Schuldbesef.
Schouwburgbezoek in de
Vasten.
Gemengde BiMaadseiie berichten
Gemengd Nieuws.
Sociale Berichten.
Onderwijs.
M|sb.
FEUSI LETON.
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
„N.een, ik houd me graag aan het
voorschrift der Kerk, ea eet geen
vleesch op .de dagen, waarop zulks
verboden is; maar zoo'n bezoek aan
den schouwburg in den vastentijd
maakt niets uit."
hoorden dezer dagen de op
merking ja aken- Of onze vriend, die
zoo luchthartig over de zaak dacht,
ook de eigenlijke vasten wet onder
hield hij sprak alleen van de unt
il oudings wet f[weten wij niet;
maar wat wij wel weten is, dat hij
toch een averechtsehe opvatting, hul
digt van wat den goeden Katholiek
gedurende den vastentijd past.
„Ach, zei hij, ik redeneer maar zoo.
Bie pastoors mogen zelf niet naai* de
komedie, en daarom hebben ze mak
kelijk praten, als ze ons het scliouw-
burg-bezoek in besloten tijd verbie
den. Laten zij hun Goudsche pijp
en hun sigaartje liggen? En daar
komt nog bij, dat ik een opera, geen
„publieke vermakelijkheid" vind; ik
ga er naar toe om persoonlijk kunst
genot te smaken."
,V£e zijn het met onzen vriend eens,
dat de beste verstervings-akte die
is, welke den measch de meeste zelf
verloochening ivraagi.
Zoo kan het let men alleen op
de versterving der zinnen ver
dienstelijker zijn, een rookertje te
laten liggen of een mondje snoep,
dan de vastenwet gestreng na te
leven. Er zijn magen, die men vaak
pleizier doet, door ze geen spijs of
drank voor te zetteninenschen,
wien het absoluut onverschillig is,
hoe dikwijls men hen aan tafel noo-
digt; anderen, die op een visch-di-
ner meer gesteld' zijn dan op ©en
vleesch-tafel.
,Wat zou onze vriend er van zeg
gen, als iemand van deze ca,tagorie
het besluit nam, om maai* gewoon
zijn natje en droogje te nemen en
zich ook om de onthoudingswet niet
te bekommeren, maar daarentegen
zich een versterving* van, anderen
aard op te leggen, welke zijn zinnen
meer offers kost?
Ongetwijfeld zal hij dit afkeuren,
en te. recht. iWant al zou dan ook.
als zinnen-versterving, zulke daad
op zich genomen verdienstelijker
zijn, zij gaat in tegen het gebod der
Kerk, die zich (het recht voorbehoudt
de algemfeene regelen der boete-ple
ging gedurende den vastentijd te be
palen. En de allereerste versterving,
die van den Katholiék gevraagd
wordt, is de nabeving1 der kerkelij
ke voorschriften.
Nu weten wij1 wel, dat strikt ge
nomen de kerkelijke wet. geen voor-
schrift bevat, Waarbij' het schouw
burg-bezoek wordt verbodenmaar
dat het toch de vurige wensch der
Kerk is, dat de geloovigen in den
Advent- en Vastentijd zich van liet
bijwonen van publieke vermakelijk
heden zullen onthouden, is overbe
kend, en kan reeds hieruit blijken,
dat Zij buiten noodzaak Hare mede
werking onthoudt aan het sluiten
van huwelijken gedurende dien tijd.
Ofschoon dus door het schouwburg
bezoek de vastenwet niet overtreden
wordt,- handelt men toch tegen den
geest der Kerk door het deelnemen
aan publieke vermakelijkheden.
En dit is niet goed te maken, door
dat, men zich op andere wijze ver
sterft.
Er is hier een positief gebod en
een positieve wensch, waarvoor in
gewone omstandigheden niet anders
is in de plaats te stellen.
Nu kan onze vriend wel beweren,
dat hij; een opera geen publieke ver
makelijkheid vindt, en een vernuftig
betoog opzetten, dat hij alleen ont
wikkeling van zijn kunstgevoel be
doelt, maar dat is hier de kwestie
niet,
I>e vraag is, wat de Kerk onder
.publieke vermakelijkheid" verstaat
Hj het uitspreken van haren wensch
en al is dan de term misschien wat
v;aag en voor nadere preciseering; vat
baar, zeker is toch, dat al wat tot
het tooneel in betrekking staat er
onder .begrepen wordt.
jiVie zich door het vasten-gebod
niet getroffens gevoelt, doet goed
zich een extrat-versterving op te leg
gen en evenzoo wie toch den schouw
burg niet bezoekt, zoeke naar eigen
gelieven een andere boetepleging.
Maar vóórop sta da naleving van
het voorschrift en d!en weüseh der
Kerk. Dit is de hoofdzaak.
Vekicipadoii) anieVoor de curio
siteit maakt de „Amh. Gt." melding van
een aardig geval.
Een bekend advocaat toch, wiens
naam we niet noemen, is er in ge
slaagd, de taal der rechtspleging tje
verrijken met een nieuw woord, n.1.
„Velocipedomanie", een nieuwe vorm
van krankzinnigheid.
Voor het gerecht verscheen, een man,
beschuldigd van oplichterij, en wel een
oplichterij in den meest alledaagschem
vorm. Hij adverteerde in alle couran
ten, dat hij een'fiets te koop had,, hei
was een dol go«1 koop ding. Velen
schreven en velen liepen er in. Zij
moesten maar een bedrag zenden van....
zenden (dit bedrag variëjerde in de ver
schillende brieven) en dan zou „omme
gaand" de machine -worden bezorgd. 'Zij,,
die geld zonden, hoorden nooit iets
van een fiets of haar adverteerder. Zoo
is er geld te verdienen; doch het duur
de niet laug of de politie ging er zich
mee bemoeien, met het gevolg dat de
bedrieger werd ingerekend.
Voor den rechter verscheen een heele
schaar van bedrogenen en de schuld
van den beklaagde was ontwijfelbaar.
Zijn advocaat had niets in te brengen
tegen de getuigenissen; maar wie schetst
afier verbazing;, toen hij ging betoo-
gen,, dat ontslag van rechtsvervolging
zou moeten volgen, omdat zijn nog
jeugdige client ontoerekenbaar was.
Deze leed aan velocipedomanie, welke,
zich o. m. uitte in rijmelarijen over
vélocipèdes! In zijn pleidooi had zelfs
de bekwame en geestige verdediger de
goedheid om, ten bewijze van de waar
heid zijner beweringen, voor den rech
ter te dec lam eer en een paar .gedich
ten" vajn zijn cliënt, waaruit diens
krankzinnigheid zou moeten blijken.
Hel was aardig gevonden; jammer
echter dat de rechter do opinio van
dien verdediger niet deelde. Hij was
zelfs onaardig genoeg, om de velocipe-
domanistische verzen lang niet slecht
te noemen, en onder deze omstandig
heden de toerekenbaarheid van den au
teur vol te houden. Zes maanden lang
kreeg de beklaagde tijd om zijn ziekte
uit te vieren in een inrichting, waarin
m.en tegenwoordig zulke jeugdige delin
quenten wel meer plaatst. Hopen wij,
dat hij daaruit zal te voorschijn (reden
geheel genezen van zijn geheimzinnige
kwaa 1,de velocipedoman.ie!"
Ervaringen bij de Italiaansche
douane. Dat is ééns*maar nooit
'zien ze me weer op het douanekantoor
vertelt de Italiaansche correspondent
van de „N. R. Gt.". Vriendelijke vrien
den, hadden het een en ander uit Hol
land. gezonden en toen ik al lang en
breed wanhoopte, dat het ooit terecht
'zou komen, kwam er een groot stuk
papier, met veel rootle en zwarte let
ters beschreven en overal en nergens
'blauw bestempeld. In mijn onschuldige
onwetendheid ben. ik op de onzalige
gedachte gekomen met dat papier naar
de douanet e stappen thuis de bood
schap achterlatend dat ik binnen een
uur weerom zou zijn. Op den ongeloo-
vigen glimlach der hospita lette ik toen
nauwelijks; achteraf begrijp ik dien
maar alte goed.
Er was mij al veel verteld van de
camorra die hier heerscht: dat men
geen pak los krijgt indien niet bege
leid door een befooiiden facchino (wit
kiel) en ik was benieuwd hoe dit ge
val zou afloopen.
In het kantoor zijn twee loketten,
waarvan er maar één geopend is, en
waarvoor zich een dichte, groezelige
menigte verdringt. Ik sta er weldra
tusschen, bezwijm1 haast van de knof
looklucht, terwijl e enige 'dagen daar
na nog een ongewoon aantal (een paar
heb je eiken dag) vroolijke springertjes
me aan mijn wachten herinnerden.
Want het duurt ijselijk lang, en dus
heeft een facchino stiekum een s'toel uit
het bureau gehaald en is er bij gaan
zitten. Hij heet Pipo, wat ik weldra
gewaar wordt aLs opeens de beambte
al zijn papieren en bankbiljetten inden
steek laat, het kantoor uitholt, Pipo's
stoel wegtrekt en hem met veel ge
raas de deur uitjaagt. Ik glimlach vol
daan: ik ben Pipo immers kwijt.
^Eindelijk mijn beurt: „Indentificee-
ren?" Een perskaart, een toegangsbiljet
voor musea, met portret. De perskaart
is Fransch, dus onverstaanbaar. Het
portret vindt hij niet meer lijkend. Dan
nog wat paperassen, met een speld aan
elkaar geprikt ,die me even venijnig
haar aanwezigheid doet merken. „Eén
lire, signore," „pardon 95 centesi-
mi." „Och, dat is het zelfde," zegt
de beambte nonchalant. .„Misschien
voor u, voor mij niet" en ik krijg
mijn saldo met een zuur gezicht. „Waar
moet ik nu heen?" „Daar heb ik
geen tijd voor, dat uit te leggen." -
„Ja maar".... „Neemt u een fac-
óhino."
Dat is de camorra.
Buiten staat.... Pipo doodkalm te
wachten en loopt achter me aan als een
schaduw, een actieve schaduw, want
nu begint zijn bezigheid. „Hierheen,
heer.' Weer sluipwegen tusschen os
sen e nmuilezels door, door modder-
sen. en muilezels door., door modder-
rivieren en groezelige binnenmeert j©s.
In de groote hal zitten vele mannen,
beambten, maar Pipo zoekt naar het
nummer dat hij met arendsoogen tus
schen den warboel van kisten en kof
fers ontdekt. Als ik het grijpen will
zegt hij gebiedend: „Afblijven, signo-
rino" en neemt het. onder zijn arm. Dan
een tweede zaal; mijn kostbare papie
ren moet Lk geven aan een man niet
een gouden pet, die zich jammer ge
noeg niet prikt en ze dadelijk weer
overgeeft aan een ander die er mee
verdwijnt. Wien te volgen.... den man
met d cpapderen of den man met hei
pak? Ik besluit tot het laatste en houd
Pipo in het oog.
Opeens krijg ik onder de groep den.
man met de papieren in het pog en
klop hem op "'den schouder. „Moet ik'
nog lang wachten?" „'t. Is uw beurt
niet, mijnheer," zegt hij. Wiens beurt
het wèl was, dat valt niet te bena
deren. i
Eindelijk ik zal er een uur
eindelijk komt de man; ik moet mee
naar het loketje, 25 centesimi betalen
voor een mooi stuk Hollandsch papier,
met wapens enz. bed nikt; dat maakt
met het gespelde pak 5 paperassen! Blij
hol ik maar Pipo pak het pakket,
maar.... „Afblijven, signorio. Het moét
nog worden opengemaakt." En Pipo
pak onder den arm, want hij vertrouwt
me geen, steek Pipo gaat den capo
(chef) oneerbiedig bij zijn mouw trek-
)(k<m. Het omhulsel wordt opengeknipt
tableau. „Signore, dat is bedriegerij,
flat zijn geen „effetti usati" (gebruikte
dingen). En als ik hem beduusd aan
kijk „dat kun je toch niet als kleet-
dingstuik dragen", en hij haalt er een
tochtdeken uit. „En dat toch ook niet,
wèl?" Lk bedank dat de ieacosey'hem
hem als slaapmuts niet kwaad zou
staan, maar zèg wat anders: „Ik heb
toch nooit gezegd dat hel kleeren war
ren?" „Fffetti zijn kleeren, signo-
?re".... „Pardon, laat u dat door een
vreemdeling geleerd wezen, 't zijn al-
lerhand edingen, 't kunnen ook effecten
zijn, ook aandeelen in de Italiaansche
Staatsspoorwegen, Ik ben er overigen»
blij om flat die er niet inzitten."
De capo bromt, neemt den heelen boel
en-zet dien op de weegschaal. „Wacht,
gaat u de watten ook wegen? Dan
snij ik ze er uit." „Hoederen mogen
na zending' niet van vorm veranderd1
worden," zegt de capo deftig, „daar
moet u voor betalen." „Hoeveel?"
„Weet ik niet." - „Dacht ik wel,"
zeg ik, onhebbelijk geworden. Daar is
o/eens de heele discussie mee uit. De
capo gaat weg. Pipo begint de „effetti"
weer in te pakken. Weer gaat mijn ver
langende hand naar den schat. Wéér
zegt Pipo: „Afblijven, signorimo." Maar
het rinkelen van geldstukken, maakt
hem plotseling actief; voor het eerst
Laat hij mij met het pak alleen, komt
terug met een lijmpot, een stuk ze
gel en een ambtenaar. Het zegel wordt
er opgeplakt. „Tien centesimi voor den
„bollo". Ik geef .een lire. „Ja, mijn-
lieer, ik kan niet wisselen," zegt hij.
„Geeft niet" en de afgepaste 10
tesixni, die ik nog nét vindt, bezorgen
mij een nieuwen vijand bij de douane.
En daar hoera daar gaat het
pak! Bij de deur wordt het nummer
vergeleken met de paperassen, wordt
het zegel begluurd, moet ik de hemel
mag weten waarvoor nog eens 25
centesimi betalen. Dan langs een muil
ezeltroep, waarvan er een driftig naar
Pipo trapt, door modder en plassen
Langs onmogelijke huizen en huisjes,
Langs wagens en karren en eindelijk:
wéér worden hjet nummer, het zegel
bekeken en toen het gemeenste van
alles gjeeft de portier een grooten
scheur in mijn mooi stuk Hollandsch
papier, m(et wapens bedrukt en voor
25 centesimi betaald. Pipo krijgt een
lir efooi; d(e uitgestoken hand van den
pottier blijft onopgemerkt, wait eenig
gevloek achter me geeft en nog een
vijand meer, het pak dat alle verband
is kwijtgeraakt, wordt in een rijtuig
gelegd en „avanti" (vooruit) naar
huis.
Ruim twee uur was ik er geweest!
Dat is eens, maar nooit meer!
Eetn dokter van honderd jaar. Zon
dag is er te Saint-Valériem, bij Sens, een
aardig feest gevierd ter eerc van dokier
Jean Boullé, di'e een eeuw oud gewor
den was. Er was een feestmaal aan
gericht, waar 150 m'ejische» aan deel
namen. De minister van openbaar on
derwijs had een vertegenwoordiger ge
zonden, de onder-prefect presid eerde de
tafel en de Senator ,en de Kamerlid
uit de streek waren pndler de gasten. De
honderd-jarige, een levendig, klein, ma
ger mannetje met witte harm, ver
scheen aan den feestalijkeu rlLsch, steu
nend op den arm' vant een oude, trou-
we dienstmaagd, 'die zeven-era-twintig
jaar bij hem in dienjst geweest was.
De jongste zoon van den honderdjarige,
een man van vijf-en-zestig jaar, me
dicus als zijn vader, vergezelde hem.
Dr. Boullé heeft bij deze gelegenheid
van zijn leven verteld. „Mijn vader en
mijn grootvader," zeide hij o. in., „wa
ren ook dokters hier in tie streek, zoo-
dat sedert 1750 al de zieken in deze
streek door mijn familie behandeld zijn.
In mijn ouderlijk hniis leefden wij als
boeren en we aten vaker aardappelen
dan rundvleeseh. Mijn vader was even
goed boer als' doktetr, en hij bebouwde
zijn land als' hij geen/ zieken te bezoe
ken had. Van de onlusten, van 1830,
van de omwenteling in '48 wist Boullé
alles de vertellen. Int clat jaar werd hij
tot burgemeester van St. Valéirien geko
zen. En '70! Ik heb''70 gezien, zeide
de oude man: Pruisisch e soldaten hier
in onis dorp. I)nt waren treurige da
gen
Toen er twee jaar geleden jn het huis
van den krassen oude hjrand uitbrak,
nam hij zelf deel aam het redden van
papieren van waafrdej en dingen, die
hem lief waren. De doreeiingem zagen
hun ouden dokter Langs een ladder tot
op het dak vant hot brandende huis
klimmen.
Zeer juist
„Het Volk" geeft i'ra een artikel zich
zelf en den geestverwanten den yoh-
genden goeden raad: „Een klein beetje
meer verantwoordelijkheidsgevoel voor
schrijvers in onze partij pers zou Jieuscb
geen kwaad kunnen."
Op een overstroomd land.
(Vrij naar Poot.)
Hoe onrustig rolt hel ievaru,
Des geplaegden landsman' heen,
Die zijn stuikslfe grond, zoo klcen,
Aan den regen prijs moert geven,
Als de schnikb're waterstrooman
U ittlen hemel neergapJast
Met zich silepan, 't geen er wast,
Doen v eik eer en in een plas.
Welige akkers, vruchtb'rei weiden
Zoo en als, er nooit een, was;
Of de donder aam komt rollen
En zijn erfelïjjka gronjt
.Wordt veranderd imi eejti klont
Waar de regen mep gaat .sollen.
Toon mij dan, o chaostijtl,
Zulk een warboel, zulk eten strijd.
Een varken op oen kranten-bureau.
De „L. Gt." verdeft een vermake
lijk geval:
Een varken op ons, bureau; onze
lezers geiooven het niet en toch 't isi
zoo. Een zwaa rvert vartóen kwam he
denmorgen die gang van onzie bureaux
binnen en posteerde! zich voor het lo
ket der administratie. Wat 't heest moest
doen? Eerlijk geqegd weten we het
niet; wel konxJani wijl l^et hoort® knor
ren, maar we konden njet achterhalen,
wat het verlangde. Zocht hjet misschim
bescherming tegen zijn vervolgers, ©eni
ge boenen uit den omtrek, die het
mooie zware biepst van morgen op onze
vette vartóensmarkt gekocht, thans in
een schuit huiswaarts, wildien brengen?
We willen voor onzen Ljeidschen col
lega hopen, dat dit varkiensbezoek ei
genlijk en figuurlijk! li'et eerste en het
laatste moge zijn.
Va» een boerendochter, die
„darpa-' wilde zijn. Zij' was ©en 21-
jarige knappe deern, en de dochter
vaai een keuterboer te Maarsseveen,
maar haar hart zat te hoog om zich'
in den boerenstand te kunnen schikken.
Zij wild© liever „dame" zijh, en naar
Utrecht gaain om daar „de dame uit te'
hairugera'.
Gelid bezat zij evenwel niet en aan
gezien voor een dergelijke gril nog al
wat vereLsdit wordt, dat zij niet op'
eerlijke wijze kotn verkrijgen, besloot
zij omeerilijke middele,n te baat te ne
me».
Nauwelijks itn Utrecht zijnde, ver
voegde zij zich bij eetn goudsmid, ze
keren II., era bestelde daar een gou
den horloge, dat zij later wel af zou
halen. Tegelijk vroeg zij vier gouden
armbanden op zicht, die zij liever maar
dadelijk mee wilde nemen, omdat het
een cadeautje was voor haar aanstaande
schoonzuster, die oio trouwen stond.
De goudsmid was zoo onverstandig
aan haar verzoek te voldoen.... en hoor
de natuurlijk niets meer van haar.
De stad was zij echter nog niet uit,
al thans later bleek, dat zij een gere
gelde bezoekster was van een orgelma
gazijn, alwaar zij orgelles nam, om zich
te perfectiomneeren aks diame.
Zij had n.il. een orgel gekocht, het
welk zij later zou laten afhalen. In-
tusschem wilde zij zich echter oefenen
op het klavier, etn toen zij voldoende
vaardigheid had verkregen, verdween
zij uit het magazijn om er nooit weer
terug te keeren.
't Süot van de historie is, dat de 21
jarige boerendochter, die zoo gaarne
„dame" wilde zijn, thans door twee
politiedienaars is gearresteerd.
Bevordering diefr conltanta betaling.
De Nederlandisehe Middenstandsbond,
due in Juli van dit jaar te Arhhe|m
zijn 7d© Congres houdt, mag met vol
doening teirug zien op de uitkomsten
van vjroegere congressen.
Reeds op hest eqrst.o hier in Neder
land gehouden Middenstandscong|.-es
(liet 3de Intqrnal tonale) dat in 1902
te Amsterdam plaats vond, werd de
vraag behandeld op welke wijze (een
eind gearuaakt kon worden aan de mis
bruiken van het op rekeningcourant
koopend publiek. De actie, die daarna
doo|r den inmiddels tot stand geko
men Middenstandsbond we/rd in het le
ven gefroeipen, had tot onmiddellijk ge
volg diat de Middenstanders zelf op
hun plichten werden gcWe^en. Het ge-
beujpde n.l. menigmaal, dat goedwillige
klanten terstond wilden betalen, doch
zelfs na herhaald aandringen, een reke
ning konden krijgen.
Eindelijk werd op hert Bonds congres
te Lemwardeyi, in 1906, helt besluit ge
nomen om in zake het bevorderen der
cojirtanrte betaling, door detra Midden
standsbond maatregelen Ie doen nemen,
oon over geheel Nederland oen unifor
me beweging ten bate daarvoor te ver
krijgen
Het Bestuur van 'den Middenstands-
bo,nd besloot toen een rondschrijven te
zegden aan all'a Middenstandsv sreeni-
gingen ep. Kamers van Koophfandel,
met verzoek den verkoop a contant te
willen bevorderen. Het resultaat vat»
dezen miaartregel was, dart het onder
werp „verkoop a contant" in vele ver
eenigingen. en Kamers van Koophandel
een punt van behandeling heeft uitge,-
maafct ep. dat hierdoor in de kringen
der direct belanghebbenden zelf, de aan
dacht op dit hoogst belangrijke vraag
stuk is: gevestigd gewordeyi en reeds
aanstonds door verschillende vereeni-
gipigen maatregelen werden genomen in
bet toelapg van den verkoop 5 contant.
De best gebleken maatregelen Waren
ome, welke door de Ilapdelsvereeuigin-
gitngen in Middelburg, Nijmegen en
Maastricht enz. enz. en voornamelijk
de veneapaging „De Han^e" genomen
waren, n.1. om door het zenden van cir
culaires vanwege de vereenigingen aai»
de klapten der leden dus aan hef
groot© publiek hen op ïe wekken
bet hertalen hunner rekeningen niet te
lang uit te stellen en voorts- door het
besluit dezer vereenigingen, om voor
taan miert meer jaars rekeningen doch
3-nJaaade 1 ijksch e an maand rek iing en
le zepden.
Ofschoom door deze actie van het
Bestuur van den Middenstandsbond
reeds veel verbetering in bestaande'
misstanden werd gebracht, waren er
toch nog veel vereenigingen in Hen
lapde, waar het bovenbedoeld rond
schrijven gewoon voor kennisgeving
was aangenomen.
Met algeheele instemming van den ge-
heelem middenstand, werd dan ook op
het daatst gehoudep. congres (verleden
zomer ter gelegenheid van de M'dden-
standstenloonstelling in het Paleis voor
Volksvlijt rte Amsterdam gehouden) dit
vraagstuk wederom op de agenda jget-
pfaat6t.
In een uitstekend praeadvies leidde
dr. J. Nouwems dit vraagstuk in, waarna
een uitvoerig debat, waaraan, behalve
door vele Middenstanders, ook werd
deelgenomen door rar. Hl Louis Israels,
plaats vond. Ten slotte werd de con
clusie van dr. ~N. geamendeerd door
den heer Fiedeldy Dop en als volgt
luidende:
Het Congres enz. besluit, lat het
door dien Middenstand te geven crediet
moet worden beperkt binnen de grenzen
van het redelijke en all een/ bij uitzon
dering een lang crediet mag vonden
toegestaam.
Acht samienwerking van vakgmooten
daarvoor in de ail er eerst© plaats moo-
dig, draagt verder het hoofdbestuur op
te onderzoeken, in hoeverre door maat
regelen van wetgeving dit doel kan
worden bevorderd,"
met algemeene stemmen aangenomen.
Door het Bestuur van den Midden
standsbond werd wederom (in Novem
ber van het vorige jaar) pen roradh
schrijven gezonden aan allo vereenigin
gen, waarin onder mededealing van
het bier bovenvermelde Congresbesiuit
de Middenstandsorganisaties werden
opgewekt deze zaak door het zenden
van circulaires en door artikelen in de
plaatselijke bladen te bevorderen.
Het gevolg vain dit rondsdhrij ven was,
dat op verschillende plaatsen ia ons
latrad deze actie wear met nieuwe kracht
werd ter haind genomen, zooals dezer
dagein ook uit een besluit der Handels-
ver eeniging te Rotterdam bleek, ea bert
publiek dus van de zijdet der organisa
ties uitgenoodigd wordt hat betalen der
(rekeningen niet te lang uit la stellen.
Een bond van besturen van
vereenigingen voor vakopleiding in
Nederland
De heer H. J. de Groot, inspecteur
van het middelbaar onderwijs, heeft
een oproep gedaan aan de besturen
van ambachts dag- en vakscholen,
teekensebolen, kunstnijverheidsscho
len, industriescholen voor meisjes,
handels-, dag en avondscholer, com
missies van toezicht op bet middelb.
onderwijs en wethouders voor onder-
3)
„Best, vrouwtje. Maar was liet
eigenlijk niet beter geweest, omtrent
die huwelijksvoltrekking nog niets
vast te stellen, zoolang we geen ze
kerheid, hebben omtrent da,t andere
je weet wel
„Niets vaststellen? Dus uitstel
len." riep Ida bijna heftig". „Maar
man. van uitstel komt immers zoo
licht afstel! Von Imhof zal voor
alle formaliteiten zorgen, en ik heb
mij verbonden om de borgstelling
binnen zeer korten tijd beschikbaar
te hebben."
„Maar Ida. dat is toch
„Kom; nu geen maren. Raad eens
wie er hier rte Hohenwart gekomen
is
„De kroonprins misschien?"
„Neen, oom Anton is terug*."
„Zoo, dat doet mij1 genoegen."
„Mij ook. Hij kwam met denzelf
den trein als Helmuth. Als dat nu
geen gunstig voorteeken is..
„Kom', bijgeloovig gekkinnert.je. Je
Hebt oomi toch zeker even goeden
dag gezegd?"
„Jat, Veren a en ik. Maar jammer
genoeg heeft hij uit Karlsbad' een
afschuwelijk leelijken hond mee
gebracht, en hij had bijna alleen
oogen voor dat mormel. jWIe konden
geen tien Woorden met hem1 praten,
en er viel niet aan te denken, Hel
mut, h aan hem voor te stellen."
Vertrouwelijk legde barones Ida
de hand op den schouder van haar
man, en vleiend klonk het: „Niet
waar, manlief, morgen ga, je met oom
Anton over de borgstelling spre-'
ken
De kantonrechter zuchtte diep.
„Morgen al, Ida? Laten we nu
toch vooral niet overhaast te werk
gaan en die zaa.k eens eerst rustig
bepraten. Kom, ga zitten."
„Je zoekt uitvluchten, man," sprak
de barones nu eenigszins scherp.
„Volstrekt niet lieve," verdedig
de Vitus Muller zich, „maar je weet
even g-oed als ik, dat men het met
oom Anton een beetje voorzichtig
moet aanleggen. Hp is een echte zon
derling en heeft met militairen al
heel weinig op."
„LWel. dan praat je alleen over
den vader en niet over* den zoon
Oom Anton kent von Imhof althans
Lij: naam en. weet heel goed, dat deze
bij den kroonprins in blakende gunst
staat. Als morgen de koning sterft,
is von Imhof overmorgen minister
dat moet je den ouden heer maar
eens goed inprenten! Daarmede
palm je hem bepaald in. En dan zeg
j je maar met, een beetje meewarig
gezicht, dat wij tot onze spijt niet de
'heele som hebben liggen, maar dat
wij1 gelukkig nog zoo'n bovenstbes
ten, schatrijken oom hebbenHij
zal je het geld best geVen, je bent
immers toch zijn eenige erfgenaam-
„Ja, dat wil zeggen, - als hij in
zijn testament niet anders bepaald
heeft."
„Och kom. wat zie je weer spo
ken," riep Ida luchthartig uit. „We
vragen immers ook geen geschenk,
maar slechts een leening! En mijn
weduwenpensioen is ruimschoots vol
doende om de renten te betalen. [We
behoeven ons maar een beetje te be-
krimpen
„Dat wil ik niet hebben." ver-
j klaarde Vitus Muller hartelijk. „Ik
i zal met oom Anton gaan praten,
jhoor!"
Op dit oogen hl i k drong uit de
I voorkamer een luide woordenwisse-
iling tot hen door. Daar scheen ie-
j mand aangediend te willen worden,
terwijl Strobel weigerde. „Kom,"
klonk een half klagende, maar toch
doordringende stem, „de barones is
zoo'n lief menseb, die zal dat heele-
nruial niet kwalijk nemen."
De kantonrechter bewoog de ta
felschel.
„Die stem! komt mij bekend voor,"
sprak hij. „Zou de kerel al weer
los wezen iWat gaat de tijd toch
snel voorbij
„$V.ien bedoel je," vroeg Ida,
maai' daar trad Strobel al binnen
met. een bleek-uitzienden, slecht ge-
kleeden kerel naast zich.
„Ha zoo, Franz," riep de kanton
rechter. ,,Ben je weer op vrije voe
ten voor zoolang het duurt?"
De jonge man maakte een diepe
Imi ging voor Vitus Mullor en een
nog diepere voor de barones.
„Ja meneer, ik ben vandaag in
vrijheid gesteld," sprak bij schijn
baar-rouwmoedig. „En nu wilde ik
den dag1,niet laten voorbijgaan zon
der mij bij u aan te melden en u
eerbiedig om werk te vragen. Ik heb
namelijk het vaste besluit gemaakt,
mijn leven te boteren. Maar natuur
lijk van goede voornemens kan
men nu eenmaal niet leven."
En met een steelschen blik op de
barones ging hij voort: „Als ik maar
flink werk heb, komt de bekoring
lang zoo dikwijls niet als Wanneer
ik langs den. weg* ben. Indien u liet;
nog1 eens met mij zoudt willen pro
beeren
„Als je eerst eens bewezen hebt,
dat die zoogenaamde goede voorne
mens je ernst zijn, man," sprak de
kantonrechter tamelijk norsch.
Een oogenblik later had' Strobel
hem tamelijk onzacht uit de kamer
van Vitus Muller meegenomen.
„Kun je nog niet een keer genade
voor recht laten gel don," vroeg dc
barones, toen ze weer alleen waren.
„Onmogelijk, de kerel is eenvou
dig 'onverbeterlijk:. En bovendien
heeft hij, geen enkele verontschuldi
ging: zijn oudere waren brave men-
echen e$a hij1 vereftjende ale klerk eep
behoorlijk stuk brood. MCaarvoor be
hoefde h.iji zich dan met die streken
in te laten!"
„En heb je nu met zulke lui dage
lijks te maken! 't Is, toch treurig
Och, doe een raam open, als je wilt.
De kerel bracht gevangenislucht
mee."
Vitus Muller opende een der ge
traliede vensters, die op het markt
plein uitzagen. „Kijk, kijk," mom
pelde hij spottend, „dat noem ik ko
ningsgezind! De vlag op het stad
huis, ofschoon de kroonprins maar
hier langsrijdt en dat nog wel laat
in den avond ."i
„Maar de trein, houdt hier toch
op!"
„Niet langer dan vijf minuten,
en bovendien heeft de prins verzocht
alle officieel eerbetoon achterwege
te la,ten."
„Je gaat er toch zeker heen?"
„Ik zal wel moeten•ofschoon..."
„Kom. geen bedenkingen. Natuur
lijk moeten we er heen,, en jij nog wel
in am bfsiklceding1!"
De kantonrechter keek zijn vrouw
verbaasd en verschrikt aan;
„Ja natuurlijk!" antwoordde deze;
„denk eens aan, man, de kroon
prins!"
„O, ik ben zeker een verkleefd
dienaar van ons vorstenhuis, maar
echte trouw dringt zich niet op 1"
„Nu, je moet het weten, maar von
imhof zal vast al zijn ridderorden
dragen."
„Ik ben von Imhof niet en heb
geen ridderorden."
„Omdat je te bescheiden btent. en
je altijd veel te veel op den achter
grond houdt
„Vrouwlief, hier in Hohenw'art
kent men mij als een rechtschapen
man en als nauwgezet ambtenaar;
Dat is mij! voldoende,"
„Maar mijl niet voor den besten,
ijiverigsten en eerlijksten van alle
mannen," riep Ida ontroerd uit.
„Zeg liever den gelukkigsten.'5
sprak Muller hartelijk.
„AYjezenlijk," lachte Ida sclialksch,
„maar kom nu mee en sluit je bu
reau. Helmuth en zijn kameraden
zijn zeker al op de sociëteit en oom
Anton ook. Een kostelijke gelegen
heid om die twee met elkaar in ken
nis te brengen."
„Als Helmuth bij oom nu maar
in den smaak valt!"
„Och kom Zoek geen bezwaren,
't Is zoo'n beste, goede jongen."
Daar hoorde hij de stem van zijn
dochter in de voorkamer en liet vol
gende oogenblik stond Verena op
den drempel.
„Is Helmuth er, beste kind," «prak
Vit,us Muller.
„Ja pa maar voor o zoo kort!"
„Dan gaat hij weer wegt, en 'de
volgende maal neemt hij mijn doch
tertje mee, nietwaar!"
„0 papa!"
Wordt vervolgd