Week-Kroniek.
Populaire Politiek.
Gemengde Buitenlandsche berichten
Esperanto-Cursus.
ZATERDAG 8 JAN. 1910.
buitenland.
STAD.
8e Les.
Lees aandachtig:
1
d e kunu
du
2
d e kdu
tri
3
d e ktri
kvar
4
d e kk\»r
kvin
5
d e kkvin
aes
6
d e kses
sep
7
d e ksep
ok
8
d e kok
nsu
t
d e kn&u
dek
10
d u dek
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
30
40
42
58
59
63
75
87
94
100
120
222
357
989
1000
10951
83174
20050
hski
hakken
la hak i1o
de bijl
kudri
naaien
la kudr i 1 o
de naald
veturi
rijden
la vetur i1o
het rytuig
flugi
vliegen
la Aug i 1 o
de vleugel
«ovele
scheppen
la sovel i 1 o
de schop.
Dus
Leer van buiten
piki
Onze Wetten.
BINNENLAND.
van 1—8 Januari 1910.
1 Jan. Kolonel Constantinides op
eigenaardige wijze tot Mi-
ni9ter ran Oorlog in Grie
kenland benoemd.
2 Jan. De Russische Regeering
heeft te Helsingfor» een
wijdvertakt complot ran
Finnen ontdekt.
De nieuwe Regeering
Kreta heeft den eed ran
trouw aan Griektnland ge
zworen.
4 Jan. De aviateurs Delagrange en
Santos Damont vallen met
hun vliegmachine. De eerste
verloor er 't leven bij, de
laatste kreeg eenige lichte
kneuzingen.
Jan. De Amerikaaneche Minister
ran Buitenl. Zaken heeft
het op te richten prijzenhof
bekleed met de bevoegdheid
en den werkkring van een
internatiooa&l Hof van ar
bitrage.
BINNENLAND.
3 Jan. Over de Amsterdamsche
burgemeestersbenoeming
worden door de Regeering
onderhandelingen gevoerd
met mr. J. Kappeyne van
de Cappello.
Jan. Generaal Thiange, chef van
den Generalen Stat in den
Haag overleden.
5 Jan. De bekende Amsterdamsche
advocaat uir. W. H. K.
Mouthaan overleden.
OMTREK
3 Jan. De nieuwe Chr. school te
Bloemendaal geopend.
Jan. De eerste verpleegden be
trekken het nieuwe Pius-
gesticht te Lisse.
1 Jan. „De Zwaluwen" kloppen de
voetbalclub „Vitesse" met
5—3.
Jan. flei eerste nummer ver
scheen van 't orgaan der
Haarl. Jongeling! vereeni-
ging.
«DU
tridek
kvardek
kvardek da
kvindek ok
kvindek nku
sesdek tri
sepdek kvin
°kdek sep
öawd«k kvar
•ent
Cent dudek
Lucent dudek du
fricent kvindek sep
hawcent okdek new
mil
•efemil naweent kvindek unu
okdek tri mil cent sepdek kvar
"Qcent mil kvindet
kvincent kvindek kvin mil 555000
miliono 1000000
Uit 't. bovenstaande blijkt, dat de
getallen al heel gemakkelijk sijn in
't Esperanto. Bij het uitspreken der
getallen let men op de natuurlijke
orde, duseerst duizend-, daarna
honderd-, daarna de tientallen, daarna
de eenheden. Bij voorkeur schrijve
men in 't Esperanto de getallen van
11 tot 20 aan elkaareen verbindings-
teeken mag ook.
Eveneens worden aan elkaar ge
schreven de duizendtallen, honderd
tallen en tientallen. (Men vergelijke
de voorbeelden.) Ka aandachtige
lezing zal_ 't niet moeilijk wezen de
getallen in 't Esperanto over te
brengen
2, 4, 8. 12, 18, 21, 27, 28, 53, 67,
82. 90, 99. 103, 281. 315, 408, 579,
609, 714, 839, 921, 983, 1004, 2801,
4707, 21433, 81917, 121084, 321907,
591809, 987654. 1234567.
Lees aandachtig:
La unua strato de la vila^o,
de eerste straat van het dorp.
La dua birdo,
de tweede vogel.
La kvara birdo,
de vierde vogel
La sepa rakonto,
de zevende vertelling.
La deka tago,
de tiende dag.
La kvindek kvina porto,
het 55ste deel.
La nawdek tria leciono,
de 93ste les.
La mila lo^anto,
de 1000ste inwoner.
La docent mil okdek tria numero,
bet 20083ste nummer.
Regel
Door een a te plaatsen achter de
telwoorden verkrijgt men de rang
schikkende telwoorden.
Lees wederom aandachtig:
Het achtervoegsel i 1 duidt het
werktuig aan, waarmede de werkiDg
verricht wordt, door 't grondwoord
uitgedrukt.^
kombi
tondi
traLci
agio
korko
tiri
«loei
sonori
fajfi
akro
een o
nego
bajlu
jam
placo
antawen
regimen to
rifuzi
obei
sitelo
j«
karbo
tapiso
semi
laborejo
stalo
metaio
kammen
knippen
snijden
arend
kurk
trekken
sluiten
schellen
fluiten
scherp
ketting
sneeuw
hagel
reeds
plein
vooruit
regiment
weigeren
gehoorzaam
emmer
voorzetsel m. onbe
paalde beteekems.
steenkool
tapijt
zaaien
steken
werkplaats
staal
metaal
napi
biblioteko
guldeno
tem o
pafi
boji
trovipis
marteli
danci
zwemmen
bibliotheek
gulden
thema
schieten
blaften
bevonden zich
hameren
dansen
IV.
De vorige maal hébben wij een blik
Afslagen in onze Grondwet, nu zul
len wa 'n overzicht nemen van onze
•ödero wetten.
In de Grondwet zijn neergelegd de
grondslagen van onze staatsinrichting en
van ons staatsbestuur. Daarom mag een
Grondwet niet licht te veranderen zijn
kan zij slechts hoofdzaken bevat
ten, de grootè lijnen aangeven, niet
■h bijzonderheden afdalen.
Toch zijn er in een geregelde» staat
van een ontwikkel^, volk wetten noodig,
die een en ander meer in 't bijzonder
regelen, die zich daarom meer aan
tijdsomstandigheden hebben aan te 'pas'
Sea en dus spoediger aan verandering
onderhevig zijn, ofschoon eene wet al-
toch een zekere vastheid "Jj ebben
moet.
De grondwet zegt dan ook dikwijls
Wij hebben het reeds gezien dat
dit of dat nog nader door eenie wef
zal geregeld worden en geeft dan
•ok aan Koning en Kamers de macht
om wetten te maken: de wetgevende
macht.
Van die macht hebben deze dan ook
flink gebruik gemaakt en de menigte
van wetten lijkt een groote rijstebrei-
berg, waar niet doorhoen te happen
valt.
Wij zullen als van uit een „Zeppelin"
■een kijkje nemen in vogelvlucht.
Op üe eerste plaats hebben onze aan
dacht dealgemeenewetboeken
Vraariu om het maar eens eenvoudig
uit te drukken ons haele huishouden
tje van den N ed&riandsch en Staat in
*t algemeen geregeld wordt, op de
grondslage* natuurlijk door do grond-
Lees en vertaal
La lignokatisto perdis la hakilonea
si trovis sian kombi Ion? Kie esto
mia kudrilo? Gi kusas kunlatondiio
sur la tablo. Mi acetis lian novan
traneilon- Oni donas pafi lopi al la
soldatoj. La flugiloj de agio estas
grandaj kaj fortoj, Cu vi vidas la
korktirilon? Mia amikina estas tre
malatenta, si perdis sian slosilon. Oni
forte tiris al la sonorilo. La fajfilo de
mia malgranda frato sonoras tre akre.
Lees aandachtig
mono geld
monero geldstuk
fajro vuur
fajrero vonk
polvo stof
polvero stofdeeltje
Dus:
Het achtervoegsel er duidt een
samenstellend deeltje aan.
Lees nu en vertaal
Donu rconeron al tiu malfeliculino.
Lia fratino perdis sian cenon. La ceno
konsistas el multaj ceneroj. Bablero
estas ero de tablo. Dum la vintro ia
negreroj sencese falas. Kelkaj akveroj
faïas sur mia nova capeio. I>a grandaj
Lajleroj rompis la fenestrojn de mul
taj domoj. La servistino donas la
pacerojn al la hirdoj. Via servistiuo
ne estas lerta, dum si portie la siteion
je karbo, multaj karberoi felis sar la
tapiso. La semisto j*tas la semerojn
sur la tero. La ligDaro en mia fingro
pikss dolore. En la laborejo de la
torjjisto multaj staleroj kaj metaleroj
kusas cie.
Vertaal
Ik heb 7 vrienden. Mijn zuster
schreef brieven aan haar 12 vrien
dinnen. De honden liepen over de
straat. In deze stad zijn 2318 straten.
In ons land zijn 100 groote eteden
Ons dorp heeft 1537 inwoners. In de
zee zwemmen vele visschenmil
lioenen en millioenen. Myu biblio
theek bestaat uit 135 boeken, groote
en kleine. Ik moet nog 4 thema's
maken. Ome buurman is zeer rjjk,
hij bezit 48000 gulden. Hij was de
tweede welke kwam. Reeds de eerste
hond blafte. Op het plein stonden
vele rijtuigen; hij nam het tiendeen
zegde tot den koetsier: vooruit! Hij
gaf mjj 16 potlooden. Vis h> den de
29sten dag van de maand Hst 179e
regiment weigerde te gehoorzamen.
Geef de bijl aan den houthakkvr en
het me» aan my. Waar is ons rytuig?
Uw zuster heeft ha*r schaar en hear
kam verloren Hij gooide de fluit
van zijn broeder weg. Onze knecht
kan den kurkentrekker niet vinden.
De hamer, de zaag, de schaaf en de
schop lagen in de werkplaats. Gooi
de broodkruimels met weg, maar geef
ze aan de vogels. De sneeuw vlok keu
dansten voor mijne oogm. Ik heb 'a
splinter in mijn hand Geef den arme
een aalmoes. Ik kan niet, want ik
heb mijn geldstuk verloren.
5 De Belgische erfeniskwestie. De
inventarisatie van de door koning Leo
pold nagelaten bezittingen duurt nog
voort. Als een bijzonderheid wordt uit
Brussel aan de Parijsche „Matin" ge
wet aangegeven. Is da grondwet het
fundament van het gebouw, de alga-
meene wetboeken zijn de hoofdzuilen,
terwijl de overige wetten gelijken op af
zonderlijke vertrekjes voor bijzondere
doeleinden bestemd. Die algemeene wet
boeken worden gevormd door 4 boe
ken: het Burgerlijk Wetboek, het Wet
boek van Koophandel, het Wetboek
van Strafrecht en het Wietbqak van
Rechtspleging.
Het b urg er I ij k wetboek wordt
zelf ook weder in 4 boeken verdeeld:
het eerste boek handelt over personen,
b.v. rechten en pLichten van echtge-
nooten, vaders, voogden enz., het twee
de over zaken, b.v. eigendom, vrucht
gebruik, hypotheken; het derde over
verbindtenissen, b.v. koop, verkoop,
huur, bruikleen; het vierde over be
wijs en verjaring.
Hetw et boek van koophandel
bestaat uit twee boeken. Het eerste
boek gaat oven- den koophandel in 't
algemeen, o.a. over kooplieden, koopt-
mansboeken, vennootschap, beurzen,
wissels, verzekering. Het tweede boek
behandelt de rechten en verplichting
gen uit scheepvaart voortspruitende:
zoo o.a. over zeeschepen, eigenaars van
schepen, reeders, over den schipper, de
scheepsgezellen, de passagiers, de bd-
vrachting, over schade, schipbreuk,
stranding en zeevonden.
Het wetboek van strafrecht
cn het wetboek van rechtsplei-
ging, laten we heden buiten beschou
wing. De naam zélf zegt genoeg, waar
het over gaat. Dat iijkt al aardig wat,
maai* dat is nog niet alles, dat zijn He
hoofdzaken van het gebouw, nu de
kleinere vertrekjes, de losse wetten
voor bijzondere doeleinden gemaakt. Bij
voortdurende toeneming van bevolking
en voortgaande ontwikkeling is het
noodzakelijk rechten en plichten steeds
meer nauwkeurig te omschrijven en de
seind, dat het tractaat tot amnestie van
den Kongo een artikel bevat, waarbij
den koning 40.000 H.A. land in het
Mayamba-district (Beneden-Kongo-
gebied-district) worden afgestaan en dat
deze uitgestrekte gronden thans aan de
3 dochters van den overleden koning
behooren.
Anti-clericale zedeleer. Een bank
te Trenle, Italië, was het slachtoffer
van een grooten diefstal geworden; bij
na een half millioen was haar ontsto
len.
Dezer dagen verwittigde een geeste
lijke de justitie, dat een persoon hean,
onder het zegel van het biechtgeheim,
had belast de gestolen som terug te
geven. En wat zegt nu de anti-cleri
cale ,,Messagero", die optreedt als ledder
van de openbare opinie en. van de
volkszeden te Rome, daarvan?
Luister! „Hoe zoudt ge iemand noe
men, die, na bijna een half millioen
gestolen te hebben, die som weer gaat
teruggeven, zonder dat het hem wordt
gevraagd? Uw antwoord is, dat be
grijp ik: „Wij zouden hem een groo
ten stommeling noemen." En wij zijn
geneigd hem denzélfden titel te geven...
Het publiek beschouwt den grooten dief
steeds met welwillendheid, indien hij
zich niet laat pakken
Maar als een groote dief zich 't geld
door de jusititie laat ontnemen, of erger
nog, els hij 'tuit eigen beweging aan
een geestelijke gaat brengen, dan kan
hij zeker zijn dat hij de algemeenö
verachting op zich laadt.... Iemand, die
halverwege berouw heeft en toont, dat)
hij niet weet, naai- welken kant hij
zijn moed moet zetten, is een ongeluk.
Hij wordt van alle zijden weggestooten."
Een prachtige moraal! Arm volk, dat
dergelijke lessen krijgt, zonder dat het
in staat is, daartegen op te komen
Nieuwe bankbiljetten! Men weet
het misschien al, dat er nieuwe Fran-,
sche bankbiljetten van 100 frs. in om
loop zijn gebracht. Een Parijsche jour
nalist, die er in geslaagd was een der
eerste bezitters van zoo'n bankljo te
worden, geeft «en smakelijk verhaal'
van zijn wederwaardigheden bij zijn
pogingen om het in betaling te geven.
„Omstreeks 10 uur 's morgens ver
telt hij kwam ik uit de Bank en
om hall één was ik er nog niet in
geslaagd mijn "bankie" bij de koop
lieden der boulevards te verzilveren.
„Die is nog al „goed" als reclame
voor een kleermaker!".... riep een ta-
hakverkooper uit, bij wien ik wat ge
kocht had.
)|Schaam je je niet, memeer," pro
testeerde zeer waardig de houdster van
een huisje, waar men voor 10 centi
mes toegang heeft, „schaam je je niet
een arme vrouw als ik te willen „bet
driegen"? Uw biljet.... ik wil het nog'
niet hebben voor dat...."
En toen ik een beetje later het bonte
biljet op de glimmende mahoniehouten
toonbank van een bar neerlegde, grin
nikte de bediende:
„O! O! Hebben ze in Parijs u dit
biljet in de handen gestopt, meneer?"
„Ja zeker!"
„Ja? Nou, het is valsch. Kijk kier is
een echt. Het verschil is goed te zien!"
„O jé!" deed ik spijtig. „Hier heb
je ander geld!"
Heel waardig stapte ik naar buiten
en hoorde den keilner tegen een klant
zeggen.
„Je inoet wel uit Chicago komen om'
je zoo te laten beetnemen!"
Het was het uur waarop de manne
lijke en vrouwelijke bedienden de eet-
gelegenheden bestormen. Het gezicht
van al die hongerige lieden gaf mij
ook eetlust.
Ik ging ook aan het zoeken.
Het was zacht weer, en een den
eetlust opwekkende, zelfs wat Lange
wandeling, schrikte mij niet af. Het
toeval bracht mij in een eetgelegen
heid in de wijk van de Salpetrière.
Toen het kwartier!je van Rabelais
kwam, bood ik mijn biljet aan en zei:
„Wilt u daar afhouden, juffrouw?"
Het biljet verdween in de richting
de toonbank, waar hoffelijk en warm,
de patroon, glas in de hand, de rondjes
van de klanten aanvaardde. „Wat is
dat?"
Mijn waard kwam naar voren, in zijn!
hand zwaaide hij het biljet
„Nou..-" antwoordde ik onnoozel....,
„dat ziet u wél.... dat is een bLljejj)
van 100 francs...,"
„Niet slecht nagemaakt.... Maar u
wilt toch niet dat ik daar geld op
geef....?"
„Dat spijt me, dan kan ik u niet be
talen.... ik heb maar 4 sous op zak....
en dat biljet komt frisch en wel uit
de Banque de France."
„Marie, ga eens naar het tabaksde-
pöt, en vraag het te wisselen."
Marie af, komt terug met de mede-
deeding, dat de bureaulist een staats
ambtenaar nog wel mijn biljet had!
geweigerd. „Dat is vast en zeker
valsch," had hij gezegd.
De restauratiehouder keek mij met
niet onduidelijk wantrouwen aan, maar
probeerde, eveneens te vergeefs, het
nieuwe bankbiljet bij een hulppostkan-
tcor en een tahaksdepöt te wisselen.
Toen hij terugkwam eischte hij beta
ling of hij zou politie roepen. De be
taling bleef uit bij gebrek aan specie;
een politieagent verscheen en, nam den
onderzoekenden persman mee naar het
bureau, waar het hem eenige moeite
kostte om spoedig te worden vrijgelaten.
Ons Prins«>je
De Haag«che Konter van d« „Pr
Gron. Crtgeeft het volgerde verhaal
„ia hoor da» de Koningin de kleine
Vorstentelg bit audiënties gaarne laat,
bewonderen. Toen onlang* "en hoog
geplaatst persoon, oud Minmter. van
ceu zending buitensland tnruggekeerd,
H. M vei slag kwam doen. zet de
Prinses in een aangrenzend vertrek en
't werd Hen bezoeker vergund haar
te gaan zien. Muar zij zat, zooals
andere Zinderen van naar leeftijd
juist in h».ar ato-ltjen een beetje
iaeengedoken ..Neen. Jnliaantje",
voegde H M hanr toen toe.d»t gaat
zoo nietje moet netjes rechtop
zitten ais Wij nudbntie yrienen."
De in gehoor ontvangen heer veroor
loofde zich 't handje der Prinses is
kussen »u de Koningin voegde hem
toe: „Nu, u is de eerste man die.
behalve baar papa, de Prinses heeft
gekust."
Mr. uan Leeuwen.
We lezen in de brieven „Ui<. de
hoofdstad" in de „Prov. Gron. Ort."
Dat men naast vertrouwen ook
sympathie kan verwerven, hebben we
bij burgemeester Van Leeuwen mogen
waarnemen. Zoo sober al» mr Mei-
nasz zelfs onder vier oosen met zijn
woorden was, zoo spraakzaam is mr.
Van Leeuwen en ieder journalist zal
htt met me eens zijn, dat fcij zich
wel een» de weelde veroorlooft veel
meer te zeggen dan hij gaarne in de
courant zou gezien hebben. We wisten
dat, en over het algemeen hebben wij,
journalisten, getoond over genoeg tact
te beschikken, dat we n et plompweg
allfs wat mr Van Leeuwen op een
oogenblik van vroolijkheid of van
verstrooidheid over de lippen kwam,
door middel v»n de drukpers ver
spreidden.
Ik herinner me slechts één, doch
ergerlijke uitzondering. Het w*s toeD
een Chineesche missie aan de hoofd
stad een bezoek bracht. D* burge
meester had de heeren de b«ztens-
waudigheden van Amsterdam getoond
en een der vertegenwoordigers der
pers kwam hem daarop intervicuwen
ver den indruk, dien de vreemde
lingen op hem haddeD hadden ge
maakt. Als men nu bedenkt, hoe in
ons Iodië over de Cbineezen gedacht
en gesproken wordt, als men zich
herinnert boe zelfs in de Tweede
Kamer zeer schampere uitlatingen aan
't adres van een patr Chineezen, die
naturalisatie hadden aangevraagd, zijn
vernomen, kan men zich begrijpen,
dat mr. Van Leeuwen, die in lndië
geboren, daar ook zijn eerste opleiding
ontving, zich hoogst „ongegeneerd"
over de gestaarte heeren uitliet, niet
vermoedende, dat zijn woorden min
of meer letterlijk in een courant zou
den worden opgenomen. Maar dan
kan men zich ook zyn ergernis voor
stellen, toen hij des avonds in een
dsgblad zijn boutades en grapjas terug
vond, vtrsierd met stylistieche fanta
sieën van den verslaggever! Och, och,
wat moet by en terechtboos
zijn geweest, en wat moet het, toen
hij door tusschenkomst van anderen
zijn beklag bij de hoofdredactie van
bet blad deed, gestormd hebben
op het redactiebureau I Het heeft mr'
Van Leeuwen wel een oogenblik doen
besluiten minder welwillend tegenover
de pers te zijn, doch gelukkig is hij
daarvan teruggekeerd, en menig col
lega zil instemmen met mijne verze
kering, dat de burgemeester gemakke
lijker bereikbaar is geweest voor
nieuwsgierige en weetgrage journalis
ten dan b. v. de een of andere
commissies of hoofdcommissies, die
aan zijn positie verplicht meent te
zijn, de schouders voor „de eeuwige
pers" op te halen.
V olkst eile rs-ar var in gen.
Nu een volksteller in het „Hbd."
van zijn ervaringen verteld heeft (die
wa dezer dagen in ons blad hebben
naverteld) duike in allerlei bladeu
min of meer oorspronkelijke „ervariu-
gen" van voiksteilers en journalisten
die mêe erop uit geweest zijn, op.
Er is rijp en groen bij deze verha
len
Maar er zijn ook aardige bij, geen
gezocht* vertelsels, maar levens foto's.
Zoo b. v het volgende, nit de „N Ct.":
„Aansrebeld. Wiedaar?" „„Volks-
telitrl"" „Als je blieft meheir! Is
het zoo goet, meheir?" „Bijna juf
frouw. er moest ook nog ingevuld
worden, of men doof of blind gebo
ren ie." Dot ok m»heir, niks fan
chesien. Goddank, nu meheir. we bin
nen alUmttol geeont fan ltif ieejen".
„Wil u tie Diljetteu ook even ou-
dertcekenen „Mot ik dat ok
doen? Woar mot dat gebeuren, meheir?"
„Hier juffrouw, hier hebt u mijn
peni" „Wacht, ik zei tfen naor
bol'o goan, went ik bin en bietje bai-
siende, ziet u. Kom u straks moar
efen iruch, dan binnen ze kloar."
,,'k Zal oLdertuiBchen bier beneden
schellen." „Die juflrau is er niet
in. Se is nel weggegoan. 'k Stv noch
tegen her, geef raai je kuart van de
volkstelling moar, want die meheir
fan de volkstelling komt faDdoag,
moar se dee 't niet, se wil seker niet
weten, wat se fen der geloof is. 't Is
soo'u vnmd ruin*!"
Weer tingeling 1 „Kaarten volkstel
ling." „As je blieft meheir
,,'ils in ordi juffrouw. Hier op d*
trap woont immers nog een man al
leen „Joa. meheir. die lait nog
in bit I" Teller naar boven, aange
klopt.
„Woef, woef, woefis het antwoord
en de uagela van een hond kraseeD
lange de deur. Nog eens geklopt, het
geblaf wordt dreigender en het gekras
nog scherper. Afgaande op het geluid
moet bet een groote hond zijn en
daarom «1e deur slechts op eeB kiertje
geopend en dan luid geroepenVolke
telling I" Een grove «tem uit een bed
stede: „Pas op den hood, hai bait,
'k Heb oog geen taid gehau, kom oier
een uur moar es truch."
Geen scbel. Aangeklopt 3 hoog ach
zorg voor sommige zaken, die vroeger
gerust aan ieder afzonderlijk kon wor
den overgelaten, aan den staat op ,te
dragen Zoo hebben we dan buiten de
algemeene wetboeken, eerstens: de g e-
meentewet, die de samenstelling,
de inrichting en de bevoegdheid der ge
meentebesturen regelt, een kieswet
en een wet tot regeling van hét recht
van vereeniging en vergadering.
De belastingwetten, ja, die
zijn nu eenmaal noodig, geld is de ziel
van de negotie, zei Sammetje de scha-
cheraar. Deze wetten regelen: 1. de
grondbelasting. Volgens deze wet wordt
belasting geheven van de opbrengst van
gebouwde en ongebouwde eigendom
men.
De wet bepaalt welke opbrengst be
lastbaar is, hoe en door wien die op
brengst geschat moet worden, hoe de
belasting vermeerdert of vermindert
naarmate de opbrengst van die eigen
dommen groot er of Meaner wordt.
2. de p er son eel e belasting van 't jaar 1896
aardige naam! wordt geheven
over de gebouwen die iemand in ge
bruik heeft en wel naarmate van: de
huurwaarde van die gebouwen, het aan
tel haardsteden, de meubels, verder over
de dienstboden, paarden en rijwielen.
3. de vermogensbelasting (1892), wordt
geheven van een ieder naar de mate
van zijn vermogen. Onder „vermogen"
wordt zoo wat alles verstaan wat
iemand kan bezitten, uitgezond ml meu
bels, kleeren, levensmiddelen, "voorwer
pen van kunst en wetenschap, goud,
zilver, paarlen en edelgesteenten. Ver
der bepaalt deze wet wederom, hoe dat
alles geschat moet worden enz. Be
draagt echter uw vermogen minder dan
f13000 dan behoeft ge voor deze be
lasting niet te vreezen. Eindelijk 4. de
bedrijfsbelasting (1893) waaryoor men
minstens f650 zuivere winst mqet ma
ken en 5. de successierechten (1889).
Maar het is de Kamer niet alleen
om de dubbeltjes té doen, zij heeft ook
andere zeer goede wetten gemaakt, zoo
o.a. de arbeidswet (1889) tegen
overmatigen en gevaarlijken arbeid van
jeugdige personen en van vrouwen.
Deze wet geldt edit er niet voor land
bouw of veeliouding of voor arbeid in
huishouding of stalling, door inwonen-
den verricht. Deze wet verbiedt een
kind beneden 12 jaar arbeid te doen
verrichten en geeft aan de bevoegde
overheid de macht gevaarlijken arbeid
voor kinderen beneden de 16 jaar of
vrouwen te verbieden. Hunne arbeids
uren moeten valLen tusschcn 5 en 7
uur en te zamen niet meer dan 11
uren bedragen. Tusschen 11 en, 3 uur
moet hun 1 uur rust gegeven worden.
Er worden inspecteurs benoemd om
toezicht te houden over de uitvoering
der wet en jaarlijks verslag uit te,
brengen aan den Minister, welk verslag
ook de Kamers ter inzage krijgen. Ook
heeft deze wet nog eenige bepalingen
aangaande ongelukken op t werk.
De wet tot oprichting van Kam er s
van Arbeid (1897). De kamer van
arbeid wordt opgericht vooi één of
meer gemeenten, voor écn of meer
bedrijven .De Kamer van arbeid heeft
ten doel de belangen van patroon ,en
werklieden in onderlinge samenwer
king te bevorderen door het verzame
len van inlichtingen over arbeidsaange-
tegenheden, door inlichtingen te geven
aan ministers, gemeentebesturen én aan
alle belanghebbenden, door het voor
komen en vereffenen van geschillen.
Tot leden van een kam ei- van. arbeid
kunnen gekozen worden mannen of
vrouwen, Nederlanders, van 30-jarigen
leeftijd. Ook tnoeten zij het laatste half
jaar of gedurende 3 jaren van de laat
ste 10 jaren in een bedrijf welkzaam
zijn, dat in die kamer vertegenwoor
digd is. Om kiezer te zijn voor de 'ka
mers van arbeid wordt ongeveer het
zelfde veredscht, de leeftijd is echter 25
jaar.
V ciligh eids w et (1895). Deze
wet geeft aan het gezag de macht maat
regelen to nemen tot het bévorderen
van gezondheid, zindelijkheid en veilig
heid op fabrieken en werkplaatsen
en om daartoe inspecteurs te benoe
men.
Dan hebben we nog: de Ongevallen
wet (1901) over verzekering van werk
lieden bij ongevallen, de wet op het
arbeidscontract. Dit voor 'de arbeiders,
in 't, algemeen belang zijn.
De Hinderwet (1901) die ver
biedt inrichtingen welke gevaar, schade
of hinder kunnen veroorzaken, op te
richten zonder vergunning van het ge
meentebestuur
De gezondheidswet (1901) zegt
o.a.: het staatstoezicht op de volksge
zondheid is opgedragen aan: 1. de cen
trale gezondheidsraad, gevestigd te
Utrecht, bestaande uit 17 leden, 2. aan
de inspecteurs van de volksgezondheid
en 3. aan de gezondheidscommissies.
De gezondheidscommissies worden be
noemd voor gemeenten van meer dan
18000 inwoners door den Commissaris,
en bestaan uit 5 leden. Gezondheids
raad, inspecteurs en gezondheidscom
missies moeten de regeering op de hoog
te houden van den toestand van. de
volksgezondheid. Zij moeten de ge
meentebesturen voorlichten in net ne
men van besluiten en maatregelen, in
't beilang van de volksgezondheid en
onderzoek instellen naar het nakomen
daarvan.
De Woningwet (1901) geeft aan
de gemeenteraden do macht om voor
schriften vast te stéllen aangaande
plaatsing van gebouwen, de hoogte van
de vloeren, van de gebouwen zelf, aan
gaande de afmetingen der vertrekken,
wat betreft privaten, drinkwater, brand
gevaar, vochtigheid, hechtheid van het
gebouw, verwijdering van rook, water
en vuil en toevoer van lucht. Hal
is verboden zonder schriftelijke ver
gunning van Burgemeester en Wethou
ders, een gebouw op te richten ol
geheel of gedeeltelijk te vernieuwen,
of tot woning in gebruik te nemen wat
geen woning was. Verder spreekt de
wet nog van: aangifte van het aantal'
bewoners, verbetering dei' woningen,
overbevolking, onbewoonbaar verklaring,
geldelijke stieun enz.
Ook voor het onderwijs heeft onze
regeering zorg gedragen: wij hebben 'm
leerplichtwet (1900), een wet op het
Lager Onderwijs (1878), op het mid
delbaar onderwijs (1863) en op het hoo-
ger onderwijs (1876). Op ander gebied
noemen wij: de Milit^ewet ('611901)
de landweerwtet (1901), de pensioen
wetten voor burgerlijke en militaire
ambtenaren (1890), de wet op de coöpe
ratieve vereenigingen (1876), op de fa-
brieks- en handelsmerken (1893), de
fafllissementswet, de jachtwet, vissche-
rijwet (18 de drankwet (1881, her
zien 1902).
Ziedaar dan een overzicht van den.
wetgevenden arbeid onzer Kamers en
Ministeries, wat reeds is tot stand j>e-
komen. Het tegenwoordige ministerie
belooft nog ©en wet tot regeling der
arbeidersverzekering, dus niet alleen
ongevallenverzekering, maar ook ziekte
verzekering, wat dan vanzelf een ver
andering van do ongevallenwet zal ten
gevolge hébben, ook nog een pensioen
wet voor leeraren aan R'. H. B. Scho
len ,en voor weduwen en woeden, van
minderen bij land- en zeemacht, be
nevens de noodige veranderingen en
verbeteringen van andere wetten, en
hierbij zullen wij het maan laten voor
vandaag.