TWEEDE BLAD KWARTJES-ADÏERTEHTIEH, Moeder en Martelares Zes regels f 0,25 k contant. Driemaal plaatsen f0,50. Elke regel meer f 0,05 hooger. Drie maal plaatsen f 0,10 hooger. Bij niet-contante betaling 10 cents administratiekosten. Pierre l'Ermite over het Ferrer-kabaal. Gemengde Buiteniandsche berichten WOENSDaC 27 OCT. 1909. De geestige Fransche priestsr-sehrij- ▼er Pierre l'Ermite heeft in de Croix ®en allerpittigst sehetsje over het Fer rer-kabaal. Het is een schrijven tot een pries ter, een kollega, die 500 jaar na hem komen zal, een uit het jaar 2409 Het „D. van N.B." vertaalt den brief; ziehier Waarde vriend, Wanneer gij dezen brief zult lezen, zal ik er niet meer zijn. Geheel tot stof en asch vergaan zijn. Maar de géschreven gedachte heeft kans bewaard te blijven, ondanks de moeite van de inagonnieke bibliothe- kanssen, die alle schrifturen, voor hunne orde onaangenaam verdonkere manen. Ik zal U zeggen, waar het over gaat. Het is Oktober 1909 en iedereen heeft het over Ferrer. Wie dat is Yoor twee maanden kende niemand hem. Dat wil zeggen, aan het groote publiek was zijn naam vrijwel onbe kend. De inwoners van Barcelona hebben in Juli een soort van revolutie beleefd; bij die gelegenheid vielen er een 1200 menschen. Meestal kinderen van het volk, door menners opgezweept tot «proer. Zij vielen, werden begraven, geen mensch keek er verder naar om. In onze bladen las men er korte berich ten over, meer niet. Men bepaalde zich tot het vermelden der feiten, zooals men eenigen tijd te voren met groote soberheid kennis had genomen van de vonnissen, door de krijgsraden van Kontantinopel uitgesproken over «enige honderden „reaktionairen". Toen werd in Barcelona de 1201ste doodgeschoten, en dat was Ferrer. Ferrer, onbekend aan de menigte, maar vrij metselaar-millionnair. En toen.„. een... twee... drie. Op een geheimzinnig teeken breekt er plotseling over Europa een Ferrer- atorm los. De bladen schrijven op- zweepende artikelen. Anarchisten en socialisten verbroederen zich en houden meeting op meeting. Uit alle stegen en sloppen der groote steden komen de meetinggangers, zij hooren schel den op „de vieze kruisspin" en zij, die de Guiadalquivir zouden aanxien voor een nieuw kwakzalversmiddel, «puwen op Spanje en zijn Koning, trekken dan de straten door en schreeu wen uit volle borst „Weg met de priesters!" De priesters.... Ferrer? Welk verband kan er bestaan tus- achen die twee? Ferrer is een leekhij is gevangen genomen door militairenveroordeeld in een openbare zitting van den krijgsraad door leekenhet vonnis is bekrachtigd door een hooggerechtshof, waarvan de president thans minister van Justitie is in het liberale kabinet- Morethij is doodgeschoten door vier soldaten, die ook al geen toog aan hadden. Leeken voor en na. Tochweg met de priesters. Begrijpt gij dat Bijna in al de (groote steden van Europa wordt het even hard ge schreeuwd weg met de priesters. Het lijk van Ferrer was nog niet koud; bijna op hetzelfde uur, dat hij gefusilleerd werd, nog vóór dat de begrafenis kon hebben plaats gehad, klonk het overal, als op een sein, een woordweg met de priesters. Begrijpt gij dat? Doch er is meer. Op straat ontmoette ik zooeven een groep werklieden. Ze zagen mij nau welijks of zij begonnen te schreeuwen: moordenaar. Ik stond stil en vroegmoordenaar? Ik, van wien? De mannen stonden mij een oogen- blik aan te gapen, stom van verwon dering, dat, ik niet schuldbewust in eenkromp. Toen toonde een van hen mij een krant. En daar zag ik onder staand plaatje: (Volgt een afdruk van een plaatje uit het blad van Jaurès, den franschen socialistenleider. Het lijkt veel op een bij „Het Volk" verschenen plaateen priester, die op Ferrer schiet. En dan den kop des priesters natuurlijk op de gewone wijze mismaakt.) Herkent gij U riep de werkman, wijzende op de plaat. Ik bekeek de plaat met aandacht. En ik gaf ze spoedig terug met de woorden neen, daarin herken ik mij niet. Noch mijzelf, noch een van mijn kollegaas. Intusschen was er al wat volk saamgestroomd, het plaatje ging van hand tot hand en het had dadelijk effekt. Want men begon te joelen en telkens weer hoorde ik „moordenaar, moordenaar" 1 „Kijk maar 'ns, wat een valsche tronie". „Als hij kon, vermoordde hij ons allemaal." „Ik zou hem niet graag 's avonds alleen tegenkomen." Toen haaide ik het zakmesje uit den zak, waarmee ik gewoon ben mijn potlood te puuten. En ik lachte: ja, ja, gevaarlijk ben ik wel, naar gij ziet. Maar toen ik poogde voort te gaan, en hun aan het verstand trachtte te brengen, dat men hen voor den mal hield met die moordenaarsplaatj es, toen kreeg ik een vuist onder mijn neus en de bedreigiBg: Ga wsg, jesuiet, of. Ik ging. Maar ik dachthet is idioot, dat zulke leugens pakken! Voltaire had wel gelijk, toen hij zeide lieg er maar op los, er blijft altijd wat van han gen. Ik had den indruk, dat ik meeleef de het ontstaau, het zich vastzetten van een geschiedkundige leugen. Etienne Dolet, Galilei, de Inkwisi- tie, Jeanne d'Arc, door de Kerk ver brand. zelfde schotel, zelfde saus, uit dezelfde keuken. Nooit kan de echotel te sterk zijn; de menschen, die zich erop beroemen niet te gelooven aan eenig dogma, nemen zonder eenige aarzeling alles aan, wat de vijanden der Kerk van haar lasteren. Als men morgen in de kranten zou schrijven, dat de Kerk van het heilig Hart vol dynamiet lag, of dat de Je- suieten den Eifeltoren zouden stelen om hem den Paus ten geschenke te geven, men zou het gelooven. Ferrer, vermoord door de pries ters.... dat is een domheid; in de salons wordt erom gelachen, in de loges heeft men er de grootste pret in, dat het volk dit praatje weer gelooft. 't Geeft niets, dat dit1 volk, eiken dag bij zijn doopsels, zijn katechismus, zijn patronaten, zijn zieken, zijn dooden, goede brave lieden ontmoet, ijverige en zich zelf gevende priesters, die het met open hand en hart tegemoet treden. Dat geeft niets. Hij zal des avonds in zijn krant lezen, dat Pater X. den Koning van Spanje heeft opgehitst om Ferrer te vermoorden, en hij zal bet gelooven. Zal dit alles veranderd zijn na 500 jaar? Ik wensch het voor U, waarde ambtsbroeder. Maar men heeft mij in mijn jeugd zoo geplaagd met Torquemada en andere sinjeuren van hetzelfde slag, dat ik U bij voorbaat al beklaag. Men zal u zeggen, dat mijne ambts broeders en ik Ferrer hebben ver moord welnu, dan kunt ge een afdruk laten maken van dit artikel en het verspreiden. PIERRE L'ERMITE. P. 8. Voor wederdienst vraag ik van U een gebed voor mij, die dan misschien nog in het vagevuur zal liggen, omdat ik niet hard genoeg aan de katholieken van mijn tijd geroepen zal hebben: „als gij beter uw pers steundet, zou de pers der loge zooveel invloed niet hebben." President Taft en die Jezuïeten. De Jezuïeten bezitten te Milwaukee in Amerika sedert een jaar een college, genaamd de Marquette University, waaraan een faculteit voor geneeskun de en een andere voor de rechten is verbonden. De overste van dit college had president Taft verzocht de Mar quette University met een bezoek te vereeren, ais hij tijdens zijn rondreis te Milwaukee kwam. Taft kwam ook en werd door pro fessors en leerlingen op hartelijke wijze ontvangen. Op een toespraak van den rector, den ZeerEerw. pater James Mac Hall antwoordde de president in de volgende bewoordingen: „Het is voor mij een groot genoe gen mij te bevinden in de Marquette University en ik heb in 't geheel niet het gevoel, dat ik in dit Jezuïeten college niet op mijn plaats ben. Ge durende mijn verblijf op de Philip pijnen kwam ik met de Jezuïeten in herhaalde aanraking en had ik menig maal gelegenheid, hun arbeid van nabij te bezien. Ik heb daar dikwijls hun voornaamste college bezocht en ik heb telkens een levendige voldoe ning ondervonden, als ia de Paters aan het werk zag voor de opvoeding der Philippinos. Wat mij voornamelijk heeft verheugd was, dat uwe broeders in den godsdienst met succes het Engelsch aan de inboorlingen onder wijzen en ik kan getuigen, dat het werk en de pogingen van de uwen veel hebben bijgedragen tot verheffing van dit volk en van zeer grooten dienst voor de Amerikaansche regeering zijn geweest. Ik moet nog, Eerwaarde Paters, u feiiciteeren met den naam, dien gij aan dit college hebt gegeven. Ik ken heel goed het schoone stand beeld van Pater Marquette, van de orde der Jezuïeten, dat door de goede bevolking van Wisconsin is geschon ken, om te Washington te worden opgericht. Het is een kunstgewrocht van hooge waarae. En ik koester de hoogste achting voor de nagedachtenis van Pater Marquette. Hij was een leider voor velen, en ik koester de hoop, dat de Marquette University, als hij, een leider worde voor zeer vele jongelieden en dat Uw college groeie en bloeie". Aldus president Taft, die het werken der Katholieke missionarissen van meer nabij kent. Da processtukken in nakjo Ferrer. Ziehier een uittreksel uit de pas gepubliceerde processtukken tegen Ferrer. We maken er geen commen taar bijde getuigenissen spreken voor zichzelf: „Een gendarmerie-sergeant verklaart dat Ferrer op 28 Juli verschillende revolutionairen in Masnou heeft nit genoodigd, gewapend naar Barcelona te gaan, om hunne partijgenooten, die daar streden, bij te staan. Een barbier, die sedert de uitspraak spoor loos verdwenen is, verklaart, dat hij Ferrer gedurende diens revolutionaire agitatie van 26 Juli in Barcelona heeft vergezeld, dat Ferrer hem gezegd heeft: alles is voor de revolutie en voor het uitroepen der republiek ge reedhij ging in zijn gezelschap naar Masnou, waar Ferrer in zijn barbiers winkel bekende republikeinen bijeen riep, en ze aanspoorde om op het stadhuis de republiek te proclameeren hetgeen echter geen gevolg had; hij was ook met hem gegaan naar Premia de Mar, waar Ferrer in gelijken zin een verzoek richtte aan burgemeester en gemeenteraadsleden met denzelfden uitslag; Ardid, de aanvoerder der radicale republikeinen, heeft verklaard, dat ook hij door Ferrer is aangezocht, om mede te werken aan revolutionaire woelingen. Ferrer ontkende aanvanke lijk met Ardid gesproken te hebben, doch andere getuigen hielden het vol, zoodat Ferrer toegaf dat hij misschien toch wel met Ardid gesproken had (II). Nog verklaart de burgemeester van Premia de Mar dat Ferrer hem ver zekerde niet zelf aan het hoofd der beweging zich te kunnen stellen, daar hem een gewichtiger betrekking wacht te. Vele officieren en soldaten hebben Ferrer in eene lange rij van gevan genen geplaatst, erkend als dengene, dien zij meerdere malen aan het hoofd der revolutionaire betoogers zagen." Ferrer als oplichter. De liberale „Corriere della Sera" maakt eenige, mededeelingen openbaar van den heer Coppola, den vroegeren beheerder van het vermogen van me juffrouw Ernestine Meun ié, de dame, die, zooals men weet, bij haar over lijden aan Ferrer een legaat naliet van 750.000 francs. Na den do-od van haar moeder vatte Ernestine vriendschap op voor het echtpaar Ferrer (dat toen te Parijs ver toefde) en ging in op een voorstel van dezen, om hem de noodige fondsen te verschaffen, teneinde in de omstre ken van Barcelone een model-asyl te stichten voor verwaarloosde kinderen In een particulier briefje verbond juf frouw Meunié zich voor dit philan- tropisch doei 16.000 francs jaarlijks be schikbaar te stellen, terwijl Ferrer de verplichting op zich nam, de stichting in het leven te roepen en te besturen. De weldoenster schreef den 26sten Januari 1901 aan haar zaakgelastigde een brief, waarin zij o.a. zeide: „Door den echtgenoot van mijn vriendin, die leeraar is, met het bestuur van onze instelling te belasten, help ik op tweeërlei wijze: ik doe een goed werk en verschaf een paar menschen, die ik hoogacht, een bestaan. Ik heb Ferrer zekerheid willen bieden voor de nakoming mijnerzijds van de over eenkomst, ïnaar hij verklaarde, idat imijn woord hem voldoende was. Ik zal te genover hem evenzoo handelen. Hiij heeft beloofd, mij van alles op de hoog te te houden. Het zou van mij onbe scheiden zijn meer te eischen," De naam Ferrer, vertelt de heer Coppola, wordt Verder in geen enkelen brief van mijn lastgeefster genoemd. Ik schrijf dit in de eerste plaats toe aan haar karakter, dat haar steeds drong tot weldoen in stilte, maar ook aan de vrees, opmerkingen te moeten aan- hooren over deze finantiëele operatie, welke bij geen enkel behoorlijk con tract feitelijk was geregeld, en niet het minst aan de raadgevingen en inblazin gen van Ferrer zelf, die er waarschijn lijk niet op gesteld was, op de vingers getikt te worden door den beheerder der eigendommen van zijn vriendin. Juffrouw Meunié stierf, zonder zelfs den cg>zet beleefd te hebben van het werk, waaraan zij haar geld gegeven had en waarvoor zij Ferrer nog een huis legateerde ter waarde van 750.000 francs. Hij gebruikte dit trouwens voor een geheel ander doel dan hef testa ment aangaf, en richtte, in plaats van een kinderasyl, zijn „moderne leek en- school" pp. Ferrer, besluit de heer Coppola, deed zich in bijzijn van mejuffrouw Meunié steeds voor als iemand van ultra-con servatieve en godsdienstige begrippen, terwijl hij in werkelijkheid anarchis tische leerstellingen predikte! H©t nut van politiehonden. Vier politiehonden hebben te Parijs goede diensten bewezen bij het terug drijven van een woelige menigte van een paar honderd menschen, die na een vergadering in het Elysée Mont- martre de steile trappen naar den top van Montmartre wilden opgaan om een Ferrer-betooging te houden voor de kerk van het Heilige Hart. Men had daar geen betooging ver wacht en de politiemacht was er niet sterk; maar zij werd door de vier blaf fende, brommende en bijtende helpers zoo krachtig terzijde gestaan, dat de betoogers hals over kop weder naar be neden snelden. Een eigenaardig afgevaardigde. De Finsche Landdag zal vergaderen. Een der afgevaardigden Pikkote, juist van achter den ploeg vandaan, gaat op, om over 's lands belangen te be raadslagen. Hij gaat blootsvoets, zijn stok in de hand. „Pikkole, je hebt je schoenen ver geten", roept een buurman hem toe. „Schoenen?" Pikkolle een en al ver- verbazing. „Ik draag ?s zomers nooit schoenen." „Maar je bent toch niet van plan met bloote voelen naar den Landdag te gaan?" „Och, wat, de Landdag is toch niet op ijs maar in een warm huis. Heb ik dan schoenen noodig?" antwoorde de brave Pikkole. Pikkole stapt blootsvoets naar het station om naar Helsingfors te sporen. In het gebouw van den Landdag waren schijnbaar, volgens Pikkole ook geen schoenen noodig. De vloer ge heel bekleed, voor den senator, die Pikkole's geloofsbrieven moest onder zoeken, lag zelfs een mooi tapijt. Waar toe had Pikkole dan schoenen noodig, die hij alleen >s winters aantrok? De verslaggevers der Finsche bladen hielden er echter eene andere meening op na en wisten door hunne verslagen levendige belangstelling op te wekken voor Pikkole's bloote voeten. Spoedig wist iedereen in Finland dat Pikkole geen schoenen rijk was. Want, zeide men en dit is een heel logische redeneering, die klinkt als een klok. anders zou hij ze wel aantrekken. De zorg voor Pikkole's bloote voeten ging den Finschen vrouwen zeer "ter harte. Zij sloegen aan het werk', en breiden, breiden altegaar kousen voor den armen stakkert Pikkole. De schoenmakers, diep in hun hart gegrepen door het schouwspel van Pikkole's .schoenloosheid en niet wil lende achterstaan bij de offervaardig heid der vrouwen, vervaardigden de wonderschoonste producten voor de arme bloote voeten van Pikkole. Aan het adres van den afgevaardigde Pikkole werden kousen en schoenen naar den Landdag gezonden. De eene zending na de andere arri veerde. Van heinde en ver uit de meest afgelegen hoekjes van Finland stroom den, en stroomen kousen en schoenen voor den afgevaardigde Pikkole binnen. Pikkole echter dacht er niet aan, in de versie verte niet, kousen en schoe nen aan te trekken. Kalm ging hij door de zittingen van den Landdag op bloote voeten bij' te wonen. Ten lange leste geleek de Landdagkanselarij op een kousen- en schoenenpakhuis. Toren hoog stapelden; zich de kousen en schoenen pp, als ware barricades. Er werd gedebatteerd en gedebatteerd en de kouseai en schoenen bleven toe- stroomen. Evenmin wilde aan do debatten als aan de kousen en schoenenzendingen een einde komen. Mijne heeren, riep zekeren nacht de vertwijfelde se cretaris den dabatteerenden afgevaar digden toe mijne heeren, maakt een einde. Laten wij vacantie nemen, an ders verdrinken wij in dezen zondvloed van kousen en schoenen. Pikkole^ Pikkole, trek toch kousen en schoenen aan riepen de andere afg vaardigden. Maar de blootroatige Pi kole bleef onverbiddelijk en de Lan dag ging met vacantia. - En na t vacantie verscheen afgevaardigde Pi kole kalm en gerust als anders met bloote voeten. Zoo werd de moeite en liefderij. heid der Finsche dames en schoenm kers beloond. Epn ratelslang in bed. Een zenuwspannend avontuur is d zer dagen eien jongen boer van Zui Dakota, Arthur Ricard, overkomen vinden wij in de „Wide World Mag; zine" aldus verhaald: Ricard had een nieuwe kleine boe derij overgenomen. Voorloopig sliep 1 in een hut, die, half stal, half spelon tegen den wand van een heuvel w opgericht. Tegen den morgen ontwaa was hij nog eenige oogenblikken blijvi liggen. Terwijl hij daar met nog ha geloken oogen lag, hoorde hij plots ling een voorwerp met een matten st op bed vallen. Hij opende zijn ooge om te zien, wat het was, en wie b schrijft zijne ontsteltenis bij 'tgeen 1 ontdekte en dat hij zelf aldus ve telde: „Daar, weinige centimeters van mi gezicht verwijderd, lag iets dat ik aa vankelijs voor een gummislang hiel Maar voordat ik mijn zinnen geheel b een had, hoorde ik een dor, droog kle peren en ratelen. Een donkere mas hief zich omhoog en nu zag ik het: ei leetijke, boosaardige loerende koip, d geheel en al naar mij was gekeer een groote ratelslang maakte aanst: ten om mij te bijten. „De slang verkeerde in de hoogs opgewondenheid. De val van het d: had haar kwaad gemaakt, en nu wen de zij den kop met de groenachl flikkerende oogen naar alle kanten, o te zien oT ergens iets vijandigs zi roerde. Hpe het mij mogelijk was, wc ik nog niet, maar het gelukte me, m de uiterste wils inspanning geheel n tig te blijven liggen. Ik wist, dat geringste beweging gelijk stond m mijn dtood te bewerken. 'tWas Augi tus, de maand, waarin de beet der 1 telslang het gevaarlijkst is. Mij oogen stonden open, ik waagde het ui ze te sluiten.... Dicht vóór me was kop van het kruipdier. Maar nu we het kalmer en liet den kop zakkc Ik had een gevoel, dat uren verloop waren, doch later ova-tuigde ik m dat die uren slechts enkele second konden zijn geweest. „De slang was rustig geworden; 1 ratelen had opgehouden, en nu beg ze een reeks van verkenningstochtf De nek rekte zich uit, de staart we smaller, de lengte groeide, en toe rechttoe rechtaan kwam ze op t af. Een ijzige huivering voer over m lichaam. Ik voelde den kouden gi kop vlak over mijn hals, dan over m wang heenglijden, over lippen en k En alsdan strekte zich de kop uit de richting van mijn oog. Ik kon ge weerstand meer biesden en mioest 1 oog sluiten. Op hetzelfde oogenbti was het kruipdier weer opgericht, f reed voor den sprong en het toorni ratelen weerklonk weider. „Nu alles rustig bleef, naderde l anaermaalmijn gezicht en begon l onderzoek opnieuw. Verscheiden min ten lang betastte het afschuwelijke v zen mijn. hoofd en gleed er in a richtingen overheen. Vervolgens kro het over het beddelaken in de richli van mijn knieën, waar het zich slapen legde. Daarmede was echter m redding niet verkregen, want bif de f ringste vingerbeweging schrikte dc slang op en nam een strijdhouding as Allengs evenwel verdween haar *a trouwen en bepaalde zij er zich tc slechts luisterend den kop op le ric ten! Langzaam, heel langzaam gelukte h Ricard een naast het bed staande lee kreeftenbus te grijpen. Met een snel beweging sloeg hij toe, maar do rati slang was alyeer in de positie v; aanvallen en antwoordde mat een be< die gelukkig in den scherpen busrai eindigde. Een seconde later had F card het beddelaken bijeengefromme en het met slang incluis naar buiti geworpen. „Ik leunde tegen den deu FEUILLETON, ii) De markies trad op ZÜn zuster toe «n sprak tot kaar„Clara, ik ben soo gelukkig? als nooit te voren 1" Een Zucht, -die als onwillekeurig geslaakt werd, ontsnapte aan de lip pen der vicomt-es.se. Mijnheer de Cy- pières had dien zucht opgevangen, •n kiek ket gesprek herinnerend, dat hij eenige dagen geleden met zijn afuster gevoerd had, zeide hij„Maar ket geluk doet mij mijn beloften niet vergeten, Clara. Wjilt ge mij zeggen, wie de man is, die u tot echtgenoote vfensckt ?"- „Gaarne. Hij1 is in alle opzichten waardig tot onze familie te behoo- ran." „Daar twijfel ik niet aan. Hpe is aÜjn naam?" „Philip de Rjoquebrune." Maar in plaats van de blijde vol doening, die Clara verwacht had, las ze op' het gelaat van den markies slechts diepe smart en tegenzin. „Philip de Roquebruna, onze oude huurm an", vroeg' hij na een oogen- i blik. „Die is het, ja. Het kan u dunkt me niet onaangenaam zijn dat uw; zustor hertogin wordt." „Arm kind. Die titel verblindt u en beeft u de oogein gesloten voor de slechte eigenschappen van hem die er de drager van is. Philip <de Roquebrune zou het ongeluk van uw leven worden^ als ik de zlwakheid had je niet ip, te lichten omtrent zijn gedrag." Clara wilde heftig' protesteeren, maar treelds h®t volgende oogepblik begreep ze, dat ze daarmee zeker niet veel verder zpu komen. Ze ant woordde dus vrij1 kalm: .„Ge vergist u. Datgene waarop gij zinspeelt heeft Philip mij zelf openhartig' meegedeeld. Vroegtijdig wees geworden en van een edelmoe dig karakter, heeft de hertog de Ro- qnebrun© wat ruim geleefd Zopder te rekenen. Hij heeft mij echter be loofd spaarzaam te zullen Worden en bij' al zijn zaken uw raad in Ite (win nen."- „Als het alleen hog maar zijn ver kwisting was", sprak de markies lang'zaam en op leen toon, idie Clara deed sidderen, ..maar er zijp veel erger dingehPhilip de Rocjuebrimo is geen-man van eer I" i „Och kom, men heeft litem bij! u belasterd." „Ik heb de bewijzen 'in handen, dat hij een 'erger roover is dap die een ander eep horloge ontrolt. Neen, die man Zal hooit mijn drempel over schrijden, hooit mijn z'iaster naar hot altaar voeren." „®at go ook' vaö Phtlip Yoor kwaads zteggen zult", sprak Clara op hartshodhtelijken toom, „ik zal u niet gelooven," En Zachter voegde ze er bij„En al geloofde ik n, dan lz:ou ik nog (niet van hem kunnen afzien, want wij hebben elkaar 'z"oo vurig lief' als twee- menschep elkaar maar ooit bemind hebben." „Hij1 ,'zlooht nw| liefde niet, maar uw fortuin. En die Zal hij nooit hebben", riep de markies toornig uit. Ton prooi aan een grenZenloozen toom spropg de jonge vrouw op. „Wind er toch geep doekjes om", sprak z te bitter, „beken Re ver dat go spijt hebt van de opvoofzichtigia belofte, die gle mij eenige dagen ge leden giedaah hebt. Gij hebt natuur lijk uw voornemen aan Madeleine de Bram mede-giedeeld, en die wist u wel te overtuigen, dat een bruidsschat van drie millioep aan iemand, die maar je zuster is, een al 'te groote leiegta in je kas zou veroorzaken." „Zwijgt, sprak' de markies. „Ik verlang' eierhiod van je Voor mijn ver loofde. Overigens heb ik maar één antwoord op al het fraais dat je'daar uitkraamde: Miadelefne zelf heeft er bij mij op aangedrojngan 'Zoo ruim mo gelijk Voor je toekomst te zorgen." „Daar geloof ik niets vain", ant- wioordde Clara schouderophalend. „Gij wleiet dat er op mijn wo-ordep altijd gerekend, kan worden", sprak de markies bedaard. '"Wjelnu, als dat zjoo is, houd 'dah ook' uw! belofte.," Horace dacht een oogenblik na. „Gij1 ztult uw zin hebben", sprak hij eindelijk. „Uw dwaze voornemens ontslaan mij ook eigenlijk niet van mijn belofte." Clara stiet een kreet van vreugde uit. „Dus gij' zlult mij i „Een lijfrente van honderdduizend francs geven, ja. Ik w.il niet dat gij na mijh dood tot armoede zult ko men-" „Ik krijg dus enkel de rente en niet het kapitaal '4" „Juist." „En als ik kinderen krijg?" „Dan zu,lle#i we weer zien. Voor- locpdg voeg ik bij die> honderddui zend fraprs per jaar nog het kasteel Magalos. Als ge dan pa mijn huwe lijk niet hier Wilt blijven, hebt ge een1 eigen: huis. Morgen zial ik de acte door den (notaris laten opmaken en gaan teiekenen. Maar wat Philip da Roquebrune betreft, bedenk wiel wat gij doet. Het leven' heeft je al eens ©e|n harde les gegevenlaat die niet vruchteloos a.ati je voorbijge- gaan Zijn, en overweeg of een kort j verdriet niet beter is dap jarenlange ellendet." „Waarom zpu ik niet aandurven wlat gij ook gaat wagen?" „Dat is niet hetzelfde. Mjjp Made: lain© is de deugd ep; de onschuld zelf." „Dat denkt gij, juist 'ziooals ik ge loof aan de- reiritschaipepbccd van den hertog1 do Rpqutejbrune. Nu, als wie ons beidep, vergist hebben, als ik prooi word van een gelukzoeker en gij de speelbal van eep sluwe intri gante, dap: zullen wie altijd nog bij' elkaar troost kunpen zoeken!" De markies wendde zich minach tend af. Dien zelfden dag' nog ging hij naar zijn notaris en zette voor zijn zuster eep lijfrente van honderd- dniztend francs per jaar vast. Den volgenden dag vertrok de jonge vrouw naar parijs. „En poemt gij dat edelmoedigheid van uw broeder," vroeg Philip de Roquevill© Woedend, toen Clara hem de ante liet zien. „Is het mogelijk om iemand pdfe duidelijker dan op dejzla manier te zeggen: gij zijt een verkwister, een man Zonder eer, in wiens hapjden zelfs de bruidsschat uwier vrouw niet veilig zou zijn I" Tevergeefs trachtte Clara hem tot bedaren te brengen. „Ik ben geen vi- ciomt© de Mondrag'oin," sprak hij op hoogen toop, „en ik wil meester zijn in mijin eigen huis. Niets Zal mij fie vocgliijtechap doen aanvaarden, die u|w broeder over mij wil uitoefenen." Noch tranep, noch smeckingen ble ken .in staat, zijn gemoed te vertee- deren „Laat uw broed - >r vertrouwen in mij st-ellep en mij a.ls man 'van |eer behandelen," herhaal cl o lïij telkens. „Dan Zult gij hertogin worden. In het andere geval moeteh wij' liever van elkander afzien.' Zonder iets van hem verkregen hebben, moest Clara (naar het hot de Cypières terug keeren; zij si» zich daar in haar kamer op. en z; bijna dag en nacht, met een harde te vxeeselijke uitdrukking op het g laap na te depken over middelen o haar broeder tot andere gedachten f brenglep. V, Arm meisje! Eindelijk besloot de riiöomfcees naar Gasoogpe terug te keeren. E moesten (nog twee maanden verl» pen vóór het huwelijk van den ma; kies; in dien tijd kon missohie nog eep verandering ten goede- ij treden, wanneer zij er maar was o; van eep gunstige gelegenheid ge bruik te maken- Vóór haar vertrek naai* R'oche Morte wilde Zij te Parijs nog eenig inkoopep doen, en begaf zlidh daa toe naar een der groote magazijnei die in de nabijheid van het hok do Cypières in groot aantal te vit den waren. Tegelijk met haar tra een jolng meisje binnen met bleek e mager gelaat, waarop do ontbe-rin zijn stempel giedrukt had. Eepjgszix- verlegen rondziende, liet het nlfeisj ziioh door den memch strco-u me» voeren, totdat Za i,n een et idler gt deel te van h et reusachtige, magazij kwam. Wi,rdi *?r%olgd.) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 9