TWEEDE BLAD
KWARTJES-ADÏERTEHTIEH,
Moeder en Martelares
Zes regels f 0,25 k contant. Driemaal plaatsen
f0,50. Elke regel meer f 0,05 hooger. Drie
maal plaatsen f 0,10 hooger. Bij niet-contante
betaling 10 cents administratiekosten.
Pierre l'Ermite
over het Ferrer-kabaal.
Gemengde Buiteniandsche berichten
WOENSDaC 27 OCT. 1909.
De geestige Fransche priestsr-sehrij-
▼er Pierre l'Ermite heeft in de Croix
®en allerpittigst sehetsje over het Fer
rer-kabaal.
Het is een schrijven tot een pries
ter, een kollega, die 500 jaar na hem
komen zal, een uit het jaar 2409
Het „D. van N.B." vertaalt den brief;
ziehier
Waarde vriend,
Wanneer gij dezen brief zult lezen,
zal ik er niet meer zijn. Geheel tot
stof en asch vergaan zijn.
Maar de géschreven gedachte heeft
kans bewaard te blijven, ondanks de
moeite van de inagonnieke bibliothe-
kanssen, die alle schrifturen, voor
hunne orde onaangenaam verdonkere
manen.
Ik zal U zeggen, waar het over gaat.
Het is Oktober 1909 en iedereen
heeft het over Ferrer.
Wie dat is
Yoor twee maanden kende niemand
hem. Dat wil zeggen, aan het groote
publiek was zijn naam vrijwel onbe
kend.
De inwoners van Barcelona hebben
in Juli een soort van revolutie beleefd;
bij die gelegenheid vielen er een 1200
menschen. Meestal kinderen van het
volk, door menners opgezweept tot
«proer.
Zij vielen, werden begraven, geen
mensch keek er verder naar om. In
onze bladen las men er korte berich
ten over, meer niet. Men bepaalde
zich tot het vermelden der feiten,
zooals men eenigen tijd te voren met
groote soberheid kennis had genomen
van de vonnissen, door de krijgsraden
van Kontantinopel uitgesproken over
«enige honderden „reaktionairen".
Toen werd in Barcelona de 1201ste
doodgeschoten, en dat was Ferrer.
Ferrer, onbekend aan de menigte,
maar vrij metselaar-millionnair.
En toen.„. een... twee... drie.
Op een geheimzinnig teeken breekt
er plotseling over Europa een Ferrer-
atorm los. De bladen schrijven op-
zweepende artikelen. Anarchisten en
socialisten verbroederen zich en houden
meeting op meeting. Uit alle stegen
en sloppen der groote steden komen
de meetinggangers, zij hooren schel
den op „de vieze kruisspin" en zij,
die de Guiadalquivir zouden aanxien
voor een nieuw kwakzalversmiddel,
«puwen op Spanje en zijn Koning,
trekken dan de straten door en schreeu
wen uit volle borst
„Weg met de priesters!"
De priesters.... Ferrer?
Welk verband kan er bestaan tus-
achen die twee?
Ferrer is een leekhij is gevangen
genomen door militairenveroordeeld
in een openbare zitting van den
krijgsraad door leekenhet vonnis is
bekrachtigd door een hooggerechtshof,
waarvan de president thans minister
van Justitie is in het liberale kabinet-
Morethij is doodgeschoten door vier
soldaten, die ook al geen toog aan
hadden. Leeken voor en na.
Tochweg met de priesters.
Begrijpt gij dat
Bijna in al de (groote steden van
Europa wordt het even hard ge
schreeuwd weg met de priesters.
Het lijk van Ferrer was nog niet
koud; bijna op hetzelfde uur, dat hij
gefusilleerd werd, nog vóór dat de
begrafenis kon hebben plaats gehad,
klonk het overal, als op een sein, een
woordweg met de priesters.
Begrijpt gij dat?
Doch er is meer.
Op straat ontmoette ik zooeven een
groep werklieden. Ze zagen mij nau
welijks of zij begonnen te schreeuwen:
moordenaar.
Ik stond stil en vroegmoordenaar?
Ik, van wien?
De mannen stonden mij een oogen-
blik aan te gapen, stom van verwon
dering, dat, ik niet schuldbewust in
eenkromp. Toen toonde een van hen
mij een krant. En daar zag ik onder
staand plaatje:
(Volgt een afdruk van een plaatje
uit het blad van Jaurès, den franschen
socialistenleider. Het lijkt veel op een
bij „Het Volk" verschenen plaateen
priester, die op Ferrer schiet. En dan
den kop des priesters natuurlijk op
de gewone wijze mismaakt.)
Herkent gij U riep de werkman,
wijzende op de plaat.
Ik bekeek de plaat met aandacht.
En ik gaf ze spoedig terug met de
woorden neen, daarin herken ik mij
niet. Noch mijzelf, noch een van mijn
kollegaas.
Intusschen was er al wat volk
saamgestroomd, het plaatje ging van
hand tot hand en het had dadelijk
effekt. Want men begon te joelen en
telkens weer hoorde ik „moordenaar,
moordenaar" 1
„Kijk maar 'ns, wat een valsche
tronie".
„Als hij kon, vermoordde hij ons
allemaal."
„Ik zou hem niet graag 's avonds
alleen tegenkomen."
Toen haaide ik het zakmesje uit
den zak, waarmee ik gewoon ben mijn
potlood te puuten. En ik lachte: ja,
ja, gevaarlijk ben ik wel, naar gij ziet.
Maar toen ik poogde voort te gaan,
en hun aan het verstand trachtte te
brengen, dat men hen voor den mal
hield met die moordenaarsplaatj es,
toen kreeg ik een vuist onder mijn
neus en de bedreigiBg:
Ga wsg, jesuiet, of.
Ik ging.
Maar ik dachthet is idioot, dat
zulke leugens pakken! Voltaire had
wel gelijk, toen hij zeide lieg er maar
op los, er blijft altijd wat van han
gen.
Ik had den indruk, dat ik meeleef
de het ontstaau, het zich vastzetten
van een geschiedkundige leugen.
Etienne Dolet, Galilei, de Inkwisi-
tie, Jeanne d'Arc, door de Kerk ver
brand. zelfde schotel, zelfde saus,
uit dezelfde keuken.
Nooit kan de echotel te sterk zijn;
de menschen, die zich erop beroemen
niet te gelooven aan eenig dogma,
nemen zonder eenige aarzeling alles
aan, wat de vijanden der Kerk van
haar lasteren.
Als men morgen in de kranten zou
schrijven, dat de Kerk van het heilig
Hart vol dynamiet lag, of dat de Je-
suieten den Eifeltoren zouden stelen
om hem den Paus ten geschenke te
geven, men zou het gelooven.
Ferrer, vermoord door de pries
ters.... dat is een domheid; in de
salons wordt erom gelachen, in de loges
heeft men er de grootste pret in, dat
het volk dit praatje weer gelooft.
't Geeft niets, dat dit1 volk, eiken
dag bij zijn doopsels, zijn katechismus,
zijn patronaten, zijn zieken, zijn dooden,
goede brave lieden ontmoet, ijverige
en zich zelf gevende priesters, die het
met open hand en hart tegemoet
treden.
Dat geeft niets.
Hij zal des avonds in zijn krant
lezen, dat Pater X. den Koning van
Spanje heeft opgehitst om Ferrer te
vermoorden, en hij zal bet gelooven.
Zal dit alles veranderd zijn na 500
jaar?
Ik wensch het voor U, waarde
ambtsbroeder.
Maar men heeft mij in mijn jeugd
zoo geplaagd met Torquemada en
andere sinjeuren van hetzelfde slag,
dat ik U bij voorbaat al beklaag.
Men zal u zeggen, dat mijne ambts
broeders en ik Ferrer hebben ver
moord welnu, dan kunt ge een afdruk
laten maken van dit artikel en het
verspreiden.
PIERRE L'ERMITE.
P. 8. Voor wederdienst vraag ik
van U een gebed voor mij, die dan
misschien nog in het vagevuur zal
liggen, omdat ik niet hard genoeg
aan de katholieken van mijn tijd
geroepen zal hebben: „als gij beter
uw pers steundet, zou de pers der loge
zooveel invloed niet hebben."
President Taft en die Jezuïeten.
De Jezuïeten bezitten te Milwaukee
in Amerika sedert een jaar een college,
genaamd de Marquette University,
waaraan een faculteit voor geneeskun
de en een andere voor de rechten is
verbonden. De overste van dit college
had president Taft verzocht de Mar
quette University met een bezoek te
vereeren, ais hij tijdens zijn rondreis
te Milwaukee kwam.
Taft kwam ook en werd door pro
fessors en leerlingen op hartelijke wijze
ontvangen. Op een toespraak van den
rector, den ZeerEerw. pater James
Mac Hall antwoordde de president
in de volgende bewoordingen:
„Het is voor mij een groot genoe
gen mij te bevinden in de Marquette
University en ik heb in 't geheel niet
het gevoel, dat ik in dit Jezuïeten
college niet op mijn plaats ben. Ge
durende mijn verblijf op de Philip
pijnen kwam ik met de Jezuïeten in
herhaalde aanraking en had ik menig
maal gelegenheid, hun arbeid van
nabij te bezien. Ik heb daar dikwijls
hun voornaamste college bezocht en
ik heb telkens een levendige voldoe
ning ondervonden, als ia de Paters
aan het werk zag voor de opvoeding
der Philippinos. Wat mij voornamelijk
heeft verheugd was, dat uwe broeders
in den godsdienst met succes het
Engelsch aan de inboorlingen onder
wijzen en ik kan getuigen, dat het
werk en de pogingen van de uwen
veel hebben bijgedragen tot verheffing
van dit volk en van zeer grooten dienst
voor de Amerikaansche regeering zijn
geweest. Ik moet nog, Eerwaarde
Paters, u feiiciteeren met den naam,
dien gij aan dit college hebt gegeven.
Ik ken heel goed het schoone stand
beeld van Pater Marquette, van de
orde der Jezuïeten, dat door de goede
bevolking van Wisconsin is geschon
ken, om te Washington te worden
opgericht. Het is een kunstgewrocht
van hooge waarae. En ik koester de
hoogste achting voor de nagedachtenis
van Pater Marquette. Hij was een
leider voor velen, en ik koester de
hoop, dat de Marquette University,
als hij, een leider worde voor zeer
vele jongelieden en dat Uw college
groeie en bloeie".
Aldus president Taft, die het werken
der Katholieke missionarissen van
meer nabij kent.
Da processtukken in nakjo Ferrer.
Ziehier een uittreksel uit de pas
gepubliceerde processtukken tegen
Ferrer. We maken er geen commen
taar bijde getuigenissen spreken
voor zichzelf:
„Een gendarmerie-sergeant verklaart
dat Ferrer op 28 Juli verschillende
revolutionairen in Masnou heeft nit
genoodigd, gewapend naar Barcelona
te gaan, om hunne partijgenooten,
die daar streden, bij te staan. Een
barbier, die sedert de uitspraak spoor
loos verdwenen is, verklaart, dat hij
Ferrer gedurende diens revolutionaire
agitatie van 26 Juli in Barcelona
heeft vergezeld, dat Ferrer hem gezegd
heeft: alles is voor de revolutie en
voor het uitroepen der republiek ge
reedhij ging in zijn gezelschap naar
Masnou, waar Ferrer in zijn barbiers
winkel bekende republikeinen bijeen
riep, en ze aanspoorde om op het
stadhuis de republiek te proclameeren
hetgeen echter geen gevolg had; hij
was ook met hem gegaan naar Premia
de Mar, waar Ferrer in gelijken zin
een verzoek richtte aan burgemeester
en gemeenteraadsleden met denzelfden
uitslag; Ardid, de aanvoerder der
radicale republikeinen, heeft verklaard,
dat ook hij door Ferrer is aangezocht,
om mede te werken aan revolutionaire
woelingen. Ferrer ontkende aanvanke
lijk met Ardid gesproken te hebben,
doch andere getuigen hielden het vol,
zoodat Ferrer toegaf dat hij misschien
toch wel met Ardid gesproken had (II).
Nog verklaart de burgemeester van
Premia de Mar dat Ferrer hem ver
zekerde niet zelf aan het hoofd der
beweging zich te kunnen stellen, daar
hem een gewichtiger betrekking wacht
te. Vele officieren en soldaten hebben
Ferrer in eene lange rij van gevan
genen geplaatst, erkend als dengene,
dien zij meerdere malen aan het hoofd
der revolutionaire betoogers zagen."
Ferrer als oplichter.
De liberale „Corriere della Sera"
maakt eenige, mededeelingen openbaar
van den heer Coppola, den vroegeren
beheerder van het vermogen van me
juffrouw Ernestine Meun ié, de dame,
die, zooals men weet, bij haar over
lijden aan Ferrer een legaat naliet van
750.000 francs.
Na den do-od van haar moeder vatte
Ernestine vriendschap op voor het
echtpaar Ferrer (dat toen te Parijs ver
toefde) en ging in op een voorstel van
dezen, om hem de noodige fondsen
te verschaffen, teneinde in de omstre
ken van Barcelone een model-asyl te
stichten voor verwaarloosde kinderen
In een particulier briefje verbond juf
frouw Meunié zich voor dit philan-
tropisch doei 16.000 francs jaarlijks be
schikbaar te stellen, terwijl Ferrer de
verplichting op zich nam, de stichting
in het leven te roepen en te besturen.
De weldoenster schreef den 26sten
Januari 1901 aan haar zaakgelastigde
een brief, waarin zij o.a. zeide:
„Door den echtgenoot van mijn
vriendin, die leeraar is, met het bestuur
van onze instelling te belasten, help ik
op tweeërlei wijze: ik doe een goed
werk en verschaf een paar menschen,
die ik hoogacht, een bestaan. Ik heb
Ferrer zekerheid willen bieden voor
de nakoming mijnerzijds van de over
eenkomst, ïnaar hij verklaarde, idat imijn
woord hem voldoende was. Ik zal te
genover hem evenzoo handelen. Hiij
heeft beloofd, mij van alles op de hoog
te te houden. Het zou van mij onbe
scheiden zijn meer te eischen,"
De naam Ferrer, vertelt de heer
Coppola, wordt Verder in geen enkelen
brief van mijn lastgeefster genoemd. Ik
schrijf dit in de eerste plaats toe aan
haar karakter, dat haar steeds drong
tot weldoen in stilte, maar ook aan
de vrees, opmerkingen te moeten aan-
hooren over deze finantiëele operatie,
welke bij geen enkel behoorlijk con
tract feitelijk was geregeld, en niet het
minst aan de raadgevingen en inblazin
gen van Ferrer zelf, die er waarschijn
lijk niet op gesteld was, op de vingers
getikt te worden door den beheerder
der eigendommen van zijn vriendin.
Juffrouw Meunié stierf, zonder zelfs
den cg>zet beleefd te hebben van het
werk, waaraan zij haar geld gegeven
had en waarvoor zij Ferrer nog een
huis legateerde ter waarde van 750.000
francs. Hij gebruikte dit trouwens voor
een geheel ander doel dan hef testa
ment aangaf, en richtte, in plaats van
een kinderasyl, zijn „moderne leek en-
school" pp.
Ferrer, besluit de heer Coppola, deed
zich in bijzijn van mejuffrouw Meunié
steeds voor als iemand van ultra-con
servatieve en godsdienstige begrippen,
terwijl hij in werkelijkheid anarchis
tische leerstellingen predikte!
H©t nut van politiehonden.
Vier politiehonden hebben te Parijs
goede diensten bewezen bij het terug
drijven van een woelige menigte van
een paar honderd menschen, die na
een vergadering in het Elysée Mont-
martre de steile trappen naar den top
van Montmartre wilden opgaan om een
Ferrer-betooging te houden voor de
kerk van het Heilige Hart.
Men had daar geen betooging ver
wacht en de politiemacht was er niet
sterk; maar zij werd door de vier blaf
fende, brommende en bijtende helpers
zoo krachtig terzijde gestaan, dat de
betoogers hals over kop weder naar be
neden snelden.
Een eigenaardig afgevaardigde.
De Finsche Landdag zal vergaderen.
Een der afgevaardigden Pikkote, juist
van achter den ploeg vandaan, gaat
op, om over 's lands belangen te be
raadslagen.
Hij gaat blootsvoets, zijn stok in de
hand.
„Pikkole, je hebt je schoenen ver
geten", roept een buurman hem toe.
„Schoenen?" Pikkolle een en al ver-
verbazing. „Ik draag ?s zomers nooit
schoenen."
„Maar je bent toch niet van plan
met bloote voelen naar den Landdag
te gaan?"
„Och, wat, de Landdag is toch niet
op ijs maar in een warm huis. Heb
ik dan schoenen noodig?" antwoorde
de brave Pikkole.
Pikkole stapt blootsvoets naar het
station om naar Helsingfors te sporen.
In het gebouw van den Landdag
waren schijnbaar, volgens Pikkole ook
geen schoenen noodig. De vloer ge
heel bekleed, voor den senator, die
Pikkole's geloofsbrieven moest onder
zoeken, lag zelfs een mooi tapijt. Waar
toe had Pikkole dan schoenen noodig,
die hij alleen >s winters aantrok?
De verslaggevers der Finsche bladen
hielden er echter eene andere meening
op na en wisten door hunne verslagen
levendige belangstelling op te wekken
voor Pikkole's bloote voeten.
Spoedig wist iedereen in Finland dat
Pikkole geen schoenen rijk was. Want,
zeide men en dit is een heel logische
redeneering, die klinkt als een klok.
anders zou hij ze wel aantrekken.
De zorg voor Pikkole's bloote voeten
ging den Finschen vrouwen zeer "ter
harte. Zij sloegen aan het werk', en
breiden, breiden altegaar kousen voor
den armen stakkert Pikkole.
De schoenmakers, diep in hun hart
gegrepen door het schouwspel van
Pikkole's .schoenloosheid en niet wil
lende achterstaan bij de offervaardig
heid der vrouwen, vervaardigden de
wonderschoonste producten voor de
arme bloote voeten van Pikkole.
Aan het adres van den afgevaardigde
Pikkole werden kousen en schoenen
naar den Landdag gezonden.
De eene zending na de andere arri
veerde. Van heinde en ver uit de meest
afgelegen hoekjes van Finland stroom
den, en stroomen kousen en schoenen
voor den afgevaardigde Pikkole binnen.
Pikkole echter dacht er niet aan, in
de versie verte niet, kousen en schoe
nen aan te trekken. Kalm ging hij door
de zittingen van den Landdag op bloote
voeten bij' te wonen. Ten lange leste
geleek de Landdagkanselarij op een
kousen- en schoenenpakhuis. Toren
hoog stapelden; zich de kousen en
schoenen pp, als ware barricades.
Er werd gedebatteerd en gedebatteerd
en de kouseai en schoenen bleven toe-
stroomen.
Evenmin wilde aan do debatten als
aan de kousen en schoenenzendingen
een einde komen. Mijne heeren,
riep zekeren nacht de vertwijfelde se
cretaris den dabatteerenden afgevaar
digden toe mijne heeren, maakt een
einde. Laten wij vacantie nemen, an
ders verdrinken wij in dezen zondvloed
van kousen en schoenen.
Pikkole^ Pikkole, trek toch kousen
en schoenen aan riepen de andere afg
vaardigden. Maar de blootroatige Pi
kole bleef onverbiddelijk en de Lan
dag ging met vacantia. - En na t
vacantie verscheen afgevaardigde Pi
kole kalm en gerust als anders
met bloote voeten.
Zoo werd de moeite en liefderij.
heid der Finsche dames en schoenm
kers beloond.
Epn ratelslang in bed.
Een zenuwspannend avontuur is d
zer dagen eien jongen boer van Zui
Dakota, Arthur Ricard, overkomen
vinden wij in de „Wide World Mag;
zine" aldus verhaald:
Ricard had een nieuwe kleine boe
derij overgenomen. Voorloopig sliep 1
in een hut, die, half stal, half spelon
tegen den wand van een heuvel w
opgericht. Tegen den morgen ontwaa
was hij nog eenige oogenblikken blijvi
liggen. Terwijl hij daar met nog ha
geloken oogen lag, hoorde hij plots
ling een voorwerp met een matten st
op bed vallen. Hij opende zijn ooge
om te zien, wat het was, en wie b
schrijft zijne ontsteltenis bij 'tgeen 1
ontdekte en dat hij zelf aldus ve
telde:
„Daar, weinige centimeters van mi
gezicht verwijderd, lag iets dat ik aa
vankelijs voor een gummislang hiel
Maar voordat ik mijn zinnen geheel b
een had, hoorde ik een dor, droog kle
peren en ratelen. Een donkere mas
hief zich omhoog en nu zag ik het: ei
leetijke, boosaardige loerende koip, d
geheel en al naar mij was gekeer
een groote ratelslang maakte aanst:
ten om mij te bijten.
„De slang verkeerde in de hoogs
opgewondenheid. De val van het d:
had haar kwaad gemaakt, en nu wen
de zij den kop met de groenachl
flikkerende oogen naar alle kanten, o
te zien oT ergens iets vijandigs zi
roerde. Hpe het mij mogelijk was, wc
ik nog niet, maar het gelukte me, m
de uiterste wils inspanning geheel n
tig te blijven liggen. Ik wist, dat
geringste beweging gelijk stond m
mijn dtood te bewerken. 'tWas Augi
tus, de maand, waarin de beet der 1
telslang het gevaarlijkst is. Mij
oogen stonden open, ik waagde het ui
ze te sluiten.... Dicht vóór me was
kop van het kruipdier. Maar nu we
het kalmer en liet den kop zakkc
Ik had een gevoel, dat uren verloop
waren, doch later ova-tuigde ik m
dat die uren slechts enkele second
konden zijn geweest.
„De slang was rustig geworden; 1
ratelen had opgehouden, en nu beg
ze een reeks van verkenningstochtf
De nek rekte zich uit, de staart we
smaller, de lengte groeide, en toe
rechttoe rechtaan kwam ze op t
af. Een ijzige huivering voer over m
lichaam. Ik voelde den kouden gi
kop vlak over mijn hals, dan over m
wang heenglijden, over lippen en k
En alsdan strekte zich de kop uit
de richting van mijn oog. Ik kon ge
weerstand meer biesden en mioest 1
oog sluiten. Op hetzelfde oogenbti
was het kruipdier weer opgericht, f
reed voor den sprong en het toorni
ratelen weerklonk weider.
„Nu alles rustig bleef, naderde l
anaermaalmijn gezicht en begon l
onderzoek opnieuw. Verscheiden min
ten lang betastte het afschuwelijke v
zen mijn. hoofd en gleed er in a
richtingen overheen. Vervolgens kro
het over het beddelaken in de richli
van mijn knieën, waar het zich
slapen legde. Daarmede was echter m
redding niet verkregen, want bif de f
ringste vingerbeweging schrikte dc
slang op en nam een strijdhouding as
Allengs evenwel verdween haar *a
trouwen en bepaalde zij er zich tc
slechts luisterend den kop op le ric
ten!
Langzaam, heel langzaam gelukte h
Ricard een naast het bed staande lee
kreeftenbus te grijpen. Met een snel
beweging sloeg hij toe, maar do rati
slang was alyeer in de positie v;
aanvallen en antwoordde mat een be<
die gelukkig in den scherpen busrai
eindigde. Een seconde later had F
card het beddelaken bijeengefromme
en het met slang incluis naar buiti
geworpen. „Ik leunde tegen den deu
FEUILLETON,
ii)
De markies trad op ZÜn zuster toe
«n sprak tot kaar„Clara, ik ben
soo gelukkig? als nooit te voren 1"
Een Zucht, -die als onwillekeurig
geslaakt werd, ontsnapte aan de lip
pen der vicomt-es.se. Mijnheer de Cy-
pières had dien zucht opgevangen,
•n kiek ket gesprek herinnerend, dat
hij eenige dagen geleden met zijn
afuster gevoerd had, zeide hij„Maar
ket geluk doet mij mijn beloften niet
vergeten, Clara. Wjilt ge mij zeggen,
wie de man is, die u tot echtgenoote
vfensckt ?"-
„Gaarne. Hij1 is in alle opzichten
waardig tot onze familie te behoo-
ran."
„Daar twijfel ik niet aan. Hpe is
aÜjn naam?"
„Philip de Rjoquebrune."
Maar in plaats van de blijde vol
doening, die Clara verwacht had,
las ze op' het gelaat van den markies
slechts diepe smart en tegenzin.
„Philip de Roquebruna, onze oude
huurm an", vroeg' hij na een oogen- i
blik.
„Die is het, ja. Het kan u dunkt me
niet onaangenaam zijn dat uw; zustor
hertogin wordt."
„Arm kind. Die titel verblindt u
en beeft u de oogein gesloten voor
de slechte eigenschappen van hem
die er de drager van is. Philip <de
Roquebrune zou het ongeluk van uw
leven worden^ als ik de zlwakheid had
je niet ip, te lichten omtrent zijn
gedrag."
Clara wilde heftig' protesteeren,
maar treelds h®t volgende oogepblik
begreep ze, dat ze daarmee zeker
niet veel verder zpu komen. Ze ant
woordde dus vrij1 kalm:
.„Ge vergist u. Datgene waarop
gij zinspeelt heeft Philip mij zelf
openhartig' meegedeeld. Vroegtijdig
wees geworden en van een edelmoe
dig karakter, heeft de hertog de Ro-
qnebrun© wat ruim geleefd Zopder
te rekenen. Hij heeft mij echter be
loofd spaarzaam te zullen Worden en
bij' al zijn zaken uw raad in Ite (win
nen."-
„Als het alleen hog maar zijn ver
kwisting was", sprak de markies
lang'zaam en op leen toon, idie Clara
deed sidderen, ..maar er zijp veel
erger dingehPhilip de Rocjuebrimo
is geen-man van eer I" i
„Och kom, men heeft litem bij! u
belasterd."
„Ik heb de bewijzen 'in handen, dat
hij een 'erger roover is dap die een
ander eep horloge ontrolt. Neen, die
man Zal hooit mijn drempel over
schrijden, hooit mijn z'iaster naar hot
altaar voeren."
„®at go ook' vaö Phtlip Yoor
kwaads zteggen zult", sprak Clara op
hartshodhtelijken toom, „ik zal u niet
gelooven," En Zachter voegde ze
er bij„En al geloofde ik n, dan lz:ou
ik nog (niet van hem kunnen afzien,
want wij hebben elkaar 'z"oo vurig
lief' als twee- menschep elkaar maar
ooit bemind hebben."
„Hij1 ,'zlooht nw| liefde niet, maar
uw fortuin. En die Zal hij nooit
hebben", riep de markies toornig uit.
Ton prooi aan een grenZenloozen
toom spropg de jonge vrouw op.
„Wind er toch geep doekjes om",
sprak z te bitter, „beken Re ver dat
go spijt hebt van de opvoofzichtigia
belofte, die gle mij eenige dagen ge
leden giedaah hebt. Gij hebt natuur
lijk uw voornemen aan Madeleine de
Bram mede-giedeeld, en die wist u wel
te overtuigen, dat een bruidsschat
van drie millioep aan iemand, die
maar je zuster is, een al 'te groote
leiegta in je kas zou veroorzaken."
„Zwijgt, sprak' de markies. „Ik
verlang' eierhiod van je Voor mijn ver
loofde. Overigens heb ik maar één
antwoord op al het fraais dat je'daar
uitkraamde: Miadelefne zelf heeft er
bij mij op aangedrojngan 'Zoo ruim mo
gelijk Voor je toekomst te zorgen."
„Daar geloof ik niets vain", ant-
wioordde Clara schouderophalend.
„Gij wleiet dat er op mijn wo-ordep
altijd gerekend, kan worden", sprak
de markies bedaard.
'"Wjelnu, als dat zjoo is, houd 'dah
ook' uw! belofte.,"
Horace dacht een oogenblik na.
„Gij1 ztult uw zin hebben", sprak hij
eindelijk. „Uw dwaze voornemens
ontslaan mij ook eigenlijk niet van
mijn belofte."
Clara stiet een kreet van vreugde
uit. „Dus gij' zlult mij i
„Een lijfrente van honderdduizend
francs geven, ja. Ik w.il niet dat gij
na mijh dood tot armoede zult ko
men-"
„Ik krijg dus enkel de rente en
niet het kapitaal '4"
„Juist."
„En als ik kinderen krijg?"
„Dan zu,lle#i we weer zien. Voor-
locpdg voeg ik bij die> honderddui
zend fraprs per jaar nog het kasteel
Magalos. Als ge dan pa mijn huwe
lijk niet hier Wilt blijven, hebt ge
een1 eigen: huis. Morgen zial ik de
acte door den (notaris laten opmaken
en gaan teiekenen. Maar wat Philip
da Roquebrune betreft, bedenk wiel
wat gij doet. Het leven' heeft je al
eens ©e|n harde les gegevenlaat die
niet vruchteloos a.ati je voorbijge-
gaan Zijn, en overweeg of een kort j
verdriet niet beter is dap jarenlange
ellendet."
„Waarom zpu ik niet aandurven
wlat gij ook gaat wagen?"
„Dat is niet hetzelfde. Mjjp Made:
lain© is de deugd ep; de onschuld
zelf."
„Dat denkt gij, juist 'ziooals ik ge
loof aan de- reiritschaipepbccd van den
hertog1 do Rpqutejbrune. Nu, als wie
ons beidep, vergist hebben, als ik
prooi word van een gelukzoeker en
gij de speelbal van eep sluwe intri
gante, dap: zullen wie altijd nog
bij' elkaar troost kunpen zoeken!"
De markies wendde zich minach
tend af. Dien zelfden dag' nog ging
hij naar zijn notaris en zette voor
zijn zuster eep lijfrente van honderd-
dniztend francs per jaar vast. Den
volgenden dag vertrok de jonge
vrouw naar parijs.
„En poemt gij dat edelmoedigheid
van uw broeder," vroeg Philip de
Roquevill© Woedend, toen Clara hem
de ante liet zien. „Is het mogelijk
om iemand pdfe duidelijker dan op
dejzla manier te zeggen: gij zijt een
verkwister, een man Zonder eer, in
wiens hapjden zelfs de bruidsschat
uwier vrouw niet veilig zou zijn I"
Tevergeefs trachtte Clara hem tot
bedaren te brengen. „Ik ben geen vi-
ciomt© de Mondrag'oin," sprak hij op
hoogen toop, „en ik wil meester zijn
in mijin eigen huis. Niets Zal mij fie
vocgliijtechap doen aanvaarden, die
u|w broeder over mij wil uitoefenen."
Noch tranep, noch smeckingen ble
ken .in staat, zijn gemoed te vertee-
deren „Laat uw broed - >r vertrouwen
in mij st-ellep en mij a.ls man 'van |eer
behandelen," herhaal cl o lïij telkens.
„Dan Zult gij hertogin worden. In
het andere geval moeteh wij' liever
van elkander afzien.'
Zonder iets van hem verkregen
hebben, moest Clara (naar het hot
de Cypières terug keeren; zij si»
zich daar in haar kamer op. en z;
bijna dag en nacht, met een harde te
vxeeselijke uitdrukking op het g
laap na te depken over middelen o
haar broeder tot andere gedachten f
brenglep.
V, Arm meisje!
Eindelijk besloot de riiöomfcees
naar Gasoogpe terug te keeren. E
moesten (nog twee maanden verl»
pen vóór het huwelijk van den ma;
kies; in dien tijd kon missohie
nog eep verandering ten goede- ij
treden, wanneer zij er maar was o;
van eep gunstige gelegenheid ge
bruik te maken-
Vóór haar vertrek naai* R'oche
Morte wilde Zij te Parijs nog eenig
inkoopep doen, en begaf zlidh daa
toe naar een der groote magazijnei
die in de nabijheid van het hok
do Cypières in groot aantal te vit
den waren. Tegelijk met haar tra
een jolng meisje binnen met bleek e
mager gelaat, waarop do ontbe-rin
zijn stempel giedrukt had. Eepjgszix-
verlegen rondziende, liet het nlfeisj
ziioh door den memch strco-u me»
voeren, totdat Za i,n een et idler gt
deel te van h et reusachtige, magazij
kwam.
Wi,rdi *?r%olgd.)
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT