Circusmenschen. Week-Kroniek. Esperanto en de Middenstanders. Anti-Papisme in de Litteratuur-geschiedenis Gemengd Nieuws B1NNE NL ANJD. INGEZONDEN. FEU3LLETON. NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT Van 1522 April. BUITENLAND. 15 April. Ernstig oproer indeChi- neescfae provincie Honan. 13 April. Een economische oorlog in de bouwvakken in Duitschl&nd uitgebroken. De politieke oorlog woedt in Engeland voort. Heftige bewegingen tegen de „vreemde duivels" in China. 19 April. Roosevelt op z\jn reis in Europa overal met geest drift ontvangen. In China schijnt de orde weer hersteld te zijn. BINNENLAND. 15 April. De Kon. Familie naar het Loo vertrokken. Broeder lldefonsus, de alg. oversste der Broeders van de Onbevlekte Ont vangenis van Maria, te Maastricht overleden. 19 April. 34e Verjaardag van Prins Hendrik. 20 April. De heer L. Serrurier tot Wethouder van Amster dam benoemd. 21 April. De Prins is naar de Wad deneilanden vertrokken. STAD. 15 April. 121/j jarig bestaan der iSpaaroank van den H. Antonius van Padua. 16 April. De groote autotocht door de oollenstreek. 17 April. De nestor van den Raad, de heer J. J. Öneitjes, overleden. 19 April. Het oud raadslid Joh. Klein overleden. In „Menkuria", ofiiciëd orgaan van den bond) van [Katholieke koopmansver- eenigingen in DuitschLand, worden de ■jjdderLstenders aangespoord, Esperanto te 3. eer en. Het blad schrijft: In den laats ten tijd! wordt er groote reclame gemaakt voor de groene ster, het insigne van de Esperantisten. Overal spoort men 't volk aan, Espe ranto te leeren, en groote volksmassa's zijn werkelijk vol geestdrift voor de nieuwe taal. Misschien terecht, mis schien ten onrechte. Overal worden cursussen georgani seerd en Espenanto-ver-eenigingen ge sticht Nu willen wij dan toch eens zien, of Esperanto ook voor den koop man nuttig is, oï 't hem helpen kan, «m in de wereld vooruit te komen. Als insigne heeft men een groene ster gekozen. Groen is de 'hoop. Men verwacht van het Esperanto eene toe komst. Wel zijn er velen, die zeggen, dat Esperanto, evenals VoLapuJfc, na kor ten tijd wederom zal verdwijnen. Dat geloof ik niet. Ik ben van meening, dat Esperanto werkelijk de wereldtaal kan worden, en 't verdient dus wel aan beveling, dat de jonge koopman deze taal' leert, hetzij door zelfonderricht, hetzij door een cursus. Esperanto is gemakkelijk te leeren. En als men er ook geen groot voor deel aan heeft, voordeel is het toch. Door toeval kan men misschien in 'i buitenland iemand ontmoeten, die eveneens, de groene ster draagt. Dat is dan reeds een aanleiding tot ken nismaking. Maar, zoo zal menigeen antwoorden, als ik nu nooit in 't buitenland kom? Wie kan te voren weten, waar hij in zijn leven nog eens terecht komt. en of hij niet in eigen land, b'uitenlaindlers esperantisten kan ontmoeten. Men beginne eens 'in de mklidaa- standsvereenigingen, met 't houden van Esperantocursussen. Misschien brengt dat wel leven in menige sluimerende organisatie! Zonder, ophouden, te pap en te on- pajs1hat, laatste het meest wordt ons voorgehouden de voortrefiulijk- der moderne wetenschap, die er in geslagad is zich vrij te maken van alle mogelijk» voorooxdeelen, schrijft de Noordbrabaivter- In zoovei] men daarmede bedoelt öns op ,te dringen eene wetenschap, die met de Goddelijke Openbaring, zooals wij haar kennen door een on feilbare Kerk, geen rekening houdt, wenschen wij omtrent de voortreffe lijkheid: der moderne wetenschap onze eigen tnesening er op na, te hou den Gaarne geven wij toe, dat de wetenschap, in gezande® zin. onpar tijdig .moet zijn En dat kan ze zijn, ook, .als men dat woord goed ver staat. Neemt geschiedenis, ook litteréfuur-geschiedienis altijd zal daarin de godsdienstige overtuiging van den schrijver aan het- licht ko men. Eene geschiedenis, die niets geeft da® feiten moet nog opgeschre ven worde®. of liever men late die maar ongeschreven, zij ware een zielloos ding, ;0®ze groote geschied schrijvers geven behalve de feite®, ook de waardeering daarvan. Nu zegt daaromtrent Dr. Nuijens in zijn inleiding op de Nederlandse!ue Be roerten" „i Waardeering va® feiten is niets anders dan subjectieve op vatting, maar is daarom nog niet ob jectief waai-. Die zijn subejetieve meening tot objectieve waarheid wil verheffen, kent zich zeiven de onfeil baarheid toe." Dat woord richt hij tot Bakhuizen va® de® Brink, Kruin en Va® Vloten. Die subjectieve miee- ningi nu wordt gevormd door vele andere dingen, maar ook, niet het minst door iemands godsdienstige overtuiging. Zij zal zijn werk beïn vloeden. Daarin ligt niet noodzake lijk een gebrek. Iets anders is wat wij noemen partijdigheid. Het verdedigen van iets uit tendance de parti, wat men gelooft, dat niet verdedigd ka® wor den. Dat is het verwringen der waar heid tei' wille va® een vooruit inge nomen standpunt. Zoo iets is altijd uit den hooze. Want, indien om ee® ingenomen standpunt de waarheid moet geweld worden aangedaan is dit een teeken, Üat het ingenomen standpunt ee® valsch standpunt is. Dergelijke partijdigheid uit voor oordeel, wórdt ons katholieken het meest va® al verweten. Toeh geloof ik, dat meer da® Wij, niet-katholieke geleerden aa® genoemd euvel mank giaan. Vooral echter geldt dak wan neer hunne wetenschappelijke be schouwingen den katholieken gods dienst, rake®. Dezen kennen zij niet of niet voldoende en beschouwen hem va® huil eigen eenzijdig standpunt. Beroemde bekeerlingen hebben ons bevestigd, hoe zij: slechts langzamer hand de opgevatte vooroordeelen te gen den katholieken godsdienst ver mochten prijs te geven. Het- laatste voorbeeld is prof. Ruville. Deze, on langs tot de Kath. kerk bekeerde hoogleeraar aan de universiteit van Halle, plaatste zich als1 hoogleeraar, zooals hij zelf getuigt, op zuiver- wetenschappelijk standpunt. Als ge leerde huldigde hij het beginsel, en voerde het ook door, steeds zoo 't kon geschieden, naar de hranne® te rug' te gaan, om de juiste weten schappelijke waarheid te achterha len Slechts voor ééne wetenschap week hij; va® dat beginsel af, of schoon bij, niet wist, waarom. Den katholieken godsdienst, zoo zegt hij, kende ik alleen uit pro tes ta® tsche geschriften. En enkel steu nend op, hetgeen ik daaruit leerde, meende ik de® katholieken gods dienst te kennen en recht te hebben hem te bestrijden. Dit geval staat niet allee®. Prof. Ruville, teekent hier ee® toestand. Hoe overigens hoogstaande geleer de®, met .veel verdiensten voor de wetenschap, somtijdis eensklaps in de war kunne® gerake®, als hun we tenschap! hen in aanraking brengt met de® R„ K. godsdienst, wordt thans Weer bewezen door het 5de deel va® prof. Kalff's geschiedenis der Nedesrlandsche Letterkunde. Mten leze daarover het artikel dat Pater Janssen Marijne® daarover schrijft in de Studiën (voorlaatste af lev.) Hij zegt daar o.a. Kalff's anti -Roomsche gezindheid en de leemte in zijn kennis der Room sche toestande®, waarvan ook zijne Vroeger verschenen doelen menig maal doen blijken, komt sterk aan dón dag in het 5e deel, waarjn' de voldongen scheiding' tussche® de noordelijke en zuidelijke Nederlan den behandeld wor it en jvaarin te verklaren bleef het verschijnsel, dat ondanks de beslissende zegepraal der Hcmurrming in 't Noorden, het Room scbe leven en de letterkunde daar niet ten onder gingen, maar na den eersten storm te hebben doorstaan, weer opleefden, ook in letterkundi gen herbloei Vondel, Stalpaert, en Anslo), terwijl daarentegen in het Zuiden, waaruit de Protestantsche religie zoogoed als verdween de litte ratuur van het zegevierend Roomsch Katholicisme allengs tot diep ver val geraakte. De groote fout die Prof. Kalff maakt is dieze, dat hij te eenzijdig (geschiedkundig onjuist) de staat kundige verdeel ing va® de Neder landen dei' 17,e eeuw in Noordelijke en Zuidelijke maakt tot eene gods dienstige, en wel zóó, dat „Noorde lijk" eensluidend wordt met protes ten tsdi" e® „Zuidelijk" mfet „ka tholiek''. De verdere redeneering moet dan duidelijk zijn aldusin de Noordelijke (Protestantsche) Neder landen bloeide een hoog geestelijk leven, voor zoover' zich dit openbaart in de letterkunde, terwijl in de Zui delijke (Roomsdie) de letterkunde in verval geraakte. Nog- al doorzichtig. De katholieke godsdienst staat de ontwikkeling .in den weg, de pro testantsche bevordert haai', 't, Is de gewone opwerping. 't Is de meening die nu eenmaal in |n iet-katholieke kringen gangbaar is, die ook nestelt in het hoofd va® de® Hoogleeraar. Dat is zijn standpunt, zij® vooroor deel e® daarheen trekt hijS zijne we tenschap. Tot groote schade, natuur- lij-k, van dieze laatste. Pater Janssen zegt- het in de Stu diën t. a. p e® bewijst het daarna heel overtuigend uit niet-katholieke schrijvers Mocht het. Zuiden al Roomsch hen ten en de Protestante® uit het Zul. den verdwijnen, het Noorden kon geenszins Protestant heeten en het Katholiek geloof was daar volstrekt niet .ten onder gegaan. De groentijd. Onder het opschrift: „Een hoogileer- aar strafbaar?" vindt men in het Al gemeen N-ederlandischc Studentenweek blad „Minerva" het volgendie, niet on vermakelijke stukje aan de hoofdre dactie: „Professor De Groot schrijft in zijn brochure „De Groentijd", b'lz. 73: „Docli een concessie doen zij (die stu dentencorpsen genadiglijk; wanneer van een noviet bij dokfersattest wordt verklaard; dat het groenen voor zijne gezondheid schadelijk is, dan wordt hem vrijstelling verleend- Welnu, waarom niet de novieten op zoo, ruime schaal al,s maar mogelijk is, van zulke attesten voorzien? Ik kan mij levendig voorstellen, dat er artsen zijn, die vin den, dat hun persoonlijk gevoel van eigenwaarde en die waardigheid van hun hoogstaand ambt hun verbieden zich attesten te laten afdwingen door een instituut van zoo allerdaagst allooi als het groenen iis. Doch vermoedelijk zullen er ook te vinden zijn, die zulke gevoelens gaarne terzijde zetten voor meer practLsche, en door dlat middel zooveel jongens alls maar mogelijk is, aan de groenerij willen ontrukken en iets verder, op blz. 75Enke len zijn voldoende; de ouders zullen deze spoedig genoeg weten te vinden." „Artikel- 288 van het Wïj, v. Sr. Ie lid luidt: „De geneeskundige, die opzettelijk een valsche schriftelijke verklaring af geeft nopens het al- of niet bestaan of bestaan hebben van ziekten, zwakhe den, of gebreken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren, „Art 131 van het Wb'. v. Sr. luidt: „Hjj, die in het openbaar, mondeling of bij geschrift, tot eenig strafbaar feit opruit, wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste vijf jare® of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. i 1 „Wij brengen het feit onder de aan dacht van het Openbaar Ministerie, in 't bijzonder van den advocaat-generaal, (vermoedelijk is de procureur-generaal bedoeld mr. Reitsma, die de bedoelde circulaire tegen den groentijd mede onderteekende) aan het gerechtshof te 's-Gravenhage." Weggeld in Noord-Brabant. Eenige voor de buiten de provincie Noord-Brabant wonenden gewichtige en zeer gunstige wijziging op de bekende Noordbrabantsche provinciale WeggekD- baLasting wordt, ons door Gedep. Sta ten van die provincie medegedeeld. Te verkrijgen zijn vrijkaarten (op naam), die recht geven aan gen eige naar dier kaart om vijftien keer per dienstjaar (van Mei tot Mei) gebruik te maken van de provinciale weg en in die provincie. Deze kaaiden zijn koste loos ter Noordbrabantsche gemeente secretarieën te verkrijgen, zoowdï voor fietsen als voor voer- of rijtuigen. Tel kens, vóórdat de 'eigenaar gebruik wenschit te maken van het recht hem door die vrijkaart geschonken, moet hij zalf op zijn kaart den dag van ge bruikmaking invullen. Hierop zal streng gelet worden. Wanneer de ambtenaren, die belast zijn met het toezicht tot handhaving dier provinciale verorde ning, constateeren, «jat iemand zijne kaant niet heeft ingevuld of zijne inge vulde kaant niet kan vertoonen, volgt taaneiijk strenge straf. Een en ander neemt tins veel' weg van het eerst onbillijke, dat buitenwo- nenden voor de enkele dagen, dat zij in Noordbrabant waren, vrij zware be lasting moesten betalen. Hoilanidscüe Zigeuners. Sedert 'n paar weken slenteren door Aken's stra ten Zigeunerwijven met kinderen, niet gehuld in een aUedlaagsch lompenplun- je, maar gestoken in eene schilderach tige kleedij, met blinkendlen tooi in hun ravenzwart haar. "Blijkbaar staan zij in nationale of familiebetrekking tot een Zigeunertroep, die sedert acht dagen de Belgische politie handen vol werk geeft. Manschappen der brigade Auheil leverden aan het gerecht te Ver vier» over een Zigeuner en twee «Tou wen, die op de gendarmen zouden ge schoten hebben. De man een hoofd man werd in bewaring gehouden. Later verscheen een groepje slamge- nooten, die voor de vrijlating van hun hoofdman een belangrijk 'losgeld' boden. Tegelijkertijd vertrouwden zij hun zaak aan een advocaat toe. Zij beweren Ne- d'erlandische onderdanen te zijn era in txo'epen van 24 personen als ketellap pers rond te trekken; terwijl hun alge- m'eene hoofdman bij het Belgische Mi nisterie van Buitenlandsche 'Zaken een borgtocht van 80.000 fr. zou gesteld h'abiben, teneinde België vrij te mogen bereizen. In de laatste diagen deed de Belgische politie den zwervers hun ten ten oprollen en bracht hen onder gelei de naar de Duïlsche grenzen. Te Au- ebl verliet eene vtouw het transport omi brood te koopen en toen deze door de politie werd teruggedreven, wist d'e hoofdaanvoerder, die aan een der wagens vastgebonden was, zich te bevrijden, terwijl van uit den wagen door een vrouw met een revolver op de poliltie geschoten werdi. Dit was het sein van een algemeen en opstand'. Zölfe vrouwen en kinderen sloe gen mët zweepen op de politie in, ter wijl deze van haar kant van d'en sabel gebruik maakte. Hierbij werd een kind verwond, dart. in het hospitaal te Aken zou zijn opgenomen. Wart de politie over heit voorval meedeeli, verschat eenigszins inert het bovenstaande; vast staat echter, «lat op de politie gescho ten is, Thans heeft de karavaan haar tenten opgeslagen in de nabijheid der Dutacbe grenzen, doch' op Belgisch ge bied» Terwijl «ie Belgische politie het kamp observeert,- hou«it de Duitsche aan «jen overkant een oogje in bet zeal. Men is benieuwd;, hoe het diazen inter nationale Hollander's' vergaan zal Ee® dronken varken 1 Men schrijft uit Meeuwen (N.-Br.) aan de ,,'s-H. CG': Een varken hier was dezer dagen wal wat vreemd. Het «lanste en sprong zooi jolig door het hok, pinkte «laarbij zoo geestig met z'n oog«m en keek je leuk aan, alsof het wilde vragen: „hoe vin' je me." Wat «loet «llat varken toch aorig, weid. er gezegd» wat zou er aan haperen? Men wist het niet tot er een paar bij kwamen, die het weten kontlien en die zeien, we geLeuven zeker, dat 't beest aan de pruuf fc geweest, ,,'t is 'n beetje zat". En zoo zal 't wel geweest zijn. Im mers, bij de schoonmaak had de vrouw 'n ileisch met afgetrokken citroenschil len leeggemaakt en dien inhoud in den trog geworpen. Ons varken had er wat van verorberd e® «Daarvan zeker was 't „zoo dings ig en zoo retor" geworden. Droef leven. Vlak voor 'n café deur stonden ze, twee knaapjes, op 't schamelst gekleed, kapotte schoentjes aan de spililige, moeë voetjes, te wach ten op hun vader, die daar binnen, in. 't café, 't bij toeval verdiende pennings ke veritronk. Telkens waagden ze even, heel even, beschroomd, door de deur van 't café te kijken.... maar werden dan afge snauwd door 'n binnenzirttende, die voel de de „tocht" langs z'n voeten „Vader, vader, kom nou?" waagde de oudste. „Ruk op," kwam uit d'e kroeg. Maai' de kleinen, met hun blauw bleek e gezichtjes en spokige ingezonken oogjes, bleven bang, angstig, opblik ken, rondsehuwen, onmiddellijk her kenbare kinderen van dón alcoholist ze bleven wachten.... wachten. Tot eindelijk de vader komt.... be schonken, nonsens broddelend. de kinderen uitscheldend, ni-aar de klein tjes voelen hel niet eens meer, gaan met 'm mee, blij, dal-ie naar huis gaat.... (Kruisb'an.) Het vermommingsvermogen van Batelt. Men schrijft aan d e,,N. CL": Nu de Amsterdamsche opperspeurder Batelt spoedig den actieve® dienst gaat verlaten, moge hier een staaltje van zijn vermommingsvennogen worden medgeedeeM. Het werd ons verteld door iemand), die vroeger in dienst der politie te Zwolle was, en nu te Parijs woont. Deze had met Batelt afgespro ken hem des middags om vijf uur in Polen, het bekende Amsberdlamsche'kof- fiehuis, te ontmoeten, doch" «Daar hij moe werd, arriveerde hij reeds kwart vóór vijf om nog erven op zijn gemak voor Batelt's komst uit te blazen. Polen was reeds vol en er restte nog slechts één stoel aan een tafeltje waar een oude heer met een grijzen baard (en snor zat Pardon, is deze stoel vrij? Ga uw giang. Dank u. De Zwollenaar bestelde een borrel en monsterde zijn buurman, die met een glas bier voor zich zat. Deze kwam hem1 weinig sympathiek voor en dus nam1 hij van zijn tafelgenoot verder geen notitie en koek naar de door «le Kalverstraat slenterende menschen- massa. Hij had zoo een kwartiertje gezeten en keek op Zijn horloge, dat precies vijf uur aanwees. Toen het vijf minuten over vijf was en Batelt nog niet was verschenen, schoof hij eenigszins ongeduldig op zijn stodl' heen en weer en bestelde een tweeden borrel. De heer met den grijzen baard sprak nu: U schijnt ze te lusten! Ja, «lat gaat wel, «Jank u voor de belangstelling! Hiermede was het gesprek afgeloo- pen, de Zwollenaar toonde zich een weinig geraakt over de gemaakte op merking en bleef min of moer kwaad naar buiten staren. Eenige minuten later koek deZwoL lenaar weer op zijn horloge. Uw vriend schijnt niet te komen! Neen. Dat is een eigenaardigheid van 'm; hij is. nooirt op zijn tijd, of te vroeg of te laaL... De Zwollenaar keek zijn buurman eens wat nauwkeuriger aan en dacht: .Waar bemoeit die knul zich mee, doch' gaf verder geen antwoord. Weer eenige minuten later zei «ie b'üurmanBatelt komt geloof ik, heete- maal niet! Nu was onze Zwollenaar k>«2i ge heel en al verbaasd, en zich" met ze kere vriend!eijkbeidi tot zijn buurman wenden*!!, zei hij: Maar mijnheer, nu moat u mjj toch eens zeggen, hoe u weet, dat ik Dart u Batelt verwacht, bedoelt u Juist, Och, dat is een klein kunstje, maar «iat moet je verstaan, zeker als politieman. Ik begrijp u niet. Nou dan zeker welmerkte de an der op en deed zijn baard en snor af, zeggend: Ezel, zie je nou wie je voor hebt? 't Duurde niet lang of onze Zwolle naar bestelde nog een Catz, offreerde Batelt een versch glas bksr en bracht bij het prosit! hulde aan zijn ver- m/ominingsvermogen, waarvan hij provinciaal de heerlijke dUpe was geweest' „Ze zijn tegen den godsdienst n»t," Dat gezegde is zoo bekend, «lat niemand vraagt, wie «Me „ze" is; ieder een weet «iat men «Daarmede socialisten bedoelt Nu als ze friet tegen dé® godsdienst zijn, er voor toch ook niet. Ik zag «Daarvan verleden Zondag een voorbeeld, «Dat me treurig aandeed. Ik ontmoette op den Boulevard eenige mannen en vrouwen met 5 of 6 kinde ren jongens en meisjes die hee! netjess gekleed eruit zagen, Oogenblik- kelijk hoorde en zag ik ook, dat ze Walen waren en dat ik vroeg of ze een uitstapje naar Brussel maakten, was heel natuurlijk. Ja, mijnheer, de kinderen doen hunne Communie. Hunne Comïnunie Ja, we zijn uit Manage (of daar kort bij de naam is me ontgaan) en daar doen de kinderen der katholieken hunne eerste Communie, maar wij zijn socialisten en Date® onze kinderen, op onze wijze 'de Communie doenwe blijven vandaag in Brussel en gaan morgen naar Meebeden en vervolgens terug. Ek voeg daar niets aan toe maar, lezer, hoe «Denkt gij over dfte ouders; die kindteren en over dezer toekomst. Voor den inhmid dezer rubriek stelt de Redactie zich niet aansp ketijk. Van ingezonden stukk geplaatst of niet geplaatsty uwdt ue copy den inzen der niet teruggegeven.. De ectie der Bloemistwerklieden.. Mijnbeer de Hoofdredacteur. Gelieve deze regelen te plaatsen, in uw veelgelezen blad, by voorbaat mijn dank; i De federatie der Bloemt starbei-dere va® Haarlem, Heemstede, Overveen en Rennebtroek. hunne actie begin nende, wendden zich in de® aanvang tot de vereeniging van patroons, door deze op hunne vergadering uit te noodigten, ten eene in onderling overleg tot betere arbeidsvoorwaar den te geraken Welwillend gaven bedoelde heeren gevolg aan «lie uitnoodiging en ver klaarden bij monde van hun voor zitter, in. een speciale hier belegde vergadering van patroons deze zaak nader te overwegen. Welnu. dankbaar kunne® wajneer- sciirijven «lak alhoewel het gevraag de niet geheel is ingewilligd, wij nochthans niet tevergeefs onzen toe- Roman uit het Artistenleven. Naar bet Engelsob van GEORGE R. SIM3. 24) Integendeel, liij wist zeer goed, dat de meesite va® zijn vaste klanten zich en meer op toelegden, om de wetten va® den Staat te overtreden, dan wel nieuwe samen te stellen, en hiji twij felde er volstrekt niet aan, dat zij geen antler belang stelden in hetgeen, er voorviel op rechtskundig gebied dan hoe- die af die er voor het Grimi- neel Gerechtshof was afgekomen In een buurt als Queer-street' moet men er zich niet over verwon deren, dat men in zij® koffiehuis, ho tel of lotgiemmt ook „queer company" (raar gezelschap) krijgt en de eige naar van „De vroolijke doedelzak" maakte het, zich dan ook volstrekt niet moeilijk, wat betreft de eigen aardigheden e® de® maatschappely- ken standi van zijtne bezoekers, wan neer ze hem de vertering betaalde®, zijn eigendom, glazen, stoele®, tafels, etc. maar met rust lieten en hun ne twisten onderling of zaken va® verdachte® aard buiten's huis afde den Hij wist, dat zijn huis bekend stond als het „rendez-vous" of de verzamelplaats van heeren van ver dacht allooi en dat de een of andere ongerechtigheid, die binnen zijne mu ren bedreven werd, hem in moeielijk- heden zou kunnen brengen, als zijne „Vergunnings-aktc" vernieuwd moest worden. Hij hield dus altoos een oog in 't zeil, dat het edele be drijf van „vogeltjes strikken," zoo- als hij het noemda niet te zijne® huize ten uitvoer werd gebracht. Hij liet volstrekt niet toe, dat vreemdelingen of buitenlui ten zij- nent dronken werden gemaakt e® daarna bestolen terwijl hij, den hee ren „kwartjesvinders" altoos vrien delijk, maar bijzonder duidelijk on- het oog bracht, dat zij verzocht wer den, hunne vindingstalenten aan de andere zij; van zijne deur in toepas sing te brengen. Ofschoon hij dus over 't algemeen niet nieuwsgierig is naar hetgeen, zijne bezoekers aan de hand hebben, kan het- toch voorkomen, dlat hij er zijn aandacht aan wijdt e® zoo is het ook heden avon«i nu er drie bezoe kers zijn in zijn koffiekamer, waarop hij a-I geruime® tijd en voortdurend hefc «>og heeft gehad. TVee ya® de heeren, die zich in het pak gestoken hebben va® ee® paar welgedane buitenlui, boeren «lie er warmpjes in zitten, kent hij' als ee® paar van de handigste gauwdieven van Londen, doch wat nummer drie voor een heerschap is, ka® hij niet uitmaken. Hij ziet er min of meer uit als een vreemdeling, iemand die geen Engelschma® is, en tevens als iemand va® een spel, als een „ar tist"; toch. ka® hij wiel «ie® bondge noot zijn van de twee anderen. Er is echte® iets vreemds in 's mans oogopslag en hij praat zoo snel e® zenuwachtig onder het maken va® vele en driftige gebaren, dat na eenig nadenken en langere observa tie, de waard van „De vroolyke Doe delzak" een flauw vermoede® begint te krijgen, dat het misschien «jen «Ixonken vreemdeling: is, die® jde twee anderen verder Wènschten te bedwelmen en daarna- te bestelen. Als dat vermoeden juist blijkt te zijn. zal liij er dadelijk een stokje voor steken, want hij: bedankt er voor, die soort van aardigheden in zijn huis toe te laten. Hij heeft inder tijd eens zoo'n historie bij- zich aa® huis gjehad, en hij herinnert zich nog Zeer goed, welke waarschuwende woorden hem door de hoeren van het; gerecht zijn toegevoegd1, toe® hij; vóór moest komen om in die zaak getuige nis af te leggen Die kerels zei hij tegen zijn vrouw; (ja; hij zei er nog een bijvoe- gólijk naamwoord biji, dat we maar niet, zullen herhalen). dieke rels betalen je geen rooien cent meer voor 't geen ze naar binnen werken lWaarom, zou ik mijn eigen voor haar lui in de narigheid brengen, als ik er toch niets extra's aan verdien Zij trekken er het voordeel va® en ik kan de -ellende betalen, als ze mij mijn vergunning inhouden of als ik boete moet betalen." Neen. hij begrijpt het niet, wat die drie daar met elkander aan de hand hebben en hij doet al zijn best, om te hooren en te verstaan, wat zij; zeg ge®. Doch het is alles even onschul dig en rein. wat zij bepratenalsof het de braafste mensahen waren van de wereld. Een van de twee landelijk uitzien de jheeren voert het woord tot de® meer uitheemsch lijkende® „gentle man." „Of ik haar igezien heb? W&b heb ik je nou niet all twiee keer ge zegd, dat ik haar van avond nog met mij® eigen oogen gezien heb. terwijl zij1, net pis U Edele Ziegt, bij een groentestalletje stond om een kool te koopen „Wiel, meneer, maar waarom kunt go hajar «lan nu niet- bij mij brengen Ik heb haar van avond uit het oog verlorenofschoon het net is, alsof het al jaren gele«len is, dat ik haar kwijt raakte mijn kleine; lieve Totty. Ze zat op mijn knie; en in eens raakte ik haar kwijt. Ik viel in slaap en -terwijl ik sliep, schijn ik de heek: wereld rondgereisd te hebbentoen werd ik wakker en het kind was weg. Het was ee® klein meisje; van zoowat „Wel, mij® beste ma®, je behoeft niet te vertellen, hoe ze er uit zag; wij weten precies, waai' ze is; niet waar Willem Wh hebben dui delijk gezien, wat voor 'n kerel het was, die haar by vergissing met zich meenam, denkende, dat het zij® kind was. W» weten, waar hij woont Wel zijn vtouw is een volle nicht va® Willem z'n tante; is 't niet waar Willem! Willet® zegt niets, maar knikt van jat Willem neemt geen deel aan het gesprek. Zijn rol is gewoonlijk, niets te zeggen, «ien ander te laten praten, alles te bevestigen, en ja te knikken. „Maar wat deksel," zegt nummer drie, .brengt mij dan by haar. Ik wil naar haar toe, ik wil haar zien." Hij springt op en slaat met zijn vuist op de tafel, dat alles er van opspringt en tegen elkaar rink in heit „Al jaren en jaren, neen al eeuwen lang heb ik nacht op nacht naar gezocht'k Weet niet, wat er met mij gebeurd isMJijn hoofd gloeit van binnen, ik weet niet wat mij mankeertTottyTottyTotty Op dit lawaai en deze opschudding komt «le eigenaar en waard va® „De vroolijke Doedelzak" toeschieten. „Hcxlai. meneeren! Zacht wat, als je blieftMaak toch niet zoo'n stand1 je hier in huis. Wat scheelt dat vreemde heerschap, wat moet jelui met hem? Geen aardigheden hier, hoo® je! Wat is er?" zegt de- waard tegen nummer rlrie. Doch Pödr-o, .wint dit is natuur lijk nummer drie. antwoordt niet. „Niks te doen. baasalles in orde; niks onbetamelijks;" zegt het lande lijk uitziend heerschap, «lie, altoos het woord voert. „Deze heer, een vriend, va® ons. «lien we al kennen van jcxngs af aa®, van 't oogenblik toe® hij zijn eerste tanden kreeg, (is het niet waar, Willem?) heeft zijn klei® meisje verlore®, terwijl ze op ee® boodschap uit was, en wij hebben haar gezien e® zullen haar nu gaan opzoeken, uit genegenheid en achting voor de familie; die aangetrouwde familie in van Willem; is 't niet waar, Willem P-adiro, «lie weer is gaan zitten e® met zij® hoofd- op de tafel ligit, rieht zich- nu op e® zegt tegen de® waard ,,'t Is heelemaal waar, meneer. Ik heb mijn kindje verlaren e® wij gaan haar opzoeken." „Wel," zegt de waard, „drink dan nog eens uit en gaat er op los. want anders kon je haar misschien mqg wel eens mis loopen. De vriend va® .Willem e® Wil lem zelf begrijpen deze® wenk De waard gaat even naar buiten e® Willem weet de aandacht van Peidro op jets andere te vestigen, zoodat dieze den anderen kant uitkijkt, ter wijl de vriend va® Willam een poedertje in het glas met sterken cog nac-grog gooit, dat bjj Pedro op de tafel staat. (JPardl vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5