Circusmenschen.
Week-Kroniek.
gemengde Buitenlandsche berichten
öemengd Nieuws.
Kerknieuws.
Twee Oud-Burgemeesters van
Haarlem.
STAD
FEUILLETON.
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT ™S2?F.
van 25 Maart 1 April.
BUI TENLAND.
25 Maart. Er is een ware tariefooxlog
uitgebroken tusschen België
en Frankrijk.
De Rijkskanselier bij Z. H.
den Paus op audiëntie.
In Rusland in Gutschkol tot
Doema-presiident gekozen.
27 Maart. Uitbarstingen van de Etna.
30 Maart. In Italië is weer een nieuw
Kabinet.
BINNENLAND.
25 Maart. De heer H. J. Lovink, di
recteur van den Landbouw in
Ned.-Indië, door den Keizer
van Duitschland lot comman
deur van den Rooden Ade
laar benoemd.
Mgr. A. v. Baars, titulair-bis-
schop van Teuchira en Apos-
tol. Vicaris van Curasao,
overleden.
26 en 27 Maart. Het hoera-congres der
socialisten te Leeuwarden ge
houden.
30 Maart. Mgr. Giovan.nini heeft zijn
ontslag gevraagd en verkre-
gen.
Het ontslag-De Gelder inden
Amsterdamsehen Raad.
Het Gouden Feest van 't Ge
sticht „De Goede Herder".
26 Maart. Wethouder Dr. J. Nieuwen-
huijzen Kniseman overleden.
27 Maart. De heer P. P. RieLfort viert
zijn zilveren jubileum als
werkend lid der St. Yincen-
tiusvereeniging.
28 Maart. Zangwedstrijd1 van „Zang en
Vriendschap". In de 3e en 2e
aid. Mannenkoren, wonnen
resp. „Kunst na Arbeid" en
„Proza en Poëzie", beiden
van Haarlem, den len prijs.
De eereprijs werd door den
laatste gewonnen.
De Bloemententoonstelling
werd op 2en Paaschdag door
ruim 18000 personen bezocht.
Een bladzijde uit Haarlem's geschiedenis
Aan alle Haarlemmers, ja aan de
meeste Nederlanders zijn de namen
van Ripperda, Kenau, de Hasseiaera.
door het gedenkwaardige beleg van
Haarlem nit de jaren 1572 1578 over
bekend. Maar de namen van twee
uitstekende mannen, die in het be
kleeden v&o openbare ambten als 'i
ware met elkander gewedijverd heb
ben, wie bet meest voor Haarlem's
bloei zou bijdragen, maar die met
t-eurigen ondank daarvoor beloond
zijn, juist tijdens dat vermaarde beleg:
ik bedoel de namen van de oud Bur
gemeesters Mr Quirijn Dirksz., bijge
uaamd Talesius en Mr. Lambertus
van Roseveld, zijn aan de meeste, ook
katholieke Haarlemmers bijna totaal
onbekend! Heeft men hun lotgevallen
verborgen gehouden, omdat zij als op
rechte Katholieken zooveel mogelijk
gepoogd hebben om de Hervorming
buiten Haarlem te houden en de stad
voor den wettigen Spaanschen koning
te bewaren? Of is men soms bang,
dat bun rampzalig uiteinde een vlek
zal werpen op het zoo beroemde he
leg der stad?
Voorzeker, gaarne zou men wen-
schen, dat de bladzijde, waarop het
treurige tafereel van den avond van
den 27 Mei 1573 met bloedige letters
geschreven staat, uit de geschiedenis
van het beleg kon worden uitge
scheurd I Maar dat is geen reden om
de lotgevallen der beide hoofdperso
nen van dit treurtooneel verborgen
te houden ODder het stof der „oude
turven" in onze bibliotheken.
Het zy mij dan vergund het leven
der beide oud Burgemeesters te ver
halen volgens hun levensbeschrijving,
jOoals die ons is naeelat*n door P.
Opmeer in zijn Historia Martyrum
Batavicorum. Wil iemand deze ge
schiedenis lezeD, omgezet in deD vorm
van een roman, hij leze dan het werk
van H. A. Banning: „Drie Eeuwen
Geleden", Passiebloemen geplukt in
Kennemerland.
Omstreeks twee uren voor zonsop
gang werd op den 21 December van
het jaar 1505 te Haarlem nit het hu
welijk van Theodorus van Cispen,
een lakenwever uit het geslacht Tor
nenburg, en Maria Jansdochter, een
zoon geboren, die den naam van
Quirijn ontving. Eenmaal de kinder
schoenen ontwassen, openbaarde zich
in hem een gelukkige aanleg voor
deugd en wetenschap. Al heel spoedig
werd hij door zijn ouders t»r verdere
opvoeding aan het Bergsche gymna
sium te Keulen toevertrouwd, waar
de jeugdige Quirijn zich met alle vlijt
hoofdzakelijk toelegde op het bestu-
deeren der rechtswetenschappen. Dit
deed hij met zulk een gelukkig ge
volg, da^ bij reeds op zevemienjarigen
leeftijd den graad van Meester in de
rechten verwierf. Van Keulen vertrok
de jeugdige Meester nu naar Basel,
waar destijds de beroemde Rotter
dammer Desiderius Erasmus verblijf
hieldhij hem Irad de jeugdige Quirijn
in betrekking. Zijn taak was bet voor
namelijk om Latijneche geschrifleD
te copieeren. Hpoedig wist hij het
vertrouwen van zijn landgenoot te
winnen, ja de verstandhouding tus
schen beiden werd ten slotte a!s die
van een vader tot zijn zoon. Tn ver
schillende brieven van Erasmus noemt
de- e Quirijn, ook wel met een Latijn
schen uitgang Quirinus genoemd, „eeü
jonkman van beproefde trouw" of
„een waardige Zoon." Op 21 jarigen
leeftijd moest Quirinus voor zijn mees
ler een opdracht in Engeland ver
vullen: in een begeleidend schrijven
noemt Erasmus hem „niet zijn dienaar
maar zijn zoon", ja hij zegt van hem
i j hetzelfde schrijven, „dat niemand
hem ook met meer liefde gediend
heeftAan den vermaarden Rotter
dammer heeft Quirijn ook zijn bijnaam
„Talesius" te danken.
Terloops hebben we reeds gezegd,
dat Quirijn's vader in Haarlem laken
wever was. Bovendien dreef hij ook
een uitgebreider? handel in laken eD
andere stoffen. Op zekeren dag nu
ontving Quirinus van zijn vader eenige
ellen zeer zwart laken. Aan Erasmus'
houding kon de jeugdige Haarlemmer
opmaken, dat hij het zeer aangenaam
zou vinden, wanneer ook hij zulk een
stuk krijgen zou. De goede Quirinus,
die zeker dacht: mijn vader kan nog
wel een i tukje missen, stond het hem
toegezonden stuk gaarne aan zijn
rreester af, en toen deze vernam, dat
Quirijn's vader in Haarlem een uit
gebreiden lakenwinkel bezat, voegde
nij hem toe: „naderhand zult ge met
recht „Talesius" genoemd worden (in
't Grieksoh beteekent dit woord „la
ken wever, wolbereider"). Van die dagen
xf heeft Mr. Quirijn altijd den bijQaam
Talesius behouden.
Niettegenstaande de beide Hollan
ders zoo vertrouwelijk met elkander
omgingen, was het toch Quirinus' plan
niet om altijd bij zijn vriend te blij
ven. Want na een diensttijd van zevea
jaren zien we hem in 1529 naar zijn
vaderstad Haarlem terugkeeren. Een
prachtig getuigschrift kreeg de jeug
dige Meester mede.
In een aanbevelingsbrief, gedateerd
Freiburg in Breisgau, van den 23 Juli
1529, gericht aan Msximiliaan van
Bourgondie, laatstee markies vao
Veere, roemt de geleerde Rotterdam
mer Quirinus „als een zedig, getrouw
en rechtmatig man, die geleerder is
in 't Grieksch en Latijn, dan hij uit
wendig dost blijken, want hij is be
scheiden: ten opzichte van de studie
was hij, naar het scheen, van staal."
Al had Talesius zijn wereldberoem-
den vriend verlaten, toch bleef Eras
mus aan „zijn waardigenzoon" denken:
dit bewijzen de brieven, die hij aan
hem schreef, o. a. eenf elicitatie-brief,
toen Mr. Quirinus voor de eerste maal
tot Pensionaris benoemd was. Zoo
ook wordt verhaald, dat Erasmus in
zijn testament hem nog 400 kronen
vermaakt heeft. Maar of Quirinus die
ook ontvangen heeft, weet Opmeer
niet met zekerheid te zeggen. Ook de
dienaar hield zijn meester in eere: dit
blijkt o. a. hieruit, dat Talesius een
kostbaar portret van Erasmus, dat
door Holbein geschilderd en bijna een
voet groot was, uit Duitschland had
medegebracht en nu in zijn woniDg
aan de Damstraat te pronk zette.
Opmeer getuigt, dat hij nog dikwijls
dit portret gezien heeft.
In Haarlem dan teruggekeerd was
Talesius' eerste taak een levensgezellin
te zoeken. Zijn keuze viel op een
weduwe, zekere Haasje Dirksdochter,
die reeds uit haar vorig huwelijk
eenige kinderen had. Uit het huwelijk
met Mr. Quirijn kwamen nog twee
zonen en drie dochters voort, van
welke kinderen er slechts drie bij
name bekend zijn, n.l. de oudste doch
ter Ursula, gewoonlijk Ursultje ge
noemd, die als Bagijntjeleefde, verder
Maris of Maritge Quirijnsdochter, die
gehuwd geweest is, maar tijdens het
oeleg weduwe was, en Hendrik, die
priester geworden later pastoor te
8parendam geweest is. Om in de be-
üoefte van zulk een talrijk gezin te
voorzien, begon ook Talesius een
lakenwinkel, misschien nam hij dien
van zijn vader over. Een uitgebreide
lakenhandel tot zelfs over de zee ver
schafte hem groote rijkdommen.
Maar een man met zulke talenten,
met een veelomvattende geleerdheid,
rijke ervaring en daarenboven groote
rijkdommen, kon niet tot een leven
van ambteloos burger veroordeeld
blijven: hij moest wel voor openbare
betrekkingen in aanmerking komen.
In 1529 in de stad teruggekomen
werd hij reeds in 1531 tot hst ambt
van Pensionaris benoemd, waarmede
zooals we gezegd hebben zijn \riend
Erasmus hem in een brief van 7 Mei
1532 gelukwenschte.
Deze proeftijd men kan het al
thans zoo noemen schijnt hij glans
rijk doorstaan te hebben, want van
1537 tot 1570 bekleedt hij bijna voort
durend een of -ander ambt. Van 1587
tot 1566 is hij zestienmaal Schepen
der stad geweest, van 15431570
tienmaal Burgemeester, van 1533
1565 viermaal weesmeester. Bijna ieder
jaar was hij dus in stadsdienst.
Opmeer zegt, dat voor zoover bij
weet, niemand bij de Hollanders
langer het burgemeesterschap beeft
befcleed, zoodat hij in de wandeling
gewoonlijk „burgemeester Quirijn"
genoemd werd. Het grootste gedeelte
van zijn leven aizoo Peelt besteed om
voor de belangen van Haarlem en
zijn burgers zorg te dragen. Hij was
overtuigd, streng katholiek: ondanks
zijn drukke bezigheden had hij zich
de gewoonte eigen gemaakt de getijden
der priesters dagelijks te bidden:
hoeveel verdienstelijk werk voirGod
en zijn Vaderstad hij in al die jaren
verricüt heelt, staat alleen in het
„Boek des Eeuwigen Levens" opge
schreven.
Toen ook in Haarlem de Hervormers
waren binnengedrongen en verdeeld
heid onder de burgers gezaaid hadden,
toen stond Mr. Talesius aan de spits
dier mannen, die al hun invloed
aanwendden om naast het voorva
derlijk geloof ook den vrede onder
burgers te handhaven. Maar de zucht
naar onafhankelijkheid van kerkelijk
gezag, gepaard aan het verlangen om
de Kerk van alle „paapseae afgoderij"
te ontdoen en zoo „het zuivere Evan
geiie" te herstellen, had reeds zoozeer
de gemoederen in beslag genomen,
dat niets dien geweldig-aangroeienden
stroom kon tegenhouden.
Als de Watergeuzen, na Brielie te
hebben ingenomen, deze stad voor
den Prins van Oraoje bleven bezetten,
hunne veroveringen verder uitstrekten,
en toen daarop ook meerdere steden
in Holland den koning afvielen en
zich schaarden san de zijde van den
Pries, deed Mr. Talesius al zijn best
om Haarlem voor deu koning te be
houden.
Maar te vergeefs.
Op den 4 Juli 1572 ging ook Haar
lem tot de partij des Prinsen over.
Nu kon de trouwe koningsgezinde
het in de afvallige stad niet meer
uithouden: hij ontvluchtte haar en
nam de wijk naar de studie stad
tijDer jeugd, Keulen.
Nadat hij reeds in Nijmegen was
aangekomen, begon hij ztch zoo on-
gesteld te gevoelen, dat hij van het
verdere gedeelte zijner reis moest
afzien. Kort daarop besloot hij tot
Utrecht terug te keeren. In dezettad
had hij een ontmoeting rnetMaximi
liaaD, graaf van Bossu. Verwonderd
den Oud-Burgemeester van Haarlem
aldaar te ontmoeten, seide de graaf
tot hem: „Hoe burgemeester, zult ge
het gemeenebest verlaten, nu het wel
licht u Dog mogerijk is in de verwarde
zaken orde te brengen? Zijne Katho
lieke MajesteH, de Koning, heeft juist
thans uwe hulp noodig; elke schipper
kau al licht een stille zee bevaren,
maar wanneer een onweer opkomt,
dan moet een bekwaam man aan het
roer staan. Daarom, vertrek naar uw
huis, tracht zooveel mogelijk de bur
gers tot rust te brengen en red uw
vaderstad uit dit nijpend gevaar."
Ten zeerste door deze woorden ge
troffen, besloot de grijze Talesius zoo
Spoedig zijn gezondheid het toeliet
paar zijn dierbaar Haarlem terug te
keeren, om nogmaals al zijn inv'oed
aan te wenden ten einde het „geloo!
en de vrede onder de burgers" te
bewaren.
Zou zijn woord nog iets uitwerken?
Ja, maar in geheel tegeDo vergestel den
zin, dan hij beoogde. Nog geen jaar
later had een gewelddadige dood aaD
zulk een verdienstelijk leven een einde
gemaakt.
Slot. volgt.)
Een bisschop als bemiddelaar. De
bisschop van. Versailles, Mgr. Gibier,
is door stakers aangezocht, als bemid
delaar op te tredien. Eenige dagen gele
den legden meer dan de helft der 500
werklieden van de geweerhulzenfabriek
j,Des Biruyères" te Sèvres het werk
heer, pmdat de directie zeven werklie
den, bestuursleden van een juist opge
richte vakvereeniging ontslagen had,
daar ze van een vakvereeniging niet
weten wilde.
De stakers eischten terugname van
hun ontslagen makkers; maar werden
zelfs niet in gehoor ontvangendoor den
patroon, die hun eenvoudig weten liet,
dat hij op zijn eens genomen besluit
niet terugkwam.
Ten einde raad besloten de stakers
de tusschenkomst in te roepen van den
bisschop, die, inschikkelijker dan de
werkgever, de afgevaardigden der werk
lieden bij zich ontving en hun beloofde,
alles te doen wat hij kon om een einde
te maken aan het conflict.
- Het 'bezoek van den) prins van «Wa
les aan Zuid-Afrika. De data van het
bezoek van den prins en die prinses
van Wales aan Zuid-Afrika zijn thans
vastgesteld.
Het bezoek zal 45 dagen duren; voor
de reis wordt in Zuid-Afrika een speci
ale trein gebouwd van tien rijtuigen,
waarvan drie voor het persoonlijk ge
bruik der vorstelijke personen, die voor
het grootste gedeelte van hun bezoek
daarin zullen wonen.
De aankomst te Durban is bepaald
op 17 September. De landing en do offi-
cieele ontvangst heeft plaats op 19 d.a.v.
Den dag daarop vertrek naar Pieterma-
ritzburg en den volgenden dag naar Co-
lenso, tot het bezichtigen der slagvelden.
Generaal Botha en Lord Melhuen zullen
de bezoekers tot Ladysmitlh tegemoet
gaan en hen in de omstreken rondlei
den-
Zaterdag 24 September komen die
prins en de prinses te Pretoria aan,
waar Maandag een groote wapenschou
wing word tg ehouden over alle in Zuid-
Afrika in garnizoen liggende Britsche
troepen. Dan volgen bezoeken aan Jo
hannesburg en den Randt, en Donderdag
het vertrek naar <le Victoria-waterva.1-
len en voor een tiendaagsche jacht-
toebt in Rhodesia. Boelqewayo en het
graf van Rhodes worden mat een be
zoek vereerd, ook op de terugreis de
slagvelden van Mafoking en «ie diamant
velden van Kimberley. Na een bezoek
aan Paardeberg, waar Croqjé zich moest
overgeven. volgen Bloemfontein en. San-
na's Post, onder geleide van generaal
De Wel, die daar de verrassing van
Koornspruit kan uitleggen. Te Maseroe
wonen de prins en de prinses een groo
te Basoeto-indaba bij en <3an wordt de
reis voortgezet naar Kaapstad, waar zij
29 October zullen aankomen voor de
plechtige opening van het eerste Unie-
parlement.
Het Oceanographisch innseum te
Monte Carlo. Met veel plechtigheid werd
gisteren het nieuwe Oceanographisch
museum te Monte Carlo geopend. In zijn
openingsrede dankte vorst Albert aller
eerst den Duiitschen keizer als bescher
mer van het museum en huldigde
Duitschland als de kweekplaats van alle
wetenschap. Daarna wijdde de vorst
eenige woorden aan de nagedachtenis,
van zijn vriend Don Carlos van Portu
gal, die door moderne barbaren werd
vermoord.
Bij den bouw van liet museum heeft
ónder allen, die er op eenigerlei wijze
aan hebben deelgenomen, de grootste
eensgezindheid geheerscht en is een
ware sociale geest tot uiting gekomen.
Vervolgens dankte de vorsl de vertegen
woordigers der verschillende staten, als
mede van geleerde genootschappen,
waarna hij het museum aan de weten
schap overdroeg tot heil der uiensch
il ei d.
Een storm acht ig applaus volgde op
deze rede. Atsnu brachit minister Pichon
de groeten over van Frankrijk en wees
er vooral op, hoe bij het vredefeest
openlijk bleek, dat de Fransche repu
bliek streeft naar handhaving van den
vrede. Na Pichon nam Admiraal v.
Koester als vertegenwoordiger van den
Duiitschen keizer het woord en uitte in
het Fransch de geinkwenschen van kei
zer Wilhelm, die evenals het Duitsche
volk de groote beteekenis van het mu
seum erkent.
De admiraal zeide zich gelukkig te
achten, de tolk van deze gevoelens te
mogen zijn. Ook de redie van v. Koes
ter werd hartelijk toegejuicht. Na hem
spraken nog de vertegenwoordigers van
Italië en Spanje.
Speciaal weid ad i g hei dagold. Een
zeer rijk en milddadig koopman te Mos-i
cou, doet een aardig idee aan d-e (hand
om te voorkomen, dal het geldJ, aan
een arme of behoeftige geschonken, door
deze mogelijk onmiddellijk wordt omge
zet in een. glas jenever.
Hij zou wiken dat het gouvernement
een speciaal muntstuk in omloop zou
brengen, dat nergens anders in ont
vangst zou moeten genomen worden
dan door corporaties van weldadigheid.
Een koper bonnetje voor rijst of
koffie, of wel een koper kaartje voor
brood.
China's bevolking. De Londensche
„Daily Telegraph" schrijft over de tal
rijkheid van de bevolking van China.
Juiste gegevens bestaan daaromtrent
niet. Gemeenlijk wordt 't zielental ge
schat op circa 400.000.000, maar an
dere, voorzichtiger schattingen, komen
niet hooger dan 100.000.000, Een recen
te schatting, gebaseerd op een tellen
van het aantal woningen in China (uit
gezonderd in de provincies Sjan-si,
Kwang-soe en Tsjetsjoean, en uitgezon
derd1 ook Mongolië, Timer enhetAmoer
gebied) stelt het zielental nieit hooger
dan 165.000.000 en met inbegrip van
Sjan-si, Kwang-soe, Tsjetsjoean, Mon
golië, Tibet en het Amoergebied, op
250.000.000. Het inwonertal van Peking
is, mede volgens den maatstaf der wo
ningen, op 1 1/4 mililioen te stellen..
Een geschenk vanj de Koningin. Te
Antwerpen verblijft al sedert eenigen
tijd 'n doodarme Hollandsehe familie,
die haar kost verdient of verdiemtde,
want nu ziet men haar niet meer ;in
dit schamel bedrijfmet zingen en
vioolspelen in de koffiehuizen.
Het is het gezin Springer, schrijft de
correspondent van de „Tel.". -
Eén der kindexen, een meisje van een
jaar of acht, dat viool krabbelde, ver
wonderde zéér het publiek door de fijn
heid van haar tonen, het sentiment van
haar spel; dat moést den kenners op
vallen. Eu zoo is het ook gebeurd.
Wi e er zich mee bemoeid heeft, weel
ik niet; maar wel herinner ik mij, 'n
paar winters geleden, den naam van
het meisje niet zonder verbazing aan
getroffen te hebben op het programma
van een leerlingen-concert in het Ko
ninklijk Vlaamsch Conservatorium. Hel
kind trad op met een paar zeer moei
lijke stukken en verwierf een succes
van belang.
Nu is zij een der schitterendste leer
lingen van de vioolklas.
Dat is echter nog niet het wonderlijke
van deze geschiedenis. Oók niet, dal het
zustertje dezer vioolvirtuoze, een kind!
van thans veertien jaar, op «Ie klavier-
klas kwam en er al even verbazende
vorderingen maakte. Het pikante van
het geval is, dat deze laatste, de kleine
pianiste, de vorige week verrast werd
met 'n kostbaar klavier.
En raad eens van wie die kwam.
Van haar Koningin. Van H. M. de
Koningin der Nederlanden!
Hoe mag wel de faam van «Jat «arme
kleine Hollandsehe straatmuzikantje in
den vreemde tol aan de trappen van den
troon in haar vaderland doorgedrongen
zijn?
Broederschap ter eere van Onze Lieve
Vrouw ter Nood.
De commierie dia indertijd door den
Bisschop van Haarlem werd ingesteld
om de kapel, die eertijds bestond op
de bedevaarbplek van O L. Vr. ter
Nood, „weder op te bouwen en de
devotie tot O. L. V. ter Nood te her-
dellen en te verspreiden", gaat met
bet volbrengen harer opgelegde taak,
onder een zichtbaren tegen Gods. steeds
verder en verder.
Verleden jaar werd. na veel zorgen
en bekommering, de fcapei gebouwd
en ingewijd; eene kapel, die in alles
weliswaar het karakter vertoont van
een voorloopigen bouw, maar die toch
in staat is ora de toegestroomde pel
grims tegen heete zomerdagen te be
schutten of tegen mogelijke wind en
rpgenslagen te beveiligen. Daarbij heb
ben zich, met het vooruitzicht op de
kapel, en wegeus het nu reeds voort
durend bezoek en bet komen van
menige bedevaart, ter plaatse meerdere
personen gevestigd, om in hunne net
ingerichte huizen den pelgrims de
noodige verkwikking te bereiden
„Onze lieve Vrouw ter Nood" blijkt
waarlijk als bedevaar Isplaats eene
toekomst te hebben.
Kn nu, ten einde aan het verlaDgen
der pelgrims te voldoen, heeft de
Bisschop van Haarlem, op terbtedig
verzoek der commissie, verordeningen
voor een Broederschap ter eere van
O. L. V. ter Nood vastgesteld, onder
toekenning van geestelijke gansten,
doch teveDS met het plan om, wan
neer een voidoend aantal broeder-
schappen bestaan zal, pogingen aan
te wenden om ook van den H. Stoel
aflaten en gunsten te verkrijgen.
Zoo zullen ook de leden vhd een te
stichten broederschap, die aanvankelijk
weinig zijn in getal, en alzoo niet in
staat eene bedevaart te ondernemen,
zich te geer akkelijker roet het broeder
schap eener buurt-parochie kunnen
vereenigen en gezamenlijk de reis naar
Heilo aanvaarden.
De commissie hseft de gelakkige
gedachte gehad om het sinds eenige
jaren verschenen pelgrimsboekje met
net bekende zangboekje „tantemus"
van pastoor Eppink te vereenigen,
waardoor vooreerst krachtige steun
geboden zal worden aan een Gezang
en Gebedenboek, dat door het Neder-
landsch Episcopaat ten gebruike voor
kerk en school werd aanbevolen.
(April 1900). en dat reeds in vele
kerken en scholen is ingevoerd. Doch
ook eenheid in zang en gebed kan
niet anders dan aan godsvrucht en
stichting onder de pelgrims ten goede
komec.
Wanneer daarom plannen tot'op
richting van een broederschap gevormd
worden, zal het raadzaam zijo.datde
Eerw. Heeren Geestelijken bij den
voorzitter der'commissie Mgr. Graaf
of bij den pastoor van Heilo, alg
mede-commissielideen ex?mplaar
Roman uit het Artistenleven.
Naar bet Eageisch van
GEORGE R. SIMd.
5)
Dan, na een poosje, kan hij- 't niet
meer houden, plotseling barst hij los
«u snikt het uit
„O, mijn lieveling," roept hij,
„waarom hebt ge me niet eerder la
ten Weten, dat het zoo erg met je
was. Dan wias ik eerder gekomen."
„Wel, Zeph, ik ga, al weer vooruit
bi den laatsten tijd," zegt de arme
■vrouw met een zwakke stem en nau
welijks hoorbaar, terwijl ze haar ma-
uitgeteerde hand in de zijne
„Dn nu gij weer- hier zijts beste,
j'*3" het niet lang duren of ik ben
'helemaal weer goed en sterk.
Dat weet ik zeker zoo goed en
eterk, rats ik ooit hier beneden ge
weest, z,al zijn
„ts de, dokter er geweest?"
„Jawel, liij' is er geweest. Ik heb
het zoolang mogelijk uitgesteld, om
hem laten komen, omdat ik uit
uw brieven wel begreep, hoe het met
de zaken ging, Zephmaar verleden
week moest ik hem laten halen."
„Wat zei hij, Nelly
De arme vrouw grijpt andermaal
zijn hand, doch keert haar gelaat
van hem al'.
„Zeg mij, wat hij zei, Nelly. On
zekerheid en niet weten is erger dan
al he.t pndere."
Zij keert zich naar horn toe, strekt
haar beide armen uit en haalt zijn
hoofd naar zich toe, dicht naar zich
toe, totdat het naast haar op het
kussen rust en haar- lippen bijna de
zijne raken.
„Draag het, Zeph, om mijnentwille
't Is heel erg; maar ge weet, ge be
seft nog niet het ergste. Ik zal voor
u een last wezen: zwaarder om, te
dragen, dan pog ooit voor dezen."
„Geen last mijn lieveling!, geen last
voor mij."
,,'t Is wel waar, Zeph,ge kunt
de waarheid voor mij niet verborgen
houden. Als ik er niet was, met
mijn voortdurend sukkelen en mijne
zwakte, dan zoudt- ge best kunnen
leven van 't geen ge verdient, maar j
ik hek u altijd zoo weinig kunnen
helpen, om rond te komen, en nu."
Haar oogen vullen zich met tra
nen, zij drukt haar brandende lippen
op die van haar echtgenoot.
„Nu Zeph, zal ik nie a, heelemaal
niets kunnen doen. Ik zal nooit weer
kunnen opstaanik zal moeten lig
gen, zoolang als ik leef." j
Voor een paar oogen blikken was'
Zeph blijkbaar getroffen door deze1
verschrikkelijke tijding, en ontbrak
liem de kracht, om iets te zeggen,
doch het duurde niet lang, of hij
wierp, als; 't ware met een krach tigen
ruk,' het dbdkkende gewicht van
dezen slag van zich en riep. met een
vroolijk© stemi:
„Wel komaan, vrouwlief, wat zou
dat? Zoolang .als onze Lieve Heer
u maar in het leven laa,t, ben ik te
vreden met wat Hij' mij geeftdat 's
al, wat ik van Hem vraag. Ik kan
immers Werken, en genoeg verdie
nen om ons allemaal boven water te
houden, en als ik het geluk mag heb
ben, hier in de stad een goed engage
ment te vinden, dan kau ik u aller
hande kleinigheden geven, die ge al
zoolang hadt moeten hebben."
„Het zal niet lang wezen, «lat ik
ze nog gebruiken kajn, Zeph."
„Toch welzeker. Komaan, het
hoofd op. Ik blijf nu heelemaal by
jelui, en het zal niet lang meer du
ren, of je bent weer de ouwe
Totty, arme kleine Totty, die ze
heelemaal vergeten hadden, doch die
stilletjes had zitten luisteren naar
het gesprek, kwam nu dichterbij!
kruipen en greep haar vaders hand
„Ja paatje," fluisterde zij, „en als
u dan ook ziek mocht worden, net als
arme maatje, dan kan Totty voor
allebei wel werken, niet waar,
paatje
Zeph bukte zich, kuste hel, kind en
nam het op zijn knie.
„Bid God, mijn kleine lieveling,
dat die (dag nimmer moge aanko-
III.
„DE KONINGIN VAN, DE
ARENA."
men
Laten wij Zeph met zijn vrouw
eu zijn dochtertje voor een poosje al
leen laten in het zolderkamertje in
de Lambethwijk, en in onze verbeel
ding een jaar of zes teruggaan.
Er is een gala-voorstelling in een
circus iu een groote provincie-stad.
Het circus is een blijvend gebouw,
van hout opgetrokken, dat nu, ge
durende de laatste zes maanden, in
genomen is door een van de eerste
gezelschappen van het land. Heden
avond wiordt het tooneel seizoen ge
sloten met de gewone benefice-voor
stelling voor «ien directeur, en alle
beschikbare plaatsen zijn ingenomen.
Het glanspunt van het programma
van hedenavond is de ongeëvenaarde
en vermetele sprong van de „Koning
in der Arena" over oen half dozijn
vijf -dubbele'm an ge-hekken.
IJe Koningin zit niet als een ge
woon sterveling op een zadel en laat
niet, zooals andere kunstenaressen,
het paard den eigenlijken sprong
doen,neen, zij staat op den bloo-
ten rug van het ongezadelde paard,
een vurig, snuivend en wel doorvoed
beest; met zadel of tengels houdt zij
zich niet op.
Het is een mooie vrouw, met gol
vend. zwart haar, op artistieke wij
ze afgezet met een iét of wat ooquet
aangebracht roosje.
Met een storm van bijvalsbetui
gingen wordt zij begroet, als zij,
op een steigerenden, gladharigen
hengst gezeten, plotseling de mar
nége binnen komt springen.
De clown verkoopt als gewoonlijk
een paar vroolijke grappen en de pi
keur klapt met zijn zweep, terwijl
de „Koningin" een paar keer vroo
lijk de manége rondrijdt en het paard
bij' wijze van introductie in een kor
ten galop een paar toeren in het rond
laat doenmaar dan beginnen de
groote werkzaamheden. Met een
kleinen tik met haar karwats en
een vroolijk air van de muziek,
brengt de „Koningin" haar paard
in een snelleren galop, harder
en harder begint liet vurige ros de
manége rond te galoppearen, terwijl
zijn berijdster, rechtop staande op
zijn rug, .staat te balanceenen en te
dansen, even bevallig en gemakke
lijk, alsof zij dit deed op een tapijt
op den vasten grond.
De muziek begint, nu hoe langer
hoe hardei- te spelen, met een ver
sneld tempo, en weldra komt, het
manége po ugs onecl met de vijidubbele
hekken binnenslepen.
Het is een halsbrekende toer, als
hij mislukt: maar do Koningin vreest
nooit Met een lachje, waarin iets
j ligt van een uitdagenden trots;
springt zij met haar paard over do
gevaarlijke „hindemissen" en weet
met het grootste gemak op den rug
van het dier haar evenwicht te be
waren zelfs in de meeste gevaarlijke
oogen blikken, als het publiek, dat
haar met ingehouden adem volgt,
niet anders denkt, of ze moet vallen.
Toch blijft zij staanvijfkeer galop
peert het paard de manége rond en'
maakt zij hare levensgevaarlijke
sprongen dan houdt de muziek op,
de vijidubbele hekken worden weg
gebracht en het -publiek geeft lucht
aan zijn al te la,ng ingehouden ge
moedsaandoeningen in een storm van
bijvalsbetuigingen.
De Koningin buigt en lacht vrien
delijk, wipt van haar paard en ver
laat al buigende den circus, terwijl
zij aan het eind natuurlijk de ge
wone, daarbij behoorende, kleine
„pirouette" maakt, die paardenrijd-
sters van professie op zulk eeue
eigenaardige wijze, overeenkomstig
de voorschriften van beleefdheid en
étiquette in den circus, weten uit
te voeren.
Doch het publiek is nog niet vol
daan; men wil de Koningin ander
maal zien optredenzij houden
niet op, er is niets aan te doem
Het is een gala-voorstelling, en de
laatste voorstelling van het seizoen:
het publiek moet zijn zin hebben.
(Wordt vervolg*).