DERDE BLAD. Moeder en Martelares R. K. Middenstands- vereeniging Markten. De Juvenaten en de Ned. R. K- Volksbond. Gemengd Nieuws. Gemengde Buitenlandsche berichten ZATERDAG 16 OCT. 1909. onder patronaat van den H. Jozef, te Haarlem, afdeeling van „de Hanze", goed gekeurd bij Bisschoppelijk besluit van 26 October 1907 en bij Konink lijk besluit van 9 Mei I908. De R.-K. Middenstandsvereeniging stelt zich ten doel, volgens art. 2 harer Statuten, de zedelijke en stoffelijke be langen van den handeldrijvenden en industriëelen Middenstand in het alge meen, en van hare leden in het bij zonder te behartigen, overeenkomstig de beginselen van den R.-K. Gods dienst. Nog slechts kort geleden opgericht bracht zij reeds veel tot stand, en toonde op velerlei wijzen het nut van haar beslaan. Zij voerde o.a. eene krachtige actie tegen het verleenen van al te lang cre- diet en de z.g. vliegende winkels; in haar vergaderingen werden belangrijke onderwerpen, als coöperatie, inkom stenbelasting, arbeidscontract, enz. be handeld; boeklioudcursussen werden door haar opgericht; door hare bemiddeling werden de feesten der Alg. Ned. Wielr. Rond den .vorigen zomer hier ter stede gevierd; een onderlinge glasverzekering zal weldra door haar tot stand komen; op haar verzoek werden de le H. Communiedagen in de verschillende parochieën, zooveel mogelijk op uiteen- loopende datums gesteld. Dit en nog veel meer deed zij reeds in het belang harer leden en van den R.-K. Middenstand in het algemeen; nog veel meer zou zij kunnen doen, indien zij van de R.-K. Middenstan ders krachtiger steun genoot, dan tot dusver; indien nog meerderen zich bij haar aansloten. De betrekkelijk geringe contributie van 1.30 per 3 maanden kan geen beletsel zijn. Daarvoor hebben de leden bovendien, doordat do Vereeniging aangesloten is bij de Haarl. llandelsvereeniging, gra tis gelegenheid information in te win nen; dubieuze posten ter incasseering te geven aan het bestuur der H. II. V. en rechtskundige adviezen betreffende hunne zaken te vragen bij de advocaten der IL H. V. Het bestuur spoort daarom hiermede alle, nog niet aangesloten R.-K. Mid denstanders aan, als Lid dezer nuttige vereeniging toe te treden; zich niet te laten weerhouden door de gedach te, misschien onmiddellijk geen per soonlijke winst te behalen, maar door hun steun aan deze vereeniging te ge ven, het goedé doel der vereeniging te helpen bevorderen en daardoor ook middellijk hun eigen belangen beharti gen. Voor het Lidmaatschap kan men zich aanmelden bij het Bestuur of bij den Secretaris C. A. M. JONCKBLOEDT Lz. Lange Heerenstraat 24. P.S. De vergaderingen zullen in de agenda der „Officieele Kerklijst'' wor den bekend gemaakt. HET BESTUUR. fn de week van 18 Oct. tot 23 Oct. Maandag. Alkmaar, Amsterdam, Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn, Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster Beverwijk, Purmerend. Woensdag, Am sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar lem, Helder, Behagen, Uitgeest, Velsen, Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha- gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am sterdam, Assendeift, Hoorn, Leiden, Oostzaan, Purmerend, Scbagen, Velsen, Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam,Edam. Hoorn, Leiden, De beslissing van den Haagschen Katholiekendag in zake de Juvenaten lokt nog immer geschrijf uit. In „De Volksbanier" is nu een artikel opgenomen, waarin bet vol gende wordt gezegd: „Schrijver dezes wil de goede be doeling der aangenomen conclusie op den Katholiekendag niet onderschat ten, maar meent toch, dat te weinig rekening is gehouden met de kleine plaatsen en het platteland. Wanneer overal patronaten of jocgelingenver- eenigingen bestonden, was de zaak misschien gemakkelijker optelossen, doch dat is niet het geval. Ik herin ner me nog van den eersten Noord- Hollandschen Katholiekendag, voor eenige jaren in Alkmaar gehouden, waar het onderwerp der patronaten eveneens werd behandeld, dat bij het einde der vergadering Mgr. Callier, toenmaals Vicaris van het Bisdom, met alle kracht aanspoorde om overal, waar zulks maar mogelijk was, tot het oprichten van Patronaten over te gaan en zou het blijken dat oprichting van Patronaten waar zulks mogelijk en noodig bleek, afstuitte op den onwil van enkelen, dat men dan wel wete", zoo sprak Monseigneur, „dat aan het hoofd van het Bisdom iemand zetelt, die de macht bezit, tot de oprichting dier instel lingen te noodzaken Ondanks den uitdrukkelijken wensch van het Doorluchtig Episcopaat zijn er nog zeer vele gemeenten in or s Bisdom, waar nog geen Patro- of Jongelingen-vereenigingen bestaan, en waar men er zelfs niet aan denkt ze op te richten 1 En wat is hiervan het treurige gevolg? Dat de jongens, na de school te hebben verlaten, aan hun lot worden overgelaten. Zij komen in aanraking met verkeerde makkers, verflauwen in hun godsdienstplichten, en bereiken zij eenmaal den leeftijd, dat zij als adspirant-lid van den R. K. Volksbond zouden kunnen worden toegelaten, dan zijn ze reeds voor een groot deel bedorven. Wanneer zij al het lidmaatschap aannemen, gaat het nog min of meer gedwongen en de organisatie, die behoefte heeft aan flinke, jonge mannen, he<ft aan hen weinig of niets. Voorbeelden zijn voor bet grijpen, dat zulke jongens, de ernst van het lidmaatschap niet begrijpende, de goede orde op bijeenkomsten of op feestvergaderingen verstoren door het maken van rumoer enz., en meenen zich daardoor als helden te gedragen. En wat is hiervan de reden? Totaal gebrek aan leiding en anders niets. Het is daarom dat ik in overweging zou willen geven, om in plaatsen waar geen Patronaten of Jongelingen-ver eenigingen, maar wel afdeelingen van den Ned. R. K. Volksbond bestaan, en waar de oprichting van zelfstan dige Patronaten of Jongelingen-ver eenigingen beslist een onmogelijkheid blijkt, om welke reden dan ook, dat daar de Ned. R. K. Volksbond ingrijpt en deze taak ter hand neemt, door te trachten een Jongelingen-vereeniging op te richten. Het spreekt van zelf dat zoo'n vereeniging moet staan onder geestelijke leiding, en het zal dus wel wenschelijk zijn dat de Geestelijke Adviseur of een der andere Eerw. Heeren Geestelijken zich met de lei ding zou willen belasten, gesteund door een of meer der H.H. Onderwijzers of leden van het afdeelingsbestuur. Hiermede zou dit gewonnen zijn, dat bij onderling overleg het Patro- naatsbestuur van een der lokalen van het Bondsgebouw zou kunnen gebruik maken en dus alreeds van eengroote zorg zou worden ontheven. Maar het groote voordeel schuilt hierin, dat het bestuur der Jongelingen-vereeniging in ODderÜDge samenwerking met het af deelingsbestuur het aankweeken van R K. Volksbonders bevorderd." Aldus wil de schrijver, dat de R. K. V olksbond-zelf Jongelingen-vereeni gingen oprichte. Met warmte steunen wij dit voor stel, met de door den schrijver-zelf reeds gemaakte uitzondering: voor zoover geen Patronaten of Jongelings- vereenigingen, om welke redenen ook, zelfstandig mogelijk zijn. Waar het J uvenaat wèl mogelijk is, daar houde men zich aan het afzonder lijk Juvenaat, waarvan zeer zeker de leiders ook het lidmaatschap van den R. K. Volksbond voor hun jongelingen als een noodzakelijkheid voor een katholiek burger of arbeider zullen voorhouden. Maar vooral in kleinere plaatsen zal een afzonderlijk Juvenaat althans in den eersten tijd, weinig kans op slagen hebbenwelnu, dan geeft hier de schrijver het juiste middel aan. De Geestelijke Adviseur der afdee ling zal dan zeker ook wel het verschil kenbaar maken, dat er is tusschende adviseurs-functie en die van een „ge- zellenvader", zoöals men in het Juve naat noodig heeft. Wij twijfelen er niet aan dat, als de R. K. Volksbond op deze wijze krachtig wil medewerken tot de stich ting van Juvenaten, de verwezenlijking van wat de Haagsche Katholiekendag als noodzakelijkheid heeft uitgespro ken, reeds dichterbij ligt dan men wel zal hebben verwacht I REN -ONVERDACHT GETUIGE. De liberale, cynische Matin" van Parijs heeft onder de talrijke berichten uit Spanje, waarmee het blad tegen de Katholieke regeering in dat land den veldtocht voert, ook een aantal interviews uit Barcelona. De verslaggever van de „Matin" sprak daarbij ook met den Vicaris van het Bisdom van Barcelona, en deze geestelijke heeft den liberalen verslag gever zóó precies gezegd waar het op staat, dat het interview in menig op zicht waard is, bekend te worden. Op de vraag, of deze hooge geeste lijke van meening was dat thans aan de troebelen een einde was gekomen, antwoordde deze, dat zij beslist weder zouden uitbreken, wanneer men de oorzaken niet wegnam. „Het gevaar schuilt voornamelijk in het eigenaardig karakter van ons volk, dat driftig, onbesuisd en opgewonden is en een denkbeeld, dat het juist acht, niet opgeeft. In Frankrijk, Duitsch- land en Engeland leveren de anarchis tische denkbeelden, hoewel zij daar veel verspreider zijn dan ten onzent, veel minder gevaar op, omdat die volken meer gezond verstand hebben en meer rekening houden met de ei- schen van het leven. „Een anarchist, die hier zijn denk beelden rondstrooit, is dubbel gevaar lijk. Daarom hebben dan in geheel Spanje de bisschoppen, de comité'e voor katholieke actie en de katholieke werkliedenvereenigingeD, bij de regee ring aangedrongen op onderdrukking van de anarchistische propaganda, in welken vorm zij zich ook voordoet, in schoolboeken, vergaderingen enz. „De regeering treedt thans zeer krachtig op. „Er m o e t ongelukkigerwijze streng gestraft worden, dat is echter volstrekt noodig, wil men misdrijven voorko men en later niet tot fusillades gedwon gen zijn." Ziedaar klaar en duidelijk uiteen gezet, waarom al dat gelamenteer over „het clericale schrikbewind", en de „bloeddorst" van de militaire recht bank, voortdurend pal er naast is. Zachte meesters maken stinkende wonden, düt begrijpt de Spaansche regeeriDg. En dat willen door katholieken- haat verblind de liberale kranten, ook ten onzent, maar niet begrijpen Engeland en de Kongo. Bedert de goede Britten een lap grond van de Belgische Kongokolonie noodig hebben voor het uitleggen van hun spoorlijn van de Kaap naar Kaïro, bloedt, zooals bekend is, hun warm voelend hart van de gruwelijkheden, die daar in het Belgische stuk van het zwarte werelddeel gepleegd worden. Van Liverpool uit werd geageerd, om een nieuwe Kongo-conferentie der signatuurmogendheden bijeen te roe pen, ten einde den onafhankelijken Kongo-Vrijstaat het levenslicht uit te blazen. Daar nu echter de Vrijstaat ook zónder conferentie al tot een Belgische kolonie is vervormd, zoo vloeien de Engelsche krokodillentranen rijkelijk door, ofschoon het nieuwe bestuur druk bezig is aan den her- vormingsarbeid. Op de laatste zitting van het internationale vredesbureau te Brussel hebben Engelsche afge vaardigden de aloude rilverhalen opnieuw ter tafel gebracht. Daartegen komt nu de Belgische minister van Koloniën op, en, om de Britten een weinig te ontlasten van hun onfeilbaarheid en hooge onaan tastbaarheid, worden ditmaal voor de Belgen wreedheden onthuld, door een Engelscbman in den Kongo bedreven. Om te beginnen verklaart minister Renkin (Koloniën), dat de Belgische regeering weliswaar geen partij kan kiezen tegen de besluiten van een particulier, onberoepen lichaam, maar dat hij, Renkin, alle door de twee EngelBche afgevaardigden verhaalde geschiedenissen formeel als van iederen grond ontbloot verklaart. Wreedheden hebben in de Kongo kolonie thans niet meer plaats, hoewel hervormingen, waaraan trouwens hard gewerkt wordt, noodig zijn en blijven. Tegelijkertijd publiceerde de „Etoile Beige" een bericht uit het district Quelle, in den Kongo, dat niet weinig opzien heeft gebaard. Daar hee'ft een groot aantal inboorlingen uit de Engelsche Uganda-kolonie een aan klacht ingediend tegen hun meester, een Engelsch koopman, die dwangar beid voor hem moesten doen, wijl zij hun hoofdelijke belasting aan het Ugandabestuur waren schuldig geble ven. De Engelsche handelaar nu heeft deze dwangarbeiders bij karige voeding met stokslagen zoo gruwelijkmishan deld, dat een hunner reeds is gestorven, waardoor de zaak voor den Belgischen kolonialen rechter kwam. Men is in België eenigszins nieuws gierig, wat dö Engelschman hierop te zeggen heeft. Hot lovoa der Eskimo's. In pnzen tijd van Pool-belangslol ling fleelcn ook rlc volksstammen in het hooge Noorden in Idiie belangstelling. De Eskimo's zijn nu in de gratie en bijzonderheden over hun levens wijze zijn welkom. Anderhalve eeuw geleden moeten de Amerikaansche Eskimo's Innociïts noemen zij zich zelf weinig beter dan, beesten geweest zijn. Ee eerste Moravische broeders, die in 1771 tot hen kwamen, waren spoedig verdwenen, zonder een spoor na te la ten, maar anderen volgden en brach ten verbetering in den toestand van die menschen. Het was hard werken. Nacht ien dag was er geen rust; over dag stikte men van smook en stank, 's Naohls werd men „opgevreten door ongedierte" in die vieze hutten. In zoo'n sneeuwhui zitten en liggen een twintigtal Eskimo's bijeen; het is er zóó heet, dat kleeren overtollige en hinderlijke Weelde zijn; tot verlichting dient een oliepit en er is geen andere ventilatie dan de lage ingang. Men komt deze op handen en voeten kruipend binnen, op gevaar af, gebeten te wor den door een van de honden, die daar liggen of (wat haast nog erger is) door hen jn 't gelaat le wlorden gelikt. De Eskimo voedt zich behalve, met wild, bij uitzondering met visoh ent walrusvet. Hij eet zijn voedsel liefst koud, maar bij voorkeur wordt de „blubber" van de walrus of zeehond: gekookt. Overigens verslindt hij al wat hij krijgen kan, maar liefst geen rauw hondenvleesch. Vet of olie is in dit koude klimaat onontbeerlijk en wordt bij massa's verzwolgen. De zendelin gen, moeten ook bijzonder op hun kaai- sen passen, en als een Eskiino-bedicn- de de olielamp wat te vol geschonken heeft, drinkt hij er een teugje uit. Bij wijze van delicatesse snoepen do kinde ren eens tuk vel, met rendiervet gevuld. Onafscheidelijk van den Eskimo zijn de hondenhalf wilde dieren, die soms elkander of een zwervend kind met volstrekte onpartijdigheid opeten. Ojm hun dit laatste te beletten, worden de kinderen in de „dorpen" dikwijls bin nen een omrastering gehouden. Die honden kunnen een paar dagen zonder voedsel blijven, en zijn ongeloofelijk sterkeen slede van 1600 pond gewicht wordt door negen honden een naijl ver getrokken in tien minuten. Met ge schreeuw en zweepslagen worden ze in toom gehouden. Tegenover de lo.sse zeden van de Eskimo's, hun geringen eerbied voor andermans eigendom en voor de naak te waarheid, staan hun gedienstige aard en- hun onverstoorbare vroolijkheid. Een hunner was wegens een ernstig vergrijp door een zendeling geducht ge kapitteld. „Ik geloof al wat u zegt", was het antwpord, „maar nu zou ik graag een mes hebben." De zendeling heeft hem, behalve het evangelie en verbetering yan zeden véél stoffelijke voordeden gebracht; de Christelijke Es kimo's hebben zelfs hot voor lien al lermoeilijkste geleerd: spaarzaam te zijn en te zorgen voor de toekomst. De trokzucht, de nomadische natuur, die hun ingeschapen is, vormt echter een ernstig beletsel legen don vooruit gang yan do Eskimo-maatschappij. Een avontuur van onze Koningin. De „Köln. Volkszeitung" vertelt het volgende, vermakelijke maar natuur lijk van a tot z verzonnen, avontuur van onze koningin. Enkele dagen ge leden bezocht de jonge koningin een der volksgaarkeukens der hoofdstad (notabenel De Koningin is en blijft op het Looi) bij welk bezoek zij ver gezeld was door een harer hofdames. Het had moeite gekost op de straat alle nieuwsgierigen, die de koningin wilden zien, te weren. Men was eerst tevreden, tc-en de koningin binnen was. Niets vermoedend ging zij door de vertrekken en toen zij in de keuken kwam, keurde zij de spijzen en vond ze uitstekend. Het gezicht d^r oude keukenmeid straalde van blijdschap. Toen vroeg de koningin: „Waar be waart u alles?" „Hier, majesteit," antwoordde de hofdame en opende de deur van een groote kast. Op hetzelfde oogenblik lieten de hofdame en de keukenmeid een luiden gil hooren, terwijl de ko ningin hartelijk lachte. In de keuken kast stond namelijk een man. De keukenmeid werd beschuldigd dat zij op zoo'n leeftijd nog belust was op liefdesavontuurtjes, maar zij beweerde dat zij den man nooit gezien had. En zoo was het. De man was een repor ter van een groot Amsterdamsch blad, die, om de nieuwsgierigheid zijner lezers te kunnen bevredigen, elke list te baat nam en in een onbewaakt oogenblik in de keukenkast geslopen was om het uiterlijk der koningin op deze wijze te kunnen vaststellen. Onder verlegen uitgeetamelde ver ontschuldigingen wilde de bericht gever de keuken verlaten, maar de koningin reikte hem de hand en zei „Neen, neen, kom eens hier. Wanneer u zooveel moeite en angst uil gestaan hebt om mij te zieu, dan zult ge ook langer het genoegen hebben." En toen de reporter verklaarde dat het de wensch van het volk was, de jonge koningin en gelukkig moeder dikwijls van aangezicht tot aangezicht te zien, zei de jonge vorstin: „Het is goed dat het vandaag zoo'n prachtig weer is; wij zullen aanstonds de kap van het rijtuig omlaag laten." Kermistooneel. Dolle Maandagavond, goed 7 uur, in het centrum van het drukke ker- misgehos op het Gerard Noodtplein te Nijmegen. In de helle stralen van de electrische bollen van Loboil's bioscoop staat een Amsterdamsche „Marokkaan" met zijn rood bepluimd mutsje op zijn zwarte kroeskop in „Marokkaansch" pardon Jordaansch dialect zijn waren aan te prijzen. Ringetjes, armbandjes, broches, speldjes etc. etc. alles van glimmend „echt" goud beveelt de koopman aan. Een kooplustig jonge man nadert, zoekt uit, vindt goede keuze, neemt een „goud" ringetje dingt een lager prijs. „Brammetje" duurt dat pingelen te laDg, moppert en toetert zoolang en krachtig, dat alle koopzin en handels- zucht vergaat, en de koopman den kooper verwijt er zonder betalen tus- schen uit te willen draaien. Dat was een beschuldiging, een kwetsing van 's mans goeden naam. De jonge man veegt Bram duchtig den mantel uit. Ringenkoopman zet zijn schuurdeur open en protesteert en klaagt aan. Nog een woord en klappen vallen. Bram komt in het gedrang, en krijgt wammes. Sam, Jef, Levi zien het met leede oogen aan, springen bij en ontzetten hun vriendje Bram, die tevens hun „landgenoot" is. Politie sust de vechtenden. Vrede heerschtzoolang het duurt. Kort daarop zijn de koopluitjes al weer aan het rammelen en de beschul digde wanbetaler voelt Brain's knuis ten en die van zijn collega's hard op zich neerkomen. Men staat paf 1 Bloed I Uit het hoofd 1 En nog wel de niet betaler is ge wond 1 Dat heeft Bram gedaan 1 Met zijn messie! Voor de tweede maal politie op komst. Bram niets gedaan, Sam heeft geen mes! Jef snijdt nooit en Levi kan zelfs geen bloed zien vloeien. Allen was- schen hun handen in onschuld I Evenwel moet het troepje onder politiegeleide naar het politie-bureau marcheeren. Onschuldige zondenbokjes gelijk sjokken ze achter elkaar aan. Er wordt een onderzoek ingesteld, omstandigheden waren niet bezwarend voor de sjacheraars en zij gaan vrij uit. Een uur naderhand dreutelden de marskramers weer over de markt, jonge dames tot koopen van hun glimmend „goud" werk aansporend. Zij weten van niets meer. Alles is weer vergeten. Dit zijn nu de mannen der negotie, die vaak anderen te slim af zijnl (Geld.) Van de straat. Dc uitvoerders der strafwetten hebben oen eigenaardig be staan. Zij leven feitelijk van de boos heid van anderen. IIoc droevig echter die bestaansgrond in zijn wezen ook zij, het besef, zijn plicht volbracht ie hebben, is toch bij ieder hard ingrijpen een troost. Zoo verscheer er gisterenmorgen op het anders zoo strenge gelaat van een onzer politiemannen een glimp van vol dane vergenoegdheid, toen hij, zijn noti tieboek sluitend, zijn handschoenen aanknoopend, een onverlaat had be keurd, die zijn rijwiel onbeheerd op den hoek der Paleisstraat en N. Z. Voorburgwal had laten slaan. Twee fietsende vrienden hadden hel feit gade geslagen, slaken de hoofden bij elkaar, fluisterden elkaar leuk-lachend wat in 't oor en toen de politieman zijn weg vervolgde, reden ze gesepareerd hem voorbij. Bij 't postkantoor stijgt dc een af en zet zijn rijwiel recht voor de hoo ge sloep van hef groote brieven paleis. Dc ander rijdt een eindje verder, keert na 't beschrijven van een groote bocht terug en blijft op eenigen afstand ach teloos staan,. Ondertussolien is de gehelmde machlsuitvoerder, nog droomend van de" pas volbrachte daad, het postkantoor genaderd-, als hij daar Cortes fortuna ac^uvat! con tweewielig monster on bewaakt brutaal togen de hooge stoep ziet aangeleund. In yollc vjaardigheid stelt hij zich achter het corpus delicti in, postuur en wacht den, boosdoener af. Vijf min,uten vcrloopen. Daar komt een jonge man dc vestibule uitstormen,- en wil op de onbeheerde fiets sprin gen,. Agent houdt hem tegen; diept zijn notitieboekje uit zijn boezem op, ont knoopt zijn handschoenen, onderwijl dreigend vragend: „Heb je daar vergun ning .voor?" Nou zeker, mehecr, daar slaat ie, FEUILLETON 2) „Als gij hel wensciht, ja, ofschoon liet niet noojig is En ik heb op liet oogenblik een groot a.alnlal ernstige zieken, terwijl gij, markies, geheel hersteld izijt." „Wielnu, dan dank ik u voor u,w goede zorgen." „Mijn best© wenschen, markies, en ifcnk vooral aan Viqhy." "£oml. gij ons dezen zomer plet op ^Jorte bezioeken?" lonk ik niet; mijn praetijk Riet toe." ^kies glimlachte fijntjes. Sijniély", sprak hij, „en ^dam zonder wrok, n iet- ik dikwijls onhaiidel- oja;nechtv:aa|rdig ge vers gevoelen dan tuw karakter, jd. En pa een Bgde hij: er \va|a toegö- eejht'gB- yen- ken, die (zijn lever z lek to hemj aan het ziekbed gekluisterd had gehou den, zijn johge vrouw: en dr. De 'Sin tel y had doen ondergaan, was in waarheid meer dan erg 'geweest. Toch scheen dat woord den mar kies niet erg 'naar dein 'zli:n te zijn, want er kwam een harde trek op zijn gelaat, en hij sprak slechts op kooien to,on: „Adieu." I ln de voorkamer bleef Rnimond nog een oogenblik staan en sprak tot Madeleine, die hem uitlijet: „Arm kind, wat beklaag ik uGe zlijt geboren om bemind te wlorden, en hij maakt u het leven tot een hel!" „Stil, llaimond," antwoordde dc jonge vrouw' met een zwakken glim lach. „geen kwaad spreken va|n mijn echtgenoot! Hij is beter dap hij wel lijkt En wanineer hij tengevolge van de pijln soms watonrust ig is, dan denk ik maar ajajn Zlijn edelmoe digheid in do» dagen, da,t hij: gezond was." Do jonge geneesheer ging' heen, dieip verontwaardigd over do kwel lingen, die eejn achterdochtig, on rechtvaardig en driftig echtgenoot zulk een engel vain zachtheid en ge duld deed ondergaan. (Madeleine de Cypières had zich. i;n- tusschen naar de lri|nderk'ampr bege ven. Zooidra zij dalai* binnentrad:, ver helderde een glimlach van onbe schrijfelijke liefde als een zonne straal hajar gew.oonlijk 2|ooi droevig gelaat. l „Slaapt de kleine, Jeiamhette," vroeg' de markiezin aan het dienst meisje. „Als een roos, markiezin." „Dat is gelukkig en toch pok jammer," „Jammer, mevrouw! waarom „De markies heeft naar Ljeoni© ge vraagd, maar als wij haar opnemen, Wordt 'ze zeker wakker." „üat's niets, mevrouw. Als zie wakker wordt-, slaapt ze toch zóó weer in En Wat den markies be treft, zijn buien va|n' vaderlijke liefde zijn zeldzaam genoeg om zo niet ongemerkt te laten voorbijgaan. Dit is geloof ik de eerste maal Icla.t hij naar (zijn kiijnd vraagt, Jean'nette scheen "wel een bijzon dere plaats liin huis in to nemen, dat z'e zóó over den markies uuri-lo te spreken. „Hij is zoo ziele geweest, sprak Madeleine vergoelijkend „En vroeger dain Toe,n wilde hij het lieve kind niet ©eins onder zijn oogen hebben, alleeh uit spijt dat het geen joinge|n w|as- Alsof men niet miet blijdschap moest aannemen, wat do goede God ons_ Zlenjit! Maar die markies zlal he,t kind wel nooit loe ren liefhebben, hij houdt alleen van 'zichzelf." 1 „Zwijg, Jeiannette, bestrafte' de markiezin har© moer Idan vrijmoe dige dienstbode. En om aaln verdere beschuldigin gen der dienstbode dep pas af te snijden, |na,m do jonge vrouw het sla pend kind in de armen en sprak 'tot Jeannette„Gal 'jij met do kaars voor uit," Markies ide. Cypiières hield zich of h'ij: sliepv maar toen zijn johge vrouw vlak vóór hem stond, hief hij het hoofd op. „(Wat, bien je nog piet naar bei, sprak hij op ruwen toon. „Nader hand krijg ik natuurlijk de schuld weer, als de reis je ta veel 'vermoeid heeft. Je houdt er .immers zoo van, als martelares t-c ploseenen „Je luidt gevraagd om Leonio te Zien, man!" I „ik, kom, dat heb je gedroomd Ilc geef immers niets om klein© kin deren! Laat ze maar liever op d© .kinderkamer tot ze groot is, en be moei je ondertusschen wat meer met jo man!" Madeleine had ihkar ki|njd alwteer in Jealnnettc's armen gelegd. „Breng haar maar naar bed", spin ik zte. En bemerkend dat Ide oojge|n (der dienst bod© flikkerden vain vterontWaarliir ging, sprak zo haastig: „Gaat keen M;ot wat de markies, jzlegf, hebt ge niets te maken (M|efc tegenzin iwjendde Joainnette zich om en giing hoen, terwijl Made leine op het bed vaju haar echtge noot toetrad en op zacht en toon vroeg: „Kan ik iets voor jo doen, Horace?" i „'Neen, ga 'maar weg. (Mjjn kussens liggen te laag, het licht van de lamp vermoeit mij en het gerstewater is slecht klaar gemaakt. Maar bekom mer je om dat alles niet en ga 'heen. Vooruit, dadelijk!" Zijn stem klonk zóó gebiedend, dat de jonge vro.uwi, na even het licht omlaag gedraaid en de kussens ver schud te hebben, terstond dc kamer verlidt. Maar nauwelijks had zij het ziekenvertrek verlaten of een uit drukking van de diepste wanhoop kwam op haar gelaat. Arme vrouw [Maar ondanks haar verdriet en huiselijk leed behaalde de natuur de overwinning op haar sombere ge dachten en weldra lag .zie in diepen slaap 1 Het gcheele huis was thans in rust. De kamerdienaar, die tot midder nacht .bij markies de Gypières ge waakt had, was ook, op uitdrukkelijk Verlangen van zijn meester, in een zijvertrek gaan slapen. Maar de nacjht z|ou niet rustig voorbijgaan. Het sloeg twee uur op de klok van een naburig klooster, toen opeenld een witte gedaante de kamer van den markies binnentrad. Zo had dezelfde gestalte als Ma deleine en was, evenals deze des mor gens, gekleed in ©en witten peig noir, terwijl een manteltje van witte kant haar hoofd omhulde en haar gelaatstrekken verborg. Onhoorbaar zacht voortschrijdend, paderide (de nachtelijke verschijning het bed van den zieke, en toen dez© rustig bleef doorslapen, liet ze voor zichtig iets in den kop gerstewater vallen, die op hot tafeltje hij het ziekbed stond. Opeens werd de markies wakker. „Zijt gij het, Madeleine", riep hij op slaperigen toon. „Ja", antwoordde de jonge vrouw zeer zacht. „Hier drink eens, het is twee uur." Hij gehoorzaamde werktuigelijk en sprak toen afwerend: „Ga nu zelf slapen en kom mij vooral niet meer lastig vallen." De jonge vrouw verwijderd© zich zhvijgend, en de markies, die zich terstond weer omgewend had, zag niet, dat zij den kop, waaruit hij ge dronken had, meenam en een anderen er voor op het tafeltje z|ette. Eenige uren later kwam Jeannette als een krankzinnige de kamer bin nensnellen, waar de markiezin zich' ter ruste (gelegd had- „Mevrouw", riep 'ze angstig, „wordt wakker." „Hoe laat is het", vroeg Madeleine slaapdronken. i Maar tegelijk drongen luide kre ten en zuchten, waarin zij de stem van haar echtgenoot'meende te lier- kennen, tot haar door. Al haar slaap w,as opeens geweken: Zie vloog op, sloeg .een wit kanten manteltje om, dat toevallig naast haar bed op een stoel lag, en snelde naar d© kamer van den markies. Daan zag ze ha,ar gemaal, bleek NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. r 4c

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 9