De Luxe Broodbakkerij
Smakelijk Brood
Solied Schoenwerk is
No. 19. 8
ANEGANG. 8
A. VON DER MOHLEN Gr. Markt 25 -"SaSi41;
EEN KERSTLIED.
Mengelwerk.
EEN TOEVAL.
van uitsluitend prima kwaliteit
Aanvragen voor inzendingen enz. ta
"khten. aan den Secr. J. v. d. Veldt.
Namens het Bestuur,
W. J. Jansen, le Secr.
Afdeeling UITGEEST.
Meren Zondag na de Hoogmis tot
1 uur gelegenheid tot het halen
ruilen, van boeken.
Namens het Bestuur,
P. Twaaühoven, le Secr.
Afdeeling HEEMSTEDE.
R.-K. Vereenigingsgebouw.
Spaarkas „St Antonius", öffiin-
^Trovisie).
t Ter kennis van de leden wordt ge-
ïP^ht, dat eiken Zaterdagavond van
*-10 uur, de contributie van boven-
hielde Spaarkas zal in ontvangst
^Uonien worden door CL J. Priins,
Pj^oierge van het Vereenigingsg©-
Mtw. En van 810 uur door H. Gi
Hout, winkelier en boek- en mu-
"f^kh andelaar, iWalhelmina,plein, te
jftihen huize. Des Zondag na do
"oogmis blijft ook de gelegenheid
Opengesteld in het gebouw de contri-
"ttie te betalen.
Namens het Bestuur.
A. v. G lab beek, 2de Secr.
Afdeeling LISSE.
Bondsgiebcuw1Bondstraat H 47.
Dinsdag-avond repetitie Zang.
Namens het Bestuur,
A. H Schram a, Secr
,,St. Isidorus".
Woensdag 29 Dec., 's avonds G uur
huishoudelijke en tevens jaarvergade-
r'ng der Bloemistknechtsvereemiging.
Punten, van behandeling zijn: Ope-
fcing. Notulen, jaarverslag secretaris.
Jaarverslag penningmeester. Behande-
'uig Beschrijvingsbrief. Verkiezing van
der bestuursleden, als zijnde leVoorz..
2c Secr. en 2 Commissarissen. Candi
da tenüjs ten worden hiervoor ingewacht
hij den secretaris tot en met 29 Decem
ber. Verkiezing afgevaardigde van 't
Secretariaat. Aftredende is de heer v.
4. Aardweg, die zich niet meer her
kiesbaar stelt. Ook hiervoor kunnen
eandidatenlijsten ingeleverd worden tot
bovengenoemden datum. Rondvraag en
^uiting.
Namens het bestuur,
A. Bon, Secr.
Afdeeling VOORHOUT.
ALs bode dear afd. heeft bedankt de
beer L. M. Tettero. Gegadigden voor
deze functie worden verzocht zich zoo
spoedig mogelijk op te geven bij onder-
geteekende.
Bestuursvergadering op Maandag 27
Dec., 7 uur in Boerhaave. Trouwe op
komst gewenscht.
Voor de onderafd. Tooneel worden
Aspirantleden gevraagd.
Namens hot Bestuur,
Th C. Mens, Secr.
Zoetestraat 13.
Het gebouw is dagelijks geopend, dea
avonds van 610 uur en op Zon- en
Feestdagen den geheelen dag.
Sint Jozefsgezellen-Vereeniging.
Vereenigingsgebouw Zoetestraat No. 3
Geopend des Zondags van 12-3 en van
5-10 uur. Op werkdagen van 6 tot 10 uur
's avonds.
Liefdewerk: St. Joseph's-Ambachts-
leerlingen.
Patronaat voor jongens van 12—16 jaar.
Zondagavond van 6—71/2 ontspanning
en gelegenheid voor inleg op de Spaar
bank.
Maandagavond van 7i/29 uur, les in
schrijven en rekenen, voor de jongens
van 1214 jaar.
Dinsdagavond van 1%9 uur, les in
lezen en godsdienstonderricht, voor jon
gen» van 1214 jaar.
Woensdagavond van 7i/29 uur, tee
kenen voor alle jongens.
Donderdagavond van 7i/29 uur, les
in lezen en godsdienstonderricht, voor
jongens van 1416 jaar. -
Vrijdagavond van 7i/2—9 uur, les in
schrijven en rekenen ,voor jongens van
1416 jaar.
De ontspanning en de teekenlessen
worden gehouden in het gebouw der
St. Vincentius-vereeniging, Zoetestr. 11.
De overige lessen worden gegeven in
een der lokalen van de R.-K. Parochi
ale School, Gortesteeg.
Het bestuur is iederem Zondagavond
te spreken in het St. Vincentinshuis,
Nieuwe Groenmarkt 22, van 6—7i/2uur.
R. Z. Vereeniging tot bescherming
van meisjes, gen. „St. Martha."
Het Bemiddelingsbureau der Vereeni-
ging is geopend eiken Dinsdagmiddag
van 12—2 uur, voor betrekkingen als
dienstboden enz., Donkere Spaame 22
alwaar voor R. K. dienstmeisjes wier
ouders buiten de stad woonachtig zijn
iederen Zondag- en Woensdagavon.. van
810 ure gelegenheid bestaat tegen de
geriDge vergoeding van 5 ct. per week
haar vrijen tijd aangenaam en gezellig
door te brengen.
Aanmelding daartoe aan het „Te Huïb"
op bovengenoemde avonden.
„St. Rosa-V etreeniging".
Tijdelijk Zoetestraat 12rood.
Het Bestuur is te spreken eiken 2en
Vrijdag der maand, des avonds tusschen
half acht en half negen.
Het doel dezer vereeniging is: Meisjes
uit den dienstbaren stand van 12-16-
jarigen leeftijd gratis in het naaien
en aanverwante vakken, alsook het
knippen, te onderrichten.
Het onderwijs wordt gegeven eiken
avond der week, uitgenomen den Zater-
dagi des avonds van half zeven tot
half negen.
Aangifte van leerlingen tweemaal per
jaar op een steeds in dit blad te ver
melden datum.
Maria-vereeniging.
R. K. Vereeniging tot bestrijding van
het drankmisbruik vergadert elke twee
maanden, hetwelk vooraf in de agenda
dezer courant wordt bekend gemaakt.
De Mariaver. heeft een onderafdec-
ling, Meisj èsbond, voor leden van
1116 jaar, die ook tweemaandelijks
vergadert op Zondags 's namidd. 4 uur
in 't gebouw St. Bavo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich
voor het lidmaatschap te laten inschrijf
ven; tusschentijds bij het secretariaat
der vereeniging Gr. Houtstraat 52.
St. Elisabeihavereeniging.
Inleveren van ziekenbriefjes Maan
dagavond tusschen 7 uur en half 9.
Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen
1 en 2 uur, Jansstraat 49.
Vervolg van pag. 5 van het Zondagsblad.)
«Lieve Lilly, herkent gij dat lied, sprak de oude vioolspeler
op vurigen toon.
«O, ja! wat is dat zonderling»; antwoordde het meisje.
«Zonderling, het is meer dan buitengewoon. Wie kan dit
gezang kennen?»
Toen de melodie geëindigd was, werd het opnieuw stil. En toen
greep de grijsaard zijn viool en speelde en het meisje zong het
tweede couplet der romance. Zij hadden nauwelijks geëindigd toen
oen deur opening aan den voet van den toren en Michel Fray
blootshoofds, met zijn haarlokken door den wind bewogen, voor
hen stond.
Het lied sprak van een jeugdig matroos vol moed, zooals Michel
zijn broeder voor de laatste maal gezien had op den dag, dat
Dick zijn noodlottige reis ondernam. De verloopen jaren vergetende,
had Michel zich vol begeestering geuit en daar stond hij nu vóór
twee reizende artisten, die om hun brood te verdienen moesten
spelen.
«Vergeef mij», zei hij, terwijl hij tevergeefs zijne ontroering
poogde meester te blijven, «gij zongt daar zooeven de romance,
die een vriend, dien ik teeder lief had, vroeger heeft gecompo
neerd. Zeg mij, hid ik u, hoe gij die hebt gekregen?»
«Heel eenvoudig, hernam de vioolspeler zich oprichtende met
rechtmatigen trots. Ik ben zelf de schrijver der woorden en der
muziek.»
Neen, mijnheer», riep Michel uit, «gij maakt u meester van
hetgeen een afgestorvene pehoort, Mijn teerbeminde broeder heeft
dat lied veertig jaren geleden geschreven.»
«Dan heeft uw broeder het mij ontstolen. Hoe heette hij, als
ik het vragen mag?»
«Een fatsoenlijke, eerlijke naam, dien ik trotsch ben te
dragen», riep Michel Fray uit, die vuur vatte; «hij heete Richard
Fray.
De vioolspeler wankelde, alsof hij een geweldigen slag had ge
kregen.
«Wat», riep hij uit, dan zijt gij mijn broeder Michel, want
ik ben Richard Fray.»
Een half uur later zaten de beide broeders, zoo lang gescheiden
en thans vereend door de Voorzienigheid, voor een helder bran
dend vuur in het vriendelijk huis van Michel Fray.
De kleerkast van den organist werd nagezien en uit laden en
kasten werden warme kleeren voor den dag gehaald. Japonnen en
elegante kleederen bewaard ter herinnering aan Nelly, werden het
eigendom van de gelukkige Lilly.
Na een versterkend maal verhaalde Richard zijn zwerven leven,
det hij sedert dertig jaar had geleid.
Lilly, aan de voeten van haar grootvader gezeten, was het beeld
van het geluk. Om aan de beide grijsaards genoegen te doen,
zong zij haar schoonste balladen, en Michel, ontroerd en gelukkig,
vond de zachte trekken van Nelly terug in het verrukkelijk gelaat
van het meisjeeen treffende gelijkenis en de stem hielp deze
illusie nog verhoogen.
In geheel Groot-Brittanje zou men in dezen Kerstnacht te ver
geefs naar een gelukkiger huisgezin gezocht hebben, dan deze
groep, vereenigd aan den haard van den organist.
«Welnu, grootvader», vroeg Lilly ziet ge nu hoe God ons helpt?»
«Lieveling», zei de grijsaard op ersntigen toon, Godvergeve
mij aan Zijne goedheid te heboen getwijfeld.»
«Lieve grootvader, laat ons op God vertrouwen. Hij heeft ons
nooit verlaten in onze grootste moeilijkheden. Hij zal ons nu ook
niet vergeten.»
Zoo sprekend sloeg het arme kind haar dunne wollen sjaal
vaster om haar taillehare versleten kleederen waren geen be
schutting tegen den guren wind.
Zij hadden het portaal der St. Wlnfriedkerk bereikt en daar
zochten zij een skhuilplaats tegen den wind en de sneeuw. Opeens
drongen de wegsmeltende tonen van het orgel tot hen door.
Wat heerlijke muziek, riep de oude in vervoering, na de laatste
accoorden van een stuk te hebben gehoord. «Een prachtige com
positie, en de artist, die haar uitvoert, moet een edelmoedig hart
hebben.
«Luister, grootvader.»
De organist was op nieuw begonnen met spelen. De grijsaard
en het jonge meisje wisselden een blik waar diepe verwondering
sprak.
Kerstverhaal van Marianna Mswis.
Het was laat op den namiddag
van den eersten Kerstdag. Mijne
moeder kwam met een bezoeker
in de kamer waar de Kerstboom
stond. Ik was toen een aankomend
meisje, en zat met mijn nieuwen
Marlitt achter den hoogen den,
omringd van de geuren van hars,
was en peperkoek, de laatste blad
zijden van „Rijksgravin Gieela" te
verslinden. Zoo plotseling op te
houden, kwam mij onmogelijk voor.
Ik bleef dus doodstil zitten en las
door.
Al lezend kreeg ik echter een
vaag begrip van 't gesprek tusschen
mijne moeder en den gast. Moeder-
vond het jammer dat vader gebruik
gemaakt had van de sledebaan om
naar de stad te rijden.
De bezoeker, een Mijnheer Roden-
stock, eigenaar van een naburig
landgoed, en een oud vriend van
onze familie, verzekerde dat hij
slechts een half uurke wilde blij
ven, en alleen kwam uit dankbare
herinnering aan zooveel heerlijke
Kerstavonden die hij bij ons had
doorgebracht.
Daarna was moeder weer aan
het woord waarover, weet ik
niet.
Eindelijk was mijn boek uit. Ik
hield mijn handen tegen mijn
gloeiende wangen en besloot niet
uit mijn schu lplaats te voorschijn
te komen, voordat het veld weer
ruim wasanders had ik zeker van
moeder een berisping gekregen om
mijn onbeleefdheid en mijn ontem
bare leeswoede. Tot tijdverdrijf nam
ik een stuk peperkoek van het bord
van mijn broertje omdat dit 't
dichtst onder mijn bereik stond en
luisterde naar het gesprek van de
groote menschen.
Ik kan mij niet begrijpen,
zeide moeder, waar mijn man zoo
lang blijft. Hij wilde maar even de
dagbladen gaan lezen. Misschien is
hij met het donkere weer, de
sneeuwbuien en de met sneeuw
bedekte wegen wel van den weg
gebracht.
Onze buurman lachte.
Dat gebeurt wel meer. Maar
hij heeft natuurlijk den schimmel
voor de slede. Dat paard viudt
slapend zijnen weg, mijn lieve
mevrouw.
Ik keek tusschen de groene tak
ken door. Rodenstock leunde met
zijn laDge, beenderige gestalte tegen
de groote kachel, en over zijn bruin
schraal gelaat met het hooge voor
hoofd liepen de vele diepe rimpels
die Rodenstocks lachen voor mij
altijd tot een pleizierig gezicht
maakten.
Over moeders gelaat vloog een
glimlach en baar blauwe oogen
glinsterden. Rodenstock was in zijn
spreken altijd zeer eenvoudig, doch
als hij tegen moeder „mijn lieve
mevrouw" zeide, dan klonk het zoo
eerbiedig en innig, alsof een minne
zanger een lied ter eere van Maria
zou aanheffen.
Hij vatte het gesprek weer op.
Hetzelfde weer als verleden
jaar, toen ik den zwaarsten rit
maakte, die ik in mijn gehee 1
leven heb gemaakt, zeide hij.
Den zwaarsten rit? vroeg
moeder. Ik dacht juist
Och goede hemel, neen, mijn
lieve meheer.
Hij schoof een stoel bij de tafel
en ging zitten.
Dan zal ik het nu doen, want
juist vandaag ben ik er geheel van
vervuld, zeide hij levendig. Toch
vreemd, dat onze beste vrienden
eigenlijk zoo weinig van ons
W6ten
Nu? spoorde moeder hem
ongeduldig aan.
Nu, ik begin met het begin.
U weet, dat ix mijn leerjaren moest
doormaken, zooals wij allen. Mis
schien had ik het moeilijker dan
de meeste anderen. Stap voor stap
moest ik mij baan breken door het
kreupelhout in mij en om mij.
Dat ik na den dood van mijn
vader de branderij liet verkoopen,
dat weet u. Ik behoor nu niet tot
die menschen, die geheel onthou
ding prediken en tegelijk sterken
drank bij okshoofden vol kunnen
leveren. Dat was een groote schade
post voor het goed, die op een
andere manier moest worden goed
gemaakt. Ik begon de steenbakkerij.
Toen had ik er geen afzet voor,
omdat wij hier geen goedkoope
vervoerwegen hadden. Voor het
kanaal heb ik gewerkt zeven
moeilijke jaren, als Jacob voor
Rachel. Nog een jaar of drie later
was het eindelijk gereed. Nu kon
ik vrijer ademhalen ik en vele
anderen m«t mij In de stad wer
den kazernesziekenhuizen en
scholen gebouwd. En intusschen
was mijn product zoo geworden,
dat ik het overal kon aanbieden.
Maar die harde jaren hadden mij
ook hard gemaakt. Ik werd gekozen
in den gemeenteraad en voor ver
schillende eerebaantjes. Ik had heel
wat offers gebracht voor een denk
beeld, en verlangde dit nn ook
voor anderen. Dat leidde tot bot
singen
En gij werd de „scherpe'
Rodenstock, zeide moeder en reikte
hem met een glimlach over de tafel
heen de hand.
De scherpe Rodenstockher
haalde hij, moeders blanke vingers
hartelijk drukkend. En ik werd
soms tiranniek. In dien tijd kwam
ik in kennis met Ihring, die in
mijn buurt grond gekocht had.
Het heeft mij altijd verbaasd
dat gij zulke goede vrienden met
hem waart, viel moeder in.
Och ja, dat begrijp ik nu
natuurlijk zelf ook wel. Maar toen
voelde ik mij gevleid, als bij met
iedere bagatel mijn „meerdere
kennis" inriep. Gij zijt zoo vol
komen daarvan op de hoogte Roden
stock
HENRI J. CARELS
voorheen Paul O. Kaiser,
LEVERT:
Hoor eens, vriend, daar be
grijp ik nu niets van..Wat, moet
ik nu beginnen? Ik vo3lde ook
weer iets warmers in mij ontwaken.
Dat brutale, knappe jongensgezicht
met de groote blauwe oogen en
den blonden kroeskop 1 Ge hadt er
plezier in, als hij daar aan kwam
rijden. De boerenmeiden op het veld
lachten vnn genoegen als hij haar
met zijn rijzweep even op den rug
tikte, en meenig knap deerntje zag
hem erg lief aan. Nu, neem mij
niet kwalijk, mijn iieve mevrouw.
Wat ik zeggen wilde: één hypo
theek stond er al op zijn landgoedje.
Ik gaf Ihring de tweede Men ziet
toch gaarne dat de goede raad dien
men geeft opgevolgd wordt. Dik
wijls was ik in dien tijd meer op
zijn akkers en in zijne stallen dan
in de mijne.
„Zoo langzamerhand begon ik
naar de veertig te loopen. Aan
trouwen had ik uooit gedacht. Ik
had al zooveel te doen, wat moest
ik nog met een gezin erbii be
gint en?
- Maar Jop dien leeftijd voelen
de m eesten inwendig nog eens wat.
Dan begint men te denken aan de
jaren. di6 komen zullen en zou men
gaarne zijn nestje wat warmer ma
ken voor den ouden dag. Nü, ik
keek eens rond onder de dochters
des lands hier in den omtrek. Maar
zooals het gewoonlijk gaat, de
besten waren weg.
Hij maakte een schalksclie bui
ging s voor moeder.
Zoo langzamerhand vergat ik
mijn plannen weer. Maar waar men
het minst aan denkt gebeurt soms
het eerst. Op een goeden dag rijd
ik naar den ouden Michalsky op
Grodkowo, ruim vijf mijlen naar
de grens toe. Wij hier uit den om
trek kwamen zelden dien weg uit
Maar Michalsky had mij door
Schimek, den paardenjood, een
vosmerrie laten aanbieden, want ik
zocht zoo iets. Dicht bij het land
goed vliegt mij juist op zoo'n
merrie een klein nest voorbij, dat
ik in het voorbijgaan voor een jaar
of 12 of 14 aanzag. Ik mijn paard
laten keeren en haar achterna
„Hé, juffertje, is dat het paard
niet, dat uw papa mij wil ver
koopen?"
„Zij houdt de teugels in... een
oogenblik maar, en roept achter
om Als u „dit" paard hebben wilt,
kom het dan maar halen!"
„Dat stak mij, ik bedacht mij
geen oogenblik. Alsof ik op de
jacht een stuk wild vervolgde ging
het over weiden en braak liggende
velden, over hekken en slooten,
door bosch en riet. Zij was in het
voordeel want zij kende het terrein,
maar mijn bruine ik heb hem
nog heeft stalen spieren. En
toen wij weer op de vlakte kwamen,
haalde ik haar in en pakte de mer
rie bij den teugel.
Het kleine ding uit den zs del,
en met haar armen om den hals
van het hijgende dier. Als een ge
jaagde ree ziet zij mg aan met
haar groote bruine oogen. Zijt gij
de heer Rodenstock? vraagt zij.
„Ik maak een buiging, want nu
zie ik, dat ik haar voor jonger heb
aangezien, dan zij werkelijk is.
„Mijnheer Rodenstock, als gij
mij dit paard wilt afnemen schiet
ik het zelf dood
„Ik merkte wel, dat 'thaar ernst
was.
„Hoe komt gij daarop? Zei
ik, om haar gerust te stellen. Ik
moet een stevigen draver hebben.
Niet zou'n teer, zenuwachtig beestje.
Uw papa zal wel iets geschikts voor
mij hebben in den stal of in de
weide.
„Toen lachte zij, nog met tranen
in de oogen, en wij reden als de
beste vrienden samen naar huis.
„Wat zal ik u zeggen? Ik liet
mij door den oude een knol aan
scheren, dat ik mij schaamde voor
mijn eigen stalknecht. En sinds
dien tijd kwam ik dikwijls op Grod
kowo.
„Met de kleine ging ik wandelen
en rijden en jagen. Er was niemand
die er op lette. Haar moeder was
al lang dood. En het kind was bij
mij zoo veilig als bij haar eigen
vader.
„Ik heb haar dikwijls genoeg in
het dekkleed gewikkeld en haar
voetjes in den voederzak gestopt,
en haar op jacht de verstijfde
handjes warm gewreven. En meer
dan eens sloeg zij de armen om
mgn hals en droeg ik haar als een
kind door 't moeras. Jagen, visschen,
aan elke soort van sport deed zij
mede.
„Menigmaal overviel het mij en
wilde ik zeggen wat ik dachtdan
begon ik zoo heel voorzichtig met
toespelingen. Maar zij begreep er
niets van, en dan keek zij mij zoo
verwonderd aan, dat de woorden
mij in de keel bleven steken.
„Op een schoonen winterdag be
dacht zij een nieuw grapje, want
zij was nog zoo schalksch als een
kind. De knecht moest een paar
planken dwars over een hek leggen,
en zij en haar jongere broerkens
begonnen te wippen. Ik, oude kerel,
moest op haar verzoek meedoen.
„Daar komt een slede aanrinkelen,
en wie springt er uit? Ihring. Daar
heb ik u eindelijk! roept hij. Dat
eeuwige niet thuis werd mij toch
een beetje bar! En daar ben ik
nuIk stel hem voor. Och, zeide
Linta lachend, wij waren aan het
wippen. Doet gij mee? Vader doet
zijn middagdutje. „Natuurlijk deed
hij mee. En nu begon het plezier
pas. En het schoonste was toen wij
allen te gelijk in de sneeuw lagen.
„Toen Ihring Linta ophielp en
haar mantel alsloeg, zag ik haar
voor het eerst blozen. Mijn vriend
wierp mij daarbij zulk een vreem
den, schuinen blik toe, dat ik het
opeens benauwd kreeg. Zij had er
nu genoeg van, nam mijn arm en
ging bedaard naar huis.
„Sinds dien tijd reed ik zelden
alleen naar Grodkowo; meestal ver
gezelde Ihring mij. Waar ik angstig
en teeder te werk gegaan was, ging
hij er brutaal en vroolijk op los.
Er kwam geen eind aan den onzin
en het gelach. Daar tegenover voel
de ik mij stijf, oud en te veel;
meest zat ik er zwijgend bij, of
praatte met den oude over politiek
en gaf den moed op.
„Ihriug kon zijn gevoel van
triomf niet verbergen. Misschien
wilde hij het ook niet, want menig
een heeft zoo heel stil een haat
Het goedkoopste adres voor
M. PISCAER.
Specialiteit in WITTE en TRICOT GOEDEREN, ROKKEN en BLOUSES.
tegen menschen, aan wien hij dank
verschuldigd is, en het doet hem
genoegen, als hij hun ongemerkt
den loef kan afsteken. Dan begint
hij te denken: „Die of die heeft
eigenlijk te veel eer en een goe
den naam, fortuin en edele vrienden.
Nu doet het mij genoegen, dat ik
hem iets kan ontnemen, wat hooger
waarde voor hem heeft dan dit alles".
Dat is mensehelijk, helaas.
„Nu, zoo tegen Kerstmis kwam
het mij voor, dat wij het gewone
besluit konden verwachten, „de
verloving onder den Kerstboom."
Ihring scheen volkomen zeker van
zijn zaak, en straalde van voldoe
ning. Ik hoorde, dat hij bij hem
thuis opreddering' hield en een paar
teedere banden ruw verbrak.
„Wij waren beiden op Kerstavond
op Grodkowo uitgenoodigd, maar
hij verzocht mij niet, zooals anders,
hem te komen afhalen.
„Mgn lieve mevrouw, wat er dien
geheelen dag in mij opging, kan ik
u niet zeggen. Ik had wel kunnen
schreeuwen van pijn. Voortdurend
plaagde mij de gedachte: zij neemt
dien kerel, die eigenlijk niets om
haar geeft. Dien windbuil, die haar,
zichzelf en het landgoed in twee
jaar naar de maan helpt. Zeg hem
tegen Nieuwjaar de hypotheek op.
Zeg, dat ge op uwe bezitting leem
hebt gevonden, en nu het kapitaal
noodig hebt om uw steenbakkerij
uit te breiden. Haar kan de oude
zoo goed als niets meegeven, en dan
is de zaak uit. En dan kwam weer
een andere stem, een pendante
schoolmeestersstem, die zeide Foei,
Rodenstock! „Point d'honneur!"
Vriendentrouw, RodenstockHij
heeft, haar toch lief, en hij ver
moedt niets vanuwe verhouding tot
haar. Jeugd zoek jeugd. Ge moogt
er u niet mede bemoeien, dat mag
nietZoo lieve mevrouw, laat
men uit louter gevoel van kiesch-
heid anderen ongelukkig worden
en zichzelf erbij
„De schoolmeester bleef de baas.
Maar, dat ik er zou heenrijden en
dan nog gelukwenschen, dat kreeg
hij toch niet gedaan.Dat was
een Kerstavond 1 Als een razende
heb ik door mijne kamers geloo-
pen, heb niets gegeten of gedron
ken, en niets anders gedacht dan
dat ik gek zou worden.
„En daarbij die onzekerheid:
zou 't zoo wezen Zou het misschien
ook niet zoo zijn 'i Dat was eigen
lijk nog het ergste. Eindelijk, zoo
tegen tien ure, kom ik op de ge
dachte de oude Michalski rijdt
zeker om middernacht naar de
Kerstmis in 't naaste kerkdorp. Hij
is wel protestant, maar dat doet
hij voor de katholieken, zooals het
in die streek gebruikelijk is. En
tegelgk werp ik het venster open
en roep om de slede.
„Hoe ik in het dorp gekomen
ben, weet ik niet. Het sneeuwde
hard en het was nieuwe maan, ik
zag geen hand voor oogen. En
koud Maar wij hadden goede lan
taarns en de straatwegen tot Grott-
kau zoo heet het kerkdorp,
zijn met boomen beplant en worden
veel bereden. Mijn koetsier wist den
weg, en toen h'et luiden begon,
waren wij in het dorp. Ik laat hem
naar het logement rijden, spring
uit de slede, wrijf de vlokken van
mijn gezicht en denkNu flink
zijn Tegelijk hield het langzaam
op met sneeuwen. -
„Daar zie ik in de deur zoo iets
slanks en kleins staan, in het wel
bekende grijslakensche costuum, en
hoor ik een lieve stem juichen:
„Goddank, dat ge daar toch nog
zijt'"
„Ik pak de handen, die zich naar
de mijne uitstrekken en vraag
heeleudaal in de warhoe wist gij
dan, dat ik het was
Ik ken. toch de bellen van
uwe slede zoo goed als het slaan
van onze oude huisklok, en den
geheelen avond heb ik er naar ge
luisterd. Waarom kwaamt ge dan
niet. Mijnheer Ihriug is ook weg
gebleven Wat ben ik anstig ge
weest. Er „moet" een ongeluk ge
beurd zijn!
Dat zou niet onmogelijk wezen,
zeg ik zeer verwonderd, als Ihring
ook niet.
Och, nu gij er maar zijt
roept zij uit den grond van haar
hart, en ik zie, roe de tranen over
haar gelaat rollen.
„Niet onder den Kerstboom, lieve
mevrouw, maar in de morsige
sneeuw van de dorpsstraat, tusschen
den voerbak en de pomp, hebben
wij ons verloofd. En in een hoek
HAARLEM.
R. K, Militaire Vereeniging.