volkomen verslagen in de
kar, niet in staat te denken en
rondom me de straatjeugd, die me
allerlei raadgevingen gaf en me met
betuigingen van medelijden lastig
viel.
Och, och, juffrouw, de wagen
is kapot; aan de machine is niks
te zien, maar die zal ook wel kapot
zijn.
Juffrouw, zeide een oude
vrouw, weet u ook wat het voor
een man is, die uw chauffeur heeft
meegenomen. God weet, waar ze
den armen jongen heenbrengen. Ze
zullen hem zijn arm al wel afgeno
men hebben. Dat doen die dokters
maar dadelijk.
U hebt hem toch zeker ver
zekerd? vroeg een ander. Anders
moet u al zijn leven voor hem
zorgen. Heeft ie ook nog ouders.
Die zal u ook wel moeten onder
houden.
Een klein mannetje met een por
tefeuille onder den arm vond ein
delijk het verlossende woord
Juffrouw, wil ik even voor u tele
foneeren
Och ja, als 't blieft, zuchtte
ik uit het diepste van mijn hart
en gaf hem het nummer van een
onzer automobielvrienden met het
verzoek mij uit mijn onvrijwillige
gevangenschap te verlossen. Einde
lijk verscheen, onze vriend. Ue ma
chine was niet erg beschadigd,
zoodat we in een slakkengang de
garage konden bereiken. Met de
carosserie was het evenwel erger
gesteld. De geheele rechterzijde was
verbrijzeld en de reparatie zou
weken duren. Bijna vertwijfeld trok
ik aan de bel van mijn huis. Met
een bleek en bedroefd gezicht opent
het kamermeisje de deur en ze gilt
van schrik als ze mij herkende
De keuken meid vliegt naar voren,
slaat de handen ineen en giert
Och mevrouw, bent u dan niet
dood
Dood? Maar hoe kom je
daarbij
Nou, van de kliniek hebben
ze getelefoneerd, dat u met de auto
was verongelukt en dat Gustaaf in
het ziekenhuis ligt, zoo zegt het
meisje een beetje beleedigd. En
toen hebben wij natuurlijk gevraagd
of mevrouw er ook was, maar toen
zeiden ze, dat ze van u niets wis
ten. Toen moesten wij toch wel
aannemen, dat mevrouw op de plaats
was doodgebleven. We wilden juist
een mooie krans bestellen, viooltjes
en witte rozen, dat zou het beste
staan.
Ik zei, dat ik zeer verplicht was
door hare vriendelijke bedoelingen,
maar, dat ik haar vriendelijk ver
zocht het daarvoor geschikte tijd
stip geduldig af te wachten.
Hierna hield ik het voor mijn
plicht de ouders van Gustaaf van
het ongeluk op de hoogte te stel
len. Daar Gustaaf me steeds van
de teedere liefde van zijn vader had
gesproken, van zijn vader, die zoo
trotsch was op de automobielbe
kwaamheden van zijn zoon, wilde
ik den armen man zoo voorzichtig
mogelijk het voorgevallene mee-
deelen en schreef hem daarom voor
loopig, des avonds even bij mij te
komen.
Tot dien dag had ik den vader
van Gustaaf nooit gezien. Tegen
den avond kwam hij binnen. Geen
gebrekkige grijsaard, zooals Gustaaf
hem had afgeteekend, maar een
flinke viiftigbr. Toch wilde ik voor
zichtig te werk gaan.
Ga zitten, meneer Jansen, zeide
ik vriendelijk, schoof hem een ge
makkelijken stoei toe en deed een
greep naar een fpaar opwekkende
middelen, die ik voor het geval
van bewusteloosheid, voor de hand
had gezet. Ik moet u tot mijn
grooten spijt vertellen, dat het nu
niet zoo goed gaat, als we het al
len wel wenschen.
De vader trok een verdrietig ge
zicht. Heeft de bengel zich weer
bedronken
O neen, meneer Jansen, sprak
ik, heeft een ongeluk gehad.
Hij is van de auto gevallen en
heeft.
Zijn nek gebroken, viel vader
Jansen me in de rededat zou me
van dien roekeloozen jongen niet
verwonderen.
Om Gods wil, stamelde ik,
hoe kan u dat zeggen. Neen, hij
heeft een arm gebroken en dat zal
in zes weken wel weer hersteld
zijn. Ik was zelf al in het ziekenhuis
om me te overtuigen, dat hem niets
ontbreekt.
Onkruid vergaat niet, morde
de oude. Het ware het beste als de
jongen maar in de gevangenis zat.
Wat een verdriet en schande heeft
die schurk ons al bezorgd. Ik begrijp
niet hoe iemand zoo dom is hem
in dienst te nemen.
Maar hij had toch de beste
getuigschriften van de wereld.
- Dat kan wel zijn, knikte de
teedere vader gemoedelijk, maar dan
heeft hij ze zelf geschreven. En dat
kan hij. Hij heeft ook al tweemaal
wegens valschkeid in geschrifte ge
zeten. Maar ik zal u eens wat zeg
gen. Hij heeft me verteld, dat uw
man niet thuis was. Wees u nu
maar blij, dat u hem op zoo'n ge
makkelijke en goede manier kwijt
bent. Wie weet wat er nog gebeurd
was.
Toen ging hij heen en ik bleef
verslagen zitten.
Maar mijn auto liet ik herstellen
en ik nam een nieuwen chauffeur
aan. Drie van zijn vroegere patroons
garandeerden me 's mans betrouw
baarheid en zijn uitstekend karak
ter. Misschien heb ik echter daar
naar te veel en naar zijn bekwaam
heden te weinig geïnformeerd.
Slechts eens heeft hij me gereden.
Het was naar een diner. Om 11
uur zou hij me terughalen. Om één
uur was hij er nog niet. Niets goeds
vermoedend, nam ik ten slotte een
rijtuig en reed zoo naar huis. Voor
de deur stond Frits. „Frits", zeide
ik met half verstikte stem, „wat is
er gebeurd Zeg het me maar gauw,
is het heel erg?"
Och, neen, mevrouw, het had
nog veel erger kunnen zijn. We zijn
alleen maar achter op een rijtuig
gereden. De auto is uaar de maan
Niet huilen, mevrouw, het was niet
eens een best merk. We koopen een
AdlerwageD, die loopt veel beter.
En den koetsier van het rijtuig
moest ik ons adres geven, want bij
wil, dat wij hem een nieuw geven.
En daar zullen we moeilijk buiten
kunnen. Maar ik heb dat meer bij
de hand gehad, ik zal er wel voor
zorgen. Goed, dat er geen mensch
in zat en dat alles zeer goed is af-
geloopen.
Den volgenden morgen keerde
mijn man terug. Hij vond zijn
vrouw hoogst zenuwachtig, de auto
vernield en rekeningen om van te
duizelen zoo hoog. Hij is een iieve
man en zei niet veel. Hij heeft
alles blauw blauw gelaten en lachend
betaald. Maar ik krijg geene nieuwe
auto. En in een huurauto wil hij
niet. Wanneer iemand het woord
„auto" gebruikt, krijgt bij een
vreemde blik in zijn lieve oogen.
Ik geloof, dat die blik ook zal komen,
als hij deze geschiedenis leest.
Episode uit den Boerenoorlog.
Kale, droge steppen, geelwitte rot
sen zoover het loog reikt. Verder
nog. Achter die rotsachtige heuvels
niets dan gapende kale rotsklippen,
hier en daar met spichtig gras be
groeid. En daaroverheen de- verzien-
gen de zonnegloed van het tropische
Zuiden, in de stille Sahhathrust.
Met korte bogen strijkt een vogel
over de grasstengels heen en z;ijn
bijna twintig centimeters lange,
blauwzwarte staartveeren raken
even de toppen der grashalmen. Uit
het etherblauw des hemels dringt nu
■en dan met den heeten Z-oni-iegloed
het schorre haiirrkarr yan een gier
tot de aarde door.
Een hoefslag stoort de stille rust,
die rondom heerschtde echo ervan
wordt door de rotsachtige heuvels
teruggekaatst, en verspreidt zich
als da kringetjes, die ontstaan ials
men een .steen in het wiater werpt.
Een ruiter wórdt zichtbaar, op een
der kale rotspunten, een eepZame
ruiter, de buks in den arm, den slap
pen hoed stevig pp ihet hoofd ge-
drukt, dat druipt van het zweet.
Een oogenblik houdt de man de
teugels van het rijdier in, om liet
vergezicht te genieten of..om; den
omtrek te verkennen. Scherp tee
kent zijn figuur' zich tegen de hel
der-blauwe lucht, die den achter
grond vormt, af, terwijl hij ais in
het gouden Zonlicht baadt.
Maar- hij heeft geen tijd zich lang
op deze plaats op te houden. Een
paar onderzoekende blikken wórden
nog in het rond geworpen, zoover
het oog reikt, dan viert hij den teu
gel en in razende vaart gaat het
weder verder. Hier en daar* sist een
slang, woedend dat zij in haar rust
gestoord wordt, het paard pa; een
kudde antilopen vlucht verschrikt
weg, onder angstig geschreeuw,
maar de ruiter stoort er zticjh niet
aan. Hij stoort zich evenmin aan
wat zich op den grond beweegt als
hoe de grond zelf er uitziet; hij
laat het aan (zijn paard over, om
het met dit laatste klaar te spelen.
De man is dépêche-rijder en moet
gewichtige tijdingen van generaal
Botha aan generaal Dó Wiet over
brengen.
Een kleine stroom stuit plotseling
zijn vaart. Een groote aap zou hem
kunnen leegdrinken, zioo weijaig wa
ter bevat bij nog. Maar de oevers
zijn stijl en steenadhtig.
Er is geen mogelijkheid af to da
len om er door te rijden, gezwegen
nog van de moeilijkheid om er aan
den anderen oever weer tegenop te
klauteren. Er overspringen is dus
het eenige wat overblijft. En hij
moet er over, er hangt te v-etal van
sJL 1 i i
Het volgend oogenblik doet het
paard, aangespoord door een vrien
delijk woord, een geweldigen sprong
en in suizende vaart gaaf het over
de diepte heen. En verder gaat het,
altfid in gestrekt-en draf.
In de verte ziet de ruiter rook
wolken opstijgen. Op zijn jeugdig
gelaat, dat zooeven nog straalde,
van opgewondenheid en gezonde Le
venskracht, komt thans een sombere
trek. Dat is niet ©en vriendelijk ron
kende schoorsteen, die Iden afgemat-
ten reiziger uitnoodigt van de gast
vrijheid van den eigenaar gebruik te
maken, 't zijn treurige overblijf
selen van wat eenmaal ©en mooie
hoeve uitmaakte, thans door de vij
anden zijns lands beroofd en ver
brand. De boer klemt de tanden op
elkaar, -drukt de buks nog vaster
in den arm en het volgende oogen
blik heeft hij de rockende puinhoo
pen achter zich.
Aan den horizon komen wolken
op, zwarte dreigende onweerswol
ken. Van alle kanten komen zij op
zetten met dreigende snelheid. Dat
zal oen nat pak geven voor ruiter
en paard.
Vriendelijk strijkt de Boer den
reeds van bet zWeet druipnat ten
hals van het paard, dat met een
dankbaar gehinnik op deze liefko
zing antwoordt.
Plotseling stijgt een verkoelende,
wind op in de verte schieten blik
semstralen door de donkere wolken,
do donder rolt stoeds dof door de
bergen.
De jonge Boei* buigt zich over
den hals van het paard en het brave
dier verstaat dezen wenk. Even als
voorheen de vogel, zoo schijnt ook
hij thans over het lange gras te zwe
ven en zijn lange, zwarte sta,art
raakt licht de grashalmen aan.
't Komt er nl- op aan den in al
lerlei grillige bochten kronkelenden
stroom, dien men een uur gel-eden
overtrok, nog eens te passeetren, maar
dan moet- dat gebeuren vóór het on
weer losbarst, want de stroom is
daar te breed om over te springen, en
heeft eenmaal een lievige donderbui
niet stortregen gewoed, dan is er aan
doorwaden ook geen denken meer.
Zooals hij nu is, kan men, hem met
©enig overleg .doorwaden.
Voort, paardje, voort!
Snuivend ten dampend 1 snelt het
wai-dcere dier den naastbij liggend-en
heuvelketen op, zijn geheele lichaam,
hoe gehard ook, trilt van inspanning
en zware vlokken schuim vallen van
borst en flanken. Zoo bereikt hij ein
delijk den top .van een heuvel.
iWjcer laat de ruiter het vermoeide
dier een oogenblik slaan, om ©en on
derzoekenden blik i.n h-et rond te
werpen. Op een afstand van een
kwartier ongeveer ziet hij den
stroom door de vlakte kronkelen. Hij
weet, da.t er een doorwaadbare plaats
is, welke zelfs voor wagens wordt
gebruikt. En overal yi het rond ziet
hij rookende puinlioopen, in het eene
dal, het andere na, maar nergens is
er een vijand te zien.
Thans breekt plotseling de storm
los, de voorbode var hot onweer,
möt korte huilende stooteri. Hij jaagt
het stof op-, dik en steonig. 't Waait
ruiter en paard in het gelaat en doet
hen pij!n aan de oogen. Maar zij sto
ren er zich niet aan; zij mogen er
zich niet aan storen.
De kogels der vijanden doen nog
meer pijn als zij hen of hun broe
ders raken.
Voort; mijn beestje. Vooruit is
de weg*.
In raaiende vaart gaat het de rot
sen af. De vloed moet bereikt zijn,
voor de regen is losgebarsten, anders
is het te laat.
„Fuit hun", gaat het plotseling
langs het rechteroor van den Boer,
en even later langs het. linker: „fuit
hun". Twee korte knetteringen
klinken in de verte.
Voor den duivel, daar zijn ie
rooineks toch! mompelt de ruiter.
Dieper buigt bij zich over den nek
van het dier, dat Iventr-e-a-teme voort
snelt, 't Is een onaangename taal, dat
gefluit der kogels. Mien moet liet
eerst een keer of Wat hebben ge
hoord, vóór de zenuwen er tegen be
stand zijn.
Vooruit, mijn jongen! anders
kon bet wel eens zlijn, dat wij met on
ze dépêches niet meer bdj generaal
De Wiet kwamen.
Maar hij riet niets. De storm jaagt
dikke stofwolken tusschen hem en
zijn vervolgers.
Voort, mijn beestje, voort.
Het paard verstaat zijn meester.
Hij schijnt ook te begrijpen, hoeveel
er van zijfi snelheid afhangt en spalat
alle krachten in-
xixfxfxfx+xfxfxlxfxfxix
Het goedkoopste adres voor
SS. PISCAER.
Specialiteit in WITTE en TBBC0T GOEDEREN, K0&51EH en BLOUSES.
,Fuit hun." Een kogel strijkt
den ruiter over den schouder. Dat
was bijna raak. Goddank dat hij nog
„hun" zei en verder vloog. Anders
was hij er waarschijnlijk geweest.
Van (terzijde klinkt paai den getrapt
pel. Een geheele kolonne in galop.;
Engelsche kommando's klinken en'
het geroep:
- Hold stopp, boy. Damned beg
gar. Bloody Boer! „Fuit hun".;
Voort, mijn beestje, voort. God
dank. Eindelijk is de stroom bereikt
'tls nu zaak om voorzichtig aan te
doen. De Wagensporen wijzen het
paard den weg door de stofwolken
heen. Maar thans is ook het onweer
al met groote hevigheid losgebarsten
en stroomt bet water over het hoofd
van 'ruiter en ros. Onder bliksem
schichten en donderslagen valt de
regen in dikke stroomen gutsend en
plassend, ziooals een tropische regen'
valt.
De ruiter klopt zijn paard vrien
delijk op den nek'. Hij ziet niets meer,
wanneer de bliksem den omtrek ver
licht, zóó dicht valt de regen, zóó
zwart is de lucht. Hij moet zich. ver-
verlaten op het instinkt van het
paard. Maar hij weet, dat hij daarop
kan vertrouwen.
Vooruit, mijn paardje.
Onder bliksemvuur en dondersla
gen stapt bet paard bedachtzaam
voort, dieper, altijd dieper den vloed-
in. Het water komt hem reeds tot
aan de borst, hij snuift geweldig,
heft den kop hoog op eb plotseling
golft het water hem over rug en
hals.
Drommels, is het zoo ver
mompelt de Boer. Het volgend,
oogenblik is hij uit den zadel in
het water gesprongen. Met krach
tige slagen zwemt hij, den teugel
in den mond, naast zijn paarii voort.
Beiden moeten zich geheel op hun
instinkt verlaten. Waar moeten zij
landen? God weet het, en die zal
ook wel zorgen, dat zij veilig en
wel den overkant bereiken.
Plotseling klinkt 'n gillende hulp
kreet. Een Engelschman verkeert in
nood.
Help! Help! I go down, ik
verdrink
Kort, gorgelend, half verstikt door
het water, maakt die kreet een ont-
ztettenden indruk, afgewisseld als hij:
wordt door het telkens opvlammend
hemelvuur en knetterende donder
slagen.
De Boer kijkt om en eindelijk on
derscheidt hij bij een nieuwen blik
semstraal een rooien arm v,an een
Engelschman, die, zich vlak naasti
hem bevinderd, hem in doodsangst!
opsteekt. Op hetzelfde oogenblik
voelt het paard vasten grond en
geel't door luid gehinnik zijn vreug
de daarover te kennen. De boer heeft
intusscihen -met de eene hand den,
yeoman bij den aim gegrepen en met
de andere den staajrt van zlijn paard
gepakt, dat hem nu met een paar
krachtige rukken uit het water op
trekt.
Z;00 bevinden zij zich dus weer
op den vasten bodem, de Boer, zijn
paard en de yeoman. De regen valt
nog bij stroomen, maar voor ver
volging is de Boer voorloopug ge
vrijwaard. De Engelsclunan ligt be
wusteloos op den grond, hij beweegt
zich nietblijkbaar heeft liij te veel
water ingekregen.
Bij h©t bliksemlicht ziet de Boer
dat het nog een jonge man is. Hü'
ziet ook, dat de man nog' leeft, dat
hij dus werkelijk iemand gered hóeft.;
Moet hij hem nu evenwel aan zijn
lot overlaten en verder rijden Mjls-
scihi-en -is het wel dezelfde, wiens
kogels hem straks langs de oore'n
floten. Misschien, neen, zeker hij is
den stroom ingereden om te trachten
hem van kant te maken. Wat ver
hindert hem den kerel op te pak
ken en hem kalmweg weer in het
water te gooien 't Is immers tochi
maar een van de wreed© vij and-en
van zijn land, een, behoorande tot
dat gevloekte volk, dat zooveel bit
tere ellende over zijn land en volk
hieeft gebracht, een roever, een moor
den aai', een vrouwenmishandelaar,-
misschien een brandstichter, die
waarschijnlijk heeft geholpen aan de
verwoesting van de vele brandende
hoeven, welke de Boer op zijn tocht
heeft ontmoet.
De ruiter siddert. Een huivering
loopt hem door de leden; zijn ge
spierde vuisten strekked Zich naar,
den naast hem liggende- uit, om hem
op te pakken en weer in den stroom
gered heeft.
Daar schiet weer een felle blik
semstraal uit de wolken, die het
geheel© tafereel verlicht, onmiddel
lijk gevolgd door een kraokniden don
derslag..,
De Boer schrikt ervan alsof het
de stem Gods was, die hem waar
schuwde. Hij valt naast den En
gelschman op de knieën, neemt zijn
roed af, vouwt de handen on zegt:
Heere, mijn God, vergeef mij
mijne zonde!
Dan richt hij zich op. Op zijn
gebruind gelaat ligt een trek van
rustige vastbeslotenheid. Hij neemt
den yeoman op zijn schouders en
zijn paard bij den teugel. Een Boe
renhofstede is uren in den omtrek
HAARLEM.
R. K. Militaire Vereeniging.
Sint Jozefsgezellen-Vereeniging.
O
X f X f X 4 X X f X X f X f X 4 X 4 X f X
Üi'