De Luxe Broodbakkerij Smakelijk Brood Solied Schoenwerk is No. 19. 8 ANEGANG. 8 A. VON DER MOHLEN Gr. Markt 25 -"SaSi41; EEN KERSTLIED. Mengelwerk. EEN TOEVAL. van uitsluitend prima kwaliteit Aanvragen voor inzendingen enz. ta "khten. aan den Secr. J. v. d. Veldt. Namens het Bestuur, W. J. Jansen, le Secr. Afdeeling UITGEEST. Meren Zondag na de Hoogmis tot 1 uur gelegenheid tot het halen ruilen, van boeken. Namens het Bestuur, P. Twaaühoven, le Secr. Afdeeling HEEMSTEDE. R.-K. Vereenigingsgebouw. Spaarkas „St Antonius", öffiin- ^Trovisie). t Ter kennis van de leden wordt ge- ïP^ht, dat eiken Zaterdagavond van *-10 uur, de contributie van boven- hielde Spaarkas zal in ontvangst ^Uonien worden door CL J. Priins, Pj^oierge van het Vereenigingsg©- Mtw. En van 810 uur door H. Gi Hout, winkelier en boek- en mu- "f^kh andelaar, iWalhelmina,plein, te jftihen huize. Des Zondag na do "oogmis blijft ook de gelegenheid Opengesteld in het gebouw de contri- "ttie te betalen. Namens het Bestuur. A. v. G lab beek, 2de Secr. Afdeeling LISSE. Bondsgiebcuw1Bondstraat H 47. Dinsdag-avond repetitie Zang. Namens het Bestuur, A. H Schram a, Secr ,,St. Isidorus". Woensdag 29 Dec., 's avonds G uur huishoudelijke en tevens jaarvergade- r'ng der Bloemistknechtsvereemiging. Punten, van behandeling zijn: Ope- fcing. Notulen, jaarverslag secretaris. Jaarverslag penningmeester. Behande- 'uig Beschrijvingsbrief. Verkiezing van der bestuursleden, als zijnde leVoorz.. 2c Secr. en 2 Commissarissen. Candi da tenüjs ten worden hiervoor ingewacht hij den secretaris tot en met 29 Decem ber. Verkiezing afgevaardigde van 't Secretariaat. Aftredende is de heer v. 4. Aardweg, die zich niet meer her kiesbaar stelt. Ook hiervoor kunnen eandidatenlijsten ingeleverd worden tot bovengenoemden datum. Rondvraag en ^uiting. Namens het bestuur, A. Bon, Secr. Afdeeling VOORHOUT. ALs bode dear afd. heeft bedankt de beer L. M. Tettero. Gegadigden voor deze functie worden verzocht zich zoo spoedig mogelijk op te geven bij onder- geteekende. Bestuursvergadering op Maandag 27 Dec., 7 uur in Boerhaave. Trouwe op komst gewenscht. Voor de onderafd. Tooneel worden Aspirantleden gevraagd. Namens hot Bestuur, Th C. Mens, Secr. Zoetestraat 13. Het gebouw is dagelijks geopend, dea avonds van 610 uur en op Zon- en Feestdagen den geheelen dag. Sint Jozefsgezellen-Vereeniging. Vereenigingsgebouw Zoetestraat No. 3 Geopend des Zondags van 12-3 en van 5-10 uur. Op werkdagen van 6 tot 10 uur 's avonds. Liefdewerk: St. Joseph's-Ambachts- leerlingen. Patronaat voor jongens van 12—16 jaar. Zondagavond van 6—71/2 ontspanning en gelegenheid voor inleg op de Spaar bank. Maandagavond van 7i/29 uur, les in schrijven en rekenen, voor de jongens van 1214 jaar. Dinsdagavond van 1%9 uur, les in lezen en godsdienstonderricht, voor jon gen» van 1214 jaar. Woensdagavond van 7i/29 uur, tee kenen voor alle jongens. Donderdagavond van 7i/29 uur, les in lezen en godsdienstonderricht, voor jongens van 1416 jaar. - Vrijdagavond van 7i/2—9 uur, les in schrijven en rekenen ,voor jongens van 1416 jaar. De ontspanning en de teekenlessen worden gehouden in het gebouw der St. Vincentius-vereeniging, Zoetestr. 11. De overige lessen worden gegeven in een der lokalen van de R.-K. Parochi ale School, Gortesteeg. Het bestuur is iederem Zondagavond te spreken in het St. Vincentinshuis, Nieuwe Groenmarkt 22, van 6—7i/2uur. R. Z. Vereeniging tot bescherming van meisjes, gen. „St. Martha." Het Bemiddelingsbureau der Vereeni- ging is geopend eiken Dinsdagmiddag van 12—2 uur, voor betrekkingen als dienstboden enz., Donkere Spaame 22 alwaar voor R. K. dienstmeisjes wier ouders buiten de stad woonachtig zijn iederen Zondag- en Woensdagavon.. van 810 ure gelegenheid bestaat tegen de geriDge vergoeding van 5 ct. per week haar vrijen tijd aangenaam en gezellig door te brengen. Aanmelding daartoe aan het „Te Huïb" op bovengenoemde avonden. „St. Rosa-V etreeniging". Tijdelijk Zoetestraat 12rood. Het Bestuur is te spreken eiken 2en Vrijdag der maand, des avonds tusschen half acht en half negen. Het doel dezer vereeniging is: Meisjes uit den dienstbaren stand van 12-16- jarigen leeftijd gratis in het naaien en aanverwante vakken, alsook het knippen, te onderrichten. Het onderwijs wordt gegeven eiken avond der week, uitgenomen den Zater- dagi des avonds van half zeven tot half negen. Aangifte van leerlingen tweemaal per jaar op een steeds in dit blad te ver melden datum. Maria-vereeniging. R. K. Vereeniging tot bestrijding van het drankmisbruik vergadert elke twee maanden, hetwelk vooraf in de agenda dezer courant wordt bekend gemaakt. De Mariaver. heeft een onderafdec- ling, Meisj èsbond, voor leden van 1116 jaar, die ook tweemaandelijks vergadert op Zondags 's namidd. 4 uur in 't gebouw St. Bavo, Smedestraat. In de vergadering is gelegenheid zich voor het lidmaatschap te laten inschrijf ven; tusschentijds bij het secretariaat der vereeniging Gr. Houtstraat 52. St. Elisabeihavereeniging. Inleveren van ziekenbriefjes Maan dagavond tusschen 7 uur en half 9. Woensdag- en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jansstraat 49. Vervolg van pag. 5 van het Zondagsblad.) «Lieve Lilly, herkent gij dat lied, sprak de oude vioolspeler op vurigen toon. «O, ja! wat is dat zonderling»; antwoordde het meisje. «Zonderling, het is meer dan buitengewoon. Wie kan dit gezang kennen?» Toen de melodie geëindigd was, werd het opnieuw stil. En toen greep de grijsaard zijn viool en speelde en het meisje zong het tweede couplet der romance. Zij hadden nauwelijks geëindigd toen oen deur opening aan den voet van den toren en Michel Fray blootshoofds, met zijn haarlokken door den wind bewogen, voor hen stond. Het lied sprak van een jeugdig matroos vol moed, zooals Michel zijn broeder voor de laatste maal gezien had op den dag, dat Dick zijn noodlottige reis ondernam. De verloopen jaren vergetende, had Michel zich vol begeestering geuit en daar stond hij nu vóór twee reizende artisten, die om hun brood te verdienen moesten spelen. «Vergeef mij», zei hij, terwijl hij tevergeefs zijne ontroering poogde meester te blijven, «gij zongt daar zooeven de romance, die een vriend, dien ik teeder lief had, vroeger heeft gecompo neerd. Zeg mij, hid ik u, hoe gij die hebt gekregen?» «Heel eenvoudig, hernam de vioolspeler zich oprichtende met rechtmatigen trots. Ik ben zelf de schrijver der woorden en der muziek.» Neen, mijnheer», riep Michel uit, «gij maakt u meester van hetgeen een afgestorvene pehoort, Mijn teerbeminde broeder heeft dat lied veertig jaren geleden geschreven.» «Dan heeft uw broeder het mij ontstolen. Hoe heette hij, als ik het vragen mag?» «Een fatsoenlijke, eerlijke naam, dien ik trotsch ben te dragen», riep Michel Fray uit, die vuur vatte; «hij heete Richard Fray. De vioolspeler wankelde, alsof hij een geweldigen slag had ge kregen. «Wat», riep hij uit, dan zijt gij mijn broeder Michel, want ik ben Richard Fray.» Een half uur later zaten de beide broeders, zoo lang gescheiden en thans vereend door de Voorzienigheid, voor een helder bran dend vuur in het vriendelijk huis van Michel Fray. De kleerkast van den organist werd nagezien en uit laden en kasten werden warme kleeren voor den dag gehaald. Japonnen en elegante kleederen bewaard ter herinnering aan Nelly, werden het eigendom van de gelukkige Lilly. Na een versterkend maal verhaalde Richard zijn zwerven leven, det hij sedert dertig jaar had geleid. Lilly, aan de voeten van haar grootvader gezeten, was het beeld van het geluk. Om aan de beide grijsaards genoegen te doen, zong zij haar schoonste balladen, en Michel, ontroerd en gelukkig, vond de zachte trekken van Nelly terug in het verrukkelijk gelaat van het meisjeeen treffende gelijkenis en de stem hielp deze illusie nog verhoogen. In geheel Groot-Brittanje zou men in dezen Kerstnacht te ver geefs naar een gelukkiger huisgezin gezocht hebben, dan deze groep, vereenigd aan den haard van den organist. «Welnu, grootvader», vroeg Lilly ziet ge nu hoe God ons helpt?» «Lieveling», zei de grijsaard op ersntigen toon, Godvergeve mij aan Zijne goedheid te heboen getwijfeld.» «Lieve grootvader, laat ons op God vertrouwen. Hij heeft ons nooit verlaten in onze grootste moeilijkheden. Hij zal ons nu ook niet vergeten.» Zoo sprekend sloeg het arme kind haar dunne wollen sjaal vaster om haar taillehare versleten kleederen waren geen be schutting tegen den guren wind. Zij hadden het portaal der St. Wlnfriedkerk bereikt en daar zochten zij een skhuilplaats tegen den wind en de sneeuw. Opeens drongen de wegsmeltende tonen van het orgel tot hen door. Wat heerlijke muziek, riep de oude in vervoering, na de laatste accoorden van een stuk te hebben gehoord. «Een prachtige com positie, en de artist, die haar uitvoert, moet een edelmoedig hart hebben. «Luister, grootvader.» De organist was op nieuw begonnen met spelen. De grijsaard en het jonge meisje wisselden een blik waar diepe verwondering sprak. Kerstverhaal van Marianna Mswis. Het was laat op den namiddag van den eersten Kerstdag. Mijne moeder kwam met een bezoeker in de kamer waar de Kerstboom stond. Ik was toen een aankomend meisje, en zat met mijn nieuwen Marlitt achter den hoogen den, omringd van de geuren van hars, was en peperkoek, de laatste blad zijden van „Rijksgravin Gieela" te verslinden. Zoo plotseling op te houden, kwam mij onmogelijk voor. Ik bleef dus doodstil zitten en las door. Al lezend kreeg ik echter een vaag begrip van 't gesprek tusschen mijne moeder en den gast. Moeder- vond het jammer dat vader gebruik gemaakt had van de sledebaan om naar de stad te rijden. De bezoeker, een Mijnheer Roden- stock, eigenaar van een naburig landgoed, en een oud vriend van onze familie, verzekerde dat hij slechts een half uurke wilde blij ven, en alleen kwam uit dankbare herinnering aan zooveel heerlijke Kerstavonden die hij bij ons had doorgebracht. Daarna was moeder weer aan het woord waarover, weet ik niet. Eindelijk was mijn boek uit. Ik hield mijn handen tegen mijn gloeiende wangen en besloot niet uit mijn schu lplaats te voorschijn te komen, voordat het veld weer ruim wasanders had ik zeker van moeder een berisping gekregen om mijn onbeleefdheid en mijn ontem bare leeswoede. Tot tijdverdrijf nam ik een stuk peperkoek van het bord van mijn broertje omdat dit 't dichtst onder mijn bereik stond en luisterde naar het gesprek van de groote menschen. Ik kan mij niet begrijpen, zeide moeder, waar mijn man zoo lang blijft. Hij wilde maar even de dagbladen gaan lezen. Misschien is hij met het donkere weer, de sneeuwbuien en de met sneeuw bedekte wegen wel van den weg gebracht. Onze buurman lachte. Dat gebeurt wel meer. Maar hij heeft natuurlijk den schimmel voor de slede. Dat paard viudt slapend zijnen weg, mijn lieve mevrouw. Ik keek tusschen de groene tak ken door. Rodenstock leunde met zijn laDge, beenderige gestalte tegen de groote kachel, en over zijn bruin schraal gelaat met het hooge voor hoofd liepen de vele diepe rimpels die Rodenstocks lachen voor mij altijd tot een pleizierig gezicht maakten. Over moeders gelaat vloog een glimlach en baar blauwe oogen glinsterden. Rodenstock was in zijn spreken altijd zeer eenvoudig, doch als hij tegen moeder „mijn lieve mevrouw" zeide, dan klonk het zoo eerbiedig en innig, alsof een minne zanger een lied ter eere van Maria zou aanheffen. Hij vatte het gesprek weer op. Hetzelfde weer als verleden jaar, toen ik den zwaarsten rit maakte, die ik in mijn gehee 1 leven heb gemaakt, zeide hij. Den zwaarsten rit? vroeg moeder. Ik dacht juist Och goede hemel, neen, mijn lieve meheer. Hij schoof een stoel bij de tafel en ging zitten. Dan zal ik het nu doen, want juist vandaag ben ik er geheel van vervuld, zeide hij levendig. Toch vreemd, dat onze beste vrienden eigenlijk zoo weinig van ons W6ten Nu? spoorde moeder hem ongeduldig aan. Nu, ik begin met het begin. U weet, dat ix mijn leerjaren moest doormaken, zooals wij allen. Mis schien had ik het moeilijker dan de meeste anderen. Stap voor stap moest ik mij baan breken door het kreupelhout in mij en om mij. Dat ik na den dood van mijn vader de branderij liet verkoopen, dat weet u. Ik behoor nu niet tot die menschen, die geheel onthou ding prediken en tegelijk sterken drank bij okshoofden vol kunnen leveren. Dat was een groote schade post voor het goed, die op een andere manier moest worden goed gemaakt. Ik begon de steenbakkerij. Toen had ik er geen afzet voor, omdat wij hier geen goedkoope vervoerwegen hadden. Voor het kanaal heb ik gewerkt zeven moeilijke jaren, als Jacob voor Rachel. Nog een jaar of drie later was het eindelijk gereed. Nu kon ik vrijer ademhalen ik en vele anderen m«t mij In de stad wer den kazernesziekenhuizen en scholen gebouwd. En intusschen was mijn product zoo geworden, dat ik het overal kon aanbieden. Maar die harde jaren hadden mij ook hard gemaakt. Ik werd gekozen in den gemeenteraad en voor ver schillende eerebaantjes. Ik had heel wat offers gebracht voor een denk beeld, en verlangde dit nn ook voor anderen. Dat leidde tot bot singen En gij werd de „scherpe' Rodenstock, zeide moeder en reikte hem met een glimlach over de tafel heen de hand. De scherpe Rodenstockher haalde hij, moeders blanke vingers hartelijk drukkend. En ik werd soms tiranniek. In dien tijd kwam ik in kennis met Ihring, die in mijn buurt grond gekocht had. Het heeft mij altijd verbaasd dat gij zulke goede vrienden met hem waart, viel moeder in. Och ja, dat begrijp ik nu natuurlijk zelf ook wel. Maar toen voelde ik mij gevleid, als bij met iedere bagatel mijn „meerdere kennis" inriep. Gij zijt zoo vol komen daarvan op de hoogte Roden stock HENRI J. CARELS voorheen Paul O. Kaiser, LEVERT: Hoor eens, vriend, daar be grijp ik nu niets van..Wat, moet ik nu beginnen? Ik vo3lde ook weer iets warmers in mij ontwaken. Dat brutale, knappe jongensgezicht met de groote blauwe oogen en den blonden kroeskop 1 Ge hadt er plezier in, als hij daar aan kwam rijden. De boerenmeiden op het veld lachten vnn genoegen als hij haar met zijn rijzweep even op den rug tikte, en meenig knap deerntje zag hem erg lief aan. Nu, neem mij niet kwalijk, mijn iieve mevrouw. Wat ik zeggen wilde: één hypo theek stond er al op zijn landgoedje. Ik gaf Ihring de tweede Men ziet toch gaarne dat de goede raad dien men geeft opgevolgd wordt. Dik wijls was ik in dien tijd meer op zijn akkers en in zijne stallen dan in de mijne. „Zoo langzamerhand begon ik naar de veertig te loopen. Aan trouwen had ik uooit gedacht. Ik had al zooveel te doen, wat moest ik nog met een gezin erbii be gint en? - Maar Jop dien leeftijd voelen de m eesten inwendig nog eens wat. Dan begint men te denken aan de jaren. di6 komen zullen en zou men gaarne zijn nestje wat warmer ma ken voor den ouden dag. Nü, ik keek eens rond onder de dochters des lands hier in den omtrek. Maar zooals het gewoonlijk gaat, de besten waren weg. Hij maakte een schalksclie bui ging s voor moeder. Zoo langzamerhand vergat ik mijn plannen weer. Maar waar men het minst aan denkt gebeurt soms het eerst. Op een goeden dag rijd ik naar den ouden Michalsky op Grodkowo, ruim vijf mijlen naar de grens toe. Wij hier uit den om trek kwamen zelden dien weg uit Maar Michalsky had mij door Schimek, den paardenjood, een vosmerrie laten aanbieden, want ik zocht zoo iets. Dicht bij het land goed vliegt mij juist op zoo'n merrie een klein nest voorbij, dat ik in het voorbijgaan voor een jaar of 12 of 14 aanzag. Ik mijn paard laten keeren en haar achterna „Hé, juffertje, is dat het paard niet, dat uw papa mij wil ver koopen?" „Zij houdt de teugels in... een oogenblik maar, en roept achter om Als u „dit" paard hebben wilt, kom het dan maar halen!" „Dat stak mij, ik bedacht mij geen oogenblik. Alsof ik op de jacht een stuk wild vervolgde ging het over weiden en braak liggende velden, over hekken en slooten, door bosch en riet. Zij was in het voordeel want zij kende het terrein, maar mijn bruine ik heb hem nog heeft stalen spieren. En toen wij weer op de vlakte kwamen, haalde ik haar in en pakte de mer rie bij den teugel. Het kleine ding uit den zs del, en met haar armen om den hals van het hijgende dier. Als een ge jaagde ree ziet zij mg aan met haar groote bruine oogen. Zijt gij de heer Rodenstock? vraagt zij. „Ik maak een buiging, want nu zie ik, dat ik haar voor jonger heb aangezien, dan zij werkelijk is. „Mijnheer Rodenstock, als gij mij dit paard wilt afnemen schiet ik het zelf dood „Ik merkte wel, dat 'thaar ernst was. „Hoe komt gij daarop? Zei ik, om haar gerust te stellen. Ik moet een stevigen draver hebben. Niet zou'n teer, zenuwachtig beestje. Uw papa zal wel iets geschikts voor mij hebben in den stal of in de weide. „Toen lachte zij, nog met tranen in de oogen, en wij reden als de beste vrienden samen naar huis. „Wat zal ik u zeggen? Ik liet mij door den oude een knol aan scheren, dat ik mij schaamde voor mijn eigen stalknecht. En sinds dien tijd kwam ik dikwijls op Grod kowo. „Met de kleine ging ik wandelen en rijden en jagen. Er was niemand die er op lette. Haar moeder was al lang dood. En het kind was bij mij zoo veilig als bij haar eigen vader. „Ik heb haar dikwijls genoeg in het dekkleed gewikkeld en haar voetjes in den voederzak gestopt, en haar op jacht de verstijfde handjes warm gewreven. En meer dan eens sloeg zij de armen om mgn hals en droeg ik haar als een kind door 't moeras. Jagen, visschen, aan elke soort van sport deed zij mede. „Menigmaal overviel het mij en wilde ik zeggen wat ik dachtdan begon ik zoo heel voorzichtig met toespelingen. Maar zij begreep er niets van, en dan keek zij mij zoo verwonderd aan, dat de woorden mij in de keel bleven steken. „Op een schoonen winterdag be dacht zij een nieuw grapje, want zij was nog zoo schalksch als een kind. De knecht moest een paar planken dwars over een hek leggen, en zij en haar jongere broerkens begonnen te wippen. Ik, oude kerel, moest op haar verzoek meedoen. „Daar komt een slede aanrinkelen, en wie springt er uit? Ihring. Daar heb ik u eindelijk! roept hij. Dat eeuwige niet thuis werd mij toch een beetje bar! En daar ben ik nuIk stel hem voor. Och, zeide Linta lachend, wij waren aan het wippen. Doet gij mee? Vader doet zijn middagdutje. „Natuurlijk deed hij mee. En nu begon het plezier pas. En het schoonste was toen wij allen te gelijk in de sneeuw lagen. „Toen Ihring Linta ophielp en haar mantel alsloeg, zag ik haar voor het eerst blozen. Mijn vriend wierp mij daarbij zulk een vreem den, schuinen blik toe, dat ik het opeens benauwd kreeg. Zij had er nu genoeg van, nam mijn arm en ging bedaard naar huis. „Sinds dien tijd reed ik zelden alleen naar Grodkowo; meestal ver gezelde Ihring mij. Waar ik angstig en teeder te werk gegaan was, ging hij er brutaal en vroolijk op los. Er kwam geen eind aan den onzin en het gelach. Daar tegenover voel de ik mij stijf, oud en te veel; meest zat ik er zwijgend bij, of praatte met den oude over politiek en gaf den moed op. „Ihriug kon zijn gevoel van triomf niet verbergen. Misschien wilde hij het ook niet, want menig een heeft zoo heel stil een haat Het goedkoopste adres voor M. PISCAER. Specialiteit in WITTE en TRICOT GOEDEREN, ROKKEN en BLOUSES. tegen menschen, aan wien hij dank verschuldigd is, en het doet hem genoegen, als hij hun ongemerkt den loef kan afsteken. Dan begint hij te denken: „Die of die heeft eigenlijk te veel eer en een goe den naam, fortuin en edele vrienden. Nu doet het mij genoegen, dat ik hem iets kan ontnemen, wat hooger waarde voor hem heeft dan dit alles". Dat is mensehelijk, helaas. „Nu, zoo tegen Kerstmis kwam het mij voor, dat wij het gewone besluit konden verwachten, „de verloving onder den Kerstboom." Ihring scheen volkomen zeker van zijn zaak, en straalde van voldoe ning. Ik hoorde, dat hij bij hem thuis opreddering' hield en een paar teedere banden ruw verbrak. „Wij waren beiden op Kerstavond op Grodkowo uitgenoodigd, maar hij verzocht mij niet, zooals anders, hem te komen afhalen. „Mgn lieve mevrouw, wat er dien geheelen dag in mij opging, kan ik u niet zeggen. Ik had wel kunnen schreeuwen van pijn. Voortdurend plaagde mij de gedachte: zij neemt dien kerel, die eigenlijk niets om haar geeft. Dien windbuil, die haar, zichzelf en het landgoed in twee jaar naar de maan helpt. Zeg hem tegen Nieuwjaar de hypotheek op. Zeg, dat ge op uwe bezitting leem hebt gevonden, en nu het kapitaal noodig hebt om uw steenbakkerij uit te breiden. Haar kan de oude zoo goed als niets meegeven, en dan is de zaak uit. En dan kwam weer een andere stem, een pendante schoolmeestersstem, die zeide Foei, Rodenstock! „Point d'honneur!" Vriendentrouw, RodenstockHij heeft, haar toch lief, en hij ver moedt niets vanuwe verhouding tot haar. Jeugd zoek jeugd. Ge moogt er u niet mede bemoeien, dat mag nietZoo lieve mevrouw, laat men uit louter gevoel van kiesch- heid anderen ongelukkig worden en zichzelf erbij „De schoolmeester bleef de baas. Maar, dat ik er zou heenrijden en dan nog gelukwenschen, dat kreeg hij toch niet gedaan.Dat was een Kerstavond 1 Als een razende heb ik door mijne kamers geloo- pen, heb niets gegeten of gedron ken, en niets anders gedacht dan dat ik gek zou worden. „En daarbij die onzekerheid: zou 't zoo wezen Zou het misschien ook niet zoo zijn 'i Dat was eigen lijk nog het ergste. Eindelijk, zoo tegen tien ure, kom ik op de ge dachte de oude Michalski rijdt zeker om middernacht naar de Kerstmis in 't naaste kerkdorp. Hij is wel protestant, maar dat doet hij voor de katholieken, zooals het in die streek gebruikelijk is. En tegelgk werp ik het venster open en roep om de slede. „Hoe ik in het dorp gekomen ben, weet ik niet. Het sneeuwde hard en het was nieuwe maan, ik zag geen hand voor oogen. En koud Maar wij hadden goede lan taarns en de straatwegen tot Grott- kau zoo heet het kerkdorp, zijn met boomen beplant en worden veel bereden. Mijn koetsier wist den weg, en toen h'et luiden begon, waren wij in het dorp. Ik laat hem naar het logement rijden, spring uit de slede, wrijf de vlokken van mijn gezicht en denkNu flink zijn Tegelijk hield het langzaam op met sneeuwen. - „Daar zie ik in de deur zoo iets slanks en kleins staan, in het wel bekende grijslakensche costuum, en hoor ik een lieve stem juichen: „Goddank, dat ge daar toch nog zijt'" „Ik pak de handen, die zich naar de mijne uitstrekken en vraag heeleudaal in de warhoe wist gij dan, dat ik het was Ik ken. toch de bellen van uwe slede zoo goed als het slaan van onze oude huisklok, en den geheelen avond heb ik er naar ge luisterd. Waarom kwaamt ge dan niet. Mijnheer Ihriug is ook weg gebleven Wat ben ik anstig ge weest. Er „moet" een ongeluk ge beurd zijn! Dat zou niet onmogelijk wezen, zeg ik zeer verwonderd, als Ihring ook niet. Och, nu gij er maar zijt roept zij uit den grond van haar hart, en ik zie, roe de tranen over haar gelaat rollen. „Niet onder den Kerstboom, lieve mevrouw, maar in de morsige sneeuw van de dorpsstraat, tusschen den voerbak en de pomp, hebben wij ons verloofd. En in een hoek HAARLEM. R. K, Militaire Vereeniging.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1909 | | pagina 15