DeLnxe Broodbakkerij Smakelijk Brood A. VON DER MÖHLEN Gr. Markt 25 ^el<HAAR LEM47:- van uitsluitend prima kwaliteit. Mengelwerk. DE PANDJESBAAS. Hoe kapitein Spruyt vertelt. Vroolijk Allerlei. in ?t gebouw St. Bavo, Smedestraat. In de vergadering is gelegenheid zich' voor het lidmaatschap te laten inschrij-' ven; tusschentijds bij het secretariaat tter vereeniging Z ij 1 w e g 21. Zondag 8 Mei vergadering te 4 uur, In St. Bavo, voor de meisjes. „ABTI ET RELIGION I". Secretariaat: Spaame2. Roosveldstr. 45. Directeur: GA REL PHILIPPEAU. Wekeïijksche repetitie op Woensdag 11 Mei a.s. in de kleine concertzaal der Sociëteit „Vereeniging", aanvangen de voor Datmes en Heeren te 8 uur precies. Datmes len heeren kunnen gebruik sna ken van het recht van introductie vol gens reglement. Het Bestuur. HENRI C. J. CARELS voorheen Paul Kaiser, LEVERT: De pandjesbaas, tevens koopman in oudheden, was heelemaal geen gemoedsmensch. Zijn buren in het steegje maakten zelfs stoute kinde ren bang met hem. Jongens, zoo zeiden ze, als jullie niet dadelijk stil bent, dan kom je bij Japie Kramer in de bel. Door zulke onaangename oordeel vellingen had de kleine koopman in den loop der jaren alle vriende lijkheid verloren. Het was hem zelfs een groot genoegen als hij in tijden van nood zich kon wreken op anderen dan die hem zijn vriende lijkheid hadden ontnomen. Daarom keek hij op een goeden dag met welgevallen naar een in lompen gehulde vrouw, welke in haar han den krampachtig een onder een doek verborgen voorwerp vasthield. Zij stond voor zijn winkel en keek besluiteloos naar zijn naambordje. Tweemaal scheen zij niet den moed te vinden om binnen te treden. De versleten plunje over haar ingeval len borst beefde alsof daaronder een storm woedde. Zij sloop weg, hield echter voortdurend een blik op het naambordje bevestigd en verdwten, gevolgd door een joelenden straat jongen. Toen zij denzelfden dag voor de derde maal terugkeerde, opende hij het kleine venster aan de straat. Haar blik trof hem. Zij had melan cholische oogen van dezelfde kleur en vorm als de kleine Filip, Japie Kramer's eenig kind. Dat deed bij den koopman plotseling een warm gevoel ontstaan. Wat moet je snauwde hij de vrouw toe, om zich zelf niet heele maal ontrouw te worden. Aarzelend kwam ze nader en stond eenige oogenblikken later vóór hem in den kleinen winkel. 't Is de eerste maal, zeide ze als om zich te verontschuldigen Ik wil slechts twee rijksdaalders hebben. Het oude mannetje lachte luid. Wel zekerwaarom niet maar dadelijk twee duizend? Twee rijksdaalders! Weet je wel hoeveel druppels zweet menigeen daarvoor geven moet? Zij maakte kalm de linten en lappen, waarin het voorwerp gehuld was, los. In elk geval niet zooveel tranen als ik vergoot voor dat ik zoo ver kwam. Onwillekeurig werd zijn belang stelling gewekt. Zij behoorde buiten kijf tot degenen, die niet in ellende geboren zijn. Laat eens kijken, zeide hij daarom vriendelijker. Op een donkeren achtergrond zag hij een manshoofd met een groote kanten kraag. Het gelaat viel moeilijk te onderscheiden. Het was alsof het onbeschermd eeuwen lang geduldig in rook en stof had gehangen. Geen twee kwartjes is dat ding waard. Bedaard pakte zij het weer in. Haar groote oogleden waren daarbij bijna geheel gesloten. Dan moet mijn kleine Filip maar verhongeren, zeide ze gelaten. Een rilling voer den koopman door de leden, Filip wat gaat jou Filip aan? Ge hebt zeker geen herinnering meer aan uw moeder, Filip is mijn zoon. Hij zuchtte en zei: Laat dat ding toch maar hier. Ik zal je die twee rijksdaalders er voor geven, vooruit dan maar. Geen woord van dank kwam er over haar lippen. Zij fluisterde alsof haar geest geheel afwezig was, met een blik op het schilderijtje in zijn hand: Het spijt me, maar ik kon niet anders. De "kleine koopman werd onge duldig en zei: Nou, ik wil wel weer terug. O neen, neen, dat niet. Maar het was eeuwen lang in onze fa milie. Een kroniek beweert, dat het geluk aanbrengt." Hij had reeds het briefje inge vuld. Een termijn van vier weken is zeker goed hè? Binnen twee weken hoop ik het weer terug te halen. Goed, zooak ge wilt. Hier is het geld. Een magere, heete hand raakte de zijne aan. Toen vertrok ze en het schilderijtje was weldra de eenige getuige van Japie Kramer's beter ik. De koopman nam het in de hand en ging zachtjes loopend, nadat hij den grendel op de buitendeur ge schoven had naar de achterkamer. Slaap je, Filip? Neen, ik meng verf. Daarvoor ben je nog niet ge zond genoeg, jongen. O, het gaat heel goed. Kijk dit blauw nu eens. Dat is Italië's hemel. De oude zuchtte en voelde den pols van den zestienjarigen knaap. Gelukkig hij sloeg een beetje kalmer. Zonder een langdurig verblijf in Davos of in een andere gezonde streek zou de jongen echter niet heelemaal weer beter worden. Een windvlaag, een stofwolk kon die ellendige koorts weer doen opkomen. Dat hij ook zoo zwak wasom zichzelf en den jongen in dien ouden rommel te laten onder gaan Jawel zwak, dat was hij. Maar hij hield nu eenmaal van die oude, vreemde voorwerpen uit lang ver vlogen tijden. Hij kon er geen af stand meer van doen, moest toe zien, hoe zijn kind, dat de zwakke longen van zijn moeder had geërfd, langzaam te gronde ging, dit kind met zijn grooten, bewonderenswaar- digen zin voor kleuren en het ge zonde verlangen, om eens iets grootsch tot stand to brengen. De jonge Kramer bekeek intusschen met schitterende oogen het kleine, donkere schilderijtje. Kijk nu eens naar die gewel dige oogen, vader. Zij schijnen te bedreigen en te vervloeken Ik zie slechts dat ik alle machtig dom geweest ben, Filip. En het goud van die ketting, vader, ging de jongen voort zonder op de woorden van zijn moeder te letten, men zou het zoo van zijn hals willen nemen en 't jou geven, vader. Japie Kramer lachte behaaglijk, terwijl zijn zoon schertste. Zij gingen dezen avond vroeg naar bed, want voor Filip was niets beter dan twaalf uren achtereen slapen. Den volgenden avond was er niets anders te doen, dan mooie dingen te bekijken te schatten en soms te liefkozen. Tegen den middag van den volgenden dag ging eindelijk de bel over. Een goedgekleed heer wilde zijn pijpen- verzameling met verscheiden an tieke exemplaren verrijken. Hij noemde zich professor Givonni en vertelde, dat de bekende professor Benedix hem Kramer's schatten had aanbevolen. De kleine koopman was plotseling een en al verrukking. Och, die beste professor Bene dix. Elk jaar komt hij in de herfst kijken, of er ook iets kostbaars bij mij is gekomen. Hij heeft verstand van oudheden en is bovendien een groot schilder. Als mijn Filip niet die zwakke longen had, zou hij al lang bij hem geweest zijn. Het gebeurde anders nooit, dat de koopman tegenover vreemden zoo spraakzaam was maar de naam van den man, die de ont wikkeling van den kleinen Filip steeds nauwlettend gadesloeg, scheen zijn tong los te maken. Professor Givonni bleek een pret tige klant te zijn. Hg kon niet, als de anderen, die eerst op een voor werp schelden, om het daarna des te goedkooper te kunnen krijgen. Hij betaalde dadelijk den gevraagden prijs en liet zijn adres in Rome achter, voor het geval de koopman eens iets had, dat hij zou kunnen gebruiken. Toen hij op het punt stond den winkel te verlaten viel zijn blik op het kleine schilderij, dat Filip zoo mooi gevonden had. Zijn scherpomlijnd, kaalgeschoren gelaat veranderde opvallend en haastig zei hij Man, weet je dan niet wat daar staat? Jawel, een domheid van me, professor. Een staaltje van handigheid, mijnheer. Ik geef er op staaaden voet 3000 lire voor. Japie Kramer stond verbluft en 't angstzweet brak hem aan alle kanten uit. Is het zooveel waard? Misschien meer. misschien minder. Maar ik heb het er voor over, ik durf dat er voor te geven. De koopman aarzelde. Hij dacht aan zijn zoon aan hem alleen. Ik ben tot vandaag een eerlijk man geweest, professor. Dit schil derij is mij als pand gegeven als ze het niet inlost dan mis schien, Wanneer eindigt de termijn? Over twaalf dagen. Goed! Ik wou anders in het begin der volgende week weer ver trekken. Nu blijf ik in d6 academie stad wachten. Wordt het niet afge haald, of kunt u het koopen, sein me dit dan even, hier is mijn adres. De volgende dagen bracht de koopman in groote opwinding door. Had hij het adres van de vrouw geweten, dan zou hij als handig zakenman haar toch niet opgezocht hebben dat zou den prijs on- noodig omhoog jagen zijn. Hij vond het geval te veel voor hem alleen en toch kon hij er niet met Filip over spreken, daar iedere gemoedsaan doening diens temperatuur onmid dellijk deed stygen. Op een onrustigen nacht werd hij zich zelf ontrouw. Hij keek naar zijn zoon, en toen hij zag, dat deze niet sliep, maakte hij hem deelgenoot van hetgeen geschied was. Nu hoopten en vreesden ze samen. Den veertienden dag kwam eindelijk de vrouw om het geluk- aanbrengend schilderij weer in te lossen. Zij zag er nog armoediger uit dan voorheen. Zij bracht de twee rijksdaalders met de rente terug enverlangde het portret. Al het andere ging haar vandaag niets aan. Zij hoorde nauwelijks dat de koopman tegen haar zei Vrouwtje, 't is nu uit met je ellende. Er is een kooper voor je schilderij gekomen, die er je.... 200 gulden voor geven wil. Haar gelaat bleef onbeweeglijk. 't Is niet te koop. Geeft u 't mij maar weer. O, dat is u te weinig. Drie honderd gulden dan. Is dat genoeg. Kom, moedertje, ik moest het maar doen. Hij zag, dat haar mond trilde. Neen, neen, geef u 't mij, ik mag niet. Vijfhonderd en geen cent meer, hield Japie aan. Ik wacht nog twee minuten. Nu of nooit. Be grepen Zij nam het schilderij en kuste het hartstochtelijk. Goedik geef toeter wille van mijn Filiphier het geld Nog hetzelfde uur ging er een telegram naar professor Givonni. Portret tot uw beschikking. Wacht u. Jacob Kramer. De kleine koopman kocht onder weg een flesch wijn en taartjes, die Filip het liefst had, en beiden smulden en fantazeerden dat het een aard had. Den volgenden mor gen telegrafeerde de koopman nog maals, 's middags werd hij onrustig, 's avonds seinde hij met antwoord betaald naar den eigenaar van het opgegeven hotelIs professor Gi vonni reeds vertrokken? Eindelijk kwam het antwoord: Iemand van dien naam hier onbekend. Toen verloor Japie Kramer voor het eerst van zijn leven zijn zelf- beheersching. Hij wist niet wat te doen. Filip zeide U moet dadelijk aan professor Benedix schrijven. Hij heeft hem hier gezonden, hij zal dus ook wel weten, waar hij nu is. Professor Givonni kan immers een ander hötel gekozen hebben, u moet zich dadelijk niet het ergste voorstellen. De oude heer kreeg weer moed. Filip dicteerde en hij schreef zoo goed hij kon. Per ommegaande kwam het ant woord dat aldus luidde Beste heer Kramer, lk ken geen professor Givonni. De geschiedenis, die gij mij daar verteld hebt, klinkt buitengewoon avontuurlijk. Ik vrees, dat gij het slachtoffer zijt geworden van een handig in elkaar gezet bedrog. Met een enkele afwijking komt mij dit tragische sprookje reeds voor de derde maal ia hetzelfde jaar ter oore. Steeds verpandde een arme vrouw, die medelijden opwekt, ergens iets, dat een heer later toe vallig als een kostbaarheid van zeer groote waarde ontdekt. De vrouw vraagt nadat zij zich heeft laten overreden een be trekkelijk kleine som en.... de kooper laat niets meer van zich hooren en de eenige die schade lijdt, is de goedige handelaar, die met een totaal waardeloos ding bedrogen is. Gij zult daarop geen uizondering maken, beste Kramer, maar in elk geval stuur mij het schilderijtje. collega van mij hoorde, zult ge gaarne willen weten. Nu, dat is geloof ik, niet moeielijk. Ten eerste sta ik in het adresboek en ten tweede bekritiseert men in ieder goed café mijn laatste schilderij. Verwonderlijk blijft het evenwel, dat hij wist, dat wij kennissen waren. Maar ook dit is toch niet zoo vreemd, daar ik in een voor dracht over oudheden, kort geleden gehouden naast vele andere ook uw zaak als goede bron noemde. Zoo is dus alles opgelost. Zendt mij echter het schilderij maar. Uw steeds toegenegen Prof. Benedix. De oude koopman liep haastig als een waanzinnige door de stad mo de vrouw op te sporen. Tever geefs. Hij twijfelde er geen oogen blik aan, of de twee hadden samen gewerkt. Menig slapelooze nacht volgde, waarin hij lag te peinzen over de vijfhonderd guldens, die verloren gingen. Eindelijk wilde hij niet meer opstaan. Filip moest voor den winkel zorgen, nu, dat was niet buitengewoon moeilijk, want er kwam ongeveer niemand. Toen eindelijk een brief van pro fessor Benedix kwam, zonder het schilderij, wilde hij hem eerst niet openen, maar bezweek ten slotte voor Filip's aandrang. De kunst kenner schreef o.m.: Misschien was het portret wer kelijk eeuwen in de familie van de vrouwmisschien is het afkom stig van een diefstal, die nooit aan het licht gekomen is en al lang vergeten. Maar één ding is zekerhet tweetal had geen flauw idee van waarde. Het is eene echte van Dijck en ik ben in staat u er 30,000 gul den voor te bieden. Japie Kramer was plotseling buiten zich zelf van blijdschap en nooit zag de „hel" hare bewoners vroolijk6r dan na het ontvangen van dezen brief, die den zoo ver- wenschten koop tot een mooi for tuintje maakte. „Ik was nog maar matroos," zoo verhaalde Spruyt, „en ik was met „de Triton", eene Amsterdamsche bark van de firma Keuvel en Co., op de terugreis van Batavia en Samarang. We hadden suiker en koffie in, en bovendien een zootje wilde beesten aan boord voor den apentuin te Amsterdam, o.a. allerlei vogels, slangen, apen en een grooten tijgergeen opgezetten tijger, maar een effectieven, levenden konings tijger, en onder de slangen was er eene, die zeker wel zoo lang was als de langste tros, dien ik op de „Argo" heb, en zoo dik als een man om zijn middel. Dat beestentuig is eigenlijk be roerd goed aan boord van een schip, en in den beginne kon ik in mijn kooi geen oog dicht doen. Alsmesjeu tijger het niet in de muts had en hij begon te brullen, dan had je een spektakel onder al dat vee, vooral onder de apen, dat hooren en zien je verging. Van de slangen hadden we den minsten last; ze schoten zich geregeld op als een tros of talie, naar gelang van de dikte, en ze sliepen veertien dagen of drie weken achter elkaar, tot ze honger kregen, en dan voerden we ze kip pen en duiven, en levende ratten en muizen. Zoo'n rat bij eene slang, dat was altijd een aardigheid om te zien. J e zult zeggenzoo'n muis of rat kan nog al gemakkelijk wegkomen; ze heeft maar een klein gaatje noo- dig. Dat is ook waar, maar 't was, of dat goed betooverd was, zoodra net de slang in 't oog kreeg en zij het met hare oogen, die als sterren blonken, aankeek. Dan begon de rat te hijgen, en hare haren gingen rechtop staanze zette hare oogjes zoo wijd mogelijk op, en eindelijk deed ze een sprong, en weg was Hoe nu echter de achtensw iiri igemanazerie het dier in den open mail der slang, die niets anders te doen had dan het in te slikken. Ik zeg maar, dat zoo'n serpent eene makkelijke ma nier heeft, om aan den kost te ko men; en ze geven zich niet eens de moeite om heur kiezen te ge bruiken; ze slikken haar rantsoen maar door en gaan weer voor een dag of veertien onder zeil met de oogen toe. Die dikke, de boa-construc teur, heeft ons wat kippen op gevreten 't was zonde en schande. Ik zeg maar: alle liefhebberijtjes kosten geld, maar zoo'n wildebees- tenliefhebberij is bijzonder duur.. Ik zou dat ontuig maar in de wil dernis latendaar kan het elkaar opvretenwant aan boord en in de moet je het den kost geven; kon je het nog maar met het volk laten meeschaften, maar het is op zijn manier nog kieskeurig ook. Afijn, de kapitein en het volk kregen eene goede premie, als de bezending levend thuis kwam, en dat maakte alles goed. We waren al een heel eind weg; aan de Kaap hadden we ongemak kelijk moeten boksen, want daar is altijd vuiligheid aan de lucht. We waren zoo wat op de hoogte van St. Helena ik zal 't, God help me! nooit vergeten toen ik 's ochtends de wacht had aan 't dek, en ik tegen de verschansing was gaan zitten, om zoo, in passant nog, vóórdat het licht werd een uiltje te knappen. Ik wou wel eens weten, hoe het kwam, maar ik droomde, dat de tijger uit zijn hok was ge broken en krijgenje met me over het dek speelde. Ik schrikte wak ker, ik zette mijne oogen zoo wijd mogelyk open, om zeker te zijn, dat ik maar gedroomd had, maar jawel: mijn droom was maar eene waarschuwing geweest. Een pas of tien van me af, bij den grooten mast, daar lag mesjeu tijger op het dek, met den kop tus- schen de pooten, als eene kat, die op een vogeltje loert, en hij keek mij met zijne groene, scherpe oogen vlak in 't gezicht, 't Was precies of ik eene stem hoorde, die zei„Ver roer je niet, want je bent er om koud." Ik bleef stil zitten en keek hem aan, en hij mij, en zoo bleven we elkaar een minuut of vijf aan kijken, tot mijne oogen eindelijk overliepen. Roepen durfde ik niet; allerlei g-dachten schoten mij door 't hoofd; maar ik kreeg geen en kelen goeden inval. Het was dood stil op het dek, en, zooals ik later hoorde, was de roerganger op dat oogenblik, evenals ik te voren, in gedut. De zon was nog niet op, maar 't was toch licht genoeg, om alles duidelijk te onderscheiden. Eindelijk richtte zich mijn over buurman langzaam op, en met den buik langs den grond strijkende, den hals uitgestrekt, en de oogen, die als vuurballen glommen, strak op mij gericht, kwam hij voorzich tig nader, gereed om zijn sprong te doen. Ik begreep, dat langer stilzitten mijn dood zou zijn; maar ik had niets bij de hand om mij al was 't maar voor de aardigheid te weer te stellen. Vlak bij mg stond een puts met vuil zeepsop, dat was het eenige. In tijd van nood pak je alles aan; een strooitje is genoeg voor een' drenkeling, zeggen zemaar dat is de waarheid. Een, twee, drie: ik pak de pats, onder het opspringen, en ik smijt mijn' maat het vuile water op den kop. Je hadt moeten zien, hoe hij achteruit stoof, en ik niet links, als een weerlicht den boegspriet op, naar den kluiverboommaar de satan had me op dien ongelukkigen morgen eene kwade partuur gege ven. Ik zat, docht me, veilig en wel op mijn kluiverboompje, daar komt me die beroerde tgger, nadat hij zijne oogen had uitgeveegd, terug en gaat weer in zijne vorige positie tegen den boegspriet liggen. Wel verdraaid! dacht ik, dat is nu iemand toch negeren. De be roerling is in staat, mij te vervol gen, tot me Diets anders overschiet dan me te water te laten vallen, en daar had ik niet veel trek in, want we hadden sinds drie dagen een' haai in ons kielwater, die wat mans was. Ik heb nooit zoo'n kerel gezien, en dat hij nog present was, dat wist ik, want toen ik zoo even naar beneden had gekeken, had ik nog het loodsmannetje aan bak boord bij den boeg gezin. Er mankeert nu maar aan, dacht ik, dat metéén de boa-constructeur ook uit zijn hok komt gekropen: dan ben ik goed af; erger kon je 't onmogelijk hebben; maar die maat sliep pas sinds vier dagen, dat stelde me een weinig gerust, hoewel het toch al erg genoeg was. We zaten zoo elkaar weer eene minuut of wat aan te kijken, toen ik opeens een inval kreeg. Mijn maat scheen nog niet veel lust te te hebben, over den boegspriet naar mij toe te kuieren, maar hij had ook geen plan, er mij af te laten komeDhet oogwatertje, dat ik hem had gegeven, wilde hij mij eerlijk betalen, ik zag 't aan zijne oogen. Nu ben ik een baas in 't fluiten op de viDgers: zoo hard kan het nooit spoken op zee, zoo woedend kan de storm Diet door het want fluiten, of mgn fluitje klinkt er boven uit. Nu was het stilde zei len stonden vol, meer nietik stak mijne vingers in den mond, en ik floot zoo geweldig, dat het mij zelf door de hersens sneed. De tijger knipte met zijne oogen, als wilde hij zeggendat is een gemeen koopje, wat je me daar levert. Goed! dacht ik: ik zal je wel Specialiteii in WITTE en TRICOTGOEDEREN, ROKKEN en BLOUSES. anders krygen. Ik wachtte een oogenblik en keek mijn maat met een heel ander oog aan dan een oogenblik te vorenmaar toen ik mij stil hield, begon hij opeens te blazen als eene kat. We spelen hier eene dampartij, dacht ikmaar als jij blaast, dan kan ik fluiten. En ik zette mijne vingers weer tus- schen de tanden, en ik floot, zoo hard ik kon. Hij kneep weer zijne oogen toe en schoof een eindje achteruit, maar ik avanceerde en floot opnieuwhij weer achteruit, en ik weer dezelfde manoeuvre. Mijn fluitje had den roerganger en den tweeden stuurman, die de de wacht had, wakker gemaakt. Op dien ongelukkigen ochtend sliep alles, maar we waren ook afgetobd door een viertiendaagschen storm. Onze tweede stuurman was een joDgen van twintig jareD, sterk als zes, en voor den levenden duivel niet bang. Hij kwam van achteren naar voren gedrenteld en merkte dadelijk, wat er gaande was. Hij bleef staan om eens goed te kijken, en bij zag spoedig hoe onze dam partij stond. Toen sprong hij op de verschansing en giDg in 't want staan. „Fluit nog eens!" riep hij mij toe, en ik deed het. „Wel verdraaid, dat is aardig!" riep hij lachend. „We zullen dien kameraad eens samen in zijn hok oodsen. Fluit nog eens!" Nu kwam het mooie van de grap aan. De tweede stuurman had een bootmansfluitje; hij zette het aan den mond en blies er op, zoo hard hij kon. De tijger keek verschrikt om, als iemand, die de deur achter zich hoort dicht doeD toen keek hij mij aan, alsof hij zeggen wilde; „je bent een gemeene vent; eerst iemand de oogen met vuiligheid vol ta gooien en hem dan in de oorente blazen met zoo'n beroerde muziek; ik wou, dat ik je op de vlakte had, lammeling!" Maar hij zwaaide voor zijn anker en retireerde naar achter. We had den hem tusschen ons beiden in, de tweede stuurman en ik, en zoo brachten we hem, om beurten flui tende, naar zijn kooi. Een der zij wanden was, bij het slingeren van het schip, door de zwaarte van het beest uitgeweken en toen door de werking van de zon losgegaan. Het monster kroop zoo ver mogelijk naar achteren, toen het weder in zijn hok zat, en terwijl ik floot, duwde de stuurman een opgerold zeildoek in het gat,... en daarmee was de grap uit. Een kiein vieebje, veel op een baars gelijkende, dat een haai vergezelt. .UIT EEN. POLITIERAPPORT. De pogingen, die ik aanwendde om den drenkeling Weer in het leven terug te r oepen, werden met goed ge volg bekroond. Hij was in staat naam, beroep en woonplaats op te geven, .waarop ik proces verbaal te gen hem. opmaakte, wegens het ba den op een plek, waar baden niet is geoorloofd. Daarop overleed hij de finitief. MAXIMUM VAN KNAPHEID, Oude boerin ,.Ik zei voeger altijd, dat al die geleerdheid voor meisjes maar onzin was. maar dat is toch niet. zoo. Dat zie 'k nou an m'n klein dochter. Dat 's kompleet 'n won der.' „Zoo. is die zoo knap?" „Ja, die kan wat d'r moeder en ik niet zouen kunnen, al moesten we d'r voor gevangen zitten." „Heusch En wat is dat dan wel „Die kaai je vertellen, hoe laat of n trein weg zal gaan, als ze maar eventjes in zoo'n boekje gekeken heeft EEN OOED KAMERAAD. Sergeant: „Onder kameraadschap verstaat men bijv. dat men zijn krijgsmakkers behulpzaam is. Wat zou jij nu doen, als een makker vóór den dienst nog niet gegeten, maar ook zijn rok nog niet gepoetst had?"- Milicien: „Wel, dan zou ik uit kameraadschap voor hem eten. dan kon hij zijn rok poetsen. EEN GOED SCHUTTER „Hoe zou dat toch komen, dat Muller zoo op eens zoo'n goed schut ter is geworden; vroeger kon hij nooit treffen, en Inou schiet hij al tijd raak." „Wel, dat is zeer eenvoudig, vroe ger mikte hij op den haas, en schoot er altijd iiaast. maar tegenwoordig mikt hij er altijd naast, en treft daar door." Als smeersel voor de fiets- ketting kan men het best gebrui kengraphiet, gekneed met gewone vaseline Zijde w a ss e hen. Op gemakke lijke wijze en mooi kan men zijden doeken en dassen wasschen ia aard appel water, cLw.z. in het sap van fijngewreven, uitgeperste rauwe aardappelen. De stof wordt niet al leen helder, maar krijgt een eigen- aardigen glans, terwijl de kleuren niet dooreenlooepn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 11