Schuldbesef. Schouwburgbezoek in de Vasten. Gemengde BiMaadseiie berichten Gemengd Nieuws. Sociale Berichten. Onderwijs. M|sb. FEUSI LETON. NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT „N.een, ik houd me graag aan het voorschrift der Kerk, ea eet geen vleesch op .de dagen, waarop zulks verboden is; maar zoo'n bezoek aan den schouwburg in den vastentijd maakt niets uit." hoorden dezer dagen de op merking ja aken- Of onze vriend, die zoo luchthartig over de zaak dacht, ook de eigenlijke vasten wet onder hield hij sprak alleen van de unt il oudings wet f[weten wij niet; maar wat wij wel weten is, dat hij toch een averechtsehe opvatting, hul digt van wat den goeden Katholiek gedurende den vastentijd past. „Ach, zei hij, ik redeneer maar zoo. Bie pastoors mogen zelf niet naai* de komedie, en daarom hebben ze mak kelijk praten, als ze ons het scliouw- burg-bezoek in besloten tijd verbie den. Laten zij hun Goudsche pijp en hun sigaartje liggen? En daar komt nog bij, dat ik een opera, geen „publieke vermakelijkheid" vind; ik ga er naar toe om persoonlijk kunst genot te smaken." ,V£e zijn het met onzen vriend eens, dat de beste verstervings-akte die is, welke den measch de meeste zelf verloochening ivraagi. Zoo kan het let men alleen op de versterving der zinnen ver dienstelijker zijn, een rookertje te laten liggen of een mondje snoep, dan de vastenwet gestreng na te leven. Er zijn magen, die men vaak pleizier doet, door ze geen spijs of drank voor te zetteninenschen, wien het absoluut onverschillig is, hoe dikwijls men hen aan tafel noo- digt; anderen, die op een visch-di- ner meer gesteld' zijn dan op ©en vleesch-tafel. ,Wat zou onze vriend er van zeg gen, als iemand van deze ca,tagorie het besluit nam, om maai* gewoon zijn natje en droogje te nemen en zich ook om de onthoudingswet niet te bekommeren, maar daarentegen zich een versterving* van, anderen aard op te leggen, welke zijn zinnen meer offers kost? Ongetwijfeld zal hij dit afkeuren, en te. recht. iWant al zou dan ook. als zinnen-versterving, zulke daad op zich genomen verdienstelijker zijn, zij gaat in tegen het gebod der Kerk, die zich (het recht voorbehoudt de algemfeene regelen der boete-ple ging gedurende den vastentijd te be palen. En de allereerste versterving, die van den Katholiék gevraagd wordt, is de nabeving1 der kerkelij ke voorschriften. Nu weten wij1 wel, dat strikt ge nomen de kerkelijke wet. geen voor- schrift bevat, Waarbij' het schouw burg-bezoek wordt verbodenmaar dat het toch de vurige wensch der Kerk is, dat de geloovigen in den Advent- en Vastentijd zich van liet bijwonen van publieke vermakelijk heden zullen onthouden, is overbe kend, en kan reeds hieruit blijken, dat Zij buiten noodzaak Hare mede werking onthoudt aan het sluiten van huwelijken gedurende dien tijd. Ofschoon dus door het schouwburg bezoek de vastenwet niet overtreden wordt,- handelt men toch tegen den geest der Kerk door het deelnemen aan publieke vermakelijkheden. En dit is niet goed te maken, door dat, men zich op andere wijze ver sterft. Er is hier een positief gebod en een positieve wensch, waarvoor in gewone omstandigheden niet anders is in de plaats te stellen. Nu kan onze vriend wel beweren, dat hij; een opera geen publieke ver makelijkheid vindt, en een vernuftig betoog opzetten, dat hij alleen ont wikkeling van zijn kunstgevoel be doelt, maar dat is hier de kwestie niet, I>e vraag is, wat de Kerk onder .publieke vermakelijkheid" verstaat Hj het uitspreken van haren wensch en al is dan de term misschien wat v;aag en voor nadere preciseering; vat baar, zeker is toch, dat al wat tot het tooneel in betrekking staat er onder .begrepen wordt. jiVie zich door het vasten-gebod niet getroffens gevoelt, doet goed zich een extrat-versterving op te leg gen en evenzoo wie toch den schouw burg niet bezoekt, zoeke naar eigen gelieven een andere boetepleging. Maar vóórop sta da naleving van het voorschrift en d!en weüseh der Kerk. Dit is de hoofdzaak. Vekicipadoii) anieVoor de curio siteit maakt de „Amh. Gt." melding van een aardig geval. Een bekend advocaat toch, wiens naam we niet noemen, is er in ge slaagd, de taal der rechtspleging tje verrijken met een nieuw woord, n.1. „Velocipedomanie", een nieuwe vorm van krankzinnigheid. Voor het gerecht verscheen, een man, beschuldigd van oplichterij, en wel een oplichterij in den meest alledaagschem vorm. Hij adverteerde in alle couran ten, dat hij een'fiets te koop had,, hei was een dol go«1 koop ding. Velen schreven en velen liepen er in. Zij moesten maar een bedrag zenden van.... zenden (dit bedrag variëjerde in de ver schillende brieven) en dan zou „omme gaand" de machine -worden bezorgd. 'Zij,, die geld zonden, hoorden nooit iets van een fiets of haar adverteerder. Zoo is er geld te verdienen; doch het duur de niet laug of de politie ging er zich mee bemoeien, met het gevolg dat de bedrieger werd ingerekend. Voor den rechter verscheen een heele schaar van bedrogenen en de schuld van den beklaagde was ontwijfelbaar. Zijn advocaat had niets in te brengen tegen de getuigenissen; maar wie schetst afier verbazing;, toen hij ging betoo- gen,, dat ontslag van rechtsvervolging zou moeten volgen, omdat zijn nog jeugdige client ontoerekenbaar was. Deze leed aan velocipedomanie, welke, zich o. m. uitte in rijmelarijen over vélocipèdes! In zijn pleidooi had zelfs de bekwame en geestige verdediger de goedheid om, ten bewijze van de waar heid zijner beweringen, voor den rech ter te dec lam eer en een paar .gedich ten" vajn zijn cliënt, waaruit diens krankzinnigheid zou moeten blijken. Hel was aardig gevonden; jammer echter dat de rechter do opinio van dien verdediger niet deelde. Hij was zelfs onaardig genoeg, om de velocipe- domanistische verzen lang niet slecht te noemen, en onder deze omstandig heden de toerekenbaarheid van den au teur vol te houden. Zes maanden lang kreeg de beklaagde tijd om zijn ziekte uit te vieren in een inrichting, waarin m.en tegenwoordig zulke jeugdige delin quenten wel meer plaatst. Hopen wij, dat hij daaruit zal te voorschijn (reden geheel genezen van zijn geheimzinnige kwaa 1,de velocipedoman.ie!" Ervaringen bij de Italiaansche douane. Dat is ééns*maar nooit 'zien ze me weer op het douanekantoor vertelt de Italiaansche correspondent van de „N. R. Gt.". Vriendelijke vrien den, hadden het een en ander uit Hol land. gezonden en toen ik al lang en breed wanhoopte, dat het ooit terecht 'zou komen, kwam er een groot stuk papier, met veel rootle en zwarte let ters beschreven en overal en nergens 'blauw bestempeld. In mijn onschuldige onwetendheid ben. ik op de onzalige gedachte gekomen met dat papier naar de douanet e stappen thuis de bood schap achterlatend dat ik binnen een uur weerom zou zijn. Op den ongeloo- vigen glimlach der hospita lette ik toen nauwelijks; achteraf begrijp ik dien maar alte goed. Er was mij al veel verteld van de camorra die hier heerscht: dat men geen pak los krijgt indien niet bege leid door een befooiiden facchino (wit kiel) en ik was benieuwd hoe dit ge val zou afloopen. In het kantoor zijn twee loketten, waarvan er maar één geopend is, en waarvoor zich een dichte, groezelige menigte verdringt. Ik sta er weldra tusschen, bezwijm1 haast van de knof looklucht, terwijl e enige 'dagen daar na nog een ongewoon aantal (een paar heb je eiken dag) vroolijke springertjes me aan mijn wachten herinnerden. Want het duurt ijselijk lang, en dus heeft een facchino stiekum een s'toel uit het bureau gehaald en is er bij gaan zitten. Hij heet Pipo, wat ik weldra gewaar wordt aLs opeens de beambte al zijn papieren en bankbiljetten inden steek laat, het kantoor uitholt, Pipo's stoel wegtrekt en hem met veel ge raas de deur uitjaagt. Ik glimlach vol daan: ik ben Pipo immers kwijt. ^Eindelijk mijn beurt: „Indentificee- ren?" Een perskaart, een toegangsbiljet voor musea, met portret. De perskaart is Fransch, dus onverstaanbaar. Het portret vindt hij niet meer lijkend. Dan nog wat paperassen, met een speld aan elkaar geprikt ,die me even venijnig haar aanwezigheid doet merken. „Eén lire, signore," „pardon 95 centesi- mi." „Och, dat is het zelfde," zegt de beambte nonchalant. .„Misschien voor u, voor mij niet" en ik krijg mijn saldo met een zuur gezicht. „Waar moet ik nu heen?" „Daar heb ik geen tijd voor, dat uit te leggen." - „Ja maar".... „Neemt u een fac- óhino." Dat is de camorra. Buiten staat.... Pipo doodkalm te wachten en loopt achter me aan als een schaduw, een actieve schaduw, want nu begint zijn bezigheid. „Hierheen, heer.' Weer sluipwegen tusschen os sen e nmuilezels door, door modder- sen. en muilezels door., door modder- rivieren en groezelige binnenmeert j©s. In de groote hal zitten vele mannen, beambten, maar Pipo zoekt naar het nummer dat hij met arendsoogen tus schen den warboel van kisten en kof fers ontdekt. Als ik het grijpen will zegt hij gebiedend: „Afblijven, signo- rino" en neemt het. onder zijn arm. Dan een tweede zaal; mijn kostbare papie ren moet Lk geven aan een man niet een gouden pet, die zich jammer ge noeg niet prikt en ze dadelijk weer overgeeft aan een ander die er mee verdwijnt. Wien te volgen.... den man met d cpapderen of den man met hei pak? Ik besluit tot het laatste en houd Pipo in het oog. Opeens krijg ik onder de groep den. man met de papieren in het pog en klop hem op "'den schouder. „Moet ik' nog lang wachten?" „'t. Is uw beurt niet, mijnheer," zegt hij. Wiens beurt het wèl was, dat valt niet te bena deren. i Eindelijk ik zal er een uur eindelijk komt de man; ik moet mee naar het loketje, 25 centesimi betalen voor een mooi stuk Hollandsch papier, met wapens enz. bed nikt; dat maakt met het gespelde pak 5 paperassen! Blij hol ik maar Pipo pak het pakket, maar.... „Afblijven, signorio. Het moét nog worden opengemaakt." En Pipo pak onder den arm, want hij vertrouwt me geen, steek Pipo gaat den capo (chef) oneerbiedig bij zijn mouw trek- )(k<m. Het omhulsel wordt opengeknipt tableau. „Signore, dat is bedriegerij, flat zijn geen „effetti usati" (gebruikte dingen). En als ik hem beduusd aan kijk „dat kun je toch niet als kleet- dingstuik dragen", en hij haalt er een tochtdeken uit. „En dat toch ook niet, wèl?" Lk bedank dat de ieacosey'hem hem als slaapmuts niet kwaad zou staan, maar zèg wat anders: „Ik heb toch nooit gezegd dat hel kleeren war ren?" „Fffetti zijn kleeren, signo- ?re".... „Pardon, laat u dat door een vreemdeling geleerd wezen, 't zijn al- lerhand edingen, 't kunnen ook effecten zijn, ook aandeelen in de Italiaansche Staatsspoorwegen, Ik ben er overigen» blij om flat die er niet inzitten." De capo bromt, neemt den heelen boel en-zet dien op de weegschaal. „Wacht, gaat u de watten ook wegen? Dan snij ik ze er uit." „Hoederen mogen na zending' niet van vorm veranderd1 worden," zegt de capo deftig, „daar moet u voor betalen." „Hoeveel?" „Weet ik niet." - „Dacht ik wel," zeg ik, onhebbelijk geworden. Daar is o/eens de heele discussie mee uit. De capo gaat weg. Pipo begint de „effetti" weer in te pakken. Weer gaat mijn ver langende hand naar den schat. Wéér zegt Pipo: „Afblijven, signorimo." Maar het rinkelen van geldstukken, maakt hem plotseling actief; voor het eerst Laat hij mij met het pak alleen, komt terug met een lijmpot, een stuk ze gel en een ambtenaar. Het zegel wordt er opgeplakt. „Tien centesimi voor den „bollo". Ik geef .een lire. „Ja, mijn- lieer, ik kan niet wisselen," zegt hij. „Geeft niet" en de afgepaste 10 tesixni, die ik nog nét vindt, bezorgen mij een nieuwen vijand bij de douane. En daar hoera daar gaat het pak! Bij de deur wordt het nummer vergeleken met de paperassen, wordt het zegel begluurd, moet ik de hemel mag weten waarvoor nog eens 25 centesimi betalen. Dan langs een muil ezeltroep, waarvan er een driftig naar Pipo trapt, door modder en plassen Langs onmogelijke huizen en huisjes, Langs wagens en karren en eindelijk: wéér worden hjet nummer, het zegel bekeken en toen het gemeenste van alles gjeeft de portier een grooten scheur in mijn mooi stuk Hollandsch papier, m(et wapens bedrukt en voor 25 centesimi betaald. Pipo krijgt een lir efooi; d(e uitgestoken hand van den pottier blijft onopgemerkt, wait eenig gevloek achter me geeft en nog een vijand meer, het pak dat alle verband is kwijtgeraakt, wordt in een rijtuig gelegd en „avanti" (vooruit) naar huis. Ruim twee uur was ik er geweest! Dat is eens, maar nooit meer! Eetn dokter van honderd jaar. Zon dag is er te Saint-Valériem, bij Sens, een aardig feest gevierd ter eerc van dokier Jean Boullé, di'e een eeuw oud gewor den was. Er was een feestmaal aan gericht, waar 150 m'ejische» aan deel namen. De minister van openbaar on derwijs had een vertegenwoordiger ge zonden, de onder-prefect presid eerde de tafel en de Senator ,en de Kamerlid uit de streek waren pndler de gasten. De honderd-jarige, een levendig, klein, ma ger mannetje met witte harm, ver scheen aan den feestalijkeu rlLsch, steu nend op den arm' vant een oude, trou- we dienstmaagd, 'die zeven-era-twintig jaar bij hem in dienjst geweest was. De jongste zoon van den honderdjarige, een man van vijf-en-zestig jaar, me dicus als zijn vader, vergezelde hem. Dr. Boullé heeft bij deze gelegenheid van zijn leven verteld. „Mijn vader en mijn grootvader," zeide hij o. in., „wa ren ook dokters hier in tie streek, zoo- dat sedert 1750 al de zieken in deze streek door mijn familie behandeld zijn. In mijn ouderlijk hniis leefden wij als boeren en we aten vaker aardappelen dan rundvleeseh. Mijn vader was even goed boer als' doktetr, en hij bebouwde zijn land als' hij geen/ zieken te bezoe ken had. Van de onlusten, van 1830, van de omwenteling in '48 wist Boullé alles de vertellen. Int clat jaar werd hij tot burgemeester van St. Valéirien geko zen. En '70! Ik heb''70 gezien, zeide de oude man: Pruisisch e soldaten hier in onis dorp. I)nt waren treurige da gen Toen er twee jaar geleden jn het huis van den krassen oude hjrand uitbrak, nam hij zelf deel aam het redden van papieren van waafrdej en dingen, die hem lief waren. De doreeiingem zagen hun ouden dokter Langs een ladder tot op het dak vant hot brandende huis klimmen. Zeer juist „Het Volk" geeft i'ra een artikel zich zelf en den geestverwanten den yoh- genden goeden raad: „Een klein beetje meer verantwoordelijkheidsgevoel voor schrijvers in onze partij pers zou Jieuscb geen kwaad kunnen." Op een overstroomd land. (Vrij naar Poot.) Hoe onrustig rolt hel ievaru, Des geplaegden landsman' heen, Die zijn stuikslfe grond, zoo klcen, Aan den regen prijs moert geven, Als de schnikb're waterstrooman U ittlen hemel neergapJast Met zich silepan, 't geen er wast, Doen v eik eer en in een plas. Welige akkers, vruchtb'rei weiden Zoo en als, er nooit een, was; Of de donder aam komt rollen En zijn erfelïjjka gronjt .Wordt veranderd imi eejti klont Waar de regen mep gaat .sollen. Toon mij dan, o chaostijtl, Zulk een warboel, zulk eten strijd. Een varken op oen kranten-bureau. De „L. Gt." verdeft een vermake lijk geval: Een varken op ons, bureau; onze lezers geiooven het niet en toch 't isi zoo. Een zwaa rvert vartóen kwam he denmorgen die gang van onzie bureaux binnen en posteerde! zich voor het lo ket der administratie. Wat 't heest moest doen? Eerlijk geqegd weten we het niet; wel konxJani wijl l^et hoort® knor ren, maar we konden njet achterhalen, wat het verlangde. Zocht hjet misschim bescherming tegen zijn vervolgers, ©eni ge boenen uit den omtrek, die het mooie zware biepst van morgen op onze vette vartóensmarkt gekocht, thans in een schuit huiswaarts, wildien brengen? We willen voor onzen Ljeidschen col lega hopen, dat dit varkiensbezoek ei genlijk en figuurlijk! li'et eerste en het laatste moge zijn. Va» een boerendochter, die „darpa-' wilde zijn. Zij' was ©en 21- jarige knappe deern, en de dochter vaai een keuterboer te Maarsseveen, maar haar hart zat te hoog om zich' in den boerenstand te kunnen schikken. Zij wild© liever „dame" zijh, en naar Utrecht gaain om daar „de dame uit te' hairugera'. Gelid bezat zij evenwel niet en aan gezien voor een dergelijke gril nog al wat vereLsdit wordt, dat zij niet op' eerlijke wijze kotn verkrijgen, besloot zij omeerilijke middele,n te baat te ne me». Nauwelijks itn Utrecht zijnde, ver voegde zij zich bij eetn goudsmid, ze keren II., era bestelde daar een gou den horloge, dat zij later wel af zou halen. Tegelijk vroeg zij vier gouden armbanden op zicht, die zij liever maar dadelijk mee wilde nemen, omdat het een cadeautje was voor haar aanstaande schoonzuster, die oio trouwen stond. De goudsmid was zoo onverstandig aan haar verzoek te voldoen.... en hoor de natuurlijk niets meer van haar. De stad was zij echter nog niet uit, al thans later bleek, dat zij een gere gelde bezoekster was van een orgelma gazijn, alwaar zij orgelles nam, om zich te perfectiomneeren aks diame. Zij had n.il. een orgel gekocht, het welk zij later zou laten afhalen. In- tusschem wilde zij zich echter oefenen op het klavier, etn toen zij voldoende vaardigheid had verkregen, verdween zij uit het magazijn om er nooit weer terug te keeren. 't Süot van de historie is, dat de 21 jarige boerendochter, die zoo gaarne „dame" wilde zijn, thans door twee politiedienaars is gearresteerd. Bevordering diefr conltanta betaling. De Nederlandisehe Middenstandsbond, due in Juli van dit jaar te Arhhe|m zijn 7d© Congres houdt, mag met vol doening teirug zien op de uitkomsten van vjroegere congressen. Reeds op hest eqrst.o hier in Neder land gehouden Middenstandscong|.-es (liet 3de Intqrnal tonale) dat in 1902 te Amsterdam plaats vond, werd de vraag behandeld op welke wijze (een eind gearuaakt kon worden aan de mis bruiken van het op rekeningcourant koopend publiek. De actie, die daarna doo|r den inmiddels tot stand geko men Middenstandsbond we/rd in het le ven gefroeipen, had tot onmiddellijk ge volg diat de Middenstanders zelf op hun plichten werden gcWe^en. Het ge- beujpde n.l. menigmaal, dat goedwillige klanten terstond wilden betalen, doch zelfs na herhaald aandringen, een reke ning konden krijgen. Eindelijk werd op hert Bonds congres te Lemwardeyi, in 1906, helt besluit ge nomen om in zake het bevorderen der cojirtanrte betaling, door detra Midden standsbond maatregelen Ie doen nemen, oon over geheel Nederland oen unifor me beweging ten bate daarvoor te ver krijgen Het Bestuur van 'den Middenstands- bo,nd besloot toen een rondschrijven te zegden aan all'a Middenstandsv sreeni- gingen ep. Kamers van Koophfandel, met verzoek den verkoop a contant te willen bevorderen. Het resultaat vat» dezen miaartregel was, dart het onder werp „verkoop a contant" in vele ver eenigingen. en Kamers van Koophandel een punt van behandeling heeft uitge,- maafct ep. dat hierdoor in de kringen der direct belanghebbenden zelf, de aan dacht op dit hoogst belangrijke vraag stuk is: gevestigd gewordeyi en reeds aanstonds door verschillende vereeni- gipigen maatregelen werden genomen in bet toelapg van den verkoop 5 contant. De best gebleken maatregelen Waren ome, welke door de Ilapdelsvereeuigin- gitngen in Middelburg, Nijmegen en Maastricht enz. enz. en voornamelijk de veneapaging „De Han^e" genomen waren, n.1. om door het zenden van cir culaires vanwege de vereenigingen aai» de klapten der leden dus aan hef groot© publiek hen op ïe wekken bet hertalen hunner rekeningen niet te lang uit te stellen en voorts- door het besluit dezer vereenigingen, om voor taan miert meer jaars rekeningen doch 3-nJaaade 1 ijksch e an maand rek iing en le zepden. Ofschoom door deze actie van het Bestuur van den Middenstandsbond reeds veel verbetering in bestaande' misstanden werd gebracht, waren er toch nog veel vereenigingen in Hen lapde, waar het bovenbedoeld rond schrijven gewoon voor kennisgeving was aangenomen. Met algeheele instemming van den ge- heelem middenstand, werd dan ook op het daatst gehoudep. congres (verleden zomer ter gelegenheid van de M'dden- standstenloonstelling in het Paleis voor Volksvlijt rte Amsterdam gehouden) dit vraagstuk wederom op de agenda jget- pfaat6t. In een uitstekend praeadvies leidde dr. J. Nouwems dit vraagstuk in, waarna een uitvoerig debat, waaraan, behalve door vele Middenstanders, ook werd deelgenomen door rar. Hl Louis Israels, plaats vond. Ten slotte werd de con clusie van dr. ~N. geamendeerd door den heer Fiedeldy Dop en als volgt luidende: Het Congres enz. besluit, lat het door dien Middenstand te geven crediet moet worden beperkt binnen de grenzen van het redelijke en all een/ bij uitzon dering een lang crediet mag vonden toegestaam. Acht samienwerking van vakgmooten daarvoor in de ail er eerst© plaats moo- dig, draagt verder het hoofdbestuur op te onderzoeken, in hoeverre door maat regelen van wetgeving dit doel kan worden bevorderd," met algemeene stemmen aangenomen. Door het Bestuur van den Midden standsbond werd wederom (in Novem ber van het vorige jaar) pen roradh schrijven gezonden aan allo vereenigin gen, waarin onder mededealing van het bier bovenvermelde Congresbesiuit de Middenstandsorganisaties werden opgewekt deze zaak door het zenden van circulaires en door artikelen in de plaatselijke bladen te bevorderen. Het gevolg vain dit rondsdhrij ven was, dat op verschillende plaatsen ia ons latrad deze actie wear met nieuwe kracht werd ter haind genomen, zooals dezer dagein ook uit een besluit der Handels- ver eeniging te Rotterdam bleek, ea bert publiek dus van de zijdet der organisa ties uitgenoodigd wordt hat betalen der (rekeningen niet te lang uit la stellen. Een bond van besturen van vereenigingen voor vakopleiding in Nederland De heer H. J. de Groot, inspecteur van het middelbaar onderwijs, heeft een oproep gedaan aan de besturen van ambachts dag- en vakscholen, teekensebolen, kunstnijverheidsscho len, industriescholen voor meisjes, handels-, dag en avondscholer, com missies van toezicht op bet middelb. onderwijs en wethouders voor onder- 3) „Best, vrouwtje. Maar was liet eigenlijk niet beter geweest, omtrent die huwelijksvoltrekking nog niets vast te stellen, zoolang we geen ze kerheid, hebben omtrent da,t andere je weet wel „Niets vaststellen? Dus uitstel len." riep Ida bijna heftig". „Maar man. van uitstel komt immers zoo licht afstel! Von Imhof zal voor alle formaliteiten zorgen, en ik heb mij verbonden om de borgstelling binnen zeer korten tijd beschikbaar te hebben." „Maar Ida. dat is toch „Kom; nu geen maren. Raad eens wie er hier rte Hohenwart gekomen is „De kroonprins misschien?" „Neen, oom Anton is terug*." „Zoo, dat doet mij1 genoegen." „Mij ook. Hij kwam met denzelf den trein als Helmuth. Als dat nu geen gunstig voorteeken is.. „Kom', bijgeloovig gekkinnert.je. Je Hebt oomi toch zeker even goeden dag gezegd?" „Jat, Veren a en ik. Maar jammer genoeg heeft hij uit Karlsbad' een afschuwelijk leelijken hond mee gebracht, en hij had bijna alleen oogen voor dat mormel. jWIe konden geen tien Woorden met hem1 praten, en er viel niet aan te denken, Hel mut, h aan hem voor te stellen." Vertrouwelijk legde barones Ida de hand op den schouder van haar man, en vleiend klonk het: „Niet waar, manlief, morgen ga, je met oom Anton over de borgstelling spre-' ken De kantonrechter zuchtte diep. „Morgen al, Ida? Laten we nu toch vooral niet overhaast te werk gaan en die zaa.k eens eerst rustig bepraten. Kom, ga zitten." „Je zoekt uitvluchten, man," sprak de barones nu eenigszins scherp. „Volstrekt niet lieve," verdedig de Vitus Muller zich, „maar je weet even g-oed als ik, dat men het met oom Anton een beetje voorzichtig moet aanleggen. Hp is een echte zon derling en heeft met militairen al heel weinig op." „LWel. dan praat je alleen over den vader en niet over* den zoon Oom Anton kent von Imhof althans Lij: naam en. weet heel goed, dat deze bij den kroonprins in blakende gunst staat. Als morgen de koning sterft, is von Imhof overmorgen minister dat moet je den ouden heer maar eens goed inprenten! Daarmede palm je hem bepaald in. En dan zeg j je maar met, een beetje meewarig gezicht, dat wij tot onze spijt niet de 'heele som hebben liggen, maar dat wij1 gelukkig nog zoo'n bovenstbes ten, schatrijken oom hebbenHij zal je het geld best geVen, je bent immers toch zijn eenige erfgenaam- „Ja, dat wil zeggen, - als hij in zijn testament niet anders bepaald heeft." „Och kom. wat zie je weer spo ken," riep Ida luchthartig uit. „We vragen immers ook geen geschenk, maar slechts een leening! En mijn weduwenpensioen is ruimschoots vol doende om de renten te betalen. [We behoeven ons maar een beetje te be- krimpen „Dat wil ik niet hebben." ver- j klaarde Vitus Muller hartelijk. „Ik i zal met oom Anton gaan praten, jhoor!" Op dit oogen hl i k drong uit de I voorkamer een luide woordenwisse- iling tot hen door. Daar scheen ie- j mand aangediend te willen worden, terwijl Strobel weigerde. „Kom," klonk een half klagende, maar toch doordringende stem, „de barones is zoo'n lief menseb, die zal dat heele- nruial niet kwalijk nemen." De kantonrechter bewoog de ta felschel. „Die stem! komt mij bekend voor," sprak hij. „Zou de kerel al weer los wezen iWat gaat de tijd toch snel voorbij „$V.ien bedoel je," vroeg Ida, maai' daar trad Strobel al binnen met. een bleek-uitzienden, slecht ge- kleeden kerel naast zich. „Ha zoo, Franz," riep de kanton rechter. ,,Ben je weer op vrije voe ten voor zoolang het duurt?" De jonge man maakte een diepe Imi ging voor Vitus Mullor en een nog diepere voor de barones. „Ja meneer, ik ben vandaag in vrijheid gesteld," sprak bij schijn baar-rouwmoedig. „En nu wilde ik den dag1,niet laten voorbijgaan zon der mij bij u aan te melden en u eerbiedig om werk te vragen. Ik heb namelijk het vaste besluit gemaakt, mijn leven te boteren. Maar natuur lijk van goede voornemens kan men nu eenmaal niet leven." En met een steelschen blik op de barones ging hij voort: „Als ik maar flink werk heb, komt de bekoring lang zoo dikwijls niet als Wanneer ik langs den. weg* ben. Indien u liet; nog1 eens met mij zoudt willen pro beeren „Als je eerst eens bewezen hebt, dat die zoogenaamde goede voorne mens je ernst zijn, man," sprak de kantonrechter tamelijk norsch. Een oogenblik later had' Strobel hem tamelijk onzacht uit de kamer van Vitus Muller meegenomen. „Kun je nog niet een keer genade voor recht laten gel don," vroeg dc barones, toen ze weer alleen waren. „Onmogelijk, de kerel is eenvou dig 'onverbeterlijk:. En bovendien heeft hij, geen enkele verontschuldi ging: zijn oudere waren brave men- echen e$a hij1 vereftjende ale klerk eep behoorlijk stuk brood. MCaarvoor be hoefde h.iji zich dan met die streken in te laten!" „En heb je nu met zulke lui dage lijks te maken! 't Is, toch treurig Och, doe een raam open, als je wilt. De kerel bracht gevangenislucht mee." Vitus Muller opende een der ge traliede vensters, die op het markt plein uitzagen. „Kijk, kijk," mom pelde hij spottend, „dat noem ik ko ningsgezind! De vlag op het stad huis, ofschoon de kroonprins maar hier langsrijdt en dat nog wel laat in den avond ."i „Maar de trein, houdt hier toch op!" „Niet langer dan vijf minuten, en bovendien heeft de prins verzocht alle officieel eerbetoon achterwege te la,ten." „Je gaat er toch zeker heen?" „Ik zal wel moeten•ofschoon..." „Kom. geen bedenkingen. Natuur lijk moeten we er heen,, en jij nog wel in am bfsiklceding1!" De kantonrechter keek zijn vrouw verbaasd en verschrikt aan; „Ja natuurlijk!" antwoordde deze; „denk eens aan, man, de kroon prins!" „O, ik ben zeker een verkleefd dienaar van ons vorstenhuis, maar echte trouw dringt zich niet op 1" „Nu, je moet het weten, maar von imhof zal vast al zijn ridderorden dragen." „Ik ben von Imhof niet en heb geen ridderorden." „Omdat je te bescheiden btent. en je altijd veel te veel op den achter grond houdt „Vrouwlief, hier in Hohenw'art kent men mij als een rechtschapen man en als nauwgezet ambtenaar; Dat is mij! voldoende," „Maar mijl niet voor den besten, ijiverigsten en eerlijksten van alle mannen," riep Ida ontroerd uit. „Zeg liever den gelukkigsten.'5 sprak Muller hartelijk. „AYjezenlijk," lachte Ida sclialksch, „maar kom nu mee en sluit je bu reau. Helmuth en zijn kameraden zijn zeker al op de sociëteit en oom Anton ook. Een kostelijke gelegen heid om die twee met elkaar in ken nis te brengen." „Als Helmuth bij oom nu maar in den smaak valt!" „Och kom Zoek geen bezwaren, 't Is zoo'n beste, goede jongen." Daar hoorde hij de stem van zijn dochter in de voorkamer en liet vol gende oogenblik stond Verena op den drempel. „Is Helmuth er, beste kind," «prak Vit,us Muller. „Ja pa maar voor o zoo kort!" „Dan gaat hij weer wegt, en 'de volgende maal neemt hij mijn doch tertje mee, nietwaar!" „0 papa!" Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5