Moeder en Martelares Gemengd Nieuws. Staten-Generaal. De indringster. Onder bovenstaand opschrift, vinden wij een voor Katholieken zeer behar tigenswaardige waarschuwing in het februari nummer van „De Volkamis- «totn&ris". De waarschuwing is gericht tegen „de godsdienstlooze wereld, die lang zamerhand in vele Roomsche huisge zinnen insluipt, daar telkens nieuwen grond verovert, de>n echt godsdienstigen geest in de engte drijft en van schier elk terrein verjaagt." De schrijver toont zulks door een treffend voorbeeld aan en vervolgt «dan: „Toch verwondert mij dat indringen van den wereldschen geest in het Katholieke huisgezin niet. Waarom niet? Wel, zie maar eens, wat een godsdienstloosheid door neutrale ge schriften en platen hij vele Katho liaken wordt ingedrongen. Zoo om «■s nu eens bij het laatste Kerstfeest te bepaleD: eenigen tyd geleden zat ik in den trein van Venlo naar Roermond en nam een Duitsch tijd schrift, dat op de eerste bladzijde in paarse letters verklaarde: „Eigendom vim de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen", een Kerst nummer! En wat bevatte bet? Eerst «en groot artikel, dat bij wijze van aanloop beweerde: „Heel het Kerst feest is eigenlijk slechts een verbas tering van een oud heidensch winter feest der Germanen"; en vervolgens opgaf, wat en hoeveel in de verschil lende landen van Europa op Kerstmis gegeten wordtin Engeland verbazende massa's plumpudding, in DuitschlaQd een onafzienbare vlucht gevogelte, in Parijs bloedworst, en wel zooveel, dat al die bloedworsten aan elkaar geregen «en rooden slinger om den Eifeltoren zouden vormen INa dit wansmakelijk hoofdartikel levert het „Kerstnummer" een stuk Kerstpoëzie; hier zingt de dichter, hoe de dennen van een winterwoud de kerstklokken hooien luiden en zich verblijden, omdat zoovele hunner mededennen nu als kerstboomen fantastisch in de buizen zullen schitteren. De rest van dit „Kerstnummer" is gewijd aan winter sport en dergelijke dingen. Om nu eens te zien, of ook Neder- landsche „neutrale" tijdschriften hun, helaas ook katholieke inteekenaren op zulke gerechten onthalen, bestelde ik het Kerstnummer van „De Prins", «een geïllustreerd blad, dat zich nog .altijd in de gunst van vele Katholieken verheugt. Ik zag er twee fraaie platen de Kerstnacht van Correggio en een H. Familie van Van Mieris Hierin <dus beter dan dat Duitsche spotblad Dan een soort gezang in een Prote- et&ntsche kerk. En nu de inhoud? Twee zoogenaamde Kerstvertelün gen, totaal godsdienstlooszonder «enige verheffende gedachte, zonder «enige betrekking met het wonderbaar geheim van Gods liefde, dat dian dag gevierd wordt; het eene gaat over «ene moeder in de Oost, die 's morgens bij haar ontwaken denkt, dat bet nu Kerstmis is, en in Holland „heerlijke, opfrieschende kou, die je reuzen krachten geeft"het tweade gaat over een jonge dame met „oogen als kerststerren", die bij wijze van kerst verrassing kennis maakt met een «ersten luitenanten dan verzekert u de schrijfster heel vroom„Neen, zulk een heiligen avond had zij nog nooit beleefd"!!! Nota beneeen heilige avond Aldus zijn de neutrale tijdschriften, die ook door Katholieken gelezen worden. Geen woord over de liefde van den menschgeworden God; geen enkele aansporing tot wederliefde en andere christelijke deugd. De gedacb ten aan den godsdienst zoo ver mogelijk op den achtergrond drijvende christelijke feestviering verdringen, en, nu de feesten nog niet kunnen afgeschaft worden, ten miiiste bet feeetgebeim doen vergeten ziedaar de rampzalige vlucnt der neutrale lectuur. Diezelfde godsdienstlooze geest werkt ook in massa's prentbriefkaarten welke van vó6r Kerstmis tot nu Nieuwjaar ons land overstroomen. Wat geven de meeste, ook door Katholieken verzondente zien Allerlei onmogelijke en onsmakelijke dingen: een paar schoorsteenvegers- jongens op een dak, een varken dat gouden tientjes rondstrooit, een klok, die 12 uur wijst, met een grijnzenden kabouter op den slinger, enz. enz., en daarop dan als wensch„Vroolijk Kerstfeest!" of „Vroolyk Nieuwjaar Niet eens meer den alouden wensch „Zalig Kerstmis I" „Zalig Nieuw jaar I" Dat woord zalig klinkt nog te Roomsch; prettig, vroolijk, dat is neutraal, dus beterWaarom nu toch zijn er Katholieken, die dat gods dienstloos streven bevorderen, dat al zulke nietswaardigheden koopen en lezen en onder Katholieken versprei den Na er nog op gewezen te hebben, dat wij zeer goede Katholieke lectuur en plaatwerken bezitten, en eveneens zeer fraaie, echt godsdienstige prent briefkaarten, welke in iederenRoom- schen boekhandel in voorraad behoo ren te zijn. vraagt de schrijver. „Waarom dan zullen wij, Katho lieken, nog langer op dat neutrale goedje onze zinnen zetten waarom ons bij de viering onzer kerkfeesten laten voorlichten en leiden door ongeloovigen en andersdenkenden? Is dat geen groote dwaasheid Maar ook, maakt ons dat niet onverschillig, koel, koud voor Hem, dien wij allerhartelijkst moeten be minnen Weg dus met die Indringster 1" BINNENLAND. Ministerieele overspanning. De „Standaard" schrijft: Het vertrek van minister Nelissen. naar het Buitenland om rust te nemen, deed in de pers de overspanning ter sprake komen, waaraan onze ministers al meer bloot staan. Bevers ontviel ons door den dood; Sabron verliet het Kabinet; nu, zoo vreest men volgt Ne lissen; en ook Talma moest kort na de Begrooting wekenlang rust nemen om op zijn verhaal te komen. Ook Regout hield het bed. Nu durven we wel vertrouwen, dat het zulk een vaart niet loopen zal. Twee maanden rust zullen ons, naar we hopen, minister Nelissen als een -tueuw man terugbrengen, minister Re gout was slechts ongesteld, niet ziek, en minister Talma is nog in zijn volle jeugdige kracht. Maar toch dient te worden ingezien, dat onze Ministeries thans driemaal zooveel werk geven, als in Thorbecke's dagen, en dat de Slatea-Generaal eens zooveel aLs vroeger van de Hoofden der Departementen vorderen. Dat zit ten in de Kamer, dagen lang, soms met de avonduren erbij, vermoeit èn psychisch èn physisch, en als dan ein delijk met de Kamer is afgerekend, vinden de Ministers, vermoeid als ze zijn, een berg van achterslalligen arbeid opeengestapeld, die nogmaals tot al te groote krachtsinspanning noodzaakt. De groote bespraaktheid van de Kamer komt alzoo den heeretn Ministers op in boeting van een. maar al te groot deel van hun tijd en kracht te staan. Ka binet en Kamer zijn a altoos lotge meen, en het mlnisterieele leven ver liest op die manier steeds ineer van zijn aantrekkelijkheid. Niet dan hoogst zelden ziet men ten. onzent dan ook in den laatsten tijd een minister, die aftrad, als minister terugkeeren. Pierson en Bergansius zijn het eenige voorbeeld, maar ook Pierson was in zijn tweede Kabinet lang de man niet meer, die hij in zijn eersten ter mijn was. Wie vier jaar als minister gediend heeft, boet een deel van zijn kracht in, die hij nimmer terugwint. Ook Generaal Bergansius ging uit zijn tweede ministerschap naar het ziek bed en «is nog do tragische lijder, die aller sympathie wekt. Zou het daarom niet goed zijn, uil Den Haag wat meer naar het Buiten land te zien, waar de inrichting van het ministerieele leven zoo liec'l an ders is. In Engeland is een Minister schier geheet van alle kleine besognes ontsla gen, en kan hij zijn krachten sparen voor de groote landsbelangen ,en 'de groote debatten. In Frankrijk is hel evenzoo. En nu zijn dit wel grooste Staten, waar geen Minister bij moge lijkheid in de details zou kunnen af dalen; iets wat hier elk Minister moet doen; maar toch zou eenige navolging van wat iti het Buitenland usanitie is, ook hier de ministerieele kracht beter concentreeren en niet zoo vaak een mi nisterieel leven tot schade van het land uitputten. De Amsterdamsche Bam-kwestie/ „Architectura", het orgaan van het genootschap Architectura et Amicitiae, bevat een artikel over een nieuw Dam plan van den heer Wi. Kromhout Cz. Volgens dat plan is voor den Dam aangegeven een ruim en regelmatig plein, met een nieuw Raadhuis tegen over het Paleis, van 1000 M2 opper vlakte. De heer Kromhout schrijft o.m. Het is een gelukkig verschijnsel, dat het denkbeeld van een Raadhuis op den Dam zooveel warme belangstelling en sympathie ondervindt. Het gevaar toch van een Dam-omsluiting met tweede rangs gebouwen wordt bij verwezenlij king van dit denkbeeld tamelijk wel bezworen en de kansen voor een eer- ste-rangs plein aanmerkelijk ver hoogd. Een vraag van zeer ingrijpenden aard doet zich hierbij onmiddellijk voor, een vraag, zoozeer met de Raadhuisgeda-ch- te saamgeweven, dat zij daar niet wel van te scheiden is. Maakt n.l. een Raad huis het scheppen van een in hoofdlij nen regelmatig Dam-plein niet noodza kelijk Tot dusverre werd niet aan een Raad huis gedacht, dus ook niet aan de daar aan verbonden eischen van hooge mo numentaliteit. Voor dien kon mm nog denken aan bevallige rooilijnen, als het ware met tailleurs-kunst in hot leven geroepen om den Bisschop-uitwas voor het oog aanschouwbaar te maken.'Thans staat de zaak anders: monumentaliteit eischt vóór alles klaarheid en geen kun s-tige oplossing met schijn van symme trie. Meer dan ooit moet dus gewaar schuwd worden tegen elke oplossing, waarin deze klaarheid niet betracht is. Het zou kunnen blijken, dat elke andere dan aan het paleis evenwijdige rooilijn, de stichting van een Raadhuis tegen over dit monumentale gebouw aesthe tisch onmogelijk maakt. Een Raadhuis op den Dam, tegenover het paleis, kan niet anders dan evenwijdig aan en in de as van het paleis gebouwd worden. Elke andere oplossing zou gekunsteld zijn, dus niet monumentaal. Met eenige wijziging van vorige plan nen voeg ik hierbij een Damplein waar op een Raadhuis is ontworpen van, 1000 M2, grondvlakte, zóó, dat de Dam aan merkelijk groot-er is dan het Gemeen teplan; dat van alle zijden, met behoud van de noodige afwisseling, regelma tige aspecten verkregen worden en de hoofdverkeerswegen natuurlijk doorloo- pen. Men hepft het volkomen in de macht den Dam reeds aan drie zijden goed te maken en zelfs met voorloopig be houd van den Bisschopwas zou de Dam, aldus bebouwd, reeds een veel monu- mentater aanzien bekomen. Men iate hot aan financieel-gunstiger tijden over om den Dam te voltooien door achteruitzetting van de rooilijn aan de vierde zijde. Men behoeft geen pro feet te zijn om te voorspellen, dat het nageslacht ons dankbaar zal wezen met zulk een initiatief, dat iets breeder schijnt dan het thans aanhangige, doch inderdaad niet anders is dan. een consequentie der onteigening; de lang verwachte en goede Damvoltooiing. Hot Trappist en kloont er te Tilburg. Wij lez^n in doTilburnsche Brieven van de „Noord Brahar ter" Meer dan eens werrl roij buiten Tilburg neet belangstelling gevraagd, boe liet, op het oogen blik zit met de Trappaten-qusestie. Daarover dus eerst een woo-rrlje. Het zal u, lezer, bekend zijn hoe die treurige en t.-p 't terete gezicht onoplosbare ziak. niet zonder de medewejkiug en spontane bemoeiingen var, jroWH" vrienden tot eeu goed einde ia gebracht. Zoo vertelde men eenige weken terng. Eo dit ook blykt waarheid, althana in zooverre, dat alles in orde komen zal na verloop van jaren. Meteen kan ik u verzekeren, dat mijn gezegde niet zoo maar los daar heen ia gegooid, doch berust op goeden degelijken grond. De reden van hun bestaan hier op het oogenblik ia enkel dezewerken om iederen schuldeiecher te kannen voldoeD. Het aantal paters en broeders is te zamen 70. Novicen en studenten worden, zeker de eerBte jaren, niet meer aangenomen. Aan hun hoofd staat als prior de Eerw. Pater Simon Dubaisson, zoodat bet klooster niet meer is een abdij, maar een prioraat Het is een gelakkige keuze geweest der Overheid, die aan dezen eminenten man heeft opgedragen het bestuur van zulk een inrichting met al zijn om vangrijke zorgen en lasten. Naast den waren religieus, erkenden allen, die reeds een zakelijk onderhoud met den Eerw. Prior gehad hebben, in hem tevens een man van practisch verstand en helderen blik, die kalm en bedaard en tactisch weet op te treden en die dan ook zonder twijfel den hem op gelegden last niet alleen met eerezul dragen, maar die zijn taak met sucoes zal volvoeren. Hun voornaamste fir.ancieele bron is en blijft de alom bekende brouwerij „de Schaapskooi". In de dagen van crisis was begrijpelijker wijze, 't kon ook niet anders het aantal afnemers merkelijk verminderd. Sedert de heropening der zaak komen langzaam aan vroegere klanten terug, zoodat weldra de omzet weer even groot zal zijn als voorheen. Dit verlies van klanten geeft dus hoegenaamd geen reden tot bezorgdheidde goede smaak van het publiek zal daar wei zorg voor dragen. Hun tweede bron van inkomsten zal zijn een enorme veestapel met handel in boter. U, die zuivere eu smaakvolle natuurboter wensebt, kan ik bij deze dus adresseeren naar 't Trappisten klooster, Koningshoeven te Tilburg. Be Sittardsehe Raad. De vroede vaderen in het lieflijke Zuid-Limburg- sche stedeke kibbelen niet alleen om een politie-inspecteur. Blijkens het jongst© Raadsverslag in de „L ,K." schuilt ook in de wijziging der Slachthuisverordening een casus belli. De heer en Cörvers en Swakhoven kregen het over flit onderwerp samen zóó te kwaad, dat laatstgenoemde zijn ontslag nam als lid der slachthuiscom- missie en voorstelde den heer Cörvers in zijne plaats te benoemen. Alsnu ontstond tusschen beide leden zulk een hevige discussie, dat de zit ting door den voorzitter wordt geschorst. De heer Swakhoven verweet den heer Cörvers, dat deze een baantjesjager zou zijn, die terwille van 100 guldens den kiezers, die hem stelden, een kaakslag zou geven. Cörvers: U hebt het recht uw ontslag te nemen, maar niet om mij in uwe plaats aan te bevelen. Dat is een vriendschapsdienst, zegt de hoer Swakhoven. (Het rumoer wordt heviger; beiden staan op; tie heer Cörvers slaat met de vuist op tafel; de voorzitter roept hen tot de orde.) „Alles wordt daar betaald door de sla gers," zegt de heer Cörvers. „Zij leven van onze centen." Swakhoven: „U leeft immers ook van de belastingbetalers." (De heer Cörvers is ambtenaar bij den Burgerlijken Stand)., Cörvers.„Daar doe ik mijn werk voor. De slagers betalen de loonen van de heeren uit hun zak; er is niemand die hieraan iets bijdraagt, li komt met mij zoo maar niet terecht." (De voorzitter dreigt do zitting te zullen sluiten. Dit helpt.) De aange brachte wijzigingen worden goedge keurd. Be diefstal ie Lobit. Zooals reeds gemeld is, werd de 20-jarige boekhou der der firma Peters te Lobit, onder verdenking van poging tot brandstich ting en diefstal, gearresteerd en naar het huis van bewaring aldaar overge bracht. Omtrent deze zaak verneemt men nog, dat de verdachte J. T. tij dens afwezigheid van zijn patroon de misdrijven pleegde. Hjj was belast met het tellen van bankpapier. Terwijl hij wijl bij hiermede bezig was, liet hij de brandend petroleumlamp, welke aan het plafond hing, opzettelijk naar bene den vallen. Daardoor ontstond een be gin van brand. Om het den schijn te doen hebben alsof al het bankpapier verbrand was, slak de boekhouder een bankbiljet van f 100 aan en liet dit gedeeltelijk verbranden. Het overige bankpapier had hij in een pakje bijeengebonden cn bij zich ge stoken. Toen ging hij hulp halen om 't brandje te blusschen. Dit was spoe dig gebeurd. De boekhouder ging met zijn pakje bankpapier naar huis en ver borg het op zijn kamer. Zijn kostbaas had echter opgemerkt dat hij zich zon derling gedroeg en geheimzinnig deed met een nakie. Een huiszoeking bracht het vermiste bankpapier ter waarde van f1600 aan het licht. Gewisselde stokken. Naaml Veimoottchappen. Bij; de Tweede Kamer is ingeko men een Wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van de bepalingen in het (Wetboek van Koophandel om trent de naamlooze vennootschap pen van koophandel en van daar mede samenhangende artikelen in dat wetboek en in het Wetboek van Strafrecht. Het ontwerp gaat vergezeld van een 64 bladzijden tellende memorie van toelichting van Minister Nelis sen, waarin de wenschelijkbeid en noodzakelijkheid eener wettelijke voorziening als vaststaande wordt beschouwd, en een historisch over zicht wiordt gegeven van de pogin gen om tot regeling te komen. De drie grondslagen van het ont werp der Staatscommissie zijn terug- te vinden in het het fundament dezer wotsvoordracht, n.l de openbaarheid van de inrichting van en machtsver- deeling in de naamlooze vennoot schap, voorts de bescherming' .van het vermogen der vennootschap, dat tegenover derden in de plaats treedt van voor de verbintenissen der ven nootschap aansprakelijke personen en in verband daarmede eene rege ling van den inbreng van andere zar kon dan geld, waarbij zoo vaak meer wordt gele.t op de belangen der in brengers dan op die der naamlooze vennootschap; en in de derde plaats de regeling Ider persoonlijke aan sprakelijkheid van oprichters, be stuurders en commissarissen, zoo je gens de aandeelhouders, als jegens derden, die (door hunne onrechtma tige handelingen benadeeld zijn. .Daarbij is nog een vierde punt ge komen, dat niet zoo sterk op den voorgrond pleegt te treden als Ide drie. genoemde 'beginselen, doch dat waar het thans aan het licht komt, vaak stuitend onrecht doet aanschou wen, n.l de positie der minderheid, thans in den régel ten eenenmale aan do Willekeur der meerderheid overgeleverd. Hoewel dit ontwerp grootendeels uit bepalingen bestaat, waarvan noch bij de de akte van oprichting, noch door wien ook, zal mogen wor den afgeweken, bevatten toch niet alle bepalingen van het wetsontwerp voorschriften van dwingend recht. Kaast die, waarin de grondslagen van het ontwerp belichaamd zijn, is er een aantal, de inrichting en werking der naaml. vennootschap be treffende, die als aan vul 1 i n gsrech t gelden, en waarvan dus bü' de akte van oprichting kan worden afgewe ken. l)e Minister zet de noodzakelijk heid uiteen van uitbreiding van ar tikelen van het .Wetboek van Straf recht, waarin tegen bestuurders en commissarissen: straf wordt be dreigd. Voorts maakt het wegvallea. van het preventief Staatstoezicht dat, hoe begrensd ook; toch de tot standkoming kan verhinderen van. naamlooze vennootschappen, strijdig met de goede zeden of de openbare arde, een repressieve bepaling ap dit stuk noodzakelijk. Eindelijk zijn enkele artikelen voorgesteld, waardoor de feiten, thans alleen strafbaar gesteld, wan neer zij opzettelijk zijn gepleegd, ook gestraft zullen kunnen worden, in dien zij zich in den culposen vorm mochten voordoen. Het wetsontwerp strekt voorna melijk om de Derde Afdeeling van den Derden Titel van het Eerste Boek van het wetboek. „Van de Naamlooze Vennootschap van Koop handel", door eene nieuwe regeling van het onderwerp te vervangen. De betrekkelijke artikelen rijn in een zevental paragrafen verdeeldde eerste bevat de algemeene bepalin gen, die omtrent de oprichting^ het prospectus en dergelijke; de tweede betreft het maatschappelijk kapi taal en de aandeelen; de derde het vermogen, het kapitaal in eoono- mjschen izin, der Naamlooze Ven nootschap en bevat verschillende voorschriften ten einde dit voor on dergang te behoeden; de vierde be: treft de samenroeping en de be voegdheden der algemeene vergade ring van aandeelhouders, de hoogste mgcht in de Naaml. Vennootschap; do vijfde het uitvoerig gezag en de controle van zijn doen en laten; de zeede betreft de ontbinding der Ven nootschap; .terwijl eindelijk de Ze vende paragraaf bepalingen behelst ten aanzien ivan de bu itenlandsche. naamlooze vennootschappen. Nevens verscherping en aanvul ling van de reeds bestaande straf bepalingen. bevat het belangrijke voorschriften omtrent de KaJajm en winst- en verliesrekening, waaronder dat betreffende de verplichte orpen- baarmaking dezer stukkenhet geeft regelen omtrent de afsluiting van de voor de Vennootschap meest ge wichtige overeenkomstenhet om schrijft de taak van bestuurders en commissarissen en ptclt hunne ver antwoordelijkheid vast; het bepaalt de aansprakelijkheid ter zake van het prospectus; het geeft aandeel houders en ook derden de bevoegd heid in eenige meer gewichtige aan gelegenheden op te komen ter ver dediging hunner rechten en belan gen, zelfs tegen de meerderheid der aandeelhouders©n over het alge meen waakt het er voor, dat aan deelhouders, die zich de moeite wil len getroosten om zich op de hoogte te stellen en te houden van den gang van zaken, in de gelegenheid zijn zulks te doen. En dit laatste, de openbaarheid van het gansche be drijf voor de aandeelhouders, acht de Minister wel een van de belang rijkste hervormingen die met dez- wetsvoordrariit wérden beoogd. Wbor «eu volledige regeling va; de commanditaire vennootschap me aandeelen in dit wetsontwerp ach terwege blijft, jen het gevaar-, da, de nieuwe regeling de naamlooze vei nootschap illusoir /wordt gemaakt, behoort te Worden gekeurd, is het volgens den Minister noodzakelijk in enkele bepalingen althans eene schetsregeling der instelling in het leven te roepen, wélke later tot een volledig stel voorschriften zal kun nen worden uitgewerkt, en welke thans reeds de gelegenlieid verschaft, het gebied der commanditaire ven nootschap met ta»andeelen af te ba kenen, on zoodoende eene regeling te treffen, waardoor de mogelijkheid om langs den weg der commanditaire vennootschap te ontkomen aan de in het algemeen belang voorgeschre ven, gestrengere bepalingen omtrent de naamlooze vennootschap althans grootendeels afgesneden wordt. Dit is de strekking van de dri< nieuwe artikelen, die tusschen d< art, 21 en 22 van het (Wetboek va.» Koophandel Worden ingelascht. In liet Wetsontwerp is, in art. 3( de volgende definitie opgenomen. FEUILLETON. 96) „(Welnu, wat is het dan „O, ik heb bedacht dat Cecile, evenals alle ziekelijke kinderen, veel ernstiger en nadenkenden is dan an dere kinderen van haar leeftijd. JVlis: .schien, dacht ik, heeft zij Bécchini en Pia, Dallone wel eens over hun plannen hooren sproken, en Weet zij: daar dus wel het een en ander van. Ik ben daarom van morgen naar de 'Rutte-aux-Dailies gegaan en heb er Cecile ondervraagd." „En Wat wist het kind „Heel weinig". Toch meende zij met zekerheid te kunnen zeggen dat Bec- ehini's medeplichtige de zomerdagen met de «meisjes van den troep te Vieby doorbrengt." „Dan gaan we morgen naar Vieby", sprak (Madeleine vastbera den. „Als Pia Dallone er is. zullen We (Loulou stellig terugvinden." Richard keurde het plan goed, eu weinige uren later was heel de fa milie op weg naar de beroemde bad plaats. Al te gelukkig. Terwijl André Bascou en de Sin- tély's te Parijs de handelingen van den hertog en de hertogin de Roque brune bewaakten, waren de graaf en de gravin de Clavières met, ai hun Indische bedienden te Vichy. Het proces over het vierde ge deelte van de erfenis der jOypières volgde zijn gewonen gang, eenigs- zins sneller intusschen dan het ge woonlijk pleegt te gaan. M at Reine betreft, er viel niets anders te doen dan haar voorloopig aan haar wroeging en den invloed van haar beter ik over te laten. Dit werk verhaasten zou zijn in het grootste gevaar stellen wat de edel moedige goedheid van Richard de Clavières reeds had uitgewerkt. Het „Hotel des Ambassadeurs" te Vichy bleek het best geschikt om vandaar uit de groote wegen en de openbare wandelplaatsen te- bewa ken. Voor Jeannette en (Madeleine waren dagen yan buitengewone spanning, aangebroken. Voortdurend waren ze- buiten, in het park of in werk verhaasten zou zijn zic.h in het naar. de kleine bloemenvel-koopsters die ook op plaatsen als Vichy zoo veel te Vinden zijn. Als een van deze maar. in de verte op Loulou geleek, snelden de beide vrouwen dadelijk toe, om even dikwijls teleurgesteld te worden. Op ze keien ,dag vroeg Jeannette aan een van die kleinen, die zoozeer haai- belangstelling gaande maak ten: „Walt ge- mij1 eens een kleine inlichting geven, beste kind?" De oogen van het meisje begon nen te schitteren. „Als ik kan, dan heel graag; me vrouw, ik wensch niets liever," ant woordde het kind. „Eijt gij te Vichy geboren?" „Neen mevrouw, te Parijs." „Ha zoo, en waar woont ge dan te Parijs?" „In den Mont-rouge." Diep .wan Jeannette teleurgesteld. Ze waagde nog de vraag „In den Mont-rouge of in de Butte-au-Gail- les „Neen mevrouw, in den Mont- R'ouge. In de Butte-aux-Cailles wo ncn de kinderen van Bécchini en van Pia Dallone." „Hoort gij1 daar dan niet hij?" „Neen, gelukkig piet," „Kent gij die kinderen soms?" „0 ja jzeker." „Zijn er (geen van hier?" „Nog niet maar ze komen wel." Wanneer „Dat weet ik niet. Het zal wel niet lang smeer duren, want nu is het do goede tijd om hier bloemen te verkoopen. Dat weet Pu Dallone heel goed." Jeannette gaf liet kind een goud stuk. „Tk kom hier heel dikwijls," spra.k ze. „Wilt ge mij waarschuwen als ge een der kinderen van signor Béc chini en Pia, Dallone ziet? Maar je moet er met niemand over spreken, hoor!" „O mevrouw, daaromtrent kunt u gerust zijn." En het kind ging- zingende van blijdschap, dat ze zulk een edelmoe dige. dame ontmoet had, naar huis. Teruggekomen deelde Jeannette aan Madeleine mee wat. zij vernomen had. Het bericht dat de kleine Lou lou nog niet te Vichy aangekomen kon zijn, bracht wat kalmte, en Ri chard maakto. daarvan gébruik om de beide vrouwen, die het inderdaad wel noodig hadden ook, eenige ont spanning té bezorgen. Te Parijs waren intusschen ern stige dingen voorgevallen. De herto gin de Roquebrune was gevaar lijk ziek geworden. Kwam dat misschien doordat de zaak Clavières contra Roquebrune eerstdaags in openbare behandeling zou komen Een intieme vriend van advocaat Aubry zou de zaak der gravin de Clavières verdedigen. Daags vóórdat de openbare behandeling zou be ginnen. vertrok Richard naar Pa,rijs. Vooraf echter had hij Madeleine en Jeannette laten beloven, geen dwaze dingen te doen. Over het- verloop der rechtzaak zond, hij' telegram op telegram, het eene al gunstiger luidende dan het andere. Van dien kant kon Made leine dus gerust zijn. Indien het weer vinden van haar kind zou afhangen van hetgeen tegen de hertogin de Roquebrune beproefd werd, zou zij inderdaad niet lang jneer behoeven te wachten. Üp1 een: avond wilde de kleine Alice graag gaan wandelen in een naburig prachtig park. Gewoonlijk durfde de gravin dat niet aan, maar dien avond was .het zoo bijzonder zacht, dat A lice's borst zeker niet den min sten hinder zou ondervinden van een wandeling- in de avondlucht. Terwijl iMadeleine en Jeannette langzaam voortwandelden en de klei ne Alice vooiHien uit huppelde, greep de gravin hare gezellin eensklaps bij den arm. „Hoort ge niets", vroeg ze. „Daar schreit en kermt een kind." „ik hoor niets," verklaarde Jean nette, na even geluisterd te hebben. Op hetzelfde oogenblik en als om Madeleine gelijk te stellen, klonk er rechts van den weg- een zacht kla gend geluid. „Hoor je wel dat ik gelijk had," riep ,de gravin. Reeds had Jeannette mot haar ge wone snelheid van handelen zich op de knieën geworpen en trachtte ze een opening te maken in het dichte struikgewas om te zien, vanwaar het geluid kwam. Ooit Madeleine bukte en ze zagen daar een pakje doeken liggen, waar uit het geluid en gekerm klonk. „Mijn God, Jeannette", sprak de gravin ten prooi aan een vreeselijke ontroering, „zou het een kind zijn Dan is het zeker erg ziek, want het beweegt zich niet en schijnt ons niet eens te hooren." „Ja", antwoordde Jeannette, „het is een kind, maar het is al heelemaal koud. Als u even op zij gaat-, zal ik de arme kleine er uit halen." En de dienstbode nam het kind in hare armen en legde het op een banl neer. Maar opeens slaakten de gra vin en Jeannette tegelijk een kree van hevige ontroering, toen het ge zichhje van het arme kind uit d doeken te voorschijn kwam. Het was Loulou. Loulou, bleek als een doode en me gesloten oogen daar neerliggend. Aan een gevoel, machtiger dan haar wil, gehoorzamend, wierp Ma deleine zich bfj het arme bloemen- verkoopstertje op de knieën en be gon het, kind te wrijven, haar onder wijl met de teederste namen aanroe pend en zelfs het gezichtje met kus sen bedekkende. Eindelijk kwam de warmte in he lichaampje der kleine Loulou wee. terug: ze slaakte een diepen zuch en opende de. oogen. 'Ff-rdt vervol d). NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™iiSf

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5