Circusmenschen. Week-Kroniek. gemengde Buitenlandsche berichten öemengd Nieuws. Kerknieuws. Twee Oud-Burgemeesters van Haarlem. STAD FEUILLETON. NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™S2?F. van 25 Maart 1 April. BUI TENLAND. 25 Maart. Er is een ware tariefooxlog uitgebroken tusschen België en Frankrijk. De Rijkskanselier bij Z. H. den Paus op audiëntie. In Rusland in Gutschkol tot Doema-presiident gekozen. 27 Maart. Uitbarstingen van de Etna. 30 Maart. In Italië is weer een nieuw Kabinet. BINNENLAND. 25 Maart. De heer H. J. Lovink, di recteur van den Landbouw in Ned.-Indië, door den Keizer van Duitschland lot comman deur van den Rooden Ade laar benoemd. Mgr. A. v. Baars, titulair-bis- schop van Teuchira en Apos- tol. Vicaris van Curasao, overleden. 26 en 27 Maart. Het hoera-congres der socialisten te Leeuwarden ge houden. 30 Maart. Mgr. Giovan.nini heeft zijn ontslag gevraagd en verkre- gen. Het ontslag-De Gelder inden Amsterdamsehen Raad. Het Gouden Feest van 't Ge sticht „De Goede Herder". 26 Maart. Wethouder Dr. J. Nieuwen- huijzen Kniseman overleden. 27 Maart. De heer P. P. RieLfort viert zijn zilveren jubileum als werkend lid der St. Yincen- tiusvereeniging. 28 Maart. Zangwedstrijd1 van „Zang en Vriendschap". In de 3e en 2e aid. Mannenkoren, wonnen resp. „Kunst na Arbeid" en „Proza en Poëzie", beiden van Haarlem, den len prijs. De eereprijs werd door den laatste gewonnen. De Bloemententoonstelling werd op 2en Paaschdag door ruim 18000 personen bezocht. Een bladzijde uit Haarlem's geschiedenis Aan alle Haarlemmers, ja aan de meeste Nederlanders zijn de namen van Ripperda, Kenau, de Hasseiaera. door het gedenkwaardige beleg van Haarlem nit de jaren 1572 1578 over bekend. Maar de namen van twee uitstekende mannen, die in het be kleeden v&o openbare ambten als 'i ware met elkander gewedijverd heb ben, wie bet meest voor Haarlem's bloei zou bijdragen, maar die met t-eurigen ondank daarvoor beloond zijn, juist tijdens dat vermaarde beleg: ik bedoel de namen van de oud Bur gemeesters Mr Quirijn Dirksz., bijge uaamd Talesius en Mr. Lambertus van Roseveld, zijn aan de meeste, ook katholieke Haarlemmers bijna totaal onbekend! Heeft men hun lotgevallen verborgen gehouden, omdat zij als op rechte Katholieken zooveel mogelijk gepoogd hebben om de Hervorming buiten Haarlem te houden en de stad voor den wettigen Spaanschen koning te bewaren? Of is men soms bang, dat bun rampzalig uiteinde een vlek zal werpen op het zoo beroemde he leg der stad? Voorzeker, gaarne zou men wen- schen, dat de bladzijde, waarop het treurige tafereel van den avond van den 27 Mei 1573 met bloedige letters geschreven staat, uit de geschiedenis van het beleg kon worden uitge scheurd I Maar dat is geen reden om de lotgevallen der beide hoofdperso nen van dit treurtooneel verborgen te houden ODder het stof der „oude turven" in onze bibliotheken. Het zy mij dan vergund het leven der beide oud Burgemeesters te ver halen volgens hun levensbeschrijving, jOoals die ons is naeelat*n door P. Opmeer in zijn Historia Martyrum Batavicorum. Wil iemand deze ge schiedenis lezeD, omgezet in deD vorm van een roman, hij leze dan het werk van H. A. Banning: „Drie Eeuwen Geleden", Passiebloemen geplukt in Kennemerland. Omstreeks twee uren voor zonsop gang werd op den 21 December van het jaar 1505 te Haarlem nit het hu welijk van Theodorus van Cispen, een lakenwever uit het geslacht Tor nenburg, en Maria Jansdochter, een zoon geboren, die den naam van Quirijn ontving. Eenmaal de kinder schoenen ontwassen, openbaarde zich in hem een gelukkige aanleg voor deugd en wetenschap. Al heel spoedig werd hij door zijn ouders t»r verdere opvoeding aan het Bergsche gymna sium te Keulen toevertrouwd, waar de jeugdige Quirijn zich met alle vlijt hoofdzakelijk toelegde op het bestu- deeren der rechtswetenschappen. Dit deed hij met zulk een gelukkig ge volg, da^ bij reeds op zevemienjarigen leeftijd den graad van Meester in de rechten verwierf. Van Keulen vertrok de jeugdige Meester nu naar Basel, waar destijds de beroemde Rotter dammer Desiderius Erasmus verblijf hieldhij hem Irad de jeugdige Quirijn in betrekking. Zijn taak was bet voor namelijk om Latijneche geschrifleD te copieeren. Hpoedig wist hij het vertrouwen van zijn landgenoot te winnen, ja de verstandhouding tus schen beiden werd ten slotte a!s die van een vader tot zijn zoon. Tn ver schillende brieven van Erasmus noemt de- e Quirijn, ook wel met een Latijn schen uitgang Quirinus genoemd, „eeü jonkman van beproefde trouw" of „een waardige Zoon." Op 21 jarigen leeftijd moest Quirinus voor zijn mees ler een opdracht in Engeland ver vullen: in een begeleidend schrijven noemt Erasmus hem „niet zijn dienaar maar zijn zoon", ja hij zegt van hem i j hetzelfde schrijven, „dat niemand hem ook met meer liefde gediend heeftAan den vermaarden Rotter dammer heeft Quirijn ook zijn bijnaam „Talesius" te danken. Terloops hebben we reeds gezegd, dat Quirijn's vader in Haarlem laken wever was. Bovendien dreef hij ook een uitgebreider? handel in laken eD andere stoffen. Op zekeren dag nu ontving Quirinus van zijn vader eenige ellen zeer zwart laken. Aan Erasmus' houding kon de jeugdige Haarlemmer opmaken, dat hij het zeer aangenaam zou vinden, wanneer ook hij zulk een stuk krijgen zou. De goede Quirinus, die zeker dacht: mijn vader kan nog wel een i tukje missen, stond het hem toegezonden stuk gaarne aan zijn rreester af, en toen deze vernam, dat Quirijn's vader in Haarlem een uit gebreiden lakenwinkel bezat, voegde nij hem toe: „naderhand zult ge met recht „Talesius" genoemd worden (in 't Grieksoh beteekent dit woord „la ken wever, wolbereider"). Van die dagen xf heeft Mr. Quirijn altijd den bijQaam Talesius behouden. Niettegenstaande de beide Hollan ders zoo vertrouwelijk met elkander omgingen, was het toch Quirinus' plan niet om altijd bij zijn vriend te blij ven. Want na een diensttijd van zevea jaren zien we hem in 1529 naar zijn vaderstad Haarlem terugkeeren. Een prachtig getuigschrift kreeg de jeug dige Meester mede. In een aanbevelingsbrief, gedateerd Freiburg in Breisgau, van den 23 Juli 1529, gericht aan Msximiliaan van Bourgondie, laatstee markies vao Veere, roemt de geleerde Rotterdam mer Quirinus „als een zedig, getrouw en rechtmatig man, die geleerder is in 't Grieksch en Latijn, dan hij uit wendig dost blijken, want hij is be scheiden: ten opzichte van de studie was hij, naar het scheen, van staal." Al had Talesius zijn wereldberoem- den vriend verlaten, toch bleef Eras mus aan „zijn waardigenzoon" denken: dit bewijzen de brieven, die hij aan hem schreef, o. a. eenf elicitatie-brief, toen Mr. Quirinus voor de eerste maal tot Pensionaris benoemd was. Zoo ook wordt verhaald, dat Erasmus in zijn testament hem nog 400 kronen vermaakt heeft. Maar of Quirinus die ook ontvangen heeft, weet Opmeer niet met zekerheid te zeggen. Ook de dienaar hield zijn meester in eere: dit blijkt o. a. hieruit, dat Talesius een kostbaar portret van Erasmus, dat door Holbein geschilderd en bijna een voet groot was, uit Duitschland had medegebracht en nu in zijn woniDg aan de Damstraat te pronk zette. Opmeer getuigt, dat hij nog dikwijls dit portret gezien heeft. In Haarlem dan teruggekeerd was Talesius' eerste taak een levensgezellin te zoeken. Zijn keuze viel op een weduwe, zekere Haasje Dirksdochter, die reeds uit haar vorig huwelijk eenige kinderen had. Uit het huwelijk met Mr. Quirijn kwamen nog twee zonen en drie dochters voort, van welke kinderen er slechts drie bij name bekend zijn, n.l. de oudste doch ter Ursula, gewoonlijk Ursultje ge noemd, die als Bagijntjeleefde, verder Maris of Maritge Quirijnsdochter, die gehuwd geweest is, maar tijdens het oeleg weduwe was, en Hendrik, die priester geworden later pastoor te 8parendam geweest is. Om in de be- üoefte van zulk een talrijk gezin te voorzien, begon ook Talesius een lakenwinkel, misschien nam hij dien van zijn vader over. Een uitgebreide lakenhandel tot zelfs over de zee ver schafte hem groote rijkdommen. Maar een man met zulke talenten, met een veelomvattende geleerdheid, rijke ervaring en daarenboven groote rijkdommen, kon niet tot een leven van ambteloos burger veroordeeld blijven: hij moest wel voor openbare betrekkingen in aanmerking komen. In 1529 in de stad teruggekomen werd hij reeds in 1531 tot hst ambt van Pensionaris benoemd, waarmede zooals we gezegd hebben zijn \riend Erasmus hem in een brief van 7 Mei 1532 gelukwenschte. Deze proeftijd men kan het al thans zoo noemen schijnt hij glans rijk doorstaan te hebben, want van 1537 tot 1570 bekleedt hij bijna voort durend een of -ander ambt. Van 1587 tot 1566 is hij zestienmaal Schepen der stad geweest, van 15431570 tienmaal Burgemeester, van 1533 1565 viermaal weesmeester. Bijna ieder jaar was hij dus in stadsdienst. Opmeer zegt, dat voor zoover bij weet, niemand bij de Hollanders langer het burgemeesterschap beeft befcleed, zoodat hij in de wandeling gewoonlijk „burgemeester Quirijn" genoemd werd. Het grootste gedeelte van zijn leven aizoo Peelt besteed om voor de belangen van Haarlem en zijn burgers zorg te dragen. Hij was overtuigd, streng katholiek: ondanks zijn drukke bezigheden had hij zich de gewoonte eigen gemaakt de getijden der priesters dagelijks te bidden: hoeveel verdienstelijk werk voirGod en zijn Vaderstad hij in al die jaren verricüt heelt, staat alleen in het „Boek des Eeuwigen Levens" opge schreven. Toen ook in Haarlem de Hervormers waren binnengedrongen en verdeeld heid onder de burgers gezaaid hadden, toen stond Mr. Talesius aan de spits dier mannen, die al hun invloed aanwendden om naast het voorva derlijk geloof ook den vrede onder burgers te handhaven. Maar de zucht naar onafhankelijkheid van kerkelijk gezag, gepaard aan het verlangen om de Kerk van alle „paapseae afgoderij" te ontdoen en zoo „het zuivere Evan geiie" te herstellen, had reeds zoozeer de gemoederen in beslag genomen, dat niets dien geweldig-aangroeienden stroom kon tegenhouden. Als de Watergeuzen, na Brielie te hebben ingenomen, deze stad voor den Prins van Oraoje bleven bezetten, hunne veroveringen verder uitstrekten, en toen daarop ook meerdere steden in Holland den koning afvielen en zich schaarden san de zijde van den Pries, deed Mr. Talesius al zijn best om Haarlem voor deu koning te be houden. Maar te vergeefs. Op den 4 Juli 1572 ging ook Haar lem tot de partij des Prinsen over. Nu kon de trouwe koningsgezinde het in de afvallige stad niet meer uithouden: hij ontvluchtte haar en nam de wijk naar de studie stad tijDer jeugd, Keulen. Nadat hij reeds in Nijmegen was aangekomen, begon hij ztch zoo on- gesteld te gevoelen, dat hij van het verdere gedeelte zijner reis moest afzien. Kort daarop besloot hij tot Utrecht terug te keeren. In dezettad had hij een ontmoeting rnetMaximi liaaD, graaf van Bossu. Verwonderd den Oud-Burgemeester van Haarlem aldaar te ontmoeten, seide de graaf tot hem: „Hoe burgemeester, zult ge het gemeenebest verlaten, nu het wel licht u Dog mogerijk is in de verwarde zaken orde te brengen? Zijne Katho lieke MajesteH, de Koning, heeft juist thans uwe hulp noodig; elke schipper kau al licht een stille zee bevaren, maar wanneer een onweer opkomt, dan moet een bekwaam man aan het roer staan. Daarom, vertrek naar uw huis, tracht zooveel mogelijk de bur gers tot rust te brengen en red uw vaderstad uit dit nijpend gevaar." Ten zeerste door deze woorden ge troffen, besloot de grijze Talesius zoo Spoedig zijn gezondheid het toeliet paar zijn dierbaar Haarlem terug te keeren, om nogmaals al zijn inv'oed aan te wenden ten einde het „geloo! en de vrede onder de burgers" te bewaren. Zou zijn woord nog iets uitwerken? Ja, maar in geheel tegeDo vergestel den zin, dan hij beoogde. Nog geen jaar later had een gewelddadige dood aaD zulk een verdienstelijk leven een einde gemaakt. Slot. volgt.) Een bisschop als bemiddelaar. De bisschop van. Versailles, Mgr. Gibier, is door stakers aangezocht, als bemid delaar op te tredien. Eenige dagen gele den legden meer dan de helft der 500 werklieden van de geweerhulzenfabriek j,Des Biruyères" te Sèvres het werk heer, pmdat de directie zeven werklie den, bestuursleden van een juist opge richte vakvereeniging ontslagen had, daar ze van een vakvereeniging niet weten wilde. De stakers eischten terugname van hun ontslagen makkers; maar werden zelfs niet in gehoor ontvangendoor den patroon, die hun eenvoudig weten liet, dat hij op zijn eens genomen besluit niet terugkwam. Ten einde raad besloten de stakers de tusschenkomst in te roepen van den bisschop, die, inschikkelijker dan de werkgever, de afgevaardigden der werk lieden bij zich ontving en hun beloofde, alles te doen wat hij kon om een einde te maken aan het conflict. - Het 'bezoek van den) prins van «Wa les aan Zuid-Afrika. De data van het bezoek van den prins en die prinses van Wales aan Zuid-Afrika zijn thans vastgesteld. Het bezoek zal 45 dagen duren; voor de reis wordt in Zuid-Afrika een speci ale trein gebouwd van tien rijtuigen, waarvan drie voor het persoonlijk ge bruik der vorstelijke personen, die voor het grootste gedeelte van hun bezoek daarin zullen wonen. De aankomst te Durban is bepaald op 17 September. De landing en do offi- cieele ontvangst heeft plaats op 19 d.a.v. Den dag daarop vertrek naar Pieterma- ritzburg en den volgenden dag naar Co- lenso, tot het bezichtigen der slagvelden. Generaal Botha en Lord Melhuen zullen de bezoekers tot Ladysmitlh tegemoet gaan en hen in de omstreken rondlei den- Zaterdag 24 September komen die prins en de prinses te Pretoria aan, waar Maandag een groote wapenschou wing word tg ehouden over alle in Zuid- Afrika in garnizoen liggende Britsche troepen. Dan volgen bezoeken aan Jo hannesburg en den Randt, en Donderdag het vertrek naar <le Victoria-waterva.1- len en voor een tiendaagsche jacht- toebt in Rhodesia. Boelqewayo en het graf van Rhodes worden mat een be zoek vereerd, ook op de terugreis de slagvelden van Mafoking en «ie diamant velden van Kimberley. Na een bezoek aan Paardeberg, waar Croqjé zich moest overgeven. volgen Bloemfontein en. San- na's Post, onder geleide van generaal De Wel, die daar de verrassing van Koornspruit kan uitleggen. Te Maseroe wonen de prins en de prinses een groo te Basoeto-indaba bij en <3an wordt de reis voortgezet naar Kaapstad, waar zij 29 October zullen aankomen voor de plechtige opening van het eerste Unie- parlement. Het Oceanographisch innseum te Monte Carlo. Met veel plechtigheid werd gisteren het nieuwe Oceanographisch museum te Monte Carlo geopend. In zijn openingsrede dankte vorst Albert aller eerst den Duiitschen keizer als bescher mer van het museum en huldigde Duitschland als de kweekplaats van alle wetenschap. Daarna wijdde de vorst eenige woorden aan de nagedachtenis, van zijn vriend Don Carlos van Portu gal, die door moderne barbaren werd vermoord. Bij den bouw van liet museum heeft ónder allen, die er op eenigerlei wijze aan hebben deelgenomen, de grootste eensgezindheid geheerscht en is een ware sociale geest tot uiting gekomen. Vervolgens dankte de vorsl de vertegen woordigers der verschillende staten, als mede van geleerde genootschappen, waarna hij het museum aan de weten schap overdroeg tot heil der uiensch il ei d. Een storm acht ig applaus volgde op deze rede. Atsnu brachit minister Pichon de groeten over van Frankrijk en wees er vooral op, hoe bij het vredefeest openlijk bleek, dat de Fransche repu bliek streeft naar handhaving van den vrede. Na Pichon nam Admiraal v. Koester als vertegenwoordiger van den Duiitschen keizer het woord en uitte in het Fransch de geinkwenschen van kei zer Wilhelm, die evenals het Duitsche volk de groote beteekenis van het mu seum erkent. De admiraal zeide zich gelukkig te achten, de tolk van deze gevoelens te mogen zijn. Ook de redie van v. Koes ter werd hartelijk toegejuicht. Na hem spraken nog de vertegenwoordigers van Italië en Spanje. Speciaal weid ad i g hei dagold. Een zeer rijk en milddadig koopman te Mos-i cou, doet een aardig idee aan d-e (hand om te voorkomen, dal het geldJ, aan een arme of behoeftige geschonken, door deze mogelijk onmiddellijk wordt omge zet in een. glas jenever. Hij zou wiken dat het gouvernement een speciaal muntstuk in omloop zou brengen, dat nergens anders in ont vangst zou moeten genomen worden dan door corporaties van weldadigheid. Een koper bonnetje voor rijst of koffie, of wel een koper kaartje voor brood. China's bevolking. De Londensche „Daily Telegraph" schrijft over de tal rijkheid van de bevolking van China. Juiste gegevens bestaan daaromtrent niet. Gemeenlijk wordt 't zielental ge schat op circa 400.000.000, maar an dere, voorzichtiger schattingen, komen niet hooger dan 100.000.000, Een recen te schatting, gebaseerd op een tellen van het aantal woningen in China (uit gezonderd in de provincies Sjan-si, Kwang-soe en Tsjetsjoean, en uitgezon derd1 ook Mongolië, Timer enhetAmoer gebied) stelt het zielental nieit hooger dan 165.000.000 en met inbegrip van Sjan-si, Kwang-soe, Tsjetsjoean, Mon golië, Tibet en het Amoergebied, op 250.000.000. Het inwonertal van Peking is, mede volgens den maatstaf der wo ningen, op 1 1/4 mililioen te stellen.. Een geschenk vanj de Koningin. Te Antwerpen verblijft al sedert eenigen tijd 'n doodarme Hollandsehe familie, die haar kost verdient of verdiemtde, want nu ziet men haar niet meer ;in dit schamel bedrijfmet zingen en vioolspelen in de koffiehuizen. Het is het gezin Springer, schrijft de correspondent van de „Tel.". - Eén der kindexen, een meisje van een jaar of acht, dat viool krabbelde, ver wonderde zéér het publiek door de fijn heid van haar tonen, het sentiment van haar spel; dat moést den kenners op vallen. Eu zoo is het ook gebeurd. Wi e er zich mee bemoeid heeft, weel ik niet; maar wel herinner ik mij, 'n paar winters geleden, den naam van het meisje niet zonder verbazing aan getroffen te hebben op het programma van een leerlingen-concert in het Ko ninklijk Vlaamsch Conservatorium. Hel kind trad op met een paar zeer moei lijke stukken en verwierf een succes van belang. Nu is zij een der schitterendste leer lingen van de vioolklas. Dat is echter nog niet het wonderlijke van deze geschiedenis. Oók niet, dal het zustertje dezer vioolvirtuoze, een kind! van thans veertien jaar, op «Ie klavier- klas kwam en er al even verbazende vorderingen maakte. Het pikante van het geval is, dat deze laatste, de kleine pianiste, de vorige week verrast werd met 'n kostbaar klavier. En raad eens van wie die kwam. Van haar Koningin. Van H. M. de Koningin der Nederlanden! Hoe mag wel de faam van «Jat «arme kleine Hollandsehe straatmuzikantje in den vreemde tol aan de trappen van den troon in haar vaderland doorgedrongen zijn? Broederschap ter eere van Onze Lieve Vrouw ter Nood. De commierie dia indertijd door den Bisschop van Haarlem werd ingesteld om de kapel, die eertijds bestond op de bedevaarbplek van O L. Vr. ter Nood, „weder op te bouwen en de devotie tot O. L. V. ter Nood te her- dellen en te verspreiden", gaat met bet volbrengen harer opgelegde taak, onder een zichtbaren tegen Gods. steeds verder en verder. Verleden jaar werd. na veel zorgen en bekommering, de fcapei gebouwd en ingewijd; eene kapel, die in alles weliswaar het karakter vertoont van een voorloopigen bouw, maar die toch in staat is ora de toegestroomde pel grims tegen heete zomerdagen te be schutten of tegen mogelijke wind en rpgenslagen te beveiligen. Daarbij heb ben zich, met het vooruitzicht op de kapel, en wegeus het nu reeds voort durend bezoek en bet komen van menige bedevaart, ter plaatse meerdere personen gevestigd, om in hunne net ingerichte huizen den pelgrims de noodige verkwikking te bereiden „Onze lieve Vrouw ter Nood" blijkt waarlijk als bedevaar Isplaats eene toekomst te hebben. Kn nu, ten einde aan het verlaDgen der pelgrims te voldoen, heeft de Bisschop van Haarlem, op terbtedig verzoek der commissie, verordeningen voor een Broederschap ter eere van O. L. V. ter Nood vastgesteld, onder toekenning van geestelijke gansten, doch teveDS met het plan om, wan neer een voidoend aantal broeder- schappen bestaan zal, pogingen aan te wenden om ook van den H. Stoel aflaten en gunsten te verkrijgen. Zoo zullen ook de leden vhd een te stichten broederschap, die aanvankelijk weinig zijn in getal, en alzoo niet in staat eene bedevaart te ondernemen, zich te geer akkelijker roet het broeder schap eener buurt-parochie kunnen vereenigen en gezamenlijk de reis naar Heilo aanvaarden. De commissie hseft de gelakkige gedachte gehad om het sinds eenige jaren verschenen pelgrimsboekje met net bekende zangboekje „tantemus" van pastoor Eppink te vereenigen, waardoor vooreerst krachtige steun geboden zal worden aan een Gezang en Gebedenboek, dat door het Neder- landsch Episcopaat ten gebruike voor kerk en school werd aanbevolen. (April 1900). en dat reeds in vele kerken en scholen is ingevoerd. Doch ook eenheid in zang en gebed kan niet anders dan aan godsvrucht en stichting onder de pelgrims ten goede komec. Wanneer daarom plannen tot'op richting van een broederschap gevormd worden, zal het raadzaam zijo.datde Eerw. Heeren Geestelijken bij den voorzitter der'commissie Mgr. Graaf of bij den pastoor van Heilo, alg mede-commissielideen ex?mplaar Roman uit het Artistenleven. Naar bet Eageisch van GEORGE R. SIMd. 5) Dan, na een poosje, kan hij- 't niet meer houden, plotseling barst hij los «u snikt het uit „O, mijn lieveling," roept hij, „waarom hebt ge me niet eerder la ten Weten, dat het zoo erg met je was. Dan wias ik eerder gekomen." „Wel, Zeph, ik ga, al weer vooruit bi den laatsten tijd," zegt de arme ■vrouw met een zwakke stem en nau welijks hoorbaar, terwijl ze haar ma- uitgeteerde hand in de zijne „Dn nu gij weer- hier zijts beste, j'*3" het niet lang duren of ik ben 'helemaal weer goed en sterk. Dat weet ik zeker zoo goed en eterk, rats ik ooit hier beneden ge weest, z,al zijn „ts de, dokter er geweest?" „Jawel, liij' is er geweest. Ik heb het zoolang mogelijk uitgesteld, om hem laten komen, omdat ik uit uw brieven wel begreep, hoe het met de zaken ging, Zephmaar verleden week moest ik hem laten halen." „Wat zei hij, Nelly De arme vrouw grijpt andermaal zijn hand, doch keert haar gelaat van hem al'. „Zeg mij, wat hij zei, Nelly. On zekerheid en niet weten is erger dan al he.t pndere." Zij keert zich naar horn toe, strekt haar beide armen uit en haalt zijn hoofd naar zich toe, dicht naar zich toe, totdat het naast haar op het kussen rust en haar- lippen bijna de zijne raken. „Draag het, Zeph, om mijnentwille 't Is heel erg; maar ge weet, ge be seft nog niet het ergste. Ik zal voor u een last wezen: zwaarder om, te dragen, dan pog ooit voor dezen." „Geen last mijn lieveling!, geen last voor mij." ,,'t Is wel waar, Zeph,ge kunt de waarheid voor mij niet verborgen houden. Als ik er niet was, met mijn voortdurend sukkelen en mijne zwakte, dan zoudt- ge best kunnen leven van 't geen ge verdient, maar j ik hek u altijd zoo weinig kunnen helpen, om rond te komen, en nu." Haar oogen vullen zich met tra nen, zij drukt haar brandende lippen op die van haar echtgenoot. „Nu Zeph, zal ik nie a, heelemaal niets kunnen doen. Ik zal nooit weer kunnen opstaanik zal moeten lig gen, zoolang als ik leef." j Voor een paar oogen blikken was' Zeph blijkbaar getroffen door deze1 verschrikkelijke tijding, en ontbrak liem de kracht, om iets te zeggen, doch het duurde niet lang, of hij wierp, als; 't ware met een krach tigen ruk,' het dbdkkende gewicht van dezen slag van zich en riep. met een vroolijk© stemi: „Wel komaan, vrouwlief, wat zou dat? Zoolang .als onze Lieve Heer u maar in het leven laa,t, ben ik te vreden met wat Hij' mij geeftdat 's al, wat ik van Hem vraag. Ik kan immers Werken, en genoeg verdie nen om ons allemaal boven water te houden, en als ik het geluk mag heb ben, hier in de stad een goed engage ment te vinden, dan kau ik u aller hande kleinigheden geven, die ge al zoolang hadt moeten hebben." „Het zal niet lang wezen, «lat ik ze nog gebruiken kajn, Zeph." „Toch welzeker. Komaan, het hoofd op. Ik blijf nu heelemaal by jelui, en het zal niet lang meer du ren, of je bent weer de ouwe Totty, arme kleine Totty, die ze heelemaal vergeten hadden, doch die stilletjes had zitten luisteren naar het gesprek, kwam nu dichterbij! kruipen en greep haar vaders hand „Ja paatje," fluisterde zij, „en als u dan ook ziek mocht worden, net als arme maatje, dan kan Totty voor allebei wel werken, niet waar, paatje Zeph bukte zich, kuste hel, kind en nam het op zijn knie. „Bid God, mijn kleine lieveling, dat die (dag nimmer moge aanko- III. „DE KONINGIN VAN, DE ARENA." men Laten wij Zeph met zijn vrouw eu zijn dochtertje voor een poosje al leen laten in het zolderkamertje in de Lambethwijk, en in onze verbeel ding een jaar of zes teruggaan. Er is een gala-voorstelling in een circus iu een groote provincie-stad. Het circus is een blijvend gebouw, van hout opgetrokken, dat nu, ge durende de laatste zes maanden, in genomen is door een van de eerste gezelschappen van het land. Heden avond wiordt het tooneel seizoen ge sloten met de gewone benefice-voor stelling voor «ien directeur, en alle beschikbare plaatsen zijn ingenomen. Het glanspunt van het programma van hedenavond is de ongeëvenaarde en vermetele sprong van de „Koning in der Arena" over oen half dozijn vijf -dubbele'm an ge-hekken. IJe Koningin zit niet als een ge woon sterveling op een zadel en laat niet, zooals andere kunstenaressen, het paard den eigenlijken sprong doen,neen, zij staat op den bloo- ten rug van het ongezadelde paard, een vurig, snuivend en wel doorvoed beest; met zadel of tengels houdt zij zich niet op. Het is een mooie vrouw, met gol vend. zwart haar, op artistieke wij ze afgezet met een iét of wat ooquet aangebracht roosje. Met een storm van bijvalsbetui gingen wordt zij begroet, als zij, op een steigerenden, gladharigen hengst gezeten, plotseling de mar nége binnen komt springen. De clown verkoopt als gewoonlijk een paar vroolijke grappen en de pi keur klapt met zijn zweep, terwijl de „Koningin" een paar keer vroo lijk de manége rondrijdt en het paard bij' wijze van introductie in een kor ten galop een paar toeren in het rond laat doenmaar dan beginnen de groote werkzaamheden. Met een kleinen tik met haar karwats en een vroolijk air van de muziek, brengt de „Koningin" haar paard in een snelleren galop, harder en harder begint liet vurige ros de manége rond te galoppearen, terwijl zijn berijdster, rechtop staande op zijn rug, .staat te balanceenen en te dansen, even bevallig en gemakke lijk, alsof zij dit deed op een tapijt op den vasten grond. De muziek begint, nu hoe langer hoe hardei- te spelen, met een ver sneld tempo, en weldra komt, het manége po ugs onecl met de vijidubbele hekken binnenslepen. Het is een halsbrekende toer, als hij mislukt: maar do Koningin vreest nooit Met een lachje, waarin iets j ligt van een uitdagenden trots; springt zij met haar paard over do gevaarlijke „hindemissen" en weet met het grootste gemak op den rug van het dier haar evenwicht te be waren zelfs in de meeste gevaarlijke oogen blikken, als het publiek, dat haar met ingehouden adem volgt, niet anders denkt, of ze moet vallen. Toch blijft zij staanvijfkeer galop peert het paard de manége rond en' maakt zij hare levensgevaarlijke sprongen dan houdt de muziek op, de vijidubbele hekken worden weg gebracht en het -publiek geeft lucht aan zijn al te la,ng ingehouden ge moedsaandoeningen in een storm van bijvalsbetuigingen. De Koningin buigt en lacht vrien delijk, wipt van haar paard en ver laat al buigende den circus, terwijl zij aan het eind natuurlijk de ge wone, daarbij behoorende, kleine „pirouette" maakt, die paardenrijd- sters van professie op zulk eeue eigenaardige wijze, overeenkomstig de voorschriften van beleefdheid en étiquette in den circus, weten uit te voeren. Doch het publiek is nog niet vol daan; men wil de Koningin ander maal zien optredenzij houden niet op, er is niets aan te doem Het is een gala-voorstelling, en de laatste voorstelling van het seizoen: het publiek moet zijn zin hebben. (Wordt vervolg*).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5