der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Haail. lm. „Drnfckerij de Spaarnestai." In het Frankrijk van onze dagen. Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl, Courant" van 20 Nov. KINDERHUISVEST No. 20—31—33. HAARLEM. Directeur: F. H. M. v. d. ÖHEENDT. ADVEBTENTIËN: Van 1 tot 6 regel» Elke regel meer Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regex» fl.50; elke regel meer 0.30. t L20. 0.20, Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG 21 Nov. 25ste en Laatste Zondag na Pink steren, 0. L. Vr. Praesentatie. MAANDAG 22 Heilige Caecilia, Maagd en Marte lares. DINSDAG 23 H Clemens, Paus en Martelaar. WOENSDAG 24 H. Joannes van het Kruis,Belijder. DONDERDAG 25 H. Catharina, Maagd en Marte lares. VRIJDAG 26 H. Josaphat, Bis schop en Marte laar. ZATERDAG 27 H. Silvester, Abt. LAATSTE ZONDAG NA PINK STEREN. Les uit den brief ran den H apostel Paulus aan de Kolossenten; I, 9—14. Broeders! Wij houden niet op voor u te bidden en te smeeken, dat gij vervuld moogt worden met de kennis van Gods wil in alle wijs heid en geestelijk verstand; opdat gij wandelt, Gode waardig, in alles welbehagelijk zijnde, vruchtdragend in alle goed werk en opgroeiend in de kennis van God, versterkt zijnde naar de macht zijner heerlijkheid, met alle kracht tot alle lijdzaam heid en lankmoedigheid met blijd- chap, God den Vader dankend, e ons waardig heeft gemaakt om eel te hebben aan de erfenis der heiligen in het licht; die ons ont trokken heeft aan de macht der uisternis en overgebracht heeftin het Rijk van den Zoon zijner liefde, in wien wij hebben de verlossing oor zijn bloed, de vergiffenis der zonden. Evangelie volgens den H. Mattheüs; XXIV, 15-35. In dien tijd sprak Jesus tot zijne leerlingenWanneer gij den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, zult zien staan in de heilige plaats, die het leest, dat hij begrijpe! dat dan zjj die in Judea zijn, vluch ten naar het gebergte; en die op het dak is, dale niet af om iets uit zijn huis te nemen; en die op het veld is, keere niet terug om zijn kleed te halen! Wee echter haar, die zwanger zijn en die zogen in die dagenBidt ook dat uwe vlucht Diet plaats zal hebben in den winter of op eenen Sabbath. Want er zal dan eene groote ellende zijn, gelijk er niet geweest is van het begin der wereld af tot nu toe, noch we zen zal. En waren die dagen niet verkort, geen vleesch zou behouden worden maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. AlsdaD, zoo iemand u zeggen zal Zie, hier is de Christus of ginds is Hij, gelooft het niet. Want valsche Christussen en valsche profeten zul len opstaan; en zq zullen groote teekenen en wonderen doen, zoodat (indien het mogelijk ware) zelfs de uitverkorenen in dwaling gebracht worden. Ziet, ik heb het u voor speld. Zoo men u dus zegt: ziet, Hij is in de woestijn I gaat er niet heen; ziet, in de binnenkamers, ge- looit het niet. Want, gelijk de blik sem uitgaat van bet Oosten en schittert tot in het Westen, zóó zal ook de komst van den Zoon des menschen zijn. Overal waar een lichaam is, daar zullen ook de aren den zich verzamelen. En terstond na de verwarring dier dagen zal de zon verduisterd worden, en de maan haar licht niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen geschokt worden. En dan zal het teeken van den Zoon des menschen in den hemel verschijnenen dan zullen alle ge slachten der aarde weeklagen, en zij zullen den Zoon des menschen op de wolken des hemels zien komen met groote kracht en heerlijkheid. Eu zijne engelen zal Hij zenden met eene bazuin en groot geschal; en zij zullen zijne uitverkorenen gevraderen van de vier winden, van de uiteinden der hemelen tot aan derzelver uiteinden. Leert ook de gelijkenis van den vijgeboom. Als zijn tak reeds teeder is en zijne bladeren uitspruiten, dan weet gij dat de zomer nabij is. Zóó ook gij, als gij al deze dingen ziet gebeureD, weet dan dat het nabij, voor de deur is. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal niet voorbijgaan, totdat al deze dingen geschieden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan. Evangelieverklaring. 25ste en LAATSTE ZONDAG NA PINKSTEREN. Eene eenigszias langere inleiding is noodig om de vele en belangrijke gebeurtenissen, in het Evangelie van dezen Zondag vermeld, naar waarde te schatten en ons daarvan een duidelijk begrip te vormen. Op Woensdag vóór Zijn Lijden had Je..us tegen den avond met Zijne Apostelen den tempel van Jeruza lem, dien Hij niet meer zou bin nentreden, verlaten om Zich naar Bethanië te begeven. Op weg daar heen lieten de Apostelen hunne oogen gaan over de muren der stad en vooral ook over den heerlijken tempel Gods. De pracht daarvan trof hen, en een hunner zeide tót den ZaligmakerMeester, zie eens wat steenen en wat gebouwen. En Jesus antwoordde daarop met de voorspelling Van al die gebouwen zal geen steen op den anderen ge laten worden. Toen zij nu op den Olijfberg aankwamen en zich daar nedergezet hadden, traden Petrus, Joannes, Jacobus en Andreas op Hem toe, en nog onder den indruk van die onheilspellenden woorden, vroegen zij Hem Zeg ons wanneer zullen deze dingen geschieden In hun geest verbonden zij, door de voorspellingen der oude Propheten aldus geleerd, deze twee feiten, het gericht over Jerusalem en dat over de geheele menschheid met elkan der, en vroegen dus ookwat zal het teeken zqn van Uwe komsten van de voleinding der eeuwen Op beide vragen antwoordt Jesus in het Evangelie vau dezen Zondag, maar op de wijze van de zieners des ouden Verbonds, voor wie in hunne gezichten de eeuwen waren als één dag, zoodat het voor ons somwijlen moeielijk is te onder scheiden wat op den ondergang van Jerusalem en wat op het einde der wereld betrekking heeft. Voor Jesus' alziend oog zijn beide gebeurtenis sen als op ééne bladzijde der wereld geschiedenis geschreven. Hij ziet ze tegelijk, en beschrijft ze onder de zelfde beelden. Wij sullen echter trachten aan de hand van het Evan gelie en geleid door wat de geschie denis ons mededeelt, beide gebeur tenissen van elkander te scheiden, en eerst het antwoord zien op de vraag naar de verwoesting van Je rusalem, om daarna de voorteeke nen van het naderend einde der wereld te bespreken. Op de eerste vraag der Apostelen, wanneer Jerusalem met zijn tempel zoude verwoest worden, antwoordt de Zaligmaker met het aangeven der volgende teekenen: „Wanneer gij den gruwel der verwoesting, waarvan door Daniël gesproken is, zult zien staan op de heilige plaats, die het leest begrijpe het," weet dan, wil de Zaligmaker zeggen, dat de ondergang der stad nabij is. Door den gruwel der verwoesting worden hier de Romeinsche leger scharen bedoeld met hunne standaar de u, die het beeld der keizers of der afgoden droegen en voor de soldaten een voorwerp van afgodi sche vereering, maar voor de Joden een gruwel waren. De heilige plaats wordt door sommigen voor Jeru salem, door anderen voor geheel Judea genomen. Als de standaards in Judea gezien worden, dan kon den de Joden zich niet meer veilig achten in hun land en moesten zoo spoedig mogelijk vluchten. In twee spreekwoordelijke gezegden toont Jesus aan dat het behoud in die dagen alleen in de allersnelste vlucht kan gevonden worden. Die in Judea zijn vluchten naar de ber gen, en die op het dak is korae niet af om iets uit zijn huis tenemön," maar zie te ontkomen, of wel langs een buitentrap, of wel langs de platte daken der belendende huizen om zoo spoedig mogelijk de stads muren te bereiken en zoo in het vrije veld te komen. „En hij die op het veld is, zoo vervolgde de Zalig maker, keere niet terug om zijn kleed te halen," die zich arbeidend op het veld van zijn opperkleed ontdaan heeft om gemakkelijker te arbeiden, hij vluchte zoo snel moge lijk, ook al is hij niet volkomen gekleed. Want spoed maken is vóór alles noodig. Daarom zqn zij te be klagen, die om de of andere reden niet zoo snel kunnen vluchten. „Wee de bevruchten en de zoogenden in die dagen." Nog deze vermaning voegde Jesus aan Zijne voorspelling toe: „Bid dat uwe vlucht niet ge schiede in den winter of p een sabbathdag." In den winG-r ijlde wegen in Palaestina door de veel vuldige regens onbruikbaar en op den Sabbathdag was het reizen door de wet van Mozes verboden, Te eerder moesten allen daarom bid den, daar de beproevingen grooter zouden wezen dan ooit te voren, zonder voorbeeld in de rerloopen eeuwen. „Want er zal alsdan eene verdrukking zijn- hoedanige er niet geweest is van het begin der wereld tot na toe, en ook niet meer wezen zal." Om al het lijden van die dagen van wraak en van straf nog een» in al zijn verschrikking voor te stellen, besloot Jesus Zijne voor spelling omtrent .Jerusalems onder gang met deze woorden: „Zoó die die dagen (naar Gods Wil) niet wa ren verkort geworden, geen menseh zou behouden zijn (de geheele Jood sche natie zou in dien vreeselijken oorlog zijn omgekomen), doch om de uitverkorenen (om de Joden die het Christendom hadden aangeno men) zullen zij verkort worden, die dagen," en zoo het leven van velen nog gered worden. De eerste vraag der Apostelen omtrent Jerusalems verwoesting was dus beantwoord, en dat antwoord wordt algemeen door de schriftver klaarders daarop toegepast. Anders is het gesteld met het tweede ge deelte van Jesus rede. Slaat dit alleen op Jesus tweede komst, of ook op Gods strafgericht over Jeru salem? Daar de verwoesting van Jerusalem een voorafbeelding was van het einde der wereld, worden de voerteekenen die Jesus aangeeft dikwijls op beiden toegepast, en is het dus somwijlen niet mogelijk met zekerheid uit te maken waarop zij betrekking hebben. Wij kunnen echter zeggen dat die omstandig heden die wij bq den ondergang van Jerusalem vervuld zien als voorspelde straffen voor het onge- loovig Israël moeten beschouwd worden, met dien verstande echter dat wq ze ook mogen vreezen als schrikwekkende voorteekenen van het einde der wereld, terwijl daar entegen wat wq niet in vervulling zagen gaan tijdens de verwoesting van Jerusalem uitsluitend als voor spelling van Jesus tweede komst moet beschouwd worden. Als eerste teeken van het naderend einde der wereld geeft Jesus aan dat er valsche propheten en valsche Christussen zullen opstaan, die door hun won deren velen zullen verleiden. Dit geschiedde volgens de geschiedenis ten tijde van Jerusalems belegering en ondergang, maar zal ook plaats hebben bij het einde der wereld. Maar zijne leerlingen behoeven zich door die valsche leeraars eu pro pheten niet te laten misleiden, want de komst van Christus zal duidelijk genoeg voor allen aqn. „Gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en licht tot in het Westen, zoo zal ook de komst van den Zoon der menschen zijn," voor iedereen zicht baar en duidelqk. Gelijk een dood lichaam niet verborgen blijft voor de arenden die daarop loeren als hun prooi, zoo zal ook de komst van Christus niet verborgen blij ven voor allen die er op willen letten en de teekenen des tijds waarne men. Zoo zullen dan ook de uit verkorenen, de ware geloovigen, niet misleid worden door hen die zich valsch6lijk als propheten en zelfs als den Christus uitgeven. Daarna volgen eenige teekenen, die zeker alleen op het einde der wereld betrekking hebben, het ver duisteren van de zon, maan en ster ren, het verschijnen aan den hemel van het kruis van Christus, de komst der Engelra, die de dooden van alle hoeken der aarde lot het oordeel zullen oproepen. Jesus besloot Zijne voorspellingen met de leerlingen te wijzen op een van de vele werkingen in het rijk der natuur, waarin zij gewoon wa ren een voorbode te zien van een andere gebeurtenis, waarover velen zich zullen verblijdden. „Leert van den vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak alreeds teeder ge worden is (zacht en sappig), dan weet gij dat de zomer nabij is. Zoo ook als gij dit alles zult gezien heb ben (al die teekenen door Mij ver meld), west dan dat het nabij is, voor de deur" (al wat gij mij ge vraagd hebt en Ik u voorspeld heb aangaande de verwoesting van Je rusalem en het einde der wereld.) Met de verzekering, dat niets van hetgeen Hij voorspeld had onver vuld zou blij blijven, nog niet tevre den wilde Jesus bovendien met een beroep op Zijne Waaiachtigheid Zijne woorden bevestigen. „Hemel en aarde (die scheppingen Gods, die het meest vast en onverganke lijk schijnen) zullen vergaan, maar Mijne woorden zullen niet voorbij gaan (niet falen, maar in den vol sten zin bewaarheid worden.) Zelfs dit geslacht, zoo ging Jesus voort, zal niet voorbijgaan, totdat al deze dingen geschieden." Deze woorden op tweevoudige wqze verklaard. Als men ze wil laten slaan op de on dergang van Jerusalem, dan betee- Irenen zij dat velen van de toen bekenden het einde van Jerusalem nog aanschouwen zouden. Past men ze toe op het einde der wereld, dan worden zij zoo uitgelegd dat er ten tijde van het einde der we reld nog Joden zullen leven, hetzij dan bekeerd of niet bekeerd, of zooals anderen het eenvoudigst ver klaren dat het geslacht der men schen niet zal uitgestorven sjjn voor dat de eindvervulling aller dingen komt. Het Evangelie van dezen Zondag leert ons in de schildering der vree lelijke rampen die over "Jerusalem gekomen zijn en op het einde der dagen over de geheele wereld zullen komen, een groote vrees te hebben voor de zonde, die de oorzaak van al die rampen is, en een groot ver trouwen op God, Die alleen ons voor de rampen bewaren kan. Tegen den middag is vader van de werkplaats thuis gekomen en men heeft zich om den disch ge schaard. Schuchter wordt er aan de deur geklopt. Hermin a, ga open doen. Een blond kopje van 6 jaar ge hoorzaamt. Een priester treed binnen. Beste vrienden, ik ben uw pastoor. Vader en moeder staan verrast van tafel opde beide jongst» kinderen, in hun grooten stoel ge zeten, kijken het priesterkleed met verbaasde blikken aan. Wat wenscht u, mijnheer? zegt vader. De priester kijkt in de kamer rondnergens een kruisbeeld boven den schoorsteen een groete chromo, voorstellende een gedscol- letteerde vrouwhij leest op aller gelaat, dat men niet gewoon ie aan dergelijke bezoeken. Ik kom u een aalmoes vragen. Ik ga alle huizen af, en zou vreezen u te beleedigen, als ik u voorbij ging. De vader keek zqn vrouw met een blik aan, als wilde hij zeggen Die pastoors wat 'n uitzuigers Mijne vrienden, ging de pries ter voort, de aalmoes, welke ik u vraag, is bestemd om de geestelijken in het leven te houden, welke de wet honger doet lijden De man constateerde nu uit eigen ervaring de waarheid van alles wat hij in de kranten gelezen had De pastoors zijn parasieten, die leven van de ellende des volks het zijn ledigloopers voor niets ge schikt, die van de licbtgeloovigheid des volks misbruik maken. Inderdaad, het was duidelijk hij betrapte nu den pastoor op heeter- daad. De wet is rechtvaardig, mijn heer pastoor, antwoordde bij heftig. Neen, vriend, een wet, die wet tige bezitters uitschudt, is onrecht vaardig Als men u uw goed eens ontnam Dan zou ik werken, voor den drommelben ik lediglooper, ik Hij kruiste de armen op de borst voor den priester, die de oogen neersloeg, terwijl een blos door die beleediging hem naar 't gelaat steeg. De man hernam Geloof mij, het volk laat zich niet meer beetnemen Gij lieden hebt te lang uitgezogen't is nu uit daarmee De pastoor zag, dat hij hier geen hulp zou vinden. Toen hij, heengaande, de deur achter zich dicht trok, riep de vader hem nog na. Gij hebt armen aan 't lijfzij kunnen u beter helpen dan met bedelen Toen hq verdwenen was, zei de vrouw die gedurende de heele scène gezwegen had, op droeven toon Waarom hebt gij hem weg gezonden Als ons dat maar geen onheil brengt? Men ging weer aan tafel. Het verdere van den maaltijd was alles behalve gezellig. De vader schimpte tegen de priesters, die hij voor de oorzaken der hedendaagsche rampen hield tegen den godsdienst, die de vijand is van alle vrijheidhij schold op zijn vrouw, die zijne denk beelden niet deeldeop de al te rumoerige kinderen, die hem zenuw achtig maakten. Toen hq naar zijn werkplaats terugkeerde, zei hij tot zijn vrouw: Voor die een keer als er een pastoor komt, geeft dat donderen bij ons het zijn vogels met slechte voorteekens Heb ik ongelijk ze weg te jsgen Hij ging heen en trok de deur achter zich met een harden slag dicht. 't Is zes maanden later. In die zelfde kamer ligt een zieke neder haar gelaat is zoo bleek als wasde kleine kinderen zwij gen ettkqken hun moeder weenende aan... eenige flescbjes staan op het nachttafeltje, lepels in de scho teltjes... een tas met een drankje half leeg gedronken Eensklaps komt de zieke wat bij Ik dacht dat ik ging sterven. De oogen van den man werden vochtig. Zij wilde nog verder spreken maar haar stem was zoo zwak, dat hij het oor aan hare lippen moest brengen. Edmund, wilt gij mij een plezier doen Ja, Johanna, gij weet, dat ik u nooit iets heb geweigerd. Ik wil den pastoor hebben 1 ga hem roepen. Hij verbleekte Sedert lang duchtte hij deze vraag Een strijd werd gestreden in zijne zielHem gaan roepen, dien hij de deur had uitgejaagd hem gaan smeeken terug te komen, watZou die pastoor thans niet gebruik maken van zijn droeven toestand hq zal er in groeien en zich duur laten betalen Van den anderen kant is de wensch van een stervende hem heilig Hij dacht na, en bleef voor zich uitstaren. Zij sprak andermaal. Edmund? Johanna. Ik bid u, laat mij niet sterven zonder priesterGa De groote blauwe oogen, die alleen nog het leven verrieden in deze trekken als van was, werden wel sprekend De man trilde als een blad. Ga! Hq stond op, drukte een kus op het kille hoofd en zeideIk zal u een bewijs geven dat ik u lief heb Hij nam zijn net en ging den trap af. Onderweg, zei hij bq zich zeiven Ik durf wedden, dat de pastoor weigeren zal bq ons thuis te komen I Eenige oogenblikken later belde hq bij de pastorie aan. Dözelfde grijsaard, dien hij de deur had uitgejaagd, ontving hem. Edmund zette beschroomd de reden van zijn komst uiteenzqn vrouw was stervende, de longtering had schrikwekkende vorderingen gemaaktde zieke verlangde naar den pastoor. Ik kom dadelijk, arme vriend wacht, ik ga met u mede. Onderweg spraken de beide man nen bijna geen woord. De werkman gaf op vriendelijke vragen van den pastoor een ont wijkend antwoord. Hij was verwon derd en was niet minder beschaamd. Zij traden het ziekenvertrek binnen. De vader bracht de kinderen in een ander vertrek, terwijl de pries ter de biecht hoorde. Toen hij terugkwam, lag op he gelaat der zieke een uitdrukking van geluk, zooals hij bij haar nog nooit gezien had. Gij moet een schoon tafelkleed hier noerleggen, zei de pastooren een kruisbeeld tusschen twee kaar sen plaatsen en morgen ochtend na de H. Mis, zal ik den goeden God brengen. Alles was op het bepaalde uur gereed. Edmund had het huis in orde gebracht, een vrome buurvrouw had een crucifix geleend en de beide kandelaarsde kinderen hadden hun beste pakjes aan en vader was op zijn Zondagsch. De pastoor kwam. De ciborie werd op de tafel geplaatst. De priester wendde zich naar de zieke sprak eenige vaderlijk# woorden, zoodat de omstanders tot tranen bewogen werden. Ue zieke ontving het H. Oliesel en daarna de H. Teer spijze... Op het oogenblik, dat de pastoor de H. Hostie nam, knielde de vader neder, zooals hij in 't verre verleden ook wel eens gedaan had. De doodstrijd duurde lang bqna 8 dagen. De goede pastoor bezocht dikwijls de zieke, troostte den vader, zegende de toekomstige weezen Op een avond stond hij aan het hoofdeinde van het bed, de stervende kreeg een krampachtige hoestbui zij wierp een laats ten blik op haar man en op den priester, die haar de laatste absolutie gaf en... was dood. Smartvol verliepen de weken. De dokter zond zijne rekening zq was niet overdreven hoog, maar bedroeg meer dan 160 francseen maand arbeid was er mede gemoeid. De rekening van den pastoor kwam nooit in En toch de herinnering aan dezen priester bezwaarde hem... Het woord, dat zijn vrouw had gesproken op den dag,| waarop hij hem zoo schandelijk de deur ge wezen had, lag hem zwaar op zqn geweten. - Gij hebt ongelqk hem weg te zendenAls ons dat maar geen ongeluk zal brengen? Op een Zondag liet hij zijn drie kinderen netjes aankleedenhij nam de twee jongsten, een aan de rechter- en een aan de linkerzijde en Hermina ging voorop. De kleine stoet trok welgemoed naar de pastorie. Zij werden bin nengelaten. - Mijnheer pastoor, zei de man, herinnert gq u nog uw bezoek aan ons huis, 't zal zoo wat een jaar geleden zijn De priester glimlachte. Neen, vriend, voor dat soort dingen heb een zeer slecht geheugen. De werkman begreep welk kiesch gevoel dit antwoord had ingegeven; Mijnheer pastoor, ik ben sedert dien tot nadenken gekomen Het lijden is vaak een goede raadgever. Ik heb tot mij zeiven gezegd: De priesters besteden hun tijd in onzen dienst, het is billijk, dat wij hen steunen. De brave man tastte in zijn vest zak en voegde er bij. Ik heb begrepen, dat als zij moesten werken om te kunnen leqen, zij zich niet met anderen zouden kunnen bezig houden... En dit zeggende stak hij de hand vooruit Wil voor den penning van den eeredienst een kleine tegemoet koming aannemen. DE OFFICIEELE KERKLIJST UITGAVE VAN DE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 9