TWEEDE BLAD.
loeder en lartelares
De indringster.
Gemengd Nieuws.
Staten-Generaal.
DONDERDAG 17 FEBR. 1910.
BINNENLAND.
Gewisselde stukken.
FEUILLETON,
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Onder bovenstaand opschrift, vinden
•wij een voor Katholieken zeer behar
tigenswaardige waarschuwing in het
Februari nummer van „De Volksmis-
aionaris".
De waarschuwing is gericht tegen
„de godsdienstlooze wereld, die lang
zamerhand in vele Roomsche huisge
zinnen insluipt, daar telkens nieuwen
grond verovert, den echt godedienstigen
geest in de engte drijft en van schier
elk terrein verjaagt."
De schrijver toont zulks door een
trefiend voorbeeld aan en vervolgt
dan:
„Toch verwondert mij dat indringen
-van den wereldschen geest in het
Katholieke huisgezin niet. Waarom
niet? Wel, zie maar eens, wat een
godsdieuatlooeheid door neutrale ge
schriften en platen bij vele Katho
lieken wordt ingedrongen. Zoo om
«bb nu eens bij het laatste Kerstfeest
te bepalen: eenigen tyd geleden zat
ik in den trein van Venlo naar
Roermond en nam een Duitsch tijd
schrift, dat op de eerste bladzijde in
paarse letters verklaarde: „Eigendom
van de Maatschappij tot exploitatie
van Staatsspoorwegen", een Kerst
nummer! Eu wat bevatte het? Eerst
een groot artikel, dat bij wijze van
aanloop beweerde: „Heet het Kerst
feest is eigenlijk slechts een verbas
tering van een oud heidenscn winter
feest der Germanen"; en vervolgens
opgaf, wat en hoeveel in de verschil
lende landen van Europa op Kerstmis
gegeten wordtin Engeland verbazende
massa's plumpudding, in Duitschland
een onafzienbare vlucht gevogelte, in
Parijs bloedworst, en wel zooveel, dat
al die bloedworsten aan elkaar geregen
een rooden slinger om den Eifeltoren
zouden vormen 11 Na dit wansmakelyk
hoofdartikel levert het „Kerstnummer"
een stuk Kerstpoëzie; hier zingt de
dichter, boe de dennen van een
winterwoud de kerstklokken hooieD
luiden en zich verblijden, omdat
zoovele hunner mededennen nu als
kerstboomen fantastisch in de buizen
zullen schitteren. De rest van dit
„Kerstnummer" is gewijd aan winter
aport en dergelijke dingen.
Om nu eens te zien, of ook Neder-
landeche „neutrale" tijdschriften hun,
helaas ook katholieke iuteekenaren
op zulke gerechten onthalen, bestelde
ik het Kerstnummer van „De Prins",
een geïllustreerd blad, dat zich nog
altijd in de gunst van vele Katholieken
verheugt. Ik zag er twee fraaie platen
de Kerstnacht van Correggio en eeD
H. Familie van Van Mieris Hierin
dus beter dan dat Duitsche spotblad
Dan een soort gezang in een Prote-
stantsche kerk. En nu de inhoud?
Twee zoogenaamde Kerstvertelün
gen. totaal godsdienstlooszonder
eenige verheffende gedachte, zonder
eenige betrekking met het wonderbaar
geheim van Gods liefde, dat dien dag
gevierd wordt; het eene gaat over
eeue moeder in de Oost, die 's morgen»
bij haar ontwaken denkt, dat het nu
Kerstmis is. en in Holland „heerlijke,
opfrisschende kou, die je reuzen
krachten geeft"het tweede gaat
over een jonge dame met „oogen ale
kerststerren", die bij wijze van kerst
verrassing kennis maakt met een
eersten luitenant: en dan verzekert u
de schrijfster heel vroom„Neen,
zulk een heiligen avond had zij nog
nooit beleefd"I Nota bene: een
heilige avond 1
Aldus zijn de neutrale tijdschriften,
die ook door Katholieken gelezen
worden. Geen woord over de liefde
van den menschgeworden God; geen
enkele aansporing tot wederliefde en
andere christelijke deugd. De gedachten
aan den godsdienst zoo ver mogelijk
op C.en achtergrond drijven, de
•christelijke feestviering verdringen,
en, nu de feesten nog niet kunnen
afgeschaft worden, ten minste het
feestgeheim doen vergeten ziedaar
de rampzalige vlucnt der neutrale
lectuur.
Diezelfde godsdienstlooze geest werkt
ook in massa's prentbriefkaarten
welke van vóór Kerstmis tot dm
Nieuwjaar ons land overstroomen.
Wat geven de meeste, ook door
Katholieken verzondente zien
Allerlei onmogelijke en onsmakelijke
dingen: een paar scboorsfeenvegers-
jongens op een dak, een varken dat
gouden tientjes rondstrooit, een klok,
ie 12 uur wyst, met een grijnzenden
cabouter op den slinger, enz. enz., en
daarop dan als wensch„Vroolijk
Kerstfeest!" of „Vroolyk NieuwjaarI"
Niet eens meer den alouden wensch
„Zalig Kerstmis!" „Zalig Nieuw
jaar!" Dat woord zalig klinkt nog te
Roomsch; prettig, vroolyk, dat is
neutraal, dus beterWaarom nu toch
zijn er Katholieken, die dat gods
dienstloos streven bevorderen, dat al
zulke nietswaardigheden koopen en
lezen en onder Katholieken versprei
den
Na er nog op gewezen te hebber),
dat wij zeer goede Katholieke lectuur
en plaatwerken bezitten, en eveneens
zeer fraaie, echt godsdienstige pient-
briefkaarten, welke in iederen Roorn-
schen boekhandel ia voorraad behoo
ren te zijn, vraagt de schrijver.
„Waarom dan zullen wij, Katho
lieken, nog langer op dut neutrale
goedje onze zinnen zetteDwaarom
ons bij de viering onzer kerkfeesten
laten voorlichten en leiden door
ongeloovigen en andersdenkenden?
Is dat geen groote dwaasheid
Maar ook, maakt ons dat niet
onverschillig, koel, koud voor Hem,
dien wij allerhartelijkst moeten be
minnen
Weg dus met die Indringster 1"
Ministerieel© overspanning.
De „Standaard" schrijft:
Het vertrek van minister Nelissen
naar het Buitenland om rust te nemen,
deed in de pers de overspanning ter
sprake komen, waaraan onze ministers
al meer bloot staan. Bevers ontviel
ons door den dood; Sabron verliet het
Kabinet; nu, zoo vreest men volgt Ne
lissen; en tx>k Talma moest kort na
de Begrooting wekenlang rust nemen
om op zijn verhaal Ie komen. Ook
Regout hield het bed.
Nu duiven we wel vertrouwen, dat
het zulk een vaart niet loop en zal
Twee maanden rust zullen ons, naar
we hopen, minister Nelissen als een
•"nieuw man terugbrengen, minister Re
gout was slechts ongesteld, niet ziek
en minister Talma is nog in zijn volle
jeugdige kracht.
Maar toch dient te worden ingezien,
dat onze Ministeries thans driemaal
zooveel werk geven als in Thorbecke's
dagen, en dat de Staten-Gcneraal eens
zooveel aLs vroeger van de Hoofden
der Departementen vorderen. Dat zit
ten in de Kamer, dagen lang, soms
met de avonduren erbij, vermoeit èn
psychisch èn physisch, en als dan ein
delijl; met de Kamer is. afgerekend
vinden de Ministers, vermoeid aLs ze
zijn, een berg van acht erstalligen arbeid
opeengestapeld, die nogmaals tot al te
groote krachtsinspanning noodzaakt. De
groote bespraaktheid van de Kamer
komt alzoo den heeren Ministers op iu-
boeting van een maar al te groot deel
van hun tijd en kracht te staan. Ka
hinet en Kamer zijn a altoos lotge
meen, en het ministerieele leven ver
Li est op die manier- steeds meer van
.zijn aantrekkelijkheid.
Niet dan hoogst zelden ziet men ten
onzent dan ook in den laats ten tijd
een minister, die aftrad, als minister
terugkeeren. Piersön en Bergansius zijn
het eenige voorbeeld, maar ook Pi er son
was in zijn tweede Kabinet lang de man
niet meer-, die hij in zijn eersten ter
mijn was. Wie vier jaar als minister
gediend heeft, boet een deel van zijn
kracht in, die hij nimmer terugwint
Ook Generaal Bergansius ging uit zijn
tweede ministerschap naar het ziek
bed en is nog de tragische lijder, die
al i ersympathi c wekt
Zou het daarom niet goed zijn. uit
Den Haag wat meer naar het Buiten
land te zien, waar de inrichting van
liet ministerieele leven zoo heel an
ders is.
In Engeland is een Minister schie
geheel van alle kleine besognes ontsla
gen, en kan hij zijn krachten sparen
voor de groote landsbelangen ,en de
groote debatten. In Frankrijk is het
evenzoo. En nu zijn dit wel groote
Staten, waar geen Minister bij moge-
fjkheid in de details zou kunnen af
dalen; iels wat hier elk Minister moet
doen; maar toch zou eenige navolging
van wat in het Buitenland usantie is,
ook hier de ministerieele kracht beter
concentreeren en niet zoo vaak een mi
nisterieel leven tot schade van het land
uitputten.
De Amsterdamsche Dam-kwestie.
„Architectura", het orgaan van het
genootschap Architectura et Amicitiae,
bevat een artikel over een nieuw Dam
plan van den heer W. Kromhout Cz.
Volgens dat plan is voor deh Dam
aangegeven een ruim era regelmatig
plein, met een nieuw Raadhuis tegen
over het Paleis, van 1000 M2 opper
vlakte.
De heer Kromhout schrijft o.m.:
Het is een gelukkig verschijnsel, dat
het denkbeeld van een Raadhuis op den
Dam zooveel wanne belangstelling en
sympathie ondervindt. Het gevaar toch
van een Dam-omsluiting met tweede
rangs gebouwen wordt bij verwezenlij
king van dit denkbeeld tamelijk wel
bezworen en de kansen voor een eer-
ste-rangs plein aanmerkelijk ver
hoogd.
Een vraag van zeer ingrijpenden aard
doet zich hierbij onmiddellijk voor, een
vraag, zoozeer met de Raadluiisgedach-
le saamgeweven, dat zij daar niet wel
van te scheiden is. Maakt n.l. een Raad
huis het scheppen van een in hoofdlij
nen regelmatig Dam-plcin niet noodza
kelijk?
Tot dusverre werd niet aan een Raad
huis gedacht, dus ook niet aan de daar
aan verbonden ei.sehen van liooge mo
numentaliteit. Voor dien kon men nog
denken aan bevallige rooilijnen, als bet
ware met tailleurs-kunst in het leven
geroepen om den Bisschop-uitwas voor
het oog aanschouwbaar te maken. Thans
staat de zaak anders: monumentaliteit
eischt vóór alles klaarheid en geen kun
stige oplossing niet schijn van symme
trie. Meer dan ooit moet dus gewaar
schuwd worden tegen elke oplossing,
waarin deze klaarheid niet betracht is.
Het zou kunnen blijken, dat elke andere
dan aan het paleis evenwijdige rooilijn,
dc stichting van een Raadhuis tegen
over dit monumentale gebouw aesthe
tisch onmogelijk maakt. Een Raadhuis
op den Dam, tegenover het palels, kan
niet anders dan evenwijdig aan en in
de as van het paleis gebouwd worden.
Elke andere oplossing zou gekunsteld
zijn, dus niet monumentaal.
Met eenige wijziging van vorige plan
nen voeg ik hierbij een Damplein, waar
op een Raadhuis is ontworpen van 1000
M2, grondvlakte, zóó, dat de Dam aan
merkelijk grooter is dan het Gemeen
teplan; dat van alle zijden, met behoud
van de noodige afwisseling, regelma
tige aspecten verkregen worden en de
hoofdverkeerswegen natuurlijk doorloo-
pen.
Men heeft het volkomen in de macht
den Dam reeds aan drie zijden goed
te maken en zelfs met voorloopig be
houd van den Bisschop was zo li de Dam
aldus bebouwd, reeds oen veel monu
mentaler aanzien bekomen.
Men late het aan financioel-gunstiger
tijden over om den Dam te voltooien
door achteruitzetting van de rooilijn aan
de vierde zijde. Men behoeft geen pro
feet te zijn om te voorspellen, dat het
nageslacht ons dankbaar zal wezen met
zulk een initiatief, dat iets breeder
schijnt dan het thans aanhangige,
doch inderdaad niet anders is dan een
consequentie der onteigening; de lang
verwachle en goede Dam voltooiing.
Het Trappistenklooster te Tilburg.
Wij in de Tllburzsche Brieven
van de „Noord Rrabeu.ter"
Meer dan eens werd mij buiten
Tilburg met belangstelling gevraagd,
hoe het, op het nozenblik zit met de
Trapp'aten-quaestie. Daarover dus
©ersi een woordje. Het zal u, lezer,
bekend zijn hoe die treurige en «p 't
ert-te gezicht onoplosbare z<»k, nipt
zonder de medewerking «n spontane
bemoeiingen vnr poWrHt» vrienden
tot een goed einde is gebracht Zoo
vertelde men eenige weken terug. En
dit ook blijkt waarheid, althans in
zooverre, dat alles in orde komen zal
na verloop v&d jaren.
Meteen kan ik u verzekeren, dat
mijn gezegde niet zoo maar los «laar
heen is gegooid, doch berust op goeden
degelijken grond.
De reden van hun bestaan hier op
het oogenblik is enkel dezewerken
om iederen schuldeiecher te kunnen
voldoen. Het aantal paters en broeders
is te zamen 70. Novicen en studenten
worden, zeker de eerste jaren, niet
meer aangenomen. Aan hun hoofd
staat als prior de Eerw. Pater Simon
Dubuisson, zoodat het klooster niet
meer is een abdij, maar een prioraat
Het is een gelukkige keuze geweest
der Overheid, die aan dezen eminenten
man heeft opgedragen het bestuur van
znlk een inrichting met al zijn om
vangrijke zorgen en lasten. Naast deD
waren religieus, erkenden allen, die
reeds een zakelijk onderhoud met den
Nerw. Prior gehad hebben, in hem
tevens een man van practisch verstand
en helderen blik, die kalm en bedaard
en tactisch weet op te treden en die
dan ook zonder twijfel den hem op
gelegden last niet alleen met eerezal
dragen, maar die zijn taak met succes
zal volvoereD.
Hun voornaamste financieele bron
is en blijft de alom bekende brouwerij
„de Schaapskooi". In de dagen van
crisis was begrijpelijker wijze, 't kon
ook niet anders net aantal afnemers
merkelijk verminderd.
Sedert de heropening der zaak komen
langzaam aan vroegere klanten terug
zoodat weldra de omzet weer even
groot zal zijn als voorheen..Dit verlies
van klanten geeft dus hoegenaamd
geen reden tot bezorgdheidde goede
smaak van het publiek zal daar wel
zorg voor dragen.
Hun tweede bron van inkomsten zal
zijn een enorme veestapel met handel
in boter. U, die zuivere eu smaakvolle
natuurboter wensebt, kan ik by deze
dus adresseeren naar 't Trappisten
klooster, Koningshoeven te Tilburg
der dei- firma Peters te Lobit, onder
verdenking van poging tot brandstich
ting en diefstal, gearresteerd en naar
het huis van bewaring aldaar overge
bracht. Omtrent deze zaak verneemt
men nog, 'dat de verdachte J. T. tij
dens afwezigheid van zijn patróón de
misdrijven pleegde. Hij was belast met
het tellen van bankpapier. Terwijl hij
wijl hij hiermede bezig was, liet hij
de brandend petroleumlamp, welke aan
het plafond hing, opzettelijk naar bene
den vallen. Daardoor ontstond een be
gin van brand. Om het den schijn te
doen hebben alsof al het bankpapier
verbrand was, stak de boekhoud er geen
bankbiljet van f100 aan en liet dit
gedeeltelijk verbranden.
Het overige bankpapier had hij in een
pakje bijeengebonden en bij zich ge
stoken. Toen ging hij hulp halen om 't
brandje te blusschen. Dit was sjk>c-
dig gebeurd. De boekhouder ging met
zijn pakje bankpapier naar huis en ver
borg het op zijn kamer. Zijn kostbaas
had echter opgemerkt dat hij zich zon
derling gedroeg en geheimzinnig deed
met een pak ie. Een huiszoeking bracht
het vermiste bankpapier ter waarde
van f 1600 aan het licht.
De Sittardsobe Raad. De vroede
vaderen in het lieflijke Zuid-Limburg-
sche stedeke kibbelen niet alleen om
een politie-inspecteur.
Blijkens het jongste Raadsverslag in
de „L .K." schuilt ook in de wijziging
der Slachthuisverordening een casus
belli.
De heeren Cörvers en Swakhoven
kregen het over dit onderwerp samen
zóó te kwaad, dat laatstgenoemde zijn
ontslag nam als lid der slachthulscom
missie en voorstelde den heer Cörvers
in zijne plaats te benoemen.
Alsnu ontstond tusschen beide leden
zulk een bcvige discussie, dat de zit
ting door den voorzitter wordt geschorst
De heer Swakhoven verweet den heer
Cörvers, dat deze een baantjesjager- zou
zijn, die terwille van 100 guldens den
kiezers, die hem stelden, een kaakslag
zou geven.
Cörvers: U hebt het recht uw ontslag
te nemen, maar niet om mij in uwe
plaats aan te bevelen.
Dat is een vriendschapsdienst, zegt
de heer Swakhoyen.
(Het rumoer wordt heviger; beiden
slaan op; de heer Cörvers slaat met
de vuist op tafel; de voorzitter roept
hen tot de orde.)
„Alles wordt daar betaald door de sla
gers," zegt de heer Cörvers. „Zij leven
van onze centen."
Swakhoven: „U leeft immers ook van
dc belastingbetalers." (De heer Cörvers
is ambtenaar bij den Burgerlijken
Stand).,
Cörvers.„Daar doe ik mijn wyrk
voor. De slagers betalen de loonen van
de hoeren uit hun zak; er is niemand
die hieraan iets bijdraagt. U komt met
mij zoo maar niet terecht."
(De voorzitter dreigt de zitting te
zullen sluiten. Dit helpt.) De aange
brachte wijzigingen worden goedge
keurd.
De diefstal te Lobit. Zooals reeds
gemeld is, werd de 20-jarige boekhou-
Naaml. Vennootêchnppen.
Bij de Tweede Kamer is ingeko
men een wetsontwerp tot wijziging
en aanvulling- van de bepalingen in
het (Wetboek van Koophandel om
trent de na-amlooze vennootschap
pen van koophandel en van daar
mede samenhangende artikelen in
dat wetboek en in het Wetboek van
Strafrecht.
Het ontwerp gaat vergezeld van
een 61 bladzijden tellende memorie
van toelichting van Minister Nelis
sen, Waarin de wenschelij-kheid en
noodzakelijkheid eener wettelijke
voorziening' als vaststaande wordt
beschouwd, en een historisch over
zicht wordt gegeven van de pogin
gen om. tot regeling- te komen.
De drie grondslagen van het ont
werp der Staatscommissie zijn terug
te vinden in het het fundament dezer
wets voordracht, n.l de openbaarheid
van de inrichting van en machtsver-
deeling in de naamlooze vennoot
schap, .voorts de bescherming van
bet vermogen der vennootschap, dat
tegenover derden in de plaats treedt
van voor de verbintenissen der ven
nootschap aansprakelijke personen
en in verband daarmede eonc rege
ling- van den inbreng- van andere za
ken dan geld, waarbij zoo vaak meer
wordt gelet op de belangen der in
brengers dan ,op die der naamlooze
vennootschap; en in de derde plaats
de regeling .der persoonlijke aan
sprakelijkheid van oprichters, be
stuurders en commissarissen, zoo je
gens de aandeelhouders, als jegens
derden, die door hunne onrechtma
tige handelingen benadeeld zijn.
Daarbij is nog een vierde punt ge
komen, dat niet zoo sterk op den
voorgrond pleegt |te treden als de
drie, genoemde beginselen, doch dat
Waar het thans aan het licht komt
vaak stuitend onrecht doet aansehou
wen, n.l de positie der minderheid,
thans in den regel ten eenonmale
aan de willekeur der meerderheid
overgeleverd
Hoewel dit ontwerp grootendeels
uit bepalingen bestaat, waarvan
noch bi,j de de akte van oprichting,
noch door wien ook, zal mogen wor
den afgeweken, bevatten toch piet
alle bepalingen van liet wetsontwerp
voorschriften ,van dwingend recht.
Naast die, waarin de grondslagen
van het ontwerp belichaamd zijn,
is er een aantal, de inrichting en
werking der naaml. vennootschap be
treffende, die als aanvullingsrecht
gelden, en waarvan dus b'ij de a.kte
van oprichting kan worden afgewe
ken.
De Minister zet de noodzakelijk
heid uiteen van uitbreiding van ar
tikelen van het "Wetboek yan Straf
recht, waarin tegen bestuurders en
commissarissen straf wordt be
dreigd. Voorts maakt het weg-valle*
van het preventief Staatstoezicht
dat, hoe begrensd ook, tocb. de bot
standkoming kan verhinderen van
naamlooze vennootschappen, strijdig-
met de goede zeden of de openbare
orde, een repressieve bepaling ap dit
stuk noodzakelijk.
Eindelijk zijn enkele artikelen
voorgesteld, waardoor de feiten,
thans alleen strafbaar gesteld, wan
neer- zij opzettelijk zijn gepleegd, ook
gestraft zullen kunnen worden, in
dien zij 2-icb in den culposen vorm
mochten voordoen.
Het wetsontwerp strekt voorna
melijk om de Derde Afdeeling van
den Derden Titel van het Eerste
Boek van. het wetboek. „Van de
Naamlooze Vennootschap van Koop
handel", door eene nieuwe regeling
van het onderwerp te vervangen. De
betrekkelijke artikelen zijn in een
zevental paragrafen verdeeld: de
eerste bevat de algemeene bepalin
gen, die omtrent de oprichting,, het
prospectus en dergelijke; de tweede
betreft het maatschappelijk kapi
taal en de aandeelende derde het
vermogen, het kapitaal in eoono-
mischen zin, der Naamlooze. Ven
nootschap, en bevat verschillende
voorschriften te.n einde dit voor on
dergang te behoeden de vierde be
treft de samenroeping en de be
voegdheden der algemeene vergade
ring- van aandeelhouders, de hoogste
macht, in de Naaml. Vennootschap
de vijfde het uitvoerig gezag en de
controle van zijn doen en laten; de
zesde betreft de ontbinding der Ven
nootschap; terwijl eindelijk de ze
vende paragraaf bepalingen behelst
ten aanzien van de buitenlandsdhe
naamlooze vennootschappen.
Nevens verscherping en aanvul
ling van de reeds bestaande straf
bepalingen, bevat het belangrijke
voorschriften omtrent de balans en
winst- en verliesrekening, waaronder
dat .betreffende de verplichte open
baarmaking dezer stukkenhet geeft
regelen omtrent de afsluiting van
do voor de Vennootschap meest ge
wichtige overeenkomstenhet om
schrijft de taak van bestuurders en
commissarissen en stelt hunne ver
antwoordelijkheid vast; het bepaalt
de aansprakelijkheid ter zake van
het prospectus; het geeft aandeel
houders en ook derden de bevoegd
heid in eenige meer gewichtige aan
gelegenheden op te komen ter ver
dediging hunner rechten en belan
gen, zelfs tegen de meerderheid dei-
aandeelhouders; en over bet alge
meen waakt bet ei* voor, dat aan
deelhouders, die zich de moeite wil
len getroosten om zich op de hoogte
te stellen en te houden van den gang
van zaken, in de gelegenheid zijn
zulks te doen. En dit laatste, de
openbaarheid van het gansche be
drijf voor de aandeelhouders, acht
de Minister wel eeu van de belang
rijkste hervormingen die met dez
wetsvoordracht werden beoogd.
JVaar een volledige regeling va:
de commanditaire vennootschap me
aandeden in dit wetsontwerp ach
terwege blijft <,cn het gevaar, da
de nieuwe regeling' de naamlooze vei
nootschap illusoir wordt gemaakt,
behoort te Worden gekeurd, ia het
volgens den Minister noodzakelijk in
enkele bepalingen althans eene
schetsregeling der instelling in het
leven te roepen, welke later tot een
volledig stel voorschriften zal kun
nen worden uitgewerkt en welke
thans reeds de gelegenheid verschaft
het gebied der commanditaire ven
nootschap met ia»andeelen af te ba
kenen, en zoodoende eene regeling
te treffeu, waardoor de mogelijkheid
om langs den weg der commanditaire
vennootschap te ontkomen aan de
in het algemeen belang voorgeschre
ven, gestrengere bepalingen omtrent
do naamlooze vennootschap, althans
grootendeels afgesneden rwordt.
Dit is de strekking van de dri<
nieuwe artikelen, die tusschen d<
art. 21 en 22 van het .Wetboek var
Koophandel worden ingelasoht.
In het wetsontwerp is, in art. 31
de volgende definitie opgenomen.
96)
-..Welnu, wat is het dan
„O, ik heb bedacht dat Cecile,
evenals alle ziekelijke kinderen, veel
ernstiger en nadenkender is dan an
dere kinderen van haar leeftijd. Mis
schien, dacht ik, heeft zij Becchini
en Pi a Dallone wel eens over hun
plannen hooren spreken, en weet ziji
«daar dus wel het een en ander van.
Ik ben daarom van morgen naar de
'BiU te - a u x -Cail Les geg aan en hcb; er
Oedle ondervraagd."
„En wiat wist het kind?"
,,Hee.l weinig- Toch meende zij met
zekerheid te kunnen zeggen dat Bec-
ehini's medeplichtige de zomerdagen
met de meisjes 'van den troep te
Vicby doorbrengt-'"
„Dan gaan we morgen naar
Vichy". sprak Madeleine vastbera
den. „Als Pia Dallone er is, zullen
"We Loulou stellig terugwinden.
Richard keurde het plan goed, en
Weinige uren latei' was heel de fa
milie op weg naar de beroemde bad
plaats.
Al te gelukkig.
Terwijl André Bascou en de Sin-
tély's te Parijs de handelingen van
den hertog en de hertogin dc Roque
brune bewaakten, waren de graaf
en de gravin de Clavières met aL hun
Indische bedienden te Vichy.
Het proces over het vierde ge
deelte van de erfenis der .Oypières
volgde zijn gewonen gang, eenigs-
zins sneller intussehen dan het ge
woonlijk pleegt te gaan.
Wat Reine betreft, er viel niets
anders te doen dan haar voorloopig'
aan haar wroeging- en den invloed
van haar beter ik over te laten. Dit
werk verhaasten zou zijn in het
grootste gevaar stellen wat de edel
moedige goedheid van Richard de
Clavières reeds had uitgewerkt.
Het „Hotel des Ambassadeurs" te
Vichy bleek hei best geschikt om
vandaar uit de gToote wegen en de
openbare wandelplaatsen te bewa
ken. Voor Jeannotte en Madeleine
waren dagen van buitengewone
■spanning- aangebroken. Voortdurend
waren ze buiten, in het park of in
werk verhaasten zou zijn zich in het
naar de kleine bloemenverkoopsters
die ook op plaatsen als Vichy zoo
veel te vinden zijn.
Als een van deze maar in de verte
op Loulou geleek, snelden de bieide
vrouwen dadelijk toe, om even
dikwijls teleurgesteld te worden.
.Op zekeren dag- vroeg- Jeannette
aan een van die kleinen, die zoozeer
haar belangstelling gaande maak
ten: „Wilt ge mij ©ens een kleine
inlichting- geven, beste kind?"
De oogen van het meisje begon
nen te schitteren.
„Als ik kan, dan heel graag, me
vrouw, Ik wensch niets liever," ant
woordde het kind.
„Zijl gij te Vichy geboren?''
„Neen mevrouw, te Parijs."
„Ha, zoo, en waai- woont ge dan
te Parijs?"
„In den (Mont-rouge."
Diep wan Jeannette teleurgesteld.
Ze waagde nog de vraag: „In den
Mont-rougo of in de Butte-au-Cail-
les?"
„Neen mevrouw-, in den Mont-
Rouge. In de Butte-aux-Cailles wo
nen de kinderen van Becchini en van
Pia Dallone."
„Hoort gij daar dan niet bij
„Neen, gelukkig niet.'
„Kent gij die kinderen soms?"-—
„O ja «zeker.
„Zijn er geen van hier?"
„Nog niet maar ze komen wel."
„Wanneer?"
„Dat weet ik niet. Het zal wel
niet lang (meer duren, want nu is
het de goede tijd om hier bloemen
te verknopenI>at weet Pu Dallone
heel goed."
Jeannette gaf het kind een goud
stuk.
„Tk kom hier heel dikwijls," sprak
ze. Wilt ge mij waarschuwen als
ge een der kinderen van signor Bec
chini en Pia Dallone ziet? Maar je
moet er met niemand over spreken,
hoor!"
„O mevrouw, daaromtrent kunt u
gerust zijn."
En het kind ging zingende van
blijdschap, dat ze zulk een edelmoe
dige dame ontmoet had, naar huis.
Teruggekomen deelde Jeannette
aan Madeleine mee wat zij vernamen
bad. Het bericht dat de kleine Lou
lou nog .niet te Vichy aangekomen
kon zijn, bracht wat kalmte, en Ri
chard maakte daarvan gebruik om
de beide vrouwen, die het inderdaad
wel noodig hadden ook, eenige ont
spanning te bezorgen.
Te Parij® cwaren intussehen ern
stige dingen voorgevallen. De herto
gin de Roquebrune was gevaar
lijk ziek geworden. Kwam dat
misschien doorda.t de zaak Clavières
contra, Roquebrune eerstdaags in
openbare, behandeling zou komen
Een intieme, vriend van advocaat
Aubry zou de zaak der gravin de
Clavières verdedigen. Daags vóórdat
de openbare behandeling- zou be
ginnen, vertrok Richard naar Parijs.
Vooraf echter luid hij Madeleine en
Jeannette laten beloven, geen dwaze
dingen te doen.
Over het Verloop der rechtzaak
zond hij telegram op telegram, het
leine dus gerust zijn. Indien het weer
vinden van haar kind zou afhangen
van hetgeen tegen de hertogin de
Roquebrune beproefd [werd, zou zij
inderdaad niet lang- meer behoeven
te wachten.
Op een a vond' wilde de kleine Alice
graag gaan wandelen in een naburig
prachtig park. Gewoonlijk durfde de
gravin dat- niet aan, maar dien
avond was .het zoo bijzonder zacht,
dat Alice's borst zeker niet den min
sten hinder zou ondervinden van een
wandeling' in de avondlucht.
Terwijl Madeleine en Jeannette
langzaam voortwandelden en de klei
ne Alice voor hen uit huppelde, greep
de gravin hare gezellin eensklaps bij
don arm.
„Hoort go niets", vroeg ze. „I>aar
schreit en kermt een kind."
„Ik hoor niets." verklaarde Jean
nette, na even geluisterd te hebben.
Op hetzelfde oogenblik en als om
Madeleine gelijk te stellen, klonk er
rechts van den weg een zacht kla
gend geluid.
„Hoor je wel dat ik gelijk had,"
riep ,de gravin.
Reeds had Jeannette met haa.r ge
wone snelheid van handelen zich op
de knieën geworpen en trachtte ze
I een opening te maken in het dichte
j struikgewas om te zien, vanwaar het
j geluid kwam.
Ook Madeleine bukte en zo zagen
eene al gunstiger luidende clan het daar ecu pakje doeken liggen, waar-
andere. Van dien kant kon (Made-uit het. geluid en gekerm klonk.
„Mijn God, Jeannette", sprak de
gravin ten prooi aan een vreeselijke
ontroering, „zou het een kind zijn
Dan is het zeker erg ziek, want het
beweegt zich niet en schijnt ons niet
eens te hooren."
„Ja", antwoordde Jeannette, „het
is een kind, maar het is al heelema.al
koud. Als <u even op zij gaat, zal
ik de arme kleine er uit halen." En
de dienstbode nam het kind in hare
armen en legde het op een baal
neer. Maar opeens slaakten de gra
vin en Jeannette tegelijk een kree
van hevige ontroering, toen het ge
zichtje van het arme kind uit d
doeken te voorschijn kwam.
Het was Loulou.
Loulou. bleek als een doode en me
gesloten oogen daar neerliggend.
Aan een gevoel, machtiger dan
haar wil, gehoorzamend wierp Ma
deleine zich bij het arme bloemen-
verkoopstertje op de knieën en be
gon het. kind te wrijven, haar onder
wijl met de teederste namen aanroe
pend en zelfs het gezichtje met kus
sen bedekkende.
Eindelijk kwam de warmte in he
lichaampje der kleine Loulou wee
terug: ze slaakte een diepen zuch
en opende de oogen.
'V('Til.t vervol d).