Moeder en Martelares
Oneerlijke concurrentie.
THEORIE.
Gemengde Buiteniandsche berichten
B UI T E NL A N D.
FEUB LET ON
NIEUWE NAARLEMSCHE COURANT ™f.LD""D
Zooals onze legers kunnen weten,
zal op het Middenstandscongres yan
den Middenstandsbond dit jaar het
onderwerp „Oneerlijke concurrentie"
Weer worden behandeld.
Tevens verschillende anderen heeft
ook mr. Aalberse een .rapport"
voor het congres over deze zaak uit
gebracht.
Mr. Aalberse verwijst in dat Rap
port naar zijn vroegere rapporten en
naar de besluiten, door vorige Mid-
denstandscongressen reeds genomen.
Met name en vooral herinnert zij
aan de gewichtige motie, in 1904 op
het 4e congres te .Utrecht aangeno
men, waarbij één alge me ene be
paling wordt gewenscht, géén stel
gespecialiseerde bepalingen.
De heer Aalberse .schrijft dan
Een wetsartikel, als in deze motie
bedoeld, kwam reeds voor in de Ont
werpen tot wijziging van het ïWjet-
boek van Strafrecht van Minister
Gort van der Linden en Minister
Loef f
Dit artikel luidde:
„Hijs die om zijn handelsdebiet
te vestigen, te behouden of uit te
breiden, opzettelijk bedriegelijke
handelingen pleegt tot misleiding
van het publiek of van zijne klan
ten, wordt als schuldig' aan oneer
lijke concurrentie, gestraft met ge
vangenisstraf van ten hoogste een
jaar, of geldboete van ten hoogste
negen honderd gulden.'
Gelijk ik reeds meermalen nog
onlangs in de Tweede Kamer be
toogde, zou dit artikel m.i. als volgt
moeten Worden geredigeerd:
„Hij die, om zijn handelsdebiet
te vestigen, te behouden of uit te
breiden, handelingen pleegt tot
misleiding, van het publiek of van
zijn concurrenten, wordt als schul
dig aan oneerlijke concurrentie ge
straft met enz."
Alleen geloof ik, dat het ter
ondervanging van het bezwaar, door
den tegenwoordigen Minister van
Justitie, Mr. Nelissen, in de Tweede
Kamer tegen deze redactie gemaakt
goed /zou zijn, om na de woorden
„.uit !t<e breiden", in te voegen de
Woorden „ten spijt van anderen,"
welke in de boven (blz. 1) gegeven
definitie ook voorkomen.
Het bezwaar van Minister Nelis
sen wasals er van een bepaald vak
in een gemeente maar één winkelier
is, dan kon hij 't publiek misleiden,
zonder dit te doen om te concurree-
reeren, eenvoudig, omdat hij1 geen
concurrent heeft; hoe kunt gij hem
dan toch willen veroordeelen wegens
oneerlijke concurrentie?
De opmerking is juist, maar ze
wordt aanstonds ondervangen door
de invoeging der woorden „ten spijt
van Hinderen," ,of wil men 't Avat
duidelijker maar langer: ..indien
daaruit ©enig; nadeel voor zijn con
currenten kan ontstaan." (Vgl. bijv.
art. 225 Wi v. Str.)
Het artikel zou dan luiden:
„Hij die, om zijn handelsdebiet
te A'estigen, te behouden of uit (te
breiden, handelingen pleegt tot
misleiding va,n het publiek of van
zijn concurrenten, wordt, indien
daaruit eenig nadeel voor zijti con
ourrenten kan ontstaan, a,ls schul
dig aan oneerlijke concurrentie ge
straft met enz."
De vraag is nu, kan en moet er
niet evenzeer door de wetgeving wor
den opgetreden tegen gevallen van
afkeurenswaardige concurrentie, die
geen eigenlijk gezegde oneerlijke
concurrentie zijn
Het antwoord op deze vraag is al
lereerst: welke .feiten zijn hier van
zoodanig ernstigen aard, dat een
strafbepaling er tegen noodig moet
worden geacht?
Dit antwoord moet door de man
nen van de praktijk worden gege
ven. Daarna eerst komen de juristen
aan het woord
Toch zal men tot recht A^erstaan
der zaak hier moeten onderscheiden
tusschen het strafbaar stellen van
eenige daad van afkeurenswaardige
concurrentie, en het regelen eener
bepaalde Avijze van handeldrijven.
Zoo is zeker gewenscht een rege
ling betreffende „vliegende winkels"
vervroegde winkelsluiting'
„uitA'erkoo pwezen", enz. Men
voelt, dat het hier niet enkel is
hoewel zeker ten deele, het straffen
wegens een daad van oneerlijke con
currentie, doch veel meer het re
gelen en door dit regelen het af
snijden van uitwassen van een
wijze van zaken-doen, welke op zich
zelf niet verkeerd is.
Een voorbeeld:
Het houden van een uitverkoop is
op-zich-zelf niet verkeerd.
Het houden van een uitverkoop
onder valsche voorgevens. is per se
oneerlijke concurrrentie, dus straf
waardig.
Maar ,a»nt> e vragen rijzenhoe
lang- mag, am uitverkoop duren?
is het aanvullen van den \Toorraad
verkeerd hoe dikwijls in 't jaar
mag men uitverkoop honden enz.
Hier is een speciale wettelijke re
geling nocr g, wil men de uitAv.assen
van het t „verkoopwezen verder af
snijden dan geschiedt enkel door 't
tegengaan van de beslist oneerlijke
concurrentie.
Een ander voorbeeld:
Het openen van een „vliegende
winkel" is op-zich-zelf niet oneer*
lijk. Toch voelt ieder gezeten win
kelier, dat hem hier vooral tenge
volge onzer belasting-wetgeving- een
concurrentie wordt aangedaan. Avel-
ke af te keuren valt. Een strafrech
telijke bestrijding der oneerlijke con
currentie laat dus den houder van
een vliegenden winkel ongemoeid,
zoolang- hij zich niet schuldig- maakt
aan misleiding van het publiek.
Hier is dus een andere maatregel
noodig, liggende buiten hét gebied
der oneerlijke concurrentie-bestrij-
ding'
Hoewel 't dus als aanvulling
van de bestrijding1 der oneerlijke
concurrentie, alleszins nuttig is,
onderwijl ook materiaal te verzame
len omtrent de overige afkeurens
waardige concurrentie, moet toch ten
slotte de vraag worden gesteldis
het taktisch juist thans reeds het
strijdperk zóóver uit te breiden
Er valt- vóór en tégen aan te voe
ren
Tégen vooral dit: dat de hoofd-
strijd tegen de oneerlijke con
currentie gevaar loopt, door uit
breiding der strijdlinie, er niet ster
ker op te worden.
Er valt- veel te peggen voor deze
redeneeringlaten Avij eerst het
hoofd-fort veroveren, om dan verder
te zien, of hier en daar de vijand
nog in een of ander verder gelegen
huisje zich verdekt opgesteld heeft,
en den eerlijken handel blijft bedrei
gen.
Doch, het worde aanstonds toege
geven, dit is een vraagstuk van zui
vere taktiek, waaromtrent verschil
van meening zeer verklaarbaar is.
Mr. P. J. M. AALBERSE
In no. 33 van de uitgaven der
Tariefvereeniging lezen wij
Er wordt wel eens beweerd, da,t
de vrijhandel in theorie juist moge
zijn, maar dat men meer waarde
moet hechten aan wat de praktijk
leert.
Geringschatting van theorie is al
tijd onjuist. Hoe ingewikkelder een
vraagstuk is, des te meer zal de
theorie noodig zijn om het op te
lossen.
Maar.die theorie moet juist
zijn.
Toen in het midden der vorige
eeuAv de \Tijhandelaren hun leer door
Europa predikten, voorspelden zij,
dat alle naties binnen enkele jaren
den Vrijhandel als van het stelsel
onder Avelks algemeene toepassing-
elk land zou voortbrengen de arti
kelen, die het het goedkoopst kan
produceeren.
Thans na ruim vijftig: jaren, heb
ben bijna alle landen hooge bescher
mende tarieven en is het vooruitzicht
op algemeen toegepasten Vrijhan-del
blijkens de uitingen op het laatste
Vrijhandelscongres, te Londen in
1908 gehouden, gelijk nihil.
Uit een praktisch oogpunt bezien,
ijvert de z.g. vrijhandelaar dus voor
de toepassing van Eenzijdigen Vrijen
Invoer; immers Vrijhandel is uitge
sloten.
De vraag js nuIs bet zoo ver
keerd te zeggen, dat men Vrijhan
del wiL, indien vast staat dat slechts
Eenzijdige Vrije Invoer verkrijgbaar
is?
Tegen die naamsverwarring-
men moge haar uit eeu wetenschap
pelijk oogpunt laken zou overi
gens geen jbezwaar bestaan, indien
Vrijhandel en Eenzijdige Vrije In
voer dezelfde uitwerking hadden op
de nationale voortbrenging
Het zijn echter antipoden.
Ontwikkelen zich onder algemeen
toegepasten Vrijhandel in de ver
schillende landen de takken van nij
verheid, die er het meest behooren,
onder den Eenzijdigen Vrijen In
voer ontwikkelen zich in een land de
industrieën, die andere naties er
wenschen toe te laten.
[Wordt in een land een product
voortgebracht, dat naar het buiten
land kan worden uitgevoerd, dan
legt dat buitenland in den regel
daarop een invoerrecht met het doel
om bet zelf voort te brengen. Ver
moedelijk is er in Nederland bijna
geen fabrikant, die niet door rech
ten bef fingen van het buitenland in
zijn afzet worden beperkt.
Nog sterker werken uitvoerpre-
mies, zooals die dikwijls hetzij be
dekt, hetzij openlijk, worden gege-
A'en. Ook door dit middel bepaalt
het buitenland en niet de natuur
lijke aanleg wat in een land zal
worden voortgebracht en wat niet.
Hoort men nu .poit een z.g:. vrij
handel aar zeggen: „De vrijhandel is
een goed stelsel, want onder zijne
werking ontwikkelen zich in ons
land de industrieën die België en
Duitsehland en andere natiën bij ons
wenschen te dulden?" Ons is daar
van nooit iets gebleken, zij volhar
den nog steeds bij hun valsche voor
stelling, dat al ons land hun stelsel
maar volgde, in ons land de indus
trieën zouden .ontstaan, die er na
tuurlijk thuis "behooren.
Die valsche Voorstelling is niet
alleen noodlottig voor de Industrie
en do industrieelen, maar vooral voor
de werklieden.
Dat zich in ons land d<- Hkken
van nijverheid ontwikkel. Be er
van nature het meest thuis behoo
ren is daarom van zoo groot econo
misch Inhalig, omdat met recht wordt
aangenomen, dat in deze takken van
nijverheid de meeste verdiensten en
de hoogste loonen kunnen verkregen
worden. De als kerngezond geschil
derde toestand onder algemeen
toegepasten Vrijhandel is, dat onder
nemers en .arbeiders steeds zouden
zoeken en vinden beter beloonden
arbeid, zoodat wel eens industrieën
worden verdrongen, doch alleen dan,
wanneer ondernemers of arbeiders
beter betaald emplooi voor hun
voortbrengingskracht vinden.
Is die kerngezonde toestand ook
aanwezig bij- Eenzijdgien Vrijen In
voer
Allerminst. .luist het omgekeerde
is hei; geval.
Gesteld in een land ontwikkelt
zich op natuurlijken grondslag eene
bloeiende industrie, die ook expor
teert. Nu wordt door een buiten-
landsch invoerrecht die export on
mogelijk, of wel een uitvoerrecht
vernietigt- die industrie geheel of ge
deeltelijk door baar ook in het land
zelf het afzetgebied te ontnemen.
Gaan die ondernemers en arbeiders
dan over in een vak, waarin hun
kapitaal en hun arbeid hooger beloo
ning ontvangen
Het antwoord is niet moeilijk te
geven.
De ondernemer zi^t de w.aarde van
zijn fabrieksgebouAven en werktui
gen tot op de helft; ja misschien tot
op een tiende verminderd. Hij' houdt
dus de helft _of een tiende over, van
welk verminderd kapitaal hij hoogst
vermoedelijk minder procenten trekt
dan vroeger; ook als hij: fabrikant
blijft, want dan zal hij een bedrijf
moeten beginnen waarvan hij1 min
der verstand heeft.
En de werklieden Krijgen zij be
ter beloonden arbeid?
Zij beginnen met werk te zoeken
bijl andere fabrieken, waar hetzelfde
bedrijf wordt uitgeoefend, en als zij
het daar natuurlijk niet vinden, om
dat die eveneens lijden onder de de
pressie en dus geen meerdere arbei
ders kunnen plaatsen, slenteren rij
veelal eenige Avleken op straat. Ten
slotte achten rij zich gelukkig- een
slechter betaalde plaats te krijgen
in een vak, dak rij niet kennen, om
dat zij het nooit uitoefendenofwel
zij worden los Averkman met de ver
schrikkingen der werkloosheid.*
Men ziet hieruit hoe misleidend
het is Vrijhandel en Eenzijdigen
Vrijen Invoer te verwarren.
Mij stellen Theorie op hoogen
prijs en gelooven, dat juiste theo
rie de oplossing van bet tarief vraag
stuk zal mogelijk maken.
Maar Avij verfoeien een theorie,
die foutieve theorie is, en die
twee lijnrecht tegenover elkaar
staande begrippen, den Vrijhandel
en den Eenzijdigen Vrijen Invoer
met één naam noemt: den alge
meen toegepasten Vrijhandel, die
misschien nuttig: zou zijn voor alle
volkeren te zamen en den Eenzijdi
gen Vrijen Invoer, die een vloek is
voor werklieden en ondernemers.
De hier geschetste toestand is
niet te sterk gekleurd. Mén vergete
niet, dat de vrijhandelaars hun stel
sel nooit in Nederland hebben dur
ven toepassen. [Wij hebben een zAvak
beschermend tariefvan de meeste
fabrikaten wordt 5 pCt. invoer
recht geheven. Indien de A'rijhande
laars inderdaad hun stelsel toepasten
en die 5 pCt. afschaften, zou de
toestand allerellendigst zijn.
Immers het is bekend, dat zij'
steeds de resultaten, in de bescherm
de bedrijVen verkregen, opsommen
om de voortreffelijkheid te betoogen
vanvrijhandel
Als zij voldoende vrij handelsbe
drijven van eenige beteekeuis had
den, zouden zij' niet nalaten ze te
noemen en de beschermde Wg te
laten. Men tooit zich niet noodeloos
met-de-vederen van den tegenstan
der.
DE NALATENSCHAP VAN
LEOPOLD II.
Het schijnt hoe langer hoe meer
zeker, dat de prins essen zich tevreden
zullen moeien .stellen met h el «een zij
totdus ver uit de nalatenschap van Ko
ning Leopold ontvingen.
Bezat Leopold II dan niet méér geld?
O ja. Hij heeft indertijd zoo goed
als alle koper, tin en goudmijnen van
de Ka tangast reek, die een veel grootere
uitgestrektheid heeft dan Frankrijk en
waarvan de hoogvlakte met haar kost
baren inhoud, het grondgebied van de
Vlaamscht? provincie's' ver te boven
gaat, aan Engelsche maatschappijen af
gestaan, waarvoor hij zoovele millioe-
nen en zooA'ele aandeden ontving dat
hij met de schatten die de caoutchouc
reeds vroeger voor hem hadden afge
worpen, zich ruimschoots in de gelegen
heid zag, zijn bezittingen van het Zui
den dermate uit te breiden daL hij voor
den grootsten grondeigenaar in Frank
rijk doorging, voorts geheele wijken te
Brussel aan te koopen, ettelijke mil li-
oenen aan openbare werken te Laeken
en te Ostende te besteden, drie ver
schillende maatschappijen te stichten en
zijn omgeving en gunstelingen rijkelijk
te bedenken.
Al deze bezittingen zit! en echter in
maatschappij en.
De Prinsessen zullen dus niets hier
van ontvangen, hetgeen voor Prinses
Clementine van minder belang is, daar
de Koning bij de overname der kolo
nie een jaarlijksche rente van vijf-en-
zeventig duizend franken voor haar be
dong, totdat zij soms nog in het huwe
lijk zou treden. Prinses Stefanie heeft
met de zes mlllioen die zij ontving, al
evenmin reden tot klagen, daar de Kei
zer van Oostenrijk haar een vorstelijke
bijdrage heeft toegekend. Beiden dan
ook hebben er voor goed van afgezien
den Belgischen staat een proces te wil
len aandoen, te minder nog omdat de
inzien, hoe weinig dit met haar waar-
Gravin van Vlaanderen haar heeft doen
digheid als nichten van Koning Albert
en als Prinsessen van den bloede, zou
overeenkomen.
Prinses Louise verklaart echter van
mets afstand te svillen doen, bijgevolg
of de noodige millioenen uit de handen
van den Staat te ontvangen of haar
toevlucht tol het tribunaal te zullen ne
men. Ofschoon zij reeds tot driemaal
door de rechtbank in het ongelijk werd
gesteld, zoo heeft haar dit niet in 't
minst er ATan afgeschrikt, voor den vier
den keer met haar elschen voor den
dag te komen. Bij haar misplaatsten
ijver, de testamentaire beschikkingen
van Koning Leopold geweld te willen
aandoen, liet zij in de dagbladen rond
strooien dat de baronesse Vaughan te
Laeken negentig perceel en bézat, en dat
Z .M. haar. volgens zijn eigen zeggen,
honderdvijftig iniilioen frank schonk,
dus dat het in geenen deele zou aan
gaan, zijne kinderen met zes millioen
naar huis te sturen. Het behoeft geen
betoog dat de baronesse Vaughan^ geen
enkel perceel te Laeken bezit en dat
niemand weet, welke som Z. M. op den
naam zijner beide zoontjes heeft ge
stort. Inmiddels is Prinses' Louise er
denkelijk aan toe, daar de enkele hon
derd duizend franken die Tiaar werden
uitbetaald, binnen weinige maanden
verteerd zullen zijn, als men bedenkt,
dat haar spilzucht zoover gaat dal zij
twee jaren geleden te Nice twee dui
zend zeshonderd paar kousen te gelijk
bestelde. Koning Leopold zei dan ook
met allen grond: „Als zij zoo .voort
gaat, zal zij in diepe armoede den
laatsten adem uitblazen."
Een liefdemeter. Een Amerikaan,
natuurlijk een Amerikaan, heeft een
nieuwe machine uilgevonden, waarmee
de kracht kan worden gemeten van de
gevoelens tusschen minmendem, vrien
den, tamifieled en. De uitvinder, een
werktuigkundige te San Francisco,
iraent thans geld 51] een te brengen om
een fabriek van zulke liefdemeters,
phltytaograph noemt ihij izijn apparaat,
op te richten. Hij heeft tot dusver te
vergeefs getracht toestemming te ver
krijgen om proeven te doen nemen door
de studenten, mannelijke en vrouwelij
ke, aan de universiteit van Califormë.
Het bestuur van de universiteit acht
te zulke proeven overbodig, men had
geen machine noodig, de studenten ont
dekten ook zonder dat wel, of er „Ave-
derkeerige gevoelens" bestonden en "de
bewijzen, die zij van het bestaan de
zer gevoelens gaven, waren duidelijk en
overtuigend genoeg.
Hioe Carnegie zijn eerste geld ver
diende. Carnegie Is te Chicago geweest
en natuurlijk staan de Amerikaansche
couranten daar vol van. De dagblad
mannen kwamen in drommen opzélten
om den staal-magnaat te interviewen.
En deze was wel zoo vriendelijk .te
vertellen, hoe hij zijn eerste geld had
oververdiend, en aldus den eersten stap
had gezet op den Avag, die zou voeren
n»r liet onmetelijke fortuin, dat Car
negie heeft weten te verwerven.
Wij geven hier het verhaal in Car
negie's eigen woorden:
„Lange jaren geleden was ik in dienst
bij de Pennsylvania Railroad, toen eens
zekere Woodruff bij ons kwam met
kleine modellen van slaapwagens, in
doek gewikkeld.
„Wel," zei ik, toen ik ze zag, ,die
zullen Avij te gelegener tijd ook wei
moeten*hebben, bij de spoorwegen.
Het resultaat was, dat de Pennsyl
vania Railroad er een paar bestelde;
en toen ik Woodruff later Aveer ont
moette, zeide hij tot mij: „Je lijkt me
een schrander jongmensch, Gamegie» wü
je een aandeel in de zaak hebbeaf'
„Best," antwoordde ik, „ik wil wel."
„Ik zal je voor één achtste in de winst
laten deelen." En hij noemde de sou»,
die ik zou moeten fourneer en.
Een paar honderd dollar. Lk had het
geld niet; maar ik ging naar mijn chef
en vroeg hem, mij een paar honderd
dollar voor te schieten.
„Goed, Andl, je bent een flinke jon
gen," zeide hij, „ik denk wel, dat je
het kunt krijgen."
„Ik zal u 5 dollar per maand terug
betalen," antwoordde ik. Want ik wist,
dat ik dat zou kunnen, mijn salaris
was juist verhoogd tot 40 dollar in de
maand. Ik kreeg het geld, en dat was
voor mij het begin. Met de slaapwa
gens verdiende ik 25.000 gulden, en ik
kwam er door aan de Pullman Cl."
De hoogste berg van Amerika.
Tot 1908 werd onverdeeld de Acon
cagua op de grens van Chili, een uit
gedoofde vulkaan, welks hoogste top in
Argentinië ligt, voor Amerika's hoogste
berg gehouden. In Juli 1908 echter be
steeg de Amerikaansche bergbeklimster
Annie Peck den noordelijken top va*
den Huascan in Peru. Miss Peck was
wegens hevigen storm niet in staat door
een kookpunt-beplanting de bereikte
hoogte globaal vast te stellen, zij
meende echter te mogen aannemen, dat
zij tot 24000 voet gekomen was. Dal is
meer dan 7300 M. en daar de Aconca
gua maar 7040 M. hoog is, zou hij idus
de mindere zijn. Dit bracht eenige on
zekerheid, weltke mevr. Ballock Work-
man, bekend om haar Himalaya- en Al-
pentochten, een einde heeft willen ma
ken. Zij droeg daarom aan Fransche
ingenieurs op, de hoogte van de beide
toppen van den Huascan nauwkeurig te
meten en nil is gejblaken, dat de noorde
lijke, niet de hoogste der beide toppen,
21812 voet of 6650 M. meet, de zui
delijke 6770 M. De Aconcagua behoudt
dus onbetwist zijn reputatie.
Kribbende oudjes. Te J-onden deed
zich dezer dagen een zeer ongewoon
echtscheidingsproces voor. Een zekere
mevroiiw Shaw eischte scheiding van
haar man wegens mishandeling, die ze
zonder eenigm grond van haar bruta
len gemaal te dulden had. Het eigenaar
digste van het geval fs, dat de vrouw,
die zoo gaarne wil scheiden, een oud
moedertje van bij de tachtig is, terwijl
haar strijdhaftige echtgenoot, George
Shaw, een 75-"jarjge grijsaard is, die
als oud-scheepskapitein zijn welverdiend
pensioen verteert en die hoestend e*
steunend op een stokje de rechtszaal
binnenst romp elde. Sedert jaar en dag
is zulk een zeldzaam paar niet toot
de rechtbank voor echtscheidingen ver
schenen, en het laat zich begrijpen,
dat de president met moeite zijn la
chen bij dit komische geval kon hou
den. De vriendelijke vermaning, die hij
aan de ouden richtte en waarin hij hun
aanspoorde, om de paar jaren die ze
nog te leven hadden, elkaar met ge
duld te verdragen en in de echtelijke
gemeenschap, die reeds langer dan 50
jaren had geduurd, te Wijven leven,
wees de oude dame af met de woorden:
„Mijn man was veertig jaar op zee,
zoodat Avij geen gelegenheid hadden, el
kaar nader te leeren kennen. Sedert hg
thuis is en er heelemaal niet meer uit
gaat, is mijn leven tot een hel gewor
den." Uit de bittere klachten, die nn
volgden, bleek dat de kapitein de slech
te gewoonte had, op de kookproducten
van zijn vrouw een vernietige kritiek
uit te oefenen en op de protesten der
oude dame met oorvegen en schoppen,
te antwoorden. Somtijds werd zij door
den ontevreden echtgenoot bij de haren
door dekamer gesleurd, en eenmaal
z.elfs beet de Avoedende ijsbeer met de
paar tanden die hem nog waren over
gebleven, haar zelfs een vinger stuk.
De president betreurde de ruwheid
van den echtgenoot, doch gaf mevrouw
Margaret den raad, nog een paar jaar
tjes geduld te hebben en liet onder alge
meene vroolijkheid de huwelijks-inva-
lieden gaan, die door den loop der om
standigheden eerst zoo laat in de gele
genheid waren geweest, elkaar te leeren
kennen.
Her gezag overboord. Een com
missie van 25 bestuursleden van dea
Franschen reedershond, die de Fraa-
101)
Nog een week, meende de arts.
„Goed," sprak Madeleine, die naar
Parijs verlangde, zoodra zij van de
kans gehoord had om daar Reine
terug te A'inden, „maar dan ook niet
langer meer."
Den volgenden morgen hoorde Ri
chard eenige kennissen, die hij te
Mont-Doré gemaakt had. met geest
drift spreken over een uitstapje naar
het kasteel Murols. en hij besloot da
delijk er met de zijnen ook heen te
gaan.
„Goed, ik wil wel mee," antwoord
de de gravin met de onverschillig
heid, die zij aan den dag legde voor
alles, wat niet m,et het terugvinden
van haar Leonie in verband stond.
Na het bezoek aan de baden kwam
de landauer voor, die de familie naar
Murols zou brengen.
Het was een prachtige morgen.
Dagen lang al had het geregend,
en de zon had nog niet den tijd ge
had om de regendruppels te doen
opdrogen, die aan de bladeren der
boomen en in de kelken der bloemen
hingen.
De bergkruiden geurden tienmaal
heerlijker dan gewoonlijk. Het
schuim der watervallen was witter
én frisscher dan ooit, en de goudgele
brem schitterde in de heerlijke zon
nestralen.
Tegen den middag kwam men te
Murols aan.
Terwijl de paarden gestald werden
in een der uitspanningen van het
vlek, bestegen Richard en Madeleine
het rotsige pad dat naar de kasteel
ruïne geleidde. Jeannette kwam met
de kleine Alice achteraan
„Maakt u over het kind maar niet
ongerust," had .de goede dienstbode
gezegd „Als ze niet moe wordt,
klimmen we eenvoudig tot boven toe,
en anders rusten we halverwege
-tot, gij terugkomt."
Madeleine liet de twee dan ook
rustig achteraan komen en sloeg met
haar echtgenoot een pad in, dat aan
vankelijk \rrij goed was, maar spoe
dig erg' steenachtig en bijna onbe
gaanbaar steil werd. Haar teedere
voeten kwetste ze aan de rotspun
ten en bovendien zond de voortdu
rend iheeter wordende,zon onmeedoo-
gend haai' stralen op de wandelaars
neer.
Richard steunde cn geleidde haar
mot de grootste bezorgdheid, bijna
blijde dat de vermoeienis bare ge
dachten van da.t ééne vreeselijke pu ut
wat afleidde.
Spoedig kwamen ze aan een deur,
voor drievierden vermolmd, en ston
den op het terras van hét kasteel Mu
rols.
Het vei'gezicht dat ze daar vóór
zich hadden beloonde hen ruim
schoots voor hun vermoeienissen,
i In de verte vertoonden zich de ber-
gen van Auvergne, Eorez en de Oe-
j vennes voor hun verbaasde blikken.
Een groote uitgestrektheid vlak land
lag vóór hengroenende Aveiden, die
Ihet sombere zwart der Avouden op
verrassende wijze braken.
Het geheele landschap werd be-
heerscht door den Tartaret, een udt-
gedoofden vulkaan, terwijl tegen
over dezen de Diana-pick zich Amr-
hief met haar grillige vormen. Als
beAvaakster der ruïnen fungeerde een
vrouw, die op Madeleine toetrad om
haar geleide aan te bieden.
Zij nam het aan, en de bewaakster
voerde hen rond door hetgeen van het
kasteel was overgebleven Eindelijk
kwamen ze aan. een bank. die voor
een open venster stond en waaruit
men het prachtigste vergezicht had
dat men zich denken kan.
..Ge kunt. nu wel gaan," sprak
Madeleine tot de vrouw, „ik wil lie
ver met mijn echtgenoot alleen vaflt.
het. panorama hier genieten."
Richard stopte haar een goudstuk
in de hand., en de vrouw; wei nig ge
woon aan dergelijke blijken van edel
moedigheid. verwijderde zich onder
duizend betuigingen van dankbaar
heid.
Maar even keerde ze nog op hare
schreden terug en zeide tot Richard:
..Als mevrouw misschien den to
ren nog zou Avillen beklimmen daar
is het, vergezicht nog mooier dan
hier, en er staan daarboven heel ge
makkelijke banken."
Waar is de toegang tot dien to
ren
„Daar aan uw linkerhand, vlak
om den hoek."
„Én behoeven ytie geen instortin
gen te vreezen
„Neen, alles is zorgvuldig her
steld. Er bestaat niet het minste
gevaar."
„Goed. dan zullen av:c straks al
leen wel naar boven gaan."
Aan zich zeiven overgelaten, be
zochten de echtgenooten nu heel die
prachtige ruïne en bewonderden de
mooie zalen, waarvan sommige door
het ineenstorten der trappen, die er
been leidden, niet meer te bereiken
waren.
Boven op hei platform van den
toren zonk Madeleine op een bank
neer. Droevig staarde ze voor zich
uit over: de onmetelijke vlakte daar
a,an haar voeten.
De graaf wilde niet vragen waar
aan zijl dacht. Opzettelijk veinsde
hij zelfs heel andere gewaarwordin
gen dan die haar geest beheerschten,
bij haar te veronderstellen.
„Ja Madeleine," sprak bijl zacht,
„stel je eens voor dat je hier eeuwen
en eeuAven geleden al had kunnen
zitten. met die zelfde wanhopige
uitdrukking, die je gelaat nu draagt,
naar beneden starende om te zien
of ik daar niet als overwinnaar mij
ner vijanden, met mijn banieren en
zegeteekenen naderde
Maar zoudt ge geen blijdschap ge
voeld hebben als' ik wezenl ijk terug
keerde
Ontroerd keek ze hem aan. „Hoe
zou ik dat niet" vroeg ze, een beet
je beschaamd dat ze, met hem al
leen, nog ,zoo droevig gestemd was.
„En wanneer ik nu, hier voor je
neergeknield, je zou zeggen: mijn
lieve awouav, xk lieb zoolang ik je
ken, baast aan niets anders gedacht,
voor niets anders bijna Avillen wer
ken dan voor jou. Zoudt ge dan die
groote en trouwe liefde niet willen
béloonen?"
Madeleine sloeg haar armen om
Richard's hals en antwoordde: „Je
weet. wel dat ook ik je heb lief
gehad van den eersten dag af dat ik
je gezien heb. M'aar God heeft in
het moederhart nog een andere liefde
geplant, die men daaruit niet. Aveg
kan rukken zonder dat hart doode-
lijk te wonden.
O .beste man, wees niet jaloersch
op mijn liefde voor mijn verdwenen
kind
Geloof mij:, ik heb je meer lief
dan .zelfs Leonie en AliceEn
toch, het is mij alsof ik sterven zal
wanneer ik mijn oudste niet terug
vind Wordt niet boos en troost mij
liever, gij. de eenige die mij troos
ten kunt."
Die laatste Avoorden had ze onder
krampachtig snikken uitgesproken.
Richard was opgestaan en had zijn
vrouAv naar zich toegetrokken,
en Madeleine liet- uitgeput het hoofd
op den schouder van haar echtgenoot
rusten. Langen tijd hielden ze, zon
der door een woord het plechtige
stilzwijgen te verstoren, elkander
omklemd
„Ik zal je je kind teruggeven,"
sprak de graai' duidelijk.
„Dat heb ik je eenmaal beloofd,
maar tot nu toe zijn de omstandig
heden sterker geweest, dan ikzelf.
Maar geloof mij, ik zal slagen. Eea.
inwendige stem zegt het mij
Daar werd plotseling hun intiem
gesprek onderbroken door een vree-
selijken kreet een kreet als van een
wild dier in zijn doodsstrijd. Made
leine sprong o_p: ze beefde van het
hoofd tot de voeten, maakte zich uit
de armen van haar echtgenoot los
en vroeg angstig
„Is dat Jeannette niet?"
„[Waarom zou het Jeannette zijn,"
vroeg de graaf. „Ik heb haar stem.
volstrekt niet herkend
„Ja zeker, zij was het Ik heb het
duidelijk gehoord. Ach, God straft
mijl zeker omdat ik zoo aan mijn
zAvakheid (heb toegegeven
En zij snelde de trap af, terwijl
ze uitriep: „Alice, o mijn God, zon
haarr nu misschien iets overkomen
zijn
(Wordt vervolgd.)