der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Haail. lm. „Drnfckerij de Spaarnestai."
In het Frankrijk van
onze dagen.
Dit nummer behoort bij de
„Nieuwe Haarl, Courant" van 20 Nov.
KINDERHUISVEST No. 20—31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. ÖHEENDT.
ADVEBTENTIËN:
Van 1 tot 6 regel»
Elke regel meer
Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten
minste 5 regex» fl.50; elke regel meer 0.30.
t L20.
0.20,
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZONDAG 21 Nov. 25ste en Laatste
Zondag na Pink
steren, 0. L. Vr.
Praesentatie.
MAANDAG 22 Heilige Caecilia,
Maagd en Marte
lares.
DINSDAG 23 H Clemens, Paus
en Martelaar.
WOENSDAG 24 H. Joannes van
het Kruis,Belijder.
DONDERDAG 25 H. Catharina,
Maagd en Marte
lares.
VRIJDAG 26 H. Josaphat, Bis
schop en Marte
laar.
ZATERDAG 27 H. Silvester, Abt.
LAATSTE ZONDAG NA PINK
STEREN.
Les uit den brief ran den H apostel
Paulus aan de Kolossenten; I, 9—14.
Broeders! Wij houden niet op
voor u te bidden en te smeeken,
dat gij vervuld moogt worden met
de kennis van Gods wil in alle wijs
heid en geestelijk verstand; opdat
gij wandelt, Gode waardig, in alles
welbehagelijk zijnde, vruchtdragend
in alle goed werk en opgroeiend in
de kennis van God, versterkt zijnde
naar de macht zijner heerlijkheid,
met alle kracht tot alle lijdzaam
heid en lankmoedigheid met blijd-
chap, God den Vader dankend,
e ons waardig heeft gemaakt om
eel te hebben aan de erfenis der
heiligen in het licht; die ons ont
trokken heeft aan de macht der
uisternis en overgebracht heeftin
het Rijk van den Zoon zijner liefde,
in wien wij hebben de verlossing
oor zijn bloed, de vergiffenis der
zonden.
Evangelie volgens den H. Mattheüs;
XXIV, 15-35.
In dien tijd sprak Jesus tot zijne
leerlingenWanneer gij den gruwel
der verwoesting, waarvan door den
profeet Daniël gesproken is, zult
zien staan in de heilige plaats,
die het leest, dat hij begrijpe!
dat dan zjj die in Judea zijn, vluch
ten naar het gebergte; en die op
het dak is, dale niet af om iets uit
zijn huis te nemen; en die op het
veld is, keere niet terug om zijn
kleed te halen! Wee echter haar,
die zwanger zijn en die zogen in
die dagenBidt ook dat uwe vlucht
Diet plaats zal hebben in den winter
of op eenen Sabbath. Want er zal
dan eene groote ellende zijn, gelijk
er niet geweest is van het begin
der wereld af tot nu toe, noch we
zen zal. En waren die dagen niet
verkort, geen vleesch zou behouden
worden maar om der uitverkorenen
wil zullen die dagen verkort worden.
AlsdaD, zoo iemand u zeggen zal
Zie, hier is de Christus of ginds is
Hij, gelooft het niet. Want valsche
Christussen en valsche profeten zul
len opstaan; en zq zullen groote
teekenen en wonderen doen, zoodat
(indien het mogelijk ware) zelfs de
uitverkorenen in dwaling gebracht
worden. Ziet, ik heb het u voor
speld. Zoo men u dus zegt: ziet,
Hij is in de woestijn I gaat er niet
heen; ziet, in de binnenkamers, ge-
looit het niet. Want, gelijk de blik
sem uitgaat van bet Oosten en
schittert tot in het Westen, zóó zal
ook de komst van den Zoon des
menschen zijn. Overal waar een
lichaam is, daar zullen ook de aren
den zich verzamelen.
En terstond na de verwarring
dier dagen zal de zon verduisterd
worden, en de maan haar licht niet
geven, en de sterren zullen van den
hemel vallen, en de krachten der
hemelen zullen geschokt worden.
En dan zal het teeken van den
Zoon des menschen in den hemel
verschijnenen dan zullen alle ge
slachten der aarde weeklagen, en
zij zullen den Zoon des menschen
op de wolken des hemels zien komen
met groote kracht en heerlijkheid.
Eu zijne engelen zal Hij zenden
met eene bazuin en groot geschal;
en zij zullen zijne uitverkorenen
gevraderen van de vier winden,
van de uiteinden der hemelen tot
aan derzelver uiteinden.
Leert ook de gelijkenis van den
vijgeboom. Als zijn tak reeds teeder
is en zijne bladeren uitspruiten, dan
weet gij dat de zomer nabij is. Zóó
ook gij, als gij al deze dingen ziet
gebeureD, weet dan dat het nabij,
voor de deur is. Voorwaar, Ik zeg
u: dit geslacht zal niet voorbijgaan,
totdat al deze dingen geschieden.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar mijne woorden zullen niet
voorbijgaan.
Evangelieverklaring.
25ste en LAATSTE ZONDAG NA
PINKSTEREN.
Eene eenigszias langere inleiding
is noodig om de vele en belangrijke
gebeurtenissen, in het Evangelie
van dezen Zondag vermeld, naar
waarde te schatten en ons daarvan
een duidelijk begrip te vormen. Op
Woensdag vóór Zijn Lijden had
Je..us tegen den avond met Zijne
Apostelen den tempel van Jeruza
lem, dien Hij niet meer zou bin
nentreden, verlaten om Zich naar
Bethanië te begeven. Op weg daar
heen lieten de Apostelen hunne
oogen gaan over de muren der stad
en vooral ook over den heerlijken
tempel Gods. De pracht daarvan
trof hen, en een hunner zeide tót
den ZaligmakerMeester, zie eens
wat steenen en wat gebouwen. En
Jesus antwoordde daarop met de
voorspelling Van al die gebouwen
zal geen steen op den anderen ge
laten worden. Toen zij nu op den
Olijfberg aankwamen en zich daar
nedergezet hadden, traden Petrus,
Joannes, Jacobus en Andreas op
Hem toe, en nog onder den indruk
van die onheilspellenden woorden,
vroegen zij Hem Zeg ons wanneer
zullen deze dingen geschieden In
hun geest verbonden zij, door de
voorspellingen der oude Propheten
aldus geleerd, deze twee feiten, het
gericht over Jerusalem en dat over
de geheele menschheid met elkan
der, en vroegen dus ookwat zal
het teeken zqn van Uwe komsten
van de voleinding der eeuwen Op
beide vragen antwoordt Jesus in
het Evangelie vau dezen Zondag,
maar op de wijze van de zieners
des ouden Verbonds, voor wie in
hunne gezichten de eeuwen waren
als één dag, zoodat het voor ons
somwijlen moeielijk is te onder
scheiden wat op den ondergang van
Jerusalem en wat op het einde der
wereld betrekking heeft. Voor Jesus'
alziend oog zijn beide gebeurtenis
sen als op ééne bladzijde der wereld
geschiedenis geschreven. Hij ziet ze
tegelijk, en beschrijft ze onder de
zelfde beelden. Wij sullen echter
trachten aan de hand van het Evan
gelie en geleid door wat de geschie
denis ons mededeelt, beide gebeur
tenissen van elkander te scheiden,
en eerst het antwoord zien op de
vraag naar de verwoesting van Je
rusalem, om daarna de voorteeke
nen van het naderend einde der
wereld te bespreken.
Op de eerste vraag der Apostelen,
wanneer Jerusalem met zijn tempel
zoude verwoest worden, antwoordt
de Zaligmaker met het aangeven
der volgende teekenen: „Wanneer
gij den gruwel der verwoesting,
waarvan door Daniël gesproken is,
zult zien staan op de heilige plaats,
die het leest begrijpe het," weet
dan, wil de Zaligmaker zeggen, dat
de ondergang der stad nabij is.
Door den gruwel der verwoesting
worden hier de Romeinsche leger
scharen bedoeld met hunne standaar
de u, die het beeld der keizers of
der afgoden droegen en voor de
soldaten een voorwerp van afgodi
sche vereering, maar voor de Joden
een gruwel waren. De heilige plaats
wordt door sommigen voor Jeru
salem, door anderen voor geheel
Judea genomen. Als de standaards
in Judea gezien worden, dan kon
den de Joden zich niet meer veilig
achten in hun land en moesten
zoo spoedig mogelijk vluchten. In
twee spreekwoordelijke gezegden
toont Jesus aan dat het behoud in
die dagen alleen in de allersnelste
vlucht kan gevonden worden. Die
in Judea zijn vluchten naar de ber
gen, en die op het dak is korae niet
af om iets uit zijn huis tenemön,"
maar zie te ontkomen, of wel langs
een buitentrap, of wel langs de
platte daken der belendende huizen
om zoo spoedig mogelijk de stads
muren te bereiken en zoo in het
vrije veld te komen. „En hij die op
het veld is, zoo vervolgde de Zalig
maker, keere niet terug om zijn
kleed te halen," die zich arbeidend
op het veld van zijn opperkleed
ontdaan heeft om gemakkelijker te
arbeiden, hij vluchte zoo snel moge
lijk, ook al is hij niet volkomen
gekleed. Want spoed maken is vóór
alles noodig. Daarom zqn zij te be
klagen, die om de of andere reden
niet zoo snel kunnen vluchten. „Wee
de bevruchten en de zoogenden in
die dagen." Nog deze vermaning
voegde Jesus aan Zijne voorspelling
toe: „Bid dat uwe vlucht niet ge
schiede in den winter of p een
sabbathdag." In den winG-r ijlde
wegen in Palaestina door de veel
vuldige regens onbruikbaar en op
den Sabbathdag was het reizen door
de wet van Mozes verboden, Te
eerder moesten allen daarom bid
den, daar de beproevingen grooter
zouden wezen dan ooit te voren,
zonder voorbeeld in de rerloopen
eeuwen. „Want er zal alsdan eene
verdrukking zijn- hoedanige er niet
geweest is van het begin der wereld
tot na toe, en ook niet meer wezen
zal." Om al het lijden van die dagen
van wraak en van straf nog een»
in al zijn verschrikking voor te
stellen, besloot Jesus Zijne voor
spelling omtrent .Jerusalems onder
gang met deze woorden: „Zoó die
die dagen (naar Gods Wil) niet wa
ren verkort geworden, geen menseh
zou behouden zijn (de geheele Jood
sche natie zou in dien vreeselijken
oorlog zijn omgekomen), doch om
de uitverkorenen (om de Joden die
het Christendom hadden aangeno
men) zullen zij verkort worden, die
dagen," en zoo het leven van velen
nog gered worden.
De eerste vraag der Apostelen
omtrent Jerusalems verwoesting was
dus beantwoord, en dat antwoord
wordt algemeen door de schriftver
klaarders daarop toegepast. Anders
is het gesteld met het tweede ge
deelte van Jesus rede. Slaat dit
alleen op Jesus tweede komst, of
ook op Gods strafgericht over Jeru
salem? Daar de verwoesting van
Jerusalem een voorafbeelding was
van het einde der wereld, worden
de voerteekenen die Jesus aangeeft
dikwijls op beiden toegepast, en is
het dus somwijlen niet mogelijk
met zekerheid uit te maken waarop
zij betrekking hebben. Wij kunnen
echter zeggen dat die omstandig
heden die wij bq den ondergang
van Jerusalem vervuld zien als
voorspelde straffen voor het onge-
loovig Israël moeten beschouwd
worden, met dien verstande echter
dat wq ze ook mogen vreezen als
schrikwekkende voorteekenen van
het einde der wereld, terwijl daar
entegen wat wq niet in vervulling
zagen gaan tijdens de verwoesting
van Jerusalem uitsluitend als voor
spelling van Jesus tweede komst
moet beschouwd worden. Als eerste
teeken van het naderend einde der
wereld geeft Jesus aan dat er valsche
propheten en valsche Christussen
zullen opstaan, die door hun won
deren velen zullen verleiden. Dit
geschiedde volgens de geschiedenis
ten tijde van Jerusalems belegering
en ondergang, maar zal ook plaats
hebben bij het einde der wereld.
Maar zijne leerlingen behoeven zich
door die valsche leeraars eu pro
pheten niet te laten misleiden, want
de komst van Christus zal duidelijk
genoeg voor allen aqn. „Gelijk de
bliksem uitgaat van het Oosten en
licht tot in het Westen, zoo zal
ook de komst van den Zoon der
menschen zijn," voor iedereen zicht
baar en duidelqk. Gelijk een dood
lichaam niet verborgen blijft voor
de arenden die daarop loeren als
hun prooi, zoo zal ook de komst
van Christus niet verborgen blij ven
voor allen die er op willen letten
en de teekenen des tijds waarne
men. Zoo zullen dan ook de uit
verkorenen, de ware geloovigen,
niet misleid worden door hen die
zich valsch6lijk als propheten en
zelfs als den Christus uitgeven.
Daarna volgen eenige teekenen,
die zeker alleen op het einde der
wereld betrekking hebben, het ver
duisteren van de zon, maan en ster
ren, het verschijnen aan den hemel
van het kruis van Christus, de
komst der Engelra, die de dooden
van alle hoeken der aarde lot het
oordeel zullen oproepen.
Jesus besloot Zijne voorspellingen
met de leerlingen te wijzen op een
van de vele werkingen in het rijk
der natuur, waarin zij gewoon wa
ren een voorbode te zien van een
andere gebeurtenis, waarover velen
zich zullen verblijdden. „Leert van
den vijgenboom deze gelijkenis:
wanneer zijn tak alreeds teeder ge
worden is (zacht en sappig), dan
weet gij dat de zomer nabij is. Zoo
ook als gij dit alles zult gezien heb
ben (al die teekenen door Mij ver
meld), west dan dat het nabij is,
voor de deur" (al wat gij mij ge
vraagd hebt en Ik u voorspeld heb
aangaande de verwoesting van Je
rusalem en het einde der wereld.)
Met de verzekering, dat niets van
hetgeen Hij voorspeld had onver
vuld zou blij blijven, nog niet tevre
den wilde Jesus bovendien met een
beroep op Zijne Waaiachtigheid
Zijne woorden bevestigen. „Hemel
en aarde (die scheppingen Gods,
die het meest vast en onverganke
lijk schijnen) zullen vergaan, maar
Mijne woorden zullen niet voorbij
gaan (niet falen, maar in den vol
sten zin bewaarheid worden.) Zelfs
dit geslacht, zoo ging Jesus voort,
zal niet voorbijgaan, totdat al deze
dingen geschieden." Deze woorden
op tweevoudige wqze verklaard. Als
men ze wil laten slaan op de on
dergang van Jerusalem, dan betee-
Irenen zij dat velen van de toen
bekenden het einde van Jerusalem
nog aanschouwen zouden. Past men
ze toe op het einde der wereld,
dan worden zij zoo uitgelegd dat
er ten tijde van het einde der we
reld nog Joden zullen leven, hetzij
dan bekeerd of niet bekeerd, of
zooals anderen het eenvoudigst ver
klaren dat het geslacht der men
schen niet zal uitgestorven sjjn voor
dat de eindvervulling aller dingen
komt.
Het Evangelie van dezen Zondag
leert ons in de schildering der vree
lelijke rampen die over "Jerusalem
gekomen zijn en op het einde der
dagen over de geheele wereld zullen
komen, een groote vrees te hebben
voor de zonde, die de oorzaak van
al die rampen is, en een groot ver
trouwen op God, Die alleen ons
voor de rampen bewaren kan.
Tegen den middag is vader van
de werkplaats thuis gekomen en
men heeft zich om den disch ge
schaard.
Schuchter wordt er aan de deur
geklopt.
Hermin a, ga open doen.
Een blond kopje van 6 jaar ge
hoorzaamt. Een priester treed binnen.
Beste vrienden, ik ben uw
pastoor.
Vader en moeder staan verrast
van tafel opde beide jongst»
kinderen, in hun grooten stoel ge
zeten, kijken het priesterkleed met
verbaasde blikken aan.
Wat wenscht u, mijnheer?
zegt vader.
De priester kijkt in de kamer
rondnergens een kruisbeeld
boven den schoorsteen een groete
chromo, voorstellende een gedscol-
letteerde vrouwhij leest op aller
gelaat, dat men niet gewoon ie aan
dergelijke bezoeken.
Ik kom u een aalmoes vragen.
Ik ga alle huizen af, en zou vreezen
u te beleedigen, als ik u voorbij
ging. De vader keek zqn vrouw
met een blik aan, als wilde hij
zeggen
Die pastoors wat 'n uitzuigers
Mijne vrienden, ging de pries
ter voort, de aalmoes, welke ik u
vraag, is bestemd om de geestelijken
in het leven te houden, welke de
wet honger doet lijden
De man constateerde nu uit eigen
ervaring de waarheid van alles wat
hij in de kranten gelezen had De
pastoors zijn parasieten, die leven
van de ellende des volks het
zijn ledigloopers voor niets ge
schikt, die van de licbtgeloovigheid
des volks misbruik maken.
Inderdaad, het was duidelijk hij
betrapte nu den pastoor op heeter-
daad.
De wet is rechtvaardig, mijn
heer pastoor, antwoordde bij heftig.
Neen, vriend, een wet, die wet
tige bezitters uitschudt, is onrecht
vaardig Als men u uw goed eens
ontnam
Dan zou ik werken, voor den
drommelben ik lediglooper, ik
Hij kruiste de armen op de borst
voor den priester, die de oogen
neersloeg, terwijl een blos door die
beleediging hem naar 't gelaat steeg.
De man hernam
Geloof mij, het volk laat zich
niet meer beetnemen Gij lieden
hebt te lang uitgezogen't is nu
uit daarmee
De pastoor zag, dat hij hier geen
hulp zou vinden.
Toen hij, heengaande, de deur
achter zich dicht trok, riep de
vader hem nog na.
Gij hebt armen aan 't lijfzij
kunnen u beter helpen dan met
bedelen
Toen hq verdwenen was, zei de
vrouw die gedurende de heele scène
gezwegen had, op droeven toon
Waarom hebt gij hem weg
gezonden Als ons dat maar
geen onheil brengt?
Men ging weer aan tafel. Het
verdere van den maaltijd was alles
behalve gezellig. De vader schimpte
tegen de priesters, die hij voor de
oorzaken der hedendaagsche rampen
hield tegen den godsdienst, die
de vijand is van alle vrijheidhij
schold op zijn vrouw, die zijne denk
beelden niet deeldeop de al te
rumoerige kinderen, die hem zenuw
achtig maakten.
Toen hq naar zijn werkplaats
terugkeerde, zei hij tot zijn vrouw:
Voor die een keer als er een
pastoor komt, geeft dat donderen
bij ons het zijn vogels met slechte
voorteekens Heb ik ongelijk ze weg
te jsgen
Hij ging heen en trok de deur
achter zich met een harden slag
dicht.
't Is zes maanden later.
In die zelfde kamer ligt een zieke
neder haar gelaat is zoo bleek
als wasde kleine kinderen zwij
gen ettkqken hun moeder weenende
aan... eenige flescbjes staan op
het nachttafeltje, lepels in de scho
teltjes... een tas met een drankje
half leeg gedronken
Eensklaps komt de zieke wat bij
Ik dacht dat ik ging sterven.
De oogen van den man werden
vochtig.
Zij wilde nog verder spreken
maar haar stem was zoo zwak, dat
hij het oor aan hare lippen moest
brengen.
Edmund, wilt gij mij een
plezier doen
Ja, Johanna, gij weet, dat ik
u nooit iets heb geweigerd.
Ik wil den pastoor hebben 1
ga hem roepen.
Hij verbleekte Sedert lang
duchtte hij deze vraag
Een strijd werd gestreden in zijne
zielHem gaan roepen, dien hij
de deur had uitgejaagd hem
gaan smeeken terug te komen,
watZou die pastoor thans niet
gebruik maken van zijn droeven
toestand hq zal er in groeien
en zich duur laten betalen
Van den anderen kant is de wensch
van een stervende hem heilig
Hij dacht na, en bleef voor zich
uitstaren.
Zij sprak andermaal.
Edmund?
Johanna.
Ik bid u, laat mij niet sterven
zonder priesterGa
De groote blauwe oogen, die alleen
nog het leven verrieden in deze
trekken als van was, werden wel
sprekend
De man trilde als een blad.
Ga!
Hq stond op, drukte een kus op
het kille hoofd en zeideIk zal u
een bewijs geven dat ik u lief heb
Hij nam zijn net en ging den
trap af.
Onderweg, zei hij bq zich zeiven
Ik durf wedden, dat de pastoor
weigeren zal bq ons thuis te komen I
Eenige oogenblikken later belde
hq bij de pastorie aan.
Dözelfde grijsaard, dien hij de
deur had uitgejaagd, ontving hem.
Edmund zette beschroomd de
reden van zijn komst uiteenzqn
vrouw was stervende, de longtering
had schrikwekkende vorderingen
gemaaktde zieke verlangde naar
den pastoor.
Ik kom dadelijk, arme vriend
wacht, ik ga met u mede.
Onderweg spraken de beide man
nen bijna geen woord.
De werkman gaf op vriendelijke
vragen van den pastoor een ont
wijkend antwoord. Hij was verwon
derd en was niet minder beschaamd.
Zij traden het ziekenvertrek
binnen.
De vader bracht de kinderen in
een ander vertrek, terwijl de pries
ter de biecht hoorde.
Toen hij terugkwam, lag op he
gelaat der zieke een uitdrukking
van geluk, zooals hij bij haar nog
nooit gezien had.
Gij moet een schoon tafelkleed
hier noerleggen, zei de pastooren
een kruisbeeld tusschen twee kaar
sen plaatsen en morgen ochtend na
de H. Mis, zal ik den goeden God
brengen.
Alles was op het bepaalde uur
gereed. Edmund had het huis in
orde gebracht, een vrome buurvrouw
had een crucifix geleend en de
beide kandelaarsde kinderen
hadden hun beste pakjes aan en
vader was op zijn Zondagsch.
De pastoor kwam. De ciborie werd
op de tafel geplaatst. De priester
wendde zich naar de zieke sprak
eenige vaderlijk# woorden, zoodat
de omstanders tot tranen bewogen
werden. Ue zieke ontving het
H. Oliesel en daarna de H. Teer
spijze...
Op het oogenblik, dat de pastoor
de H. Hostie nam, knielde de vader
neder, zooals hij in 't verre verleden
ook wel eens gedaan had.
De doodstrijd duurde lang bqna
8 dagen. De goede pastoor bezocht
dikwijls de zieke, troostte den vader,
zegende de toekomstige weezen
Op een avond stond hij aan het
hoofdeinde van het bed, de stervende
kreeg een krampachtige hoestbui
zij wierp een laats ten blik op haar
man en op den priester, die haar
de laatste absolutie gaf en... was
dood.
Smartvol verliepen de weken.
De dokter zond zijne rekening
zq was niet overdreven hoog, maar
bedroeg meer dan 160 francseen
maand arbeid was er mede gemoeid.
De rekening van den pastoor
kwam nooit in
En toch de herinnering aan
dezen priester bezwaarde hem...
Het woord, dat zijn vrouw had
gesproken op den dag,| waarop hij
hem zoo schandelijk de deur ge
wezen had, lag hem zwaar op zqn
geweten.
- Gij hebt ongelqk hem weg te
zendenAls ons dat maar geen
ongeluk zal brengen?
Op een Zondag liet hij zijn drie
kinderen netjes aankleedenhij
nam de twee jongsten, een aan de
rechter- en een aan de linkerzijde
en Hermina ging voorop.
De kleine stoet trok welgemoed
naar de pastorie. Zij werden bin
nengelaten.
- Mijnheer pastoor, zei de man,
herinnert gq u nog uw bezoek aan
ons huis, 't zal zoo wat een jaar
geleden zijn
De priester glimlachte.
Neen, vriend, voor dat soort
dingen heb een zeer slecht geheugen.
De werkman begreep welk kiesch
gevoel dit antwoord had ingegeven;
Mijnheer pastoor, ik ben sedert
dien tot nadenken gekomen
Het lijden is vaak een goede
raadgever.
Ik heb tot mij zeiven gezegd:
De priesters besteden hun tijd in
onzen dienst, het is billijk, dat wij
hen steunen.
De brave man tastte in zijn vest
zak en voegde er bij.
Ik heb begrepen, dat als zij
moesten werken om te kunnen
leqen, zij zich niet met anderen
zouden kunnen bezig houden...
En dit zeggende stak hij de hand
vooruit
Wil voor den penning van
den eeredienst een kleine tegemoet
koming aannemen.
DE OFFICIEELE KERKLIJST
UITGAVE VAN DE