Moeder en Martelares De Haarkmsche Bank van Leening. Gemengde Buitenlandsche berichten Gemengd Nieuws. De Kopper-Maandag. bli-'fL' iuichen w*j iaarujksch «ut feest BINNENLAND. FEUILLETON IEUWE HAARLEMSCHE COURANT J nen de grenzen dor betamelijkheid; Op den Maandag nu Driekoningen Meren onze Typografen hun Kopper- feest. De eqn viert liet wai luidinch- Mger dgn de andere,, doch geen "•ettei-zetter of drukker zou onopge merkt den Koppen-Maandag willen la ten voorbijgaan. De drukkerijen zenden dun tegen dien dag een keur van ar tistieke werkproeven, in den vorm van kalenders, plaatwerken, enz. de wereld 'n, alle aankondigingen van den groo- ten dag, die weldra in de typografen- Wereld weer blij en vroolijk zal gevierd borden Het is zeker een goed idee geweest van de Amsterdamsche drukkerij Kot- 6ng, een geschriftje uit te geven, waarin, eens hoel duidelijk de eigenlijke botee- kenis en den oorsprong van dit Kop- perfeesl uiteengezet is. Wij achten het wel eens aardig ook, voor onze lezers iets over 'I Kopper- feest te vertellen, want tien tegen één, dat, zij er nog heel weinig van weten. Over den Koppermaandag zijn reeds "eel wat verklaringen gegeven. De meest voor de hand liggende is deze: Kopperen of ook wel op z'n oud-Am- •derdamsch „den kanneman maken,", t'Qteekent smullen, drinken en prelma- cm „Kopper" een vroolijken maaltijd 111 Mi, die kopperden werden „kopper-, ekens", d. i. pretmakers genoemd. /oo was de Koppermaandag oudtijds! lllct enkel een feestdag voor de boek drukkers, doch volgens Alkemade, werd: de Koppermaandag ook dooi- an dere hienschcn dan drukkersgasten ge- vierd. Oe befeekenis van 't woord „kopper ls niet duister meer. de histoiri(e en de oorsprong van den Koppermaandag is nel we) 's 'tij de napret of de heksluiter van 1 'Kerstfeest Men gist veel, doch men verdiept meti bi gissingen. Hoe het zij, de Koppermaandag werd 111 ons land overal vrij luidruchtig ge- Merd. e Utrecht liep 't volk zelfs ver momd op stelten door de straten, giften b erden gevraagd, die 's avonds onder groot rumoer verteerd werden. Hveral word t Kopperfeest gevierd, 'ol zelfs op de visscherseilanden In de 17e eeuw werd in de Hoofd stad op Coppertjes Maandag en D.ins- 'lag een zeer eigenaardigen optocht ge houden, die Adriaau van Nieulandt op 'mt bekende d oek heeft vereeuwigd, dal t'mjis op 't stadsarchief aldaar beru^l. Op dit schilderij zien we den op- ocht van 1592, waarin de leprozen mt 't Leprozenhuis in heksleden wler- m meegevoerd, giften der stedelingen "t ontvangst nemende. .In 1604 evenwel nam de pret een e®de, toen de stad „vol nauw-behuysdie myseji ghepropt" werd en de leprozen er niet meer in konden. I>e 'leprozen: 'ieldem daarna ecnigen tijd een omme- fWng te voet in den naastep omitreiM 't leprozenhuis. KoppermaaAidag werd in Holland en 'y and er en ook wel „Verloren Maan-< dag" getnoemd, omdat volgens, de volks-, filosofie alle arbeid op dien dag onnut 0,1 ongelukkig was. Koppermaandag werd ook Flora- maahdag genoemd. Zoo schreven de fusten ter drukkerij van K. Keman 'e Haarlem boven hun Kopperwensch a cht.ste Kopperwensch aan onze Heen en Meesters, op Flora-maandag, ''(,Ti lien van Louwmaand 'des jaai-s/ 1?34. In Gelderland werd de Maandag nai jdriekoningen „Razende Maandag ofi Kaasmaandag" genoemd, dien de boei 1(m met groote luidruchtigheid vier-i den, eerst ganstrekken, katknuppelen' (-h dergelijke vermaken, en daarna/ ^filnkpartijendie niet zelden, een ireus i J'g verloop hadden. In de mdideleeuwen werd t feest j °ok door de aanzienlijken gevierd, doch' j ''at alles is voorbij, dergelijke feesten, f'ehooren lot het vterledienc. Maar 'ioor sommige ambachten, vooral dooi de typografen wordt nog altijd t Kop- Iterfeest gevierd en zoolang 't feesl, bin- van ganscher harte toe! Op Nieuwjaarsdag bestond onze Bank van Leening twee en een halve eeuw. Zij is eene gemeentelijke instelling,' slaat onder toezicht van een Commis-i sie uit den Raad en zij wordt bestuurd, door eein directeur. De tegenwoordige titularis is de heer G. Moerbeek, die nog een boekhouder, een schatter, een len en 2en klerk onder zich heeft. Uit 't gemeenteverslag: zien we, dat in 1908 beleend werden 87209 panden (voorschot 1253920.50) tegen 87130 (1250.102.50) in 1907 en 86857 pan den (f249069) in 1906. Een j aart ijk sch e vermeerdering van beleende panden, ten minste van eenig belang, is niet te cons lateer en. Dat schijnt vreemd toe, wanneer men denkt aan de gestadige uitbreiding van 't zielental van Haarlem en der om liggende gemeenten en ook aan de vele werkloozc dagen, die den werkenden stand moeten genoopt hebben .panden te gaan bel een en. Is hier' een oorzaak voor te zoeken Zeer zeker! Naar onze meening is, de Bank van Leening niet met haar tijd meegegaan. Voor tal van voorwerpen, die in dézen tijd 't bezit van een gezin uitmaken, is onze Bank van Leaning gesloten.. De tijd, dat de rijkdom of welvaart van ee;n gezin bleek uit de mindere of meerdere aanwezigheid van gouden of zilveren sieraden is voorbij. Andere voorwerpen worden thans aangekocht en onze Bank van Leening weigert' deze te beleenen. De gevolgen blijven niet uit, de ver derfelijke pandjeshuizen met z.g. recht van wed er inkoop rijzen als paddestoe len uit den grond op. Zeker is het te betreuren, dat daar door onze Bank van Leening niet meer genoemd kan worden een instelling tot voorkoming van armoede. Niet beter kan zij' in de kaart werken van den woekerhandel, dan door deze achterlijkheid- En laten we het maar eens meedee- len, al is het vrijwel onbekend, doch de meer ingewijden zouden de sterkste staaltjes kunnen vertellen: de woeker-' handel neemt hier* grooter en grooter afmetingen aan. Voor dit feit mogen onze gemeentelijke autoriteiten de oo- gen niet sluiten, doch alles aanwenden om aan 't steeds voortwoekerende kwaad paal en perk te stellen. Een der middelien om den woeker handel in onze stad tegen te gaan is zeker de reorganisatie van onze Bank van Leening, opgevat in dezen, zin, dat zij zich meer aanpast aan de toestanden, en gebruiken onzer hedendaagsche maatschappij. Treip vergaten. Iets buitenge woons is gebeurd op den spoorweg tusschen Roscoff en Marlaix (Erank- rijk). Een reizigerstrein was nog al lang blijven staan in het station van Plouénan om te rangeeren. Dit gedaan zijnde gaf de stationschef het teeken van vertrek. De locomotief vertrok, maar men had vergeten ze vast te kop pelen aan den trein, zoodat deze staan bleef. Tien minuten later reed de lo comotief het station van St. Pol do Leon binnen en eerst daar bemerkte de machinist, dat hij zijn trein te Ploué nan had achtergelaten. Hij keerde te rug naar dat station, waar de reizi gers alles behalve goed gemutst wa ren. Eindelijk toch kwamen zij op hun ne bestemming. Een mooi land. Het „Hsg." ont ving uit Roemenië een brief, waaraan wij het volgende ontkenen: Ieder heeft wel eens gehoord of ge lezen van de wreedheid der kozakken in ia et ons naburige Rusland, waar de knoet de hoofdrol speelt, tenminste zoo zegt men. Zoo was ik b.v. een tijd geleden getuige van een zonderling tooneel. Een man met vrouw en kind wa- reh in de rivier de P'ruth, die ons van Rusland scheidt, bezig visdh te vangen met een zeer primitief net. Van verre zie ik langs den ande ren kant een kozak komen aanrijden. Nauwelijks krijgt hij de vischvangers in 't oog, ol hij geeft zijn paardje tie sporen, in een oogwenjk stuift hij bij den wal neer, en pok pok, klets, klets,' slaat hij met zijn knoet man, vrouw en kin I, bloedende wonden, zijn paard trapt hel not aan slujkken, en daarna, rent hij hen weer na. „Hoe wreed", zult u zeggen. Ja, maar 't was verboden vischtijd en wie niet hooren wil moot voelen,. Daarmee wil ik de handelwijze van den kozak niet goedkeuren; ,t kou, wel wat zachter; alleen dit, dat de men sehen wisten, waarom zij geslagen wer den. Maar hier in Roemenië, och, lieve he mel, de politie en gendarmen slaan niet alleen bloedende, wonden, maar slaan, schoppen en trappen hun slacht offers tot ze in zwijm vallen en diik'- wijls aan de gevolgen overlijden. En mooiste is nog djat ze soms niel eens weten waarom. Vooral te Boekarest gaat liet er raar toe. Onder ieder politiebureau vindt men kelders, die als folterkamers dienst doen. 4 i Daar wordt de verdachte, ol hoe je 'm noemen wilt,zonder vorin van pro ces uitgekleed en geslagen, gcgoeseld en met voeten getreden tot hij flauw valt. Dan wachten ze tol hij weer bijkomjl en beginnen opnieuw. En niet alleen in de hoofdstad, maar ook op het platteland. Wee hom die ,in de handen der politie valt. Zoo b.v. logeerde een tijdje geleden een heer in een kleansteedsch hotel. Hij werd op 't politiebureau geroe pen en alhoewel hij zijn identiteit kon bewijzen,' werd hij toch door tw,ee agen ten in 'n kelder gestopt, en geslagen, tot hij 't bewustzijn verloor. Daarna lieten ze hem (waarschijn lijk voor een goed drinkgeld) toppen. Maar ',s nachts om twee uur kwa men ze 'm weer halen, en niet alleen, hem,, maar ook den hotelhouder en twee boeren. Na hen allen weer vreeselijk toegeta keld te hebben, werd diezelfde heer eerst naar Dorshoi gestuurd en daar na naar Boekarest, want hij leek veel op een hooswicht, die all zesmaal ver oordeeld was. Te Boekarest bleek natuurlijk zijn on schuld .Ilij keerde, weer terug omzijn zaken af te doen, werd weer ingerekend en uit wraak weer geslagen, nog er ger dan den vorigen keer,, omdat hij hen had aangeklaagd, natuurlijk te vcr- geefseh. Toen ze zich verzadigd hadden,, gooi den ze 'm buiten, waar hij den nacht in een goot doorbracht, want in heit hotel wilden ze hem uit vrees niet meer herbergen. Den volgenden dag reisde hij naar Boekarest, waar 'n dokter zijn wonden behandelde. Ook diende hij zijn beklag in bij den minister. En wonder boven wonder, er is werk1 van gemaakt. De commissaris van po litie werd afgezet. Hii liegt weer in kommiss:e. i In liet Limburgsch© mijn district bestaat, naar men Weet, een christe lijke mijnwerkers,bond. Daartegen is opgericht een neutrale, alias sociaal democratische vepeeniging. De lieer Troelstra zei in zijn Kerstmisredo, dat de rood© vereen iging voor eön groot deel uit Duitsehers bestaat, en dat door den secretaris hem medege deeld was, dat- de Burgemeester van Heerlen bezig was 300 Duitsehers over de grens te' zetten. kWaf een aanval o,p 'de vrije vakbe weging is genoemd. De „N. L. K." deelt nu mede. dat er slechts één Duïtscher is wegge zonden, cm dat deze mail meerdere vonnissen wegens diefstal enz. ach ter den rug had. Misschien zuilen er iln het helang der openbare orde meer van derge lijke boeven over de grenzejn gaan. .Niet, omdat ze lid zijn der socia listisch© vakvérceniging, doch wijl ze vonnissen; achter den rug hebben. Dat de soeiaal-democratisch© va,k- vereeniging in Heerlen voor 'n groot deel uit boeven bestaat (de heer Troelstra sprak van 300) kan de Bur gemeester van Heerlen niet helpen jWjat de heer Troelstra hierop ant woerden zal? (Wel, bij loog weer in commissie. De secretaris der vakver. had 't, hem immers, verteld De Vrijmetselarij. Aan een door P. 11 ruber S. J. uit de nieuwst© Kalenders tón betrouw baarste bronnen samengestelde star tistiek over de Vrijmetselarij ontke nen wiji volgende zeer: interessante cijfers. In 't geheel bestaan er 144 Groot loges en Grootoostens, 45 hoogere vrijmetselaarskorpsen van den Schot sch en ritus en circa. 25.600 loges m et een ledental van ongeveer 2 millioen actieven. Bekent men hier nog' b'ij de vele niet-antieven en de vooral in Ame rika, als, vrij metsolaa.rs-vereeniigjn- gen aangeduide, broederschappen, dan bereikt het ledental der drie puntbroeders de 10 millioen. D© vrijmetselaarsloges in den ei genlijken zin worden als volgt ver deeld Vereenig de Staten van Ni. A. 12,990 blanke en 1,300 zwarte loges; Engeland 2.668Zuid-Amerika 1.022; Australië 743; Schotland 732Eng'olseh Amerika 647Frank rijk 532 (35.000)Duitschla.nd 477 Ierland 415; Italië 305; Midden- Anierika, 206Portugal 121Neder land 97; Spanje 67Oostenrijk Hon garije 64; Zweden 70; Griekenland 34Zwitserland 33Denemarken 30 'Noorwegen 14. Pater Gruber, die deze cijfers als resultaat van uitvoerig onderzoek in de „Franc-Magonnerie demasqué©" publiceerde, is. zoo,als men weet, de man die indertijd ook de Leo Taxil zwondelarij on tmaskerde De Bond uan lied Onderwijzers. Dezer dagen spraken we in ver schillende artikeltjes over-den in druk, dien het optreden der Bonds mannen ock op verschillende voor standers der openbare school ge maakt heeft. Als voorbeeld wijzen wij hier op hetgeen naar aanleiding dier verga dering ,d© heer B;. -Meerkerk, direc teur der R. H. B. S. te Sappemeer, onverdacht liberaal en toit hede'n be kend voorstander der openbare school schrijft: „dat de rede- van den Bondsvoorzitter jzijn (des heerejn Meerkerks) sympathie voor hat 0-penbami- Onderwijs heeft, ge- ka a k t De onderwijzers van dein B. v. O. klagen erover, naar men weet, dat de openbare school vrienden, ver liest. Aan wie echter de schuld? Uit .het ingezonden stuk van den heer Meerkerk in de „N. R,. Ot." citeeren wij het volgende „De heeren „kunnen den kinderen niet leepen wa.t bovein hun bevat tingsvermogen ligt", zegt de heer Ossendorp. Ik neem aan dat dit hun op de kinderen slaat, en zeg dan natuurlijk niet. Maar de hoeren kun nen dein kinderen wel leeren begrij pen, waf, ze nog niet begrepen heb ben- Daar zijn de onderwijzers voor. Er .is zooveel dat dei kinderen niet begrijpen, maar waarin zé' toch op gevoed worden door het voorbeeld en den eerbied der ouders: En het is gewoonweg zotternij te zeggeln de onderwijzers kunnen den kind-eren niet doen gevoelen, waarom zij moe ten juichen ein jubelen bij de geboorte van een Koningskind ©n niet bij! de geboorte van een ander kind. „Wat praat is, dit: Ik sprqeik van geen koningschap, omdat het kind niet we,ten kan of een republiek be ter is dan een koninkrijk Zou ik niet van liefde voor mijn vader mo gen getuigen, omdat ik nieit weet, of ik misschien gelukkiger zou ge worden zijn, wanneer ik in Miarokko geboren was? Mlen juicht ©n, jubelt niet- alleen om edele daden, men juicht en jubelt ook om heugelijke gebeurtenissenme;n kwieekt, niet alleen eerbied aan voor begrepen dingen, ook voor wat eerbiedwaar dig- is en dat later soms nooit zal begrepen worden. „Het beele verslag geeft mijl dien indruk, dat de heer Ossendorp niets of weinig gevoelt voor ons Vorsten huis, en het bedroeft me, dat de onderwijzers deze tirade óók lang durig hebben toegejuicht. Die, kwes tie loopt niet over het zingen v,an onmogelijke .versjes; die laat men niet zingen, dat spreekt. Maar als men de kinderen wil laten zingein, alleen wat ze volkomen begrijpen, dan zullen ze hun mond kunnen hou den hun leven lang. De heer Ossendorp heeft mij zeer ^edaan, des te erger daar hij' mijn sympathie voor het- openbaar onder wijs heeft geknakt. Spreken zoo onze openbare onderwijzersHet doet Ine innig leed." Uil de herinneringen uan een journalist Calisch, de bekende- oud-redacteur van het* „Handelsblad", vertelt in de „Mededeelingen" van den „Jour nalistenkring-" weder „uit de oude doos". Onder anderen dit. „Met vreugde da.t 't mij gegeven is de nagedachtenis van den goeden Prins Hendrik, 's Konings broeder te huldigen in regelen uitsluitend voor mijne, collega's bestemd, boek staaf ik de vriendelijke voorkomend heid steeds door hem aan de pers bewezen. Als. een enkel staaltje zij gememoreerd dat ik van 's P-rinseln adjudant Jhr. Ilolmberg de Beck- felt, na de huwelijksplechtigheid,, van den Prins met zijne twieede ge malin te Potsdam, in mijn hotel te Bleirllijh ©esl (briefje ontving dat het vertrek van het echtpaar per extra- trein, waarin voor mij ©en coupé was bestemd, uit, Potsdam, niet, zou geschieden 's morgens te 7 uur, zoo als aanvankelijk was bepaald, maar eerst- te half negen. Ik behoefde dus niet zo© vroeg op te breken Dat aan het doen dezer mededeeling werd gedacht-, teekent genoegzaam de minzaamheid van dezejn Vorst, die mij: bij een andere gelegenheid in de, broeikassen op Soestdijk aan zich liet voorstellen, omdat ik pers man was. Aan het telegraafkantoortjio t© Soestdijk heb ik een pikante herin nering. De telegrafist was daar hee lemaal alleen toen ik eeln gjrloot tele: gram aanbood. Ging hij, aan den; arbeid dan was de gelegenheid voor publiek om een telegram aan te bie den verkeken- „Laat ik ze maar aain nemen, zei Ik. dat kan ik ook wel.' Dat mocht niet. „Laat ik de men- scjhën aan da praat houden-" Dat mocht. Met een knaapje efi een heer tje heb ik toen gekeuveld over de strikte noodzakelijkheid van hun wachten. In Bfielle, bij de steenlegging voor of bij de onthulling va{U De Nymph, kwam "ik jnzake telegram verzen ding in een moeilijk parket. Met zorgzaamheid had ik den koristen Weg gevonden vain liet feestterrein naar het telegiraafkantooi-, een wei land en» eiefcil paar slooten kwamen er bij' te pas. [was je daarover, dan Was je er vlak bij1. Door het .stedeke heen Was de afstand grooter. Eu daar nu komt een gelegenheids-jour nalist me vragen, Inaa.r den kortsten weg II ij was dominé in Heenvliet, correspondent van hét ,,N. v. d. D.", heette Vos en was later eenige jaren werkzaam bij het buitenland aan, hét „Handelsblad". Zei ik hem de waar heid, dan was voer mij d© genoeg zame zekerheid dat ik het kantoor een kantoortje va,n niks voor allo andere verslaggevers zou be reiken, verdwenen- Ook wiist ik niet hoe hard die dominé liep, en hoe flink liij' over slooten kon springen. En ilt wees hem den offieieelen weg, dus den langsten, als den naaste, machiavellistisch redeneepend, dat de waardigheid van den maai mee bracht dat hij nooit van den rechten weg afweek. Ik was schrijvende in 't kantoor tje, twee züjdjes waren al aangebo den, toen hij binnenkwam. „Hé, is u hier al". Vermoedelijk bloosde ik. Ervaringen van een „volksteller". In welke van de 535 buurten, waar in Amsterdam voor de volkstelling is verdeeld, ik gisteren met een der tel lers ben rond geweest, dat zeg ik maar niet, zoo, vertelt een collega van hel Amsterdamsche „Handelsblad". De Vondelstraat ligt er niet in en de Kei zersgracht ook niet; overigens het doet er niet toe. Ik ging er rond! met een onderwijzer 500 van de 535 zijn onderwijzers die het meer bij de hajnd hadden gehad: 10 jaargel eden ging hij in dezelfde ongenoemde buurt de beduimelde kaarten oogsten. Wij begonnen ons werk daar, waar in, de kazernewoningen zes huisgezinnen le ven op één trap. 't Was in een woninkje tweehoog vóór, waar wij onze eerste telkaart- avontuur beleefden. „Nog niets ingevuld, meneer!" zei t hleeke meisje van achttien, dat de mat glazen deur opendeed, „vader kan d'r niet mee terecht!" „Is vader thuis'?" Een stoere vijftiger kwam op de gang, noodde ons binnen. Neen, hij wist geen weg inet al dat gehaspel .Wat wist hij van dienstbe trekkingen als je geen cent verdiende en van hoofdberoepen, als de menschen te herwaren om je aan een baan tje le helpen. En dan stond er ook' nog iets in, z'n Arie had hot hem voorgelezen, van veertien dagen hech tenis. Asjeblief! Ze konden hem krij gen, wel veertien weken lang, dan was de winter zoowat net voorbij! Moest-ie meteen maar meegaan?" „Kom, vader," suste de teller, ;,je doet het toch niet voor mijn pieizior! Het rijk stelt er belang in om te weten hoeveel menschen ei' in Nederland le ven!" „Wütt-iedan in moest vullen en hoe! En of z'n zestienjarige zoon, die van de zeven groote kinderen het meest, verdiende, nou eigenlijk niet het hoofd van het gezin was en of meneer dan maar deris één zoo'n papier won volkladden. Welja, waarqm zou meneer dat niet „doen Toen beloofde de pootige baas, dal hij of een van de kinderen het andere zaakje wel in orde zou brengen. Maarj hij had toch maar liever dat de hee ren van het stadhuis hem in 't ver volg zoo tegen Kerstmis een vet baan tje in huis kwamen brengen in plaats van zoo'n stel armzalige kaarten, waar op je je beetje hersens mos afbeu len Een redacteur van „liet Handelsbl." is te Amsterdam met een volksteller op het pad geweest om de kaar ten voor de volkstelling op te halen. Hij verfeit van hun ervaringen o. m. Een woning twee hoog achter. Moe der de vrouw, een blozend en pienter wij Ik e, babbelde met buurvrouw, dia zich snel uit de voeten maakte naar drie-hoog, toen het bezoek onverwacht binnenkwam, schuldbewust als zij zich gevoelde, omdat ook bij haar te telkaar- ten nog oningevuld op de commode slingerden. „Kom u binne," noodde het vrouw tje, „ik heb niks ingevuld, omdat ik' 't niet kon en mo zoon niet, omdaft-io niet wou! Daar zit-ie meneer, spreek ir maar zelf met-em In 't kleine kamertje, opgepropt met huisraad en een wasehtobbe, stond een zware walm van wasch- en menschen- luchl. Op tafel, in een chaos van vuile kousen, kopjes en potdeksels, lagen een groot knipbrood en een homp roggq naast de resten van een hutspot-maal tijd en in de aangroeiende broeihitte^ uitgestoomd door een potkacheltje, soesde een jongen van omstreeks ne- 61) Thuis gekomen, schreed' hij een briefje aan Richard de Clavières van den volgenden inhoud: „Kom van avond met uw nevep hij mij. De toe stand is zeer ernstig, ein ik heb er behoefte aan u te raadplegen." Charles lag .met koorts te bed en kon niet komen. Maar Raimond en •Richard waren dien avond bij den ad vocaat. „De zaak beeft een hoogst ongun stige wending genomen," sprak Au- bry. „De woorden van Clemens Gau- be, die op voor ons vreeselijke. wijze van het zwijgen van Raimond's, broe der gebruik heeft weten te maken, hebben ook pp de rechtbank en de gezworenen hun indruk niet gemist. De publieke ppinie keert zich tegen ons. Bovendien is ei' nog «m zekere MóreL de kamerdienaar van dep her tog de Roquebrane. en een even slimme schelm als Clemens Gaube, die ik wieet niet uit welke beweeg reden, met groot succes stemm Ln.g maakt tegen mijn cliënte. Met de betrekking die er tusschen den hertog de Roquehrune en Clara de Mpndragon bestand, was de we reld en ook advocaat Aubry niet be kend „Ik heb mijn krachten overschat," ging de rechtsgeleerde ontmoedigd voort. „Mijn talenten schieten tekort voor de verdediging van een zaak ails deze. Ach, wanneer het nog* maar tijd genoeg wasDan zou ik naar Parijs gaan en een onzer welsprekendste mannen trachten te bewegen om de verdediging der arme markiezin van mij1 over te nemen. Had ik mijn plicht toch maar he ter begrepen Verpletterd door dezen nieuwen sla®, riep Raimond uit: „Maar mijn heer Aubry. wat zouden wij zonder u beginnen! Verlies den moed niet, gij1 en gij alleen zult Madeleine red- den." Maar met een wanhopige uitdruk king .op het gelaat schudde Aubry ontkennend het hoofd. Richard de Clavières. die tot. nu toe nog- geen teeken van leven ge geven had, stond eensklaps op en legde zijn hand pp dep schouder van den advocaat. „Mijnheer Aubry. sprak hij, „de bezwaren die ge maakt eeren u, en als iets mijn achting voor uw karakter en uw talenten nog ver- hoogen kon, dan zouden uw, laatste woorden dit bewerken. Evenals alle hoogstaande in anjnen onderschat ge u zeiven en uw krachten. Maar wees niet moedeloos. Gij zult Madeleine de Cv pieren verdedigen zoeals zij: verdedigd moet worden, eenvoudig en met de volle kracht van de over tuiging harer onschuld. Gij zijt de man dien wij moedig hebben, niet een van de grootheden der Parijsche balie: Gij zijt hier in deze streek geboren. Rechters en gezworenen dragen u de grootste achting, toe en weten, dat gij' nooit de verdediging1 eener slechte, zaak op u neemt. Maar op één punt hebt ge gelijk. De pu blieke opinie, die van zoo gTootein invloed kan zijln op de uitspraak der gezworenen olnder deze zuidelijke bevolking;, is tegen Ons. (Welnu, ik meen het middel gevonden te hebben om met één slag de meeniing van liet publiek ten onzen gunste te keeren, hoe Clara de Men dragon ein harp trawanten zich daartegteln ook mogen verzetten." De advocaat keek op. Reeds had hij de onverzettelijkheid en de zeld zame geestkracht van dezen jongen Indiër leeren kennen en bewonderen. Zijn gelaat verhelderde, en in ge spannen verwachting keek hij Ri chard de Clavières aan. „Madeleine weet nog' altijd niet dat haar kind docd is, nietwaar?" vroeg' deze. „Neen. Onze pogingen om haar dit te .verbergen zijn tot dusver bo ven verwachting geslaagd." „Weet zij' dat Jeanne Sé vera© krankzinnig is „Ook niet," „Welnu, dan moeten we haar dat midden ,in de volle gerechtszaal mee deden." Raimond verbleekte. „En als we haar dan dooden door dat bericht, vroeg .hij verschrikt. Met een handbeweging wees. Ri-' chard tie Clavières deze' mogelijk heid af. „Zij .is van een dapper ge slacht," sprak hij, „zij zal niet on der de smart bezwijken.' En met schitterende oogen gilng hij .voort: „Bovendien zou het beter voor baai- zijn te sterven op eau oogen blik dat i iedereen aan haar onschuld gelooft dan veroordeeld te worden of vrij te zijn, maar nog gebukt onder dia I vropseljjk© verdenking. „Bravo", riep Raimond uit, „laten we dan besprekjen hoe we het mid del gaan toepassen." - Eerst laat in den macht was het onderhoud der drie mannen geëindigd. Niets, had den ze aan het toeval overgelaten o.m zoo zeker en zoo schitterend mo gelijk het resultaat te bereiken, Waarnaar ze zoo vurig verlangden. „Dat is. dus afgesproken," besloot de heer Aubry. ..Morgenochtend vroeg zal ik mij naai' de gevangenis begeven en de markiezin ©enigszins voorbereiden op den vreeselijkem slag dien wij haar moeten gaan toebrem- gen." Raimond bega f zich naar zijn broe der. terwijl Richard de Clavières, wiens rijtuig beneden gewacht had, op een tocht uitgang, waarvan hij het doel zelfs voor Aubry en Rai mond geheim, gehouden had. V olgens zijn belofte ging de advo caat den volgendep morgen zijn cliënte opzoeken. Zeer bleek en ver moeid, maar met een gelaat schit terend van wilskracht, ontving- Ma deleine hem. „Dank u dat ge gekomen zijt," sprak ze vriendelijk. „Naarmate hef, uur nadert, waarop ik óf voor altijd uit de rijen der rechtschapen menschen verbannen zal worden, óf eindelijk gerechtigheid zal vinden, begeven mij mijn moed en energie. Maar het bezoek van vrienden zoo- als gij wekt mij altijd weer op." „Uw vriendschap is mij een hoog© eer," sprak de advocaat diep ont roerd. „Als gij eens wist hoe gelukkig ik mij' nog acht u tot verdediger te. hebben," ging Madeleine voort. „Ik tien u zoo dankbaar voor dein (act, de overtuiging en de 'hartelijkheid, waarmede gij mijn verdediging weet te leiden Er schitterden tranep in haar groote fluweel.cn oogen, ein mét be vende stem ging zij 'voortWal ook de uitslag van dezen vr.eeselijken strijd jnoge zijn. wees er zeker van dat ik zooals gij het doet - en niet. anders - verdedigd zou wil len worden." Aubry's ontroering vererger dor en .Madeleine, die dat bemerkte, gi,ng op kalmer toon voort: „Willen we over utw pleidooi even spreken?' De advocaat voelde zijn ontroering nog toenemen bij de gedachte aan hetgeen Madeleine te lijden zou heb ben, wanjueer ze den dood van haar Leonie vernam. Maar mot, geweld beheersqhte hij zijn aandoejning- e.ti begon haar uiteen te zetten, hoe hij zijn verdediging dacht in te richten. Natuurlijk sprak hij liaar niet van Richard do Clavières' laatste ge dachte. Hij' trachtte zelfs alleen de groote lijnen der verdediging zich voor den geest te brengen, en niet te denken aan den vreeselijken slag, dien hij de arme moeder zou gaan toebren gen Tevergeefs! Telkens keerde, die wreede gedachte terug. lederen' keer weer klonk liet in zijn ooren „Die arme gemartelde heeft neg maar één kwetsbaar punt, en juist daai', in haar kind moed ik haar gaan treffen Zou Madeleine niet evenals Jean- nette krankzinnig worden De jonge vrouw merkte eindelijk, aan welk een voortdurende ontroe ring en opgewondenheid Aubry ten prooi was. „Wat schéélt, u, meneer Aubry," vroeg zo eensklaps. Hiji sloeg de oog-en neer onder den onderzoekende,n blik der markiezin, en antwoordde met- nauwelijks be.- dwongen trilling in zijn stem: Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 11