Week-Kroniek. Esperanto-Cursus. Gemengde Buitenlandsche berichten Populaire Politiek. 8e Les. Lees aandachtig: unu 1 d e kunu du 2 d e kdn tri 3 d e ktri kvar 4 d e kkiar kvin 5 d e kkvin ses 6 d e kses sep 7 d e ksep ok 8 d e kok n8u 9 d e knaii dek 10 d u dek 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 30 40 42 58 59 63 75 87 94 100 120 222 357 989 1000 10951 83174 20050 Dus Leer van buiten Onze Wetten. BINNENLAND. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT ran 1—8 Januari 1910. BUITENLAND. 1 JaD. Kolonel Constantinides op eigenaardige wijze tot Mi nister van Oorlog in Grie kenland benoemd. 2 Jan. De Russische Regeering heeft te Helsingfors e6n wijdvertakt complot van Finnen ontdekt. De nieuwe Regeering Kreta heeft den eed van trouw aan Griekenland ge zworen. 4 Jan. De aviateurs Delagracge en Santos Durnont vallen met hun vliegmachine. De eerste verloor er 't leven hij, de laatste kreeg eenige lichte kueuaingen. 5 Jan. I)e Amerikaansche Minister van Buitenl. Zaken heeft het op te richten prijzeobof bekleed met de bevoegdheid en den werkkring van een internationaal Hof van ar bitrage. BINNENLAND. 3 Jan. Over de Amsterdamsche burgemeestersbenoeming worden door de Regeering onderhandelingen gevoerd naet nr. J. Kappeyue van de Cappsllo. •5 JaD. Generaal Thiange, chef van den Generalen Staf in den Haag overleden. 6 Jan. De bekende Amsterdamsche advocaat mr. W. H. K. Mouthaan overleden. OMTREK 3 Jan. De nieuwe Chr. school te Bloemeudaal geopend. 5 Jan. De eerste verpleegden be trekken het nieuwe Pius- gesticht te Lisse. STAD. 1 Jan. „De Zwaluwen" kloppen de voetbalclub „Vitesse" met 5—3. 5 Jan. Het eerste nummer ver scheen van 't orgaan der Haari. Jongelingsvereeni- gin«- tridek kvardek kvardek du kvindek ok kvindek nart sesdek t< i sepdek kvin okdek sep nawdek kvar «ent cent dudek duoent dudek du tricent kvindek sep nawcent okdek naw mil dekmil nawcent kvindek unu okdek tri mil cent sepdek kvar docent mil kvindet kvincent kvindek kvin mil 555000 miliono 1000000 Uit 't bovenstaande blijkt, dat de getallen al heel gemakkelijk sijn in 't Esperanto. Bij het uitspreken der getallen let men op de natuurlijke orde, duseerst duisend-, daarna honderd-, daarna de tientallen, daarna de eenheden. Bij voorkeur schrijve men in 't Esperanto de getallen van 11 tot 20 aan elkaareen ver bindings teeken mag ook. Eveneens worden aan elkaar ge schreven do duizendtallen, honderd tallen en tientallen. (Men vergelijke de voorbeelden.) Ka aandachtige leziog zal 't niet moeilijk wezen de getallen in 't Esperanto over te brengen 2, 4, 8, 12, 18, 21, 27, 28, 53, 67, 82. 90, 99. 103, 281. 315, 408, 579, 609. 714, 839, 921, 983, 1004, 2801, 4707, 21433, 81917, 121084, 321907, 591809, 987654. 1234567. Lees aandachtig: La unua strato de la vilago, de eerste straat van het dorp. La dua birdo, de tweede vogel. La kvara birdo, de vierde vogel La sepa rakonto, de zevende vertelling. La deka tago, de tiende dag. La kvindek kvina parto, het 55ste deel. La naudek tria leciono, de 93ste les. La mila lopanto, de 1000ste inwoner. La docent mil okdek tria numero, het 20083ste nummer. Regel Door een a te plaatsen achter de telwoorden verkrijgt men de rang schikkende telwoorden. Lees wederom aandachtig: haki la hak i 1 o kudri la kudr i 1 o veturi la veturi 1 o flugi la Aug i 1 o «o vele la sovel i 1 o hakken de bijl naaien de naald rijden het rijtuig vliegen de vleugel scheppen de schop. Het achtervoegsel i 1 duidt het werktuig aan, waarmede de werking verricht wordt, door 't grondwoord uitgedrukt. kammen knippen snijden arend kurk trekken sluiten schellen fluiten scherp ketting sneeuw hagel reeds plein vooruit regiment weigeren kombi tondi trar ci agio korko tiri slosi sonori fajfi akro ceuo negro bajlo jam placo antaiten regimen to rifuzi obei sitelo je karbo tapiso semi piki Jaborejo stalo metal o emmer voorzetsel m. cube- paalde beteekenis. steenkool tapijt zaaien steken werkplaatB staal metaAl napi biblioteko guldeno temo pafi boji trovigis marteli danci zwemmen bibliotheek gulden thema scbieten blafien bevonden zich hameren dansen Lees en vertaal La ljgnokati8to perdis la hakilonca si trovis sian kombi Ion? Kieestia mia kudrilo? Gi busas kun la tondilo sur la tablo, Mi scetis lian no van trarcilon* Oni donas pafi lopi al la soidatoj. La öugiloj de agio estas grandaj kaj fortoj. Cu vi vidas la korktirilon? Mia amikina estas t;e malatenta, si perdis sian slosilon. Oni forte tiris al la sonoriio. La fajfilo de mia malgranda frato socoras tre akre. Lees aandachtig: mono geld monero geldstuk fajro vuur fajrero vonk polvo stof polvero stofdeeltje Dus: Het achtervoegsel e r duidt een samenstellend deeltje aan. Lees nu en vertaal Donu moneron al tiu roalfelieulino. Lia fratino perdis sian eenon. La ceno konsistas el multaj caneroj. Sablero estas ero de tablo. Dum la vintro ia negreroj seEcese falas. Kelkaj akveroj falas sur mia nova capelo. La grandaj Lajieroj rompis la fenestrojn de mul taj domoj. La servistino donas la paneroju al ia birdoj. Via servistino ne estas lerta, dum si portie la siteion je karbo, multaj karberoj felis sur la tapiso. La semisto jretas la semerojn sur la tero. La lignero en mia fingro pikas dolore. En la laborejo de la iorgrieto multaj staleroj kaj metaleroj kusas de. Vertaal Ik heb 7 vrienden. Mijn zuster schreef brieven aan baar 12 vrien dinnen. De honden liepen over de straat. In deze stad zijn 2318 strateD. In ons land zijn 100 groote steden Ons dorp heeft 1537 inwoners. In de zee zwemmen vele visschenmil lioenen en millioeoen. Mijn biblio theek bestaat uit 135 boeken, groote en kleine. Ik moet nog 4 thema's maken. Onze buurman is zeer rijk, hij bezit 48000 gulden. Hij was de tweede welke kwam. Reeds de eerste hond blafte. Op het plein stonden vele rijtuigen; hij nam het tiendeen zegde tot den koetsier: vooruitI Hij gaf mij 16 potlooden. 't Is h den de 29sten dag van de maand Het 179e regiment weigerde te gehoorzamen. Geef de bijl aan den houthakker en het mes aan mij. vVaar is ons rijtuig? Uw zuster heeft batr schaar en haar kam verloren. Hij gooide de fluit van zijn broeder weg. Onze knecht kan den kurkentrekker niet vinden. De hamer, de zaag, de echaiaf en de schop lagen in de werkplaats. Gooi de broodkruimels niet weg, maar geef ze aan de vogels. De sneeuwvlokken dansten voor mijne oo«en. Ik heb 'n splinter in mijn hand. G ef den arme «en aalmoes. Ik kan niet, want ik heb mijn geldstuk verloren. 5 De Belgische erfeniskwestie. De inventarisatie van de door koning Leo pold nagelaten bezittingen duurt. nog voort. Als een bijzonderheid wordt uit Brussel aan de Parijsche „Matin" ge- IV. De vorige maal hebben wij een blik jjesLagen in onze Grondwet, nu zul len wa 'n overzicht nemen van onze andere wetten. In de Grondwet zijn neergelegd de grondslagen van onze staatsinrichting en van ons staatsbestuur. Daarom mag een Grondwet niet licht te veranderen zijn en kan zij slechts hoofdzaken bevat ten, de groote lijnen aangeven, niet in bijzonderheden afdalen. Toch zijn er in een geregelden staat van een ontwikkeld volk wetten noodig, die een en ander meer in. 't bijzonder regelen, die zich daarom meer aan tijdsomstandigheden hebben aan te 'pas sen en dus spoediger aan verandering onderhevig zijn, ofschoon eene wet al tijd toch een zekere vastheid Tl ebben moet. De grondwet zegt dan ook dikwijls wij hebben het needs gezien dat dit of dat nog nader door eerae wet zal geregeld worden en geeft dan o,ok aan Koning en Kamers de macht om wetten te maken: de wetgevende macht. Van die macht hebben deze dan ook llink gebruik gemaakt en do menigte van wetten lijkt een groote rijstebrei- berg, waar niet doorheen ta happen valt. Wij zullen als van uit een „Zeppelin" «en kijkje nemen in vogelvlucht. Op de eerste plaats hebben onze aan dacht aoalgeme<en.eweti>oeken -waarin om het maar eens eenvoudig uit te dntjkken ons hoela huishouden- 1j« van den Nedprlandsch en Staat in 'I algemeen geregeld wordt, op de grondslage* natuurlijk daon de grond wet aangegeven. Is da grondwet het fundament van het gebouw, cLe alge- meene wetboeken zijn de hoofdzuilen, terwijl de overige wetten gelijken op af zonderlijke vertrekjes voor bijzondere doeleinden bestemd. Die algemeene wet boeken worden gevormd door 4 hoe ken: het Burgerlijk Wetboek, het Wet boek van Koophandel, het Wietboek van Strafrecht en het Wiethoiek van Rechtspleging. Het burgerlijk wetboek wordt zelf ook weder in 4 boeken verdeeld: het eerste boek handelt over personen, b.v. rechten en plichten van echtge- nooten, vaders, voogden enz., het twee de over zaken, b.v. eigendom, vrucht gebruik, hypotheken; het derde over varbindtenissen, b.v. koop, verkoop, huur, bruikleen; het vierde over be wijs en verjaring. Het wetboek van koop handel bestaat uit twee boeken. Het eerste boek gaat over deu koophandel in 't algemeen, o.a. over kooplieden, koopf mansboeken, vennootschap, beurzen, wissels, verzekering. Het tweede boek behandelt de rechten en verplichtte! gen uit scheepvaart voortspruitende zoo o.a. over zeeschepen, eigenaars van schepen, reeders, over den schipper, de scheepsgezellen, de passagiers, de be vrachting, over schade, schipbreuk, stranding en zeevonden. Het wetboek van strafrecht en het wetboek van r ech t s plet ging, laten we heden buiten beschou wing. De naam zelf zegt genoeg, waar het over gaat. Dat lijkt al aardig wat, maar dat is nog niet alles, dat zijn üe hooijdzaken van het gebouw, nu de kleinere vertrekjes, de losse wetten voor bijzondere doeleinden gemaakt. Bij voortdurende toeneming van bevolking en voortgaande ontwikkeling is het noodzakelijk rechten en plichten steeds meer nauwkeurig te omschrijven en de seind, dat het traotaat tot amnestie van den Kongo een artikel bevat, waarbij den koning 40.000 H.A. land in het Mayamba-district (B en eden- Kongo- gebied-district) worden afgestaan en dat deze uitgestrekte gronden thans aan de 3 dochters van den overleden koning behooren. Anti-clericale zedeleer. Een bank te Trente, Italië, was het slachtoffer van een grooten diefstal geworden; bij na een half millioen was haar ontsto len. Dezer dagen verwittigde een geeste lijke de justitie, dat een persoon hem, onder het zegel van het biechtgeheim, had belast de gestolen som terug te geven. En wat zegt nu de anti-cieri ca le „Messagero", die optreedt als leider van de openbare opinie en van de volkszeden te Rome, daarvan? Luistea-! „Hoe zoudt ge iemand noe men, die, na bijna een half millioen gestolen te hebben, die som weer gaat teruggeven, zonder dat het hem wordt gevraagd? Uw antwoord is, dat be grijp ik: „Wij zouden hem een groo ten stommeling noemen." En wij zijn geneigd hem denzelfden titel te geven... Het publiek beschouwt den grooten dief steeds met welwillendheid, indien hij zich niet laat pakken Maar als een groote dief zich 't geld door de justitie laat ontnemen, of erger nog, als hij 't uit eigen beweging aan een geestelijke gaat brengen, dan kan hij zeker zijn dat hij de algemeenci verachting op zich laadt.... Iemand, die halverwege berouw hoeft en loont, dat) hij niet weet, naar welken kant hij zijn moed moet zetten, is een ongeluk. Hij wordt van aile zijden weggestooten." Een prachtige moraal! Arm volk, dat dergelijke lessen krijgt, zonder dat het in staat is, daartegen op te komen! Nieuwe bankbiljetten! Men Weet het misschien al, dat er nieuwe Fran- sche bankbiljetten van 100 frs. in om loop zijn gebracht. Een Parijsche jour nalist, die er in geslaagd- was een der eerste bezitters van zoo'n bankje te worden, geeft een smakelijk verhaal van zijn wederwaardigheden bij zijn pogingen om het in betaling te geven. „Omstreeks 10 uur 's morgens ver telt hij kwam ik uit de Bank en om half één was ik er nog niet in geslaagd mijn "hankie" bij de koop lieden dei- boulevards te verzilveren. „Die is nog al „goed" als reclame voor een kleermaker!".... riep een ta- bakverkcoper uit, bij wien ik wat ge kocht had. „Schaam je je niet, meneer," pro testeerde zeer waardig de houdster van een huisje, waar men voor 10 centi mes toegang heeft, „schaam je je niet een arme vrouw als ik te willen „be driegen"? Uw biljet.... ik wil het nog niet hebben voor dat...." En toen ik een beetje later het bonte bitjet op de glimmende mahoniehouten toonbank van een bar neerlegde, grin nikte de bediende: „O! O! Hebben ze in Parijs u dit biljet in de handen gestopt, meneer?" „Ja zeker!" „Ja? Nou, het is valsch. Kijk hier is een echt. Het verschil is goed te zien!" „O jé!" deed ik spijtig. „Hier heb je ander geld!" Heel waard'!; stapte ik naar buiten en hoorde den kcilner tegen een klant zeggen. „Je moet wel uit Chicago komen onv je zoo te laten beetnemen!" Het was het uur waarop de manne lijke en vrouwelijke bedienden de eet- gelegcnheden bestormen. Het gezicht van al die hongerige lieden gaf mij cok eetlust. Ik ging ook aan het zoeken. Het was zacht weer, en een den eetlust opwekkende, zelfs wat Lange wandeling, schrikte mij niet af. Het toeval bracht mij in een eetgelegen heid in de wijk van de Salpelrière. Toen het kwartiertje van Rabelais kwam, bood ik mijn biljet aan en zei: „Wilt u daar afhouden, juffrouw?" Het biljet verdween in do richting de toonbank, waar hoffelijk en warm, de patroon, glas in de hand, de rondjes van de klanten aanvaardde. „Wat is dat?" Mijn waard kwam naar voren, in zijn hand zwaaide hij liet biljet. „Nou...." antwoordde ik onnoozeï...., „dat ziet u wel.... dat ls. een biljejjl van 100 francs...." „Niet slecht nagemaakt.... Maar u wilt toch niet dat ik daar geld op geef....?" „Dat spijt me, dan kan ik u niet be talen.... ik heb maar 4 sous op zak.... en dat biljet komt frisch en wel uit de Banque de France." „Marie, ga eens naar het tahaksde- pöt, en vraag het te wisselen." Marie komt terug met do mede- deeding, dat de bureaulist een staats ambtenaar nog wel mijn biljet liad geweigerd. „Dat is vast en zeker valsch," had hij gezegd. De restauratiehouder keek mij met niet onduidelijk wantrouwen aan, maar probeerde, eveneens te vergeefs, liet nieuwe bankbiljet bij een hulppostkan- tcor en een tabaksdepöt te wisselen. Toen hij terugkwam eischte hij beta ling of hij zou politie roepen. De be taling bleef uit bij gebrek aan specie; een politieagent verscheen en nam den onderzoekenden persman mee naar het bureau, waar het hem eenigo moeite kostte om spoedig te worden vrijgelaten. Ons Prinse.je De Haagsche Kouter van d« „Pr. Gron. Crtgeeft het volgerde verhaal „ik hoor dat de Koningin de kleiDe Vorstentelg bii audiënties gaarne laat bewonderen. Toen onlang-» een hoog geplaatst persoon, oud Minister, van een running buitensland tnruggekeerd. H. M verslag kwam doen, zat de Prinses in een aangrenzend vertrek en 't werd den bezoeker vergund haar te gaan zien. Maar zij zat zooals andere kinderen van baar leeftijd - juist in haar storitjen e^n beetje ineengedoken „Neen, Juliaantje", voegde H M haar toen toe. dat gaat zoo niet: je moet netjes recotop zitten ais Wij audiëntie verlenen." De in gehoor ontvangen heer veroor loofde zich 'i handje der Prinses te kussen en de Koningin voegde bem toe: „Nu, u is de eerste man die, behalve haar papa, de Prinses heeft gekust." Mr. uan Leeuwen. We lezen in de brieven „Uit de hoofdstad" in de „Prov. Gron. Crt." Dat men naast vertrouwen ook sympathie kan verwerveo, hebben wa bij burgemeester Van Leeuwen mogen waarnemeD. Zoo sober als nor Mei- neez zelfs onder vier ooiren met zijn woorden was, zoo spraakzaam is mr. Van Leeuwen en ieder journalist zal het met me eens zijn, dat bij zich wel een» de weelde veroorlooft veel meer te zeggen dan hij gaarne in de courant zou gezien hebben. We wisten dat, en over het algemeen hebben wij, journalisten, getoond over genoeg tact te beschikken, dat we n et plompweg «11»s wat mr Van Leeuwen op een oogenblik van vroolijkbeid of van verstrooidheid over de lippen kwam, door middel van de drukpers vei- spreidden. Ik herinner me slechts ééD, doch ergerlijke uitzondering. Het w»s toen een Cbineesche missie aan de hoofd stad een bezoek bracht. De burge meester bad de heereu de beziens- waudigheden van Amsterdam getoond »n een der veit'genwoordigers der pers kwam hein daarop intervieuwen ver den indruk, dien de vreemde lingen op hem hadden hadden ge maakt. Als men nu bedenkt, hoe in ons iDdië over de ChiDeezen gedacht en gesproken wordt, als men zich herinnert hoe zelfs in de Tweede Kamer zeer schampere uitlatingen aan 't adres van een paar ChineezeD, die naturalisatie hadden aangevraagd, zijn vernomen, kan men zich begrijpen, dat mr. Van Lseuwen, die in Indië geboren, daar ook zijn eerste opleiding ontving, zich hoogst „ongegeneerd" over de gestaarte heeren uitliet, niet vermoedende, dat zijn woorden min of meer letterlijk in een courant zou den worden opgenomen. Maar dan kan men zich ook zijn ergernis voor stellen, toen hij des avonds in een dagblad zijn boutades en grapjes terug vond, vrsierd met slylisthche fanta sieën van den verslaggever! Och, och, wftt moet bij en terecht! boos zijn geweest, en wat moet het, toen hij door tusschenkomst van anderen zijn beklag bij de hoofdredactie van net blad deed, gestormd hebben op het redactiebureau Het heeft mr' Van Leeuwen wel een oogenblik doen besluiten minder welwillend tegenover de pers te zijn, doch gelukkig is hij daarvan teruggekeerd, en menig col lega zri instemmen met mijne verze kering, dat de burgemeester gemakke lijker bereikbaar is geweest voor nieuwsgierige en weetgrage journalis ten dan b. v. de een of andere commissies of hoofdcommissies, die aan ziju positie verplicht meent te zijn, de schouders voor „de eeuwige pers" op te halen. Volkstellers-orvaringen. Nu een volk steller in het „Hbd." van zijn ervaringen verteld heeft (die we dezer dagen jn ons blad hebben naverteld) duike in allerlei bladen min of meer oorspronkelijke „ervarin gen" van volkstellers en journalisten die mêe erop uit geweest zijn, op. Er is rijp en groen bij deze verha len Maar er zijn ook aardige bij, geen gezochte vertelsels, maar levens foto's. Zoo b. v het volgende, uit de „N Ct.": „Aangebeld. Wiedaar?" „„Volks- teller!'-" „Als je blieft meheir 1 Is het zoo goet, meheir?" „Bijna juf frouw, er moest ook nog ingevuld worden, of men doof of blind gebo ren is." Dot ok meheir, niks fan cheeion. Goddank, nu meheir, we bin nen ailsmaol gesont fan liif leejen". „Wil u de biljetten ook even on derteekenen?" „Mot ik dat ok doen? Woar mot dat gebeuren, meheii?" „Hier juffrouw, hier hebt u mijn peul" „Wacht, ik zei tfen naor bofa goaa, went ik bin en bietje bai- siende, ziet u. Kcm u straks moar efen tiuch, dan binnen ze kloar." ,,'k Zal ondertusschen hier beneden schellen." „Die juflrau is er niet in. Se is net weggegoan. 'k Sey noch tegen her, geef mai je koart van de volkstelling moar, want die meheir fan de volkstelling komt fandoag, moar se dee 't niet, se wil seker niet weten, wat se fen der geloof is. 't Is eoo'n rrimd mins 1" Weer tirgeling! „Kaarten volkstel ling." „As je blifft meheir!" ,,'t Is in ord» juffrouw. Hier op de irap woont immers nog een man al leen „Joa. meheir, die lait nog in bit!" Teller raar boven, aange klopt. „Woef, woef, woef 1" is het antwoord en de nagels van een hond krassen langs de deur. Nog eens geklopt, het geblaf wordt dreigender en het gekras nog scherper. Afgaande op het geluid moet het een groote hond zijn en daarom de deur slechts op een kiertje geopend en dan luid geroepen„Volks telling 1" Een grove stem uit een bed stede: „Pas op den houd, hai bait, 'k Heb nog geen taid gehad, kom ofer een uur moar es truch." Geen schel. Aangeklopt 3 hoog ach zorg voor sommige zaken, die vroeger gerust aan ieder afzonderlijk kon wor den overgelaten, aan den, staat op ,te dragen Zoo hebben we dan buiten de algemeene wetboeken, eerstens: de ge meentewet, die de samenstelling, de inrichting en de bevoegdheid der ge meentebesturen regelt, een kieswet en een wet tot regeling van, heit recht van vereemiging -en vergadering. De belastingwetten, ja, die zijn nu e enmaal noodig, geld is de ziel van de negotie, zei Sammetjo de seha!- cheraar. Deze wetten regelen: 1. Üe grondbelasting. Volgens deze wet wordt belasting geheven van de opbrengst van gebouwde en ongebouwde eigendom men. De wet bepaalt welke opbrengst be lastbaar is, hoe en door wien die op brengst geschat moet worden, hoe do belasting vermeerdert of vermindert naarmate do opbrengst van die eigen dommen groot er of Meaner wordt. 2. de personeele belasting van 't jaar 1896 aardige naam! wordt geheven over de gebouwen die iemand in ge bruik heeft en wel naarmate van: de huurwaarde van die gebouwen, het aan tel haardsteden, do meubels, verder over de dienstboden, paarden en rijwielen. 3. do vermogensbelasting (1892), wordt geheven van oen ieder naar de mate van zijn vermogen. Onder „vermogen" wordt zoo wat alles verstaan wat iemand lean bezitten, uitgezonderd meu bels, kleeren, levensmiddelen, voorwer pen van kunst en wetenschap, goud, zilver, paarlen en edelgesteenten. Ver der bepaalt deze wet wederom, hoe dat alles geschat moet worden enz. Be draagt echter uw vermogen minder dan f13000 dan behoeft ge voor deze be lasting niet te vreezen. Eindelijk 4. de bedrijfsbelasting (1893) waaryoor men minstens f650 zuivere winst moet ma ken en 5. de successierechten (1889). Maar het is de Kamer niet alleen om de dubbeltjes te doen, zij heeft ook andere zeer goede wetten gemaakt, zoo o.a. de arbeidswet (1889) tegen overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en van vrouwen. Deze wet geldt echter niet voor land bouw of veehouding of voor arbeid in huishouding of stalling, door inwonen de,n verricht. Deze wet verbiedt een kind beneden 12 jaar arbeid te doen verrichten en geeft aan de bevoegde overheid de macht gevaarlijken arbeid voor kinderen beneden, de 16 jaar of vrouwen te verbieden. Hunne arbeids uren moeten valLen tusschen, 5 en 7 uur en te zamen niet moer dan 11 uren bedragen. Tusschcn 11 en 3 uur moet hun 1 uur rust gegeven worden. Er worden inspecteurs benoemd om toezicht te houden over do uitvoering d,er wet en jaarlijks verslag uit te brengen aan den Minister, welk verslag ook de Kamers ter inzage, krijgen. Ook heeft deze wet nog eenige bepalingen aangaande ongelukken, op 't Werk. De wet tot oprichting van Kamers van Arbeid (1897). De kamer van arbeid wordt opgericht voor één of meer gemeenten, voor één of meer bedrijven De Kamer van arbeid heeft ten doel de belangen van patroon ,en werMieden in onderlinge samenwer king te bevorderen door het verzame len van inlichtingen over arb'eidsaange- tcgenheden, door inlichtingen te geven aan ministers, gemeentebesturen én aan alle belanghebbenden, door liet voor komen en vereffenen van geschillen. Tot leden van een kamer van arbeid kunnen gekozen worden mannen of vrouwen, Nederlanders, van 30-jarigen leeftijd. Ook teoeten zij het laatste half jaar of gedurende 3 jaren van de laat ste 10 jaren in een bedrijf wericzaam zijn, dat in die kamer vertegenwoor digd is. Om kiezer te zijn voor de ka mers van arbeid wordt ongeveer het zelfde vereischt, de leeftijd is echter 25 jaar. V e i 1 i gh eids w e t (1895). Deze wet geeft aan het gezag do macht maat regelen te nemen tot het bevorderen, van gezondheid, zindelijkheid en veilig heid op fabrieken cn werkplaatsen en om daartoe inspecteurs te benoe men. Dan hebben we nog: de Ongevallen wet (1901) over verzekering van werk lieden bij ongevallen, de wet op het arbeidscontract. Dit voor de arbeiders, in 't algemeen belang zijn. De Hinderwet (1901) die ver biedt inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken, op te richten zonder vergunning van het ge meentebestuur De gezondheidswet (1901) zegt o.a.: het staatstoezicht op de volksge zondheid is opgedragen aan: 1. de cen trale gezondheidsraad, gevestigd te Utrecht, bestaande uit 17 leden, 2. aan de inspecteurs van de volksgezondheid en 3. aan de gezondheidscommissies. De gezondheidscommissies worden be noemd voor gemeenten van meer dan 18000 inwoners door den Commissaris, en bestaan uit 5 leden. Gezondheids raad, inspecteurs en gezondheidscom missies moeten de regoering op de hoog te houden van den toestand van do volksgezondheid. Zij moeten de ge meentebesturen voorlichten in net ne men van besluiten en maatregelen, in 't belang van de volksgezondheid en onderzoek instellen naar het nakomen daarvan. De Woningwet (1901) geeft aan de gemeenteraden de macht om voor schriften vast te stellen aangaande plaatsing van gebouwen, do hoogte van de vloeren, van de gebouwen zelf, aan gaande de afmetingen der vertrekken, wat betreft privaten, drinkwater, brand gevaar, vochtigheid, hechtheid van het gebouw, verwijdering van rook, water en vuil en toevoer van lucht. Het) is verboden zonder schriftelijke ver gunning van Burgemeester en Wethou ders, een gebouw op te richten of geheel of gedeeltelijk te vernieuwen, of tot woning in gebruik te nemen wati geen woning was. Verder spreekt de wet nog van: aangifte van, het aantal' bewoners, verbetering der woningen, overbevolking, onbewoonbaarverklaring, geldelijke steun enz. Ook voor het onderwijs heeft onze regeering zorg gedragen: wij hebben 'ni leerplichtwet (1900), een wet op het Lager Onderwijs (1878), op het mid delbaar onderwijs (1863) en op het lioo- ger onderwijs (1876). Op ander gebied noemen wij: de Mil it je wet ('611901) de landweerwet (1901), da pensioen wetten voor burgerlijke en militaire ambtenaren (1890), de wet op de coöpe ratieve vereenigingen (1876), op de fa- brieks- en handelsmerken (1893), de faidlissementswet, de jachtwet, vissche- rijwet (18 de drankwet (1881, her zien 1902). Ziedaar dan een overzicht van den, wetgevenden arbeid onzer Kamers en Ministeries, wat reeds is tot stand j>e- komen. Het tegenwoordige ministerie belooft nog een wet tot regeling der arbeidersverzekering, dus niet alleen ongevallenverzekering, maar ook ziekte verzekering, wat dan vanzelf een ver andering van de ongevallenwet zal ten gevjoige hebben, ook nog oen pensioen wet voor leeraren aan R'. IE B. Scho len ,en voor weduwen en wecp.en van minderen bij land- en zeemacht, be nevens de noodige veranderingen en verbeteringen van andere wetten, en hierbij zullen wij het maar Laten voor vandaag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5