Moeder en Martelares Oneerlijke concurrentie. THEORIE. Gemengde Buiteniandsche berichten B UI T E NL A N D. FEUB LET ON NIEUWE NAARLEMSCHE COURANT ™f.LD""D Zooals onze legers kunnen weten, zal op het Middenstandscongres yan den Middenstandsbond dit jaar het onderwerp „Oneerlijke concurrentie" Weer worden behandeld. Tevens verschillende anderen heeft ook mr. Aalberse een .rapport" voor het congres over deze zaak uit gebracht. Mr. Aalberse verwijst in dat Rap port naar zijn vroegere rapporten en naar de besluiten, door vorige Mid- denstandscongressen reeds genomen. Met name en vooral herinnert zij aan de gewichtige motie, in 1904 op het 4e congres te .Utrecht aangeno men, waarbij één alge me ene be paling wordt gewenscht, géén stel gespecialiseerde bepalingen. De heer Aalberse .schrijft dan Een wetsartikel, als in deze motie bedoeld, kwam reeds voor in de Ont werpen tot wijziging van het ïWjet- boek van Strafrecht van Minister Gort van der Linden en Minister Loef f Dit artikel luidde: „Hijs die om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, opzettelijk bedriegelijke handelingen pleegt tot misleiding van het publiek of van zijne klan ten, wordt als schuldig' aan oneer lijke concurrentie, gestraft met ge vangenisstraf van ten hoogste een jaar, of geldboete van ten hoogste negen honderd gulden.' Gelijk ik reeds meermalen nog onlangs in de Tweede Kamer be toogde, zou dit artikel m.i. als volgt moeten Worden geredigeerd: „Hij die, om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, handelingen pleegt tot misleiding, van het publiek of van zijn concurrenten, wordt als schul dig aan oneerlijke concurrentie ge straft met enz." Alleen geloof ik, dat het ter ondervanging van het bezwaar, door den tegenwoordigen Minister van Justitie, Mr. Nelissen, in de Tweede Kamer tegen deze redactie gemaakt goed /zou zijn, om na de woorden „.uit !t<e breiden", in te voegen de Woorden „ten spijt van anderen," welke in de boven (blz. 1) gegeven definitie ook voorkomen. Het bezwaar van Minister Nelis sen wasals er van een bepaald vak in een gemeente maar één winkelier is, dan kon hij 't publiek misleiden, zonder dit te doen om te concurree- reeren, eenvoudig, omdat hij1 geen concurrent heeft; hoe kunt gij hem dan toch willen veroordeelen wegens oneerlijke concurrentie? De opmerking is juist, maar ze wordt aanstonds ondervangen door de invoeging der woorden „ten spijt van Hinderen," ,of wil men 't Avat duidelijker maar langer: ..indien daaruit ©enig; nadeel voor zijn con currenten kan ontstaan." (Vgl. bijv. art. 225 Wi v. Str.) Het artikel zou dan luiden: „Hij die, om zijn handelsdebiet te A'estigen, te behouden of uit (te breiden, handelingen pleegt tot misleiding va,n het publiek of van zijn concurrenten, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor zijti con ourrenten kan ontstaan, a,ls schul dig aan oneerlijke concurrentie ge straft met enz." De vraag is nu, kan en moet er niet evenzeer door de wetgeving wor den opgetreden tegen gevallen van afkeurenswaardige concurrentie, die geen eigenlijk gezegde oneerlijke concurrentie zijn Het antwoord op deze vraag is al lereerst: welke .feiten zijn hier van zoodanig ernstigen aard, dat een strafbepaling er tegen noodig moet worden geacht? Dit antwoord moet door de man nen van de praktijk worden gege ven. Daarna eerst komen de juristen aan het woord Toch zal men tot recht A^erstaan der zaak hier moeten onderscheiden tusschen het strafbaar stellen van eenige daad van afkeurenswaardige concurrentie, en het regelen eener bepaalde Avijze van handeldrijven. Zoo is zeker gewenscht een rege ling betreffende „vliegende winkels" vervroegde winkelsluiting' „uitA'erkoo pwezen", enz. Men voelt, dat het hier niet enkel is hoewel zeker ten deele, het straffen wegens een daad van oneerlijke con currentie, doch veel meer het re gelen en door dit regelen het af snijden van uitwassen van een wijze van zaken-doen, welke op zich zelf niet verkeerd is. Een voorbeeld: Het houden van een uitverkoop is op-zich-zelf niet verkeerd. Het houden van een uitverkoop onder valsche voorgevens. is per se oneerlijke concurrrentie, dus straf waardig. Maar ,a»nt> e vragen rijzenhoe lang- mag, am uitverkoop duren? is het aanvullen van den \Toorraad verkeerd hoe dikwijls in 't jaar mag men uitverkoop honden enz. Hier is een speciale wettelijke re geling nocr g, wil men de uitAv.assen van het t „verkoopwezen verder af snijden dan geschiedt enkel door 't tegengaan van de beslist oneerlijke concurrentie. Een ander voorbeeld: Het openen van een „vliegende winkel" is op-zich-zelf niet oneer* lijk. Toch voelt ieder gezeten win kelier, dat hem hier vooral tenge volge onzer belasting-wetgeving- een concurrentie wordt aangedaan. Avel- ke af te keuren valt. Een strafrech telijke bestrijding der oneerlijke con currentie laat dus den houder van een vliegenden winkel ongemoeid, zoolang- hij zich niet schuldig- maakt aan misleiding van het publiek. Hier is dus een andere maatregel noodig, liggende buiten hét gebied der oneerlijke concurrentie-bestrij- ding' Hoewel 't dus als aanvulling van de bestrijding1 der oneerlijke concurrentie, alleszins nuttig is, onderwijl ook materiaal te verzame len omtrent de overige afkeurens waardige concurrentie, moet toch ten slotte de vraag worden gesteldis het taktisch juist thans reeds het strijdperk zóóver uit te breiden Er valt- vóór en tégen aan te voe ren Tégen vooral dit: dat de hoofd- strijd tegen de oneerlijke con currentie gevaar loopt, door uit breiding der strijdlinie, er niet ster ker op te worden. Er valt- veel te peggen voor deze redeneeringlaten Avij eerst het hoofd-fort veroveren, om dan verder te zien, of hier en daar de vijand nog in een of ander verder gelegen huisje zich verdekt opgesteld heeft, en den eerlijken handel blijft bedrei gen. Doch, het worde aanstonds toege geven, dit is een vraagstuk van zui vere taktiek, waaromtrent verschil van meening zeer verklaarbaar is. Mr. P. J. M. AALBERSE In no. 33 van de uitgaven der Tariefvereeniging lezen wij Er wordt wel eens beweerd, da,t de vrijhandel in theorie juist moge zijn, maar dat men meer waarde moet hechten aan wat de praktijk leert. Geringschatting van theorie is al tijd onjuist. Hoe ingewikkelder een vraagstuk is, des te meer zal de theorie noodig zijn om het op te lossen. Maar.die theorie moet juist zijn. Toen in het midden der vorige eeuAv de \Tijhandelaren hun leer door Europa predikten, voorspelden zij, dat alle naties binnen enkele jaren den Vrijhandel als van het stelsel onder Avelks algemeene toepassing- elk land zou voortbrengen de arti kelen, die het het goedkoopst kan produceeren. Thans na ruim vijftig: jaren, heb ben bijna alle landen hooge bescher mende tarieven en is het vooruitzicht op algemeen toegepasten Vrijhan-del blijkens de uitingen op het laatste Vrijhandelscongres, te Londen in 1908 gehouden, gelijk nihil. Uit een praktisch oogpunt bezien, ijvert de z.g. vrijhandelaar dus voor de toepassing van Eenzijdigen Vrijen Invoer; immers Vrijhandel is uitge sloten. De vraag js nuIs bet zoo ver keerd te zeggen, dat men Vrijhan del wiL, indien vast staat dat slechts Eenzijdige Vrije Invoer verkrijgbaar is? Tegen die naamsverwarring- men moge haar uit eeu wetenschap pelijk oogpunt laken zou overi gens geen jbezwaar bestaan, indien Vrijhandel en Eenzijdige Vrije In voer dezelfde uitwerking hadden op de nationale voortbrenging Het zijn echter antipoden. Ontwikkelen zich onder algemeen toegepasten Vrijhandel in de ver schillende landen de takken van nij verheid, die er het meest behooren, onder den Eenzijdigen Vrijen In voer ontwikkelen zich in een land de industrieën, die andere naties er wenschen toe te laten. [Wordt in een land een product voortgebracht, dat naar het buiten land kan worden uitgevoerd, dan legt dat buitenland in den regel daarop een invoerrecht met het doel om bet zelf voort te brengen. Ver moedelijk is er in Nederland bijna geen fabrikant, die niet door rech ten bef fingen van het buitenland in zijn afzet worden beperkt. Nog sterker werken uitvoerpre- mies, zooals die dikwijls hetzij be dekt, hetzij openlijk, worden gege- A'en. Ook door dit middel bepaalt het buitenland en niet de natuur lijke aanleg wat in een land zal worden voortgebracht en wat niet. Hoort men nu .poit een z.g:. vrij handel aar zeggen: „De vrijhandel is een goed stelsel, want onder zijne werking ontwikkelen zich in ons land de industrieën die België en Duitsehland en andere natiën bij ons wenschen te dulden?" Ons is daar van nooit iets gebleken, zij volhar den nog steeds bij hun valsche voor stelling, dat al ons land hun stelsel maar volgde, in ons land de indus trieën zouden .ontstaan, die er na tuurlijk thuis "behooren. Die valsche Voorstelling is niet alleen noodlottig voor de Industrie en do industrieelen, maar vooral voor de werklieden. Dat zich in ons land d<- Hkken van nijverheid ontwikkel. Be er van nature het meest thuis behoo ren is daarom van zoo groot econo misch Inhalig, omdat met recht wordt aangenomen, dat in deze takken van nijverheid de meeste verdiensten en de hoogste loonen kunnen verkregen worden. De als kerngezond geschil derde toestand onder algemeen toegepasten Vrijhandel is, dat onder nemers en .arbeiders steeds zouden zoeken en vinden beter beloonden arbeid, zoodat wel eens industrieën worden verdrongen, doch alleen dan, wanneer ondernemers of arbeiders beter betaald emplooi voor hun voortbrengingskracht vinden. Is die kerngezonde toestand ook aanwezig bij- Eenzijdgien Vrijen In voer Allerminst. .luist het omgekeerde is hei; geval. Gesteld in een land ontwikkelt zich op natuurlijken grondslag eene bloeiende industrie, die ook expor teert. Nu wordt door een buiten- landsch invoerrecht die export on mogelijk, of wel een uitvoerrecht vernietigt- die industrie geheel of ge deeltelijk door baar ook in het land zelf het afzetgebied te ontnemen. Gaan die ondernemers en arbeiders dan over in een vak, waarin hun kapitaal en hun arbeid hooger beloo ning ontvangen Het antwoord is niet moeilijk te geven. De ondernemer zi^t de w.aarde van zijn fabrieksgebouAven en werktui gen tot op de helft; ja misschien tot op een tiende verminderd. Hij' houdt dus de helft _of een tiende over, van welk verminderd kapitaal hij hoogst vermoedelijk minder procenten trekt dan vroeger; ook als hij: fabrikant blijft, want dan zal hij een bedrijf moeten beginnen waarvan hij1 min der verstand heeft. En de werklieden Krijgen zij be ter beloonden arbeid? Zij beginnen met werk te zoeken bijl andere fabrieken, waar hetzelfde bedrijf wordt uitgeoefend, en als zij het daar natuurlijk niet vinden, om dat die eveneens lijden onder de de pressie en dus geen meerdere arbei ders kunnen plaatsen, slenteren rij veelal eenige Avleken op straat. Ten slotte achten rij zich gelukkig- een slechter betaalde plaats te krijgen in een vak, dak rij niet kennen, om dat zij het nooit uitoefendenofwel zij worden los Averkman met de ver schrikkingen der werkloosheid.* Men ziet hieruit hoe misleidend het is Vrijhandel en Eenzijdigen Vrijen Invoer te verwarren. Mij stellen Theorie op hoogen prijs en gelooven, dat juiste theo rie de oplossing van bet tarief vraag stuk zal mogelijk maken. Maar Avij verfoeien een theorie, die foutieve theorie is, en die twee lijnrecht tegenover elkaar staande begrippen, den Vrijhandel en den Eenzijdigen Vrijen Invoer met één naam noemt: den alge meen toegepasten Vrijhandel, die misschien nuttig: zou zijn voor alle volkeren te zamen en den Eenzijdi gen Vrijen Invoer, die een vloek is voor werklieden en ondernemers. De hier geschetste toestand is niet te sterk gekleurd. Mén vergete niet, dat de vrijhandelaars hun stel sel nooit in Nederland hebben dur ven toepassen. [Wij hebben een zAvak beschermend tariefvan de meeste fabrikaten wordt 5 pCt. invoer recht geheven. Indien de A'rijhande laars inderdaad hun stelsel toepasten en die 5 pCt. afschaften, zou de toestand allerellendigst zijn. Immers het is bekend, dat zij' steeds de resultaten, in de bescherm de bedrijVen verkregen, opsommen om de voortreffelijkheid te betoogen vanvrijhandel Als zij voldoende vrij handelsbe drijven van eenige beteekeuis had den, zouden zij' niet nalaten ze te noemen en de beschermde Wg te laten. Men tooit zich niet noodeloos met-de-vederen van den tegenstan der. DE NALATENSCHAP VAN LEOPOLD II. Het schijnt hoe langer hoe meer zeker, dat de prins essen zich tevreden zullen moeien .stellen met h el «een zij totdus ver uit de nalatenschap van Ko ning Leopold ontvingen. Bezat Leopold II dan niet méér geld? O ja. Hij heeft indertijd zoo goed als alle koper, tin en goudmijnen van de Ka tangast reek, die een veel grootere uitgestrektheid heeft dan Frankrijk en waarvan de hoogvlakte met haar kost baren inhoud, het grondgebied van de Vlaamscht? provincie's' ver te boven gaat, aan Engelsche maatschappijen af gestaan, waarvoor hij zoovele millioe- nen en zooA'ele aandeden ontving dat hij met de schatten die de caoutchouc reeds vroeger voor hem hadden afge worpen, zich ruimschoots in de gelegen heid zag, zijn bezittingen van het Zui den dermate uit te breiden daL hij voor den grootsten grondeigenaar in Frank rijk doorging, voorts geheele wijken te Brussel aan te koopen, ettelijke mil li- oenen aan openbare werken te Laeken en te Ostende te besteden, drie ver schillende maatschappijen te stichten en zijn omgeving en gunstelingen rijkelijk te bedenken. Al deze bezittingen zit! en echter in maatschappij en. De Prinsessen zullen dus niets hier van ontvangen, hetgeen voor Prinses Clementine van minder belang is, daar de Koning bij de overname der kolo nie een jaarlijksche rente van vijf-en- zeventig duizend franken voor haar be dong, totdat zij soms nog in het huwe lijk zou treden. Prinses Stefanie heeft met de zes mlllioen die zij ontving, al evenmin reden tot klagen, daar de Kei zer van Oostenrijk haar een vorstelijke bijdrage heeft toegekend. Beiden dan ook hebben er voor goed van afgezien den Belgischen staat een proces te wil len aandoen, te minder nog omdat de inzien, hoe weinig dit met haar waar- Gravin van Vlaanderen haar heeft doen digheid als nichten van Koning Albert en als Prinsessen van den bloede, zou overeenkomen. Prinses Louise verklaart echter van mets afstand te svillen doen, bijgevolg of de noodige millioenen uit de handen van den Staat te ontvangen of haar toevlucht tol het tribunaal te zullen ne men. Ofschoon zij reeds tot driemaal door de rechtbank in het ongelijk werd gesteld, zoo heeft haar dit niet in 't minst er ATan afgeschrikt, voor den vier den keer met haar elschen voor den dag te komen. Bij haar misplaatsten ijver, de testamentaire beschikkingen van Koning Leopold geweld te willen aandoen, liet zij in de dagbladen rond strooien dat de baronesse Vaughan te Laeken negentig perceel en bézat, en dat Z .M. haar. volgens zijn eigen zeggen, honderdvijftig iniilioen frank schonk, dus dat het in geenen deele zou aan gaan, zijne kinderen met zes millioen naar huis te sturen. Het behoeft geen betoog dat de baronesse Vaughan^ geen enkel perceel te Laeken bezit en dat niemand weet, welke som Z. M. op den naam zijner beide zoontjes heeft ge stort. Inmiddels is Prinses' Louise er denkelijk aan toe, daar de enkele hon derd duizend franken die Tiaar werden uitbetaald, binnen weinige maanden verteerd zullen zijn, als men bedenkt, dat haar spilzucht zoover gaat dal zij twee jaren geleden te Nice twee dui zend zeshonderd paar kousen te gelijk bestelde. Koning Leopold zei dan ook met allen grond: „Als zij zoo .voort gaat, zal zij in diepe armoede den laatsten adem uitblazen." Een liefdemeter. Een Amerikaan, natuurlijk een Amerikaan, heeft een nieuwe machine uilgevonden, waarmee de kracht kan worden gemeten van de gevoelens tusschen minmendem, vrien den, tamifieled en. De uitvinder, een werktuigkundige te San Francisco, iraent thans geld 51] een te brengen om een fabriek van zulke liefdemeters, phltytaograph noemt ihij izijn apparaat, op te richten. Hij heeft tot dusver te vergeefs getracht toestemming te ver krijgen om proeven te doen nemen door de studenten, mannelijke en vrouwelij ke, aan de universiteit van Califormë. Het bestuur van de universiteit acht te zulke proeven overbodig, men had geen machine noodig, de studenten ont dekten ook zonder dat wel, of er „Ave- derkeerige gevoelens" bestonden en "de bewijzen, die zij van het bestaan de zer gevoelens gaven, waren duidelijk en overtuigend genoeg. Hioe Carnegie zijn eerste geld ver diende. Carnegie Is te Chicago geweest en natuurlijk staan de Amerikaansche couranten daar vol van. De dagblad mannen kwamen in drommen opzélten om den staal-magnaat te interviewen. En deze was wel zoo vriendelijk .te vertellen, hoe hij zijn eerste geld had oververdiend, en aldus den eersten stap had gezet op den Avag, die zou voeren n»r liet onmetelijke fortuin, dat Car negie heeft weten te verwerven. Wij geven hier het verhaal in Car negie's eigen woorden: „Lange jaren geleden was ik in dienst bij de Pennsylvania Railroad, toen eens zekere Woodruff bij ons kwam met kleine modellen van slaapwagens, in doek gewikkeld. „Wel," zei ik, toen ik ze zag, ,die zullen Avij te gelegener tijd ook wei moeten*hebben, bij de spoorwegen. Het resultaat was, dat de Pennsyl vania Railroad er een paar bestelde; en toen ik Woodruff later Aveer ont moette, zeide hij tot mij: „Je lijkt me een schrander jongmensch, Gamegie» wü je een aandeel in de zaak hebbeaf' „Best," antwoordde ik, „ik wil wel." „Ik zal je voor één achtste in de winst laten deelen." En hij noemde de sou», die ik zou moeten fourneer en. Een paar honderd dollar. Lk had het geld niet; maar ik ging naar mijn chef en vroeg hem, mij een paar honderd dollar voor te schieten. „Goed, Andl, je bent een flinke jon gen," zeide hij, „ik denk wel, dat je het kunt krijgen." „Ik zal u 5 dollar per maand terug betalen," antwoordde ik. Want ik wist, dat ik dat zou kunnen, mijn salaris was juist verhoogd tot 40 dollar in de maand. Ik kreeg het geld, en dat was voor mij het begin. Met de slaapwa gens verdiende ik 25.000 gulden, en ik kwam er door aan de Pullman Cl." De hoogste berg van Amerika. Tot 1908 werd onverdeeld de Acon cagua op de grens van Chili, een uit gedoofde vulkaan, welks hoogste top in Argentinië ligt, voor Amerika's hoogste berg gehouden. In Juli 1908 echter be steeg de Amerikaansche bergbeklimster Annie Peck den noordelijken top va* den Huascan in Peru. Miss Peck was wegens hevigen storm niet in staat door een kookpunt-beplanting de bereikte hoogte globaal vast te stellen, zij meende echter te mogen aannemen, dat zij tot 24000 voet gekomen was. Dal is meer dan 7300 M. en daar de Aconca gua maar 7040 M. hoog is, zou hij idus de mindere zijn. Dit bracht eenige on zekerheid, weltke mevr. Ballock Work- man, bekend om haar Himalaya- en Al- pentochten, een einde heeft willen ma ken. Zij droeg daarom aan Fransche ingenieurs op, de hoogte van de beide toppen van den Huascan nauwkeurig te meten en nil is gejblaken, dat de noorde lijke, niet de hoogste der beide toppen, 21812 voet of 6650 M. meet, de zui delijke 6770 M. De Aconcagua behoudt dus onbetwist zijn reputatie. Kribbende oudjes. Te J-onden deed zich dezer dagen een zeer ongewoon echtscheidingsproces voor. Een zekere mevroiiw Shaw eischte scheiding van haar man wegens mishandeling, die ze zonder eenigm grond van haar bruta len gemaal te dulden had. Het eigenaar digste van het geval fs, dat de vrouw, die zoo gaarne wil scheiden, een oud moedertje van bij de tachtig is, terwijl haar strijdhaftige echtgenoot, George Shaw, een 75-"jarjge grijsaard is, die als oud-scheepskapitein zijn welverdiend pensioen verteert en die hoestend e* steunend op een stokje de rechtszaal binnenst romp elde. Sedert jaar en dag is zulk een zeldzaam paar niet toot de rechtbank voor echtscheidingen ver schenen, en het laat zich begrijpen, dat de president met moeite zijn la chen bij dit komische geval kon hou den. De vriendelijke vermaning, die hij aan de ouden richtte en waarin hij hun aanspoorde, om de paar jaren die ze nog te leven hadden, elkaar met ge duld te verdragen en in de echtelijke gemeenschap, die reeds langer dan 50 jaren had geduurd, te Wijven leven, wees de oude dame af met de woorden: „Mijn man was veertig jaar op zee, zoodat Avij geen gelegenheid hadden, el kaar nader te leeren kennen. Sedert hg thuis is en er heelemaal niet meer uit gaat, is mijn leven tot een hel gewor den." Uit de bittere klachten, die nn volgden, bleek dat de kapitein de slech te gewoonte had, op de kookproducten van zijn vrouw een vernietige kritiek uit te oefenen en op de protesten der oude dame met oorvegen en schoppen, te antwoorden. Somtijds werd zij door den ontevreden echtgenoot bij de haren door dekamer gesleurd, en eenmaal z.elfs beet de Avoedende ijsbeer met de paar tanden die hem nog waren over gebleven, haar zelfs een vinger stuk. De president betreurde de ruwheid van den echtgenoot, doch gaf mevrouw Margaret den raad, nog een paar jaar tjes geduld te hebben en liet onder alge meene vroolijkheid de huwelijks-inva- lieden gaan, die door den loop der om standigheden eerst zoo laat in de gele genheid waren geweest, elkaar te leeren kennen. Her gezag overboord. Een com missie van 25 bestuursleden van dea Franschen reedershond, die de Fraa- 101) Nog een week, meende de arts. „Goed," sprak Madeleine, die naar Parijs verlangde, zoodra zij van de kans gehoord had om daar Reine terug te A'inden, „maar dan ook niet langer meer." Den volgenden morgen hoorde Ri chard eenige kennissen, die hij te Mont-Doré gemaakt had. met geest drift spreken over een uitstapje naar het kasteel Murols. en hij besloot da delijk er met de zijnen ook heen te gaan. „Goed, ik wil wel mee," antwoord de de gravin met de onverschillig heid, die zij aan den dag legde voor alles, wat niet m,et het terugvinden van haar Leonie in verband stond. Na het bezoek aan de baden kwam de landauer voor, die de familie naar Murols zou brengen. Het was een prachtige morgen. Dagen lang al had het geregend, en de zon had nog niet den tijd ge had om de regendruppels te doen opdrogen, die aan de bladeren der boomen en in de kelken der bloemen hingen. De bergkruiden geurden tienmaal heerlijker dan gewoonlijk. Het schuim der watervallen was witter én frisscher dan ooit, en de goudgele brem schitterde in de heerlijke zon nestralen. Tegen den middag kwam men te Murols aan. Terwijl de paarden gestald werden in een der uitspanningen van het vlek, bestegen Richard en Madeleine het rotsige pad dat naar de kasteel ruïne geleidde. Jeannette kwam met de kleine Alice achteraan „Maakt u over het kind maar niet ongerust," had .de goede dienstbode gezegd „Als ze niet moe wordt, klimmen we eenvoudig tot boven toe, en anders rusten we halverwege -tot, gij terugkomt." Madeleine liet de twee dan ook rustig achteraan komen en sloeg met haar echtgenoot een pad in, dat aan vankelijk \rrij goed was, maar spoe dig erg' steenachtig en bijna onbe gaanbaar steil werd. Haar teedere voeten kwetste ze aan de rotspun ten en bovendien zond de voortdu rend iheeter wordende,zon onmeedoo- gend haai' stralen op de wandelaars neer. Richard steunde cn geleidde haar mot de grootste bezorgdheid, bijna blijde dat de vermoeienis bare ge dachten van da.t ééne vreeselijke pu ut wat afleidde. Spoedig kwamen ze aan een deur, voor drievierden vermolmd, en ston den op het terras van hét kasteel Mu rols. Het vei'gezicht dat ze daar vóór zich hadden beloonde hen ruim schoots voor hun vermoeienissen, i In de verte vertoonden zich de ber- gen van Auvergne, Eorez en de Oe- j vennes voor hun verbaasde blikken. Een groote uitgestrektheid vlak land lag vóór hengroenende Aveiden, die Ihet sombere zwart der Avouden op verrassende wijze braken. Het geheele landschap werd be- heerscht door den Tartaret, een udt- gedoofden vulkaan, terwijl tegen over dezen de Diana-pick zich Amr- hief met haar grillige vormen. Als beAvaakster der ruïnen fungeerde een vrouw, die op Madeleine toetrad om haar geleide aan te bieden. Zij nam het aan, en de bewaakster voerde hen rond door hetgeen van het kasteel was overgebleven Eindelijk kwamen ze aan. een bank. die voor een open venster stond en waaruit men het prachtigste vergezicht had dat men zich denken kan. ..Ge kunt. nu wel gaan," sprak Madeleine tot de vrouw, „ik wil lie ver met mijn echtgenoot alleen vaflt. het. panorama hier genieten." Richard stopte haar een goudstuk in de hand., en de vrouw; wei nig ge woon aan dergelijke blijken van edel moedigheid. verwijderde zich onder duizend betuigingen van dankbaar heid. Maar even keerde ze nog op hare schreden terug en zeide tot Richard: ..Als mevrouw misschien den to ren nog zou Avillen beklimmen daar is het, vergezicht nog mooier dan hier, en er staan daarboven heel ge makkelijke banken." Waar is de toegang tot dien to ren „Daar aan uw linkerhand, vlak om den hoek." „Én behoeven ytie geen instortin gen te vreezen „Neen, alles is zorgvuldig her steld. Er bestaat niet het minste gevaar." „Goed. dan zullen av:c straks al leen wel naar boven gaan." Aan zich zeiven overgelaten, be zochten de echtgenooten nu heel die prachtige ruïne en bewonderden de mooie zalen, waarvan sommige door het ineenstorten der trappen, die er been leidden, niet meer te bereiken waren. Boven op hei platform van den toren zonk Madeleine op een bank neer. Droevig staarde ze voor zich uit over: de onmetelijke vlakte daar a,an haar voeten. De graaf wilde niet vragen waar aan zijl dacht. Opzettelijk veinsde hij zelfs heel andere gewaarwordin gen dan die haar geest beheerschten, bij haar te veronderstellen. „Ja Madeleine," sprak bijl zacht, „stel je eens voor dat je hier eeuwen en eeuAven geleden al had kunnen zitten. met die zelfde wanhopige uitdrukking, die je gelaat nu draagt, naar beneden starende om te zien of ik daar niet als overwinnaar mij ner vijanden, met mijn banieren en zegeteekenen naderde Maar zoudt ge geen blijdschap ge voeld hebben als' ik wezenl ijk terug keerde Ontroerd keek ze hem aan. „Hoe zou ik dat niet" vroeg ze, een beet je beschaamd dat ze, met hem al leen, nog ,zoo droevig gestemd was. „En wanneer ik nu, hier voor je neergeknield, je zou zeggen: mijn lieve awouav, xk lieb zoolang ik je ken, baast aan niets anders gedacht, voor niets anders bijna Avillen wer ken dan voor jou. Zoudt ge dan die groote en trouwe liefde niet willen béloonen?" Madeleine sloeg haar armen om Richard's hals en antwoordde: „Je weet. wel dat ook ik je heb lief gehad van den eersten dag af dat ik je gezien heb. M'aar God heeft in het moederhart nog een andere liefde geplant, die men daaruit niet. Aveg kan rukken zonder dat hart doode- lijk te wonden. O .beste man, wees niet jaloersch op mijn liefde voor mijn verdwenen kind Geloof mij:, ik heb je meer lief dan .zelfs Leonie en AliceEn toch, het is mij alsof ik sterven zal wanneer ik mijn oudste niet terug vind Wordt niet boos en troost mij liever, gij. de eenige die mij troos ten kunt." Die laatste Avoorden had ze onder krampachtig snikken uitgesproken. Richard was opgestaan en had zijn vrouAv naar zich toegetrokken, en Madeleine liet- uitgeput het hoofd op den schouder van haar echtgenoot rusten. Langen tijd hielden ze, zon der door een woord het plechtige stilzwijgen te verstoren, elkander omklemd „Ik zal je je kind teruggeven," sprak de graai' duidelijk. „Dat heb ik je eenmaal beloofd, maar tot nu toe zijn de omstandig heden sterker geweest, dan ikzelf. Maar geloof mij, ik zal slagen. Eea. inwendige stem zegt het mij Daar werd plotseling hun intiem gesprek onderbroken door een vree- selijken kreet een kreet als van een wild dier in zijn doodsstrijd. Made leine sprong o_p: ze beefde van het hoofd tot de voeten, maakte zich uit de armen van haar echtgenoot los en vroeg angstig „Is dat Jeannette niet?" „[Waarom zou het Jeannette zijn," vroeg de graaf. „Ik heb haar stem. volstrekt niet herkend „Ja zeker, zij was het Ik heb het duidelijk gehoord. Ach, God straft mijl zeker omdat ik zoo aan mijn zAvakheid (heb toegegeven En zij snelde de trap af, terwijl ze uitriep: „Alice, o mijn God, zon haarr nu misschien iets overkomen zijn (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 11