Moeder en Martelares Hoe het Esperanto ontstond. De Nobelprijzen. Gemengde Buitenlandsche berichten Qp dein 50ste verjaardag van dok ter Zamenhof, de uitvinder van het -Esperanto, meenden "wij hem, geen ®cocter genoegen te kunnen doen, da», de lezeressen en lezers der „N, H O." in kennis te stellen met on derstaand schrijven, -waarin hij uit voerig .behandeld, hoe de taal jEspe- ranto gevonden is, en -waaraan zij kaar ontstaan te danken heeft Het denkbeeld aan welks verwe zenlijking! ik mijn geheele leven *ijdde, het is haast te gek, om het te zeggen, in mijn vroegste kinds heid hij me op en bleef mij sedert zoo zeer bij', dat het geen oogenhlik uit mijn gedabhten was. Vandaar mijn taaie volharding in een richting "waar zoowelen strijdensmoe zijn blij ven steken. Ik wend te Bjelostok, gouvernement Grodno (Rusland) ge- doren. Dut gaf de richting aan mijn verder leven. De bevolking aldaar bestaat todh uit vier onderscheiden «dementen, Russen, Polen, Duit- schers en Joden. Elk van hen spreekt «ön afzonderlijk© taal en staat op gespannen voet met de andere. Zoo «srgens, dan moest daar wel 't ont vankelijk gemoed het noodlottige voelen van vaeltalliglheid, waar elke «tap u overtuigt, dat dit de voor naamste, zoo niet de ©enige oorzaak is die 't menschdom in kampen ver deeld. Men voedde mij op als idealist, leerde mij dat alle menschen broe ders zijn, terwijl het leven altijd en immer weer doet voelen dat er geen menschen bestaan, maar Kussen, Po ten, Duitsehers, Joden, enz. Dit kwelde steeds mijn kinderziel, al moge men lachen om zoo'n wereld smart bij een kind. Daar ik in mijn «nschuld heilig overtuigd was dat de groot© menschen alles kunnen, nam ik miï voor dit kwaad weg te nemen als ik groot zou zijn, Ail leerde 'i harde leven mij voor en na wel, dat alles niet zoo vlot gaat als 't een kind toeschijnt, en al zag ik vele luchtkasteelen ver vliegen de droom van één ta,ai voor allen bleef mij onveranderd bij Hoe en wanneer weet ik niet meer, maar vroeg al Was ik mij bewust dat «en taal voor allen slechts een neu- ■fcrale kan zijn, beboerende aan geene der thans levende volkeren Teen ik van de H. B. S. op 't gymnasium ie tWarschou kwam, lokten een poos je üe oude talen mij aan en stelde ik Tnij voor eenmaal de wereld door te trekken om met vurige taal het het mensdhdöm warm te maken voor 't herleven van een dezer ideomen voor onderling gebruik. Doch ook dit denkbeeld was van voorbijgaan- den aard en vaag begon de gedachte aan een nieuwe, kunstmatige taal voer mij te schemeren. Dit nieuwe gezichtspunt bracht mij tot herhaalde proefnemingen in deze richting Ik dacht kunstmatige uiterst rijke verbuigingen en ver voegingen uit. Maar een mensche- liijke taal met hare, zoo 't mij scheen, eindelooze massa spraakkunstige vormen en honderdduizenden woor den in schrikwekkende woordenboe ken, scheen mij zoo'n gekunsteld log samenstel, dat mij vaak de moed ont zonk. 't [Was een onbegonnen werk en toch,..!.. ik bleef peinzen Duitsch en Fransch leerde ik in mijn prilste jeugd, wanneer men nog niet vergelijken en gevolgtrekkingen maken kan, maar toen ik in de vijf de klas van 't gymnasium aan 't Engelsdh begon, viel de eenvoud dezer taal mij op, vooral da,ar ik zoo opeens na de Latijnsch© en Grieksche spraakkunst er op aan moest" vallen. Toen merkte ik dat de rijkdom aan spraakkunstige vor men maar een blind historisch toe val is, en geen noodzakelijkheid voor de taal. Onder dezen invloed be gon ik in do taal te studeeren en de onnoodige vormen over boord te goeden, en merkte ik, dat de spraak kunst steeds meer onder mijne han den wegsmolt en ik weldra tot een uiterst beknopt© kwam, die, zonder nadeel voor de taal, niet meer dan enkele bladzijden bedroeg. Toen be gon ik meer ernstig fnijn droombeeld 11a te jagen- Doch de dikke woor denboeken zaten mij nog altijd in de maag. Op een keer, in de zesde of zevende klas van 't gymnasium, viel mijn oog op 't opschrift„Svej- carskaja", da,t ik al vaak zag, en daarna, op het uithangbord „KonÖi- toxskaja". Dit „skaja" viel mij' op en toonde mij', dat voor- en achter voegsels in staat stellen van een woord tal van andere te maken, die men dan niet alle afzonderlijk be hoeft te leeren. Dit denkbeeld nam me geheel in beslag en gaf mijl vas ten grond onder de voeten. Op de reuzen-woordenboeken viel een licht straal en ze begonnen voor mijn ocgen snel in te krimpen. Het vraag stuk is opgelost, dacht ik, en be gon druk met voor- en achtervoeg sels te werken. 'Ik begreep hoe ge wichtig .voor een logisch te vormen taal het volle gebruik van dit hulp middel zon zijn, dat in natuurlijke talen slechts gedeeltelijk, blinde lings, ongeregeld en onvolledig werkt Ik begon woorden te ver gelijken, onder hen vaste, bepaalde betrekkingen te zoeken, en dagelijks wierp ik uit het woordenboek een nieuwe reeks woorden, alle vervan gen door ©en betrekkingswoordje. Het bleek mij, dat een massa zuivere wortelwoorden, b.v. moeder, smal, mes, gemakkelijk tot afgeleide woor den vaderin, onbreed, snijwerktuig gemaakt kunnen worden en uit de lijst van stamwoorden verdwijnen De bouw der taal werd voor mij een opengeslagen boek en ik begon geregeld met liefde en moed te wer ken. Weldra was de geheele spraakkunst in een woordenboek geschreven. Eer tijds, toen ik al het overtollige uit de spraakkunst aan heit opruimen was, had ik denzelfden weg van bezuini ging ook voor de woorden ingeslagen. Overtuigd dat 't volkomen hetzelfde denkbeeld weergeeft, had ik maar woorden bedacht, liefst zoo kort mo gelijk om geen nutteloos aantal letters te hebben. Ik dacht dat in plaats van 't lange woord „maatschappij" men evengoed hiervoor kon nemen „da". Zoo had ik rijen opgeschreven, a, ab, ac, ad, af, enz. Maar dat liet ik di rect weer varen, want 't bleek mij dat deze woorden niet te onthouden zijn. Reeds toen ?ag ik in, dat de woordenschat Romaansch Germaansch wezen, slechts gewijzigd naar de ei- schen der taal. Eenmaal zoover, merk te ik dra, dat de bestaande talen al, een massa internationale woorden kant en klaar hebben, aan alle cultuurvol ken bekend en voor mij dus gesneden koek. In het jaar 1878 was de taal' reeds min of meer klaar, hoewel er tussclien de toenmalige „Lingwe Universala" en „Esperanto" van nu nog een groot ver schil bestond. In de achtste klas van 't gymnasium kwam ik er bij mijn makkers mee voor den dag. Het mee- rendeel hunner, verlokt door het denk beeld en den ongewonen eenvoud der taal, begon ze aan te leeren. Op 5 December 1878, vierden wij' samen plechtig de inzegening der nieuwe taal. Toespraken in 't Esperanto volgden en met geestdrift weerklonk ons bondslied. Op tafel, behalve spraakkunst en,woor denboek, enkele vertalingen in de nieu we taal. Zoo eindigde het eerste tijdperk. Ik was toen nog te jong om openlijk met mijn werk voor den dag te komen en besloot nog enkele jaren, te wachten en zoolang ze zorgvuldig te beproeven en in de practijk door te werken. Na een half jaar verliet ik het gymnasium bij het einde van den cursus. De toekom stige apostelen van de taal beproefden wel ruchtbaarheid aan de zaak te ge ven, doch bij de spotternij der vol wassen personen verloochenden ze al len de nieuwe taal en ik stond wee;' alleen. Slechts spot en verguizing voor ziende, besloot ik voor ieder te zwij gen en hield dit de 51/2 jaar van mij-ti studententijd getrouw vol. Wat dit mij echter moeite kostte! Altijd mijn plannen en gedachten te moeten ver bergen, maakte dat ik nergens kwam en aan niets deelnam, en de schoon ste levensjaren gingen voor mij treurig voorbij. Soms trachtte ik mij in gezel schap afleiding te verschaffen, maar mij' vreemdeling voelend, zuchtte ik en 'vlood weg om mijn hart uit te storten in eenig gedicht in mijh dier bare taal. Zes jaar werkte ik nog aan, 't volmaken en beproeven; en 't gaf werk genoeg, al meende ik in 1878, dat ze reeds kant en klaar was. Uitgebreide proeven met vertalingen en oorspronkelijke stukken deden mii merken, dat wat in de theorie mooi was, daarom nog niet praktisch deugde. Veel moest ik nog besnoeien, vervan gen, verbeteren, of zelfs grondig vervor men. .Woorden en vormen, stellingen en eischen kwelden en hinderden, ter wijl zij theoretisch, afzonderlijk en in korte proeven volkomen schenen te kloppen. Enkele vormen, die mij taal rijkdom schenen, bleken nu in de toe passing nutteloos ballast, zooals sommi ge mijner vervoegsels. In 1878 meende ik, dat 't voor een, taal voldoende was een spraakkunst en een woordenboek te hebben; de stroefheid en stugheid der taal schreef ik slechts toe aan mijne onvoldoende oefening; de practijk overtuigde mij steeds meer dat een taal nog een on tastbaar iets moet hebben, een bindend element, dat haar leven en een be paalden geest geeft. Ik begon daarom letterlijke vertalin gen te vermijden en trachtte recht streeks in de neutrale taal te denken. Weldra merkte ik dat ze onder mijne] handen ophield een koude massa te; zijn; zoo ontpopte ze zich tot eigen leven en scherp geprononceerde fysio nomie verder onafhankelijk van eeni- gen invloed. De woorden vloeiden reeds van zelf, buigzaam, bevallig en vrij, als bij een levende nationale taal Nog een omstandigheid deed mijnopen- lijk optreden uitstellen, daar nog iets onopgelost bleek, dat voor een neutra le taal van groot gewicht is, Ik wist, dat ieder zou zeggen: uw taal zal mij1 slechts dan van nut zijn, als de geheele wereld ze aanneemt; daarom zal ik, zoolang wel een afwachtende houding aannemen. Maar wijl de wereld niet, mogelijk is zonder voorafgaande enke lingen, kon de neutrale taal ook geen, toekomst hebben voor en aleer ze voor zoo'n apart persoon direct nuttig zon, zijn, algemeen aangenomen of niet. Dit vraagstuk hield mij lang bezig. Ten slotte bracht het z.g. geheimschrift, dat zonder voorafgaande invoering elk, geadresseerde in staat stelt het ge schrevene te begrijpen, als hij slechts den sleutel ervan krijgt, mij er toe, ook de taal in den vorm van, zoo'n, sleutel te gieten, die, zoowel de lijst der stamwoorden als de spraakkunst als een in één oogopslag te overzien ge heel bevattend oningewijd geadresseer de, van welke natie ook, 't direct begrij pen van een brief zou waarborgen. Na *t afloopen der Hoogeschool, ving mijn medische praktijk aan en ik dacht, met mijn werk voor den dag te komen. Voor 't handschrift van mijn eerste bro-, chure onderteek end „Dro, Esperanto" een uitgever zoekend, stond ik weer voor de harde werkelijkheid des le vens: de geldkwestie, waarmee ik la ter nog zoo veel te doen zou krijgen. Twee jaar bleef mijn moeite vruch teloos, en toen ik eindelijk zoo geluk kig was, hield hij een half jaar mijn geschrift onder zich om 't daarna terug te sturen. Eindelijk, na veel moeite, slaagde ik er in zelf de bro chure uit te geven, in Juli 1887. Da( was voor mij een heele stap, ik voel de dat ik voor een Rubicon stond, en na het kritieke punt van 't uitkomen mijner bochurre niet weer terug zou kunnen. En het tot van den dokter, dat zoozeer van de publieke opinie af hangt, was mij maar al te zeer bewust, als dat publiek in hem een droomer ziet vol hersenschimmen, die zich met zaken buiten zijn vak afgeeft; ik voel de dat ik de heele rust en 't toekom"- stig bestaan van mij en mijn gezin op een kaart zette. Maar ik kon 't denk beeld niet loslaten, dat zich geheel van mij meester had gemaakt, en.... trok den Rubicon over. De teerling was ge worpen!,.. ESPERANTANO'. De paineu der dit jaar met een Nobel-prijs onderscheiden geleerden en kunstenaars hebben we Zaterdag reeds medegedeeld De prijs be draagt dit jaar niet, gelijk abui- sievelijk werd gemeld 93,360 francs, doch 193,300 francs Eenige bizondérheden over de de prijswinners moge hier welkom zijn Mareoni en de Sfcraatsburgsche hocg'leeraar Eerd Braun hebben den prijs voor natuurkunde te deeden Beiden maakten zich verdienstelijk op hetzelfde gebied, dat der draad- loc-ze telegrafie De uitvinder der telegrafie zonder draadgeleiding, waarvoor men hem vaak houdt, is Mareoni niet Zijn verdienste ligt in de organisatie voor de practijk van wat anderen door hun wetenschappe lijk onderzoek vonden. In 1874 te Grissone bij Bologna geboren, ia Mareoni wel een der jongste met een Nobelprijs onder scheidene. Braun, die in 1850 te Fulda het levenslicht zag, maakte eveneens de electriciteit tot het hoofdonderwerp van zijn studie. Voor de practijk der draadlooze telegrafie van het groot ste belang was zijn vinding om aan de Herzische golven, waarvan zich die telegrafie bedient, eene bepaalde richting te geven Prof .Wilhelm Ostwald is een Kus van geboorte Te Riga in 1853 ge boren, studeerde hij te Dorpat en werd later docent te Riga. In 1887 tot hcogleeraar te Leipzig benoemd, stichtte hij er het eerste instituut tot beoefening van scheikunde en na tuurkunde als één wetenschap Hij schreef vel© werken, o. a. eenige die den leek nader zoeken te brengen tot de natuurkundige wetenschappen Zijn ionen-leer heeft een tijdlang ge zag gehad, doch vindt allengs min der aanhangers Prof. Theod. Korner, de winner van den medischen prijs, heeft zich als chirurg een weneidberoemden naam verworven. Hij is thans hoog leeraar in z;jn geboortestad (geb 1841) Bern. Inzonderheid zijn on derzoekingen over de ziekten van de schildklier vestigden zijn reputatie Daarnevens heeft hij over allerlei onderwerpen geschreven: gewrichts ontsteking, geslachtsziekten, hersen schudding, de uitwerking van moder ne geweerkogels Een buitengewone vaardigheid toonde hij' als chirurg Selma Lagerlöf ten slotte, heeft den literatuurprijs gekregen, Het zal haar Zweedsche landgenooten ge noegendcen Keeds verleden jaar had men verwacht dat haar de prijs ten deel vallen zou, doch een Duitscher ging er mee schoot Selma, die ock in ons land zeer vermaard werd door haar fantasti- schen roman Gusta Rerling, werd 20 November 1856 geboren,. Zij is dus thans 51 jaar oud Zij1 was 33 jaar toen Gusta Berling verscheen. In haar land schab men haar zeer hoog [Wij laten hier nog* een lijstje vij gen van vroegere Nobelprijzen, se dert de stichting van het legaat. Duitschers kregen 10 prijizien[Wil helm Conrad Röntgen en Phillip Le- nard een voor Physica, Emil Fis- scher, Adolph von Bayer en Eduard Buchner een voor Chemie, Emil Adolph von Behring, Robert Kadi en prof, Paul Ehrlich een voor Me dische wetenschap en Theodor Mömmsen en Rudolf Eucken een let terkundige prijs. Naar Frankrijk gingen 9 prijzen: Physica: Henry Antoine Beequerei, Pierre en Marie Sklodowska Curie en Lippmann Chemie; Henri Mods- san; Medicijnen: Charles Louis Al- phonse La.veran en ELias Mje,tschui- koff en Literatuur: Bené Francois Arm and Sully Priidhomme en Frede ric Mistral. Eng eischen ontvingen 6 prijzen: Physica: John Rayleigh en Joseph John Thomson, Chemie: Sir [Wil liam Ramsay en Rutherford; Me dicijnen Ronald Ross en Literatuur Rudyard Kipling. Drie Nederlanders werden be kroond: Physica: Hendrik Anton Lorentz en Pieter Zeeman, Chemie: Jacobus Henricus van 't Hof. Verder twee Spanjaarden en twee Italianen: Medicijnen: Santiago Ra mon y Cajal en Camillo Golgi, Li teratuur: Jose Eehegaray. en Gio- sue Garducoi. Een prijs ging naar Amerika: Al- bert Abraham Michelsan (Physica), RuslandIvan, P'etrovic Paw lew (Medicijnen), DenemarkenN iels Ryberg Finsen (Medicijnen), Noor wegen Rjömstjern© Bjömson (Lite ratuur), Polen: Henryk Sienkiwicz (Literatuur). Het Nocrsche Storthing beeft den Zweedschen Vredesprijs driemaal naar Zwitserland gezonden: Henri Dunant, Elic Ducommun en Albert Gobat, tweemaal naar FranrijkFró- déric Passy en Louis Renault, een maal naar Engeland, Oostenrijk, Amerika, Italië en België. Sir Wil liam Randal Cremer, Barones Ber tha von Suttner, Theodore Roose velt, Ernesto Teodore Moneta en het Institut du droit international t© Gent, en behield den prijs verleden jaar voor Skandina.viëK. 'P. Ar- noldson en Fred. Bajer. INGEZONDEN. Voor den inhoud dezer rubriek stelt de Redactie zich niet aansp Wijk. Van ingezonden stub; geplaatst oj niet geplaatst, wordt de c^py den inzen der niet teruggegeven. Mijnheer de Hoofdredacteur, weest zoo goed om onderstaand stukje in uw veel gelezen dagblad te plaatsen Bij voorbaat mijn dank Zooals ieder Haarlemnler weet is aan ons hoofdpostkantoor in de Zijl straat, ook het telegraafkantoor ver bonden. Volgens mijne meening, is dit weer ©ene van de vele ongerie felijke dingen, die men in onze» stad wel meer aantreft. In de mees te steden van ons land van ongeveer hetzelfde kaliber als Haarlem en soms nog veel minder, vinden we de Post van de Telegraaf gescheiden, althans zoo dat ieder een apart lo kaal en ingang betrekt! Men weet ook dat het kantoor des morgens om half acht geopend is, en de posterij-beweging des avonds om half tien geheel afgeloopen is; terwijl de telegraaf nog tot elf uur voor het publiek disponibel is. Hieruit blijkt nu, dat dus de zaal van ons hoofdkantoor nog .anderhalf uur daarna nog toegang verleent, enkel en alleenomdat het publiek nog kan telegrapheerenNu komt mijn vraag hierop neer|$Vaar- om men nu deze twee nuttige kan toren niet beter ingericht heeft, waarom nu die zaal den geheelen avond opengesteld is. als do post toch gesloten is? Men kan daar niets anders op antwoorden, dat dit enkel en alleen maar nuttig is voor er een gezellig zitje van te maken voor de straat slijpers. Een kostelijk idee voor die lui, omdaar nog een uurtje heerlijk warm en onderdak te zitten, vooral in de winteravonden. Niet, dat ik jaersoonlijk die menschen het niet gun, maar ik vind het onbetamelijk, dat ze er den boel zoo vervuilen en allerlei' banaliteiten uithalen [Wanneer de zaalwachter des avonds vertrokken is, beginnen die gezellige bijeenkomsten al, welke dan duren tot het sluitingsuur voor de tele graaf e» de kerels op 6traat gezet Worden Do beambten van het telegraaf kantoor gunnen zich ook blijkbaar geen moeite er een oogje op te hou den, misschien hebben ze het te druk, misschien trekken ze zich er niets van aan, daar het hun eigenlijk ook niet aangaat Komt men nu den volgenden morgen, dan kan men ge regeld de verwoestingen zien: pen houders gestolen, gaslicht onbruik baar gemaakt, vloei en koperen lijs ten meegenomen, siganenasch in de inktkokers, enz enz. Deze opgesom de feiten komen niet zelden, voor, maar geregeld! Of men nu recht heeft, die men schen buiten de deur te zetten weet ik niet: wel weet ik, dat de politie er over aangesproken is, maar zich er zooals altijd niet druk om maakt.. Zou er nu niets anders op te vin den zijn en ock als elders het post kantoor te sluiten op sluitingsuur en niet vrijwillig beschikbaar te stallen voor zulke vernielzuchtig© individuën? Volgens mijn meening is de ©enigste natuurlijke oplossing, de telegraaf en telephoon van de Post te scheiden Op zoo'n manier, zou het ook hier niet meer voor vallen dat de zaal van een hoofd postkantoor gebruikt wordt dea avonds als een rendez-voua yan Haarlem's uitvaagsel! MI K Historie van een verstrooid heer. Ik ken. een zeer verstrooid heer aldus vinden we in een Fransch blad door een medewerker verhaald en die mijnheer is jager en woont in desa omtrek van Parijs. Verleden jaar nu, tengevolge van een zijner bedenkelijke verstrooidheden, verloor hij zijn abon nementskaart van het spoorWat deed hij?Hij begaf zich naar het adminislratiebureau der betrokken maatschappij en legde er zijn verklarin gen af. Nadat men daar zich had ver gewist, dat hij z'n abonnement goed en wel had betaald, maakte men. niet hel minste bezwaar, om hem een nieuw a kaart af te geven. En onze verstrooi de man zweeg, in z'n binnenste wen- schend, dat zijn nieuwe verstrooidhe den hem nooit meer het verdriet moes ten veroorzaken., dat met deze het ge val was geweest. Dit jaar n.u verloor hij" niet ander maal zijn abonnementskaart van hef spoor, maar zijn jachtakte. „Drommels," dacht hij, „de Staaf kan niet minder beleefd zijh en niet min der snel handelen, dan een particu liere maatschappij. En zich tiaar do prefectuur van politie begevende, gaf hyi kennis van het gebeurde, en vroeg een duplicaat. „Een duplicaat?" vroeg hem de anll tenaar. „Men geeft geen duplicaten. „Geeft men geen duplicaten?Hoa moet ik het dan aanleggen om te ja gen „U moet daarvoor een andere akt« nemen." „Maar ik heb aJ voor een betaald." „Ja, maar die hebt u verloren." „Nu ja, ik heb ze verlorenMaao wat heb ik verloren?.... Een stuk pas- pier Ik kan echter niet het recht hebben verloren, dat mijn storten va» 28 frank mij heeft gegeven om te jagen gedurende den ganschen tijd, waari» de jacht open zal wezen." „Pardon, u hebt dat recht wél ver loren." „Neen, maart..,." „Zóó is het reglement?Hebt o dan nooit gelezen wat op de keerzijde van uw akte staat?"" „Neen!" „Welnu lees dan hief: „De jager, die zijn akte verloren heeft, mag zich niet meer aan het jachtvermaak over geven dan na een tweede akte verkre gen endenprijs ervan voldaa» te h ebb en." Onze verstrooide vriend stond ver bluft..,. .Wat moest hij beginnen?.,. Wat anders dan opnieuw 28 frank af dragen? Doch heengaande vergeleek hij dit geval met dat van de spoorweg maatschappij en ging heen, brommen-» de, dat men in Frankrijk niet aan de» Staat het voorbeeld van eerlijkheid moest vragen. En voegen we hieraan toe dat was in zijn wrevelige stemming te be grijpen, maar voor do beschuldiging va» oneerlijkheid bestond wel geen reden, wijl op de keerzijde van de akte be hoorlijk het verlies van het recht in FEUILLETON. 48) „[Wij weten' niets van haar af komst," sprak: Charles. Op zekeren dag1 heeft Clara de Mondrago.n haar als haar kamenier meegebracht, zon der dat 'bemand behalve zrij wlisi waar zij' haar gevonden had. En sinds dien tijd is zij als de schaduw1 der vioomtesso geweest." „Of haai- kwade geest," fluisterde Raimond, die zijn vooroordeel tegen de kamenier maar niet overwinnen kon. „Hf zal ontdekken waar zij van daan komit," sprak Richard de Cla vières op vasten toon, „en vooral zal ik te wete» komen, welke ge heimzinnige band haar aan haar meesteres verbindt." Het was laat geworden- De bezoeker stond op om: afscheid te nemen, .maar opeens, vroeg hij „Zou ik Madeleine kunnen bezoe ken!" „Waarom niet," riep Raimond on stuimig uit. „Madeleine beeft u im mers op Oeylo» gekend, en zij zal zich gelukkig achten een nieuwen krachtigen verdediger gevonden te faebbc» .i „[Wat denkt gij er van," "vroeg Richard aan den priester. „Ik acht het ongeraden en gevaar lijk", antwoordde Charles langzaam „Madeleine weet niet dat haar kind dood is, en bovendien is ze al sinds eenige dagen ten prooi aan ee|i bui tengewonen angst, au ze ook Jean- nette maar niet ziet verschijnen. Als gij, waarde neef, haar nu komt bezoeken, zal dit haar, zooals Rai mond zegt, zeker een groote vreug de veroorzaken, maar De priester zocht blijkbaar naar z'ijn woorden, 'en de Indiër: stond als op heate kolen. iWat wilde Charles met dit alles zeggen „Welnu," riep Raimond uit, „als ge denkt dat bet bezoek van Richard de Clavières Madeleine zeer ver heugen ml, waarom raadt ge hem dan niet aan om te gaan Charles aarzelde opnieuw Eindelijk sprak hij„Madeleine's vreugde kon misschien zóó gxoot zijn, dat zij er de voorzichtigheid door vergat, die 'in de tegenwoordige omstandigheden meer dan ooit ge boden is. Zij' zou zich een of ander onvoorzichtig woord kunnen laten ontsnappen, dat haai- vijanden of de rechtbank niet zouden nalaten tegen haar te gebruiken „Een onvoorzichtig woord," her haalde Raimond. „hoe. zou dat kun nen Madeleine heeft zich immers nocit iets te verwijten gehad En hoe kan het bezoek van een vriend haars vaders ooit aanleiding geven tot wcorden, die tegen de mar kiezin zouden kunnen getuige»?" De jonge geneesheer begreep er niets van, maar de Indiër had den priester verstaan. Hij had Ma.- delein© uit Jndië zien vertrekken zonder haar te durven vragen haar vader alleen naar Frankrijk te laten terugkeeren. Aan Madeleine's groot vader had hij het leven te danken; zou hij: nu den vader zijn dochter ontnemen Die gedachte had hem doen zwijgen, maar Madeleine's beeld was in zijn hart blijven leven. Maar op het laatste oogenhlik, toen de kleindochter van zijn wel doener gereed stond met haar vader het dek te betreden van de boot, die hen naar Frankrijk terror zou voeren, toen had hij' in de oogen van haar, die hij' meer liefhad dan al zijn rijkdommen, gelezen welk een smart ook haar de scheiding kostto Mocht Richard de Clavières Made leine niet in Indië trachten terug te houden, nu haar vader met heel zijn hart naar Frankrijk terug ver langde, gelijke verplichtingen be letten hem, de familie de Bram naar Europa te volgen. Daarom had hij op dit .oogenhlik van scheiding ge zwegen, gezwegen ook toen hij, te midden zijner pogingen om zich van Indië los te maken zonder ver zaking .zijner plichten, het bericht ontving van Madeleine's huwelijk met den markies de Cypières. En wanneer nu Madeleine's vrAug- de zoo groot zou zijn, als ze hem terugzag, moest hij daaruit den niet besluiten, dat zij hem nog steeds lief had Het was of de hemd voor Ri chard de Clavières openging, en een oogenhlik dacht hij niet aan den ongelukkigen toestand, waarin de markiezin zich bevond, maar stond alleen dat eene hem voor den geest: „Zij heeft mij nog- lief!" Zoo was. het Maar Madeleine had zich inder daad toch tegenover den markies de Cypières niets te verwijten Toen ze dezen de hand voor het leven reikte, had ze hem gezegd, duidelijk en nadrukkelijk gezegd, dat ze hem achting en vriendschap, geen liefde te schenken had, en haar plich ten tegenover haar echtgenoot had ze vervult met een toewijding zon der voorbeeld Maar zouden haar vijanden dat gel00ven Zouden haar beschuldi gers hier niet de reden vinden, waar om ze den markies vergiftigd kon j hebben En zie daar, waarom het zoo gevaarlijk kon Worden als Ri chard de Clavières de arme gevan gene beizocht De Indiër deed bovenmenschelijke pogingen om het geluk te verber gen, dat hem doorstroomde maar Charles had gezien, hoe noodzake lijk de voorzichtigheidsmaatxegel was „Denk ge dan, dat ik haar schrij ven kan", vroeg Richard aan den priester „Zeker," was het antwoord, „en ik zelf zal haai- uw brief ter hand stellen." „Hier is papier en inkt," sprak Raimond, „laten we ons haasten om Madeleine ten minste deze vreug de niet langer te onthouden dan noodig is." De graaf nam' de pen en schreef op zijn visitekaartje, dat van een rouwrand voorzien was, de volgende woorden „Richard de Clavières is in Frank rijk en te St, Justin om de mar kiezin de Cypières, aan wie hij de verzekering van zijn voortdurend© toewijding zendt, te helpen redden Hij! reikje Charles den brief over „Is het zoo goed, waarde neef," vroeg hij op .©enigszins onvasten toon „[Wat ge aan Madeleine wilt schrijven, behoef ik niet te beoor- deelen, Richard," sprak de priester, „ik vertrouw- u Madeleine's belangen ten volle toe" En zonder de weinige regels op het kaartje te lezen, stak hij! het in zijn portefeuille. „Gaat gij' haar vandaag nog Be zoeken," vroeg Richard. J „Mag ik komen vernemen wat z* van dit bericht gezegd heeft?" „Zeker, kom dan van avond om acht uur, als ge wilt." „Om acht uur," herhaalde Ri chard. „Maar zou ik dan daarnai advocaat Aubry. nog kunnen gaan bezoeken „Zoo laat ge maar wilt. De heer Aubry zal u in ieder gieval ontvan gen." „Ik zou hem een plan willen voor leggen. Keurt hij bet goed, dan ga; ik nog dezen avond op reis." „Maar ge zult toch zeker bdj de openbare behandeling tegenwoordig zijn," "vroeg Raimond. „Ik zal alles doen, wat in mijn' vermogen is om er te zijn," wa» het eenigszins .raadselachtige ant woord. Madeleine zat in droevig gepeins verzonken, toen Charles de Sintély haar cel binnentrad. Zij sprong pp „Brengt ge inij nieuws van mijn kind," vroeg .ze bijna ademloos. Met een droeven glimlach wendde Charles een oogenhlik het hoofd af. Raimond, die achter zijn broeder aan kwam, haastte zich te zeggen': „De kleine wordt nog strenger be waakt dan gij, zooda,t wij u onmoge lijk bericht van haar kunnen bren gen." (Wordt vervolgd.) NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ™,f.E?5„!LAD-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 11