Moederen Martelares Oneerlijke concurrentie. THEORIE. gemengde Buitenlandsche berichten t-usschen [bet strafbaar stellen van eenige daad. van. afkeurenswaardige concurrentie, en liet regelen eener bepaalde wijze van handeldrijven. Zoo is zeker gewenscht een rege ling betreffende „vliegende winkels" - „vervroegde winkelsluiting", „uitverkoopwezen", enz. Men voelt, dat het hier niet enkel is hoewel zeker ten deele, het straffen wegens een daad Van oneerlijke con currentie, doch veel meer het re gelen en door dit regelen het af snijden van uitwassen van een wijze van zaken-doen, welke op zich zelf niet .verkeerd is. Een voorbeeld: Het houden van een uitverkoop is op-zich-zelf niet verkeerd. Het houden van een uitverkoop onder valsche voorgevens, is per se oneerlijke concurrrentie, dus straf waardig. Maai' ta»nd e vragen rijzenhoe lang mag" e_,n uitverkoop duren? is het aanvullen van den voorraad verkeerd? hoe dikwijls in 't jaar mag- men uitverkoop houden enz. Hier is een speciale wettelijke re geling noo g, wil men de uitwassen van het .verkoopwezen verder af snijden dan geschiedt enkel door 't tegengaan van de heslist oneerlijke concurrentie. Een ander voorbeeld: Het openen van een „vliegende winkel" is op-zich-zelf niet oneere- lijk. Toch voelt ieder gezeten win kelier, dat hem hier vooral tenge volge onzer belasting-wetgeving een concurrentie wordt aangedaan, wel ke af te keuren valt. Een strafrech telijke bestrijding der oneerlijke con currentie laat dus den houder van een vliegenden winkel ongemoeid, zoolang bij zich niet schuldig maakt aan misleiding van het publiek. Hier is dus een andere maatregel noodig, liggende buiten het gebied der oneerlijke concumentie-bestrij- ding Hoewel 't dus als aanvulling van de bestrijding der oneerlijke concurrentie, alleszins nuttig is, onderwijl ook materiaal te verzame len omtrent de overige afkeuxens waardige concurrentie, moet toch ten slotte de vraag worden gesteld: is het taktisch juist thans reeds liet strijdperk zóóver nit te breiden Er valt vóór en tégen aan te voe ren. Tégen vooral dit: dat de hoofd- strijjd tegen de oneerlijke con currentie gevaar loopt, door uit breiding der strijdlinie, er niet ster ker op te worden. Er valt veel te zeggen voor deze redeneering: laten wij eerst het hoofd-fort veroveren, om dan verder te zien, of hier en daar de vijiand nog in een of ander verder gelegen huisje zich verdekt opgesteld heeft, en den eerlijken handel blijft bedrei gen. Doch, het worde aanstonds toege geven, dit is een vraagstuk van zui vere taktiek, waaromtrent verschil van meening zeer verklaarbaar is. Mr. P. J. M. AALBERSE In no. 33 van de uitgaven der Tariefvereeniging lezen ,wij!: Er wordt wel eens beweerd, dat de A'rijhandel in theorie juist moge zijn, maar dat men meer waarde moet hechten aan wat de praktijk leert. Geringschatting van theorie is al tijd onjuist. Hoe ingewikkelder een vraagstuk is, des te meer zal de theorie noodig zijn om het op te lossen. Maar.die theorie moet juist zijn. Toen in liet midden der vorige eeuw de vrijihandelaren him leer door Europa predikten, voorspelden zij, dat alle naties binnen enkele jaren den Vrijhandel als van het stelsel onder welks algemeene toepassing elk land zou voortbrengen de arti kelen, die (het het goedkoopst kan produceer en. Thans na ruim vijftig: jaren, heb ben bijna alle landen hooge bescher mende tarieven en is het vooruitzicht op algemeen toegepasten Vrijihan-del blijkens de uitingen op het laatste Vrijhandelscongres, te Londen in 1908 gehouden, gelijk nihil. Uit een praktisch oogpunt bezien, ijvert de z.g. vrijhandelaar dus voor de toepassing van Eenzijdigen .Vrijen Invoer; immers Vrijhandel is uitge sloten. De vraag JLs nu: Is het zoo ver keerd te zeggen, dat men Vrijhan del wil, indien vast staat da.t slechts Eenzijdige Vrije Invoer verkrijgbaar is? Tegen die naamsverwarring men moge haar uit een wetenschap pelijk oogpunt laken zou overi gens geen |bezwaar bestaan, indien Vrijhandel en Eenzijdige Vrije In voer dezelfde uitwerking hadden op de nationale voortbrenging Het zijn echter antipoden. Ontwikkelen zich onder algemeen toegepasten Vrijhandel in de ver schillende landen de takken van nij verheid, die er het meest behooren, onder den Eenzijdigen Vrijen In voer ontwikkelen zich in een land de industrieën, die andere naties er wenschen toe te laten. [Wordt in een land een product voortgebracht, dat naar het buiten land kan worden uitgevoerd, dan legt dat buitenland in den regel daarop een invoerrecht met het doel om het zelf voort te brengen. Ver moedelijk is er in 'Nederland bijna geen fabrikant, die niet door rech tenheffingen van het buitenland in zijn afzet worden beperkt. Nog sterker werken uitvoerpre- mies, zooals die dikwijls hetzij be dekt, hetzij openlijk, worden gege ven. Ook door dit middel bepaalt het buitenland en niet de natuur lijke aanleg wat in een land zal worden voortgebracht en wat niet. Hoort men nu .poit een z.g. vrij- handelaar zeggen„De vrijhandel is een goed stelsel, want onder zijne werking ontwikkelen zich in ons land de industrieën die België en Duitschland en andere natiën bij ons wenschen te dulden?" Ons is daar van nooit iets gebleken, zij volhar den nog steeds bij hun valsche voor stelling, dat al ons land hun stelsel maar volgde, in ons land de indus trieën 'zouden .ontstaan, die er na tuurlijk thuis behooren. Die valsche voorstelling is niet alleen noodlottig voor de industrie en de industrieelen, maar vooral voor do werklieden. Dat zich in ons land d" Hkkeu van nijverheid ontwikkel. „in er van nature het meest thuis behoo ren is daarom van zoo groot econo misch belang', omdat met recht wordt aangenomen, dat in deze takken van nijverheid de meeste verdiensten en de hoogste loonen kunnen verkregen worden. De als kerngezond geschil derde toestand onder algemeen toegepasten Vrijhandel is, dat onder nemers en arbeiders steeds zouden zoeken en (vinden beter beloonden arbeid, zoodat wel eens industrieën worden verdrongen, doch alleen dan, wanneer ondernemers of arbeiders beter betaald emplooi voor hun voortbrengingskracht vinden. Is die kerngezonde toestand ook aanwezig bij Eenzijdgien Vrijen In voer Allerminst. Juist het omgekeerde is hot geval. Gesteld in een land ontwikkelt zich op natuurlijken grondslag eene bloeiende industrie, die ook expor teert. Nu wordt door een buitén- landsch invoerrecht die export on mogelijk of wel een uitvoerrecht vernietigt die. industrie geheel of ge deeltelijk door haar pok in het land zelf het afzetgebied te ontnemen. Gaan die ondernemers en arbeiders dan over in een vak. waarin hun kapitaal en hun arbeid hooger beloo ning ontvangen Het antwoord is niet moeilijk te geven. D;e ondernemer' ziet de waarde van zijn fabrieksgebouwen en werktui gen tot op de helft; ja misschien tot op een tiende verminderd. Hij houdt dus de helft pf een tiende over, van welk verminderd kapitaal liij hoogst vermoedelijk minder procenten trekt dan vroeger; ook als hij fabrikant blijft, want dan zal hij een bedrijf moeten beginnen waarvan hij: pain- der verstand heeft. En de werklieden Krijgen zij be ter beloonden arbeid? Zij beginnen met werk te zoeken bij1 andere fabrieken, waar hetzelfde bedrijf wordt uitgeoefend, en als zij het daar natuurlijk niet vinden, om dat die eveneens lijden onder de de pressie en dus geen meerdere arbei ders kunnen plaatsen, slenteren zij veelal eenige weken op straat. Ten slotte achten zij zich gelukkig een slechter betaalde plaats te krijgen in een vak, dat zij niet kennen, om dat zij het nooit uitoefenden; ofwel zij worden los werkman met de ver schrikkingen der werkloosheid.* Men ziet hieruit hoe misleidend hot is Vrijhandel en Eenzijdigen Vrijen Invoer te verwarren. iWij stellen Theorie op hoogen prijs en gelooven, dat juiste theo rie de oplossing van het tariefvraag- stuk zal mogelijk maken. Maar wij verfoeien een theorie, die foutieve theorie is, en dip twee lijnrecht tegenover elkaar staande begrippen, den Vrijhandel en den Eenzijdigen Vrijen Invoer met één naam noemt: den alge meen toegepasten Vrijhandel, die misschien nuttig zou zijn voor alle volkeren te zamen en den Eenzijdi gen Vrijen Invoer, die een vloek is voor werklieden en ondernemers. De bier geschetste toestand is niet te sterk gekleurd. Men vergete niet, dat de vrijhandelaars hun stel sel nooit in Nederland hebben dur ven toepassen. [Wij' hebben een zwak besclièrmend tariefvan de meeste fabrikaten wordt 5 pQt. invoer recht geheven. Indien de vrijhande laars inderdaad liün stelsel toepasten en die 5 pCt. afschaften, zou de toestand allerellendigst zijn. Immers het is bekend, dat zij steeds de resultaten, in de bescherm de bedrijven verkregen, opsommen om de voortreffelijkheid te betoogen vanvrijhandel Als zij. voldoende vrij handelsbe drijven van eenige beteekenis had den, zouden zij niet nalaten ze te noemen en de beschermde weg te laten. Men tooit zich niet noodeloos met de vederen va,n den tegenstan der. BUITENLAND. DE NALATENSCHAP VAN LEOPOLD II. Het .schijnt hoe langer hoe meer zeker, dat de prinsessen zich tevreden zullen moeten stellen met hetgeen zij toldusver uit de nalatenschap van Ko ning Leopold ontvingen. Bezat Leopold II dan niet méér geld? O' ja. Hij heeft indertijd zoo good als alle koper, tip. en goudmijnen van de Katangastrcek, die een veel grootere uitgestrektheid heeft dan Frankrijk en waarvan de hoogvlakte met haar kost baren inhoud, het grondgebied van de Vlaamsche provincie's ver te boven gaat, aan Engeische maatschappijen af gestaan, waarvoor bij zoovele millioe- nen en zoovele aandeel en ontving dat hij met de schatten die de caoutchouc reeds vroeger voor hem hadden afge worpen, zich ruimschoots in de gelegen, heid zag, zijn bezittingen van het Zui den dermate uit te breiden dat hij voor den groots ten grondeigenaar in Frank rijk doorging, voorts geheele wijken te Brussel aan te koop-en, ettelijke iriilli- oenen aan openbare werken te Laeken en te Otstende te besteden, drie ver schillende maatschappijen te stichten en zijn omgeving en gunstelingen rijkelijk te bodenken. Al deze bezittingen zitlen echter in maatschappij en. De Prinsessen zuilen dus niels hier van ontvangen, hetgeen voor Prinses Clementine van minden- belang is, daar de Koning bij de overname der kolo nie een jaar.lijksche rente van vijf-en- zeventig duizend franken voor haar be dong, totdat zij soms nog in het huwe lijk zou treden. Prinses Stefanie heeft met de zes millioen die zij ontving, al evenmin reden tot klagen, daar de Kei zer van Oostenrijk haar een vorstelijke bijdrage heeft toegekend. Beiden dan ook hebben er voor goed van afgezien den Belgischen staat een proces te wil len aandoen, te minder nog omdat de inzien, hoe weinig dit met haar waar- Gravin van Vlaanderen haar heeft doen diigheid als nichten van Koning Albert en ais Prinsessen van den bloede, zou overeenkomen. Prinses Louise verklaart echter van mets afstand te willen doen, bijgevolg of de noodige millioenen uit de handen van den Staat te ontvangen of haar toevlucht tol hel tribunaal te zullen no men. Ofschoon zij reeds tot driemaal door de rechtbank in het ongelijk werd gesteld, zoo heeft haar dit niet in 't minst er van afgeschrikt, voor den vier den keer mot haar eisehen voor den dag te komen. Bij haar misplaatsten ijver, de testamentaire beschikkingen van Koning Leopold geweld te willen aandoen, liet zij in de dagbladen rond strooien dat de baronesse Vaughan te Laeken negentig perceelen bezat, en dat Z .M. haar. volgens zijn eigen zeggen, honderd vijf tig millioen frank schonk, dus dat het in geenen deele zou aan gaan, zijne kinderen met zes millioen naar huis te sturen. Het behoeft geen beloog dat de baronesse Vaughan geen enkel perceel te Laeken bezit en dat niemand weet, welke som Z, M. op den naam zijner beide zoontjes heeft ge stort. Inmiddels is Prinses Louise er denkelijk aan toe, daar de enkele hon derd duizend franken die haar werden uitbetaald, binnen weinige maanden verteerd zullen zijn, als men bedenkt, dat haar spilzucht zoover gaat dal zij twee jaren geleden te Nice twee dui zend zeshonderd paar kousen te gelijk bestelde. Koning Leopold zei dan ook met allen grond: „Als zij zoo voort gaat, zal zij in diepe armoede den laat.sten adem uitblazen." Een liefdemeter. Een Amerikaan, natuurlijk een Amerikaan, heeft een nieuwe machine uitgevonden, waarmee de kracht kan worden gemeten van de gevoelens tussch en minnemden, vrien den, lamllïdeden. De uitvinder, een werktuigkundige te San Francisco, iracht Thans geul Bijeen te brengen om een fabriek van zulke liefdemeters, phtymograph noemt ihij izijn apparaat, op te richten. Hij heeft tot dusver te vergeefs getracht toestemming te ver krijgen om proeven te doen nemen door de studenten, mannelijke en vrouwelij- xe, aan de universiteit van Califormë. Het bestuur van de universiteit acht te zulke proeJen overbodig, men had geen machine noodig, de studenten ont dekten ook zonder dat wel, of er „we- derkeerige gevoelens" bestonden en "de bewijzen, die zij van het bestaan de zer gevoelens gaven, waren duidelijk en overtuigend genoeg. Hoe Carnegie zijn eerste geld ver diende. Carnegie is te Chicago geweest en natuurlijk staan de Amerikaansdie couranten daar vol van. De dagblad mannen kwamen in drommen opzdten om den staal-magnaat te interviewen. En deze was wel zoo vriendelijk te vertellen, hoe hij zijn eerste geld had oververdiend, en aldus den eersten stap had gezet op den weg, die zou voeren naar het onmetelijke fortuin, dat Car negie heeft weten te verwerven. Wij geven hier het verhaal in Car negie's eigen woorden: „Lange jaren gel oden was ik in dienst bij de Pennsylvania Railroad, toen eens zekere Woodruff bij ons kwam met kleine modellen van slaapwagens, in doek gewikkeld. „Wed," zei ik, toen ik ze zag, ,die zullen wij te gelegener tijd ook wel moeten hebben, bij de spoorwegen." Het resultaat was, dat de Pennsyl- .ania Railroad er een paar bestelde; en toen ik Woodruff later weer ont moette, zeide hij tot mij: „Je lijkt me een schrander jougmensch, Carnegie, wil je een aandeel in de zaak hebben.?" „Best," antwoordde ik, „ik wil wel." „Ik zal je voor één achtste in de winst laten deelen." En hij noemde de som, die ik zou moeten fourneer en. Een paar honderd dollar. Ik had het geld niet; maar ik ging naar mijn chef en vroeg hem, mij een paar honderd dollar voor te schieten. „Goed, Andl, je bent een flinke jon gen," zeide hij, „ik denk wel, dat je het kunt krijgen." „Ik zal u 5 dollar per maand terug betalen," antwoordde ik. Want ik wist, dat ik dat zou kunnen, mijn salaris was juist verhoogd tot 40 dollar in de maand. Ik kreeg het geld, en dat was voor mij het begin. Met de slaapwa gens verdiende ik 25.000 gulden, en ik kwam er door aan de Pullman Cl." De hoogste berg van. Amerika. Tot 1908 werd onverdeeld de Acofi- cagua op de grens van Chili, een uit gedoofde vulkaan, welks hoogste top in Argentinië ligt, voor Amerika's hoogste berg gehouden. In Juli 1908 echter be steeg de Amerikaansche bergbeklimster Annie Peck den noordelijken top van den Huascan in Peru. Miss Peck was wegens hevigen storm niet in staat door een kookpun/t-beplanting de bereikte hoogte globaal vast te stollen, zij meende echter te mogen aannemen, dat zij tot 24000 voet gekomen was. Dat is meer dan 7300 M. en daar de Aconca gua maar 7040 M. hoog is, zou hij idus de mindere zijn. Dit bracht eenige on zekerheid, weltke mevr. Ballock Work- maiij bekend, om haar Himalaya- en Al- pentochten, een einde heeft willen ma ken. Zij droeg daarom aan Eransche ingenieurs op,' de hoogte van de beide toppen van den Huasean nauwkeurig te melen en nlu is gebleken, dat de noorde lijke, niet de hoogste der beide toppen, 21812 voet of 6650 M. meet, de zui delijke 6770 M. De Aconcagua behoudt dus onbetwist zijn reputatie. Kribbende oudjes. Te Londen deed zich dezer dagen een zeer ongewoon echtscheidingsproces voor. Een zekere mevrouw Shaw eischte scheiding van haar man wegens mishandeling, die ze zonder eenigen grond van haar bruta len gemaal te dulden had. Het eigenaar digste van het geval is, dat de vrouw, die zoo gaarne wil scheiden, een oud moedertje van bij de tachtig is, terwijl haar strijdhaftige echtgenoot, George Shaw, een 75-jarige grijsaard is, die als oud-scheepskapitein zijn welverdiend pensioen verteert en die hoestend en steunend op een, stokje de rechtszaal hinneastrompelde. Sedert jaar en dag is zulk een zeldzaam paar rfiet voor de rechtbank voor echtscheidingen ver schenen, en het iaat zich begrijpen, dat de president met moeite zijn la chen bij dit komische geval kon hou den. Dc vriendelijke vermaning, die hij aan de ouden richtte en waarin hij hun aanspoorde, on> de paar jaren die ze nog te leven hadden, elkaar met ge duid te verdragen en in de echtelijke gemeenschap, die reeds langer dan 50 jaren had geduurd, te blijven leven, wees de oude dame af met de woorden - „Mijn man was veertig jaar op zee, zoodat wij geen gelegenheid hadden, el kaar nader te leeren kennen. Sedert hij thuis is en er heelemaal niet meer uit gaat, is mijn leven tot een hel gewor den." Uit de bittere klachten, die nu volgden, bleek dat de kapitein de slech te gewoonte had, op de kookproducten van zijn vrouw een vemietige kritiek uit te oefenen en op de protesten der oude dame met oorvegen en schoppen te antwoorden. Somtijds werd zij door den ontevreden echtgenoot bij de haren door de kamer gesleurd, en eenmaal 2;elfs beet de woedende ijsbeer mét de paar tanden die hem nóg waren over gebleven, haar zelfs een vinger stuk. De president betreurde de ruwheid van den echtgenoot, doch gaf mevrouw Margaret den raad, nog een paar jaar tjes geduld te hebben en liet onder alge meene vrooljjkheid de huwelijks-inva- lieden gaan, die door den loop der om standigheden eerst zoo laat in de gele genheid waren geweest, elkaar te leeren kennen. Hei gezag overboord. Een com missie van 25 bestuursleden van den. Franschen reedersbond, die de Fran- A>oals onze lezers kunnen weten, j* op het MMdenstancLscongres van Middens lande bo nd dit jaar het Merweap „Oneerlijke concurrentie" 'ter worden behandeld. Tevens verschillende anderen heeft *ok mi-. Aalberse een rapport" °0i' het congres over deze zaak uit- ^Wacht. Mr. Aalberse verwijst in dat Rap- ï*°rt naar zijn vroegere rapporten en de besluiten, door vorige Mid- "ritstuiidscongressen reeds genomen. Met name en vooral herinnert zij Mn de gewichtige motie, in 1904 op 4e congres te Utrecht aangeno- waarbij: één algemeene be- filing wordt gewenscht, géén stel 'Specialiseerde bepalingen. Be heer Aalberse schrijft dan: Een wetsartikel, als in deze motie "odoeld, kwam reeds voor in de Ont werpen tot wijziging van het Wet boek van Strafrecht van Minister Vbrt van der Linden en Minister Toeff: Bit artikel luidde: „Hij', die om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden ol' uit te breiden, opzettelijk bedriegelijke handelingen pleegt tot misleiding "van het publiek of van zijne klan ten, wordt als schuldig' aan oneer lijke concurrentie, gestraft met ge vangenisstraf van ten hoogste een jaar, of geldboete van ten hoogste negen honderd gulden." Gelijk ik reeds meermalen -nog clangs in de Tweede Kamer be toogde, zou dit artikel m.i. als volgt boeten worden geredigeerd „Hij die, om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit te breiden, handelingen pleegt tot misleiding van het publiek of van zijn concurrenten, wordt als schul dig aan oneerlijke concurrentie ge straft met enz." Alleen geloof ik, da,t het ter ondervanging van het bezwaar, door ben tegenwoordigen Minister van justitie, Mr. Nelissen, in de Tweede Earner tegien deze redactie gemaakt Sbed zou zijn, om na de woorden ••.Uit he breiden", in te voegen de ^oorden „ten spijt van anderen," "Wtelke in de hoven (blz,. 1) gegeven definitie ook' voorkomen. Het bezwaar* van Minister Nelis sen wasals er van een bepaald vak in. een gemeente maar één winkelier isl, dan kon hij 't publiek misleiden, Zonder dit te doen om te concurree- teeren, eenvoudig, omdat hij geen concurrent heeft; hoe kunt gij hem ban toch willen veroordeelen wegens oneerlijke concurrentie? De opmerking is juist, maar ze Wordt aanstonds ondervangen door de invoeging der woorden „ten spijt >an ainderen," ,of wil men 't wat duidelijker maar langer: „indien daaruit eenig nadeel voor zijn con currenten kam ontstaan." (Vgl. bijv. art. 225 jWj. v. Str.) Het artikel zou dan luiden „Hjj die, om zijn handelsdebiet te vestigen, te behouden of uit (te breiden, handelingen pleegt tot misleiding van het publiek of van zijn concurrenten, wordt, indien daaruit eenig nadeel voor zjjh con currenten kan ontstaan, a,ls schul dig aan oneerlijke concurrentie ge straft met enz." De vraag1 js nu, kam en moet er niet evenzeer door de wetgeving wor den opgetreden tegen gevallen van afkeurenswaardige concurrentie, die g e e n eigenlijk gezegde oneerlijke concurrentie zijn Het antwoord op deze vraag' is al lereerst: wielke feiten zijn hier van zoodanig emstigen aard, dat een strafbepaling er tegen noodig moet worden geacht? Dit antwoord moet door de man nen van de praktijk worden gege ven. Daarna eerst komen de juristen aan het woord Toch .zal men tot recht verstaan dier zaak hier moeten onderscheiden FEUILLETON 101 Nog een weekmeende de arts. „Goed" sprak Madeleine, die naar Par ijs verlangde, zoodra, zij van de kans gehoord had om daar .Reine terug te vinden, „maar dan ook niet langer meer." Den volgenden morgen hoorde Ri chard eenige kennissen, die hij te Mont-Doré gemaakt had, met geest drift sproken over een uitstapje naar het kasteel Murols, en hij besloot da delijk er mot de zijnen ook heen te gaan. „Goed ik wil wel mee," antwoord de de gravin met de onverschillig heid, die zij aan den dag legde voor alles, wat niet met het terugvinden van haar Leonie in verband stond. Na het bezoek aan de baden kwam de landauer voor, die de familie naar Murols zou brengen. Hel: was een prachtige morgen. Dagen lang al had het geregend. On de zon had nog niet den tijd ge had om de regendruppels te doen opdrogen, die aan de bladeren der boomen en in de kelken der bloemen hingen. De bergkruiden geurden tienmaal li eer! ijker' dan gewoonlijk. Het schuim der wa,tertallen was witter cn frisseher dan ooit, en de goudgele brem schitterde in de heerlijke zon nestralen. Tegen den middag kwam men te Murols aan. Terwijl de paarden gestald weiden in een der uitspanningen van het vlek, bestegen Richard en Madeleine het rotsige pad dat naar de kasteel ruïne geleidde. Jeannette kwam met de kleine Alice achteraan „Maakt u over het kind maar niet ongerust," had de goede dienstbode gezegd „Als ze niet moe wordt, klimmen we eenvoudig tot boven toe, en anders rusten we halverwege tot gij: terugkomt." Madeleine liet de twee dan ook rustig achteraan komen cn sloeg met haar echtgenoot een pad in, dat aan vankelijk vrij goed was, maar spoe dig erg steenachtig en bijna onbe gaanbaar steil werd. Haar tecdere voeten kwetste ze aan de rotspun ten en bovendien zond de voortdu rend heeter wordende zon onmeedoo- g>end haar stralen op de wandelaars neer. Richard steunde en geleidde haar met de grootste bezorgdheid, bijna blijde dat de vermoeienis hare ge dachten van dat ééne vreeselijke pu nt wat afleidde. Spoedig kwamen ze aan een deur, voor drievierden vermolmd, en ston den op bet terra-s van het kasteel Mu rols. j Het vergezicht dat ze daar vóór zich hadden beloonde hen ruim schoots voor |hun vermoeienissen. In de verte vertoonden zieh de ber gen van Auvergne, Eorez en de Cé- vennes voor hun verbaasde blikken. Een groote uitgestrektheid vlak land lag vóór hen: groenende weiden, die het sombere zwart der wouden op verrassende wijze braken. Het geheele landschap werd be- heerscht door den Tart are t. een uit- gedoofden vulkaan, terwijl tegen over dezen de Diana-piek zich ver hief met haar grillige vormen. Als bewaakster der ruïnen fungeerde een vrouw, die op Madeleine toetrad om haar geleide aan te bieden. Zij nam het aan, en de bewaakster voerde hen rond door hetgeen van het kasteel was overgebleven Eindelijk kwamen ze aan een bank. die voor een open venster stond en waaruit men het prachtigste vergezicht had dat men zich denken kan. „Ge kunt nu wel gaan," sprak Madeleine tot de vrouw, „ik wil lie ver met mijn echtgenoot alleen van het panorama bier genieten." Richard stopte haar een goudstuk in de hand, en de vrouw, weinig ge woon aan dergelijke blijken van edel moedigheid, verwijderde zieh onder duizend betuigingen van flankbaar heid. Maar even keerde ze nog op hare schreden terug en zeide tot Richard „Als mevrouw misschien den to ren nog zou avillen beklimmendaar is het vergezicht nog mooier dan hier, en er staan daarboven heel ge makkelijke banken." „Waar is de toegang tot dien to ren „Daar aan uw linkerhand, vlak om den hoek." „En behoeven we geen instortin gen te vreezen?" „Neen, alles is zorgvuldig her steld. Er (bestaat niet hei minste gevaar." „Goed, dan zullen we straks al leen wel naar boven gaan." Aan zich zelvten overgelaten, be zochten de echtgenooten nu heel die prachtige ruïne en bewonderden de mooie zalen, waarvan sommige door het ineenstorten der trappen, die er heen leidden, niet meer te bereiken waren. Boven op het platform van den toren zonk Madeleine op een bank neer. Droevig staarde, ze voor zich uit over de onmetelijke vlakte daar aan haar voeten. De graaf wilde niet vragen waar aan zij dacht. (Opzettelijk veinsde bij' zelfs heel andere gewaarwordin gen dan die haar geest beheersdhten, bij haar te veronderstellen. „Ja Madeleine," sprak hij1 zacht, „stel je eens voor dat jo hier ecuwen en eeiiwen geleden al had kunnen zitten, met, die zelfde wanhopige uitdrukking, die je gelaat nu draagt, na,ar beneden starende om te zien of ik daar niet als overwinnaar mij ner vijanden, met mijn banieren en zegeteekenen naderde Maar zoudt ge geen blijdschap ge voeld hebben als ik wezenlijk terug keerde Ontroerd keek ze hem aan. „Hoe zou ik dat niet," vroeg ze, een beet je beschaamd dat ze, met hem al leen, nog zoo droevig gestemd was. „En wanneer ik nu, hier voor je neergeknield, je zou zeggen: mijn lieve vrouw, ik heb zoolang ik je ken, haast aan niets anders gedacht, voor niets anders bijna willen wer ken dan voor jou. Zoudt ge dan die groote en trouwe liefde niet willen beloonen Madeleine sloeg haai' armen om Richard's hals en antwoordde: „Je weet wel dat ook ik je heb lief gehad van den eersten dag af dat ik je gezien heb. Maar God heeft in h et moederhart nog een andere liefde geplant, die men daaruit; niet weg kan rukken zonder dat hart doode- lijk te wonden. O .beste man, wees niet jaloerscli op mijn liefde voor mijn verdwenen kind Geloof mijv ik heb je meer lief dan .zelfs Leonie en AliceEn toch, het is mij alsof ik sterven zal wanneer ik mijn oudste niet terug vind Wordt niet boos en troost mij liever, gij, de 'eenige die mij troos ten kunt." Die laatste woorden had ze onder krampachtig snikken uitgesproken. Richard was opgestaan en had zijn vrouw naar zich .toegetrokken, en Madeleine liet uitgeput het hoofd op den schouder van haar echtgenoot rusten. Langen tijd hielden ze, zon der door een woord het plechtige stilzwijgen te verstoren, elkander omklemd „Ik zal je je kind teruggeven," sprak de graaf duidelijk. „Dat lieb ik je eenmaal beloofd, maar tot nu toe zijn de omstandig heden sterker „geweest dan ikzelf. Maar geloof mij, ik zal slagen. Een inwendige stem zegt liet mij Daar werd plotseling hun intiem gesprek onderbroken door oen vree- selüken kreet, een kreet als van een wild dier in zijn doodsstrijd. Made leine sprong op: ze beefde van het hoofd tot de voeten, maakte zich uit de armen van haar echtgenoot los en vroeg angstig „Is dat Jeannette niet?" Waarom zou het Jeannette zijn," vroeg de graaf. „Ik heb haar stem volstrekt niet herkend" „Ja zeker, zij was het Ik heb het duidelijk gehoord. Ach, God straft mij zeker omdat ik zoo aan mijn zwakheid iheb toegegeven En zij snelde de trap af, terwijl zo uitriep: „Alice, o mijn God, zou hadrr nu misschien iets overkomen zijn (Wordt vervolgd.) HAARLEMSCHE COURANT TS5„54D- NIEUWE K

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5