Moederen Martelares
De Kiezerskweek.
Gemengde Buitenlandsche berichten
Stadsnieuws.
BINNENLAND,
FEUILLETON
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT J2h±P
o
liet is wee»1 voorjaar, en zooais we
-onlangs in oen kruiskopje hebben ge
zegd, is hei nu do lijd om degene die
•kiezer künnen worden, ook in het be
zit van hun recht te stellen.
We geven daartoe weer eens, als ge
bruikelijk, van de verschillende bepa
lingen eon kort en zoo duidelijk mo
gelijk overzicht
Ais gij 25 jaar oud zijt (of wordt)
vóór of op 15 Mei a.s., kunt gij kie
zer worden.
BELASTINGKIEZERS. Betaalt gij
p er son eel e belasting, minstens 11 grond
belasting of vermogens- óf bedrijfsbe
lasting en hebt gij tijdig uw belasting
voldaan, dan behoeft gij u niet aan
te geven.
Alleen als go uit een andere ge
meente zijt komen overhuizen, moot ge
u aangeven on uw afbetaalde belas-
tingbitjet(ten) overleggen.
In alle andere gevallen moet gij, om
kiezer te worden aangifte doen.
Deze aangofte geschiedt op een for
mulier, dat gij kosteloos aan do .ge
meente-secretarie kunt krijgen. De aan
gifte zelf moet ook geschieden ten ge-
ineentohuizo, en well lusschen 1 en 15
Februari a.s.
Gij kunt u ujangeven
ALS HUURKIEZER. Daarïoe moet
ge tusschen 1 Augustus van het vorig
jaar en 31 Januari 1.1. in niet oneer
dan twee woningen binnen dezelfde ge
meente hebben gewoond en in elke wo
ning een wekdijkschen huurprijs ver
woond hebben van minstens een zeker
bedrag.
Dit bedrag is voor Haarlem 12.
voor ander© gemeenten minder. Op
de secretarie zal men u inlichten, en
ook de kiesvereenigingen willen dat
doen. Men kan ook op ons bureau
zich om navraag daarvan vervoegen.
Bewoont ge nog hetzelfde huis, waar-
dooi- ge vorig jaar huurkiezer zijt ge
weest .dan behoeft ge u niet opnieuw
aan te geven.
ALS LOONKIEZER. Daartoe moet
gij tusschen 1 Januari 1909 en 31 Ja
nuari 1910 bij niet moer dan twee
patroonsin dienst zijn geweest en in
elke betrekking een loon hebben geno
ten van minstens een zeker bedrag.
(Dit bedrag is bepaald op minstens
f500 voor Haarlem; voor de andere
gemeenten minder, zie boven.
Hebt gij vrij kóst en inwoning, dan
kunt ge dit rekenen, alsof dit bedroeg
een geldswaarde van f 400.voor Haar
lem, elders minde'; zie boven.
Pensioen kunt go bij uw loon tellen.
Evenzoo datgene wat uw vrouw ver
dient. H,et loon uwer kinderen voor
de helft.
Men behoeft niet het bedrag van loon
of inkomsten op te geven, doch kan
volstaan met de verklaring dat het loon
het door do wet gevorderde bedrag be
reikt. Pas echter op, dat ge geen val-
sche verklaring aflegt! Dit wordt streng
gestraft
Loonkiezers moeten zich elk jaar op
nieuw aangewen.
ALS SPAARKIEZER. Daartoe moet
g evanaf 1 Fcbr. 1909 tot 1 Febr.
1910 nooit minder dan f50 achtereen
op de spaarbank hebben staan gehad.
Ge moet, alvorens u aan de Secreta
rie op te geven, daarvan eerst een be-
wijsje bij het Bestuur der Spaarbank
hebben gehaald.
ALS EXAMENKIEZER. Onderwij
zers, geestelijken, ambtenaren bij de
belastingen, beambten bij het spoorweg
wezen enz., die een examen hebben
afgelegd, kunnen door overlegging van
hun diploma het kiesrecht bekomen.
Eenmaal examenkiezer, behoeft ge,
zoolang go in dezelfde gemeente blijft
wonen, u niet meer opnieuw aan te
geven
Om kiezer voor den Gemeenteraad
te zijn, moet ge bovendien gemeente
belasting betalen.
Dat al onze kiesvereenigingen nu
werk blijven maken van de nieuwe
kiezerslijst!
De noodige formulieren zullen wel
reeds op de gemeentehuizen verkrijg
baar zijn, of worden spoedig verkrijg
baar gesteld.
Niemand verzuime zich aan te geven;
natuurlijk zijn alle besturen onzer kies
vereenigingen bereid da noodige inlich
tingen te verschaffen!
WIJLEN KONING LEOPOLD EN DE
VERGHJRISTELIJKING VAN
DEN CIONGO.,
De „Missions Galholique" vroeg aan
pater Boltv, oud-algemeen overste van
de missionarissen van Scheut een ar
tikel over het christelijke beschavings
werk van Leopold II in den Congo.
Wij' ontleenen er het volgende aan:
Voor nog geen halve eeuw was het
midden-AMka zoo goed als nog geheel
onbekend aan de Europeanen en over
geleverd aan het meest gruwelijk barba
risme.
De gees els van slavernij en kamniba-
b ai isme verwoestten het land en dreig
den het met algeheele ontvolking.
Bedeeld met breede en milde denk
beelden had de koning van België
steeds met de grootste belangstelling
de successievelijke ontdekkingen van
midden-Afrika gevolgd en voornamelijk
de expedities van Livingstone en Stan
ley.
Bewogen door medelijden met deze
ongelukkige volksstammen, riep hij den
12en September 1876 een internatio
nale conferentie te zamen in zijn pa
leis te Brussel.
België, Frankrijk, Duitschland, Oos
tenrijk, Engeland, Italië en Rusland lel
den er de voornaamste vertegenwoordi
gers, reizigers, aardrijkskundigen, phi-
lantropen. Leopold II sprak er het eer
ste woord om het doel uiteen te zet
ten, dat hij zich met het samenroepen
van deze conferentie voor oog en stelde.
Heel het grootsche program van het
Congowerk vatte hij in deze rede te
zamen; „Aan de beschaving open setl-
len het ©enige gedeelte van onzen aard
bol, waar zij nog niet is doorgedron
gen, te door-dringen de duisternissen
welke daar heele volkeren omhullen,
dat is een kruistocht, welke onze eeuw
van vooruitgang waardig is."
De debatten, welke vier dagen duur
den, werden door den koning zelven
geleid, en de internationale vereeni-
ging tot afschaffing van den slavenhan
del, werd gesticht.
Op C November werd het Belgisch
comité van deze vereeniging door den
koning geïnstalleerd, bij welke gele
genheid de koning opnieuw aandrong
op de groote beteekenis van dit streven
en op de rrliddelen, welke het succes
der onderneming konden bevorderen.
„De slavernij welke zich nog in een
voornaam gedeelte van het Afrikaan-
sche vasteland handhaaft, zeide hij, is
een wonde, welke alle vrienden der
beschaving willen doen verdwijnen."
Het groote werk begon onmiddellijk
een aanvang te nemen. Dank zij de
machtige hulpbronnen, welke vooral in
België werden gevonden, dank voor
namelijk aan de machtige tusschen-
komst van Leopold zelf, die niet aar
zelde, een voornaam deel van zijn per
soonlijk fortuin te offeren aan do ver
wezenlijking van dezen levensdroom,
kon al aanstonds een eerste expeditie
worden uitgezonden naar het meer
van Tanganika, een der voornaamste
centra's van den slavenhandel.
In 1884 had „Association intea-natio-
nale" reeds niet minder dan veertig
stations gesticht. Daarop volgde de con
ferentie te Berlijn, waaraan veertien
mogendheden deelnamen.
Deze conferentie eindigde met de
merkwaardige „Acte van Berlijn" welke
op 26 Februari 1885 den onafliank el ij
ken Congoslraat onder suzeroiniteit van
Leopold II officieel erkenda
2 Augustus 1889 legateerde de ko
ning per testament aan België het reus
achtig rijk, dat hij in Afrika gesticht
had. De Kamers stemden de aanvaar
ding van deze prachtige nalatenschap
in den loop van 1908.
Het beschavingswerk in den Congo
ging onderwijl zijn gang. Tallooze ver
bindingswegen werden aangelegd, een
geregelde rechtspraak ingesteld, en de
beschaving drong door tot in het hart
van Afrika. Als do schepping van een
onmetelijk koloniaal rijk, door den wil
van een enkel man, bijna zonder voor
beeld is in de geschiedenis, de hervor
ming welke in twintig jaren tijds ra
die donkere streken heeft plaats ge
grepen is nog van buitengewoner be
teekenis.
Kardinaal Gibbons karakteriseerde
haar in 1904 in deze bewoordingen:
„Waar een woestijn was strekt zich
thans een heerlijke tuin uit."
Maar de vorst, die de ware bescha
ving wilde, heeft zich wel verdienste
lijk gemaakt jegens de Kerk, door van
het begin van dit werk af den arbeid
der missionarissen te doen samengaan
met dien van soldaten en kooplieden.
Negen vereeniging en van. missionaris
sen te zamen met vier religieuze con
gregaties van geestelijke zustors, wer
ken thans m dit koloniaal gebied en
geven de Kerk jaarlijks duizenden
nieuwe kinderen.
Daarom bidt de Kerk op dezen dag
Gods' barmhartigheid toe aan de ziel
van Hem, die barmhartigheid heeft be
wezen aan heele volkeren.
Pruisisch© plagerij. Als teekenend
staaltje, op welke manier de pruisische
bureaukratie de godsdienstvrijheid der
Polen belemmert, dicne het volgende:
De parochie Gilgenhurg, gelegen in
pruisisch Polen, omvat tal van dorpen,
die op een afstand van verschillende
mijlen van de parochiekerk verwijderd
liggen.
Ten gevolge van de zware sneeuw
vallen in December en wegens de tal
rijke waterplassen, welke zich in do
omgeving der dorpen bevinden, is een
tocht van die plaatsen naai- de paro
chiekerk zeer moeilijk, om niet te zeg
gen gevaarlijk.
De geloovigen verkeer en dus in de
onmogelijkheid om gedurende den lan
gen winter de HL Mis te hooren. Zelfs
met Kerstmis konden zij: niet ter kerke
gaan.
Om dezen mistoestand uit den weg
te ruimen, heeft de bevolking van meer
dere van die dorpen zich gedurende
eenige jaren groote geldelijke offers ge
troost ten behoeve van den bouw eener
hulp-kapel in een dei- dorpen waarvan
hier sprake is.
De Bisschop heeft dit plan goedge
keurd.
Maai- de Pruisische bureaucratie wei
gert hardnekkig het verlof tot bouwen
te geven. „Volstrekt niet noodig," zegt
zij.
Toen kwam de kasteelheer van het
dorp met den Bisschop overeen, om
de grootste zaal van het kasjteel te
laten gebruiken als kapel en daarin
om de veertien dagen de IL Mis te la
ten lezen door een kapelaan van de
parochie Gilgenburg.
Voor dat de eerste IL Mis kon wor
den gelezen op het kasteel, kwam de
politie om de zaal te inspectecren.
De meest kinderachtige aanmerkin
gen werden door de politie gemaakt: de
deuren die toegang gaven tot de zaal
waren niet breed genoeg; er ontbrak
een nooduitgang, die kandelaars pp het
altaar stonden te dicht bij den muur;
het aantal plaatsen was onvoldoende,
enz.
De kasteelheer voldeed aan alle ei-
schen en liet al de kleine wijzigingen
aanbrengen, welke de politie ver
langde.
En zoo zou dezer dagen eindelijk
voor den eersten keer de IL Mis op 't
kasteel worden gelezen.
Maar voordat de plechtigheid een
aanvang nam, vertoonde zich ëen gen
darme en verklaarde, dat liij belast
was mot het toezicht op de vergade
ring. Hij plaatste zich midden in de
zaal waar hij onbeweeglijk bleef staan
totdat de laatste geloovige vertrokken
was.
Wanneer deze brave menschen het
gewaagd hadden een lied te zingen, in
de Poolschc taal, dan zou deze gen
darme ongetwijfeld „de vergadering"
hebben opgeheven.
Onkunde.
Hoe vertrouwbaar een blad is, kan
men liet best waarnemen uit de ver
gelijking; van hetgeen het schrijft
over dingen die men kent, met de
-werkelijkheid.
Zoo zijn er welen onder ons, die
alles, wat liberale en andere anti-
elericale bladen over katholieken en
katholicisme schrijven, yoor goede
munt aannemen. En de onbekendheid
dier redacties met kerkelijke zaken
is toch soms zoo verbazingwekkend.
Zoo schrijft de Romeinsche corres
pondent van het „Handelsblad"
toch zeker niet een der minste or
ganen van Nederlands vrijzinnige
pers zonderlinge dingen in zijn
jongsten brief.
Hij haalt daarin op van de „lang
vervlogen dagen van de pauselijke
regeering" en maakt zijn lezers wijs,
dat er toen op de Kerstdagen gevast
moest worden, waarom er dan ook
tegen Kersttijd een groote aanvoer
Was van visch, en in den nacht van
den 23en op den 24en een groote
viscbafslag ,werd gehouden.
Men zal zeggen aldus de „Gel
derlander" de man vergist zich
met de vigilie (van Kerstmis, die
inderdaad vastendag is.
Maar neen, volgens hem was het
altijd in "de lang" vervlogen dar
gen van de pauselijke regeering"
juist daags vóór Kerstmis géén vas
tendag-, en blijkbaar zelfs heden nog
niet. Hij schrijft toch
„Den vooravond van „Natale"
wijdt de Romeinsche familie trouw
aan een kapoen, voorafgegaan dooi
de van datzelfde dier afkomstige
soep. Dit gebruik is onveranderd ge
bleven, omdat de maag hier nog
steeds zeer hoog staat aangeschre
ven."
Alzoo kapoensoep, dus geen vas
tendag- daags vóór Kerstmis, maar
op de Kerstdagen vastendag.
Doch er komt nog iets verrassen
dere
„Maar vroeger genoot men de ka-
poensoep gratis. Toen n.l. was het
gebruik, dat de Paus zelf de avond
mis bediende in Santa Maria
Maggiore en dat na afloop daarvan
'n soepuitdeeling plaats had op kos
ten van den Staat".
Een mis biji avond, nog .wel „be
diend" door den Paus!
Derde domheid! Doch wat er nu
volgt wordt bepaald ergerlijk:
,,'t Moet toen bij die nachtmis (al-
zoo dan toch geen avondmisnog al
eens luidruchtig zijn toegegaan. Ten
minste de biechtvaders kregen van
hun biechtelingen vreemde dingen te
hooren. Deze confessies brachten ze
over aan den Paus 't was toen
Gregorius XVI, den voorganger van
Pius IX. en rieden hem, dien
dienst niet zelf meer te houden. Gre
gorius ging jhiorop inen de soep
uitdeeling werd afgeschaft door Pius
IX in 1853".
Zonder blikken of blozen wordt
onder dergelijke beuzelpraatjes een
voudig te verstaan gegeven, dat de
biechtvaders de bekentenissen hun
ner biechtelingen aan den Paus over
brachten, ergo het biechtgeheim
schonden, da.t blijkens de ervaring
van eeuwen nog nimmer, zelfs
nog' door geen afgevallen priester
geschonden is!
[Welk idee moet men toch in
's Homels naam hebben van het
catholicisme om er op zoo'n onbe
nullige weerzinwekkend losse,
quasi-grappige manier over te schrij
ven, alsof men 't over 't grofste
bijgeloof van Congonegera had.
Een vonnis inzake de eedsweigering
Twee Christelijke bladen komen
reeds op .tegen de overwegingen in
het vonnis der Haarlemsche recht
bank, waarbij de eedsweigeraar H.
werd vrijgesproken.
„De Standaard" schrijft o m.
lo dat er in art 161 (Wj. v. S.)
niet staat: „naar izijn godsdien
stige gezindheid", maar- „o p d e
wijze zijner godsdienstige gezind
heid", iets wat doelen moet op
een vaste praktijk of regel, die
onafhankelijk van den getuige, in
zwang is gekomenwaaruit volgt
dat de bewoording van het
artikel de door de Rechtbank ge
geven uitlegging niet toelaat.
Die uitlegging zou er, wat de
woorden betreft, nog mee door
kunnen, zoo die woorden „op de
wijze" er niet bij stonden; nu
in geen geval. Nu toch onderstelt
het artikel, dat er bij de gezind
heden tweeërlei wij'zevandoen
ten deze is, de eene dat men den
eed, de andere dat men de belofte
aflegt, en dat deze wijze van doen
bepaald wordt door het Kerkge
nootschap waartoe men behoort.
2o. geldt tegen den considerans
van het Haarlemsche vonnis, da,t
art. 161 juist bedoelt, de zaak on
afhankelijk te maken van iemands
incidenteele subjectieve opinie,
door hem te binden aan den regel
of wijze van doen, die buiten hem
om tot stand kwam, en voor lan
gen tijd reeds gold; terwijl om
gekeerd de uitlegging, nu gevolgd,
allen objectieven waarborg op zij
schuift, de zaak geheel subjectief
maakt, en wel subjectief voor een
bepaald oogenblik. (Wil dezelfde
getuige een maand later bij een
;inderen rechter andersgezind zijn,
het staat hem vnj. Zoo dikwijls
hij' er belang bij heeft niette
zweren, is hij er subjectief tegen
maar is het een ander maal in
zijn belang wè 1 te zweren, zoo
mag hij er weer subjectief voor
zijn.
En 3o. indien de rechter op zulk
een wijze de ook door ons erkende
evolutie in de rechtsbegrippen op
de wetsuitlegging mag toepassen,
gaat dan niet de rechter zit
ten op den pteel van den wet
gever?
En de .anti-rev. „Rotterdammer"
schrijft, vooral naar aanleiding" van
den juichtoon der „N. R. CL" over
het blij verschiet, waarin men niet
meer zal behoeven neer te knielen
voor kasten met historische geschrif
ten
Ja, ja, dat is wel zoo gemakke
lijk Dan raakt veel studie over
bodig
Maar of de rechtszeker
heid er bij1 winnen zou, is een
andere vraag.
„Geen stilstand in het recht",
roept de „N. R. Oh" uit.
Volkomen mee eens, geen stil
stand.
M,aar do trechter heeft zich
aan de wet te houden, naar
hare letter 'ën haren geest.
De wetgever heeft het recht
te ontwikkelen.
Als er een verouderde wetgeving
is; laat men dan de handen in
eenslaan, om éindelijk eens wat
vooruitgang tot stand te brengen
Doch zoolang de wet er is, worde
zij gehandhaafd.
Desnoods doet een man van eer
gelijk de Amsterdamsche burge
meester deed, die zeide: met zoo'n
verouderde gemeente-wetgeving
kan ik Amsterdam niet naar be
hooren doen groeien en bloeien.
Maar in stee van toen de
wet te gaan Verwringen naar de
nieuwe tijdsomstandigheden, -
ging bij' heen.
Beide bladen merken daarbij
vooraf op, dat zij volstrekt, geen
bezwaar hebben tegen wetswijziging
ter oplossing van het eedsvraagstuk
Het „Dagblad van Noord-Br." zet
uiteen, dat indien aan eene wet
„evolitionaire kracht" mag worden
toegekend en veranderde tijdsom
standigheden eene andere toepassing
rechtvaardigen, dan de historie der
wet. aangeeft, men voor allerlei ver
rassingen kan komen te staan. Ge
meend heeft het blad altijd, dat de
rechter de wet moest toepassen
objectief, zooals de wet daar voor
hem ligt; dat hi) bezwaren tegen
die wet kon hebben, haar wijziging
noodzakelijk achten, op die wijziging
aandringen en invloed uitoefenen,
zooveel als het in zijn vermogen zou
zijn, maar dat hij in ieder geval zich
diende te houden aan art. 11 der
„Algemeene Bepalingen" voorschrij
vende dat „de rechter in geen geval
de innerlijke waarde of de billijk
heid der Wet mag beoordeelen",
„Nu zoo gaat het .blad voort
zegt de Haarlemsche rechtbank
wel in haar overweging, dat evolu
tionaire kracht aan de wet slechts
kan worden toegekend, zoolang de
wet daardoor geen geweld wordt
aangedaan.
Maar wie beslist er over, of da.t
geschiedt? -
Dezelfde rechter, die de evolutio
naire kracht door zijn eigen, subjec
tieve meening aan 't werken brengt.
Dat is n.l. ons grootste bezwaar
tegen deze uitspraak van den Haar-
lemschen rechter, dat het subjectieve
element er door in onze rechtspraak
op den voorgrond wordt gebracht.
Rechtzekerheid, meenen wij, kan
alleen worden gegeven, als de rech
ter enkel vraagt: wat zegt de wet
Niet: wat verlangen de tijdsomstan
digheden."
„De Maasbode" wijst er, naar
aanleiding van deze uitspraak op,
dat evolutie „het moderne slag
woord, in de wetenschap denzelfden
dienst doet, als in het dagelijksch
leven van al te goed-geloovigen de
alle-kwalen-heelende kwakzalvers
middelen".
Het beroep .op de „evolutionaire
kracht" der wet komt het blad dan
ook bedenkelijk voor.
„Men moclrt gelooven wij. eer
van „revolutionair" spreken; want
aan de letter en de duidelijk om
schreven bedoeling der wet wordt
op die wijze geweld aangedaan.
Het gaat den kant uit als met
onze reeds gepensionneerde Zondags
wet, waarmede men ook al door zich
op veranderde omstandigheden te
beroepen, de hand licht.
Is een wet verouderd, dat men
ze wijzige; doch zoo lang zij van
kracht "blijft, Worde ze nageleefd."
Het is daarom te hopen, besluit
de „Mbde.", dat het O. M. tegen
deze uitspraak hooger .beroep zal
a an teekenen.
De Prov. Bond van B. K. Kiesver
eenigingen.
(Reeds voor een groot dad in onze
vorige oplage opgenomen.)
In 't St. Bavogebouw te Haarlem
vergaderde vanmiddag te één uur
de Provinciale Bond van R. KL Kies
vereenigingen uit Noord-Holland.
De voorzitter, de heer Mr. J. N.
J. E. Thijssen, riep allen 't welkom:
toe en hoopte, dat de aanwezigen
veel genoegen van deze vergadering
zullen beleven. Hierna werd door al
len de Vergadering jmet gebed be
gonnen
Naar aanleiding van oen adverten
tie eener pi afdeeling, waarin pro
paganda gemaakt wondt tot bijwo
ning dezer vergadering, merkt "de
Voorzitter .op, da.t alleen afgevaar
digden worden toegelaten
De Voorzitter brengt daarna in be
spreking vde Provinciale Statenver
kiezing ,in dit gewest, die dit jaar
zal plaats hebben
Het is mogelijk, dat de locale kies
vereenigingen met 't oog op die ver
kiezingen wenschen hebben te uiten,
of .adviezen te geven En ook het
Bestuur van den Prov. Bond wil dit.
Pit is een voorname zaak; die van
daag aan de orde is en vandaar deze
vergadering.
't Bestuur wil de machtiging vra
gen aan de vergadering ve-rder to
gaan met te confereeren met de
Hoofdbesturen der andere Christe
lijke Partijen over de groote, be
kende zaak.
't Bestuur heeft het daarom goed
gevonden een spreker te laten op
treden, die nader zal bespreken de
groote belangen, die ons allen raken.
De secretaris, de heer P. Bos van
Hoorn, las vervolgens de notulen.
De secretaris deelde mede, dat bij
den Bond zijn aangesloten 4 Cen
trales (Tweede Kamér, 4 Centrales
Provinciale Staten en -13 locale kies
vereenigingen met een minimum van
6400 leden. Sedert de laatste ver
gadering zijn toegetreden de localen
Westwoud. Hensbroek, Hoorn,
Edam, Volendam, Wervershoef en
Santpoort.
73)
Madeleine bloosde hevig.
„Ik heb uw antwoord reeds,"' ging
Maurice de Olavières voort, „we be
hoeven er dus niet verder over te
praten. Wanneer de bruiloft?"
Zij richtte op den grijsaard haar
gTooto onschuldige oogen. „Ik ben
nog maar zoo kort weduwe," sta
melde ze. „En dan de rouw, mijn
proces en mijn arm kind
Hij viel haar in de rede. „Laten
We .er niet te veel over praten,"
zeide hij „Ik ben altijd recht op
mijn doel afgegaan en daar heb ik
me steeds wél bij bevonden. Wat de
vormen betreft, die zijn voldoende
in acht (genomen, en aan de nage
dachtenis van een man, die de oor
zaak is geworden van al je verdriet,
is waarlijk eerbied genoeg betoond."
Miadeleine yvilde protesteeren,
maar Maurice de Olavières ging
voort: „Antwoord niet, of ik zou
mij genoodzaakt zien u mijn mee
ning te zeggen over 4en markies de
Cypières, en dat is heusch beter van
niet. -Laten we liever de andere
reden eens nagaan, waarom gij voor
uitstel pleit Je proces Maar je
bent vrijgesproken, en aan je on
schuld twijfelt niemand. Kan vol
gens de Eransche wetgeving niet
iedereen beschuldigd en zelfs gevan
gen genomen worden zonder eenig
bewijs, en dat door de minste gril
van een of anderen rechter!
En wanneer er overigens nog een
laatste schaduw van twijfel bij
iemand overbleef, dan zou uw ver
eeniging met mijn neef Richard die
wegnemen." En met een Vbrste-
i lijk gebaar ging Maurice de Ola
vières voort „Men is nu eenmaal
niet voor diets het hoofd geworden
van een der eerste handelshuizen ter
wepel cl Mij hebben niet voor niets
over geheel de wereld een reputatie
van soliditeit en rechtschapenheid
verworven.
Die groote naam zal mij thans op
de eerste plaats helpen om u ook
in het oog der wereld weer op te
heffen tot het hooge standpunt dat
.ge inderdaad nooit verlaten hebt, en
bovendien om het geluk van mijn
neef Richard te verzekeren. Die be- j
looning voor al mijn arbeid en zwoe-1
gen is mij' voldoende. Wilt gij ze
mij onthouden j
Madeleine was al ten halve over-1
wonnen.
„Ik heb Richard even lief als hij
mij," bekende ze, „maar de plicht
jegens mijn kind houdt mij er van i
terug, zijn echtgenoot te worden.
Zal God niet meenen dat ik geluk
kig ..genoeg ben als ik Richard's
vrouw word, en zal Hij mij daarna
niet de gunst weigeren van mijn
Leonie terug te vinden
Maurice de Olavières glimlachte
droevig;
„Arme Madeleine," sprak hij, „is
uw geest nog zoo verward dat ge
uwen God zulke kleinzielige bere
keningen durft toeschrijven Geloof
mij, Hij zegent een huwelijk uit
liefde, in plaats ,van daarin een
reden te vinden om u andere gunsten
te onthouden. En wanneer ge wilt
dat Richard do kracht en energie
zal behouden, die hij zoo noodig
heeft om do taak te vervullen die
hij zich zelven heeft opgelegd,
schenk hem dan wat hem het meest
sterken in dien strijd en weiger niet
langer hem te huwen."
Hij had zijn zaak gewonnen.
„Ik geloof u en stem toe," sprak
Madeleine op vasten toon. „Ge kunt
Richard zeggen dat ik zijn vrouw
zal worden zoodra gij beiden het
maar wenscht,"
„Zoo spoedig- .mogelijk dan," ant
woordde Maurice de Olavières vroo-
lijk. We moeten niet langer wach
ten dan den tijd die noodig is om
de verschillende stukken uit Erank-
rijk te ontvangen."
Eenige maanden later vierde ge
heel Ceylon feest.
Maurice de Clavières en zijn neef
begingen dwaasheden om de vreugde
te doen blijken, die hen bezielde nu
Richard's wensch eindelijk in ver
vulling ging. De jongelieden hadden
terstond na hun huwelijk naar
Erankrijk willen vertrekken, maar
Madeleine's gezondheidstoestand be
lette dat nog steeds.
En toen achttien maanden na, het
huwelijk Madeleine haar echtgenoot
een dochter schonk, verklaarde de
geneesheer, een oude vriend der
familie de Oypières, dat de warme
zon van Indië voor het tcere kind
noodzakelijk was,
„Zullen wij dan toch vertrekken,"
vroeg Richard aan zijn vrouw, toen
hij de diepe teleurstelling op haar
gelaat las.
„En Alice dan," was het antwoord,
„wij mogen het er toch niet op
wagen of zij de verandering van
klimaat wel doorstaan kan
„Natuurlijk niet, maar wij kun
nen haar aan de zorg van Jeannette
toevertrouwen en mijn oom verzoe
ken om over de kleine te waken."
„Ik wil niet van Alice scheiden,"
antwoordde Madeleine op vasten
toon, „en bovendien zou het wreed
zijn Jeannette hier achter te laten
en zonder haar bij' André Baseou
te komen."
„Welnu, wat moeten wij dan
doen 7"
„Hoe hard het (mij ook valt, wij
zullen ymchten tot de gezondheid
van ons kind toelaat dat we allen
te zamen gaan."
Daarmee was het vertrek naar
Europa, voor onbepaalden tijd uitge
steld Richard bleef in verbinding
met André Baseou en de Sintély's,
maar hij had slechts weinig gelegen
heid om Madeleine's ongeduld ook
maar eenigszins te bevredigen
„Laten we ons niet overhaasten,"
sprak hij' [van tijd tot tijd tot de
arme vrouw. „Wie moeten toch
wachten tot het gunstige oogenblik
zich voordoet en dan daarvan ge
bruik maken."
Eindelijk verklaarde de arts dat
de kleino Alice zonder gevaar de reis
naar Erankrijk zou kunnen maken.
Terstond werden nu alle toebereid
selen getroffen, en weinig- tijds later
stonden de 8intély's en André Bas
c.ou te Parijs aan het station om de
reizigers te verwelkomen.
Op het- gezicht van Jeannette, die
er schooner dan ooit en volkomen
als een dame uitzag, werd André
Baseou doodsbleek, en het meisje
behoefde allerminst te vragen of zij
door haar verloofde ,ook vergeten
kon zijn. Na de eerste begroetingen
wenkte Richard de Clavières André,
tot zich en geide: „Wc zullen de
zaken maar laten wachten tot
morgen: ge kunt dan den dag van
vandaag aan uwe verloofde wijden."
André glimlachte.
„Jeannette en ik," sprak hij, „heb
ben gezworen niet gelukkig te zijn
vóór de kleine Leonie de Cypières
teruggevonden is. We moeten dus
geen oogenblik verliezen. Zoodra
wc in uw hotel aangekomen zijn,
ten ik tot uwe beschikking,"
„Goed, dan na het ontbijt."
In het hotel vond Madeleine de
Clavières haar trouwe Indische be
dienden, die vooruit gereisd waren,
terug, en met een vriendelijken glim-
lich begroette zij al die tekende ge-
geziehten.
„Welnu, hoe staat het er mee,"
vroeg Richard, zoodra hij en BascoU
in de kamer yan den graaf tegen
over elkander zaten."
„Dc hertog de Roquohnme is er
slechter aan toe dan ooit," antwoord
de Baseou. „Van allo kanten val
len zijn schuldeiscbers hem lastig."
„Prachtig", hernam Richard, „dat
zal ons werk aanzienlijk vergemak
kelijken. Hebt gij reeds een poging"
gedaan
„Ja,, maar zonder succes. En zoo-
als u weet, moesten we heel voor
zichtig- handelen om geen argwaan
te wekken."
„Natuurlijk. En wat weet. ge van
Reine Penhoët?"
„Zij heeft een linnenwinkel in de
rue de Cléry."
„Gaan haar zaken goed?"
„Dat geloof ik niet"
Wen dt verviiiqd).