Moederen Martelares
Oneerlijke concurrentie.
THEORIE.
gemengde Buitenlandsche berichten
t-usschen [bet strafbaar stellen van
eenige daad. van. afkeurenswaardige
concurrentie, en liet regelen eener
bepaalde wijze van handeldrijven.
Zoo is zeker gewenscht een rege
ling betreffende „vliegende winkels"
- „vervroegde winkelsluiting",
„uitverkoopwezen", enz. Men
voelt, dat het hier niet enkel is
hoewel zeker ten deele, het straffen
wegens een daad Van oneerlijke con
currentie, doch veel meer het re
gelen en door dit regelen het af
snijden van uitwassen van een
wijze van zaken-doen, welke op zich
zelf niet .verkeerd is.
Een voorbeeld:
Het houden van een uitverkoop is
op-zich-zelf niet verkeerd.
Het houden van een uitverkoop
onder valsche voorgevens, is per se
oneerlijke concurrrentie, dus straf
waardig.
Maai' ta»nd e vragen rijzenhoe
lang mag" e_,n uitverkoop duren?
is het aanvullen van den voorraad
verkeerd? hoe dikwijls in 't jaar
mag- men uitverkoop houden enz.
Hier is een speciale wettelijke re
geling noo g, wil men de uitwassen
van het .verkoopwezen verder af
snijden dan geschiedt enkel door 't
tegengaan van de heslist oneerlijke
concurrentie.
Een ander voorbeeld:
Het openen van een „vliegende
winkel" is op-zich-zelf niet oneere-
lijk. Toch voelt ieder gezeten win
kelier, dat hem hier vooral tenge
volge onzer belasting-wetgeving een
concurrentie wordt aangedaan, wel
ke af te keuren valt. Een strafrech
telijke bestrijding der oneerlijke con
currentie laat dus den houder van
een vliegenden winkel ongemoeid,
zoolang bij zich niet schuldig maakt
aan misleiding van het publiek.
Hier is dus een andere maatregel
noodig, liggende buiten het gebied
der oneerlijke concumentie-bestrij-
ding
Hoewel 't dus als aanvulling
van de bestrijding der oneerlijke
concurrentie, alleszins nuttig is,
onderwijl ook materiaal te verzame
len omtrent de overige afkeuxens
waardige concurrentie, moet toch ten
slotte de vraag worden gesteld: is
het taktisch juist thans reeds liet
strijdperk zóóver nit te breiden
Er valt vóór en tégen aan te voe
ren.
Tégen vooral dit: dat de hoofd-
strijjd tegen de oneerlijke con
currentie gevaar loopt, door uit
breiding der strijdlinie, er niet ster
ker op te worden.
Er valt veel te zeggen voor deze
redeneering: laten wij eerst het
hoofd-fort veroveren, om dan verder
te zien, of hier en daar de vijiand
nog in een of ander verder gelegen
huisje zich verdekt opgesteld heeft,
en den eerlijken handel blijft bedrei
gen.
Doch, het worde aanstonds toege
geven, dit is een vraagstuk van zui
vere taktiek, waaromtrent verschil
van meening zeer verklaarbaar is.
Mr. P. J. M. AALBERSE
In no. 33 van de uitgaven der
Tariefvereeniging lezen ,wij!:
Er wordt wel eens beweerd, dat
de A'rijhandel in theorie juist moge
zijn, maar dat men meer waarde
moet hechten aan wat de praktijk
leert.
Geringschatting van theorie is al
tijd onjuist. Hoe ingewikkelder een
vraagstuk is, des te meer zal de
theorie noodig zijn om het op te
lossen.
Maar.die theorie moet juist
zijn.
Toen in liet midden der vorige
eeuw de vrijihandelaren him leer door
Europa predikten, voorspelden zij,
dat alle naties binnen enkele jaren
den Vrijhandel als van het stelsel
onder welks algemeene toepassing
elk land zou voortbrengen de arti
kelen, die (het het goedkoopst kan
produceer en.
Thans na ruim vijftig: jaren, heb
ben bijna alle landen hooge bescher
mende tarieven en is het vooruitzicht
op algemeen toegepasten Vrijihan-del
blijkens de uitingen op het laatste
Vrijhandelscongres, te Londen in
1908 gehouden, gelijk nihil.
Uit een praktisch oogpunt bezien,
ijvert de z.g. vrijhandelaar dus voor
de toepassing van Eenzijdigen .Vrijen
Invoer; immers Vrijhandel is uitge
sloten.
De vraag JLs nu: Is het zoo ver
keerd te zeggen, dat men Vrijhan
del wil, indien vast staat da.t slechts
Eenzijdige Vrije Invoer verkrijgbaar
is?
Tegen die naamsverwarring
men moge haar uit een wetenschap
pelijk oogpunt laken zou overi
gens geen |bezwaar bestaan, indien
Vrijhandel en Eenzijdige Vrije In
voer dezelfde uitwerking hadden op
de nationale voortbrenging
Het zijn echter antipoden.
Ontwikkelen zich onder algemeen
toegepasten Vrijhandel in de ver
schillende landen de takken van nij
verheid, die er het meest behooren,
onder den Eenzijdigen Vrijen In
voer ontwikkelen zich in een land de
industrieën, die andere naties er
wenschen toe te laten.
[Wordt in een land een product
voortgebracht, dat naar het buiten
land kan worden uitgevoerd, dan
legt dat buitenland in den regel
daarop een invoerrecht met het doel
om het zelf voort te brengen. Ver
moedelijk is er in 'Nederland bijna
geen fabrikant, die niet door rech
tenheffingen van het buitenland in
zijn afzet worden beperkt.
Nog sterker werken uitvoerpre-
mies, zooals die dikwijls hetzij be
dekt, hetzij openlijk, worden gege
ven. Ook door dit middel bepaalt
het buitenland en niet de natuur
lijke aanleg wat in een land zal
worden voortgebracht en wat niet.
Hoort men nu .poit een z.g. vrij-
handelaar zeggen„De vrijhandel is
een goed stelsel, want onder zijne
werking ontwikkelen zich in ons
land de industrieën die België en
Duitschland en andere natiën bij ons
wenschen te dulden?" Ons is daar
van nooit iets gebleken, zij volhar
den nog steeds bij hun valsche voor
stelling, dat al ons land hun stelsel
maar volgde, in ons land de indus
trieën 'zouden .ontstaan, die er na
tuurlijk thuis behooren.
Die valsche voorstelling is niet
alleen noodlottig voor de industrie
en de industrieelen, maar vooral voor
do werklieden.
Dat zich in ons land d" Hkkeu
van nijverheid ontwikkel. „in er
van nature het meest thuis behoo
ren is daarom van zoo groot econo
misch belang', omdat met recht wordt
aangenomen, dat in deze takken van
nijverheid de meeste verdiensten en
de hoogste loonen kunnen verkregen
worden. De als kerngezond geschil
derde toestand onder algemeen
toegepasten Vrijhandel is, dat onder
nemers en arbeiders steeds zouden
zoeken en (vinden beter beloonden
arbeid, zoodat wel eens industrieën
worden verdrongen, doch alleen dan,
wanneer ondernemers of arbeiders
beter betaald emplooi voor hun
voortbrengingskracht vinden.
Is die kerngezonde toestand ook
aanwezig bij Eenzijdgien Vrijen In
voer
Allerminst. Juist het omgekeerde
is hot geval.
Gesteld in een land ontwikkelt
zich op natuurlijken grondslag eene
bloeiende industrie, die ook expor
teert. Nu wordt door een buitén-
landsch invoerrecht die export on
mogelijk of wel een uitvoerrecht
vernietigt die. industrie geheel of ge
deeltelijk door haar pok in het land
zelf het afzetgebied te ontnemen.
Gaan die ondernemers en arbeiders
dan over in een vak. waarin hun
kapitaal en hun arbeid hooger beloo
ning ontvangen
Het antwoord is niet moeilijk te
geven.
D;e ondernemer' ziet de waarde van
zijn fabrieksgebouwen en werktui
gen tot op de helft; ja misschien tot
op een tiende verminderd. Hij houdt
dus de helft pf een tiende over, van
welk verminderd kapitaal liij hoogst
vermoedelijk minder procenten trekt
dan vroeger; ook als hij fabrikant
blijft, want dan zal hij een bedrijf
moeten beginnen waarvan hij: pain-
der verstand heeft.
En de werklieden Krijgen zij be
ter beloonden arbeid?
Zij beginnen met werk te zoeken
bij1 andere fabrieken, waar hetzelfde
bedrijf wordt uitgeoefend, en als zij
het daar natuurlijk niet vinden, om
dat die eveneens lijden onder de de
pressie en dus geen meerdere arbei
ders kunnen plaatsen, slenteren zij
veelal eenige weken op straat. Ten
slotte achten zij zich gelukkig een
slechter betaalde plaats te krijgen
in een vak, dat zij niet kennen, om
dat zij het nooit uitoefenden; ofwel
zij worden los werkman met de ver
schrikkingen der werkloosheid.*
Men ziet hieruit hoe misleidend
hot is Vrijhandel en Eenzijdigen
Vrijen Invoer te verwarren.
iWij stellen Theorie op hoogen
prijs en gelooven, dat juiste theo
rie de oplossing van het tariefvraag-
stuk zal mogelijk maken.
Maar wij verfoeien een theorie,
die foutieve theorie is, en dip
twee lijnrecht tegenover elkaar
staande begrippen, den Vrijhandel
en den Eenzijdigen Vrijen Invoer
met één naam noemt: den alge
meen toegepasten Vrijhandel, die
misschien nuttig zou zijn voor alle
volkeren te zamen en den Eenzijdi
gen Vrijen Invoer, die een vloek is
voor werklieden en ondernemers.
De bier geschetste toestand is
niet te sterk gekleurd. Men vergete
niet, dat de vrijhandelaars hun stel
sel nooit in Nederland hebben dur
ven toepassen. [Wij' hebben een zwak
besclièrmend tariefvan de meeste
fabrikaten wordt 5 pQt. invoer
recht geheven. Indien de vrijhande
laars inderdaad liün stelsel toepasten
en die 5 pCt. afschaften, zou de
toestand allerellendigst zijn.
Immers het is bekend, dat zij
steeds de resultaten, in de bescherm
de bedrijven verkregen, opsommen
om de voortreffelijkheid te betoogen
vanvrijhandel
Als zij. voldoende vrij handelsbe
drijven van eenige beteekenis had
den, zouden zij niet nalaten ze te
noemen en de beschermde weg te
laten. Men tooit zich niet noodeloos
met de vederen va,n den tegenstan
der.
BUITENLAND.
DE NALATENSCHAP VAN
LEOPOLD II.
Het .schijnt hoe langer hoe meer
zeker, dat de prinsessen zich tevreden
zullen moeten stellen met hetgeen zij
toldusver uit de nalatenschap van Ko
ning Leopold ontvingen.
Bezat Leopold II dan niet méér geld?
O' ja. Hij heeft indertijd zoo good
als alle koper, tip. en goudmijnen van
de Katangastrcek, die een veel grootere
uitgestrektheid heeft dan Frankrijk en
waarvan de hoogvlakte met haar kost
baren inhoud, het grondgebied van de
Vlaamsche provincie's ver te boven
gaat, aan Engeische maatschappijen af
gestaan, waarvoor bij zoovele millioe-
nen en zoovele aandeel en ontving dat
hij met de schatten die de caoutchouc
reeds vroeger voor hem hadden afge
worpen, zich ruimschoots in de gelegen,
heid zag, zijn bezittingen van het Zui
den dermate uit te breiden dat hij voor
den groots ten grondeigenaar in Frank
rijk doorging, voorts geheele wijken te
Brussel aan te koop-en, ettelijke iriilli-
oenen aan openbare werken te Laeken
en te Otstende te besteden, drie ver
schillende maatschappijen te stichten en
zijn omgeving en gunstelingen rijkelijk
te bodenken.
Al deze bezittingen zitlen echter in
maatschappij en.
De Prinsessen zuilen dus niels hier
van ontvangen, hetgeen voor Prinses
Clementine van minden- belang is, daar
de Koning bij de overname der kolo
nie een jaar.lijksche rente van vijf-en-
zeventig duizend franken voor haar be
dong, totdat zij soms nog in het huwe
lijk zou treden. Prinses Stefanie heeft
met de zes millioen die zij ontving, al
evenmin reden tot klagen, daar de Kei
zer van Oostenrijk haar een vorstelijke
bijdrage heeft toegekend. Beiden dan
ook hebben er voor goed van afgezien
den Belgischen staat een proces te wil
len aandoen, te minder nog omdat de
inzien, hoe weinig dit met haar waar-
Gravin van Vlaanderen haar heeft doen
diigheid als nichten van Koning Albert
en ais Prinsessen van den bloede, zou
overeenkomen.
Prinses Louise verklaart echter van
mets afstand te willen doen, bijgevolg
of de noodige millioenen uit de handen
van den Staat te ontvangen of haar
toevlucht tol hel tribunaal te zullen no
men. Ofschoon zij reeds tot driemaal
door de rechtbank in het ongelijk werd
gesteld, zoo heeft haar dit niet in 't
minst er van afgeschrikt, voor den vier
den keer mot haar eisehen voor den
dag te komen. Bij haar misplaatsten
ijver, de testamentaire beschikkingen
van Koning Leopold geweld te willen
aandoen, liet zij in de dagbladen rond
strooien dat de baronesse Vaughan te
Laeken negentig perceelen bezat, en dat
Z .M. haar. volgens zijn eigen zeggen,
honderd vijf tig millioen frank schonk,
dus dat het in geenen deele zou aan
gaan, zijne kinderen met zes millioen
naar huis te sturen. Het behoeft geen
beloog dat de baronesse Vaughan geen
enkel perceel te Laeken bezit en dat
niemand weet, welke som Z, M. op den
naam zijner beide zoontjes heeft ge
stort. Inmiddels is Prinses Louise er
denkelijk aan toe, daar de enkele hon
derd duizend franken die haar werden
uitbetaald, binnen weinige maanden
verteerd zullen zijn, als men bedenkt,
dat haar spilzucht zoover gaat dal zij
twee jaren geleden te Nice twee dui
zend zeshonderd paar kousen te gelijk
bestelde. Koning Leopold zei dan ook
met allen grond: „Als zij zoo voort
gaat, zal zij in diepe armoede den
laat.sten adem uitblazen."
Een liefdemeter. Een Amerikaan,
natuurlijk een Amerikaan, heeft een
nieuwe machine uitgevonden, waarmee
de kracht kan worden gemeten van de
gevoelens tussch en minnemden, vrien
den, lamllïdeden. De uitvinder, een
werktuigkundige te San Francisco,
iracht Thans geul Bijeen te brengen om
een fabriek van zulke liefdemeters,
phtymograph noemt ihij izijn apparaat,
op te richten. Hij heeft tot dusver te
vergeefs getracht toestemming te ver
krijgen om proeven te doen nemen door
de studenten, mannelijke en vrouwelij-
xe, aan de universiteit van Califormë.
Het bestuur van de universiteit acht
te zulke proeJen overbodig, men had
geen machine noodig, de studenten ont
dekten ook zonder dat wel, of er „we-
derkeerige gevoelens" bestonden en "de
bewijzen, die zij van het bestaan de
zer gevoelens gaven, waren duidelijk en
overtuigend genoeg.
Hoe Carnegie zijn eerste geld ver
diende. Carnegie is te Chicago geweest
en natuurlijk staan de Amerikaansdie
couranten daar vol van. De dagblad
mannen kwamen in drommen opzdten
om den staal-magnaat te interviewen.
En deze was wel zoo vriendelijk te
vertellen, hoe hij zijn eerste geld had
oververdiend, en aldus den eersten stap
had gezet op den weg, die zou voeren
naar het onmetelijke fortuin, dat Car
negie heeft weten te verwerven.
Wij geven hier het verhaal in Car
negie's eigen woorden:
„Lange jaren gel oden was ik in dienst
bij de Pennsylvania Railroad, toen eens
zekere Woodruff bij ons kwam met
kleine modellen van slaapwagens, in
doek gewikkeld.
„Wed," zei ik, toen ik ze zag, ,die
zullen wij te gelegener tijd ook wel
moeten hebben, bij de spoorwegen."
Het resultaat was, dat de Pennsyl-
.ania Railroad er een paar bestelde;
en toen ik Woodruff later weer ont
moette, zeide hij tot mij: „Je lijkt me
een schrander jougmensch, Carnegie, wil
je een aandeel in de zaak hebben.?"
„Best," antwoordde ik, „ik wil wel."
„Ik zal je voor één achtste in de winst
laten deelen." En hij noemde de som,
die ik zou moeten fourneer en.
Een paar honderd dollar. Ik had het
geld niet; maar ik ging naar mijn chef
en vroeg hem, mij een paar honderd
dollar voor te schieten.
„Goed, Andl, je bent een flinke jon
gen," zeide hij, „ik denk wel, dat je
het kunt krijgen."
„Ik zal u 5 dollar per maand terug
betalen," antwoordde ik. Want ik wist,
dat ik dat zou kunnen, mijn salaris
was juist verhoogd tot 40 dollar in de
maand. Ik kreeg het geld, en dat was
voor mij het begin. Met de slaapwa
gens verdiende ik 25.000 gulden, en ik
kwam er door aan de Pullman Cl."
De hoogste berg van. Amerika.
Tot 1908 werd onverdeeld de Acofi-
cagua op de grens van Chili, een uit
gedoofde vulkaan, welks hoogste top in
Argentinië ligt, voor Amerika's hoogste
berg gehouden. In Juli 1908 echter be
steeg de Amerikaansche bergbeklimster
Annie Peck den noordelijken top van
den Huascan in Peru. Miss Peck was
wegens hevigen storm niet in staat door
een kookpun/t-beplanting de bereikte
hoogte globaal vast te stollen, zij
meende echter te mogen aannemen, dat
zij tot 24000 voet gekomen was. Dat is
meer dan 7300 M. en daar de Aconca
gua maar 7040 M. hoog is, zou hij idus
de mindere zijn. Dit bracht eenige on
zekerheid, weltke mevr. Ballock Work-
maiij bekend, om haar Himalaya- en Al-
pentochten, een einde heeft willen ma
ken. Zij droeg daarom aan Eransche
ingenieurs op,' de hoogte van de beide
toppen van den Huasean nauwkeurig te
melen en nlu is gebleken, dat de noorde
lijke, niet de hoogste der beide toppen,
21812 voet of 6650 M. meet, de zui
delijke 6770 M. De Aconcagua behoudt
dus onbetwist zijn reputatie.
Kribbende oudjes. Te Londen deed
zich dezer dagen een zeer ongewoon
echtscheidingsproces voor. Een zekere
mevrouw Shaw eischte scheiding van
haar man wegens mishandeling, die ze
zonder eenigen grond van haar bruta
len gemaal te dulden had. Het eigenaar
digste van het geval is, dat de vrouw,
die zoo gaarne wil scheiden, een oud
moedertje van bij de tachtig is, terwijl
haar strijdhaftige echtgenoot, George
Shaw, een 75-jarige grijsaard is, die
als oud-scheepskapitein zijn welverdiend
pensioen verteert en die hoestend en
steunend op een, stokje de rechtszaal
hinneastrompelde. Sedert jaar en dag
is zulk een zeldzaam paar rfiet voor
de rechtbank voor echtscheidingen ver
schenen, en het iaat zich begrijpen,
dat de president met moeite zijn la
chen bij dit komische geval kon hou
den. Dc vriendelijke vermaning, die hij
aan de ouden richtte en waarin hij hun
aanspoorde, on> de paar jaren die ze
nog te leven hadden, elkaar met ge
duid te verdragen en in de echtelijke
gemeenschap, die reeds langer dan 50
jaren had geduurd, te blijven leven,
wees de oude dame af met de woorden -
„Mijn man was veertig jaar op zee,
zoodat wij geen gelegenheid hadden, el
kaar nader te leeren kennen. Sedert hij
thuis is en er heelemaal niet meer uit
gaat, is mijn leven tot een hel gewor
den." Uit de bittere klachten, die nu
volgden, bleek dat de kapitein de slech
te gewoonte had, op de kookproducten
van zijn vrouw een vemietige kritiek
uit te oefenen en op de protesten der
oude dame met oorvegen en schoppen
te antwoorden. Somtijds werd zij door
den ontevreden echtgenoot bij de haren
door de kamer gesleurd, en eenmaal
2;elfs beet de woedende ijsbeer mét de
paar tanden die hem nóg waren over
gebleven, haar zelfs een vinger stuk.
De president betreurde de ruwheid
van den echtgenoot, doch gaf mevrouw
Margaret den raad, nog een paar jaar
tjes geduld te hebben en liet onder alge
meene vrooljjkheid de huwelijks-inva-
lieden gaan, die door den loop der om
standigheden eerst zoo laat in de gele
genheid waren geweest, elkaar te leeren
kennen.
Hei gezag overboord. Een com
missie van 25 bestuursleden van den.
Franschen reedersbond, die de Fran-
A>oals onze lezers kunnen weten,
j* op het MMdenstancLscongres van
Middens lande bo nd dit jaar het
Merweap „Oneerlijke concurrentie"
'ter worden behandeld.
Tevens verschillende anderen heeft
*ok mi-. Aalberse een rapport"
°0i' het congres over deze zaak uit-
^Wacht.
Mr. Aalberse verwijst in dat Rap-
ï*°rt naar zijn vroegere rapporten en
de besluiten, door vorige Mid-
"ritstuiidscongressen reeds genomen.
Met name en vooral herinnert zij
Mn de gewichtige motie, in 1904 op
4e congres te Utrecht aangeno-
waarbij: één algemeene be-
filing wordt gewenscht, géén stel
'Specialiseerde bepalingen.
Be heer Aalberse schrijft dan:
Een wetsartikel, als in deze motie
"odoeld, kwam reeds voor in de Ont
werpen tot wijziging van het Wet
boek van Strafrecht van Minister
Vbrt van der Linden en Minister
Toeff:
Bit artikel luidde:
„Hij', die om zijn handelsdebiet
te vestigen, te behouden ol' uit te
breiden, opzettelijk bedriegelijke
handelingen pleegt tot misleiding
"van het publiek of van zijne klan
ten, wordt als schuldig' aan oneer
lijke concurrentie, gestraft met ge
vangenisstraf van ten hoogste een
jaar, of geldboete van ten hoogste
negen honderd gulden."
Gelijk ik reeds meermalen -nog
clangs in de Tweede Kamer be
toogde, zou dit artikel m.i. als volgt
boeten worden geredigeerd
„Hij die, om zijn handelsdebiet
te vestigen, te behouden of uit te
breiden, handelingen pleegt tot
misleiding van het publiek of van
zijn concurrenten, wordt als schul
dig aan oneerlijke concurrentie ge
straft met enz."
Alleen geloof ik, da,t het ter
ondervanging van het bezwaar, door
ben tegenwoordigen Minister van
justitie, Mr. Nelissen, in de Tweede
Earner tegien deze redactie gemaakt
Sbed zou zijn, om na de woorden
••.Uit he breiden", in te voegen de
^oorden „ten spijt van anderen,"
"Wtelke in de hoven (blz,. 1) gegeven
definitie ook' voorkomen.
Het bezwaar* van Minister Nelis
sen wasals er van een bepaald vak
in. een gemeente maar één winkelier
isl, dan kon hij 't publiek misleiden,
Zonder dit te doen om te concurree-
teeren, eenvoudig, omdat hij geen
concurrent heeft; hoe kunt gij hem
ban toch willen veroordeelen wegens
oneerlijke concurrentie?
De opmerking is juist, maar ze
Wordt aanstonds ondervangen door
de invoeging der woorden „ten spijt
>an ainderen," ,of wil men 't wat
duidelijker maar langer: „indien
daaruit eenig nadeel voor zijn con
currenten kam ontstaan." (Vgl. bijv.
art. 225 jWj. v. Str.)
Het artikel zou dan luiden
„Hjj die, om zijn handelsdebiet
te vestigen, te behouden of uit (te
breiden, handelingen pleegt tot
misleiding van het publiek of van
zijn concurrenten, wordt, indien
daaruit eenig nadeel voor zjjh con
currenten kan ontstaan, a,ls schul
dig aan oneerlijke concurrentie ge
straft met enz."
De vraag1 js nu, kam en moet er
niet evenzeer door de wetgeving wor
den opgetreden tegen gevallen van
afkeurenswaardige concurrentie, die
g e e n eigenlijk gezegde oneerlijke
concurrentie zijn
Het antwoord op deze vraag' is al
lereerst: wielke feiten zijn hier van
zoodanig emstigen aard, dat een
strafbepaling er tegen noodig moet
worden geacht?
Dit antwoord moet door de man
nen van de praktijk worden gege
ven. Daarna eerst komen de juristen
aan het woord
Toch .zal men tot recht verstaan
dier zaak hier moeten onderscheiden
FEUILLETON
101
Nog een weekmeende de arts.
„Goed" sprak Madeleine, die naar
Par ijs verlangde, zoodra, zij van de
kans gehoord had om daar .Reine
terug te vinden, „maar dan ook niet
langer meer."
Den volgenden morgen hoorde Ri
chard eenige kennissen, die hij te
Mont-Doré gemaakt had, met geest
drift sproken over een uitstapje naar
het kasteel Murols, en hij besloot da
delijk er mot de zijnen ook heen te
gaan.
„Goed ik wil wel mee," antwoord
de de gravin met de onverschillig
heid, die zij aan den dag legde voor
alles, wat niet met het terugvinden
van haar Leonie in verband stond.
Na het bezoek aan de baden kwam
de landauer voor, die de familie naar
Murols zou brengen.
Hel: was een prachtige morgen.
Dagen lang al had het geregend.
On de zon had nog niet den tijd ge
had om de regendruppels te doen
opdrogen, die aan de bladeren der
boomen en in de kelken der bloemen
hingen.
De bergkruiden geurden tienmaal
li eer! ijker' dan gewoonlijk. Het
schuim der wa,tertallen was witter
cn frisseher dan ooit, en de goudgele
brem schitterde in de heerlijke zon
nestralen.
Tegen den middag kwam men te
Murols aan.
Terwijl de paarden gestald weiden
in een der uitspanningen van het
vlek, bestegen Richard en Madeleine
het rotsige pad dat naar de kasteel
ruïne geleidde. Jeannette kwam met
de kleine Alice achteraan
„Maakt u over het kind maar niet
ongerust," had de goede dienstbode
gezegd „Als ze niet moe wordt,
klimmen we eenvoudig tot boven toe,
en anders rusten we halverwege
tot gij: terugkomt."
Madeleine liet de twee dan ook
rustig achteraan komen cn sloeg met
haar echtgenoot een pad in, dat aan
vankelijk vrij goed was, maar spoe
dig erg steenachtig en bijna onbe
gaanbaar steil werd. Haar tecdere
voeten kwetste ze aan de rotspun
ten en bovendien zond de voortdu
rend heeter wordende zon onmeedoo-
g>end haar stralen op de wandelaars
neer.
Richard steunde en geleidde haar
met de grootste bezorgdheid, bijna
blijde dat de vermoeienis hare ge
dachten van dat ééne vreeselijke pu nt
wat afleidde.
Spoedig kwamen ze aan een deur,
voor drievierden vermolmd, en ston
den op bet terra-s van het kasteel Mu
rols.
j Het vergezicht dat ze daar vóór
zich hadden beloonde hen ruim
schoots voor |hun vermoeienissen.
In de verte vertoonden zieh de ber
gen van Auvergne, Eorez en de Cé-
vennes voor hun verbaasde blikken.
Een groote uitgestrektheid vlak land
lag vóór hen: groenende weiden, die
het sombere zwart der wouden op
verrassende wijze braken.
Het geheele landschap werd be-
heerscht door den Tart are t. een uit-
gedoofden vulkaan, terwijl tegen
over dezen de Diana-piek zich ver
hief met haar grillige vormen. Als
bewaakster der ruïnen fungeerde een
vrouw, die op Madeleine toetrad om
haar geleide aan te bieden.
Zij nam het aan, en de bewaakster
voerde hen rond door hetgeen van het
kasteel was overgebleven Eindelijk
kwamen ze aan een bank. die voor
een open venster stond en waaruit
men het prachtigste vergezicht had
dat men zich denken kan.
„Ge kunt nu wel gaan," sprak
Madeleine tot de vrouw, „ik wil lie
ver met mijn echtgenoot alleen van
het panorama bier genieten."
Richard stopte haar een goudstuk
in de hand, en de vrouw, weinig ge
woon aan dergelijke blijken van edel
moedigheid, verwijderde zieh onder
duizend betuigingen van flankbaar
heid.
Maar even keerde ze nog op hare
schreden terug en zeide tot Richard
„Als mevrouw misschien den to
ren nog zou avillen beklimmendaar
is het vergezicht nog mooier dan
hier, en er staan daarboven heel ge
makkelijke banken."
„Waar is de toegang tot dien to
ren
„Daar aan uw linkerhand, vlak
om den hoek."
„En behoeven we geen instortin
gen te vreezen?"
„Neen, alles is zorgvuldig her
steld. Er (bestaat niet hei minste
gevaar."
„Goed, dan zullen we straks al
leen wel naar boven gaan."
Aan zich zelvten overgelaten, be
zochten de echtgenooten nu heel die
prachtige ruïne en bewonderden de
mooie zalen, waarvan sommige door
het ineenstorten der trappen, die er
heen leidden, niet meer te bereiken
waren.
Boven op het platform van den
toren zonk Madeleine op een bank
neer. Droevig staarde, ze voor zich
uit over de onmetelijke vlakte daar
aan haar voeten.
De graaf wilde niet vragen waar
aan zij dacht. (Opzettelijk veinsde
bij' zelfs heel andere gewaarwordin
gen dan die haar geest beheersdhten,
bij haar te veronderstellen.
„Ja Madeleine," sprak hij1 zacht,
„stel je eens voor dat jo hier ecuwen
en eeiiwen geleden al had kunnen
zitten, met, die zelfde wanhopige
uitdrukking, die je gelaat nu draagt,
na,ar beneden starende om te zien
of ik daar niet als overwinnaar mij
ner vijanden, met mijn banieren en
zegeteekenen naderde
Maar zoudt ge geen blijdschap ge
voeld hebben als ik wezenlijk terug
keerde
Ontroerd keek ze hem aan. „Hoe
zou ik dat niet," vroeg ze, een beet
je beschaamd dat ze, met hem al
leen, nog zoo droevig gestemd was.
„En wanneer ik nu, hier voor je
neergeknield, je zou zeggen: mijn
lieve vrouw, ik heb zoolang ik je
ken, haast aan niets anders gedacht,
voor niets anders bijna willen wer
ken dan voor jou. Zoudt ge dan die
groote en trouwe liefde niet willen
beloonen
Madeleine sloeg haai' armen om
Richard's hals en antwoordde: „Je
weet wel dat ook ik je heb lief
gehad van den eersten dag af dat ik
je gezien heb. Maar God heeft in
h et moederhart nog een andere liefde
geplant, die men daaruit; niet weg
kan rukken zonder dat hart doode-
lijk te wonden.
O .beste man, wees niet jaloerscli
op mijn liefde voor mijn verdwenen
kind
Geloof mijv ik heb je meer lief
dan .zelfs Leonie en AliceEn
toch, het is mij alsof ik sterven zal
wanneer ik mijn oudste niet terug
vind Wordt niet boos en troost mij
liever, gij, de 'eenige die mij troos
ten kunt."
Die laatste woorden had ze onder
krampachtig snikken uitgesproken.
Richard was opgestaan en had zijn
vrouw naar zich .toegetrokken,
en Madeleine liet uitgeput het hoofd
op den schouder van haar echtgenoot
rusten. Langen tijd hielden ze, zon
der door een woord het plechtige
stilzwijgen te verstoren, elkander
omklemd
„Ik zal je je kind teruggeven,"
sprak de graaf duidelijk.
„Dat lieb ik je eenmaal beloofd,
maar tot nu toe zijn de omstandig
heden sterker „geweest dan ikzelf.
Maar geloof mij, ik zal slagen. Een
inwendige stem zegt liet mij
Daar werd plotseling hun intiem
gesprek onderbroken door oen vree-
selüken kreet, een kreet als van een
wild dier in zijn doodsstrijd. Made
leine sprong op: ze beefde van het
hoofd tot de voeten, maakte zich uit
de armen van haar echtgenoot los
en vroeg angstig
„Is dat Jeannette niet?"
Waarom zou het Jeannette zijn,"
vroeg de graaf. „Ik heb haar stem
volstrekt niet herkend"
„Ja zeker, zij was het Ik heb het
duidelijk gehoord. Ach, God straft
mij zeker omdat ik zoo aan mijn
zwakheid iheb toegegeven
En zij snelde de trap af, terwijl
zo uitriep: „Alice, o mijn God, zou
hadrr nu misschien iets overkomen
zijn
(Wordt vervolgd.)
HAARLEMSCHE COURANT TS5„54D-
NIEUWE
K