TWEEDE BLAD.
Moeder en Martelares
Gemengde Buifenlandsche berichten
Gemengd Nieuws.
MAANDAG 7 MAART 1910.
Was het een fout?
BINNENLAND.
FEUILLETON.
NIEUWE HAARLEMSCHÉ COURANT.
Naar aanleiding van het p older-
j ongensacJitig optreden van .den so
cialist JU ujjs in de Kamer trekt het
Huisgezin van leer tegen de
Beciitscüe (kiezers in Zaandam, die
niet hebben gezorgd dat in den afge
loopen zomer de liberale eandidaat
van .Tienen gekozen werd in plaats
van den socialist Duijs, aan wien
de Kamer door zijn onnebbelijk op
treden zich. nu zoo ergert.
Het blad schrijft:
„Er is vóór de herstemmingen
in Juni 19OT van anti-revolution-
naire zijde en ook door sommige
katholieken gezegd: liberaal en so
ciaal-democraat zijn lood om oud
ijzer, en ojj dezen grond onthou-1
ding geadviseerd. j
Hieraan heeft de heer Duijs zijn
Kamerzetel te Zaandam te dan
ken gehad.
De liberalen en de rechterzijde
■waren te zamen bij; eerste stem- j
ming 1400 stemmen sterker dan j
de sociaal-democraten. j
Hadden bij de herstemming de'
christelijke.kiezers den liberaal ge
stennd, er ware geen spraak van
geweest dat. de heer Duijs gekozen
ware geworden.
Mij durven betwijfelen, of in
dien men thans de herstemming
kon overdoen, de rechtsche kiezers
in het district Zaandam de tac
tiek van den afgeloopen zomer
opnieuw, zouden volgen."
Hieruit blijkt wel, dat het Noord-
bi abant scheiblad niet. erg op de hoog
te is van hetgeen iu 't district Zaan
dam in den afgeloopen zomer ge
schied is.
De heer van Tienen toch heeft, tij
dens de verkiezingscampagne de
rechtsche kiezers in het harnas ge
jaagd door zijn hatelijke en uittar
ten de houding tegenover de Christe-
lijken.
Al zijn redevoeringen waren door-
!?pe|ft van hatelijkheden aan 't adres
der rechtsche kiezers, waren er op
berekend de Christel ij ken te klei
neeren en door 't slijk te sleuren.
Dat heeft- den Christelij'ken in 't
District Zaandam verdroten en -
hoewel het strict genomen niet goed
te keuren is de meeste rechtsche
kiezers, toen bet ging tusschfen van
Tienen en Duijs, met geen geweld
waren ze naar de stembus te krijgen
of wel velen stemden in hun verbol
genheid .op Duijs. 1
't Gevolg is bekend.
DE DALEH-LAMA.
Nu het Boeddhistische opperhoofd
door zijn vlucht aller aandacht tot zich
trekt en Tibet hel. onderwerp is van
veel geschrijf zal het onzen lezers ze
ker aangenaam zijn, wanneer wij uit de
Deeember-aflevering 1908 van de „An
nalen der missionarissen van Sparren-
daal", de volgende interessante bijzon
derheden omtrent deze persoonlijkheid
en dit land afdrukken:
„Volgens de begrippen der Thibetanen
en Tataren, is Boeddha's persoonlijk
heid onvergankelijk; zijn'dood is slechts
schijnbaar, in werkelijkheid heeft er
slechts een verhuizing, eend overslor-
ting van, Boeddha's' wezen plaats van
het eene lichaam in een ander. De
persoon, in wiens lichaam Boeddha
overhuisde, wordt aangeduid door den
Raad der Hoetoektoe-Lama's, welke in
rang volgen op den. Da leb-Lama. Oor
spronkelijk erkende men slechts een
enkelen Levenden-Boeddha, n.i. dien
van, Lhassadoch tegenwoordig heelt
elke lamaserij van beteekenis een of
zelfs meer leden, in wie Boeddha zich
belichaamde en aan wie dan ook een
gelijke eer bewezen wordt als aan
Boeddha zelf. De voornaamste belicha
ming van Boeddha geschiedt nochtans
altijd in den. persoon welke gekozen
wordt tot Daleh-Lama, en. die dan ook
door China's regeering aLs eene verper
soonlijking van Boeddha ambtelijk
wordt erkend en bevestigd.
De Daleh-Lama 1) is liet burgerlijk
en kerkelijk opperhoofd der gezamen
lijke Thibetaansche landen; hij heeft
de wetgevende en uitvoerende macht,
het gansolie staatsbestuur in handen;
alle akten worden verleden in zijnen
naam. Tot richtsnoer van zijn bestuur
dienen hem het gewoonterecht, alsme
de de verordeningen van den Boeddhis-
tisehen hervormer Tsoeng-Kaba 2)doch
hij zelf is door geenerlei grondwet of
voorschrift gebonden.
Het paleis van den Daleh-Lama ver
dient zijnen alom verbreiden roem ten
volle. Op ongeveer een kwart uurs
aistand ten noorden van Lhasa verheit
zich een kegelvormige rotsheuvel te
midden van het ruime dah als een ei
land uit een meer. Die heuvel draagt
den naam van Boeddha-La, d. i. Boed
dha's-berg of Godsberg. Op dit mach
tige, door <le natuur gevormde voet
stuk, hebben de vrome vereerders van
den Daleh-Lama een heerlijk paleis ge
bouwd, waarin de vleeschgeworden, le
vende en onvergankelijke godheid
troont. Dat paleis bestaat eigenlijk uil
eene vereeniiging van onderscheidene
tempels en gebouwen, allen verschil
lend in grootte en pracht, in wier mid
den hoog-uit in de lucht zich de gulden
koepels en zuilengangen verheffen van
den trotschen tempel, waarin de god
heid des Kaleh-Lama's zetelt. Vanuit
dat hooge heiligdom schouwt hij hein-
do en verre over het land, en ziet (hij
neder op die breede en diepe scha
ren van geloovigen, die bij het eene of
audere hoogtij de vlakte wijd en zijd
bedekken, om zich aan den voet van
den Berge-Góds le komen werpen in
het stof, en de hulde hunner veree-
ring te brengen aan het opperwezen.
De gebouw en, welke dien midden-tem
pel omringen, zijn bewoond door een
overgroóte menigte van. Lama's, wier
taak het is den Daleh-Lama te bedienen
of hem» ter zijde te staan in hel be
stuur.
Van Lhassa naar Boeddha-La loopen
%ee heerlijke dreven, waarin de vro
mé pelgrims biddend en peinzend op
en-neer wandelen, en de Lama's van
het Hof in hunne rijke dracht op fraai
opgetuigde paarden, heen-en-weer rij
den. Om het Boeddha-La heerscht wel
voortdurend eene groote levendigheid,,
doch iedereen is ernstig en zwijgend,
aLs doordrongen van de onmiddellijke
nabijheid der levende Godheid.
Doch de, Daleh-Lama kan natuurlijk
niet van de hoogte zijner godheid zoo
laag nederdalen, dat hij zich om de nie
tige aardsche dingen bekommeren zou.
Hij neemt dan. ook slechts kennis van
de meest gewichtige aangelegenheden,
en ook dit slechts in zooverre hi.j ver
kiest, -
Voor het bestuur heeft hij onder zich
een koning, Guielbo of Nomekhan ge
naamd, welke steeds uit den rang der
Schaberon-Lama's gekozen wordt, en
wel om beurten uit een der 3 groot-
Lamaserijen van Lhassa: Depong, Sera
en Galdan. Hem terzijde staan twee
Ohiineesche gezanten, dez.g. k'inn-ïh'ai's
of amban's, als vertegenwoordigers van
het hCineesche gezag, welks uitoefening
natuurlijk ten zeerste vergemakkelijkt
wordt door den autochtonen invloed des
koningis.
Het is de eerste dier Amban's welke
toezicht houdt over den Guielbo, zijne
koningskeuze al dan niet bekrachtigt,
zijne goedkeuring hecht of weigert aan
de benoeming der koninklijke minis
ters, der Thibetaansche hoofdmandarij
nen, der voornaamste gróol-lama s en
hen namens China's Keizer bevestigt
in htnx ambit, 'tis ook die amban, wel
ke zorg draagt voor de bewaking der
grenzen, welke toezicht houdt over hel
leger, en zelfs over het geldelijk be
heer; hij alleen vertreedt de Thibetaan
sche belangen tegenover het buitenland.
Deze jm ban's zelf staan onder het
onmiddellijk gezag van den onderkoning
van hel Chinees die gewest Seutch'oan,
1) Het Tataarsdie woord daleli be-
teekent zee; de oppcrl-ama van Lhasa
(Lha: geest; ssa: land) wordt aldus
genoemd, als zijnde een „zee van wijs
heid en macht".
2) Tsoeng-Kaba bracht om heL jaar
1500 aanzienlijke hervormingen in den
Boeddhistisch en eeredienst; Jiij is de
stichter der z.g. gele Lama's.
die zijn visa stelt op hunne ambtelijke
berichten, en deze met zijne opmerkin
gen opzendt aan het Li-fan-yuen, den
Raad der schatplichtige gewesten te
Peking.
Na den todit der Engelschen naar
Lhassa, besloot de Chinees che regee
ring voortaan ook een Ta tar en-geireraa 1
naar Thibet te zenden met 5 batal
jon voetvolk, 4 esscadrons ruiterij en
2 batterijen geschut.
Het koninkrijk Thibet is als 't ware
een kolonie vtan Cliina. Om de 3 Jaren
'is de Daleh-Lama gehouden tot eene
schatting in natura ter waarde van 5000
Tiaëls (pl.m. f 11.000) aan den Keizer
van China; 'die schatting wordt naar Pe
king vervoerd op 300 kameelen, onder
geleide van even zooveel ruiters. De
Landsmunt wordt geslagen met een
randschrift des Keizers en den naam
der provincie Seutch'oan.
Door tusschenkomst van den onder
koning dier provincie en der beide ge
zanten te Lhassa, geeft de Chinees olie
regeering hare orders aan den Thibe-
taanschen koning, en, door tusschen
komst van dezen laatsten. zelfs aan
den "Daleh-Lama. Want de Daleh-Lama
is rechtens wel de meerdere van zijn
Guielbo ,doch feitelijk staat hij ten ge
volge van China's listige, sluwe staat-
kundé, toch onder de voogdijschap van
zijnen Guielbo.
Een stichting van John Rockefeller.
Bij den Amerikaansehcn senaat is een
wetsontwerp ingediend, waarbij toestem
ming wordt verleend lot het opricht en.
van een Rock efell er-s Lichting in den
staat Columbia. Rockefeller schijnt
voornemens te zijn een stichting inhei
leven te roepen, waarvan de hoofd
zetel te Washington zal zijn gevesligd
en zelfs de Carnegie-stichting in de
schaduw zal stellen. Het zal een in
richting voor opvoeding worden op
breeden philanthropischen grondslag.
Het senaatslid, die de wet voorstelde,
verklaarde,' dat Rockefeller van plan
was „om op greater schaal schenkin
gen te doen dan, iemand anders nog
had gedaan."
De zoon van Rockefeller wordt voor
zitter der stichling.
Soldatenmishandelingen in Duifsch-
land. Bij de behandeling van de leger-
begreotiog in den Rijksdag 28 de
bondsraadvertegenwoordiger van Beie
ren met bijzonderen nadruk er tegen
op gekomen, dat ook in Beieren de
gevallen van mishandeling van sol
daten door hun superieuren vermeer
derd zijn.
Als een bewijs, dat de Beiersche
Bonderaadvertegenwoordiger bet. hier
bij het rechte eind heeft maakt de
„Frankfurter Zeitung'* melding van
een geval van soldalenmiehandeling
dat voor den krijgsraad te Würzburg
behandeld werd.
Een eerste luitenant had een zijner
soldaten herhaaldelijk uitgescholden
en geslagen, en eenmaal zelfs, bij een
oefening, omver gereden en onder de
hoeven van zijn paard vertrapt, waar
door het slachtoffer zwaar lichamelijk
letsel ontving.
De krijgsraad veroordeelde den
luitenant tottwee dagen kamer
arrest.
Als tegenhanger van dit schijn vonnis
herinnert het blad dan aan de ver
oordeeling van een musketier te
Hohensalza tot acht jaar gevangenis
straf, omdat hij betrokken was in
een vechtpartij, waarbij ook een
onderofficie aanwezig was.
De officier, die 2ijn weerloozen
ondergeschikte lafhartig mishandelt,
wordt door den krijgsraad feitelijk
vrijgesproken, terwijl de musketier
die bij eert vechtpartij in elk geval
toch ook zijn eigen huid waagt op
draconische, wijze wordt gestraft.
Dc tarwe-koning. James A. Patten,
de bekende Amenkaansche graan- en
katoen-speculant, beweert, dat hij zich
uit de zaken gaat terugtrekken. Hij
bezit nu 50,000,000 gulden en heelt
aan een dagbladman meegedeeld, „dat
hij nu binnen is, en verder voor zijn
genoegen gaat leven." Ook Patten's
partners scheiden er uit. Ook zij zijn
„binnen" en meer dan dat.
De Duitscuz scheepvaart tollen.
Prof. di'. Piloty heeft dezer (lagen to
Würzburg een rede gehouden over de
scheepvaarttollen en daarin o.a. over
de tegenkanting, welke die voorstel
len, in het buitenland vinden, het vol
gende gezegd: „Het is te betreuren,
dat de zich op zoo eigenaardige wijze
'uitende tegenstand van Duilsehe bonds
staten zijn invloed ook heeft 'dóen gei
den buiten de grenzen van het Duit-
sche rijk en den tegenstand van het
buitenland heeft uitgelokt. Zoo iets zou
miet gebeurd zijn1, in den j,ijd dat Bis
marck nog rijkskanselier was. Welk
belang heeft tóch het buil enlaiid bij
onze seheepvaartpolitiekWanneer wij
dat eens nagaan', niet in theorie maar
met de kaart in de hand1, dan blijkt
dat alleen Nederland met zijn Rijn-
armen daarbij in belangrijke mate ge
ïnteresseerd is ,dan Zwitserland, voor
zoover den Boven-Rijn betreft, (Basei-
Sehaffhansen, meer van Constanz) en
eindelijk Oostenrijk ten opzichte van de
Donau en evenjeens doo,r den Boven-
Rijn door het plan-Meer van Constanz-
Bregenz. De belangen van Oostenrijk
b j het minimale stukje Elbie in Bohe-
mfe&i en die van Frankrijk bij zijn Moe
zel, zijn belachelijk opgeblazen. Noch
Oostenrijk noch Frankrijk kunnen dn
ernst iets tegen het plan inbrengen,
Oostenrijk niet, omdat het Donau,plan
met de zaak niets te maken heeft en
zijn belangen aan het meer van Con
stanz evenwijdig loopen meit de Duil
sehe, Frankrijk niet, omdat dit land
met zijn eindje Moezel geen gewicht
ii de schaal legt. Alleen de tegenstand
van Nederland is verklaarbaar. Men zou
er echter wel aan doen het treffen
van een. regeling met dit land aan Üe
Duilsehe diplomatie over te laten.
Een poging van de Diuitscho klein-
slaatschepolitiek om het Duilsehe rijk
diplomatieke moeilijkheden te bereiden
door opwinding te veroorzaken dn het
huifianland, zal ten slotle op een ne
derlaag dezer politiek uitloopen. Dat
het Duits die Rijk als wetgever de aan
gelegenheid der binnerilandsche scheep-
vaartbelangen autonoom" regelt en dan
op grond dezer regeling - onderhande
lingen met het buitenland aanknoopt,
i.» volkomen in den haak. De verhou
ding is dezelfde als tusschen bet auto
nome toltarief en tollariefspolitiek."
De verraderlijke duim. Te New-
York ie een dsg of wat geleden een
bom ontploft in een huurkazerne in de
65e straat. Blijkbaar geschiedde de
ontploffing te vroeg, waDt de man die
het helsche werktuig in zijn bezit had,
werd bij zijn explosie zwaar gekwetst
en moest met achterlating van drie
vingers en een duim de vlucht nemen.
Drie vingers en eendui'ul Welnu die
duim was een oude bakende van de
justitie, want zijn afdrnk kwam voor
het vingertoppen aibum der New-
Yorkeche recherche. Het was de duim
van No. 13978, oftewel Leo Barry,
een bekend Italiaansch boosdoener en
lid der buruchte Zwarte-Hand-orga
nisatie.
Hij wordt nu ijverig gezocht.
Brutaaltjes! De rechtbank te
Snesen beeft te vonnissen gehad drie
gymnasiasten, die in de kamer van
den rector waren ingebroken om
examenopgaven te etelen wegens huis
vredebreuk en ontvreemding werden
deze jonge boosdoeners ieder tot twee
weken gevangenisstraf veroordeeld.
De marinewerf-schandalen te
Toulon nemen bij den dag grootere
afmetingen aan. Er zijn op 't oogen-
blik niet minder dan 15 commissiën
van onderzoek aan het werk, die de
firma's die de leverantiën voor de
marine hadden, in verhoor zullen
nemeD.
Te Parijs zijn vijf commissiën aan
den arbeid. Bij dat onderzoek is op
een groot aantal papieren, op de te
Toulon gepleegde fraudes betrekking
hebbende, beslag gelegd. Daaronder
zijn brieven, zeer bezwarend voor den
marine-commissaris Jaure Baloy, thans
in hechtenis.
840 mijlen in een cab Een Engelsch-
man, die te Interlaken vertoefde,
stapte in een cab en zeide flegmatiek
tot den koetsier hem naar Cannes
Han de Riviera rijden. De koetsier
klom eens van zijn bok af en wierp
een twijfeiachtigen blik op zij a gast.
„All Right 1" zeide de Eugelschnoan,
bier is mijn naam en adres, en hij
haalde meteen een portefeuille met
banknoten voor den dag. „Vooruit
schiet op en rijdt me naar Cannes I"
De koetsier rekende uit dat dit een
lange reis was, welke hij echter, als
de Engelschman 't meende, wel wilde
ondernemen, maar dat hij dan een
extra paard noodig had.
De Engelschman vond 't goed, en
de reis werd ondernomen. Mod pas
seerde Genève, Grenoble, de Jura
Alpen, Lyon en Marseille en arri
veerde veilig en wel te Cannes, na
een weg van 840 mijlen te hebben
afgelegd in veertien dagen. De koet
sier werd door den Engelschman
prompt betaald en na zijn paarden
een fatsoenlijke rust te hebben ge
gund. ondernam hij weer den terugweg
naar Interlaken. Hij vertelde dat dit
de langste, meest interessante en best-
betaalde rijtoer was geweest, die hij
ooit in zijn leven had ondernomen,
8n dat hij er voortaan op zou uitzien
of bij nog meer van soortgelijke En
gelschen kon ontmoeten..
30 Aprilbioem.
Sedert 1907 wprdt, in Zweden ja,ar-
ljj-ks PP den Is ten, M.ei op stra,at een
celluioidbioerupje verkocht, waar
van de opbrengst dient voor, de ver
pleging: .van tuberculoselijders en de
zorg: (voor tuberculeuze en praetu-
berculeuze kinderen, in 1909 heelt
de netto-opbrengst van den verkoop
van dit Meibloempje meier dan Hon
derdduizend gtuden, bedragen. Noor
wegen heelt lret vorig jaar het voor
beeld van Zweden gevolgd en in
Denemarken is in 1909 op 2 October
een henst bloemendag ingevoerd. De
bloempjes werden op dien dag op
straat door dames en, jonge meisjes
verkocht, Kr waren 350.000 besteld,
an de geheele voorraad was reeds in
den middag uitverkocht. Bij on ieder
een droeg op jas, (rok, mantel of
muts het weldadigheidsbloempje.
in het „Mteekblad voor den, han-
deldrijvenden, en industrieelen mid
denstand" werd in December j.l. door
den heer H. J. Roelofs, te Amster-
sterdaml het idee aan de hand gedaan,
of de Nederlandsche .Centrale Ver
eeniging .tot bestrijding der tuber
culose zich niet van deze gedachte
kon meestermaken, om de kassen van
de tuberculose-best-rijdende vereeni-
gingen in het land te stijven.
In de Januari-aflevering, van het
orgaan dief vereeniging, het tijd
schrift Tuberculose" werd in een
artikel van de hand van dr. (Van
Gorkom, van 's-Gravenhago, over de
tuberculosebestrijding in Zweden na
der de aandacht op (de: zaak geves
tigd, en in Februari j.l. heeft het-
Dagelijksch Bestuur van de genoem
de vereeniging besloten, alle plaat
selijke vereenigingen tot bestrijding
der tuberculose in ons land en daar
mee gelijkgestelde vere&igingen op,
te wekken om dit jaar een proef met
n ationalen weldadigheidsbloemen
dag te nemen en te trachten het
filanthropische instinct van de ÏNe-
derlandscho burgers en burgeressen
volgens deze nieuwe methode te prik
kelen.
Met dr. Van den Brink was het
bestuur van gevoelen, dat geen dag
ons Nederlanders in opgewekter en
dankbaarder en dus in milder en
geeflustiger stemming zal vinden,
dan de geboortedag van H. K H.
Prinses Juliana, en da.t dus geen dag-
in Nederland voor een proef zich
beter zal leenen, dan de 30ste April.
Deze opwekking is in goede aarde
gevallen, en zoo zal in een groot-
aantal gemeenten .in ons land de 30e
/April 1910 voor het éérst worden
georganiseerd als een nationale wei-
da di gheidsbloemen dag. Allerwegen
worden comitó's gevormd van dames,
die zich op dien dag' beschikbaar
stellen, op de straten, in koffiehui
zen. stations, treinen, trammen enz.
het celluloid-bloempje te koop aan
te bieden. Het bloempje krijgt den
vorm van het madeliefje (Meizoentje
Margeriet), met witte bloemblaadjes
op een sterk naar voren tredenden
oranje bloembodem.
ÜVelk ingezetenen zou, weigeren,
het aldus aangeboden bloempje voor
10 cent te koopen en dien dag zicht
baar te dragen
Duys in de Tweede Kamer.
De Kamer-berichtgever van „De
Tijd" laat zich als volgt uit over het
anogame en lawaaierige optreden van
den socialist Duys in de Tweede
Kamer, en over hetgeen daarvan e6n
gevolg kan wezen: „De heer Duys
verweet de rechterzijde, en met name
dr. Nolens, dat zij onder een Christe
lijk Kabinet heel anders staat tegen
over de sociale wetgeving dan onder
een liberaal ministerie. „Onder het
laatste roept gij om sociale wetgeving,
nu stopt ge deQ arbeiders zedelijk
heidsmaatregelen in de maag;" riep
hij zoo ongeveer met zijn luidkrijsen-
de stem.
„Dat was dr. Nolens, die notab9ne
aan het debat gisteren en vandaag
niet eens deel genomen heeft, te veel.
Wit van woede, ik zag den goeden
doctor nooit zoo kwaad, Bprong hij op,
vroeg het woord en protesteerde
krachtig tegen „deze hatelijke en voor
hem persoonlijk zeer pijnlijkeinsinu
atie," (Instemming bij de heele
vergadering.)
En de heer Van Wijnbergen deed
het nog eens dunnetjes over, want die
deelde den woelwater kalm mede dat,
hij hem geen woord van debat meer
waardig keurde, omdat hij het peil
der discussie zoo jammerlijk verlaagt.
„Daar stond vriend Days nu en
tuurde diepzinnig naar de punten
van zijn laarzen. In plaats nu fat
soenlijk excuus te vragen, deed hij net
als een brutale, gestrafte schooljongen
en zei, dat hij het toch lekker weer
zou doen en maling had aan de rech
terzijde.
„Maar aan zijn eigen partijgenooten
zal bij toch wel geen maling hebben
en vergis ik mij niet, dan beginnen
die zich al meer en meer tegeneeren
over hun wat al te onstuimiger» ee
onopgevoeden makker.
„Geen wonder trouwens, want hun
prestige rijst door zulk gezelschap
niet.
„Jammer, hoogst jammer, dat het
zien laat voorzien, dat dergelijke,
onsmakelijke tooneeltjes zich nog wel
meer zullen voordoen. De goedige
president is toch voor zijn taak tegen
zulke elementen in het geheel niet
opgewassen. Hij liet den heer Dms
maar rustig zijn gang gaan en, ja,
toen de heeren Nolens en Van Wijn
bergen z6o ontstemd bleken, en terecht,
toen prevelde hij wei zoo iets als
„Ik heb den heer Duys niet goed
verstaan nota bene den heer Days
kun je gemakkelijk op den Vijverberg
booren en ik roep hem alsnog tot
de orde," maar daar lachteoo'n klantje
immers wat om.
„Neen, als Graaf Van Bylandt niet
wat meer staal in zijn bloed krijgt,
dan zie ik hem z^jn zware taak heusch
spoedig neerleggen. Het is voor deftige
gemoedelykeoude heeren tegenwoordig
geen werk meer zoo'n Kamerpresi-
dinm."
De he«twaterinoord té A dam. Met
betrekking tot den opzienbarende*
mooini op mevrouw Wynia, kwamen
nog de volgende bijzondeirheden. ter
oore van een der bladen:
De beide verdachten kenden elkander
reteds sinds hiui prille jeugd. Ais kin
deren, wonende le Dokkurn, in dezelfde
buurt, hadden zij met -elkaar omgegaan
en op straat gespeeld, en kwamen zij
wel bij elkander- thuis. Daarna hadden
zij elkaar uit het oog verloren, cm ei->
kaar ongeveer twee jaar geleden weer,
te Amsterdam te ontmoeten. De dienst
bode had toen haar thuis fiij een oonij
Daar kwam ze op haar vrije dagen e*.
avonden. Die oom was tevens een ken
nis van de moedier van R1., pn zoo,
kwamen, zij weer met elkander in aan
raking.
Langzamerhand werd de omgang wat
drukker en ten slotte vestigde het
110)
„Ja beste kind, ik ben je vader,
-wel niet je eigen vader, want die
is helaas allang dood, maar toch je
tweede papa, en ik za-1 even goed
voor je zorgen afs voor onze kleine
Alice." r
Te Mont-Doré. wachtte Madeleine
in de hoogste spanning de terug
komst van haar echtgenoot af. Zou
er op het oogenblik da,t haar hoogste
Koluksdrooin verwezenlijkt stond te
worden, nog niet iets in den weg
komen
Jeannette trachtte tevergeefs haar
wat tot kalmte te brengen. De klei
ne Alice had eenige brokstukken van
het gesprek opgevangen en hield nu
natuurlijk: niet op met haar nieuws
gierige vragen. Ze werd zelfs zoo
lastig dat Jeannette, meenende daar
door Madeleine eenigszins te kun
nen afleiden, tot deze zeide: „Zou
het niet beter zijn de kleine maar
heelemaal in te lichten, dan staat
ze er straks niet zoo vreemd meer
voor."
...Wat is er, Jeannette," vroeg het
kind
..Murna zal je een heel mooie g
schiedenis vertellen, biesfe."
Alice klapte in de handen van
plezier.
„O mama, vertel u het maar gauw.
Ik ben zoo nieuwsgierig," riep ze.
Madeleine nam een plotseling be
sluit. Ze zette het kind op haar
schoot en zeide: „Luister maar, lie
veling, dan zal ik je alles vertellen.
Br was eens een mama die een klein
kindje had, even zoet als gij, maar-
veel kleinerj
„Netals kleine Paul van oom Ray
mond
„Nog kleiner."
„(Wat had ik het graag eens wil
len zien!"
„Haar moeder had haar even lief
als ik jou. Maar op zekeren dag heb
ben Jeelijke menscben het kind ge
stolen."
.„Wie heeft dat- gedaan
\.Een bedelaar en een bedelares die
voorbijkwamen."
„Wat slecht! En heeft- die moe
der dat kindje nog teruggekregen
„Neen, ofsehoon zij altijd en overal
gezocht heeft."
'De oogen van het kind begonnen
te schitteren van begrijpen, terwijl
baar lief gezichtje een hoogst ernsti-
gen trek kreeg.
„En heette die bedelares geen Pia
Dallone, zeg mama," vroeg ze.
Getroffen keek Madeleine haar
kind aan zonder een woord te spre
ken.
„En die ongelukkige moeder, bent
u dat niet, mama," sprak de kleine
heel wijs verder.
De gravin bedekte het gelaa.t van
het lieve kind met kussen. „Wie
heeft je dat alles gezegd, lieveling,"
sprak ze.
„Niemand; ik heb het zelf ge
hoord, toen u laatst met papa, er
over sprak. Toen heb ik wel gedacht
dat zusje Leonie nog in leveu was
en dat gij- haar zocht."
„Ja, zoo is het, en wij hebben
haar gevonden ook. Je vader brengt
haar straks hier. Zal je veel van die
lieve zus, die zoo erg ongelukkig ge
weest is, houden, schatje?"
„O ja, mama," klonk het, ,,ik zal
erg veel van haar houden, vooral.
vooral
„Welnu, vooral," vroeg Madelei
ne in spanning.
„Vooral," eindi.gde het kind niet
zonder schroom, „als Loulou mijn
zusje is."
De gravin fluisterde: „Wat ben
ik gelukkig, kind, dat je dat gezegd
hebt."
Er hield een rijtuig' voor het huis
stil.
Richard stapte er uit, met Lou
lou alleen. Reine had hen onderweg
verlaten, maai- ze had beloofd de fa
milie de jClavières te komen bezoe
ken, voordat Madeleine en de haren
naar Indië terugkeerden.
„Giji weet.," had de graaf met een
stevigen handdruk tot haar ge
zegd, „dat ik altijd groote achting
voor u heb gekoesterd. Die gevoe
lens blijven iu mijn hart, en boven
dien voel ik thans ook een diepe
dankbaarheid jegens u. Gij hebt in
mij een vriend, en dat zal ik u be
wijzen."
Reine hoog het hoofd.
„Gezijt te goed en te edelmoedig,"
sprak ze, „ik heb zooveel goedheid
niet verdiend. Uw, grootmoedigheid
jaagt, mij angst aan. Het schijnt mij
toe dat God zich er thans mee zal
gaan belasten van mij de vergelding-
te vragen, waarvan gij zoo edelmoe
dig hebt afgezien."'
Met deze woorden had ze van Ri
chard de iClavières afscheid geno
men.
Het weerzien van Madeleine en
Loulou was hartroerend,
„Moeder," klonk het, en de gravin
hield haai- kind zoo vast- in de armen
geklemd, dat het scheen alsof zij het
nooit zou loslaten.
Gedurende eenige oogenblikken
hoorde men niets dan snikken en
kussen, onderbroken door enkele
woorden, op .hartstoeh tei ijken toon
uitgesproken. „Moeder, mama," her
haalde Leonie maar voortdurend.
„Mijn kind, mijn Leonie," snikte de
gravin.
Uitgeput van ontroering, was Ma
deleine gaan zitten.
Jeannette wenkte de kleine Clara,
en deze begreep terstond wat de
i trouwe dienstbode bedoeldeze
snelde op' bare moeder toe en omvatte
haar knieën.
En toen, met haar* beide lievelin
gen in haar armen, het blonde kopje
der eene én de bruine ha,ren dei- an
dere tegen zich aangedrukt, vestig
de Madeleine haar groote mooie
oogen op Richard, en in dien blik
was heel haar geluk en haar groote
dankbaarheid te lezen.
„O Richard, hoe zal ik je ooit
genoeg liefhebben," stamelde ze.
Terwijl de graal' de drie wezens,
die hij zoo innig liefhad, in één om
helzing vereenigde, maakte (Made
leine één hand los en reikte die Jean
nette toe.
„Ook jou dank ik, trouwe vrien
din," sprak ze,'„gij hebt alles wat ge
liadt, zelfs een deel van uw levens
geluk opgeofferd om het mijne te
redden en, mij te helpen, ik dank jw"
Den volgenden morgen kwam er
en telegram van Charles de Sintély.
waarin hij! hun het overlijden der her
togin da Roquebiuno meldde.
Dienzelfden dag vertrok de fami
lie naar Parijs. Op de begrafenis der
ongelukkige hertogin ontmoetten zc
Philippe de Roquehrune. Na afloop
der droevige plechtigheid werd het
testament voorgelezen, waarbiji aan
Leonie de Oypières de geheele erfe
nis! van de, hertogin ten deel viel.
I)aar, in de sterfkamer van de doch
ter, der Oypières, werd ook haar be
kentenis .gehoord, die den naalm van
Madeleine van iederen schijn van
schuld zuiverde.
Philippe was blijkbaar door Char
les de Bintély gerustgesteld, voor-
zoover dit na Clara's laatste woorden
nog: noodig was. Kalm en -ernstig
met grootcr waardigheid dan hij nog
ooit aan den dag gelegd had hoor
de hy: de voorlezing der zinsneden
aan, waarin zijn onterving besloten
.lag'.
Maar toen de laa-tste woorden van
Ihet testament door de ruime kamer
hadden geklonken, maakte Charles
de Sintély bekend, dat aan het hem
i dpor de hertogin toevertrouwde tes
tament in hare laatste uren nog een
codicil was toegevoegd. Het was een
verklaring, waarin de overleden her-
togin, behoudens de goedkeuring van
haar, die alleen en uitsluitend het
recht had op de millioenen der Oy
pières, aan haar echtgenoot een lijf
rente van twintigduizend francs uit
hare nalatenschap verzekerde.
De overledene had daarbij tevens
haar wensch herhaald, dat Philippe
voor hen beiden boete zou doen voor
de bedreven misdaden.
De gevoelige Madeleine, al het. lij-
den vergetende dat ha,ar door Clara
de Mondmgon veroorzaakt was,
smolt weg in tranen. Dat de laatste
wensch der stervende, voor zoover
het haar betrof, geheel in vervulling
zou gaan -^-"Philippe do Roquehrune
Behoefde er geen' oogenblik aan te
twijlen. (Zie Otn'mezijde)