Moederen Martelares De Kiezerskweek. Gemengde Buitenlandsche berichten Stadsnieuws. BINNENLAND, FEUILLETON NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT J2h±P o liet is wee»1 voorjaar, en zooais we -onlangs in oen kruiskopje hebben ge zegd, is hei nu do lijd om degene die •kiezer künnen worden, ook in het be zit van hun recht te stellen. We geven daartoe weer eens, als ge bruikelijk, van de verschillende bepa lingen eon kort en zoo duidelijk mo gelijk overzicht Ais gij 25 jaar oud zijt (of wordt) vóór of op 15 Mei a.s., kunt gij kie zer worden. BELASTINGKIEZERS. Betaalt gij p er son eel e belasting, minstens 11 grond belasting of vermogens- óf bedrijfsbe lasting en hebt gij tijdig uw belasting voldaan, dan behoeft gij u niet aan te geven. Alleen als go uit een andere ge meente zijt komen overhuizen, moot ge u aangeven on uw afbetaalde belas- tingbitjet(ten) overleggen. In alle andere gevallen moet gij, om kiezer te worden aangifte doen. Deze aangofte geschiedt op een for mulier, dat gij kosteloos aan do .ge meente-secretarie kunt krijgen. De aan gifte zelf moet ook geschieden ten ge- ineentohuizo, en well lusschen 1 en 15 Februari a.s. Gij kunt u ujangeven ALS HUURKIEZER. Daarïoe moet ge tusschen 1 Augustus van het vorig jaar en 31 Januari 1.1. in niet oneer dan twee woningen binnen dezelfde ge meente hebben gewoond en in elke wo ning een wekdijkschen huurprijs ver woond hebben van minstens een zeker bedrag. Dit bedrag is voor Haarlem 12. voor ander© gemeenten minder. Op de secretarie zal men u inlichten, en ook de kiesvereenigingen willen dat doen. Men kan ook op ons bureau zich om navraag daarvan vervoegen. Bewoont ge nog hetzelfde huis, waar- dooi- ge vorig jaar huurkiezer zijt ge weest .dan behoeft ge u niet opnieuw aan te geven. ALS LOONKIEZER. Daartoe moet gij tusschen 1 Januari 1909 en 31 Ja nuari 1910 bij niet moer dan twee patroonsin dienst zijn geweest en in elke betrekking een loon hebben geno ten van minstens een zeker bedrag. (Dit bedrag is bepaald op minstens f500 voor Haarlem; voor de andere gemeenten minder, zie boven. Hebt gij vrij kóst en inwoning, dan kunt ge dit rekenen, alsof dit bedroeg een geldswaarde van f 400.voor Haar lem, elders minde'; zie boven. Pensioen kunt go bij uw loon tellen. Evenzoo datgene wat uw vrouw ver dient. H,et loon uwer kinderen voor de helft. Men behoeft niet het bedrag van loon of inkomsten op te geven, doch kan volstaan met de verklaring dat het loon het door do wet gevorderde bedrag be reikt. Pas echter op, dat ge geen val- sche verklaring aflegt! Dit wordt streng gestraft Loonkiezers moeten zich elk jaar op nieuw aangewen. ALS SPAARKIEZER. Daartoe moet g evanaf 1 Fcbr. 1909 tot 1 Febr. 1910 nooit minder dan f50 achtereen op de spaarbank hebben staan gehad. Ge moet, alvorens u aan de Secreta rie op te geven, daarvan eerst een be- wijsje bij het Bestuur der Spaarbank hebben gehaald. ALS EXAMENKIEZER. Onderwij zers, geestelijken, ambtenaren bij de belastingen, beambten bij het spoorweg wezen enz., die een examen hebben afgelegd, kunnen door overlegging van hun diploma het kiesrecht bekomen. Eenmaal examenkiezer, behoeft ge, zoolang go in dezelfde gemeente blijft wonen, u niet meer opnieuw aan te geven Om kiezer voor den Gemeenteraad te zijn, moet ge bovendien gemeente belasting betalen. Dat al onze kiesvereenigingen nu werk blijven maken van de nieuwe kiezerslijst! De noodige formulieren zullen wel reeds op de gemeentehuizen verkrijg baar zijn, of worden spoedig verkrijg baar gesteld. Niemand verzuime zich aan te geven; natuurlijk zijn alle besturen onzer kies vereenigingen bereid da noodige inlich tingen te verschaffen! WIJLEN KONING LEOPOLD EN DE VERGHJRISTELIJKING VAN DEN CIONGO., De „Missions Galholique" vroeg aan pater Boltv, oud-algemeen overste van de missionarissen van Scheut een ar tikel over het christelijke beschavings werk van Leopold II in den Congo. Wij' ontleenen er het volgende aan: Voor nog geen halve eeuw was het midden-AMka zoo goed als nog geheel onbekend aan de Europeanen en over geleverd aan het meest gruwelijk barba risme. De gees els van slavernij en kamniba- b ai isme verwoestten het land en dreig den het met algeheele ontvolking. Bedeeld met breede en milde denk beelden had de koning van België steeds met de grootste belangstelling de successievelijke ontdekkingen van midden-Afrika gevolgd en voornamelijk de expedities van Livingstone en Stan ley. Bewogen door medelijden met deze ongelukkige volksstammen, riep hij den 12en September 1876 een internatio nale conferentie te zamen in zijn pa leis te Brussel. België, Frankrijk, Duitschland, Oos tenrijk, Engeland, Italië en Rusland lel den er de voornaamste vertegenwoordi gers, reizigers, aardrijkskundigen, phi- lantropen. Leopold II sprak er het eer ste woord om het doel uiteen te zet ten, dat hij zich met het samenroepen van deze conferentie voor oog en stelde. Heel het grootsche program van het Congowerk vatte hij in deze rede te zamen; „Aan de beschaving open setl- len het ©enige gedeelte van onzen aard bol, waar zij nog niet is doorgedron gen, te door-dringen de duisternissen welke daar heele volkeren omhullen, dat is een kruistocht, welke onze eeuw van vooruitgang waardig is." De debatten, welke vier dagen duur den, werden door den koning zelven geleid, en de internationale vereeni- ging tot afschaffing van den slavenhan del, werd gesticht. Op C November werd het Belgisch comité van deze vereeniging door den koning geïnstalleerd, bij welke gele genheid de koning opnieuw aandrong op de groote beteekenis van dit streven en op de rrliddelen, welke het succes der onderneming konden bevorderen. „De slavernij welke zich nog in een voornaam gedeelte van het Afrikaan- sche vasteland handhaaft, zeide hij, is een wonde, welke alle vrienden der beschaving willen doen verdwijnen." Het groote werk begon onmiddellijk een aanvang te nemen. Dank zij de machtige hulpbronnen, welke vooral in België werden gevonden, dank voor namelijk aan de machtige tusschen- komst van Leopold zelf, die niet aar zelde, een voornaam deel van zijn per soonlijk fortuin te offeren aan do ver wezenlijking van dezen levensdroom, kon al aanstonds een eerste expeditie worden uitgezonden naar het meer van Tanganika, een der voornaamste centra's van den slavenhandel. In 1884 had „Association intea-natio- nale" reeds niet minder dan veertig stations gesticht. Daarop volgde de con ferentie te Berlijn, waaraan veertien mogendheden deelnamen. Deze conferentie eindigde met de merkwaardige „Acte van Berlijn" welke op 26 Februari 1885 den onafliank el ij ken Congoslraat onder suzeroiniteit van Leopold II officieel erkenda 2 Augustus 1889 legateerde de ko ning per testament aan België het reus achtig rijk, dat hij in Afrika gesticht had. De Kamers stemden de aanvaar ding van deze prachtige nalatenschap in den loop van 1908. Het beschavingswerk in den Congo ging onderwijl zijn gang. Tallooze ver bindingswegen werden aangelegd, een geregelde rechtspraak ingesteld, en de beschaving drong door tot in het hart van Afrika. Als do schepping van een onmetelijk koloniaal rijk, door den wil van een enkel man, bijna zonder voor beeld is in de geschiedenis, de hervor ming welke in twintig jaren tijds ra die donkere streken heeft plaats ge grepen is nog van buitengewoner be teekenis. Kardinaal Gibbons karakteriseerde haar in 1904 in deze bewoordingen: „Waar een woestijn was strekt zich thans een heerlijke tuin uit." Maar de vorst, die de ware bescha ving wilde, heeft zich wel verdienste lijk gemaakt jegens de Kerk, door van het begin van dit werk af den arbeid der missionarissen te doen samengaan met dien van soldaten en kooplieden. Negen vereeniging en van. missionaris sen te zamen met vier religieuze con gregaties van geestelijke zustors, wer ken thans m dit koloniaal gebied en geven de Kerk jaarlijks duizenden nieuwe kinderen. Daarom bidt de Kerk op dezen dag Gods' barmhartigheid toe aan de ziel van Hem, die barmhartigheid heeft be wezen aan heele volkeren. Pruisisch© plagerij. Als teekenend staaltje, op welke manier de pruisische bureaukratie de godsdienstvrijheid der Polen belemmert, dicne het volgende: De parochie Gilgenhurg, gelegen in pruisisch Polen, omvat tal van dorpen, die op een afstand van verschillende mijlen van de parochiekerk verwijderd liggen. Ten gevolge van de zware sneeuw vallen in December en wegens de tal rijke waterplassen, welke zich in do omgeving der dorpen bevinden, is een tocht van die plaatsen naai- de paro chiekerk zeer moeilijk, om niet te zeg gen gevaarlijk. De geloovigen verkeer en dus in de onmogelijkheid om gedurende den lan gen winter de HL Mis te hooren. Zelfs met Kerstmis konden zij: niet ter kerke gaan. Om dezen mistoestand uit den weg te ruimen, heeft de bevolking van meer dere van die dorpen zich gedurende eenige jaren groote geldelijke offers ge troost ten behoeve van den bouw eener hulp-kapel in een dei- dorpen waarvan hier sprake is. De Bisschop heeft dit plan goedge keurd. Maai- de Pruisische bureaucratie wei gert hardnekkig het verlof tot bouwen te geven. „Volstrekt niet noodig," zegt zij. Toen kwam de kasteelheer van het dorp met den Bisschop overeen, om de grootste zaal van het kasjteel te laten gebruiken als kapel en daarin om de veertien dagen de IL Mis te la ten lezen door een kapelaan van de parochie Gilgenburg. Voor dat de eerste IL Mis kon wor den gelezen op het kasteel, kwam de politie om de zaal te inspectecren. De meest kinderachtige aanmerkin gen werden door de politie gemaakt: de deuren die toegang gaven tot de zaal waren niet breed genoeg; er ontbrak een nooduitgang, die kandelaars pp het altaar stonden te dicht bij den muur; het aantal plaatsen was onvoldoende, enz. De kasteelheer voldeed aan alle ei- schen en liet al de kleine wijzigingen aanbrengen, welke de politie ver langde. En zoo zou dezer dagen eindelijk voor den eersten keer de IL Mis op 't kasteel worden gelezen. Maar voordat de plechtigheid een aanvang nam, vertoonde zich ëen gen darme en verklaarde, dat liij belast was mot het toezicht op de vergade ring. Hij plaatste zich midden in de zaal waar hij onbeweeglijk bleef staan totdat de laatste geloovige vertrokken was. Wanneer deze brave menschen het gewaagd hadden een lied te zingen, in de Poolschc taal, dan zou deze gen darme ongetwijfeld „de vergadering" hebben opgeheven. Onkunde. Hoe vertrouwbaar een blad is, kan men liet best waarnemen uit de ver gelijking; van hetgeen het schrijft over dingen die men kent, met de -werkelijkheid. Zoo zijn er welen onder ons, die alles, wat liberale en andere anti- elericale bladen over katholieken en katholicisme schrijven, yoor goede munt aannemen. En de onbekendheid dier redacties met kerkelijke zaken is toch soms zoo verbazingwekkend. Zoo schrijft de Romeinsche corres pondent van het „Handelsblad" toch zeker niet een der minste or ganen van Nederlands vrijzinnige pers zonderlinge dingen in zijn jongsten brief. Hij haalt daarin op van de „lang vervlogen dagen van de pauselijke regeering" en maakt zijn lezers wijs, dat er toen op de Kerstdagen gevast moest worden, waarom er dan ook tegen Kersttijd een groote aanvoer Was van visch, en in den nacht van den 23en op den 24en een groote viscbafslag ,werd gehouden. Men zal zeggen aldus de „Gel derlander" de man vergist zich met de vigilie (van Kerstmis, die inderdaad vastendag is. Maar neen, volgens hem was het altijd in "de lang" vervlogen dar gen van de pauselijke regeering" juist daags vóór Kerstmis géén vas tendag-, en blijkbaar zelfs heden nog niet. Hij schrijft toch „Den vooravond van „Natale" wijdt de Romeinsche familie trouw aan een kapoen, voorafgegaan dooi de van datzelfde dier afkomstige soep. Dit gebruik is onveranderd ge bleven, omdat de maag hier nog steeds zeer hoog staat aangeschre ven." Alzoo kapoensoep, dus geen vas tendag- daags vóór Kerstmis, maar op de Kerstdagen vastendag. Doch er komt nog iets verrassen dere „Maar vroeger genoot men de ka- poensoep gratis. Toen n.l. was het gebruik, dat de Paus zelf de avond mis bediende in Santa Maria Maggiore en dat na afloop daarvan 'n soepuitdeeling plaats had op kos ten van den Staat". Een mis biji avond, nog .wel „be diend" door den Paus! Derde domheid! Doch wat er nu volgt wordt bepaald ergerlijk: ,,'t Moet toen bij die nachtmis (al- zoo dan toch geen avondmisnog al eens luidruchtig zijn toegegaan. Ten minste de biechtvaders kregen van hun biechtelingen vreemde dingen te hooren. Deze confessies brachten ze over aan den Paus 't was toen Gregorius XVI, den voorganger van Pius IX. en rieden hem, dien dienst niet zelf meer te houden. Gre gorius ging jhiorop inen de soep uitdeeling werd afgeschaft door Pius IX in 1853". Zonder blikken of blozen wordt onder dergelijke beuzelpraatjes een voudig te verstaan gegeven, dat de biechtvaders de bekentenissen hun ner biechtelingen aan den Paus over brachten, ergo het biechtgeheim schonden, da.t blijkens de ervaring van eeuwen nog nimmer, zelfs nog' door geen afgevallen priester geschonden is! [Welk idee moet men toch in 's Homels naam hebben van het catholicisme om er op zoo'n onbe nullige weerzinwekkend losse, quasi-grappige manier over te schrij ven, alsof men 't over 't grofste bijgeloof van Congonegera had. Een vonnis inzake de eedsweigering Twee Christelijke bladen komen reeds op .tegen de overwegingen in het vonnis der Haarlemsche recht bank, waarbij de eedsweigeraar H. werd vrijgesproken. „De Standaard" schrijft o m. lo dat er in art 161 (Wj. v. S.) niet staat: „naar izijn godsdien stige gezindheid", maar- „o p d e wijze zijner godsdienstige gezind heid", iets wat doelen moet op een vaste praktijk of regel, die onafhankelijk van den getuige, in zwang is gekomenwaaruit volgt dat de bewoording van het artikel de door de Rechtbank ge geven uitlegging niet toelaat. Die uitlegging zou er, wat de woorden betreft, nog mee door kunnen, zoo die woorden „op de wijze" er niet bij stonden; nu in geen geval. Nu toch onderstelt het artikel, dat er bij de gezind heden tweeërlei wij'zevandoen ten deze is, de eene dat men den eed, de andere dat men de belofte aflegt, en dat deze wijze van doen bepaald wordt door het Kerkge nootschap waartoe men behoort. 2o. geldt tegen den considerans van het Haarlemsche vonnis, da,t art. 161 juist bedoelt, de zaak on afhankelijk te maken van iemands incidenteele subjectieve opinie, door hem te binden aan den regel of wijze van doen, die buiten hem om tot stand kwam, en voor lan gen tijd reeds gold; terwijl om gekeerd de uitlegging, nu gevolgd, allen objectieven waarborg op zij schuift, de zaak geheel subjectief maakt, en wel subjectief voor een bepaald oogenblik. (Wil dezelfde getuige een maand later bij een ;inderen rechter andersgezind zijn, het staat hem vnj. Zoo dikwijls hij' er belang bij heeft niette zweren, is hij er subjectief tegen maar is het een ander maal in zijn belang wè 1 te zweren, zoo mag hij er weer subjectief voor zijn. En 3o. indien de rechter op zulk een wijze de ook door ons erkende evolutie in de rechtsbegrippen op de wetsuitlegging mag toepassen, gaat dan niet de rechter zit ten op den pteel van den wet gever? En de .anti-rev. „Rotterdammer" schrijft, vooral naar aanleiding" van den juichtoon der „N. R. CL" over het blij verschiet, waarin men niet meer zal behoeven neer te knielen voor kasten met historische geschrif ten Ja, ja, dat is wel zoo gemakke lijk Dan raakt veel studie over bodig Maar of de rechtszeker heid er bij1 winnen zou, is een andere vraag. „Geen stilstand in het recht", roept de „N. R. Oh" uit. Volkomen mee eens, geen stil stand. M,aar do trechter heeft zich aan de wet te houden, naar hare letter 'ën haren geest. De wetgever heeft het recht te ontwikkelen. Als er een verouderde wetgeving is; laat men dan de handen in eenslaan, om éindelijk eens wat vooruitgang tot stand te brengen Doch zoolang de wet er is, worde zij gehandhaafd. Desnoods doet een man van eer gelijk de Amsterdamsche burge meester deed, die zeide: met zoo'n verouderde gemeente-wetgeving kan ik Amsterdam niet naar be hooren doen groeien en bloeien. Maar in stee van toen de wet te gaan Verwringen naar de nieuwe tijdsomstandigheden, - ging bij' heen. Beide bladen merken daarbij vooraf op, dat zij volstrekt, geen bezwaar hebben tegen wetswijziging ter oplossing van het eedsvraagstuk Het „Dagblad van Noord-Br." zet uiteen, dat indien aan eene wet „evolitionaire kracht" mag worden toegekend en veranderde tijdsom standigheden eene andere toepassing rechtvaardigen, dan de historie der wet. aangeeft, men voor allerlei ver rassingen kan komen te staan. Ge meend heeft het blad altijd, dat de rechter de wet moest toepassen objectief, zooals de wet daar voor hem ligt; dat hi) bezwaren tegen die wet kon hebben, haar wijziging noodzakelijk achten, op die wijziging aandringen en invloed uitoefenen, zooveel als het in zijn vermogen zou zijn, maar dat hij in ieder geval zich diende te houden aan art. 11 der „Algemeene Bepalingen" voorschrij vende dat „de rechter in geen geval de innerlijke waarde of de billijk heid der Wet mag beoordeelen", „Nu zoo gaat het .blad voort zegt de Haarlemsche rechtbank wel in haar overweging, dat evolu tionaire kracht aan de wet slechts kan worden toegekend, zoolang de wet daardoor geen geweld wordt aangedaan. Maar wie beslist er over, of da.t geschiedt? - Dezelfde rechter, die de evolutio naire kracht door zijn eigen, subjec tieve meening aan 't werken brengt. Dat is n.l. ons grootste bezwaar tegen deze uitspraak van den Haar- lemschen rechter, dat het subjectieve element er door in onze rechtspraak op den voorgrond wordt gebracht. Rechtzekerheid, meenen wij, kan alleen worden gegeven, als de rech ter enkel vraagt: wat zegt de wet Niet: wat verlangen de tijdsomstan digheden." „De Maasbode" wijst er, naar aanleiding van deze uitspraak op, dat evolutie „het moderne slag woord, in de wetenschap denzelfden dienst doet, als in het dagelijksch leven van al te goed-geloovigen de alle-kwalen-heelende kwakzalvers middelen". Het beroep .op de „evolutionaire kracht" der wet komt het blad dan ook bedenkelijk voor. „Men moclrt gelooven wij. eer van „revolutionair" spreken; want aan de letter en de duidelijk om schreven bedoeling der wet wordt op die wijze geweld aangedaan. Het gaat den kant uit als met onze reeds gepensionneerde Zondags wet, waarmede men ook al door zich op veranderde omstandigheden te beroepen, de hand licht. Is een wet verouderd, dat men ze wijzige; doch zoo lang zij van kracht "blijft, Worde ze nageleefd." Het is daarom te hopen, besluit de „Mbde.", dat het O. M. tegen deze uitspraak hooger .beroep zal a an teekenen. De Prov. Bond van B. K. Kiesver eenigingen. (Reeds voor een groot dad in onze vorige oplage opgenomen.) In 't St. Bavogebouw te Haarlem vergaderde vanmiddag te één uur de Provinciale Bond van R. KL Kies vereenigingen uit Noord-Holland. De voorzitter, de heer Mr. J. N. J. E. Thijssen, riep allen 't welkom: toe en hoopte, dat de aanwezigen veel genoegen van deze vergadering zullen beleven. Hierna werd door al len de Vergadering jmet gebed be gonnen Naar aanleiding van oen adverten tie eener pi afdeeling, waarin pro paganda gemaakt wondt tot bijwo ning dezer vergadering, merkt "de Voorzitter .op, da.t alleen afgevaar digden worden toegelaten De Voorzitter brengt daarna in be spreking vde Provinciale Statenver kiezing ,in dit gewest, die dit jaar zal plaats hebben Het is mogelijk, dat de locale kies vereenigingen met 't oog op die ver kiezingen wenschen hebben te uiten, of .adviezen te geven En ook het Bestuur van den Prov. Bond wil dit. Pit is een voorname zaak; die van daag aan de orde is en vandaar deze vergadering. 't Bestuur wil de machtiging vra gen aan de vergadering ve-rder to gaan met te confereeren met de Hoofdbesturen der andere Christe lijke Partijen over de groote, be kende zaak. 't Bestuur heeft het daarom goed gevonden een spreker te laten op treden, die nader zal bespreken de groote belangen, die ons allen raken. De secretaris, de heer P. Bos van Hoorn, las vervolgens de notulen. De secretaris deelde mede, dat bij den Bond zijn aangesloten 4 Cen trales (Tweede Kamér, 4 Centrales Provinciale Staten en -13 locale kies vereenigingen met een minimum van 6400 leden. Sedert de laatste ver gadering zijn toegetreden de localen Westwoud. Hensbroek, Hoorn, Edam, Volendam, Wervershoef en Santpoort. 73) Madeleine bloosde hevig. „Ik heb uw antwoord reeds,"' ging Maurice de Olavières voort, „we be hoeven er dus niet verder over te praten. Wanneer de bruiloft?" Zij richtte op den grijsaard haar gTooto onschuldige oogen. „Ik ben nog maar zoo kort weduwe," sta melde ze. „En dan de rouw, mijn proces en mijn arm kind Hij viel haar in de rede. „Laten We .er niet te veel over praten," zeide hij „Ik ben altijd recht op mijn doel afgegaan en daar heb ik me steeds wél bij bevonden. Wat de vormen betreft, die zijn voldoende in acht (genomen, en aan de nage dachtenis van een man, die de oor zaak is geworden van al je verdriet, is waarlijk eerbied genoeg betoond." Miadeleine yvilde protesteeren, maar Maurice de Olavières ging voort: „Antwoord niet, of ik zou mij genoodzaakt zien u mijn mee ning te zeggen over 4en markies de Cypières, en dat is heusch beter van niet. -Laten we liever de andere reden eens nagaan, waarom gij voor uitstel pleit Je proces Maar je bent vrijgesproken, en aan je on schuld twijfelt niemand. Kan vol gens de Eransche wetgeving niet iedereen beschuldigd en zelfs gevan gen genomen worden zonder eenig bewijs, en dat door de minste gril van een of anderen rechter! En wanneer er overigens nog een laatste schaduw van twijfel bij iemand overbleef, dan zou uw ver eeniging met mijn neef Richard die wegnemen." En met een Vbrste- i lijk gebaar ging Maurice de Ola vières voort „Men is nu eenmaal niet voor diets het hoofd geworden van een der eerste handelshuizen ter wepel cl Mij hebben niet voor niets over geheel de wereld een reputatie van soliditeit en rechtschapenheid verworven. Die groote naam zal mij thans op de eerste plaats helpen om u ook in het oog der wereld weer op te heffen tot het hooge standpunt dat .ge inderdaad nooit verlaten hebt, en bovendien om het geluk van mijn neef Richard te verzekeren. Die be- j looning voor al mijn arbeid en zwoe-1 gen is mij' voldoende. Wilt gij ze mij onthouden j Madeleine was al ten halve over-1 wonnen. „Ik heb Richard even lief als hij mij," bekende ze, „maar de plicht jegens mijn kind houdt mij er van i terug, zijn echtgenoot te worden. Zal God niet meenen dat ik geluk kig ..genoeg ben als ik Richard's vrouw word, en zal Hij mij daarna niet de gunst weigeren van mijn Leonie terug te vinden Maurice de Olavières glimlachte droevig; „Arme Madeleine," sprak hij, „is uw geest nog zoo verward dat ge uwen God zulke kleinzielige bere keningen durft toeschrijven Geloof mij, Hij zegent een huwelijk uit liefde, in plaats ,van daarin een reden te vinden om u andere gunsten te onthouden. En wanneer ge wilt dat Richard do kracht en energie zal behouden, die hij zoo noodig heeft om do taak te vervullen die hij zich zelven heeft opgelegd, schenk hem dan wat hem het meest sterken in dien strijd en weiger niet langer hem te huwen." Hij had zijn zaak gewonnen. „Ik geloof u en stem toe," sprak Madeleine op vasten toon. „Ge kunt Richard zeggen dat ik zijn vrouw zal worden zoodra gij beiden het maar wenscht," „Zoo spoedig- .mogelijk dan," ant woordde Maurice de Olavières vroo- lijk. We moeten niet langer wach ten dan den tijd die noodig is om de verschillende stukken uit Erank- rijk te ontvangen." Eenige maanden later vierde ge heel Ceylon feest. Maurice de Clavières en zijn neef begingen dwaasheden om de vreugde te doen blijken, die hen bezielde nu Richard's wensch eindelijk in ver vulling ging. De jongelieden hadden terstond na hun huwelijk naar Erankrijk willen vertrekken, maar Madeleine's gezondheidstoestand be lette dat nog steeds. En toen achttien maanden na, het huwelijk Madeleine haar echtgenoot een dochter schonk, verklaarde de geneesheer, een oude vriend der familie de Oypières, dat de warme zon van Indië voor het tcere kind noodzakelijk was, „Zullen wij dan toch vertrekken," vroeg Richard aan zijn vrouw, toen hij de diepe teleurstelling op haar gelaat las. „En Alice dan," was het antwoord, „wij mogen het er toch niet op wagen of zij de verandering van klimaat wel doorstaan kan „Natuurlijk niet, maar wij kun nen haar aan de zorg van Jeannette toevertrouwen en mijn oom verzoe ken om over de kleine te waken." „Ik wil niet van Alice scheiden," antwoordde Madeleine op vasten toon, „en bovendien zou het wreed zijn Jeannette hier achter te laten en zonder haar bij' André Baseou te komen." „Welnu, wat moeten wij dan doen 7" „Hoe hard het (mij ook valt, wij zullen ymchten tot de gezondheid van ons kind toelaat dat we allen te zamen gaan." Daarmee was het vertrek naar Europa, voor onbepaalden tijd uitge steld Richard bleef in verbinding met André Baseou en de Sintély's, maar hij had slechts weinig gelegen heid om Madeleine's ongeduld ook maar eenigszins te bevredigen „Laten we ons niet overhaasten," sprak hij' [van tijd tot tijd tot de arme vrouw. „Wie moeten toch wachten tot het gunstige oogenblik zich voordoet en dan daarvan ge bruik maken." Eindelijk verklaarde de arts dat de kleino Alice zonder gevaar de reis naar Erankrijk zou kunnen maken. Terstond werden nu alle toebereid selen getroffen, en weinig- tijds later stonden de 8intély's en André Bas c.ou te Parijs aan het station om de reizigers te verwelkomen. Op het- gezicht van Jeannette, die er schooner dan ooit en volkomen als een dame uitzag, werd André Baseou doodsbleek, en het meisje behoefde allerminst te vragen of zij door haar verloofde ,ook vergeten kon zijn. Na de eerste begroetingen wenkte Richard de Clavières André, tot zich en geide: „Wc zullen de zaken maar laten wachten tot morgen: ge kunt dan den dag van vandaag aan uwe verloofde wijden." André glimlachte. „Jeannette en ik," sprak hij, „heb ben gezworen niet gelukkig te zijn vóór de kleine Leonie de Cypières teruggevonden is. We moeten dus geen oogenblik verliezen. Zoodra wc in uw hotel aangekomen zijn, ten ik tot uwe beschikking," „Goed, dan na het ontbijt." In het hotel vond Madeleine de Clavières haar trouwe Indische be dienden, die vooruit gereisd waren, terug, en met een vriendelijken glim- lich begroette zij al die tekende ge- geziehten. „Welnu, hoe staat het er mee," vroeg Richard, zoodra hij en BascoU in de kamer yan den graaf tegen over elkander zaten." „Dc hertog de Roquohnme is er slechter aan toe dan ooit," antwoord de Baseou. „Van allo kanten val len zijn schuldeiscbers hem lastig." „Prachtig", hernam Richard, „dat zal ons werk aanzienlijk vergemak kelijken. Hebt gij reeds een poging" gedaan „Ja,, maar zonder succes. En zoo- als u weet, moesten we heel voor zichtig- handelen om geen argwaan te wekken." „Natuurlijk. En wat weet. ge van Reine Penhoët?" „Zij heeft een linnenwinkel in de rue de Cléry." „Gaan haar zaken goed?" „Dat geloof ik niet" Wen dt verviiiqd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 9