Circusmenschen.
Week-Kroniek.
Esperanto en de Middenstanders.
Anti-Papisme in de
Litteratuur-geschiedenis
Gemengd Nieuws
B1NNE NL ANJD.
INGEZONDEN.
FEU3LLETON.
NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT
Van 1522 April.
BUITENLAND.
15 April. Ernstig oproer indeChi-
neescfae provincie Honan.
13 April. Een economische oorlog
in de bouwvakken in
Duitschl&nd uitgebroken.
De politieke oorlog woedt
in Engeland voort.
Heftige bewegingen tegen
de „vreemde duivels" in
China.
19 April. Roosevelt op z\jn reis in
Europa overal met geest
drift ontvangen.
In China schijnt de orde
weer hersteld te zijn.
BINNENLAND.
15 April. De Kon. Familie naar het
Loo vertrokken.
Broeder lldefonsus, de
alg. oversste der Broeders
van de Onbevlekte Ont
vangenis van Maria, te
Maastricht overleden.
19 April. 34e Verjaardag van Prins
Hendrik.
20 April. De heer L. Serrurier tot
Wethouder van Amster
dam benoemd.
21 April. De Prins is naar de Wad
deneilanden vertrokken.
STAD.
15 April. 121/j jarig bestaan der
iSpaaroank van den H.
Antonius van Padua.
16 April. De groote autotocht door
de oollenstreek.
17 April. De nestor van den Raad,
de heer J. J. Öneitjes,
overleden.
19 April. Het oud raadslid Joh.
Klein overleden.
In „Menkuria", ofiiciëd orgaan van
den bond) van [Katholieke koopmansver-
eenigingen in DuitschLand, worden de
■jjdderLstenders aangespoord, Esperanto
te 3. eer en.
Het blad schrijft:
In den laats ten tijd! wordt er groote
reclame gemaakt voor de groene ster,
het insigne van de Esperantisten.
Overal spoort men 't volk aan, Espe
ranto te leeren, en groote volksmassa's
zijn werkelijk vol geestdrift voor de
nieuwe taal. Misschien terecht, mis
schien ten onrechte.
Overal worden cursussen georgani
seerd en Espenanto-ver-eenigingen ge
sticht Nu willen wij dan toch eens
zien, of Esperanto ook voor den koop
man nuttig is, oï 't hem helpen kan,
«m in de wereld vooruit te komen.
Als insigne heeft men een groene
ster gekozen. Groen is de 'hoop. Men
verwacht van het Esperanto eene toe
komst. Wel zijn er velen, die zeggen,
dat Esperanto, evenals VoLapuJfc, na kor
ten tijd wederom zal verdwijnen. Dat
geloof ik niet. Ik ben van meening, dat
Esperanto werkelijk de wereldtaal kan
worden, en 't verdient dus wel aan
beveling, dat de jonge koopman deze
taal' leert, hetzij door zelfonderricht,
hetzij door een cursus.
Esperanto is gemakkelijk te leeren.
En als men er ook geen groot voor
deel aan heeft, voordeel is het toch.
Door toeval kan men misschien in
'i buitenland iemand ontmoeten, die
eveneens, de groene ster draagt. Dat
is dan reeds een aanleiding tot ken
nismaking.
Maar, zoo zal menigeen antwoorden,
als ik nu nooit in 't buitenland kom?
Wie kan te voren weten, waar hij in
zijn leven nog eens terecht komt. en
of hij niet in eigen land, b'uitenlaindlers
esperantisten kan ontmoeten.
Men beginne eens 'in de mklidaa-
standsvereenigingen, met 't houden van
Esperantocursussen. Misschien brengt
dat wel leven in menige sluimerende
organisatie!
Zonder, ophouden, te pap en te on-
pajs1hat, laatste het meest wordt
ons voorgehouden de voortrefiulijk-
der moderne wetenschap, die er in
geslagad is zich vrij te maken van
alle mogelijk» voorooxdeelen, schrijft
de Noordbrabaivter-
In zoovei] men daarmede bedoelt
öns op ,te dringen eene wetenschap,
die met de Goddelijke Openbaring,
zooals wij haar kennen door een on
feilbare Kerk, geen rekening houdt,
wenschen wij omtrent de voortreffe
lijkheid: der moderne wetenschap
onze eigen tnesening er op na, te hou
den Gaarne geven wij toe, dat de
wetenschap, in gezande® zin. onpar
tijdig .moet zijn En dat kan ze zijn,
ook, .als men dat woord goed ver
staat. Neemt geschiedenis, ook
litteréfuur-geschiedienis altijd zal
daarin de godsdienstige overtuiging
van den schrijver aan het- licht ko
men. Eene geschiedenis, die niets
geeft da® feiten moet nog opgeschre
ven worde®. of liever men late die
maar ongeschreven, zij ware een
zielloos ding, ;0®ze groote geschied
schrijvers geven behalve de feite®,
ook de waardeering daarvan. Nu
zegt daaromtrent Dr. Nuijens in zijn
inleiding op de Nederlandse!ue Be
roerten" „i Waardeering va® feiten
is niets anders dan subjectieve op
vatting, maar is daarom nog niet ob
jectief waai-. Die zijn subejetieve
meening tot objectieve waarheid wil
verheffen, kent zich zeiven de onfeil
baarheid toe." Dat woord richt hij
tot Bakhuizen va® de® Brink, Kruin
en Va® Vloten. Die subjectieve miee-
ningi nu wordt gevormd door vele
andere dingen, maar ook, niet het
minst door iemands godsdienstige
overtuiging. Zij zal zijn werk beïn
vloeden. Daarin ligt niet noodzake
lijk een gebrek.
Iets anders is wat wij noemen
partijdigheid. Het verdedigen van
iets uit tendance de parti, wat men
gelooft, dat niet verdedigd ka® wor
den. Dat is het verwringen der waar
heid tei' wille va® een vooruit inge
nomen standpunt. Zoo iets is altijd
uit den hooze. Want, indien om ee®
ingenomen standpunt de waarheid
moet geweld worden aangedaan is
dit een teeken, Üat het ingenomen
standpunt ee® valsch standpunt is.
Dergelijke partijdigheid uit voor
oordeel, wórdt ons katholieken het
meest va® al verweten. Toeh geloof
ik, dat meer da® Wij, niet-katholieke
geleerden aa® genoemd euvel mank
giaan. Vooral echter geldt dak wan
neer hunne wetenschappelijke be
schouwingen den katholieken gods
dienst, rake®. Dezen kennen zij niet
of niet voldoende en beschouwen hem
va® huil eigen eenzijdig standpunt.
Beroemde bekeerlingen hebben ons
bevestigd, hoe zij: slechts langzamer
hand de opgevatte vooroordeelen te
gen den katholieken godsdienst ver
mochten prijs te geven. Het- laatste
voorbeeld is prof. Ruville. Deze, on
langs tot de Kath. kerk bekeerde
hoogleeraar aan de universiteit van
Halle, plaatste zich als1 hoogleeraar,
zooals hij zelf getuigt, op zuiver-
wetenschappelijk standpunt. Als ge
leerde huldigde hij het beginsel, en
voerde het ook door, steeds zoo 't
kon geschieden, naar de hranne® te
rug' te gaan, om de juiste weten
schappelijke waarheid te achterha
len Slechts voor ééne wetenschap
week hij; va® dat beginsel af, of
schoon bij, niet wist, waarom.
Den katholieken godsdienst, zoo
zegt hij, kende ik alleen uit pro tes
ta® tsche geschriften. En enkel steu
nend op, hetgeen ik daaruit leerde,
meende ik de® katholieken gods
dienst te kennen en recht te hebben
hem te bestrijden. Dit geval staat
niet allee®. Prof. Ruville, teekent
hier ee® toestand.
Hoe overigens hoogstaande geleer
de®, met .veel verdiensten voor de
wetenschap, somtijdis eensklaps in
de war kunne® gerake®, als hun we
tenschap! hen in aanraking brengt
met de® R„ K. godsdienst, wordt
thans Weer bewezen door het 5de
deel va® prof. Kalff's geschiedenis
der Nedesrlandsche Letterkunde. Mten
leze daarover het artikel dat Pater
Janssen Marijne® daarover schrijft
in de Studiën (voorlaatste af lev.) Hij
zegt daar o.a.
Kalff's anti -Roomsche gezindheid
en de leemte in zijn kennis der Room
sche toestande®, waarvan ook zijne
Vroeger verschenen doelen menig
maal doen blijken, komt sterk aan
dón dag in het 5e deel, waarjn' de
voldongen scheiding' tussche® de
noordelijke en zuidelijke Nederlan
den behandeld wor it en jvaarin te
verklaren bleef het verschijnsel, dat
ondanks de beslissende zegepraal der
Hcmurrming in 't Noorden, het Room
scbe leven en de letterkunde daar
niet ten onder gingen, maar na den
eersten storm te hebben doorstaan,
weer opleefden, ook in letterkundi
gen herbloei Vondel, Stalpaert, en
Anslo), terwijl daarentegen in het
Zuiden, waaruit de Protestantsche
religie zoogoed als verdween de litte
ratuur van het zegevierend Roomsch
Katholicisme allengs tot diep ver
val geraakte.
De groote fout die Prof. Kalff
maakt is dieze, dat hij te eenzijdig
(geschiedkundig onjuist) de staat
kundige verdeel ing va® de Neder
landen dei' 17,e eeuw in Noordelijke
en Zuidelijke maakt tot eene gods
dienstige, en wel zóó, dat „Noorde
lijk" eensluidend wordt met protes
ten tsdi" e® „Zuidelijk" mfet „ka
tholiek''. De verdere redeneering
moet dan duidelijk zijn aldusin de
Noordelijke (Protestantsche) Neder
landen bloeide een hoog geestelijk
leven, voor zoover' zich dit openbaart
in de letterkunde, terwijl in de Zui
delijke (Roomsdie) de letterkunde in
verval geraakte. Nog- al doorzichtig.
De katholieke godsdienst staat de
ontwikkeling .in den weg, de pro
testantsche bevordert haai', 't, Is de
gewone opwerping. 't Is de meening
die nu eenmaal in |n iet-katholieke
kringen gangbaar is, die ook nestelt
in het hoofd va® de® Hoogleeraar.
Dat is zijn standpunt, zij® vooroor
deel e® daarheen trekt hijS zijne we
tenschap. Tot groote schade, natuur-
lij-k, van dieze laatste.
Pater Janssen zegt- het in de Stu
diën t. a. p e® bewijst het daarna
heel overtuigend uit niet-katholieke
schrijvers
Mocht het. Zuiden al Roomsch hen
ten en de Protestante® uit het Zul.
den verdwijnen, het Noorden kon
geenszins Protestant heeten en het
Katholiek geloof was daar volstrekt
niet .ten onder gegaan.
De groentijd.
Onder het opschrift: „Een hoogileer-
aar strafbaar?" vindt men in het Al
gemeen N-ederlandischc Studentenweek
blad „Minerva" het volgendie, niet on
vermakelijke stukje aan de hoofdre
dactie:
„Professor De Groot schrijft in zijn
brochure „De Groentijd", b'lz. 73:
„Docli een concessie doen zij (die stu
dentencorpsen genadiglijk; wanneer
van een noviet bij dokfersattest wordt
verklaard; dat het groenen voor zijne
gezondheid schadelijk is, dan wordt
hem vrijstelling verleend- Welnu,
waarom niet de novieten op zoo, ruime
schaal al,s maar mogelijk is, van zulke
attesten voorzien? Ik kan mij levendig
voorstellen, dat er artsen zijn, die vin
den, dat hun persoonlijk gevoel van
eigenwaarde en die waardigheid van
hun hoogstaand ambt hun verbieden
zich attesten te laten afdwingen door
een instituut van zoo allerdaagst allooi
als het groenen iis. Doch vermoedelijk
zullen er ook te vinden zijn, die zulke
gevoelens gaarne terzijde zetten voor
meer practLsche, en door dlat middel
zooveel jongens alls maar mogelijk is,
aan de groenerij willen ontrukken
en iets verder, op blz. 75Enke
len zijn voldoende; de ouders zullen
deze spoedig genoeg weten te vinden."
„Artikel- 288 van het Wïj, v. Sr. Ie
lid luidt:
„De geneeskundige, die opzettelijk
een valsche schriftelijke verklaring af
geeft nopens het al- of niet bestaan of
bestaan hebben van ziekten, zwakhe
den, of gebreken, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste 3 jaren,
„Art 131 van het Wb'. v. Sr. luidt:
„Hjj, die in het openbaar, mondeling
of bij geschrift, tot eenig strafbaar feit
opruit, wordt gestraft met gevangenis
straf van ten hoogste vijf jare® of
geldboete van ten hoogste drie honderd
gulden. i 1
„Wij brengen het feit onder de aan
dacht van het Openbaar Ministerie, in
't bijzonder van den advocaat-generaal,
(vermoedelijk is de procureur-generaal
bedoeld mr. Reitsma, die de bedoelde
circulaire tegen den groentijd mede
onderteekende) aan het gerechtshof te
's-Gravenhage."
Weggeld in Noord-Brabant.
Eenige voor de buiten de provincie
Noord-Brabant wonenden gewichtige en
zeer gunstige wijziging op de bekende
Noordbrabantsche provinciale WeggekD-
baLasting wordt, ons door Gedep. Sta
ten van die provincie medegedeeld.
Te verkrijgen zijn vrijkaarten (op
naam), die recht geven aan gen eige
naar dier kaart om vijftien keer per
dienstjaar (van Mei tot Mei) gebruik te
maken van de provinciale weg en in
die provincie. Deze kaaiden zijn koste
loos ter Noordbrabantsche gemeente
secretarieën te verkrijgen, zoowdï voor
fietsen als voor voer- of rijtuigen. Tel
kens, vóórdat de 'eigenaar gebruik
wenschit te maken van het recht hem
door die vrijkaart geschonken, moet
hij zalf op zijn kaart den dag van ge
bruikmaking invullen. Hierop zal streng
gelet worden. Wanneer de ambtenaren,
die belast zijn met het toezicht tot
handhaving dier provinciale verorde
ning, constateeren, «jat iemand zijne
kaant niet heeft ingevuld of zijne inge
vulde kaant niet kan vertoonen, volgt
taaneiijk strenge straf.
Een en ander neemt tins veel' weg
van het eerst onbillijke, dat buitenwo-
nenden voor de enkele dagen, dat zij
in Noordbrabant waren, vrij zware be
lasting moesten betalen.
Hoilanidscüe Zigeuners. Sedert 'n
paar weken slenteren door Aken's stra
ten Zigeunerwijven met kinderen, niet
gehuld in een aUedlaagsch lompenplun-
je, maar gestoken in eene schilderach
tige kleedij, met blinkendlen tooi in
hun ravenzwart haar. "Blijkbaar staan
zij in nationale of familiebetrekking
tot een Zigeunertroep, die sedert acht
dagen de Belgische politie handen vol
werk geeft. Manschappen der brigade
Auheil leverden aan het gerecht te Ver
vier» over een Zigeuner en twee «Tou
wen, die op de gendarmen zouden ge
schoten hebben. De man een hoofd
man werd in bewaring gehouden.
Later verscheen een groepje slamge-
nooten, die voor de vrijlating van hun
hoofdman een belangrijk 'losgeld' boden.
Tegelijkertijd vertrouwden zij hun zaak
aan een advocaat toe. Zij beweren Ne-
d'erlandische onderdanen te zijn era in
txo'epen van 24 personen als ketellap
pers rond te trekken; terwijl hun alge-
m'eene hoofdman bij het Belgische Mi
nisterie van Buitenlandsche 'Zaken een
borgtocht van 80.000 fr. zou gesteld
h'abiben, teneinde België vrij te mogen
bereizen. In de laatste diagen deed de
Belgische politie den zwervers hun ten
ten oprollen en bracht hen onder gelei
de naar de Duïlsche grenzen. Te Au-
ebl verliet eene vtouw het transport
omi brood te koopen en toen deze
door de politie werd teruggedreven,
wist d'e hoofdaanvoerder, die aan een
der wagens vastgebonden was, zich te
bevrijden, terwijl van uit den wagen
door een vrouw met een revolver op
de poliltie geschoten werdi. Dit was
het sein van een algemeen en opstand'.
Zölfe vrouwen en kinderen sloe
gen mët zweepen op de politie in, ter
wijl deze van haar kant van d'en sabel
gebruik maakte. Hierbij werd een kind
verwond, dart. in het hospitaal te Aken
zou zijn opgenomen. Wart de politie
over heit voorval meedeeli, verschat
eenigszins inert het bovenstaande; vast
staat echter, «lat op de politie gescho
ten is, Thans heeft de karavaan haar
tenten opgeslagen in de nabijheid der
Dutacbe grenzen, doch' op Belgisch ge
bied» Terwijl «ie Belgische politie het
kamp observeert,- hou«it de Duitsche
aan «jen overkant een oogje in bet zeal.
Men is benieuwd;, hoe het diazen inter
nationale Hollander's' vergaan zal
Ee® dronken varken 1 Men schrijft
uit Meeuwen (N.-Br.) aan de ,,'s-H.
CG':
Een varken hier was dezer dagen
wal wat vreemd. Het «lanste en sprong
zooi jolig door het hok, pinkte «laarbij
zoo geestig met z'n oog«m en keek je
leuk aan, alsof het wilde vragen: „hoe
vin' je me."
Wat «loet «llat varken toch aorig, weid.
er gezegd» wat zou er aan haperen?
Men wist het niet tot er een paar bij
kwamen, die het weten kontlien en die
zeien, we geLeuven zeker, dat 't beest
aan de pruuf fc geweest, ,,'t is 'n beetje
zat".
En zoo zal 't wel geweest zijn. Im
mers, bij de schoonmaak had de vrouw
'n ileisch met afgetrokken citroenschil
len leeggemaakt en dien inhoud in den
trog geworpen. Ons varken had er wat
van verorberd e® «Daarvan zeker was 't
„zoo dings ig en zoo retor" geworden.
Droef leven. Vlak voor 'n café
deur stonden ze, twee knaapjes, op 't
schamelst gekleed, kapotte schoentjes
aan de spililige, moeë voetjes, te wach
ten op hun vader, die daar binnen, in.
't café, 't bij toeval verdiende pennings
ke veritronk.
Telkens waagden ze even, heel even,
beschroomd, door de deur van 't café
te kijken.... maar werden dan afge
snauwd door 'n binnenzirttende, die voel
de de „tocht" langs z'n voeten
„Vader, vader, kom nou?" waagde de
oudste.
„Ruk op," kwam uit d'e kroeg.
Maai' de kleinen, met hun blauw
bleek e gezichtjes en spokige ingezonken
oogjes, bleven bang, angstig, opblik
ken, rondsehuwen, onmiddellijk her
kenbare kinderen van dón alcoholist
ze bleven wachten.... wachten.
Tot eindelijk de vader komt.... be
schonken, nonsens broddelend. de
kinderen uitscheldend, ni-aar de klein
tjes voelen hel niet eens meer, gaan
met 'm mee, blij, dal-ie naar huis
gaat....
(Kruisb'an.)
Het vermommingsvermogen van
Batelt. Men schrijft aan d e,,N. CL":
Nu de Amsterdamsche opperspeurder
Batelt spoedig den actieve® dienst gaat
verlaten, moge hier een staaltje van
zijn vermommingsvennogen worden
medgeedeeM. Het werd ons verteld
door iemand), die vroeger in dienst der
politie te Zwolle was, en nu te Parijs
woont. Deze had met Batelt afgespro
ken hem des middags om vijf uur in
Polen, het bekende Amsberdlamsche'kof-
fiehuis, te ontmoeten, doch" «Daar hij
moe werd, arriveerde hij reeds kwart
vóór vijf om nog erven op zijn gemak
voor Batelt's komst uit te blazen.
Polen was reeds vol en er restte nog
slechts één stoel aan een tafeltje waar
een oude heer met een grijzen baard (en
snor zat
Pardon, is deze stoel vrij?
Ga uw giang.
Dank u.
De Zwollenaar bestelde een borrel
en monsterde zijn buurman, die met
een glas bier voor zich zat. Deze kwam
hem1 weinig sympathiek voor en dus
nam1 hij van zijn tafelgenoot verder
geen notitie en koek naar de door
«le Kalverstraat slenterende menschen-
massa.
Hij had zoo een kwartiertje gezeten
en keek op Zijn horloge, dat precies
vijf uur aanwees.
Toen het vijf minuten over vijf was
en Batelt nog niet was verschenen,
schoof hij eenigszins ongeduldig op zijn
stodl' heen en weer en bestelde een
tweeden borrel.
De heer met den grijzen baard sprak
nu: U schijnt ze te lusten!
Ja, «lat gaat wel, «Jank u voor de
belangstelling!
Hiermede was het gesprek afgeloo-
pen, de Zwollenaar toonde zich een
weinig geraakt over de gemaakte op
merking en bleef min of moer kwaad
naar buiten staren.
Eenige minuten later koek deZwoL
lenaar weer op zijn horloge.
Uw vriend schijnt niet te komen!
Neen.
Dat is een eigenaardigheid van
'm; hij is. nooirt op zijn tijd, of te
vroeg of te laaL...
De Zwollenaar keek zijn buurman
eens wat nauwkeuriger aan en dacht:
.Waar bemoeit die knul zich mee, doch'
gaf verder geen antwoord.
Weer eenige minuten later zei «ie
b'üurmanBatelt komt geloof ik, heete-
maal niet!
Nu was onze Zwollenaar k>«2i ge
heel en al verbaasd, en zich" met ze
kere vriend!eijkbeidi tot zijn buurman
wenden*!!, zei hij:
Maar mijnheer, nu moat u mjj
toch eens zeggen, hoe u weet, dat ik
Dart u Batelt verwacht, bedoelt u
Juist,
Och, dat is een klein kunstje,
maar «iat moet je verstaan, zeker als
politieman.
Ik begrijp u niet.
Nou dan zeker welmerkte de an
der op en deed zijn baard en snor af,
zeggend:
Ezel, zie je nou wie je voor hebt?
't Duurde niet lang of onze Zwolle
naar bestelde nog een Catz, offreerde
Batelt een versch glas bksr en bracht
bij het prosit! hulde aan zijn ver-
m/ominingsvermogen, waarvan hij
provinciaal de heerlijke dUpe was
geweest'
„Ze zijn tegen den godsdienst
n»t," Dat gezegde is zoo bekend, «lat
niemand vraagt, wie «Me „ze" is; ieder
een weet «iat men «Daarmede socialisten
bedoelt Nu als ze friet tegen dé®
godsdienst zijn, er voor toch ook niet.
Ik zag «Daarvan verleden Zondag een
voorbeeld, «Dat me treurig aandeed. Ik
ontmoette op den Boulevard eenige
mannen en vrouwen met 5 of 6 kinde
ren jongens en meisjes die hee!
netjess gekleed eruit zagen, Oogenblik-
kelijk hoorde en zag ik ook, dat ze
Walen waren en dat ik vroeg of ze een
uitstapje naar Brussel maakten, was
heel natuurlijk.
Ja, mijnheer, de kinderen doen
hunne Communie.
Hunne Comïnunie
Ja, we zijn uit Manage (of daar
kort bij de naam is me ontgaan) en
daar doen de kinderen der katholieken
hunne eerste Communie, maar wij zijn
socialisten en Date® onze kinderen, op
onze wijze 'de Communie doenwe
blijven vandaag in Brussel en gaan
morgen naar Meebeden en vervolgens
terug.
Ek voeg daar niets aan toe
maar, lezer, hoe «Denkt gij over dfte
ouders; die kindteren en over dezer
toekomst.
Voor den inhmid dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansp ketijk.
Van ingezonden stukk geplaatst of
niet geplaatsty uwdt ue copy den inzen
der niet teruggegeven..
De ectie der Bloemistwerklieden..
Mijnbeer de Hoofdredacteur.
Gelieve deze regelen te plaatsen,
in uw veelgelezen blad, by voorbaat
mijn dank; i
De federatie der Bloemt starbei-dere
va® Haarlem, Heemstede, Overveen
en Rennebtroek. hunne actie begin
nende, wendden zich in de® aanvang
tot de vereeniging van patroons,
door deze op hunne vergadering uit
te noodigten, ten eene in onderling
overleg tot betere arbeidsvoorwaar
den te geraken
Welwillend gaven bedoelde heeren
gevolg aan «lie uitnoodiging en ver
klaarden bij monde van hun voor
zitter, in. een speciale hier belegde
vergadering van patroons deze zaak
nader te overwegen.
Welnu. dankbaar kunne® wajneer-
sciirijven «lak alhoewel het gevraag
de niet geheel is ingewilligd, wij
nochthans niet tevergeefs onzen toe-
Roman uit het Artistenleven.
Naar bet Engelsob van
GEORGE R. SIM3.
24)
Integendeel, liij wist zeer goed, dat
de meesite va® zijn vaste klanten zich
en meer op toelegden, om de wetten
va® den Staat te overtreden, dan wel
nieuwe samen te stellen, en hiji twij
felde er volstrekt niet aan, dat zij
geen antler belang stelden in hetgeen,
er voorviel op rechtskundig gebied
dan hoe- die af die er voor het Grimi-
neel Gerechtshof was afgekomen
In een buurt als Queer-street'
moet men er zich niet over verwon
deren, dat men in zij® koffiehuis, ho
tel of lotgiemmt ook „queer company"
(raar gezelschap) krijgt en de eige
naar van „De vroolijke doedelzak"
maakte het, zich dan ook volstrekt
niet moeilijk, wat betreft de eigen
aardigheden e® de® maatschappely-
ken standi van zijtne bezoekers, wan
neer ze hem de vertering betaalde®,
zijn eigendom, glazen, stoele®, tafels,
etc. maar met rust lieten en hun
ne twisten onderling of zaken va®
verdachte® aard buiten's huis afde
den
Hij wist, dat zijn huis bekend
stond als het „rendez-vous" of de
verzamelplaats van heeren van ver
dacht allooi en dat de een of andere
ongerechtigheid, die binnen zijne mu
ren bedreven werd, hem in moeielijk-
heden zou kunnen brengen, als zijne
„Vergunnings-aktc" vernieuwd
moest worden. Hij hield dus altoos
een oog in 't zeil, dat het edele be
drijf van „vogeltjes strikken," zoo-
als hij het noemda niet te zijne®
huize ten uitvoer werd gebracht.
Hij liet volstrekt niet toe, dat
vreemdelingen of buitenlui ten zij-
nent dronken werden gemaakt e®
daarna bestolen terwijl hij, den hee
ren „kwartjesvinders" altoos vrien
delijk, maar bijzonder duidelijk on-
het oog bracht, dat zij verzocht wer
den, hunne vindingstalenten aan de
andere zij; van zijne deur in toepas
sing te brengen.
Ofschoon hij dus over 't algemeen
niet nieuwsgierig is naar hetgeen,
zijne bezoekers aan de hand hebben,
kan het- toch voorkomen, dlat hij er
zijn aandacht aan wijdt e® zoo is het
ook heden avon«i nu er drie bezoe
kers zijn in zijn koffiekamer, waarop
hij a-I geruime® tijd en voortdurend
hefc «>og heeft gehad.
TVee ya® de heeren, die zich in het
pak gestoken hebben va® ee® paar
welgedane buitenlui, boeren «lie er
warmpjes in zitten, kent hij' als ee®
paar van de handigste gauwdieven
van Londen, doch wat nummer drie
voor een heerschap is, ka® hij niet
uitmaken. Hij ziet er min of meer
uit als een vreemdeling, iemand die
geen Engelschma® is, en tevens als
iemand va® een spel, als een „ar
tist"; toch. ka® hij wiel «ie® bondge
noot zijn van de twee anderen.
Er is echte® iets vreemds in 's mans
oogopslag en hij praat zoo snel e®
zenuwachtig onder het maken va®
vele en driftige gebaren, dat na
eenig nadenken en langere observa
tie, de waard van „De vroolyke Doe
delzak" een flauw vermoede® begint
te krijgen, dat het misschien «jen
«Ixonken vreemdeling: is, die® jde
twee anderen verder Wènschten te
bedwelmen en daarna- te bestelen.
Als dat vermoeden juist blijkt te
zijn. zal liij er dadelijk een stokje
voor steken, want hij: bedankt er
voor, die soort van aardigheden in
zijn huis toe te laten. Hij heeft inder
tijd eens zoo'n historie bij- zich aa®
huis gjehad, en hij herinnert zich nog
Zeer goed, welke waarschuwende
woorden hem door de hoeren van het;
gerecht zijn toegevoegd1, toe® hij; vóór
moest komen om in die zaak getuige
nis af te leggen
Die kerels zei hij tegen zijn
vrouw; (ja; hij zei er nog een bijvoe-
gólijk naamwoord biji, dat we maar
niet, zullen herhalen). dieke
rels betalen je geen rooien cent meer
voor 't geen ze naar binnen werken
lWaarom, zou ik mijn eigen voor haar
lui in de narigheid brengen, als ik
er toch niets extra's aan verdien
Zij trekken er het voordeel va®
en ik kan de -ellende betalen, als
ze mij mijn vergunning inhouden of
als ik boete moet betalen."
Neen. hij begrijpt het niet, wat die
drie daar met elkander aan de hand
hebben en hij doet al zijn best, om
te hooren en te verstaan, wat zij; zeg
ge®. Doch het is alles even onschul
dig en rein. wat zij bepratenalsof
het de braafste mensahen waren van
de wereld.
Een van de twee landelijk uitzien
de jheeren voert het woord tot de®
meer uitheemsch lijkende® „gentle
man."
„Of ik haar igezien heb? W&b
heb ik je nou niet all twiee keer ge
zegd, dat ik haar van avond nog met
mij® eigen oogen gezien heb. terwijl
zij1, net pis U Edele Ziegt, bij een
groentestalletje stond om een kool
te koopen
„Wiel, meneer, maar waarom kunt
go hajar «lan nu niet- bij mij brengen
Ik heb haar van avond uit het oog
verlorenofschoon het net is,
alsof het al jaren gele«len is, dat ik
haar kwijt raakte mijn kleine;
lieve Totty. Ze zat op mijn knie; en
in eens raakte ik haar kwijt. Ik viel
in slaap en -terwijl ik sliep, schijn
ik de heek: wereld rondgereisd te
hebbentoen werd ik wakker en het
kind was weg. Het was ee® klein
meisje; van zoowat
„Wel, mij® beste ma®, je behoeft
niet te vertellen, hoe ze er uit zag;
wij weten precies, waai' ze is;
niet waar Willem Wh hebben dui
delijk gezien, wat voor 'n kerel het
was, die haar by vergissing met zich
meenam, denkende, dat het zij® kind
was. W» weten, waar hij woont
Wel zijn vtouw is een volle nicht
va® Willem z'n tante; is 't niet waar
Willem!
Willet® zegt niets, maar knikt van
jat Willem neemt geen deel aan het
gesprek. Zijn rol is gewoonlijk, niets
te zeggen, «ien ander te laten praten,
alles te bevestigen, en ja te knikken.
„Maar wat deksel," zegt nummer
drie, .brengt mij dan by haar. Ik wil
naar haar toe, ik wil haar zien."
Hij springt op en slaat met zijn
vuist op de tafel, dat alles er van
opspringt en tegen elkaar rink in
heit
„Al jaren en jaren, neen al eeuwen
lang heb ik nacht op nacht naar
gezocht'k Weet niet, wat er met
mij gebeurd isMJijn hoofd gloeit
van binnen, ik weet niet wat mij
mankeertTottyTottyTotty
Op dit lawaai en deze opschudding
komt «le eigenaar en waard va® „De
vroolijke Doedelzak" toeschieten.
„Hcxlai. meneeren! Zacht wat, als
je blieftMaak toch niet zoo'n stand1
je hier in huis. Wat scheelt dat
vreemde heerschap, wat moet jelui
met hem? Geen aardigheden hier,
hoo® je! Wat is er?" zegt de-
waard tegen nummer rlrie.
Doch Pödr-o, .wint dit is natuur
lijk nummer drie. antwoordt niet.
„Niks te doen. baasalles in orde;
niks onbetamelijks;" zegt het lande
lijk uitziend heerschap, «lie, altoos
het woord voert. „Deze heer, een
vriend, va® ons. «lien we al kennen
van jcxngs af aa®, van 't oogenblik
toe® hij zijn eerste tanden kreeg, (is
het niet waar, Willem?) heeft zijn
klei® meisje verlore®, terwijl ze op
ee® boodschap uit was, en wij hebben
haar gezien e® zullen haar nu gaan
opzoeken, uit genegenheid en achting
voor de familie; die aangetrouwde
familie in van Willem; is 't niet
waar, Willem
P-adiro, «lie weer is gaan zitten e®
met zij® hoofd- op de tafel ligit, rieht
zich- nu op e® zegt tegen de® waard
,,'t Is heelemaal waar, meneer. Ik
heb mijn kindje verlaren e® wij gaan
haar opzoeken."
„Wel," zegt de waard, „drink dan
nog eens uit en gaat er op los. want
anders kon je haar misschien mqg
wel eens mis loopen.
De vriend va® .Willem e® Wil
lem zelf begrijpen deze® wenk
De waard gaat even naar buiten e®
Willem weet de aandacht van Peidro
op jets andere te vestigen, zoodat
dieze den anderen kant uitkijkt, ter
wijl de vriend va® Willam een
poedertje in het glas met sterken cog
nac-grog gooit, dat bjj Pedro op de
tafel staat.
(JPardl vervolgd.)