3
'neder en Martelares
0
1
Hoe het Esperanto
ontstond.
es
K
De Nobelprijzen.
Gemengde Buitenlandsche berichten
m
ÏNGEZONDEN.
*1,
Böf. J
R»
'p
d>«
'tr
FEUILLETON.
nieuwe haarle/asche courant Twij°
IV/ "»Oste verjaardag van dok-
JlL ^"uliof, de uitvinder van het
Iff** meenden wij1 hem geen
V?* genoegen te kunnen doen,
lezeressen en lezers der „N.
in kennis te stellen met on-
d schrijven, waarin hij uit-
w'hehandeLd» hoe de taal Espe-
gevonden is, en waaraan zij
,°ntstaan te danken heeft
denkbeeld aan welks verwe-
^«ang mjjn geheele leven
v> het is haast te gek, om het
^jggen, in mijn vroegste kinds-
i^, me op en hleef mij sedert zoo
ty '1 dat het geen oogenblik uit
gedachten was. Vandaar mijn
K volliaxding in een richting
h« K ;lH>velnn strijdensmoe zijn blij-
V ^^ken,. Ik werd te Rjelostok,
-Vienient Grodno (Rusland) ge-
[Z' a,l gnf de richting aan mijn
''r leven. De bevolking aldaar
i toch uit vier onderscheiden
►j^gten. Russen, Polen, Duit
je rs en Joden- 1'hV van hen spreekt
4' Kj afzonderlijke taal en staat op
011611 voe^ m!ed de andere. Zoo
P ffi'- t*ajl moest daar wel 't ont-
dijk gemoed het noodlottige
t'31 van veeltalligheid, waar elke
^l| t memschdom in kampen ver-
■1 y'''1 voedde mij oip als idealist,
weer doet voelen dat er geen
Ij "©en bestaan, maai" Russen, Pó-
t^,,Ouitschers, Joden, enz:. Dit
tjde steeds mijn kinderziel, al
temmen lachen om zoo'n wereld-
I bij een kind. Daar ik in miin
II ''"lid. heilig overtuigd was dat
I vt?cd'0 menschen alles kunnen,
V; ik mij voor dit kwaad weg
ujill (.'"Hen als ik groot zou zijn
ndfi\ ij 1 leerde 't harde leven mij voor
(f, n3a wel, dat alles niet zoo vlot
1als 't een kind toeschijnt, en
ag ik vele luchtkasteelen ver-
de droom, van één taal
allen bleef mij onveranderd bij
en wanneer weet ik niet meer,
vroeg ad was ik mij bewust dat
ril voor allen slechts een neu-
kan zijn, behoorende aan geene
thans lovende volkeren Teen ik
overtuigt, dat dit de voor
zoo niet de eenige oorzaak
dat alle menschen broe
it 2iiri terwijl het leven altijd en
k -X* Trvwvn /I /vrwl ot» rï O f OT» ÏYOOU
D#
«B,
Itel'
>V«?
iigj
dij*
,1»*
et*
ie\
b'J
3&'
lans levende volkeren Teen ik
Wo H. 0. 8. op 't gymnasium
arsehou kwam, lokten een poos-
/youde talen mij- aan en stelde
yü voor eenmaal de wereld door
jakken om met vurige taal het
i giensdbdom warm te maken voor
i televen van een dezer ideomen
225" onderling gebruik. Doch ook
dankbeeld was van voorbijgaam-
1^ rird en vaag begon de gedachte
v oen nieuwe, kunstmatige taal
|y mij te schemeren.
A1" nieuwe gezichtspunt bracht
vh>t herhaalde proefnemingen in
richting Ik dacht kunstmatige
y?t rijke verbuigingen en ver-
^rigen uit. Maar een mensche-
3? faal met hare, zoo- 't mij scheien,
yHooze massa spraakkunstig©
k^rin en honderdduizenden woor-
k m schrikwekkende woordenboe-
t' scheen mij zoo'n gekunsteld log
Tl v^steb dat mij vaak de moed ont-
jj^as een onbegonnen werk
^°eh,...|.. ik bleef peinzen
ü^tsch en Fransch leerde ik in
Prilste jeugd, wanneer men nog
a Vergelijken en gevolgtrekkingen
lm kan, maar toen ik in de vijf-
i^las van 't gymnasium aan 't
yTsch begon, viel de eenvoud
w taal mij op, vooral daar ik
.Qpeens na de Latijnsche en
ilJ spraakkunst er op aan
P "St vallen. Toen merkte ik dat
jhikdom aan spraakkunstige vor-
maar een blind historisch toe-
te en geen noodzakelijkheid voor
faal. Onder dezen invloed be-
ik in de taal te studeeren en
'tenoodig© vormen over boord 'te
>n. en merkte ik, dat de spraak
kunst steeds ^neer onder mijne han
den wegsmolt en ik weldra tot een
uiterst beknopte kwam, die, zonder
nadeel voor de taal, niet meer dan
enkele bladzijden bedroeg. Toen be
gon ik meer ernstig mijn droombeeld
na te jagen. Doch de dikke woor
denboeken zaten mij nog altijd in
de maag. Op een keer, in de zesde
of zevende klas van 't gymnasium,
viel mijn oog op 't opschrift: „Svej-
carskaja", dat ik al vaak zag, en
daarna op 'het uithangbord „KoncLi-
torskaja". Dit „skaja" viel mij op
en toonde mij', dat voor- en achter
voegsels in staat stellen van een
woord tal van andere te maken, die
men dan niet alle afzonderlijk be
hoeft te leeren. Dit denkbeeld nam
me geheel in beslag en gaf mij vas
ten grond onder de voeten. Op de
reuzen-woordenboeken viel een licht
straal en ze begonnen voor mijn
ocgen snel in te krimpen. Het vraag
stuk is opgelost, dacht ik, en be
gon druk met voor- en achtervoeg
sels te werken. 'Ik begreep hoe ge
wichtig .voor een logisch te vormen
taal het volle gebruik van dit hulp
middel zou zijn, dat in natuurlijke
talen slechts gedeeltelijk, blinde
lings, ongeregeld en onvolledig
werkt Ik begon woorden te ver
gelijken, onder hen vaste, bepaalde
betrekkingen te zoeken, en dagelijks
wierp ik uit het woordenboek een
nieuwe reeks woorden, alle vervan
gen door een betrekkingswoordje.
Het bleek mij, dat een massa, zuivere
wortelwoorden, b.v. moeder, smal,
mes, gemakkelijk tot afgeleide woor
den vaderin, onbreed, snijwerktuig
gemaakt kunnen worden en uit de
lijst van stamwoorden verdwijnen.
De bouw der taal werd voor mij
een opengeslagen boek en ik begon
geregeld met liefde en moed te wer
ken.
Weldra was de geheele spraakkunst
in een woordenboek geschreven. Eer
tijds, toen ik al het overtollige uit
de spraakkunst aan het opruimen was,
had ik denzelfden weg van bezuini
ging ook voor de woorden ingeslagen.
Overtuigd dat 't volkomen hetzelfde
denkbeeld weergeeft, had ik maar
woorden bedacht, liefst zoo kort mo
gelijk om geen nutteloos aantal letters
te hebben. Ik dacht dat in plaats van
't lange woord „maatschappij" men
evengoed hiervoor kon nemen „da".
Zoo had ik rijen opgeschreven, a, ab,
ac, ad, af, enz. Maar dat liet ik di
rect weer varen, want 't bleek mij
dat deze woorden niet te onthouden
zijn. Reeds toen zag ik in, dat de
woordenschat Romaansch Germaan,sch
wezen, slechts gewijzigd naar de ei-
sehen der taal. Eenmaal zoover, merk
te ik dra, dat de bestaande talen al
een massa internationale woorden kant
en klaar hebben, aan alle cultuurvol
ken bekend en voor mij dus gesneden
koek.
In het jaar 1878 was de taal reeds
min of meer klaar, hoewel er tusschen
de toenmalige „Lingwe Universala" en
„Esperanto" van nu nog een groot ver
schil bestond. In de achtste klas van
't gymnasium kwam ik er bij mijn
makkers mee voor den dag. Het mee-
rendeel hunner, verlokt door het denk
beeld en den ongewonen eenvoud dei-
taal, begon ze aan te leeren. Op 5
December 1878, vierden wij' samen
plechtig de inzegening der nieuwe taal.
Toespraken in "t Esperanto volgden en
met geestdrift weerklonk ons bondslied.
Op. tafel, behalve spraakkunst en woor
denboek, enkele vertalingen in de nieu
we taal.
Zoo eindigde het eerste tijdperk. Ik
was toen nog te jong om openlijk met
mijn werk voor den dag te komen en
besloot nog enkele jaren te wachten en
zoolang ze zorgvuldig te beproeven en
in de practijk door te werken. Na een
half jaar verliet ik het gymnasium bij
het einde van den cursus. De toekom
stige apostelen van de taal beproefden
wel ruchtbaarheid aan de zaak te ge
ven, doch bij de spotternij der vol
wassen personen verloochenden ze al
len de nieuwe taal en ik stond weer
alleen. Slechts spot en verguizing voor
ziende, besloot ik voor ieder te zwij
gen en hield dit de 5V2 jaar van mijh
studententijd getrouw vol. Wat dit mij
echter moeite kostte! Altijd mijn
plannen en gedachten te moeten ver
bergen, maakte dat ik nergens kwam
en aan niets deelnam, en de schoon
ste levensjaren gingen voor mij treurig
voorbij. Soms trachtte ik mij in gezel
schap afleiding te verschaffen, maar
mij vreemdeling voelend, zuchtte ik
en ylood weg om' mijn hart uit te
storten in eenig gedicht in mijh dier
bare taal. Zes jaar werkte ik nog aan
't volmaken en beproeven; en 't gaf
werk genoeg, al meende ik in 1878, dat
ze needs kant en klaar was.
Uitgebreide proeven met vertalingen
en oorspronkelijke stukken deden mij
merken, dat wat in de theorie moöi
was, daarom nog niet praktisch deugde.
Veel moest ik nog besnoeien, vervan
gen, verbeteren, of zelfs grondig vervor
men. Woorden en vormen, stellingen
en eischen kwelden en hinderden, ter
wijl zij theoretisch, afzonderlijk en in
korte proeven volkomen schenen te
kloppen. Enkele vormen, die mij taal
rijkdom schenen, bleken nu in de toe
passing nutteloos ballast, zooals sommi
ge mijner vervoegsels.
In 1878 meende ik, dat 't voor een,
taal voldoende was een spraakkunst
en een woordenboek te hebben; die
stroefheid en stugheid der taal schreef
ik slechts toe aan mijne onvoldoende
oefening; de practijk overtuigde mij
steeds meer dat een taal nog een on
tastbaar iets moet hebben, een bindend
element, dat haar leven en een be
paalden geest geeft.
Ik begon daarom letterlijke vertalin
gen te vermijden en trachtte recht
streeks in de neutrale taal te denken.
Weldra merkte ik dat ze onder mijne
handen ophield een koude massa te
zijn; zoo ontpopte ze zich tot eigen
leven en scherp geprononceerde fysio
nomie verder onafhankelijk van eeni-
gen invloed. De woorden vloeiden
reeds van zelf, buigzaam, bevallig en
vrij, als bij een levende nationale taal
Nog een omstandigheid deed mijnopen-
lijk optreden uitstellen, daar nog iets
onopgelost bleek, dat voor een neutra
le taal van groot gewicht is. Ik wist,
dat ieder zou zeggen: uw taal zal mij*
slechts dan van nut zijn, als de geheele
wereld ze aanneemt; daarom' zal ik;
zoolang wel een afwachtende houding
aannemen. Maar wijl de wereld nie(
mogelijk is zonder voorafgaande enke
lingen, kon de neutrale taal ook geen,
toekomst hebben voor en aleer ze voor
zoo'n apart persoon direct nuttig zou,
zijn, algemeen aangenomen of niet.
Dit vraagstuk hield mij lang bezig..
Ten slotte bracht het z.g. geheimschrift,
dat zonder voorafgaande invoering elk,
geadresseerde in staat stelt hat ge
schrevene te begrijpen, als hij slechts
den sleutel ervan krijgt, mij er toe,
ook de taal in den vorm van zoo'n
sleutel te gieten, die, zoowel de lijst
der stamwoorden als de spraakkunst
als een in één oogopslag te overzien ge
heel bevattend oningewijd geadresseer
de, van welke natie ook, 't direct begrij
pen van een brief zou waarborgen.
Na 't afloopen der Hoogeschool, ving
mijn medische praktijk aan en ik dacht,
met mijn werk voor den dag te komen,
Voor 't handschrift van mijn eerste bro-,
chure onderteek end „Dro, Esperanto"
een uitgever zoekend, stond ik weer
voor de harde werkelijkheid des le
vens: de geldkwestie, waarmee ik la
ter nog zoo ved to doen zou krijgen.
Twee jaar bleef mijn moeite vruch
teloos, en toen ik eindelijk zoo geluk
kig was, hield hij een half jaar mijn
geschrift onder zich om 't daarna
terug te sturen. Eindelijk, na veel
moeite, slaagde ik er in zelf de bro
chure uit te geven, in Juli 1887, Dat,
was voor mij een heole stapt ik voel
de dat ik voor een Rubicon stond, en
na het kritieke punt van 't uitkomen
mijner bochurre niet weer terug zou
kunnen. En het lot van dein dokter,
dat zoozeer van de publieke opinie af
hangt, was mij maar al te zeer bewust,
als dat publiek in hem een droomei-
ziet vol hersenschimmen, die zich tnet
zaken buiten zijn vak afgeeft; ik voel
de dat ik de heele rust en 't toekom'-
stig bestaan van mij en mijn gezin op
een kaart zette. Maar ik kon 't denk
beeld niet loslaten, dat zich geheel van
mij meester had gemaakt, en.trok
den Rubicon over. De teerling was ge
worpen!
ESPERANTANO.
De jiamen der dit jaar met een
Nobel-prijs onderscheiden geleerden
en kunsten aars hebben we Zaterdag
reeds medegedeeld De prijs be
draagt dit jaar niet, gelijk abui-
sievelijk werd gemeld 93,360 francs,
doch 193,300 francs
Eenige bizonderheden oyer de
de prijswinners moge hier' welkom
zijn
Marconi en de Straatsburgsche
hocg'leeraar Eerd Rraun hebben den
prijs voor natuurkunde te deelejn
Beiden maakten zich verdienstelijk
op hetzelfde gebied, dat der draad-
loc'ze telegrafie De uitvinder der
telegrafie zonder draadgeleiding,
waarvoor men hem vaak houdt, is
Marconi niet Zijn verdienste ligt in
de organisatie voor de practijk van
wat anderen door hun wetenschappe
lijk onderzoek vonden.
In 1874 te Grissone bij BblogUa
geboren, is Miaxconi .wel een der
jongste met- een Nobelprijs onder
scheidene.
Braun, die in 1850 te Pulda het
levenslicht zag, maakte eveneens de
eleetriciteit tot het hoofdonderwerp
van zijn studie. Voor do practijk der
draadlooze telegrafie van het groot
ste belang was zijn vinding om aan
de Herzische golven, waarvan zich
die telegrafie bedient, eene bepaalde
richting te geven
Brof iWilhelm Ostwald is een Rus
van geboorte T© Riga in 1853 ge
boren, studeerde hij te Dor pat en
werd later docent te Riga. In 1887
tot hcogjeeraar te Leipzig benoemd,
stichtte hij: er het eerste instituut tot
beoefening' van scheikunde en na
tuurkunde als één. wetenschap Hij
schreef vele werken, o. a. eenige die
den leek nader zoeken te brengen tot
de natuurkundige wetenschappen
Zijn ionen-leer heeft een tijdlang ge-
za-g! gehad, doch vindt allengs min
der aanhangers
Pïof. Theod. Konier, de winner
van den medischen prijs, heeft zich
als chirurg een wereldberoemden
naam verworven. Hij is thans hoog
leeraar in zijn geboortestad (geb
1841) Bern. Inzonderheid zijn on
derzoekingen over de ziekten van de
schildklier vestigden zijn reputatie
Daarnevens heeft hij over allerlei
onderwerpen geschreven gewrichts
ontsteking, geslachtsziekten, hersen
schudding, de uitwerking van moder
ne geweerkogels Een buitengewone
vaardigheid toonde hij' als chirurg
Selma Lagerlöf ten slottei, heeft
den literatuurprijs gekregen, Het
zal haar Zweedsehe landgenooten ge
noegen deen Reeds verleden jaar had
men verwacht dat haar de prijs ten
deel, vallen zou, doch een Duitscher
ging er mee schoot
Selma, die ook in ons land zeer
vermaard werd door haar fantast!
schen roman Gusta Berling, werd 20
November 1856 geboren.. Zij is dus
thans 51 jaar oud Ziij' was 33 jaar
toen Gusta. Berling verscheen In
haar land schat men haar zeer hoog'
iWii laten hier nog een lijstje vol
gen van vroegere Nobelprijzen, se
dert de stichting van het legaat.
Duitschers kregen 10 prijzeniWil
helm Conrad Röntgen en Phillip Le-
nard een voor Physica, Emil Fis-
seher, Adolph von Bayer en Eduard
Buchner een voor Chemie, Emil
Adolph von Behring, Robert Koch
en prof. Paul Ehrlich een voor Miei-
dische wetenschap en Theodor
Mommsen en Rudolf Eiucken een let
terkundig© prijs
Naar Frankrijk gingen 9 prijzen:
Physica: Henry Antoin© Beoquerei,
Pierre en Marie SModowska Curie
en Lippmann Chemie; Henri M«is-
san; Medicijnen: Charles Louis Al-
phonse Laveran en Elias Metschui-
koff en Literatuur: Rene Francois
A rm and Sully Priidhomme en Frédé-
ric Mistral.
Engelachen ontvingen 6 prijzetn:
Physica: John Raylaigh en Joseph
John Thomson, Chemie: Sir Wil
liam Ramsay en Rutherford; Me
dicijnen Ronald Ross en Literatuur:
Rudyard Kipling.
Drie Nederlanders werden be
kroond: Physica: Hendrik Anton
Lorentz en Pieter Zeeman, Chemie:
Jacobus Henrieus van 't Hof.
Verder twee Spanjaarden en twee
Italianen: Medicijnen: Santiago Ra
mon y Oajal en Camillo Golgi, Li
teratuur: Jose Echegiaray. en Gio-
sue Garduccti..
Een prijs ging naar AmerikaAl-
bert Abraham Michelson (Physica),
RuslandIvan Petrovic Pawlew
(Medicijnen), Denemarken: Niels
Ryberg Finsen (Medicijnen), Noor
wegen Bjömstjeme Bjömson (Lite
ratuur), Polen: Henryk Sienkiwicz
(Literatuur).
Het Nocrsch© Storthing heeft den
Zweedschen Vredesprijs driemaal
naar Zwitserland gezonden: Henri
Dunant, Elio Ducommun en Albert
Gobat, tweemaal naar FranrijkFré-
déric Passy en Louis Renault, een
maal naar Engeland, Oostenrijk,
Amerika, Italië ©n België. Sir Wlü-
liam Randal Oremer, Barones Ber
tha von Suttner, Theodore Roose
velt, Ernesto Teodore Moneta en het
Institut du droit international to
Gent, en behield den prijs verleden
jaar voor SkandinaviëE. P. Ar-
noldson en Fred. Bajer.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansp ^elijk.
Van ingezonden stuik geplaatst oj
niet geplaatst, wordt de c\py oen inzen
der niet teruggegeven.
Mijnheer de Hoofdredacteur, weest
zooi goed om onderstaand stukje in
uw veel gelezen dagblad te plaatsen,
Bij voorbaat mijn dank.
Zooals ieder Haarlemmer weet is
aan ons hoofdpostkantoor in de Zijl
straat, ook het telegraafkantoor ver
bonden. Volgens mijne meening, is
dit weer eene van de vele ongerie
felijke dingen, die men in onzen
stad wel meer aantreft. In de mees
te steden van ons land van ongeveer
hetzelfde kaliber als Haarlem en
soms nog veel minder, vinden we
de Post van de Telegraaf gescheiden
althans zoo dat ieder een apart lo
kaal en ingang betrekt!
Men weet ook dat het kantoor des
morgens om half acht geopend is,
en de posterij-beweging des avonds
om half tien geheel afgeloopen is;
terwijl de telegraaf nog tot elf uur
voor het publiek disponibel is.
Hieruit blijkt nu, dat dus de zaal
van ons hoofdkantoor nog anderhalf
uur daarna nog toegang verleent,
enkel en alleenomdat het publiek
nog kan telegrapheeren. Nu komt
mijn vraag hierop neer: Waar
om men nu deze twee nuttige kan
toren niet beter ingericht heeft,
waarom nu dié zaai den geheelen
avond opengesteld is. als de post toch
gesloten is?
Men kan daar niets anders op
antwoorden, dat dit enkel en alleen
maar nuttig is voor er een gezellig
zitje van t© maken voor de straat
slijpers. Een kostelijk idee voor die
lui, omdaar nog een uurtje heerlijk
warm en onderdak te zitten, vooral
in de winteravonden. Niet, dat ik
persoonlijk die menschen het niet
gun, maar ik vtind het onbetamelijk,
dat ze er den boel zoo vervuilen
en allerlei banaliteiten uithalen
Wanneer de zaalwachter des avonds
vertrokken is, beginnen die gezellige
bijeenkomsten al, welke dan duren
tot het sluitingsuur voor da tele
graaf en de kerels op straat gezet
worden
De beambten van het telegraaf-
kantocr gunnen zich ook blijkbaar
geen moeite er een oogje op te hou
den, misschien hebben ze het te druk,
misschien trekken ze zich er niets
van aan, daar het hun eigenlijk ook
niet aangaat Komt men nu den
volgenden morgen, dan kan men ge
regeld de verwoestingen zien: pen
houders gestolen, gaslicht onbruik
baar gemaakt, vloei en koperen lijs
ten meegenomen, sigarenasch in de
inktkokers, enz enz. Deze opgesom
de feiten komen niet zelden voor,
maar geregeld!
Of men nu recht heeft, die men
sehen buiten de deur te zetten weet
ik niet: wel weet ik, dat de politie
er over aangesproken is, maar zich!
er zooals altijd niet druk om maakt
Zou er nu niets anders op te vin
den zijn en ook als elders het post-
kantcwr te sluiten op sluitingsuur
en niet vrijwillig beschikbaar tei
stellen voor zulke vernielzuchtige
individuën? Volgens mijn meen in g]
is de eenigste natuurlijke oplossing,
de telegraaf en telephoon van de
Post te scheiden Op zoo'n manier,
zou het ook hier piet meer voor
vallen dat de zaal,van een hoofd
postkantoor gebruikt wordt des.
avonds als een rendez-vous yan
Haarlems uitvaagsel!
CC K
Historie van een verstrooid hoer.
Ik keu een zeer verstrooid heer
aldus vinden, we in een Fransch blad
door een, medewerker verhaald en
die mijnheer is jager en woont in den
omtrek van Parijs. Verleden jaar nu,
tengevolge van een zijner bedenkelijke
verstrooidheden, verloor hij zijn abon
nementskaart van het spoorWat
deed hij Hij begaf zich naar het
administratiebureau der betrokken
maatschappij en legde er zijn verklarin
gen af. Nadat men daar zich had ver
gewist, dat hij z'n abonnement goed en
wel had betaald, maakte men niet het
minste bezwaar, om hem een, nieuwe
kaart af te geven. En onze verstrooi
de man zweeg, in z'n binnenste wen-
schend, dat zijn nieuwe verstrooidhe
den hem nooit meer het verdriet moes
ten veroorzaken., dat met deze het ge
val was geweest.
Dit jaar nu verloor hij niet ander
maal zijn abonnementskaart van het
spoor, maar zijn jachtakte.
„Drommels," dacht hij, „de Staat kan
niet minder beleefd zijn en niet mixt
der snel handelen, dan een particu
liere maatschappij. En zich naar de
prefectuur van politie begevende, gaf hqi
kennis van het gebeurde, en vroeg een
duplicaat.
„Een duplicaat?'' vroeg hem da amb
tenaar. „Men geeft geen duplicaten."
„Geeft men geen, duplicaten?IIo«
moet ik het dan aanleggen, oxrt te jan
gen?""
„TJ moet daarvoor een andere akt«
nemen."
„Maar ik heb af voor een betaald."-
„Ja, maar die hebt u verloren."
„Nu ja, ik heb ze verlorenMaa*
wat heb ik verloren?,... Een stuk pa
pier Ik kan echter niet het recht
hebben verloren, dat mijn storten vax»
28 frank mij heeft gegeven om te jage*
gedurende den ganschen tijd, waari*
de jacht open zal wezen."
„Pardon, u hebt dat recht wèf ver
loren."
„Neen, maar!»,
„Zóó is het reglementtHebt u
dan nooit gelezen wat op de keerzijde
van uw akte staat?'"
„Neen!"
„Welnu lees dan hier: „De jager,
die zijn akte verloren heeft, mag zich
niet meer aan het jachtvermaak over
geven dan. na een tweede akte verkre
gen endenprijs ervan voldaan
te h ebb en.'"
Onze verstrooide vriend stond ver
bluft..., Wat moest hij beginnen?.».
Wat anders dan opnieuw 28 frank af
dragen? Doch heengaande vergeleek hij
dit geval met dat van de spoorweg
maatschappij en ging heen, brommen-»
de, dat men in Frankrijk niet aan de*
Staat het voorbeeld vare eerlijkheid!
moest vragen.
En voegen we hieraan toe dat
was in zijn wrevelige stemming te be
grijpen, maar voor do beschuldiging vaa
oneerlijkheid bestond wel geen reden,
wijl op de keerzijde van de akte be
hoorlijk het verlies van het recht in
efl*
JU'
jet'
si*
iet'
oif
e*'
>^rij wotan niets van baai- af-
1^" sprak Charles. Op zekeren
t ueeft <31 ara d© Mondrago.n haar
^aar kamenier meegebracht, zon-
^dat bemand behalve z!ij' wist
L) rij' haar jgevonden had. En
s dien tijd is zij als de schaduw
Aioomtess© gieiweest."
•jf haar kwade geest," fluisterde
r*ond, die zijn vooroordeel tegen
^ajueinier maar niet overwinnen
'h zal ontdekken waai' zij van-
y komt," sprak Richard de Cfla-
op vasten toon, „en vooral
A te weten komen, welke ge-
Jdinnige band haar aan haar
j teres verbindt."
yd was laa.t geworden-
"©zoeker stond op om afscheid
'then, maar opeens vroeg hij
y1, ik Madeleine kunnen bezoe-
V^arom niet," riep Raimond on-
A'g uit. „Made'eine beeft u im-
°P Oeylon gekend, en zij zal
L Jtelukkig1 aohten een nieuwen
kttigen -verdediger gevonden te
„(Wat denkt gij er van," vroeg
Richard aan den priester.
„Ik acht het ongeraden en gevaar
lijk", antwoordde Charles langzaam
„Madeleine weet niet dat haar kind
dood is, en bovendien is ze al sinds
eenige dagen ten prooi aa.n een bui
tengewonen angst, nu ze ook Jean-
nette maar niet ziet verschijnen
Als gij, waarde neef, haar nu komt
bezoeken, zal dit haar, zooals Rlai-
mond zegt, zeker een groote vreug
de veroorzaken, maar...
De priester zocht blijkbaar naar
rijn woorden, en de Indiër stond als
op heete kolen.
Wat wilde Charles met dit alles
zeggen
„Welnu." riep Raimond uit, „als
ge denkt dat het bezoek van Richard
de Clavières Madeleine zeer ver
heugen aal, waarom raadt ge hem
dan niet aan om te gaan?"
Charles aarzelde opnieuw;
Eindelijk sprak hij„Madeleine's
vreugde kon misschien zóó groot
rijn, dat zij er de voorzichtigheid
door vergat, die in de tegenwoordig©
omstandigheden meer dan ooit ge
boden is. Zij- zou zich ©en of ander
onvoorzichtig woord kunnen laten
ontsnappen, dat haar vijanden of de
rechtbank niet zouden nalaten tegen
haar te gebruiken
„Een onvoorzichtig woord," lier-
haalde Raimond, „hoe zou dat kun
nen Madeleine heeft zich immers
nocit- iets te verwijten gehad!
En hoe kan het bezoek van een
vriend haars vaders ooit aanleiding
geven tot wcorden, die tegen de mar
kiezin zouden kunnen getuigen?"
De jonge geneesheer begreep er
niets van, maar de Indiër had
den priester verstaan. Hij had Ma.
deleine uit Jndië zien vertrekkea
zonder haar te durven vragen lraar
vader alleen naar Frankrijk te laten
terugkeeneu. Aan Madeleine's groot
vader had hij1 het leven te danken;
zou hij nu den vader zijn dochter
ontnemen Die gedachte had hem
doen zwijgen, maar Madeleine's beeld
was in zijn hart blijven leven.
Maar op het laatste oogenblik,
toen de kleindochter van zijh wel
doener gereed stond met haar vader
het .d©k te betreden van de boot,
die hen naar Frankrijk teriftr zou
voeren, toen had hij' in de. oogen
van haar, die hij meer liefhad dan
al zijn rijkdommen, gelezen welk
een smart ook haar de scheiding
kostte.
Mocht Richard de Olavières Made
leine niet in Indië trachten terug
te houden, nu haar vader met heel
zijn hart naar Frankrijk terug: ver
langde, gelijke verplichtingen be
letten hem, de familie de Bram naar
Europa te volgen. Daarom had hij
op dit oogenblik van scheiding ge
zwegen, gezwegen ook toen hij,
te midden zijner pogingen om rich
van Indië los te maken zonder ver
zaking' .zijner plichten, het bericht
ontving van Madeleine's huwelijk
met den markies de Cypières.
En wanneer nu Madeleine's vreug-
jde zoa groot zou zijn, als z© hem
terugzag, moest hij daaruit den niet
besluiten, dat zij hem nog steeds lief
had Het was of de hemel voor Ri
chard de Olavières openging, en een
oogenblik dacht hij niet aan den
ongelukkigen toestand, waarin de
markiezin zich bevond, maar stond
alleen dat eene hem voor den geest;
„Zij heeft mij nog lief!"
Zoo was het
Maar Madeleine had zich inder
daad toch tegenover den markies de
Cypières niets te verwijten Toen
ze dezen de hand voor het leven
reikte, had ze hem gezegd, duidelijk
en nadrukkelijk gezegd, dat ze hem
achting' en vriendschap, geen
liefde te schenken had, en haar plich
ten tegenover haar echtgenoot had
ze vervult met een toewijding zon
der' voorbeeld
Maar zouden haar vijanden dat
gelooven Zouden haar beschuldi
gers hier niet de reden vinden, waar
om ze den. markies vergiftigd kon
hebben En zie daar, waarom het
zoo gevaarlijk kon worden ais Ri
chard de C'lavières de arme gevan
gene bezocht
De Indiër deed bovenmenschelijke
pogingen om het geluk te ver-ber
gen, dat hem doorstroomde maar
Charles had gezien, hoe noodzake
lijk de v oorzi ehtigheidsm aatregel
was
„Denk ge dan, dat ik haar schrij
ven kan", vroeg Richard aan den
priester
„Zeker," was het antwoord, „en
ik zelf zal haar uw! brief ter hand
stellen."
„Hier is papier en inkt," sprak
Raimond, „laten w© ons haasten
om Madeleine ten minste deze vreug
de niet langer te onthouden dan
noodig is."
De graaf nam de pen en schreef
op zijn visitekaartje> dat van een
rouwrand voorzien was, d© volgende
woorden
„Richard de Olavières is in Frank
rijk en te St, Justin om de mar
kiezin de Cypières, aan wie hij de
verzekering van zijn voortdurende
toewijding zendt, te helpen redden
Hij! reikje Charles den brief over
„Is het zoo goed, waarde neef,"
vroeg hij op ©enigszins onvasten
toon
„iWat ge aan Madeleine wilt
schrijven, behoef ik niet te beoor-
deelen, Richard," sprak de priester,
„ik vertrouw- u Madeleine's belangen
ten volle tc©
En zonder de weinige rogels op
het kaartje te lozen, stak hij' het
in zijn portefeuille.
„Gaat gij1 .haar vandaag nog: be
zoeken," vroeg Richard.
„Ja, straks."
„Mag ik komen vernemen wat zü
van dit bericht gezegd heeft?"
„Zeker, kom dan van avond om
acht uur, als ge wilt."
„Om acht uur," herhaalde Ri
chard. „Maar zou ik dan daarna
advocaat Auhry. nog kunnen gaan
bezoeken
„Zoo laat ge maar wilt. De hoer
Auhry zal u in ieder geval ontvan
gen."
„Ik zóu hem een plan Willen voor
leggen. Keurt hij het goed, dan ga'
ik nog dezen avond op reis."
„Maar ge zult toch zeker bij de
openbare behandeling tegenwoordig
zijn." vroeg Raimond.
„Ik zal alles doen, wat in mijn
vermogen is om er to zijn," was
het eenigszins raadselachtig© ant
woord.
Madeleine zat in droevig gepeins
verzonken, toen Charles de Sintéiy
haar cel binnen! rad.
Zij sprong op
„Brengt ge mij nieuws van mijn
kind," vroeg .ze bijna ademloos.
Met een droeven glimlach wendde
Charles oen oogenblik het hoofd af.
Raimond, die achter zijn broeder
aan kwam, haastte zich to zeggen
„Do kleine wordt nog strenger be
waakt dan gij, zoodat wij u onmoge
lijk: bericht van haar kunnen brein
gen,"
Wordt vervolgd