Moeder en Martelares
De Haarkmsche
Bank van Leening.
Gemengde Buitenlandsche berichten
Gemengd Nieuws.
De Kopper-Maandag. bli-'fL' iuichen w*j iaarujksch «ut feest
BINNENLAND.
FEUILLETON
IEUWE HAARLEMSCHE COURANT
J nen de grenzen dor betamelijkheid;
Op den Maandag nu Driekoningen
Meren onze Typografen hun Kopper-
feest. De eqn viert liet wai luidinch-
Mger dgn de andere,, doch geen
"•ettei-zetter of drukker zou onopge
merkt den Koppen-Maandag willen la
ten voorbijgaan. De drukkerijen zenden
dun tegen dien dag een keur van ar
tistieke werkproeven, in den vorm van
kalenders, plaatwerken, enz. de wereld
'n, alle aankondigingen van den groo-
ten dag, die weldra in de typografen-
Wereld weer blij en vroolijk zal gevierd
borden
Het is zeker een goed idee geweest
van de Amsterdamsche drukkerij Kot-
6ng, een geschriftje uit te geven, waarin,
eens hoel duidelijk de eigenlijke botee-
kenis en den oorsprong van dit Kop-
perfeesl uiteengezet is.
Wij achten het wel eens aardig ook,
voor onze lezers iets over 'I Kopper-
feest te vertellen, want tien tegen één,
dat, zij er nog heel weinig van weten.
Over den Koppermaandag zijn reeds
"eel wat verklaringen gegeven. De
meest voor de hand liggende is deze:
Kopperen of ook wel op z'n oud-Am-
•derdamsch „den kanneman maken,",
t'Qteekent smullen, drinken en prelma-
cm „Kopper" een vroolijken maaltijd
111 Mi, die kopperden werden „kopper-,
ekens", d. i. pretmakers genoemd.
/oo was de Koppermaandag oudtijds!
lllct enkel een feestdag voor de boek
drukkers, doch volgens Alkemade, werd:
de Koppermaandag ook dooi- an
dere hienschcn dan drukkersgasten ge-
vierd.
Oe befeekenis van 't woord „kopper
ls niet duister meer. de histoiri(e en de
oorsprong van den Koppermaandag is
nel we)
's 'tij de napret of de heksluiter van
1 'Kerstfeest
Men gist veel, doch men verdiept
meti bi gissingen.
Hoe het zij, de Koppermaandag werd
111 ons land overal vrij luidruchtig ge-
Merd.
e Utrecht liep 't volk zelfs ver
momd op stelten door de straten, giften
b erden gevraagd, die 's avonds onder
groot rumoer verteerd werden.
Hveral word t Kopperfeest gevierd,
'ol zelfs op de visscherseilanden
In de 17e eeuw werd in de Hoofd
stad op Coppertjes Maandag en D.ins-
'lag een zeer eigenaardigen optocht ge
houden, die Adriaau van Nieulandt op
'mt bekende d oek heeft vereeuwigd, dal
t'mjis op 't stadsarchief aldaar beru^l.
Op dit schilderij zien we den op-
ocht van 1592, waarin de leprozen
mt 't Leprozenhuis in heksleden wler-
m meegevoerd, giften der stedelingen
"t ontvangst nemende.
.In 1604 evenwel nam de pret een
e®de, toen de stad „vol nauw-behuysdie
myseji ghepropt" werd en de leprozen
er niet meer in konden. I>e 'leprozen:
'ieldem daarna ecnigen tijd een omme-
fWng te voet in den naastep omitreiM
't leprozenhuis.
KoppermaaAidag werd in Holland en
'y and er en ook wel „Verloren Maan-<
dag" getnoemd, omdat volgens, de volks-,
filosofie alle arbeid op dien dag onnut
0,1 ongelukkig was.
Koppermaandag werd ook Flora-
maahdag genoemd. Zoo schreven de
fusten ter drukkerij van K. Keman
'e Haarlem boven hun Kopperwensch a
cht.ste Kopperwensch aan onze Heen
en Meesters, op Flora-maandag,
''(,Ti lien van Louwmaand 'des jaai-s/
1?34.
In Gelderland werd de Maandag nai
jdriekoningen „Razende Maandag ofi
Kaasmaandag" genoemd, dien de boei
1(m met groote luidruchtigheid vier-i
den, eerst ganstrekken, katknuppelen'
(-h dergelijke vermaken, en daarna/
^filnkpartijendie niet zelden, een ireus
i J'g verloop hadden.
In de mdideleeuwen werd t feest
j °ok door de aanzienlijken gevierd, doch'
j ''at alles is voorbij, dergelijke feesten,
f'ehooren lot het vterledienc. Maar
'ioor sommige ambachten, vooral dooi
de typografen wordt nog altijd t Kop-
Iterfeest gevierd en zoolang 't feesl, bin-
van ganscher harte toe!
Op Nieuwjaarsdag bestond onze Bank
van Leening twee en een halve eeuw.
Zij is eene gemeentelijke instelling,'
slaat onder toezicht van een Commis-i
sie uit den Raad en zij wordt bestuurd,
door eein directeur. De tegenwoordige
titularis is de heer G. Moerbeek, die
nog een boekhouder, een schatter, een
len en 2en klerk onder zich heeft.
Uit 't gemeenteverslag: zien we, dat
in 1908 beleend werden 87209 panden
(voorschot 1253920.50) tegen 87130
(1250.102.50) in 1907 en 86857 pan
den (f249069) in 1906.
Een j aart ijk sch e vermeerdering van
beleende panden, ten minste van eenig
belang, is niet te cons lateer en.
Dat schijnt vreemd toe, wanneer men
denkt aan de gestadige uitbreiding van
't zielental van Haarlem en der om
liggende gemeenten en ook aan de vele
werkloozc dagen, die den werkenden
stand moeten genoopt hebben .panden
te gaan bel een en.
Is hier' een oorzaak voor te zoeken
Zeer zeker!
Naar onze meening is, de Bank van
Leening niet met haar tijd meegegaan.
Voor tal van voorwerpen, die in dézen
tijd 't bezit van een gezin uitmaken,
is onze Bank van Leaning gesloten..
De tijd, dat de rijkdom of welvaart van
ee;n gezin bleek uit de mindere of
meerdere aanwezigheid van gouden of
zilveren sieraden is voorbij. Andere
voorwerpen worden thans aangekocht
en onze Bank van Leening weigert'
deze te beleenen.
De gevolgen blijven niet uit, de ver
derfelijke pandjeshuizen met z.g. recht
van wed er inkoop rijzen als paddestoe
len uit den grond op.
Zeker is het te betreuren, dat daar
door onze Bank van Leening niet meer
genoemd kan worden een instelling tot
voorkoming van armoede.
Niet beter kan zij' in de kaart werken
van den woekerhandel, dan door deze
achterlijkheid-
En laten we het maar eens meedee-
len, al is het vrijwel onbekend, doch de
meer ingewijden zouden de sterkste
staaltjes kunnen vertellen: de woeker-'
handel neemt hier* grooter en grooter
afmetingen aan. Voor dit feit mogen
onze gemeentelijke autoriteiten de oo-
gen niet sluiten, doch alles aanwenden
om aan 't steeds voortwoekerende
kwaad paal en perk te stellen.
Een der middelien om den woeker
handel in onze stad tegen te gaan is
zeker de reorganisatie van onze Bank
van Leening, opgevat in dezen, zin, dat
zij zich meer aanpast aan de toestanden,
en gebruiken onzer hedendaagsche
maatschappij.
Treip vergaten. Iets buitenge
woons is gebeurd op den spoorweg
tusschen Roscoff en Marlaix (Erank-
rijk). Een reizigerstrein was nog al
lang blijven staan in het station van
Plouénan om te rangeeren. Dit gedaan
zijnde gaf de stationschef het teeken
van vertrek. De locomotief vertrok,
maar men had vergeten ze vast te kop
pelen aan den trein, zoodat deze staan
bleef. Tien minuten later reed de lo
comotief het station van St. Pol do
Leon binnen en eerst daar bemerkte
de machinist, dat hij zijn trein te Ploué
nan had achtergelaten. Hij keerde te
rug naar dat station, waar de reizi
gers alles behalve goed gemutst wa
ren. Eindelijk toch kwamen zij op hun
ne bestemming.
Een mooi land. Het „Hsg." ont
ving uit Roemenië een brief, waaraan
wij het volgende ontkenen:
Ieder heeft wel eens gehoord of ge
lezen van de wreedheid der kozakken
in ia et ons naburige Rusland, waar de
knoet de hoofdrol speelt, tenminste zoo
zegt men.
Zoo was ik b.v. een tijd geleden
getuige van een zonderling tooneel.
Een man met vrouw en kind wa-
reh in de rivier de P'ruth, die ons
van Rusland scheidt, bezig visdh te
vangen met een zeer primitief net.
Van verre zie ik langs den ande
ren kant een kozak komen aanrijden.
Nauwelijks krijgt hij de vischvangers
in 't oog, ol hij geeft zijn paardje tie
sporen, in een oogwenjk stuift hij bij
den wal neer, en pok pok, klets, klets,'
slaat hij met zijn knoet man, vrouw
en kin I, bloedende wonden, zijn paard
trapt hel not aan slujkken, en daarna,
rent hij hen weer na.
„Hoe wreed", zult u zeggen.
Ja, maar 't was verboden vischtijd
en wie niet hooren wil moot voelen,.
Daarmee wil ik de handelwijze van
den kozak niet goedkeuren; ,t kou, wel
wat zachter; alleen dit, dat de men
sehen wisten, waarom zij geslagen wer
den.
Maar hier in Roemenië, och, lieve he
mel, de politie en gendarmen slaan
niet alleen bloedende, wonden, maar
slaan, schoppen en trappen hun slacht
offers tot ze in zwijm vallen en diik'-
wijls aan de gevolgen overlijden. En
mooiste is nog djat ze soms niel eens
weten waarom.
Vooral te Boekarest gaat liet er raar
toe. Onder ieder politiebureau vindt
men kelders, die als folterkamers dienst
doen. 4 i
Daar wordt de verdachte, ol hoe je
'm noemen wilt,zonder vorin van pro
ces uitgekleed en geslagen, gcgoeseld en
met voeten getreden tot hij flauw valt.
Dan wachten ze tol hij weer bijkomjl
en beginnen opnieuw.
En niet alleen in de hoofdstad, maar
ook op het platteland. Wee hom die ,in
de handen der politie valt.
Zoo b.v. logeerde een tijdje geleden
een heer in een kleansteedsch hotel.
Hij werd op 't politiebureau geroe
pen en alhoewel hij zijn identiteit kon
bewijzen,' werd hij toch door tw,ee agen
ten in 'n kelder gestopt, en geslagen,
tot hij 't bewustzijn verloor.
Daarna lieten ze hem (waarschijn
lijk voor een goed drinkgeld) toppen.
Maar ',s nachts om twee uur kwa
men ze 'm weer halen, en niet alleen,
hem,, maar ook den hotelhouder en
twee boeren.
Na hen allen weer vreeselijk toegeta
keld te hebben, werd diezelfde heer
eerst naar Dorshoi gestuurd en daar
na naar Boekarest, want hij leek veel
op een hooswicht, die all zesmaal ver
oordeeld was.
Te Boekarest bleek natuurlijk zijn on
schuld .Ilij keerde, weer terug omzijn
zaken af te doen, werd weer ingerekend
en uit wraak weer geslagen, nog er
ger dan den vorigen keer,, omdat hij
hen had aangeklaagd, natuurlijk te vcr-
geefseh.
Toen ze zich verzadigd hadden,, gooi
den ze 'm buiten, waar hij den nacht
in een goot doorbracht, want in heit
hotel wilden ze hem uit vrees niet
meer herbergen.
Den volgenden dag reisde hij naar
Boekarest, waar 'n dokter zijn wonden
behandelde. Ook diende hij zijn beklag
in bij den minister.
En wonder boven wonder, er is werk1
van gemaakt. De commissaris van po
litie werd afgezet.
Hii liegt weer in kommiss:e.
i In liet Limburgsch© mijn district
bestaat, naar men Weet, een christe
lijke mijnwerkers,bond. Daartegen is
opgericht een neutrale, alias sociaal
democratische vepeeniging. De lieer
Troelstra zei in zijn Kerstmisredo,
dat de rood© vereen iging voor eön
groot deel uit Duitsehers bestaat, en
dat door den secretaris hem medege
deeld was, dat- de Burgemeester van
Heerlen bezig was 300 Duitsehers
over de grens te' zetten.
kWaf een aanval o,p 'de vrije vakbe
weging is genoemd.
De „N. L. K." deelt nu mede. dat
er slechts één Duïtscher is wegge
zonden, cm dat deze mail meerdere
vonnissen wegens diefstal enz. ach
ter den rug had.
Misschien zuilen er iln het helang
der openbare orde meer van derge
lijke boeven over de grenzejn gaan.
.Niet, omdat ze lid zijn der socia
listisch© vakvérceniging, doch wijl
ze vonnissen; achter den rug hebben.
Dat de soeiaal-democratisch© va,k-
vereeniging in Heerlen voor 'n groot
deel uit boeven bestaat (de heer
Troelstra sprak van 300) kan de Bur
gemeester van Heerlen niet helpen
jWjat de heer Troelstra hierop ant
woerden zal?
(Wel, bij loog weer in commissie.
De secretaris der vakver. had 't,
hem immers, verteld
De Vrijmetselarij.
Aan een door P. 11 ruber S. J. uit
de nieuwst© Kalenders tón betrouw
baarste bronnen samengestelde star
tistiek over de Vrijmetselarij ontke
nen wiji volgende zeer: interessante
cijfers.
In 't geheel bestaan er 144 Groot
loges en Grootoostens, 45 hoogere
vrijmetselaarskorpsen van den Schot
sch en ritus en circa. 25.600 loges m et
een ledental van ongeveer 2 millioen
actieven.
Bekent men hier nog' b'ij de vele
niet-antieven en de vooral in Ame
rika, als, vrij metsolaa.rs-vereeniigjn-
gen aangeduide, broederschappen,
dan bereikt het ledental der drie
puntbroeders de 10 millioen.
D© vrijmetselaarsloges in den ei
genlijken zin worden als volgt ver
deeld Vereenig de Staten van Ni. A.
12,990 blanke en 1,300 zwarte loges;
Engeland 2.668Zuid-Amerika
1.022; Australië 743; Schotland
732Eng'olseh Amerika 647Frank
rijk 532 (35.000)Duitschla.nd 477
Ierland 415; Italië 305; Midden-
Anierika, 206Portugal 121Neder
land 97; Spanje 67Oostenrijk Hon
garije 64; Zweden 70; Griekenland
34Zwitserland 33Denemarken 30
'Noorwegen 14.
Pater Gruber, die deze cijfers als
resultaat van uitvoerig onderzoek in
de „Franc-Magonnerie demasqué©"
publiceerde, is. zoo,als men weet, de
man die indertijd ook de Leo Taxil
zwondelarij on tmaskerde
De Bond uan lied Onderwijzers.
Dezer dagen spraken we in ver
schillende artikeltjes over-den in
druk, dien het optreden der Bonds
mannen ock op verschillende voor
standers der openbare school ge
maakt heeft.
Als voorbeeld wijzen wij hier op
hetgeen naar aanleiding dier verga
dering ,d© heer B;. -Meerkerk, direc
teur der R. H. B. S. te Sappemeer,
onverdacht liberaal en toit hede'n be
kend voorstander der openbare
school schrijft: „dat de rede- van den
Bondsvoorzitter jzijn (des heerejn
Meerkerks) sympathie voor hat
0-penbami- Onderwijs heeft, ge-
ka a k t
De onderwijzers van dein B. v. O.
klagen erover, naar men weet,
dat de openbare school vrienden, ver
liest.
Aan wie echter de schuld?
Uit .het ingezonden stuk van den
heer Meerkerk in de „N. R,. Ot."
citeeren wij het volgende
„De heeren „kunnen den kinderen
niet leepen wa.t bovein hun bevat
tingsvermogen ligt", zegt de heer
Ossendorp. Ik neem aan dat dit hun
op de kinderen slaat, en zeg dan
natuurlijk niet. Maar de hoeren kun
nen dein kinderen wel leeren begrij
pen, waf, ze nog niet begrepen heb
ben- Daar zijn de onderwijzers voor.
Er .is zooveel dat dei kinderen niet
begrijpen, maar waarin zé' toch op
gevoed worden door het voorbeeld
en den eerbied der ouders: En het
is gewoonweg zotternij te zeggeln
de onderwijzers kunnen den kind-eren
niet doen gevoelen, waarom zij moe
ten juichen ein jubelen bij de geboorte
van een Koningskind ©n niet bij! de
geboorte van een ander kind.
„Wat praat is, dit: Ik sprqeik van
geen koningschap, omdat het kind
niet we,ten kan of een republiek be
ter is dan een koninkrijk Zou ik
niet van liefde voor mijn vader mo
gen getuigen, omdat ik nieit weet,
of ik misschien gelukkiger zou ge
worden zijn, wanneer ik in Miarokko
geboren was? Mlen juicht ©n, jubelt
niet- alleen om edele daden, men
juicht en jubelt ook om heugelijke
gebeurtenissenme;n kwieekt, niet
alleen eerbied aan voor begrepen
dingen, ook voor wat eerbiedwaar
dig- is en dat later soms nooit
zal begrepen worden.
„Het beele verslag geeft mijl dien
indruk, dat de heer Ossendorp niets
of weinig gevoelt voor ons Vorsten
huis, en het bedroeft me, dat de
onderwijzers deze tirade óók lang
durig hebben toegejuicht. Die, kwes
tie loopt niet over het zingen v,an
onmogelijke .versjes; die laat men
niet zingen, dat spreekt. Maar als
men de kinderen wil laten zingein,
alleen wat ze volkomen begrijpen,
dan zullen ze hun mond kunnen hou
den hun leven lang.
De heer Ossendorp heeft mij zeer
^edaan, des te erger daar hij' mijn
sympathie voor het- openbaar onder
wijs heeft geknakt. Spreken zoo
onze openbare onderwijzersHet
doet Ine innig leed."
Uil de herinneringen uan een
journalist
Calisch, de bekende- oud-redacteur
van het* „Handelsblad", vertelt in
de „Mededeelingen" van den „Jour
nalistenkring-" weder „uit de oude
doos". Onder anderen dit.
„Met vreugde da.t 't mij gegeven
is de nagedachtenis van den goeden
Prins Hendrik, 's Konings broeder
te huldigen in regelen uitsluitend
voor mijne, collega's bestemd, boek
staaf ik de vriendelijke voorkomend
heid steeds door hem aan de pers
bewezen. Als. een enkel staaltje zij
gememoreerd dat ik van 's P-rinseln
adjudant Jhr. Ilolmberg de Beck-
felt, na de huwelijksplechtigheid,,
van den Prins met zijne twieede ge
malin te Potsdam, in mijn hotel te
Bleirllijh ©esl (briefje ontving dat het
vertrek van het echtpaar per extra-
trein, waarin voor mij ©en coupé
was bestemd, uit, Potsdam, niet, zou
geschieden 's morgens te 7 uur, zoo
als aanvankelijk was bepaald, maar
eerst- te half negen. Ik behoefde
dus niet zo© vroeg op te breken
Dat aan het doen dezer mededeeling
werd gedacht-, teekent genoegzaam
de minzaamheid van dezejn Vorst,
die mij: bij een andere gelegenheid
in de, broeikassen op Soestdijk aan
zich liet voorstellen, omdat ik pers
man was.
Aan het telegraafkantoortjio t©
Soestdijk heb ik een pikante herin
nering. De telegrafist was daar hee
lemaal alleen toen ik eeln gjrloot tele:
gram aanbood. Ging hij, aan den;
arbeid dan was de gelegenheid voor
publiek om een telegram aan te bie
den verkeken- „Laat ik ze maar aain
nemen, zei Ik. dat kan ik ook wel.'
Dat mocht niet. „Laat ik de men-
scjhën aan da praat houden-" Dat
mocht. Met een knaapje efi een heer
tje heb ik toen gekeuveld over de
strikte noodzakelijkheid van hun
wachten.
In Bfielle, bij de steenlegging voor
of bij de onthulling va{U De Nymph,
kwam "ik jnzake telegram verzen
ding in een moeilijk parket. Met
zorgzaamheid had ik den koristen
Weg gevonden vain liet feestterrein
naar het telegiraafkantooi-, een wei
land en» eiefcil paar slooten kwamen
er bij' te pas. [was je daarover, dan
Was je er vlak bij1. Door het .stedeke
heen Was de afstand grooter. Eu
daar nu komt een gelegenheids-jour
nalist me vragen, Inaa.r den kortsten
weg II ij was dominé in Heenvliet,
correspondent van hét ,,N. v. d. D.",
heette Vos en was later eenige jaren
werkzaam bij het buitenland aan, hét
„Handelsblad". Zei ik hem de waar
heid, dan was voer mij d© genoeg
zame zekerheid dat ik het kantoor
een kantoortje va,n niks voor
allo andere verslaggevers zou be
reiken, verdwenen- Ook wiist ik niet
hoe hard die dominé liep, en hoe
flink liij' over slooten kon springen.
En ilt wees hem den offieieelen weg,
dus den langsten, als den naaste,
machiavellistisch redeneepend, dat
de waardigheid van den maai mee
bracht dat hij nooit van den rechten
weg afweek.
Ik was schrijvende in 't kantoor
tje, twee züjdjes waren al aangebo
den, toen hij binnenkwam. „Hé, is
u hier al". Vermoedelijk bloosde ik.
Ervaringen van een „volksteller".
In welke van de 535 buurten, waar
in Amsterdam voor de volkstelling is
verdeeld, ik gisteren met een der tel
lers ben rond geweest, dat zeg ik maar
niet, zoo, vertelt een collega van hel
Amsterdamsche „Handelsblad". De
Vondelstraat ligt er niet in en de Kei
zersgracht ook niet; overigens het
doet er niet toe. Ik ging er rond!
met een onderwijzer 500 van de 535
zijn onderwijzers die het meer bij
de hajnd hadden gehad: 10 jaargel eden
ging hij in dezelfde ongenoemde buurt
de beduimelde kaarten oogsten. Wij
begonnen ons werk daar, waar in, de
kazernewoningen zes huisgezinnen le
ven op één trap.
't Was in een woninkje tweehoog
vóór, waar wij onze eerste telkaart-
avontuur beleefden.
„Nog niets ingevuld, meneer!" zei t
hleeke meisje van achttien, dat de mat
glazen deur opendeed, „vader kan d'r
niet mee terecht!"
„Is vader thuis'?"
Een stoere vijftiger kwam op de gang,
noodde ons binnen.
Neen, hij wist geen weg inet al dat
gehaspel .Wat wist hij van dienstbe
trekkingen als je geen cent verdiende
en van hoofdberoepen, als de menschen
te herwaren om je aan een baan
tje le helpen. En dan stond er ook'
nog iets in, z'n Arie had hot hem
voorgelezen, van veertien dagen hech
tenis. Asjeblief! Ze konden hem krij
gen, wel veertien weken lang, dan was
de winter zoowat net voorbij! Moest-ie
meteen maar meegaan?"
„Kom, vader," suste de teller, ;,je
doet het toch niet voor mijn pieizior!
Het rijk stelt er belang in om te weten
hoeveel menschen ei' in Nederland le
ven!"
„Wütt-iedan in moest vullen en hoe!
En of z'n zestienjarige zoon, die van
de zeven groote kinderen het meest,
verdiende, nou eigenlijk niet het hoofd
van het gezin was en of meneer
dan maar deris één zoo'n papier won
volkladden.
Welja, waarqm zou meneer dat niet
„doen
Toen beloofde de pootige baas, dal hij
of een van de kinderen het andere
zaakje wel in orde zou brengen. Maarj
hij had toch maar liever dat de hee
ren van het stadhuis hem in 't ver
volg zoo tegen Kerstmis een vet baan
tje in huis kwamen brengen in plaats
van zoo'n stel armzalige kaarten, waar
op je je beetje hersens mos afbeu
len
Een redacteur van „liet Handelsbl."
is te Amsterdam met een volksteller op
het pad geweest om de kaar
ten voor de volkstelling op te halen. Hij
verfeit van hun ervaringen o. m.
Een woning twee hoog achter. Moe
der de vrouw, een blozend en pienter
wij Ik e, babbelde met buurvrouw, dia
zich snel uit de voeten maakte naar
drie-hoog, toen het bezoek onverwacht
binnenkwam, schuldbewust als zij zich
gevoelde, omdat ook bij haar te telkaar-
ten nog oningevuld op de commode
slingerden.
„Kom u binne," noodde het vrouw
tje, „ik heb niks ingevuld, omdat ik'
't niet kon en mo zoon niet, omdaft-io
niet wou! Daar zit-ie meneer, spreek ir
maar zelf met-em
In 't kleine kamertje, opgepropt met
huisraad en een wasehtobbe, stond een
zware walm van wasch- en menschen-
luchl. Op tafel, in een chaos van vuile
kousen, kopjes en potdeksels, lagen een
groot knipbrood en een homp roggq
naast de resten van een hutspot-maal
tijd en in de aangroeiende broeihitte^
uitgestoomd door een potkacheltje,
soesde een jongen van omstreeks ne-
61)
Thuis gekomen, schreed' hij een
briefje aan Richard de Clavières van
den volgenden inhoud: „Kom van
avond met uw nevep hij mij. De toe
stand is zeer ernstig, ein ik heb er
behoefte aan u te raadplegen."
Charles lag .met koorts te bed en
kon niet komen. Maar Raimond en
•Richard waren dien avond bij den ad
vocaat.
„De zaak beeft een hoogst ongun
stige wending genomen," sprak Au-
bry. „De woorden van Clemens Gau-
be, die op voor ons vreeselijke. wijze
van het zwijgen van Raimond's, broe
der gebruik heeft weten te maken,
hebben ook pp de rechtbank en de
gezworenen hun indruk niet gemist.
De publieke ppinie keert zich tegen
ons. Bovendien is ei' nog «m zekere
MóreL de kamerdienaar van dep her
tog de Roquebrane. en een even
slimme schelm als Clemens Gaube,
die ik wieet niet uit welke beweeg
reden, met groot succes stemm Ln.g
maakt tegen mijn cliënte.
Met de betrekking die er tusschen
den hertog de Roquehrune en Clara
de Mpndragon bestand, was de we
reld en ook advocaat Aubry niet be
kend
„Ik heb mijn krachten overschat,"
ging de rechtsgeleerde ontmoedigd
voort. „Mijn talenten schieten tekort
voor de verdediging van een zaak ails
deze. Ach, wanneer het nog* maar tijd
genoeg wasDan zou ik naar Parijs
gaan en een onzer welsprekendste
mannen trachten te bewegen om de
verdediging der arme markiezin van
mij1 over te nemen.
Had ik mijn plicht toch maar he
ter begrepen
Verpletterd door dezen nieuwen
sla®, riep Raimond uit: „Maar mijn
heer Aubry. wat zouden wij zonder
u beginnen! Verlies den moed niet,
gij1 en gij alleen zult Madeleine red-
den."
Maar met een wanhopige uitdruk
king .op het gelaat schudde Aubry
ontkennend het hoofd.
Richard de Clavières. die tot. nu
toe nog- geen teeken van leven ge
geven had, stond eensklaps op en
legde zijn hand pp dep schouder van
den advocaat. „Mijnheer Aubry.
sprak hij, „de bezwaren die ge maakt
eeren u, en als iets mijn achting voor
uw karakter en uw talenten nog ver-
hoogen kon, dan zouden uw, laatste
woorden dit bewerken. Evenals alle
hoogstaande in anjnen onderschat ge u
zeiven en uw krachten. Maar wees
niet moedeloos. Gij zult Madeleine
de Cv pieren verdedigen zoeals zij:
verdedigd moet worden, eenvoudig
en met de volle kracht van de over
tuiging harer onschuld. Gij zijt de
man dien wij moedig hebben, niet
een van de grootheden der Parijsche
balie: Gij zijt hier in deze streek
geboren. Rechters en gezworenen
dragen u de grootste achting, toe en
weten, dat gij' nooit de verdediging1
eener slechte, zaak op u neemt. Maar
op één punt hebt ge gelijk. De pu
blieke opinie, die van zoo gTootein
invloed kan zijln op de uitspraak
der gezworenen olnder deze zuidelijke
bevolking;, is tegen Ons. (Welnu, ik
meen het middel gevonden te hebben
om met één slag de meeniing van liet
publiek ten onzen gunste te keeren,
hoe Clara de Men dragon ein harp
trawanten zich daartegteln ook mogen
verzetten."
De advocaat keek op. Reeds had
hij de onverzettelijkheid en de zeld
zame geestkracht van dezen jongen
Indiër leeren kennen en bewonderen.
Zijn gelaat verhelderde, en in ge
spannen verwachting keek hij Ri
chard de Clavières aan.
„Madeleine weet nog' altijd niet
dat haar kind docd is, nietwaar?"
vroeg' deze.
„Neen. Onze pogingen om haar
dit te .verbergen zijn tot dusver bo
ven verwachting geslaagd."
„Weet zij' dat Jeanne Sé vera©
krankzinnig is
„Ook niet,"
„Welnu, dan moeten we haar dat
midden ,in de volle gerechtszaal mee
deden."
Raimond verbleekte. „En als we
haar dan dooden door dat bericht,
vroeg .hij verschrikt.
Met een handbeweging wees. Ri-'
chard tie Clavières deze' mogelijk
heid af. „Zij .is van een dapper ge
slacht," sprak hij, „zij zal niet on
der de smart bezwijken.' En met
schitterende oogen gilng hij .voort:
„Bovendien zou het beter voor baai-
zijn te sterven op eau oogen blik dat
i iedereen aan haar onschuld gelooft
dan veroordeeld te worden of vrij
te zijn, maar nog gebukt onder dia
I vropseljjk© verdenking.
„Bravo", riep Raimond uit, „laten
we dan besprekjen hoe we het mid
del gaan toepassen." - Eerst laat
in den macht was het onderhoud der
drie mannen geëindigd. Niets, had
den ze aan het toeval overgelaten
o.m zoo zeker en zoo schitterend mo
gelijk het resultaat te bereiken,
Waarnaar ze zoo vurig verlangden.
„Dat is. dus afgesproken," besloot
de heer Aubry. ..Morgenochtend
vroeg zal ik mij naai' de gevangenis
begeven en de markiezin ©enigszins
voorbereiden op den vreeselijkem slag
dien wij haar moeten gaan toebrem-
gen."
Raimond bega f zich naar zijn broe
der. terwijl Richard de Clavières,
wiens rijtuig beneden gewacht had,
op een tocht uitgang, waarvan hij
het doel zelfs voor Aubry en Rai
mond geheim, gehouden had.
V olgens zijn belofte ging de advo
caat den volgendep morgen zijn
cliënte opzoeken. Zeer bleek en ver
moeid, maar met een gelaat schit
terend van wilskracht, ontving- Ma
deleine hem.
„Dank u dat ge gekomen zijt,"
sprak ze vriendelijk. „Naarmate
hef, uur nadert, waarop ik óf voor
altijd uit de rijen der rechtschapen
menschen verbannen zal worden, óf
eindelijk gerechtigheid zal vinden,
begeven mij mijn moed en energie.
Maar het bezoek van vrienden zoo-
als gij wekt mij altijd weer op."
„Uw vriendschap is mij een hoog©
eer," sprak de advocaat diep ont
roerd.
„Als gij eens wist hoe gelukkig
ik mij' nog acht u tot verdediger te.
hebben," ging Madeleine voort. „Ik
tien u zoo dankbaar voor dein (act,
de overtuiging en de 'hartelijkheid,
waarmede gij mijn verdediging weet
te leiden
Er schitterden tranep in haar
groote fluweel.cn oogen, ein mét be
vende stem ging zij 'voortWal ook
de uitslag van dezen vr.eeselijken
strijd jnoge zijn. wees er zeker van
dat ik zooals gij het doet - en
niet. anders - verdedigd zou wil
len worden."
Aubry's ontroering vererger dor
en .Madeleine, die dat bemerkte, gi,ng
op kalmer toon voort: „Willen we
over utw pleidooi even spreken?'
De advocaat voelde zijn ontroering
nog toenemen bij de gedachte aan
hetgeen Madeleine te lijden zou heb
ben, wanjueer ze den dood van haar
Leonie vernam. Maar mot, geweld
beheersqhte hij zijn aandoejning- e.ti
begon haar uiteen te zetten, hoe hij
zijn verdediging dacht in te richten.
Natuurlijk sprak hij liaar niet van
Richard do Clavières' laatste ge
dachte.
Hij' trachtte zelfs alleen de groote
lijnen der verdediging zich voor den
geest te brengen, en niet te denken
aan den vreeselijken slag, dien hij
de arme moeder zou gaan toebren
gen Tevergeefs! Telkens keerde, die
wreede gedachte terug. lederen'
keer weer klonk liet in zijn ooren
„Die arme gemartelde heeft neg
maar één kwetsbaar punt, en juist
daai', in haar kind moed ik haar
gaan treffen
Zou Madeleine niet evenals Jean-
nette krankzinnig worden
De jonge vrouw merkte eindelijk,
aan welk een voortdurende ontroe
ring en opgewondenheid Aubry ten
prooi was.
„Wat schéélt, u, meneer Aubry,"
vroeg zo eensklaps.
Hiji sloeg de oog-en neer onder den
onderzoekende,n blik der markiezin,
en antwoordde met- nauwelijks be.-
dwongen trilling in zijn stem:
Wordt vervolgd).