DERDE BLAD.
Moeder en Martelares
R. K. Middenstands-
vereeniging
Markten.
De Juvenaten en de
Ned. R. K- Volksbond.
Gemengd Nieuws.
Gemengde Buitenlandsche berichten
ZATERDAG 16 OCT. 1909.
onder patronaat van den H. Jozef,
te Haarlem,
afdeeling van „de Hanze", goed
gekeurd bij Bisschoppelijk besluit van
26 October 1907 en bij Konink
lijk besluit van 9 Mei I908.
De R.-K. Middenstandsvereeniging
stelt zich ten doel, volgens art. 2 harer
Statuten, de zedelijke en stoffelijke be
langen van den handeldrijvenden en
industriëelen Middenstand in het alge
meen, en van hare leden in het bij
zonder te behartigen, overeenkomstig
de beginselen van den R.-K. Gods
dienst.
Nog slechts kort geleden opgericht
bracht zij reeds veel tot stand, en
toonde op velerlei wijzen het nut van
haar beslaan.
Zij voerde o.a. eene krachtige actie
tegen het verleenen van al te lang cre-
diet en de z.g. vliegende winkels; in
haar vergaderingen werden belangrijke
onderwerpen, als coöperatie, inkom
stenbelasting, arbeidscontract, enz. be
handeld;
boeklioudcursussen werden door
haar opgericht;
door hare bemiddeling werden de
feesten der Alg. Ned. Wielr. Rond den
.vorigen zomer hier ter stede gevierd;
een onderlinge glasverzekering zal
weldra door haar tot stand komen;
op haar verzoek werden de le H.
Communiedagen in de verschillende
parochieën, zooveel mogelijk op uiteen-
loopende datums gesteld.
Dit en nog veel meer deed zij reeds
in het belang harer leden en van den
R.-K. Middenstand in het algemeen;
nog veel meer zou zij kunnen doen,
indien zij van de R.-K. Middenstan
ders krachtiger steun genoot, dan tot
dusver; indien nog meerderen zich bij
haar aansloten.
De betrekkelijk geringe contributie
van 1.30 per 3 maanden kan geen
beletsel zijn.
Daarvoor hebben de leden bovendien,
doordat do Vereeniging aangesloten is
bij de Haarl. llandelsvereeniging, gra
tis gelegenheid information in te win
nen; dubieuze posten ter incasseering
te geven aan het bestuur der H. II. V.
en rechtskundige adviezen betreffende
hunne zaken te vragen bij de advocaten
der IL H. V.
Het bestuur spoort daarom hiermede
alle, nog niet aangesloten R.-K. Mid
denstanders aan, als Lid dezer nuttige
vereeniging toe te treden; zich niet
te laten weerhouden door de gedach
te, misschien onmiddellijk geen per
soonlijke winst te behalen, maar door
hun steun aan deze vereeniging te ge
ven, het goedé doel der vereeniging
te helpen bevorderen en daardoor ook
middellijk hun eigen belangen beharti
gen.
Voor het Lidmaatschap kan men
zich aanmelden bij het Bestuur of bij
den Secretaris
C. A. M. JONCKBLOEDT Lz.
Lange Heerenstraat 24.
P.S. De vergaderingen zullen in de
agenda der „Officieele Kerklijst'' wor
den bekend gemaakt.
HET BESTUUR.
fn de week van 18 Oct. tot 23 Oct.
Maandag. Alkmaar, Amsterdam,
Beemster, Gouda, Haarlem, Hoorn,
Medemblik, Velsen. Dinsdag. Beemster
Beverwijk, Purmerend. Woensdag, Am
sterdam, Beemster, Enkhuizen, Haar
lem, Helder, Behagen, Uitgeest, Velsen,
Donderdag. Beverwijk, Edam, Haar
lemmermeer, Hoorn, Purmerend, Scha-
gen, Zaandam. Vrijdag. Alkmaar, Am
sterdam, Assendeift, Hoorn, Leiden,
Oostzaan, Purmerend, Scbagen, Velsen,
Zaterdag, Alkmaar, Amsterdam,Edam.
Hoorn, Leiden,
De beslissing van den Haagschen
Katholiekendag in zake de Juvenaten
lokt nog immer geschrijf uit.
In „De Volksbanier" is nu een
artikel opgenomen, waarin bet vol
gende wordt gezegd:
„Schrijver dezes wil de goede be
doeling der aangenomen conclusie op
den Katholiekendag niet onderschat
ten, maar meent toch, dat te weinig
rekening is gehouden met de kleine
plaatsen en het platteland. Wanneer
overal patronaten of jocgelingenver-
eenigingen bestonden, was de zaak
misschien gemakkelijker optelossen,
doch dat is niet het geval. Ik herin
ner me nog van den eersten Noord-
Hollandschen Katholiekendag, voor
eenige jaren in Alkmaar gehouden,
waar het onderwerp der patronaten
eveneens werd behandeld, dat bij het
einde der vergadering Mgr. Callier,
toenmaals Vicaris van het Bisdom,
met alle kracht aanspoorde om overal,
waar zulks maar mogelijk was, tot
het oprichten van Patronaten over te
gaan en zou het blijken dat oprichting
van Patronaten waar zulks mogelijk en
noodig bleek, afstuitte op den onwil van
enkelen, dat men dan wel wete", zoo
sprak Monseigneur, „dat aan het hoofd
van het Bisdom iemand zetelt, die de
macht bezit, tot de oprichting dier instel
lingen te noodzaken
Ondanks den uitdrukkelijken wensch
van het Doorluchtig Episcopaat
zijn er nog zeer vele gemeenten
in or s Bisdom, waar nog geen Patro-
of Jongelingen-vereenigingen bestaan,
en waar men er zelfs niet aan denkt
ze op te richten 1 En wat is hiervan
het treurige gevolg? Dat de jongens,
na de school te hebben verlaten, aan
hun lot worden overgelaten. Zij komen
in aanraking met verkeerde makkers,
verflauwen in hun godsdienstplichten,
en bereiken zij eenmaal den leeftijd,
dat zij als adspirant-lid van den R. K.
Volksbond zouden kunnen worden
toegelaten, dan zijn ze reeds voor een
groot deel bedorven. Wanneer zij al
het lidmaatschap aannemen, gaat het
nog min of meer gedwongen en de
organisatie, die behoefte heeft aan
flinke, jonge mannen, he<ft aan hen
weinig of niets. Voorbeelden zijn voor
bet grijpen, dat zulke jongens, de ernst
van het lidmaatschap niet begrijpende,
de goede orde op bijeenkomsten of op
feestvergaderingen verstoren door het
maken van rumoer enz., en meenen
zich daardoor als helden te gedragen.
En wat is hiervan de reden? Totaal
gebrek aan leiding en anders niets.
Het is daarom dat ik in overweging
zou willen geven, om in plaatsen waar
geen Patronaten of Jongelingen-ver
eenigingen, maar wel afdeelingen van
den Ned. R. K. Volksbond bestaan,
en waar de oprichting van zelfstan
dige Patronaten of Jongelingen-ver
eenigingen beslist een onmogelijkheid
blijkt, om welke reden dan ook, dat
daar de Ned. R. K. Volksbond ingrijpt
en deze taak ter hand neemt, door te
trachten een Jongelingen-vereeniging
op te richten. Het spreekt van zelf
dat zoo'n vereeniging moet staan onder
geestelijke leiding, en het zal dus wel
wenschelijk zijn dat de Geestelijke
Adviseur of een der andere Eerw.
Heeren Geestelijken zich met de lei
ding zou willen belasten, gesteund
door een of meer der H.H. Onderwijzers
of leden van het afdeelingsbestuur.
Hiermede zou dit gewonnen zijn,
dat bij onderling overleg het Patro-
naatsbestuur van een der lokalen van
het Bondsgebouw zou kunnen gebruik
maken en dus alreeds van eengroote
zorg zou worden ontheven. Maar het
groote voordeel schuilt hierin, dat het
bestuur der Jongelingen-vereeniging in
ODderÜDge samenwerking met het af
deelingsbestuur het aankweeken van
R K. Volksbonders bevorderd."
Aldus wil de schrijver, dat de R. K.
V olksbond-zelf Jongelingen-vereeni
gingen oprichte.
Met warmte steunen wij dit voor
stel, met de door den schrijver-zelf
reeds gemaakte uitzondering: voor
zoover geen Patronaten of Jongelings-
vereenigingen, om welke redenen ook,
zelfstandig mogelijk zijn.
Waar het J uvenaat wèl mogelijk is,
daar houde men zich aan het afzonder
lijk Juvenaat, waarvan zeer zeker de
leiders ook het lidmaatschap van den
R. K. Volksbond voor hun jongelingen
als een noodzakelijkheid voor een
katholiek burger of arbeider zullen
voorhouden.
Maar vooral in kleinere plaatsen
zal een afzonderlijk Juvenaat althans
in den eersten tijd, weinig kans op
slagen hebbenwelnu, dan geeft hier
de schrijver het juiste middel aan.
De Geestelijke Adviseur der afdee
ling zal dan zeker ook wel het verschil
kenbaar maken, dat er is tusschende
adviseurs-functie en die van een „ge-
zellenvader", zoöals men in het Juve
naat noodig heeft.
Wij twijfelen er niet aan dat, als
de R. K. Volksbond op deze wijze
krachtig wil medewerken tot de stich
ting van Juvenaten, de verwezenlijking
van wat de Haagsche Katholiekendag
als noodzakelijkheid heeft uitgespro
ken, reeds dichterbij ligt dan men
wel zal hebben verwacht I
REN -ONVERDACHT GETUIGE.
De liberale, cynische Matin" van
Parijs heeft onder de talrijke berichten
uit Spanje, waarmee het blad tegen
de Katholieke regeering in dat land
den veldtocht voert, ook een aantal
interviews uit Barcelona.
De verslaggever van de „Matin"
sprak daarbij ook met den Vicaris van
het Bisdom van Barcelona, en deze
geestelijke heeft den liberalen verslag
gever zóó precies gezegd waar het op
staat, dat het interview in menig op
zicht waard is, bekend te worden.
Op de vraag, of deze hooge geeste
lijke van meening was dat thans aan
de troebelen een einde was gekomen,
antwoordde deze, dat zij beslist weder
zouden uitbreken, wanneer men de
oorzaken niet wegnam.
„Het gevaar schuilt voornamelijk in
het eigenaardig karakter van ons volk,
dat driftig, onbesuisd en opgewonden
is en een denkbeeld, dat het juist acht,
niet opgeeft. In Frankrijk, Duitsch-
land en Engeland leveren de anarchis
tische denkbeelden, hoewel zij daar
veel verspreider zijn dan ten onzent,
veel minder gevaar op, omdat die
volken meer gezond verstand hebben
en meer rekening houden met de ei-
schen van het leven.
„Een anarchist, die hier zijn denk
beelden rondstrooit, is dubbel gevaar
lijk. Daarom hebben dan in geheel
Spanje de bisschoppen, de comité'e
voor katholieke actie en de katholieke
werkliedenvereenigingeD, bij de regee
ring aangedrongen op onderdrukking
van de anarchistische propaganda, in
welken vorm zij zich ook voordoet, in
schoolboeken, vergaderingen enz.
„De regeering treedt thans zeer
krachtig op.
„Er m o e t ongelukkigerwijze streng
gestraft worden, dat is echter volstrekt
noodig, wil men misdrijven voorko
men en later niet tot fusillades gedwon
gen zijn."
Ziedaar klaar en duidelijk uiteen
gezet, waarom al dat gelamenteer over
„het clericale schrikbewind", en de
„bloeddorst" van de militaire recht
bank, voortdurend pal er naast is.
Zachte meesters maken stinkende
wonden, düt begrijpt de Spaansche
regeeriDg.
En dat willen door katholieken-
haat verblind de liberale kranten,
ook ten onzent, maar niet begrijpen
Engeland en de Kongo.
Bedert de goede Britten een lap
grond van de Belgische Kongokolonie
noodig hebben voor het uitleggen van
hun spoorlijn van de Kaap naar Kaïro,
bloedt, zooals bekend is, hun warm
voelend hart van de gruwelijkheden,
die daar in het Belgische stuk van
het zwarte werelddeel gepleegd worden.
Van Liverpool uit werd geageerd,
om een nieuwe Kongo-conferentie der
signatuurmogendheden bijeen te roe
pen, ten einde den onafhankelijken
Kongo-Vrijstaat het levenslicht uit te
blazen. Daar nu echter de Vrijstaat
ook zónder conferentie al tot een
Belgische kolonie is vervormd, zoo
vloeien de Engelsche krokodillentranen
rijkelijk door, ofschoon het nieuwe
bestuur druk bezig is aan den her-
vormingsarbeid. Op de laatste zitting
van het internationale vredesbureau
te Brussel hebben Engelsche afge
vaardigden de aloude rilverhalen
opnieuw ter tafel gebracht.
Daartegen komt nu de Belgische
minister van Koloniën op, en, om de
Britten een weinig te ontlasten van
hun onfeilbaarheid en hooge onaan
tastbaarheid, worden ditmaal voor de
Belgen wreedheden onthuld, door een
Engelscbman in den Kongo bedreven.
Om te beginnen verklaart minister
Renkin (Koloniën), dat de Belgische
regeering weliswaar geen partij kan
kiezen tegen de besluiten van een
particulier, onberoepen lichaam, maar
dat hij, Renkin, alle door de twee
EngelBche afgevaardigden verhaalde
geschiedenissen formeel als van iederen
grond ontbloot verklaart.
Wreedheden hebben in de Kongo
kolonie thans niet meer plaats, hoewel
hervormingen, waaraan trouwens hard
gewerkt wordt, noodig zijn en blijven.
Tegelijkertijd publiceerde de „Etoile
Beige" een bericht uit het district
Quelle, in den Kongo, dat niet weinig
opzien heeft gebaard. Daar hee'ft een
groot aantal inboorlingen uit de
Engelsche Uganda-kolonie een aan
klacht ingediend tegen hun meester,
een Engelsch koopman, die dwangar
beid voor hem moesten doen, wijl zij
hun hoofdelijke belasting aan het
Ugandabestuur waren schuldig geble
ven.
De Engelsche handelaar nu heeft
deze dwangarbeiders bij karige voeding
met stokslagen zoo gruwelijkmishan
deld, dat een hunner reeds is gestorven,
waardoor de zaak voor den Belgischen
kolonialen rechter kwam.
Men is in België eenigszins nieuws
gierig, wat dö Engelschman hierop te
zeggen heeft.
Hot lovoa der Eskimo's.
In pnzen tijd van Pool-belangslol
ling fleelcn ook rlc volksstammen in
het hooge Noorden in Idiie belangstelling.
De Eskimo's zijn nu in de gratie
en bijzonderheden over hun levens
wijze zijn welkom.
Anderhalve eeuw geleden moeten de
Amerikaansche Eskimo's Innociïts
noemen zij zich zelf weinig beter
dan, beesten geweest zijn.
Ee eerste Moravische broeders, die in
1771 tot hen kwamen, waren spoedig
verdwenen, zonder een spoor na te la
ten, maar anderen volgden en brach
ten verbetering in den toestand van
die menschen. Het was hard werken.
Nacht ien dag was er geen rust; over
dag stikte men van smook en stank,
's Naohls werd men „opgevreten door
ongedierte" in die vieze hutten. In
zoo'n sneeuwhui zitten en liggen een
twintigtal Eskimo's bijeen; het is er
zóó heet, dat kleeren overtollige en
hinderlijke Weelde zijn; tot verlichting
dient een oliepit en er is geen andere
ventilatie dan de lage ingang. Men komt
deze op handen en voeten kruipend
binnen, op gevaar af, gebeten te wor
den door een van de honden, die daar
liggen of (wat haast nog erger is) door
hen jn 't gelaat le wlorden gelikt.
De Eskimo voedt zich behalve,
met wild, bij uitzondering met visoh
ent walrusvet. Hij eet zijn voedsel liefst
koud, maar bij voorkeur wordt de
„blubber" van de walrus of zeehond:
gekookt. Overigens verslindt hij al wat
hij krijgen kan, maar liefst geen rauw
hondenvleesch. Vet of olie is in dit
koude klimaat onontbeerlijk en wordt
bij massa's verzwolgen. De zendelin
gen, moeten ook bijzonder op hun kaai-
sen passen, en als een Eskiino-bedicn-
de de olielamp wat te vol geschonken
heeft, drinkt hij er een teugje uit. Bij
wijze van delicatesse snoepen do kinde
ren eens tuk vel, met rendiervet gevuld.
Onafscheidelijk van den Eskimo zijn
de hondenhalf wilde dieren, die soms
elkander of een zwervend kind met
volstrekte onpartijdigheid opeten. Ojm
hun dit laatste te beletten, worden de
kinderen in de „dorpen" dikwijls bin
nen een omrastering gehouden. Die
honden kunnen een paar dagen zonder
voedsel blijven, en zijn ongeloofelijk
sterkeen slede van 1600 pond gewicht
wordt door negen honden een naijl ver
getrokken in tien minuten. Met ge
schreeuw en zweepslagen worden ze
in toom gehouden.
Tegenover de lo.sse zeden van de
Eskimo's, hun geringen eerbied voor
andermans eigendom en voor de naak
te waarheid, staan hun gedienstige aard
en- hun onverstoorbare vroolijkheid.
Een hunner was wegens een ernstig
vergrijp door een zendeling geducht ge
kapitteld. „Ik geloof al wat u zegt",
was het antwpord, „maar nu zou ik
graag een mes hebben." De zendeling
heeft hem, behalve het evangelie en
verbetering yan zeden véél stoffelijke
voordeden gebracht; de Christelijke Es
kimo's hebben zelfs hot voor lien al
lermoeilijkste geleerd: spaarzaam te
zijn en te zorgen voor de toekomst.
De trokzucht, de nomadische natuur,
die hun ingeschapen is, vormt echter
een ernstig beletsel legen don vooruit
gang yan do Eskimo-maatschappij.
Een avontuur van onze Koningin.
De „Köln. Volkszeitung" vertelt het
volgende, vermakelijke maar natuur
lijk van a tot z verzonnen, avontuur
van onze koningin. Enkele dagen ge
leden bezocht de jonge koningin een
der volksgaarkeukens der hoofdstad
(notabenel De Koningin is en blijft
op het Looi) bij welk bezoek zij ver
gezeld was door een harer hofdames.
Het had moeite gekost op de straat
alle nieuwsgierigen, die de koningin
wilden zien, te weren. Men was eerst
tevreden, tc-en de koningin binnen
was. Niets vermoedend ging zij door
de vertrekken en toen zij in de keuken
kwam, keurde zij de spijzen en vond
ze uitstekend. Het gezicht d^r oude
keukenmeid straalde van blijdschap.
Toen vroeg de koningin: „Waar be
waart u alles?"
„Hier, majesteit," antwoordde de
hofdame en opende de deur van een
groote kast. Op hetzelfde oogenblik
lieten de hofdame en de keukenmeid
een luiden gil hooren, terwijl de ko
ningin hartelijk lachte. In de keuken
kast stond namelijk een man. De
keukenmeid werd beschuldigd dat zij
op zoo'n leeftijd nog belust was op
liefdesavontuurtjes, maar zij beweerde
dat zij den man nooit gezien had. En
zoo was het. De man was een repor
ter van een groot Amsterdamsch blad,
die, om de nieuwsgierigheid zijner
lezers te kunnen bevredigen, elke list
te baat nam en in een onbewaakt
oogenblik in de keukenkast geslopen
was om het uiterlijk der koningin op
deze wijze te kunnen vaststellen.
Onder verlegen uitgeetamelde ver
ontschuldigingen wilde de bericht
gever de keuken verlaten, maar de
koningin reikte hem de hand en zei
„Neen, neen, kom eens hier. Wanneer
u zooveel moeite en angst uil gestaan
hebt om mij te zieu, dan zult ge ook
langer het genoegen hebben." En toen
de reporter verklaarde dat het de
wensch van het volk was, de jonge
koningin en gelukkig moeder dikwijls
van aangezicht tot aangezicht te zien,
zei de jonge vorstin: „Het is goed
dat het vandaag zoo'n prachtig weer
is; wij zullen aanstonds de kap van
het rijtuig omlaag laten."
Kermistooneel.
Dolle Maandagavond, goed 7 uur,
in het centrum van het drukke ker-
misgehos op het Gerard Noodtplein
te Nijmegen.
In de helle stralen van de electrische
bollen van Loboil's bioscoop staat een
Amsterdamsche „Marokkaan" met zijn
rood bepluimd mutsje op zijn zwarte
kroeskop in „Marokkaansch" pardon
Jordaansch dialect zijn waren aan te
prijzen. Ringetjes, armbandjes, broches,
speldjes etc. etc. alles van glimmend
„echt" goud beveelt de koopman aan.
Een kooplustig jonge man nadert,
zoekt uit, vindt goede keuze, neemt
een „goud" ringetje dingt een lager
prijs.
„Brammetje" duurt dat pingelen te
laDg, moppert en toetert zoolang en
krachtig, dat alle koopzin en handels-
zucht vergaat, en de koopman den
kooper verwijt er zonder betalen tus-
schen uit te willen draaien.
Dat was een beschuldiging, een
kwetsing van 's mans goeden naam.
De jonge man veegt Bram duchtig
den mantel uit.
Ringenkoopman zet zijn schuurdeur
open en protesteert en klaagt aan.
Nog een woord en klappen vallen.
Bram komt in het gedrang, en
krijgt wammes.
Sam, Jef, Levi zien het met leede
oogen aan, springen bij en ontzetten
hun vriendje Bram, die tevens hun
„landgenoot" is.
Politie sust de vechtenden.
Vrede heerschtzoolang het
duurt.
Kort daarop zijn de koopluitjes al
weer aan het rammelen en de beschul
digde wanbetaler voelt Brain's knuis
ten en die van zijn collega's hard op
zich neerkomen.
Men staat paf 1 Bloed I Uit het hoofd 1
En nog wel de niet betaler is ge wond 1
Dat heeft Bram gedaan 1 Met zijn
messie!
Voor de tweede maal politie op
komst.
Bram niets gedaan, Sam heeft geen
mes! Jef snijdt nooit en Levi kan zelfs
geen bloed zien vloeien. Allen was-
schen hun handen in onschuld I
Evenwel moet het troepje onder
politiegeleide naar het politie-bureau
marcheeren.
Onschuldige zondenbokjes gelijk
sjokken ze achter elkaar aan.
Er wordt een onderzoek ingesteld,
omstandigheden waren niet bezwarend
voor de sjacheraars en zij gaan vrij uit.
Een uur naderhand dreutelden de
marskramers weer over de markt,
jonge dames tot koopen van hun
glimmend „goud" werk aansporend.
Zij weten van niets meer. Alles is
weer vergeten.
Dit zijn nu de mannen der negotie,
die vaak anderen te slim af zijnl
(Geld.)
Van de straat. Dc uitvoerders der
strafwetten hebben oen eigenaardig be
staan. Zij leven feitelijk van de boos
heid van anderen. IIoc droevig echter
die bestaansgrond in zijn wezen ook
zij, het besef, zijn plicht volbracht ie
hebben, is toch bij ieder hard ingrijpen
een troost.
Zoo verscheer er gisterenmorgen op
het anders zoo strenge gelaat van een
onzer politiemannen een glimp van vol
dane vergenoegdheid, toen hij, zijn noti
tieboek sluitend, zijn handschoenen
aanknoopend, een onverlaat had be
keurd, die zijn rijwiel onbeheerd op
den hoek der Paleisstraat en N. Z.
Voorburgwal had laten slaan. Twee
fietsende vrienden hadden hel feit gade
geslagen, slaken de hoofden bij elkaar,
fluisterden elkaar leuk-lachend wat in
't oor en toen de politieman zijn weg
vervolgde, reden ze gesepareerd hem
voorbij.
Bij 't postkantoor stijgt dc een af
en zet zijn rijwiel recht voor de hoo
ge sloep van hef groote brieven paleis.
Dc ander rijdt een eindje verder, keert
na 't beschrijven van een groote bocht
terug en blijft op eenigen afstand ach
teloos staan,.
Ondertussolien is de gehelmde
machlsuitvoerder, nog droomend van de"
pas volbrachte daad, het postkantoor
genaderd-, als hij daar Cortes fortuna
ac^uvat! con tweewielig monster on
bewaakt brutaal togen de hooge stoep
ziet aangeleund.
In yollc vjaardigheid stelt hij zich
achter het corpus delicti in, postuur en
wacht den, boosdoener af.
Vijf min,uten vcrloopen. Daar komt
een jonge man dc vestibule uitstormen,-
en wil op de onbeheerde fiets sprin
gen,.
Agent houdt hem tegen; diept zijn
notitieboekje uit zijn boezem op, ont
knoopt zijn handschoenen, onderwijl
dreigend vragend: „Heb je daar vergun
ning .voor?"
Nou zeker, mehecr, daar slaat ie,
FEUILLETON
2)
„Als gij hel wensciht, ja, ofschoon
liet niet noojig is En ik heb op liet
oogenblik een groot a.alnlal ernstige
zieken, terwijl gij, markies, geheel
hersteld izijt."
„Wielnu, dan dank ik u voor u,w
goede zorgen."
„Mijn best© wenschen, markies, en
ifcnk vooral aan Viqhy."
"£oml. gij ons dezen zomer plet op
^Jorte bezioeken?"
lonk ik niet; mijn praetijk
Riet toe."
^kies glimlachte fijntjes.
Sijniély", sprak hij, „en
^dam zonder wrok, n iet-
ik dikwijls onhaiidel-
oja;nechtv:aa|rdig ge
vers gevoelen dan
tuw karakter,
jd. En pa een
Bgde hij: er
\va|a toegö-
eejht'gB-
yen-
ken, die (zijn lever z lek to hemj aan
het ziekbed gekluisterd had gehou
den, zijn johge vrouw: en dr. De 'Sin
tel y had doen ondergaan, was in
waarheid meer dan erg 'geweest.
Toch scheen dat woord den mar
kies niet erg 'naar dein 'zli:n te zijn,
want er kwam een harde trek op
zijn gelaat, en hij sprak slechts op
kooien to,on: „Adieu." I
ln de voorkamer bleef Rnimond
nog een oogenblik staan en sprak
tot Madeleine, die hem uitlijet:
„Arm kind, wat beklaag ik uGe
zlijt geboren om bemind te wlorden, en
hij maakt u het leven tot een hel!"
„Stil, llaimond," antwoordde dc
jonge vrouw' met een zwakken glim
lach. „geen kwaad spreken va|n mijn
echtgenoot! Hij is beter dap hij wel
lijkt En wanineer hij tengevolge
van de pijln soms watonrust ig is,
dan denk ik maar ajajn Zlijn edelmoe
digheid in do» dagen, da,t hij: gezond
was."
Do jonge geneesheer ging' heen,
dieip verontwaardigd over do kwel
lingen, die eejn achterdochtig, on
rechtvaardig en driftig echtgenoot
zulk een engel vain zachtheid en ge
duld deed ondergaan.
(Madeleine de Cypières had zich. i;n-
tusschen naar de lri|nderk'ampr bege
ven. Zooidra zij dalai* binnentrad:, ver
helderde een glimlach van onbe
schrijfelijke liefde als een zonne
straal hajar gew.oonlijk 2|ooi droevig
gelaat. l
„Slaapt de kleine, Jeiamhette,"
vroeg' de markiezin aan het dienst
meisje.
„Als een roos, markiezin."
„Dat is gelukkig en toch pok
jammer,"
„Jammer, mevrouw! waarom
„De markies heeft naar Ljeoni© ge
vraagd, maar als wij haar opnemen,
Wordt 'ze zeker wakker."
„üat's niets, mevrouw. Als zie
wakker wordt-, slaapt ze toch zóó
weer in En Wat den markies be
treft, zijn buien va|n' vaderlijke
liefde zijn zeldzaam genoeg om zo
niet ongemerkt te laten voorbijgaan.
Dit is geloof ik de eerste maal Icla.t
hij naar (zijn kiijnd vraagt,
Jean'nette scheen "wel een bijzon
dere plaats liin huis in to nemen,
dat z'e zóó over den markies uuri-lo
te spreken.
„Hij is zoo ziele geweest, sprak
Madeleine vergoelijkend
„En vroeger dain Toe,n wilde hij
het lieve kind niet ©eins onder zijn
oogen hebben, alleeh uit spijt dat
het geen joinge|n w|as- Alsof men niet
miet blijdschap moest aannemen, wat
do goede God ons_ Zlenjit! Maar die
markies zlal he,t kind wel nooit loe
ren liefhebben, hij houdt alleen
van 'zichzelf." 1
„Zwijg, Jeiannette, bestrafte' de
markiezin har© moer Idan vrijmoe
dige dienstbode.
En om aaln verdere beschuldigin
gen der dienstbode dep pas af te
snijden, |na,m do jonge vrouw het sla
pend kind in de armen en sprak 'tot
Jeannette„Gal 'jij met do kaars voor
uit,"
Markies ide. Cypiières hield zich of
h'ij: sliepv maar toen zijn johge vrouw
vlak vóór hem stond, hief hij het
hoofd op.
„(Wat, bien je nog piet naar bei,
sprak hij op ruwen toon. „Nader
hand krijg ik natuurlijk de schuld
weer, als de reis je ta veel 'vermoeid
heeft. Je houdt er .immers zoo van,
als martelares t-c ploseenen
„Je luidt gevraagd om Leonio te
Zien, man!" I
„ik, kom, dat heb je gedroomd
Ilc geef immers niets om klein© kin
deren! Laat ze maar liever op d©
.kinderkamer tot ze groot is, en be
moei je ondertusschen wat meer met
jo man!"
Madeleine had ihkar ki|njd alwteer
in Jealnnettc's armen gelegd. „Breng
haar maar naar bed", spin ik zte. En
bemerkend dat Ide oojge|n (der dienst
bod© flikkerden vain vterontWaarliir
ging, sprak zo haastig: „Gaat keen
M;ot wat de markies, jzlegf, hebt ge
niets te maken
(M|efc tegenzin iwjendde Joainnette
zich om en giing hoen, terwijl Made
leine op het bed vaju haar echtge
noot toetrad en op zacht en toon
vroeg: „Kan ik iets voor jo doen,
Horace?" i
„'Neen, ga 'maar weg. (Mjjn kussens
liggen te laag, het licht van de lamp
vermoeit mij en het gerstewater is
slecht klaar gemaakt. Maar bekom
mer je om dat alles niet en ga 'heen.
Vooruit, dadelijk!"
Zijn stem klonk zóó gebiedend, dat
de jonge vro.uwi, na even het licht
omlaag gedraaid en de kussens ver
schud te hebben, terstond dc kamer
verlidt. Maar nauwelijks had zij het
ziekenvertrek verlaten of een uit
drukking van de diepste wanhoop
kwam op haar gelaat.
Arme vrouw
[Maar ondanks haar verdriet en
huiselijk leed behaalde de natuur de
overwinning op haar sombere ge
dachten en weldra lag .zie in diepen
slaap 1
Het gcheele huis was thans in rust.
De kamerdienaar, die tot midder
nacht .bij markies de Gypières ge
waakt had, was ook, op uitdrukkelijk
Verlangen van zijn meester, in een
zijvertrek gaan slapen.
Maar de nacjht z|ou niet rustig
voorbijgaan.
Het sloeg twee uur op de klok van
een naburig klooster, toen opeenld
een witte gedaante de kamer van
den markies binnentrad.
Zo had dezelfde gestalte als Ma
deleine en was, evenals deze des mor
gens, gekleed in ©en witten peig
noir, terwijl een manteltje van witte
kant haar hoofd omhulde en haar
gelaatstrekken verborg.
Onhoorbaar zacht voortschrijdend,
paderide (de nachtelijke verschijning
het bed van den zieke, en toen dez©
rustig bleef doorslapen, liet ze voor
zichtig iets in den kop gerstewater
vallen, die op hot tafeltje hij het
ziekbed stond.
Opeens werd de markies wakker.
„Zijt gij het, Madeleine", riep hij
op slaperigen toon.
„Ja", antwoordde de jonge vrouw
zeer zacht. „Hier drink eens, het is
twee uur."
Hij gehoorzaamde werktuigelijk
en sprak toen afwerend:
„Ga nu zelf slapen en kom mij
vooral niet meer lastig vallen."
De jonge vrouw verwijderd© zich
zhvijgend, en de markies, die zich
terstond weer omgewend had, zag
niet, dat zij den kop, waaruit hij ge
dronken had, meenam en een anderen
er voor op het tafeltje z|ette.
Eenige uren later kwam Jeannette
als een krankzinnige de kamer bin
nensnellen, waar de markiezin zich'
ter ruste (gelegd had- „Mevrouw",
riep 'ze angstig, „wordt wakker."
„Hoe laat is het", vroeg Madeleine
slaapdronken. i
Maar tegelijk drongen luide kre
ten en zuchten, waarin zij de stem
van haar echtgenoot'meende te lier-
kennen, tot haar door. Al haar slaap
w,as opeens geweken: Zie vloog op,
sloeg .een wit kanten manteltje om,
dat toevallig naast haar bed op een
stoel lag, en snelde naar d© kamer
van den markies.
Daan zag ze ha,ar gemaal, bleek
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
r
4c