DeLnxe Broodbakkerij
Smakelijk Brood
A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25 ^el<HAAR LEM47:-
van uitsluitend prima kwaliteit.
Mengelwerk.
DE PANDJESBAAS.
Hoe kapitein Spruyt
vertelt.
Vroolijk Allerlei.
in ?t gebouw St. Bavo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich'
voor het lidmaatschap te laten inschrij-'
ven; tusschentijds bij het secretariaat
tter vereeniging Z ij 1 w e g 21.
Zondag 8 Mei vergadering te 4 uur,
In St. Bavo, voor de meisjes.
„ABTI ET RELIGION I".
Secretariaat: Spaame2. Roosveldstr. 45.
Directeur: GA REL PHILIPPEAU.
Wekeïijksche repetitie op Woensdag
11 Mei a.s. in de kleine concertzaal
der Sociëteit „Vereeniging", aanvangen
de voor Datmes en Heeren te 8 uur
precies.
Datmes len heeren kunnen gebruik sna
ken van het recht van introductie vol
gens reglement.
Het Bestuur.
HENRI C. J. CARELS
voorheen Paul Kaiser,
LEVERT:
De pandjesbaas, tevens koopman
in oudheden, was heelemaal geen
gemoedsmensch. Zijn buren in het
steegje maakten zelfs stoute kinde
ren bang met hem.
Jongens, zoo zeiden ze, als
jullie niet dadelijk stil bent, dan
kom je bij Japie Kramer in de bel.
Door zulke onaangename oordeel
vellingen had de kleine koopman
in den loop der jaren alle vriende
lijkheid verloren. Het was hem zelfs
een groot genoegen als hij in tijden
van nood zich kon wreken op
anderen dan die hem zijn vriende
lijkheid hadden ontnomen. Daarom
keek hij op een goeden dag met
welgevallen naar een in lompen
gehulde vrouw, welke in haar han
den krampachtig een onder een
doek verborgen voorwerp vasthield.
Zij stond voor zijn winkel en keek
besluiteloos naar zijn naambordje.
Tweemaal scheen zij niet den moed
te vinden om binnen te treden. De
versleten plunje over haar ingeval
len borst beefde alsof daaronder een
storm woedde. Zij sloop weg, hield
echter voortdurend een blik op het
naambordje bevestigd en verdwten,
gevolgd door een joelenden straat
jongen.
Toen zij denzelfden dag voor de
derde maal terugkeerde, opende hij
het kleine venster aan de straat.
Haar blik trof hem. Zij had melan
cholische oogen van dezelfde kleur
en vorm als de kleine Filip, Japie
Kramer's eenig kind. Dat deed bij
den koopman plotseling een warm
gevoel ontstaan.
Wat moet je snauwde hij de
vrouw toe, om zich zelf niet heele
maal ontrouw te worden. Aarzelend
kwam ze nader en stond eenige
oogenblikken later vóór hem in den
kleinen winkel.
't Is de eerste maal, zeide ze
als om zich te verontschuldigen
Ik wil slechts twee rijksdaalders
hebben.
Het oude mannetje lachte luid.
Wel zekerwaarom niet
maar dadelijk twee duizend? Twee
rijksdaalders! Weet je wel hoeveel
druppels zweet menigeen daarvoor
geven moet?
Zij maakte kalm de linten en
lappen, waarin het voorwerp gehuld
was, los.
In elk geval niet zooveel
tranen als ik vergoot voor dat ik
zoo ver kwam.
Onwillekeurig werd zijn belang
stelling gewekt. Zij behoorde buiten
kijf tot degenen, die niet in ellende
geboren zijn.
Laat eens kijken, zeide hij
daarom vriendelijker.
Op een donkeren achtergrond
zag hij een manshoofd met een
groote kanten kraag. Het gelaat
viel moeilijk te onderscheiden. Het
was alsof het onbeschermd eeuwen
lang geduldig in rook en stof had
gehangen.
Geen twee kwartjes is dat
ding waard.
Bedaard pakte zij het weer in.
Haar groote oogleden waren daarbij
bijna geheel gesloten.
Dan moet mijn kleine Filip
maar verhongeren, zeide ze gelaten.
Een rilling voer den koopman
door de leden, Filip wat gaat
jou Filip aan?
Ge hebt zeker geen herinnering
meer aan uw moeder, Filip is mijn
zoon.
Hij zuchtte en zei:
Laat dat ding toch maar hier.
Ik zal je die twee rijksdaalders er
voor geven, vooruit dan maar.
Geen woord van dank kwam
er over haar lippen. Zij fluisterde
alsof haar geest geheel afwezig was,
met een blik op het schilderijtje in
zijn hand:
Het spijt me, maar ik kon
niet anders.
De "kleine koopman werd onge
duldig en zei: Nou, ik wil wel weer
terug.
O neen, neen, dat niet. Maar
het was eeuwen lang in onze fa
milie. Een kroniek beweert, dat het
geluk aanbrengt."
Hij had reeds het briefje inge
vuld.
Een termijn van vier weken
is zeker goed hè?
Binnen twee weken hoop ik
het weer terug te halen.
Goed, zooak ge wilt. Hier is
het geld.
Een magere, heete hand raakte
de zijne aan. Toen vertrok ze en
het schilderijtje was weldra de
eenige getuige van Japie Kramer's
beter ik.
De koopman nam het in de hand
en ging zachtjes loopend, nadat hij
den grendel op de buitendeur ge
schoven had naar de achterkamer.
Slaap je, Filip?
Neen, ik meng verf.
Daarvoor ben je nog niet ge
zond genoeg, jongen.
O, het gaat heel goed. Kijk
dit blauw nu eens. Dat is Italië's
hemel.
De oude zuchtte en voelde den
pols van den zestienjarigen knaap.
Gelukkig hij sloeg een
beetje kalmer.
Zonder een langdurig verblijf in
Davos of in een andere gezonde
streek zou de jongen echter niet
heelemaal weer beter worden. Een
windvlaag, een stofwolk kon die
ellendige koorts weer doen opkomen.
Dat hij ook zoo zwak wasom
zichzelf en den jongen in dien
ouden rommel te laten onder
gaan
Jawel zwak, dat was hij. Maar
hij hield nu eenmaal van die oude,
vreemde voorwerpen uit lang ver
vlogen tijden. Hij kon er geen af
stand meer van doen, moest toe
zien, hoe zijn kind, dat de zwakke
longen van zijn moeder had geërfd,
langzaam te gronde ging, dit kind
met zijn grooten, bewonderenswaar-
digen zin voor kleuren en het ge
zonde verlangen, om eens iets
grootsch tot stand to brengen. De
jonge Kramer bekeek intusschen
met schitterende oogen het kleine,
donkere schilderijtje.
Kijk nu eens naar die gewel
dige oogen, vader. Zij schijnen te
bedreigen en te vervloeken
Ik zie slechts dat ik alle
machtig dom geweest ben, Filip.
En het goud van die ketting,
vader, ging de jongen voort zonder
op de woorden van zijn moeder te
letten, men zou het zoo van zijn
hals willen nemen en 't jou geven,
vader.
Japie Kramer lachte behaaglijk,
terwijl zijn zoon schertste.
Zij gingen dezen avond vroeg
naar bed, want voor Filip was niets
beter dan twaalf uren achtereen
slapen.
Den volgenden avond was er
niets anders te doen, dan mooie
dingen te bekijken te schatten
en soms te liefkozen. Tegen den
middag van den volgenden dag
ging eindelijk de bel over. Een
goedgekleed heer wilde zijn pijpen-
verzameling met verscheiden an
tieke exemplaren verrijken.
Hij noemde zich professor Givonni
en vertelde, dat de bekende professor
Benedix hem Kramer's schatten had
aanbevolen.
De kleine koopman was plotseling
een en al verrukking.
Och, die beste professor Bene
dix. Elk jaar komt hij in de herfst
kijken, of er ook iets kostbaars bij
mij is gekomen. Hij heeft verstand
van oudheden en is bovendien een
groot schilder. Als mijn Filip niet
die zwakke longen had, zou hij al
lang bij hem geweest zijn.
Het gebeurde anders nooit, dat
de koopman tegenover vreemden
zoo spraakzaam was maar de
naam van den man, die de ont
wikkeling van den kleinen Filip
steeds nauwlettend gadesloeg, scheen
zijn tong los te maken.
Professor Givonni bleek een pret
tige klant te zijn. Hg kon niet, als
de anderen, die eerst op een voor
werp schelden, om het daarna des
te goedkooper te kunnen krijgen.
Hij betaalde dadelijk den gevraagden
prijs en liet zijn adres in Rome
achter, voor het geval de koopman
eens iets had, dat hij zou kunnen
gebruiken. Toen hij op het punt
stond den winkel te verlaten viel
zijn blik op het kleine schilderij,
dat Filip zoo mooi gevonden had.
Zijn scherpomlijnd, kaalgeschoren
gelaat veranderde opvallend en
haastig zei hij
Man, weet je dan niet wat
daar staat?
Jawel, een domheid van me,
professor.
Een staaltje van handigheid,
mijnheer. Ik geef er op staaaden
voet 3000 lire voor.
Japie Kramer stond verbluft en
't angstzweet brak hem aan alle
kanten uit.
Is het zooveel waard?
Misschien meer. misschien
minder. Maar ik heb het er voor
over, ik durf dat er voor te geven.
De koopman aarzelde. Hij dacht
aan zijn zoon aan hem alleen.
Ik ben tot vandaag een eerlijk
man geweest, professor. Dit schil
derij is mij als pand gegeven
als ze het niet inlost dan mis
schien,
Wanneer eindigt de termijn?
Over twaalf dagen.
Goed! Ik wou anders in het
begin der volgende week weer ver
trekken. Nu blijf ik in d6 academie
stad wachten. Wordt het niet afge
haald, of kunt u het koopen, sein
me dit dan even, hier is mijn adres.
De volgende dagen bracht de
koopman in groote opwinding door.
Had hij het adres van de vrouw
geweten, dan zou hij als handig
zakenman haar toch niet opgezocht
hebben dat zou den prijs on-
noodig omhoog jagen zijn. Hij vond
het geval te veel voor hem alleen en
toch kon hij er niet met Filip over
spreken, daar iedere gemoedsaan
doening diens temperatuur onmid
dellijk deed stygen.
Op een onrustigen nacht werd hij
zich zelf ontrouw. Hij keek naar zijn
zoon, en toen hij zag, dat deze niet
sliep, maakte hij hem deelgenoot van
hetgeen geschied was.
Nu hoopten en vreesden ze samen.
Den veertienden dag kwam
eindelijk de vrouw om het geluk-
aanbrengend schilderij weer in te
lossen. Zij zag er nog armoediger
uit dan voorheen. Zij bracht de
twee rijksdaalders met de rente
terug enverlangde het portret.
Al het andere ging haar vandaag
niets aan. Zij hoorde nauwelijks
dat de koopman tegen haar zei
Vrouwtje, 't is nu uit met je
ellende. Er is een kooper voor je
schilderij gekomen, die er je....
200 gulden voor geven wil.
Haar gelaat bleef onbeweeglijk.
't Is niet te koop. Geeft u 't
mij maar weer.
O, dat is u te weinig. Drie
honderd gulden dan. Is dat genoeg.
Kom, moedertje, ik moest het maar
doen.
Hij zag, dat haar mond trilde.
Neen, neen, geef u 't mij, ik
mag niet.
Vijfhonderd en geen cent meer,
hield Japie aan. Ik wacht nog
twee minuten. Nu of nooit. Be
grepen
Zij nam het schilderij en kuste
het hartstochtelijk.
Goedik geef toeter
wille van mijn Filiphier het
geld
Nog hetzelfde uur ging er een
telegram naar professor Givonni.
Portret tot uw beschikking.
Wacht u. Jacob Kramer.
De kleine koopman kocht onder
weg een flesch wijn en taartjes, die
Filip het liefst had, en beiden
smulden en fantazeerden dat het
een aard had. Den volgenden mor
gen telegrafeerde de koopman nog
maals, 's middags werd hij onrustig,
's avonds seinde hij met antwoord
betaald naar den eigenaar van het
opgegeven hotelIs professor Gi
vonni reeds vertrokken?
Eindelijk kwam het antwoord:
Iemand van dien naam hier
onbekend.
Toen verloor Japie Kramer voor
het eerst van zijn leven zijn zelf-
beheersching. Hij wist niet wat te
doen.
Filip zeide
U moet dadelijk aan professor
Benedix schrijven. Hij heeft hem
hier gezonden, hij zal dus ook wel
weten, waar hij nu is. Professor
Givonni kan immers een ander
hötel gekozen hebben, u moet zich
dadelijk niet het ergste voorstellen.
De oude heer kreeg weer moed.
Filip dicteerde en hij schreef zoo
goed hij kon.
Per ommegaande kwam het ant
woord dat aldus luidde
Beste heer Kramer,
lk ken geen professor Givonni.
De geschiedenis, die gij mij daar
verteld hebt, klinkt buitengewoon
avontuurlijk. Ik vrees, dat gij het
slachtoffer zijt geworden van een
handig in elkaar gezet bedrog. Met
een enkele afwijking komt mij dit
tragische sprookje reeds voor de
derde maal ia hetzelfde jaar ter
oore. Steeds verpandde een arme
vrouw, die medelijden opwekt,
ergens iets, dat een heer later toe
vallig als een kostbaarheid van
zeer groote waarde ontdekt. De
vrouw vraagt nadat zij zich
heeft laten overreden een be
trekkelijk kleine som en.... de
kooper laat niets meer van zich
hooren en de eenige die schade
lijdt, is de goedige handelaar, die
met een totaal waardeloos ding
bedrogen is. Gij zult daarop geen
uizondering maken, beste Kramer,
maar in elk geval stuur mij het
schilderijtje.
collega van mij hoorde, zult ge
gaarne willen weten. Nu, dat is
geloof ik, niet moeielijk. Ten eerste
sta ik in het adresboek en ten
tweede bekritiseert men in ieder
goed café mijn laatste schilderij.
Verwonderlijk blijft het evenwel,
dat hij wist, dat wij kennissen
waren. Maar ook dit is toch niet
zoo vreemd, daar ik in een voor
dracht over oudheden, kort geleden
gehouden naast vele andere
ook uw zaak als goede bron noemde.
Zoo is dus alles opgelost.
Zendt mij echter het schilderij
maar.
Uw steeds toegenegen
Prof. Benedix.
De oude koopman liep haastig
als een waanzinnige door de stad
mo de vrouw op te sporen. Tever
geefs. Hij twijfelde er geen oogen
blik aan, of de twee hadden samen
gewerkt. Menig slapelooze nacht
volgde, waarin hij lag te peinzen
over de vijfhonderd guldens, die
verloren gingen. Eindelijk wilde hij
niet meer opstaan. Filip moest voor
den winkel zorgen, nu, dat was niet
buitengewoon moeilijk, want er
kwam ongeveer niemand.
Toen eindelijk een brief van pro
fessor Benedix kwam, zonder het
schilderij, wilde hij hem eerst niet
openen, maar bezweek ten slotte
voor Filip's aandrang. De kunst
kenner schreef o.m.:
Misschien was het portret wer
kelijk eeuwen in de familie van de
vrouwmisschien is het afkom
stig van een diefstal, die nooit aan
het licht gekomen is en al lang
vergeten.
Maar één ding is zekerhet
tweetal had geen flauw idee van
waarde. Het is eene echte van Dijck
en ik ben in staat u er 30,000 gul
den voor te bieden.
Japie Kramer was plotseling
buiten zich zelf van blijdschap en
nooit zag de „hel" hare bewoners
vroolijk6r dan na het ontvangen
van dezen brief, die den zoo ver-
wenschten koop tot een mooi for
tuintje maakte.
„Ik was nog maar matroos," zoo
verhaalde Spruyt, „en ik was met
„de Triton", eene Amsterdamsche
bark van de firma Keuvel en Co.,
op de terugreis van Batavia en
Samarang. We hadden suiker en
koffie in, en bovendien een zootje
wilde beesten aan boord voor den
apentuin te Amsterdam, o.a. allerlei
vogels, slangen, apen en een grooten
tijgergeen opgezetten tijger, maar
een effectieven, levenden konings
tijger, en onder de slangen was er
eene, die zeker wel zoo lang was
als de langste tros, dien ik op de
„Argo" heb, en zoo dik als een
man om zijn middel.
Dat beestentuig is eigenlijk be
roerd goed aan boord van een schip,
en in den beginne kon ik in mijn
kooi geen oog dicht doen. Alsmesjeu
tijger het niet in de muts had en
hij begon te brullen, dan had je een
spektakel onder al dat vee, vooral
onder de apen, dat hooren en zien
je verging. Van de slangen hadden
we den minsten last; ze schoten
zich geregeld op als een tros of
talie, naar gelang van de dikte, en
ze sliepen veertien dagen of drie
weken achter elkaar, tot ze honger
kregen, en dan voerden we ze kip
pen en duiven, en levende ratten
en muizen. Zoo'n rat bij eene slang,
dat was altijd een aardigheid om
te zien.
J e zult zeggenzoo'n muis of rat
kan nog al gemakkelijk wegkomen;
ze heeft maar een klein gaatje noo-
dig. Dat is ook waar, maar 't was,
of dat goed betooverd was, zoodra
net de slang in 't oog kreeg en zij
het met hare oogen, die als sterren
blonken, aankeek. Dan begon de
rat te hijgen, en hare haren gingen
rechtop staanze zette hare oogjes
zoo wijd mogelijk op, en eindelijk
deed
ze een sprong, en weg was
Hoe nu echter de achtensw iiri igemanazerie
het dier in den open mail der slang,
die niets anders te doen had dan
het in te slikken. Ik zeg maar, dat
zoo'n serpent eene makkelijke ma
nier heeft, om aan den kost te ko
men; en ze geven zich niet eens
de moeite om heur kiezen te ge
bruiken; ze slikken haar rantsoen
maar door en gaan weer voor een
dag of veertien onder zeil met de
oogen toe.
Die dikke, de boa-construc
teur, heeft ons wat kippen op
gevreten 't was zonde en schande.
Ik zeg maar: alle liefhebberijtjes
kosten geld, maar zoo'n wildebees-
tenliefhebberij is bijzonder duur..
Ik zou dat ontuig maar in de wil
dernis latendaar kan het elkaar
opvretenwant aan boord en in de
moet je het den kost
geven; kon je het nog maar met
het volk laten meeschaften, maar
het is op zijn manier nog kieskeurig
ook. Afijn, de kapitein en het volk
kregen eene goede premie, als de
bezending levend thuis kwam, en
dat maakte alles goed.
We waren al een heel eind weg;
aan de Kaap hadden we ongemak
kelijk moeten boksen, want daar is
altijd vuiligheid aan de lucht. We
waren zoo wat op de hoogte van
St. Helena ik zal 't, God help
me! nooit vergeten toen ik
's ochtends de wacht had aan 't dek,
en ik tegen de verschansing was
gaan zitten, om zoo, in passant nog,
vóórdat het licht werd een uiltje
te knappen. Ik wou wel eens weten,
hoe het kwam, maar ik droomde,
dat de tijger uit zijn hok was ge
broken en krijgenje met me over
het dek speelde. Ik schrikte wak
ker, ik zette mijne oogen zoo wijd
mogelyk open, om zeker te zijn, dat
ik maar gedroomd had, maar
jawel: mijn droom was maar eene
waarschuwing geweest.
Een pas of tien van me af, bij
den grooten mast, daar lag mesjeu
tijger op het dek, met den kop tus-
schen de pooten, als eene kat, die
op een vogeltje loert, en hij keek
mij met zijne groene, scherpe oogen
vlak in 't gezicht, 't Was precies of
ik eene stem hoorde, die zei„Ver
roer je niet, want je bent er om
koud." Ik bleef stil zitten en keek
hem aan, en hij mij, en zoo bleven
we elkaar een minuut of vijf aan
kijken, tot mijne oogen eindelijk
overliepen. Roepen durfde ik niet;
allerlei g-dachten schoten mij door
't hoofd; maar ik kreeg geen en
kelen goeden inval. Het was dood
stil op het dek, en, zooals ik later
hoorde, was de roerganger op dat
oogenblik, evenals ik te voren, in
gedut. De zon was nog niet op,
maar 't was toch licht genoeg, om
alles duidelijk te onderscheiden.
Eindelijk richtte zich mijn over
buurman langzaam op, en met den
buik langs den grond strijkende,
den hals uitgestrekt, en de oogen,
die als vuurballen glommen, strak
op mij gericht, kwam hij voorzich
tig nader, gereed om zijn sprong
te doen. Ik begreep, dat langer
stilzitten mijn dood zou zijn; maar
ik had niets bij de hand om mij
al was 't maar voor de aardigheid
te weer te stellen.
Vlak bij mg stond een puts met
vuil zeepsop, dat was het eenige.
In tijd van nood pak je alles aan;
een strooitje is genoeg voor een'
drenkeling, zeggen zemaar dat is
de waarheid. Een, twee, drie: ik
pak de pats, onder het opspringen,
en ik smijt mijn' maat het vuile
water op den kop.
Je hadt moeten zien, hoe hij
achteruit stoof, en ik niet links,
als een weerlicht den boegspriet op,
naar den kluiverboommaar de
satan had me op dien ongelukkigen
morgen eene kwade partuur gege
ven.
Ik zat, docht me, veilig en wel
op mijn kluiverboompje, daar
komt me die beroerde tgger, nadat
hij zijne oogen had uitgeveegd, terug
en gaat weer in zijne vorige positie
tegen den boegspriet liggen.
Wel verdraaid! dacht ik, dat
is nu iemand toch negeren. De be
roerling is in staat, mij te vervol
gen, tot me Diets anders overschiet
dan me te water te laten vallen,
en daar had ik niet veel trek in,
want we hadden sinds drie dagen
een' haai in ons kielwater, die wat
mans was. Ik heb nooit zoo'n kerel
gezien, en dat hij nog present was,
dat wist ik, want toen ik zoo even
naar beneden had gekeken, had ik
nog het loodsmannetje aan bak
boord bij den boeg gezin.
Er mankeert nu maar aan, dacht
ik, dat metéén de boa-constructeur
ook uit zijn hok komt gekropen:
dan ben ik goed af; erger kon je
't onmogelijk hebben; maar die maat
sliep pas sinds vier dagen, dat
stelde me een weinig gerust, hoewel
het toch al erg genoeg was.
We zaten zoo elkaar weer eene
minuut of wat aan te kijken, toen
ik opeens een inval kreeg. Mijn
maat scheen nog niet veel lust te
te hebben, over den boegspriet naar
mij toe te kuieren, maar hij had
ook geen plan, er mij af te laten
komeDhet oogwatertje, dat ik hem
had gegeven, wilde hij mij eerlijk
betalen, ik zag 't aan zijne oogen.
Nu ben ik een baas in 't fluiten
op de viDgers: zoo hard kan het
nooit spoken op zee, zoo woedend
kan de storm Diet door het want
fluiten, of mgn fluitje klinkt er
boven uit. Nu was het stilde zei
len stonden vol, meer nietik stak
mijne vingers in den mond, en ik
floot zoo geweldig, dat het mij zelf
door de hersens sneed. De tijger
knipte met zijne oogen, als wilde
hij zeggendat is een gemeen
koopje, wat je me daar levert.
Goed! dacht ik: ik zal je wel
Specialiteii in WITTE en TRICOTGOEDEREN, ROKKEN en BLOUSES.
anders krygen. Ik wachtte een
oogenblik en keek mijn maat met
een heel ander oog aan dan een
oogenblik te vorenmaar toen ik
mij stil hield, begon hij opeens te
blazen als eene kat. We spelen
hier eene dampartij, dacht ikmaar
als jij blaast, dan kan ik fluiten.
En ik zette mijne vingers weer tus-
schen de tanden, en ik floot, zoo
hard ik kon. Hij kneep weer zijne
oogen toe en schoof een eindje
achteruit, maar ik avanceerde en
floot opnieuwhij weer achteruit,
en ik weer dezelfde manoeuvre.
Mijn fluitje had den roerganger
en den tweeden stuurman, die de
de wacht had, wakker gemaakt.
Op dien ongelukkigen ochtend sliep
alles, maar we waren ook afgetobd
door een viertiendaagschen storm.
Onze tweede stuurman was een
joDgen van twintig jareD, sterk als
zes, en voor den levenden duivel
niet bang. Hij kwam van achteren
naar voren gedrenteld en merkte
dadelijk, wat er gaande was. Hij
bleef staan om eens goed te kijken,
en bij zag spoedig hoe onze dam
partij stond. Toen sprong hij op de
verschansing en giDg in 't want
staan.
„Fluit nog eens!" riep hij mij
toe, en ik deed het.
„Wel verdraaid, dat is aardig!"
riep hij lachend. „We zullen dien
kameraad eens samen in zijn hok
oodsen. Fluit nog eens!"
Nu kwam het mooie van de grap
aan. De tweede stuurman had een
bootmansfluitje; hij zette het aan
den mond en blies er op, zoo hard
hij kon.
De tijger keek verschrikt om,
als iemand, die de deur achter zich
hoort dicht doeD toen keek hij mij
aan, alsof hij zeggen wilde; „je
bent een gemeene vent; eerst iemand
de oogen met vuiligheid vol ta
gooien en hem dan in de oorente
blazen met zoo'n beroerde muziek;
ik wou, dat ik je op de vlakte had,
lammeling!"
Maar hij zwaaide voor zijn anker
en retireerde naar achter. We had
den hem tusschen ons beiden in,
de tweede stuurman en ik, en zoo
brachten we hem, om beurten flui
tende, naar zijn kooi. Een der zij
wanden was, bij het slingeren van
het schip, door de zwaarte van het
beest uitgeweken en toen door de
werking van de zon losgegaan. Het
monster kroop zoo ver mogelijk
naar achteren, toen het weder in
zijn hok zat, en terwijl ik floot,
duwde de stuurman een opgerold
zeildoek in het gat,... en daarmee
was de grap uit.
Een kiein vieebje, veel op een baars
gelijkende, dat een haai vergezelt.
.UIT EEN. POLITIERAPPORT.
De pogingen, die ik aanwendde om
den drenkeling Weer in het leven
terug te r oepen, werden met goed ge
volg bekroond. Hij was in staat
naam, beroep en woonplaats op te
geven, .waarop ik proces verbaal te
gen hem. opmaakte, wegens het ba
den op een plek, waar baden niet is
geoorloofd. Daarop overleed hij de
finitief.
MAXIMUM VAN KNAPHEID,
Oude boerin ,.Ik zei voeger altijd,
dat al die geleerdheid voor meisjes
maar onzin was. maar dat is toch
niet. zoo. Dat zie 'k nou an m'n klein
dochter. Dat 's kompleet 'n won
der.'
„Zoo. is die zoo knap?"
„Ja, die kan wat d'r moeder en ik
niet zouen kunnen, al moesten we
d'r voor gevangen zitten."
„Heusch En wat is dat dan wel
„Die kaai je vertellen, hoe laat of
n trein weg zal gaan, als ze maar
eventjes in zoo'n boekje gekeken
heeft
EEN OOED KAMERAAD.
Sergeant: „Onder kameraadschap
verstaat men bijv. dat men zijn
krijgsmakkers behulpzaam is. Wat
zou jij nu doen, als een makker vóór
den dienst nog niet gegeten, maar
ook zijn rok nog niet gepoetst had?"-
Milicien: „Wel, dan zou ik uit
kameraadschap voor hem eten. dan
kon hij zijn rok poetsen.
EEN GOED SCHUTTER
„Hoe zou dat toch komen, dat
Muller zoo op eens zoo'n goed schut
ter is geworden; vroeger kon hij
nooit treffen, en Inou schiet hij al
tijd raak."
„Wel, dat is zeer eenvoudig, vroe
ger mikte hij op den haas, en schoot
er altijd iiaast. maar tegenwoordig
mikt hij er altijd naast, en treft daar
door."
Als smeersel voor de fiets-
ketting kan men het best gebrui
kengraphiet, gekneed met gewone
vaseline
Zijde w a ss e hen. Op gemakke
lijke wijze en mooi kan men zijden
doeken en dassen wasschen ia aard
appel water, cLw.z. in het sap van
fijngewreven, uitgeperste rauwe
aardappelen. De stof wordt niet al
leen helder, maar krijgt een eigen-
aardigen glans, terwijl de kleuren
niet dooreenlooepn.