TWEEDE BLAD. Moeder en Martelares Gemengde Buifenlandsche berichten Gemengd Nieuws. MAANDAG 7 MAART 1910. Was het een fout? BINNENLAND. FEUILLETON. NIEUWE HAARLEMSCHÉ COURANT. Naar aanleiding van het p older- j ongensacJitig optreden van .den so cialist JU ujjs in de Kamer trekt het Huisgezin van leer tegen de Beciitscüe (kiezers in Zaandam, die niet hebben gezorgd dat in den afge loopen zomer de liberale eandidaat van .Tienen gekozen werd in plaats van den socialist Duijs, aan wien de Kamer door zijn onnebbelijk op treden zich. nu zoo ergert. Het blad schrijft: „Er is vóór de herstemmingen in Juni 19OT van anti-revolution- naire zijde en ook door sommige katholieken gezegd: liberaal en so ciaal-democraat zijn lood om oud ijzer, en ojj dezen grond onthou-1 ding geadviseerd. j Hieraan heeft de heer Duijs zijn Kamerzetel te Zaandam te dan ken gehad. De liberalen en de rechterzijde ■waren te zamen bij; eerste stem- j ming 1400 stemmen sterker dan j de sociaal-democraten. j Hadden bij de herstemming de' christelijke.kiezers den liberaal ge stennd, er ware geen spraak van geweest dat. de heer Duijs gekozen ware geworden. Mij durven betwijfelen, of in dien men thans de herstemming kon overdoen, de rechtsche kiezers in het district Zaandam de tac tiek van den afgeloopen zomer opnieuw, zouden volgen." Hieruit blijkt wel, dat het Noord- bi abant scheiblad niet. erg op de hoog te is van hetgeen iu 't district Zaan dam in den afgeloopen zomer ge schied is. De heer van Tienen toch heeft, tij dens de verkiezingscampagne de rechtsche kiezers in het harnas ge jaagd door zijn hatelijke en uittar ten de houding tegenover de Christe- lijken. Al zijn redevoeringen waren door- !?pe|ft van hatelijkheden aan 't adres der rechtsche kiezers, waren er op berekend de Christel ij ken te klei neeren en door 't slijk te sleuren. Dat heeft- den Christelij'ken in 't District Zaandam verdroten en - hoewel het strict genomen niet goed te keuren is de meeste rechtsche kiezers, toen bet ging tusschfen van Tienen en Duijs, met geen geweld waren ze naar de stembus te krijgen of wel velen stemden in hun verbol genheid .op Duijs. 1 't Gevolg is bekend. DE DALEH-LAMA. Nu het Boeddhistische opperhoofd door zijn vlucht aller aandacht tot zich trekt en Tibet hel. onderwerp is van veel geschrijf zal het onzen lezers ze ker aangenaam zijn, wanneer wij uit de Deeember-aflevering 1908 van de „An nalen der missionarissen van Sparren- daal", de volgende interessante bijzon derheden omtrent deze persoonlijkheid en dit land afdrukken: „Volgens de begrippen der Thibetanen en Tataren, is Boeddha's persoonlijk heid onvergankelijk; zijn'dood is slechts schijnbaar, in werkelijkheid heeft er slechts een verhuizing, eend overslor- ting van, Boeddha's' wezen plaats van het eene lichaam in een ander. De persoon, in wiens lichaam Boeddha overhuisde, wordt aangeduid door den Raad der Hoetoektoe-Lama's, welke in rang volgen op den. Da leb-Lama. Oor spronkelijk erkende men slechts een enkelen Levenden-Boeddha, n.i. dien van, Lhassadoch tegenwoordig heelt elke lamaserij van beteekenis een of zelfs meer leden, in wie Boeddha zich belichaamde en aan wie dan ook een gelijke eer bewezen wordt als aan Boeddha zelf. De voornaamste belicha ming van Boeddha geschiedt nochtans altijd in den. persoon welke gekozen wordt tot Daleh-Lama, en. die dan ook door China's regeering aLs eene verper soonlijking van Boeddha ambtelijk wordt erkend en bevestigd. De Daleh-Lama 1) is liet burgerlijk en kerkelijk opperhoofd der gezamen lijke Thibetaansche landen; hij heeft de wetgevende en uitvoerende macht, het gansolie staatsbestuur in handen; alle akten worden verleden in zijnen naam. Tot richtsnoer van zijn bestuur dienen hem het gewoonterecht, alsme de de verordeningen van den Boeddhis- tisehen hervormer Tsoeng-Kaba 2)doch hij zelf is door geenerlei grondwet of voorschrift gebonden. Het paleis van den Daleh-Lama ver dient zijnen alom verbreiden roem ten volle. Op ongeveer een kwart uurs aistand ten noorden van Lhasa verheit zich een kegelvormige rotsheuvel te midden van het ruime dah als een ei land uit een meer. Die heuvel draagt den naam van Boeddha-La, d. i. Boed dha's-berg of Godsberg. Op dit mach tige, door <le natuur gevormde voet stuk, hebben de vrome vereerders van den Daleh-Lama een heerlijk paleis ge bouwd, waarin de vleeschgeworden, le vende en onvergankelijke godheid troont. Dat paleis bestaat eigenlijk uil eene vereeniiging van onderscheidene tempels en gebouwen, allen verschil lend in grootte en pracht, in wier mid den hoog-uit in de lucht zich de gulden koepels en zuilengangen verheffen van den trotschen tempel, waarin de god heid des Kaleh-Lama's zetelt. Vanuit dat hooge heiligdom schouwt hij hein- do en verre over het land, en ziet (hij neder op die breede en diepe scha ren van geloovigen, die bij het eene of audere hoogtij de vlakte wijd en zijd bedekken, om zich aan den voet van den Berge-Góds le komen werpen in het stof, en de hulde hunner veree- ring te brengen aan het opperwezen. De gebouw en, welke dien midden-tem pel omringen, zijn bewoond door een overgroóte menigte van. Lama's, wier taak het is den Daleh-Lama te bedienen of hem» ter zijde te staan in hel be stuur. Van Lhassa naar Boeddha-La loopen %ee heerlijke dreven, waarin de vro mé pelgrims biddend en peinzend op en-neer wandelen, en de Lama's van het Hof in hunne rijke dracht op fraai opgetuigde paarden, heen-en-weer rij den. Om het Boeddha-La heerscht wel voortdurend eene groote levendigheid,, doch iedereen is ernstig en zwijgend, aLs doordrongen van de onmiddellijke nabijheid der levende Godheid. Doch de, Daleh-Lama kan natuurlijk niet van de hoogte zijner godheid zoo laag nederdalen, dat hij zich om de nie tige aardsche dingen bekommeren zou. Hij neemt dan. ook slechts kennis van de meest gewichtige aangelegenheden, en ook dit slechts in zooverre hi.j ver kiest, - Voor het bestuur heeft hij onder zich een koning, Guielbo of Nomekhan ge naamd, welke steeds uit den rang der Schaberon-Lama's gekozen wordt, en wel om beurten uit een der 3 groot- Lamaserijen van Lhassa: Depong, Sera en Galdan. Hem terzijde staan twee Ohiineesche gezanten, dez.g. k'inn-ïh'ai's of amban's, als vertegenwoordigers van het hCineesche gezag, welks uitoefening natuurlijk ten zeerste vergemakkelijkt wordt door den autochtonen invloed des koningis. Het is de eerste dier Amban's welke toezicht houdt over den Guielbo, zijne koningskeuze al dan niet bekrachtigt, zijne goedkeuring hecht of weigert aan de benoeming der koninklijke minis ters, der Thibetaansche hoofdmandarij nen, der voornaamste gróol-lama s en hen namens China's Keizer bevestigt in htnx ambit, 'tis ook die amban, wel ke zorg draagt voor de bewaking der grenzen, welke toezicht houdt over hel leger, en zelfs over het geldelijk be heer; hij alleen vertreedt de Thibetaan sche belangen tegenover het buitenland. Deze jm ban's zelf staan onder het onmiddellijk gezag van den onderkoning van hel Chinees die gewest Seutch'oan, 1) Het Tataarsdie woord daleli be- teekent zee; de oppcrl-ama van Lhasa (Lha: geest; ssa: land) wordt aldus genoemd, als zijnde een „zee van wijs heid en macht". 2) Tsoeng-Kaba bracht om heL jaar 1500 aanzienlijke hervormingen in den Boeddhistisch en eeredienst; Jiij is de stichter der z.g. gele Lama's. die zijn visa stelt op hunne ambtelijke berichten, en deze met zijne opmerkin gen opzendt aan het Li-fan-yuen, den Raad der schatplichtige gewesten te Peking. Na den todit der Engelschen naar Lhassa, besloot de Chinees che regee ring voortaan ook een Ta tar en-geireraa 1 naar Thibet te zenden met 5 batal jon voetvolk, 4 esscadrons ruiterij en 2 batterijen geschut. Het koninkrijk Thibet is als 't ware een kolonie vtan Cliina. Om de 3 Jaren 'is de Daleh-Lama gehouden tot eene schatting in natura ter waarde van 5000 Tiaëls (pl.m. f 11.000) aan den Keizer van China; 'die schatting wordt naar Pe king vervoerd op 300 kameelen, onder geleide van even zooveel ruiters. De Landsmunt wordt geslagen met een randschrift des Keizers en den naam der provincie Seutch'oan. Door tusschenkomst van den onder koning dier provincie en der beide ge zanten te Lhassa, geeft de Chinees olie regeering hare orders aan den Thibe- taanschen koning, en, door tusschen komst van dezen laatsten. zelfs aan den "Daleh-Lama. Want de Daleh-Lama is rechtens wel de meerdere van zijn Guielbo ,doch feitelijk staat hij ten ge volge van China's listige, sluwe staat- kundé, toch onder de voogdijschap van zijnen Guielbo. Een stichting van John Rockefeller. Bij den Amerikaansehcn senaat is een wetsontwerp ingediend, waarbij toestem ming wordt verleend lot het opricht en. van een Rock efell er-s Lichting in den staat Columbia. Rockefeller schijnt voornemens te zijn een stichting inhei leven te roepen, waarvan de hoofd zetel te Washington zal zijn gevesligd en zelfs de Carnegie-stichting in de schaduw zal stellen. Het zal een in richting voor opvoeding worden op breeden philanthropischen grondslag. Het senaatslid, die de wet voorstelde, verklaarde,' dat Rockefeller van plan was „om op greater schaal schenkin gen te doen dan, iemand anders nog had gedaan." De zoon van Rockefeller wordt voor zitter der stichling. Soldatenmishandelingen in Duifsch- land. Bij de behandeling van de leger- begreotiog in den Rijksdag 28 de bondsraadvertegenwoordiger van Beie ren met bijzonderen nadruk er tegen op gekomen, dat ook in Beieren de gevallen van mishandeling van sol daten door hun superieuren vermeer derd zijn. Als een bewijs, dat de Beiersche Bonderaadvertegenwoordiger bet. hier bij het rechte eind heeft maakt de „Frankfurter Zeitung'* melding van een geval van soldalenmiehandeling dat voor den krijgsraad te Würzburg behandeld werd. Een eerste luitenant had een zijner soldaten herhaaldelijk uitgescholden en geslagen, en eenmaal zelfs, bij een oefening, omver gereden en onder de hoeven van zijn paard vertrapt, waar door het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel ontving. De krijgsraad veroordeelde den luitenant tottwee dagen kamer arrest. Als tegenhanger van dit schijn vonnis herinnert het blad dan aan de ver oordeeling van een musketier te Hohensalza tot acht jaar gevangenis straf, omdat hij betrokken was in een vechtpartij, waarbij ook een onderofficie aanwezig was. De officier, die 2ijn weerloozen ondergeschikte lafhartig mishandelt, wordt door den krijgsraad feitelijk vrijgesproken, terwijl de musketier die bij eert vechtpartij in elk geval toch ook zijn eigen huid waagt op draconische, wijze wordt gestraft. Dc tarwe-koning. James A. Patten, de bekende Amenkaansche graan- en katoen-speculant, beweert, dat hij zich uit de zaken gaat terugtrekken. Hij bezit nu 50,000,000 gulden en heelt aan een dagbladman meegedeeld, „dat hij nu binnen is, en verder voor zijn genoegen gaat leven." Ook Patten's partners scheiden er uit. Ook zij zijn „binnen" en meer dan dat. De Duitscuz scheepvaart tollen. Prof. di'. Piloty heeft dezer (lagen to Würzburg een rede gehouden over de scheepvaarttollen en daarin o.a. over de tegenkanting, welke die voorstel len, in het buitenland vinden, het vol gende gezegd: „Het is te betreuren, dat de zich op zoo eigenaardige wijze 'uitende tegenstand van Duilsehe bonds staten zijn invloed ook heeft 'dóen gei den buiten de grenzen van het Duit- sche rijk en den tegenstand van het buitenland heeft uitgelokt. Zoo iets zou miet gebeurd zijn1, in den j,ijd dat Bis marck nog rijkskanselier was. Welk belang heeft tóch het buil enlaiid bij onze seheepvaartpolitiekWanneer wij dat eens nagaan', niet in theorie maar met de kaart in de hand1, dan blijkt dat alleen Nederland met zijn Rijn- armen daarbij in belangrijke mate ge ïnteresseerd is ,dan Zwitserland, voor zoover den Boven-Rijn betreft, (Basei- Sehaffhansen, meer van Constanz) en eindelijk Oostenrijk ten opzichte van de Donau en evenjeens doo,r den Boven- Rijn door het plan-Meer van Constanz- Bregenz. De belangen van Oostenrijk b j het minimale stukje Elbie in Bohe- mfe&i en die van Frankrijk bij zijn Moe zel, zijn belachelijk opgeblazen. Noch Oostenrijk noch Frankrijk kunnen dn ernst iets tegen het plan inbrengen, Oostenrijk niet, omdat het Donau,plan met de zaak niets te maken heeft en zijn belangen aan het meer van Con stanz evenwijdig loopen meit de Duil sehe, Frankrijk niet, omdat dit land met zijn eindje Moezel geen gewicht ii de schaal legt. Alleen de tegenstand van Nederland is verklaarbaar. Men zou er echter wel aan doen het treffen van een. regeling met dit land aan Üe Duilsehe diplomatie over te laten. Een poging van de Diuitscho klein- slaatschepolitiek om het Duilsehe rijk diplomatieke moeilijkheden te bereiden door opwinding te veroorzaken dn het huifianland, zal ten slotle op een ne derlaag dezer politiek uitloopen. Dat het Duits die Rijk als wetgever de aan gelegenheid der binnerilandsche scheep- vaartbelangen autonoom" regelt en dan op grond dezer regeling - onderhande lingen met het buitenland aanknoopt, i.» volkomen in den haak. De verhou ding is dezelfde als tusschen bet auto nome toltarief en tollariefspolitiek." De verraderlijke duim. Te New- York ie een dsg of wat geleden een bom ontploft in een huurkazerne in de 65e straat. Blijkbaar geschiedde de ontploffing te vroeg, waDt de man die het helsche werktuig in zijn bezit had, werd bij zijn explosie zwaar gekwetst en moest met achterlating van drie vingers en een duim de vlucht nemen. Drie vingers en eendui'ul Welnu die duim was een oude bakende van de justitie, want zijn afdrnk kwam voor het vingertoppen aibum der New- Yorkeche recherche. Het was de duim van No. 13978, oftewel Leo Barry, een bekend Italiaansch boosdoener en lid der buruchte Zwarte-Hand-orga nisatie. Hij wordt nu ijverig gezocht. Brutaaltjes! De rechtbank te Snesen beeft te vonnissen gehad drie gymnasiasten, die in de kamer van den rector waren ingebroken om examenopgaven te etelen wegens huis vredebreuk en ontvreemding werden deze jonge boosdoeners ieder tot twee weken gevangenisstraf veroordeeld. De marinewerf-schandalen te Toulon nemen bij den dag grootere afmetingen aan. Er zijn op 't oogen- blik niet minder dan 15 commissiën van onderzoek aan het werk, die de firma's die de leverantiën voor de marine hadden, in verhoor zullen nemeD. Te Parijs zijn vijf commissiën aan den arbeid. Bij dat onderzoek is op een groot aantal papieren, op de te Toulon gepleegde fraudes betrekking hebbende, beslag gelegd. Daaronder zijn brieven, zeer bezwarend voor den marine-commissaris Jaure Baloy, thans in hechtenis. 840 mijlen in een cab Een Engelsch- man, die te Interlaken vertoefde, stapte in een cab en zeide flegmatiek tot den koetsier hem naar Cannes Han de Riviera rijden. De koetsier klom eens van zijn bok af en wierp een twijfeiachtigen blik op zij a gast. „All Right 1" zeide de Eugelschnoan, bier is mijn naam en adres, en hij haalde meteen een portefeuille met banknoten voor den dag. „Vooruit schiet op en rijdt me naar Cannes I" De koetsier rekende uit dat dit een lange reis was, welke hij echter, als de Engelschman 't meende, wel wilde ondernemen, maar dat hij dan een extra paard noodig had. De Engelschman vond 't goed, en de reis werd ondernomen. Mod pas seerde Genève, Grenoble, de Jura Alpen, Lyon en Marseille en arri veerde veilig en wel te Cannes, na een weg van 840 mijlen te hebben afgelegd in veertien dagen. De koet sier werd door den Engelschman prompt betaald en na zijn paarden een fatsoenlijke rust te hebben ge gund. ondernam hij weer den terugweg naar Interlaken. Hij vertelde dat dit de langste, meest interessante en best- betaalde rijtoer was geweest, die hij ooit in zijn leven had ondernomen, 8n dat hij er voortaan op zou uitzien of bij nog meer van soortgelijke En gelschen kon ontmoeten.. 30 Aprilbioem. Sedert 1907 wprdt, in Zweden ja,ar- ljj-ks PP den Is ten, M.ei op stra,at een celluioidbioerupje verkocht, waar van de opbrengst dient voor, de ver pleging: .van tuberculoselijders en de zorg: (voor tuberculeuze en praetu- berculeuze kinderen, in 1909 heelt de netto-opbrengst van den verkoop van dit Meibloempje meier dan Hon derdduizend gtuden, bedragen. Noor wegen heelt lret vorig jaar het voor beeld van Zweden gevolgd en in Denemarken is in 1909 op 2 October een henst bloemendag ingevoerd. De bloempjes werden op dien dag op straat door dames en, jonge meisjes verkocht, Kr waren 350.000 besteld, an de geheele voorraad was reeds in den middag uitverkocht. Bij on ieder een droeg op jas, (rok, mantel of muts het weldadigheidsbloempje. in het „Mteekblad voor den, han- deldrijvenden, en industrieelen mid denstand" werd in December j.l. door den heer H. J. Roelofs, te Amster- sterdaml het idee aan de hand gedaan, of de Nederlandsche .Centrale Ver eeniging .tot bestrijding der tuber culose zich niet van deze gedachte kon meestermaken, om de kassen van de tuberculose-best-rijdende vereeni- gingen in het land te stijven. In de Januari-aflevering, van het orgaan dief vereeniging, het tijd schrift Tuberculose" werd in een artikel van de hand van dr. (Van Gorkom, van 's-Gravenhago, over de tuberculosebestrijding in Zweden na der de aandacht op (de: zaak geves tigd, en in Februari j.l. heeft het- Dagelijksch Bestuur van de genoem de vereeniging besloten, alle plaat selijke vereenigingen tot bestrijding der tuberculose in ons land en daar mee gelijkgestelde vere&igingen op, te wekken om dit jaar een proef met n ationalen weldadigheidsbloemen dag te nemen en te trachten het filanthropische instinct van de ÏNe- derlandscho burgers en burgeressen volgens deze nieuwe methode te prik kelen. Met dr. Van den Brink was het bestuur van gevoelen, dat geen dag ons Nederlanders in opgewekter en dankbaarder en dus in milder en geeflustiger stemming zal vinden, dan de geboortedag van H. K H. Prinses Juliana, en da.t dus geen dag- in Nederland voor een proef zich beter zal leenen, dan de 30ste April. Deze opwekking is in goede aarde gevallen, en zoo zal in een groot- aantal gemeenten .in ons land de 30e /April 1910 voor het éérst worden georganiseerd als een nationale wei- da di gheidsbloemen dag. Allerwegen worden comitó's gevormd van dames, die zich op dien dag' beschikbaar stellen, op de straten, in koffiehui zen. stations, treinen, trammen enz. het celluloid-bloempje te koop aan te bieden. Het bloempje krijgt den vorm van het madeliefje (Meizoentje Margeriet), met witte bloemblaadjes op een sterk naar voren tredenden oranje bloembodem. ÜVelk ingezetenen zou, weigeren, het aldus aangeboden bloempje voor 10 cent te koopen en dien dag zicht baar te dragen Duys in de Tweede Kamer. De Kamer-berichtgever van „De Tijd" laat zich als volgt uit over het anogame en lawaaierige optreden van den socialist Duys in de Tweede Kamer, en over hetgeen daarvan e6n gevolg kan wezen: „De heer Duys verweet de rechterzijde, en met name dr. Nolens, dat zij onder een Christe lijk Kabinet heel anders staat tegen over de sociale wetgeving dan onder een liberaal ministerie. „Onder het laatste roept gij om sociale wetgeving, nu stopt ge deQ arbeiders zedelijk heidsmaatregelen in de maag;" riep hij zoo ongeveer met zijn luidkrijsen- de stem. „Dat was dr. Nolens, die notab9ne aan het debat gisteren en vandaag niet eens deel genomen heeft, te veel. Wit van woede, ik zag den goeden doctor nooit zoo kwaad, Bprong hij op, vroeg het woord en protesteerde krachtig tegen „deze hatelijke en voor hem persoonlijk zeer pijnlijkeinsinu atie," (Instemming bij de heele vergadering.) En de heer Van Wijnbergen deed het nog eens dunnetjes over, want die deelde den woelwater kalm mede dat, hij hem geen woord van debat meer waardig keurde, omdat hij het peil der discussie zoo jammerlijk verlaagt. „Daar stond vriend Days nu en tuurde diepzinnig naar de punten van zijn laarzen. In plaats nu fat soenlijk excuus te vragen, deed hij net als een brutale, gestrafte schooljongen en zei, dat hij het toch lekker weer zou doen en maling had aan de rech terzijde. „Maar aan zijn eigen partijgenooten zal bij toch wel geen maling hebben en vergis ik mij niet, dan beginnen die zich al meer en meer tegeneeren over hun wat al te onstuimiger» ee onopgevoeden makker. „Geen wonder trouwens, want hun prestige rijst door zulk gezelschap niet. „Jammer, hoogst jammer, dat het zien laat voorzien, dat dergelijke, onsmakelijke tooneeltjes zich nog wel meer zullen voordoen. De goedige president is toch voor zijn taak tegen zulke elementen in het geheel niet opgewassen. Hij liet den heer Dms maar rustig zijn gang gaan en, ja, toen de heeren Nolens en Van Wijn bergen z6o ontstemd bleken, en terecht, toen prevelde hij wei zoo iets als „Ik heb den heer Duys niet goed verstaan nota bene den heer Days kun je gemakkelijk op den Vijverberg booren en ik roep hem alsnog tot de orde," maar daar lachteoo'n klantje immers wat om. „Neen, als Graaf Van Bylandt niet wat meer staal in zijn bloed krijgt, dan zie ik hem z^jn zware taak heusch spoedig neerleggen. Het is voor deftige gemoedelykeoude heeren tegenwoordig geen werk meer zoo'n Kamerpresi- dinm." De he«twaterinoord té A dam. Met betrekking tot den opzienbarende* mooini op mevrouw Wynia, kwamen nog de volgende bijzondeirheden. ter oore van een der bladen: De beide verdachten kenden elkander reteds sinds hiui prille jeugd. Ais kin deren, wonende le Dokkurn, in dezelfde buurt, hadden zij met -elkaar omgegaan en op straat gespeeld, en kwamen zij wel bij elkander- thuis. Daarna hadden zij elkaar uit het oog verloren, cm ei-> kaar ongeveer twee jaar geleden weer, te Amsterdam te ontmoeten. De dienst bode had toen haar thuis fiij een oonij Daar kwam ze op haar vrije dagen e*. avonden. Die oom was tevens een ken nis van de moedier van R1., pn zoo, kwamen, zij weer met elkander in aan raking. Langzamerhand werd de omgang wat drukker en ten slotte vestigde het 110) „Ja beste kind, ik ben je vader, -wel niet je eigen vader, want die is helaas allang dood, maar toch je tweede papa, en ik za-1 even goed voor je zorgen afs voor onze kleine Alice." r Te Mont-Doré. wachtte Madeleine in de hoogste spanning de terug komst van haar echtgenoot af. Zou er op het oogenblik da,t haar hoogste Koluksdrooin verwezenlijkt stond te worden, nog niet iets in den weg komen Jeannette trachtte tevergeefs haar wat tot kalmte te brengen. De klei ne Alice had eenige brokstukken van het gesprek opgevangen en hield nu natuurlijk: niet op met haar nieuws gierige vragen. Ze werd zelfs zoo lastig dat Jeannette, meenende daar door Madeleine eenigszins te kun nen afleiden, tot deze zeide: „Zou het niet beter zijn de kleine maar heelemaal in te lichten, dan staat ze er straks niet zoo vreemd meer voor." ...Wat is er, Jeannette," vroeg het kind ..Murna zal je een heel mooie g schiedenis vertellen, biesfe." Alice klapte in de handen van plezier. „O mama, vertel u het maar gauw. Ik ben zoo nieuwsgierig," riep ze. Madeleine nam een plotseling be sluit. Ze zette het kind op haar schoot en zeide: „Luister maar, lie veling, dan zal ik je alles vertellen. Br was eens een mama die een klein kindje had, even zoet als gij, maar- veel kleinerj „Netals kleine Paul van oom Ray mond „Nog kleiner." „(Wat had ik het graag eens wil len zien!" „Haar moeder had haar even lief als ik jou. Maar op zekeren dag heb ben Jeelijke menscben het kind ge stolen." .„Wie heeft dat- gedaan \.Een bedelaar en een bedelares die voorbijkwamen." „Wat slecht! En heeft- die moe der dat kindje nog teruggekregen „Neen, ofsehoon zij altijd en overal gezocht heeft." 'De oogen van het kind begonnen te schitteren van begrijpen, terwijl baar lief gezichtje een hoogst ernsti- gen trek kreeg. „En heette die bedelares geen Pia Dallone, zeg mama," vroeg ze. Getroffen keek Madeleine haar kind aan zonder een woord te spre ken. „En die ongelukkige moeder, bent u dat niet, mama," sprak de kleine heel wijs verder. De gravin bedekte het gelaa.t van het lieve kind met kussen. „Wie heeft je dat alles gezegd, lieveling," sprak ze. „Niemand; ik heb het zelf ge hoord, toen u laatst met papa, er over sprak. Toen heb ik wel gedacht dat zusje Leonie nog in leveu was en dat gij- haar zocht." „Ja, zoo is het, en wij hebben haar gevonden ook. Je vader brengt haar straks hier. Zal je veel van die lieve zus, die zoo erg ongelukkig ge weest is, houden, schatje?" „O ja, mama," klonk het, ,,ik zal erg veel van haar houden, vooral. vooral „Welnu, vooral," vroeg Madelei ne in spanning. „Vooral," eindi.gde het kind niet zonder schroom, „als Loulou mijn zusje is." De gravin fluisterde: „Wat ben ik gelukkig, kind, dat je dat gezegd hebt." Er hield een rijtuig' voor het huis stil. Richard stapte er uit, met Lou lou alleen. Reine had hen onderweg verlaten, maai- ze had beloofd de fa milie de jClavières te komen bezoe ken, voordat Madeleine en de haren naar Indië terugkeerden. „Giji weet.," had de graaf met een stevigen handdruk tot haar ge zegd, „dat ik altijd groote achting voor u heb gekoesterd. Die gevoe lens blijven iu mijn hart, en boven dien voel ik thans ook een diepe dankbaarheid jegens u. Gij hebt in mij een vriend, en dat zal ik u be wijzen." Reine hoog het hoofd. „Gezijt te goed en te edelmoedig," sprak ze, „ik heb zooveel goedheid niet verdiend. Uw, grootmoedigheid jaagt, mij angst aan. Het schijnt mij toe dat God zich er thans mee zal gaan belasten van mij de vergelding- te vragen, waarvan gij zoo edelmoe dig hebt afgezien."' Met deze woorden had ze van Ri chard de iClavières afscheid geno men. Het weerzien van Madeleine en Loulou was hartroerend, „Moeder," klonk het, en de gravin hield haai- kind zoo vast- in de armen geklemd, dat het scheen alsof zij het nooit zou loslaten. Gedurende eenige oogenblikken hoorde men niets dan snikken en kussen, onderbroken door enkele woorden, op .hartstoeh tei ijken toon uitgesproken. „Moeder, mama," her haalde Leonie maar voortdurend. „Mijn kind, mijn Leonie," snikte de gravin. Uitgeput van ontroering, was Ma deleine gaan zitten. Jeannette wenkte de kleine Clara, en deze begreep terstond wat de i trouwe dienstbode bedoeldeze snelde op' bare moeder toe en omvatte haar knieën. En toen, met haar* beide lievelin gen in haar armen, het blonde kopje der eene én de bruine ha,ren dei- an dere tegen zich aangedrukt, vestig de Madeleine haar groote mooie oogen op Richard, en in dien blik was heel haar geluk en haar groote dankbaarheid te lezen. „O Richard, hoe zal ik je ooit genoeg liefhebben," stamelde ze. Terwijl de graal' de drie wezens, die hij zoo innig liefhad, in één om helzing vereenigde, maakte (Made leine één hand los en reikte die Jean nette toe. „Ook jou dank ik, trouwe vrien din," sprak ze,'„gij hebt alles wat ge liadt, zelfs een deel van uw levens geluk opgeofferd om het mijne te redden en, mij te helpen, ik dank jw" Den volgenden morgen kwam er en telegram van Charles de Sintély. waarin hij! hun het overlijden der her togin da Roquebiuno meldde. Dienzelfden dag vertrok de fami lie naar Parijs. Op de begrafenis der ongelukkige hertogin ontmoetten zc Philippe de Roquehrune. Na afloop der droevige plechtigheid werd het testament voorgelezen, waarbiji aan Leonie de Oypières de geheele erfe nis! van de, hertogin ten deel viel. I)aar, in de sterfkamer van de doch ter, der Oypières, werd ook haar be kentenis .gehoord, die den naalm van Madeleine van iederen schijn van schuld zuiverde. Philippe was blijkbaar door Char les de Bintély gerustgesteld, voor- zoover dit na Clara's laatste woorden nog: noodig was. Kalm en -ernstig met grootcr waardigheid dan hij nog ooit aan den dag gelegd had hoor de hy: de voorlezing der zinsneden aan, waarin zijn onterving besloten .lag'. Maar toen de laa-tste woorden van Ihet testament door de ruime kamer hadden geklonken, maakte Charles de Sintély bekend, dat aan het hem i dpor de hertogin toevertrouwde tes tament in hare laatste uren nog een codicil was toegevoegd. Het was een verklaring, waarin de overleden her- togin, behoudens de goedkeuring van haar, die alleen en uitsluitend het recht had op de millioenen der Oy pières, aan haar echtgenoot een lijf rente van twintigduizend francs uit hare nalatenschap verzekerde. De overledene had daarbij tevens haar wensch herhaald, dat Philippe voor hen beiden boete zou doen voor de bedreven misdaden. De gevoelige Madeleine, al het. lij- den vergetende dat ha,ar door Clara de Mondmgon veroorzaakt was, smolt weg in tranen. Dat de laatste wensch der stervende, voor zoover het haar betrof, geheel in vervulling zou gaan -^-"Philippe do Roquehrune Behoefde er geen' oogenblik aan te twijlen. (Zie Otn'mezijde)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5