DeLnxe Broodbatterij Smakelijk Brood A. VON DER MOHLEN Gr. Markt Tot herstel van gezondheid. van uitsluitend prima kwaliteit. Mengelwerk. DE JONGE VROUW. HENRI C. J. CABELS voorheen Paul Kaiser, LEVERT: Specialiteit in WITTE en TRSCOTGQEDEREN, or Telefoon Ho. 1471 HAARLEM -i ROKKEN en BLOUSES; EEN ALIBI. Wedstrijd van vaders. Zondagavond a.s. te Kalf 8 in „De Sier- kan", Zijlweg, (tegenwoordig te zijn. Het Bestuur. ïiol Herbert O verbosch stapte voor het hek van zijn villatje yan zijn fiets en keek 'welbeihaigjelljk zijp klein tuin tje rond. Maar hoewel hij1 tot de conclusie kwam, dat het er veel vrien delijker uitzag dan de tuintjes van de buren, toch zuchtte hij, toen hij den sleutel in 't slot van de huis deur stak. iMevrouwI Overb'osch die drie en twintig wals, vertoonde heel dikwijls een iTimpel tusschen haar schitteren de oogen en 't was die rimpel die Herbert deed zuchten. Hij was op Flora verliefd geworden en met haar getrouwd, omdat zij een inooi ge zichtje en levendige maniertjes had en omdat hij1 geloofde, dat zij even veel van hem hield als hij vap haar. Sedert was hij' begonnen daaraan te twijfelen. In de gelukkige dagen van zijn verlooving was zij wat mees terachtig ,en grillig .geweest; toen had| hij dat pikant gevonden; sinds zijn huwelijk was hem) dat gaan hin deren. Kort geleden had hij op een avond je glimlachjes op de gezichten der aanwezigen gezien, als zij' hem! scherp hare bevelen toevoegde en hij, _wa,s ze. niet meer zoo trotsch op haar rijzig fig-uur en beeldig gezichtje. Hij haatte scènes en zij scheen dat ir.stinCttief te voelen Een paar malen Was hij1 eens op Zijn stuk ..blijven staan, maar dat had! haar a, an leiding gegeven tot hartstochtelijke tranen. Hij was eens tegen haar wil paar een vrijwilligers- diner gegaan, alleen onder heeren.1 Voor hij1 ging, was er een scène ge weest en na een avond van weinig'maar -A ardig Ik heb altijd gewaar deerd, als ©en map hart had voor zijp huis. O, dat is een stokpaardje voor Bert. Maar drinkt u eerst ©en kopje the©, moeder. t Hoe laat .komt Bert thuis, vroeg- mevrouw Teldens. Tegen vijven, als hij onderweg niet opgehouden wordt, mama. .Wordt hij' dikwijls opgehouden, liefje. i Soms, zei Flora; met baar neus- ja in d© lucht. Och, 't komt er zeker niet op aan, je vrouw; te laten wa,ch- ten. Mevrouw Teldens bracht tweemaal haar kopje aan haar mond. Toen zei ze zacht: i Ik hoop, dat hij een goede man voor je is Flo. i iO, jawel, maar hij1 is, zooals alle mannen; hij, wil zi'n zip hebben, en ik wil niet altijd den zin van een ander doen. Neen.zei mevrouw Teldens. U, moet maar eens goed met hem praten, moeder, hij is bang voor ,u. Maar hij! kent me nauwelijks, liefje. i Hij: is toch bang voor u, lachte Flora; ik zei telkens, dat 'ik u aller lei dingen geschreven had. Hij, ging naar een vrijwilligersdiner, ©en paar weken geleden en heb toen flink op gespeeld en .gezegd, dat ik 't alles aan u verteld had. Waarom! vondt j© het niet goed, dat hij ging Ik heb geen lust om alleen gelai- ten te worden, terwijl hij! pleizier heeft. O, maar pleizier heeft hij, er heusch niet van gehad. De heer O verbosch had den ge- hetlen dag tegen de ontmoeting op gezien. De klok sloeg vijf, toen hij binnen kwam Nauwelijks bad bij zijn schoon moeder de hand gedrukt* toen Flora begon.bet toonen, ho© zij gewoonlijk met hem omspr ong Ik verwachtte niet dat j© Van avond extra laa,t zou zijn, Bert, zei "t Heeft al yijf uur geslagen. - Ik kan hier nooit zijn voor tien minutenten vóór vijf, antwoordde hij vriendelijk, en j© vroeg me nog die boodschap voor je t© doen. En had! j© daar tien minuten voor noodig, vroeg bij!, met ©en tri omf an tel ij ken blik op baar moeder. Ja.... mtet drie klanten vóór mij Hij! dronk zijn thee en gaf zich moeite om beleefd naar de verschil lend© familieleden te informeeren, hij, was dankbaar toen zijn pleizier ©en storm! toen hiji thuis- j vrouw en haar xuoeder naar boven kwam Soms, het dient erkend, was gingen. zij één en al glimlach en vriend©- j Toen de damies weer terug .kwaé lijkheid, maar hij opende steeds zijn men, zat hij! genoegelijk te rooken. huisdeur, iu vreaz© of het gonne- Zijn Wrouw attakeerda heap dadelijk, schijn of regen zou zijn. Ik sta verbaasd over je, Bert Tot zijn verlichtng ontdekte hij, zei ze op .diep-beleedigenden toon, dat het vrede was, maar... erwaohtte Moeder kan stellig niet tegen dien hem] slecht nieuws. tabaksrook ik niet meegerekend. Ik kreeg vanmiddag .een brief, Voor wij hindert 't niet, zei me- van moeder, Bert, zei zijn vrouw. Zij vrouw^ Teldens, maar hij1 legde reeds komt Donderdag voor een veertien boos zijn sigaar neer. dagen hier logeeren. Toen drentelde hij1 naar de voorko- Berb zei: „Zoo", met ©en manmoe- mer, waar de piano stond, maar nog dige poging tot een luchthartigem! vóór; hij! daar was, zei zijn vrouw toon, maai' zijn geestelijk© tempe- scherp. ratuur daalde ©enige graden. Hij hal j Bert. i Flora bij haar oom en tante in huisJa Floi. loeren kennen en hij had zijn schoon-Speel niet vanavond. Mama is moeder, die in den Achterhoek woon- moe; daar moest je om denken, de, slechts tweemaal tijdens zijn en-j Hij gevoelde zich vernederd als gagement gezien en dan op den dag een kind, dat standjes krijgt in tegen- van zijn huwelijk. Maar, naar al wat woordigheid van vreemden. Flora er van vertelde, leek zij: heul Flora keek telkens naar ha,ar moe- al heel weinig.aantrekkelijk. Zij was der, in afwachting van een goedkeu- de strengste, "flinkste vrouw uit heel renden blik, maar die bleef uit. Mje- H oil and, zei Flora, en als papa 't vrouw Teldens was altijd een heel eens gewaagd had te doen, wat Her- rustige vrouw1 dien avond echter bert deedj was ze ongemeen stil. ïwteemaal had zij hem onder tra,-Den volgenden middag moest Flo- nep bedreigd dat zij naar haar moe- ral naar een vergadering voor wees der terug zou gaan. Den dag pa, het kinderen en voor 't weggaan ver- vrijwilligefsdiner had zij het al zoo-zocht ze baar moeder Herbert nu vele malen'reeds verteld, dat zij alles eens „onder handen" tie nemen, aan „mama/' geschreven had. j U, heb veel tact, mama, zei ze. Herbert had dan ook niet veel ver- U kunt hem be,st eens vertellen, waar wachting vaP het aangekondigde be- hij' staan moet. Hij is overigens heele- zofek, hoewel hij1 z'n schoonmoeder, maal niet, kwaad, niet onaangenaam1 had gevonden,Als ik gelegenheid heb, zal ik toen hij haar gesproken ha,d. Maar, eens met hem praten, antwoordde den laatsten tijd was hij haar gaan mevrouw Teldens, haten; zij was de boeman, waarmee' Toen Flora, dien middag jia de thee hij voortdurend werd bedreigd. gekleed beneden kwalm, zei ze Zoo? Zoo? herhaalde zijn Ik moet uit, Bert. /Wil jij1 zoo- vrouw. Ja, je zult je er in moeten'lang moeder in de salon gezelschap schikken en je zult je wel heel erg'houden. moeten veranderen ook. In je eigen j Hij knikte, maar hij z!ag tegen een belang raad! ik je; moeder ma,ar niet tete a, têto op. te laten zien, hoe je mij behandelt, j Permitteert u, begon hij' zenuW- Herbert zette zijn kopje neer' enachtig, nadat Flora, weg was, maar keek liaar a,an. ik heb een paar brieven te schrijven. Hoor 's lief je, hoe behandel ik] /Wacht daar nog even mee, ver- je eigenlijk Niet altijd zooals het behoort, dat is zeker, snibde zij. Maar je zult wel zien hoe ja zijn moet. Zeg me da,t nu maar liever. - Als moeder hier is zul je niet alleen naar ©en diner ga,an en mij al leen laten. zocht zijl vriendelijk. Kom eens zitten, ik wou je spreken. Hij gehoorzaamde hulpeloos: in' wanhoop greep hij' naar ©en sig;a,ar, die zou hem1 kracht'geven. Hindert/'tu? i Heelemaal niet. Zij! wachtte; tot hij! had aangestoken, en vervolgde Herbert gaf geen antwoord, maar toen'. Zie je, Flo wou graag, dat vouwde .zijn .courant- open. Dat be viel zijn vrouw niet; hij kon nog niet eens met haar praten de oogenblik jes, dat hij' thuis was, zei ze met een bitterheid, die werkelijk of gemaakt was. Hij slikte zijn thee in en ging in het tuintje, daar had hij tenmin ste rust,. Mevrouw Teldens kwam 's mid dags aan. Flora, haalde haar af en was uitbundig blij haar te zien. Haar moeder was een kleine vrij, gezette vrouw, met grijs haar en een rustig gezicht Zij zag .er wel beslist, maar volstrekt niet zoo streng uit als de reputatie; die van haar vooruit was gegaan en ha,ar manieren; waren aan genaam kalm Het was maar een korte wande ling, van het station naar huis en weldra lag het .vriendelijke villatje voor haar, i Wat ziet je tuintje er keurig uit, zei Flora's moeder. Wi© zorgt daarvoor t Bert- i Zijn sigaar viel bijna uit zijn mond van verbazing Waar wou zijn schoonmoeder heen? Zie je>, vervolgde zij Je zegt dat je Van Flo houdt. Zij' is mijn dochter en ik 'hond hartelijk veel van haai'. En daarom spreek ik voor haar. Je bederft haar je bederft baar in den grond. Over twee jaar zal zij ©en onuitstaanbare vrouw zijn en zal ze haar man haten, omdat hij haar zoo worden liet. Kijk, ze ver telde me b.v, dat zie mij als boeman gebruikte, en dat je bang van me was, jij; een volwassen man. Ik.... ik weet niet wat- ik er van denken moet, stamelde hij..,.Ik verwachtte dit heelemaal niet. Wat wilt .u, datik doen z,al Dat zei ik je al, jongenlief, een man zijn. Ik ken Flo langer dan jij en ze dreef altijd graag haar zinnetje door als zijl dat kon. Met mij kon ze dat niet, maar bij: jou lukt 't ba,ar maar al te goed en zoo bederf je wat in den grond een lief kind is. Nu houdt .ze in haar hart nog ziels veel van je, m'aar dat duurt niet meer zoo heel lang. Ze begint je nu al te verachten en ze is een van die vrouw tjes, die er ja te lieyer om hebben zal, als ja eens op je stok blijft staan, Ik ben nooit, in mijn leven meer verbaasd geweest, z'ei hij. Jongenlief, dat is een truc van heel wat vrouwtjes. Ik probeerde 't er ook mee maar ik bad gelukkig een man. die mijn meester was. Hij! sprong pp en greep haar beide handen U, bent een juweel, riep bij uit RJ zult eens zien, dat alles nu goed gaat; t Zij glimlachte Begin maar dadelijkga nu uit en! spreek als een man als je thuis komt f Waar is Bert, moeder? yrcteg Flora, toen zij! thuiskwam'. Dat weet ik niet; hij' ging uit, zei hiji- ,J Wel, lieve hémel, hij gaat nooit uit zonder te zeggen waar hij heen gaat.; Zei hij: heelemaal niets Neen, alleen dat hij! uitging. Sprak u nog mjet hem? Griefde u hem erg v 1 Misschien eeP beetje in 't begin j...,- maar liefje, hij is heelemaal niet bang van me, hoor. En van nie mand trouwens. Ik zal wel eens zien als hij thuis komt, zei Flora, met een drei genden rimpel tusschen haar wenk brauwen. Herbert kwam even pver tijd thuis voor het eten, met zijn sigaar in zijn mond. Hiji scheen zijn vrouw's blik van afschuw niet op te merken en vroeg losweg Is 't eten klaar? Eten riep Flora!. Waar ben je geweest? Je liet moeder alleen....1 Niemand is toch met haar weg- geloopen schertste hij- Waar bén je geweest Uit, beste en meer zeg ik niet. Laten we eteP. Maar Flora liet zich zoo niet af schepen. Ze zonk in een stoel bij' het Vuur. I Eet je niet vroeg haar moeder Tragisch schudde zij het' hoofd en huilde, echte tranen vap ergernis* maar Her,bert nam geen notitie van haar en sprak yroolijk met zijn schoonmoeder. v 's Avonds, toen zijn vrouw in bed nog een deuntje huilde, zei hij, pla gend :i Ga naar je mama, ki'nd. Een huilend kind hoort bij haar moeder. Den volgenden morgen stond zij niet op om voor zijn ontbijt te zorgen Ik he,b hoofdpijn, zei ze ver drietig'. Zij: lag, te luisteren, hop hij zélf scharrelen zou, maar hij: riep alleen -Adieu, ik zal wel iu, de stad ontbijten. Woedend kwam ze naar beneden. Ik zag Bert nog nooit zóó, zei ze half verontschuldigend t,o,t haar moeder. Walt hebt u toeili tegen hem gezegd O. wie spraken heel vriendelijk samen en hij! was volstrekt niet boos Enfin, vanavond zal hij: wel weer de oude zijn, zei Flora in vast zelfvertrouwen. Maar Lij' was de oude niet. Hij ging direct na de thee nit en hij' ren de de trap op met zijn sigaar in den mond en deed allerlei idingen, die niet in de huis-orde van zijn vrouw wer den geduld. Nu en dan wisselde hij achter Flora's rug een glimlachje met zijn schoonmoeder. Toen de toestand zoo twee dagen geduurd had, sprak hij vrijuit met zijn vrouw. i Kijs 'nis' liefje, zei hij1, ik hen niet langer Van plan met me te laten sollen Ik zeg je dat nu, terwijl je moeder hier is dan kan het geen ver gissing geven. Als 't je niet bevalt, kun je de volgende week met 'haar meegaan. Tien dagen nada.t mevrouw Tel dens ver trokken was, schreef Her- bert haar particulier. U liadt groot gelijk. Zij houdt meer van me dan ooit. Alle dank komt u toe. Ze is het liefste schep- ik met je sprak, en dat zal ik doen. Bert-, hou je wezenlijk van Flo? Hoor 's, riep hij' eensklaps, vrij moedig. 't Spreekt van zielf, dat ik v:an ha,ar houd. 't Kan me niet sche len, wat zij zegt of wat u denkt, maar ik ben een goede man voor ha.ar Stellig, ma,a:r een onverstandige aeltje, dat er bestaat, en als u o:ns zei zij' rustig. I inviteert, komen we onz'e vacantie bij Wat?.... Wat kan ik anders u doorbrengen dan kunt u zelf doeri Je kunt 'handelen als een man, beste jongen Ik ben hier pas v'ier- e-n-twintig uur en ik weet al, dat je dat niet doet Je lapt je ringelooren alsof ie 'n kind was Je komt thuis, als je moet: je rookt niet, als je niet mag; ja mag ge,en pianospelen, als je er lust in hebtO, ik kan 't niet aanzien, zier Door MARK TWAIN. Een meer zuidelijk' klimaat werd door den arts voor mij wenschelijk geacht en daarom vertrok ik, journalist van mijn ambacht, naar Tennessee; ik zou als mede-redacteur kunnen verbon den worden aan „Het Morgenrood", het voornaamste orgaan van de County. Toen ik mij kwam aanmelden, vond ik den hoofdredacteur achterover lig-1 gende in een stoel met drie pooten; zijn beenen rustten achteloos op de tafel. Er was nog een andere tafel in het lokaal en een nóg kreupeler stoel; allies bedolven onder couranten, vellen copie en snippers. De houten bak met zand, die in den hoek prijkte, was vol eindjes sigaar en pruimen tabak; van de kachel hing het deurtje aan 't bo venste scharnier. Onze redacteur en-chef had een zwar- rok aan en een wit linnen pantalon; het moet wordgen erkend, dat zijn laar zen naar behooren gepoetst waren. Aan de hand had hij een groote zegelring met een wapen uit den (tijd van No- ach; zijn opstaande boord was blijk baar van verouderd model en hij droeg een bontgeruiten halsdoek met lange punten. Hij rookte een sigaar en terwijl- hij niet op een woord scheen te kunnen komen en met zijn vingers door de welige lokken woelde, bracht hij zijn haar danig in wanorde. Hij maakte uiterst verdacht© geluiden, waaruit ik afleidde dat hij aan een hoogstbdang- rijk ieading-artikel bezig was. Toen hij mij eindelijk opmerkte, knikte hij mij toe, zei dat ik onver wijld aan 't werk kon gaan en als proeve van bekwaamheid een kort over zicht (moest maken van de Pers in Tennessee; al wat mij interessant daar in voorkwam, moest ik kort samenvat ten. Ik deed het als volgt: P e r,s-o v e r z ich t. De redactie van „De Wekelijkstóhe beroering' 'verkeert klaarblijkelijk in een dwaling, wat den Ballyhach spoor weg betreft. Het is volstrekt niet de bedoeling van' Ide (Maatschappij, om Buz- zardvlie links te laten liggen; integen deel* zij beschouwt deze zeer vooruit gaande pLaats als een der gewichtig ste punten langs de lijn en denkt er dus niet aan geen notitie te nemen van dit oord. Wij twijfelen nuiet of de redactie van de „Beroering" za'l zich haasten, dit misverstand te herstellen. John W. Blossom Esq., de bekwa me redacteur van de „Wapenkreet der Vrijheid", kwam gisteren hier aan. Hij heeft zijn intrek genomen in „De Ver gulde Draak". Wij meenen te moeten opmerken dat onze -collega, de redacteur van de „Morgenpost" te Mud Springs, ten on rechte vermoedt dat Von Werter's ver kiezing aan rechtmatigen twijfel onder hevig is. Het schijnt, dat hij to-t deze verkeerde gevolgtrekking werd gebracht door onvolledige berichten betreffende den uitslag der stemming, die zeer de gemoederen in beweging heeft ge bracht. Wij zijn in staat te berichten dat de stad Blluthersville met een consortium te New-York een contract heeft geslo ten om de zoo goed als onbegaanbare straten van plaveisel te voorzien. De „Dagedijksche Juichkreet" dringt met kracht aan op de verwezenlijking van dit plan en houdt zich verzekerd van den goeden uitslag. Ik bood den hoofdredacteur mijn overzicht aan; hij kon er in verande ren wat hem- goeddocht. Hij zag het in en zijn gelaat verduisterde zich. Naarmate hij verder las, nam dit eene meer o-nheitLspelilende uitdrukking aan en ik snapte wel', dat er iets niet in den haak was. Opeens sprong hij op en bulderde: „Voor den duivel denk je ,dat ik „Voor den duivel denk je, dat ik zó ótot dat canaille spreek Ik wachtte bescheiden op een na dere toelichting. „Denk je soms, dat onze abonné's zudken Hauwen kost slisisen ?Geef hier je penl" Ik heb nog nooit van mijn leven een een pen zoo nijdig hooren krassen en zoo onbarmhartig zien omspringen met andermans volzinnen. Zoo aan 't werk werd hij even afge leid, doordat iemand door het open venster een schot loste; blijkbaar was het op den hoofdredacteur gemunt, of schoon de kogel abusievelijk mijn oor beschadigde. „Ha, dat is die schurk van een Smith, die penndikker van de „Zede lijke Vulkaan", riep hij uit; „ik heb hem gisteren zijn vet gegeven.' Meteen baadde hij een marine-revol ver uit zijn gordel en hij vuurde op Smith; deze heer viel; in de dij ge troffen. Alsof er niets gebeurd was, vervolgde onze hoofdredacteur zijn werk en voort ging hij met schrappen en omwerken. Juist toen hij gereed was, kwam er een handgranaat door de ka chelpijp naar beneden; de ontploffing deed de kachel in duizend splinters uiteen Vliegen. Wonder boven wonder: behalve dat een der stukken mij een paar tanden uit den mond siloeg, richt te het projectiel verder geen noemens waardige schade aan. „D i e kachel is naar de maan 1" merk te de hoofdredacteur aan. Zoo goed als ik kon,- gaf ik ten ant woord, dat ik dit ook geloofde. „Enfin, 't heeft niets te beteekenen; m,et dit lenteweer kunnen we haar bést missen. Ik weet wel, wie ons dat ge leverd heeft we zullen 't hem be taald zetten. Zie, mijn vriend, zóó moet je dingen schrijven." Ik nam het MS. van hem aan; het wemelde van doorhalingen en verbete- ringen, zoodat zijn eigen moeder 't niet had kunnen lezen. Thans luidde het aldus: Per s-o verzicht. „De onverbeterlijke spekschieters van de „Wekelijksche Beroering" blijken er weer behagen in te schappen een ede] en ridderlijk volk een van hun vuil aardige leugens op de mouw te spelden met betrekking tot het meest groot- sche plan dezer eeuw, den Ballyhach- spoorweg. Het zotte denkbeeld, Buz- zardvilie niet aan te doen, is eenvoudig uitgebroeid in hun ziekelijke hersenen of liever in de verweekte massa, die zij als hun brein beschouwen. Wij ra den hun aan, die krasse leugen weer in te slikken, vóór dat zij worden ont haald op een ferm pak slaag van een of ander rechtgeaard lezer. Die idioot Blossom van de „Wapen kreet der Vrijheid", een der onnoozelste organen dezer overigens met reuzen schreden voorwaarts schrijdende stad, heeft in „De Vergulde Draak" een on derkomen gevonden. Zoo waar, wij konden onze oogen niet galooven daar probeert die aartsdeugniet van „De Morgenpost" uit Mud Springs de onzinnige leugen uit zijn vette mouw te schudden, dat Von Werter niet gekozen is. Jawel, de hei lige taak der journalistiek moge zijn, de waarheid te verbreiden en dwaling te bestrijden, op te voeden, te louteren en beschaven, het peil van de openbare moraliteit te verhoogen en de men- sehen beter, nobeler, gelukkiger en hei liger te maken en toch onteert die poedeljas zijn verheven emplooi door bij voorkeur te liegen, te lasteren, te schelden en te schenden. En nog vindt die ergerlijke misdruk goedgeloovige le zers 1 Heb je ooit zoo'n stommiteit gele zen? Bluthersviile moet van een plavei- ?sel yorden, voorzien't Jieeft veel meer ?befaoefte aan 'n werkhuis en een cel lulaire gevangenis. Een kostelijk denk beeld om een kostbare bestrating te ma ken in een nest, dat hoofdzakelijk be staat uiit jeneverstokerijen, kroegen en het bureel van het schendblad „De Juichkreet". Het kruipend insect, dat dit Pers-uitwas redigeert, balkt met zijn gewone stompzinnigheid over dien on zin. „Zoo moet je schrijven krachtig en op den man af. Dat geschrijf van jou, water- en mgeLkacbtig, maakt me misselijk." In dit oogenblik vloog met rinkelend geluid een keisteen door het venster en die gaf mij een gevoelige bons in den rug; ik schoof op zij, tot de ge volgtrekking komende, dat ik in den weg zat. „Dait zal de kolonel zijn," sprak de hoofdredacteur. „Ik heb hem al ge wacht; hij zal wel spoedig hier zijn." Nu, dit had hij aardig geraden. Een oogenblik later vloog de deur wagen wijd open en op den drempel stond de (kolonel luet jeen revolver van respec tabel voorkomen ,in de hand. Onwillekeurig trok ik mij wat terug uit de rooilijn. „Mijnheer," zoo sprak' de kolonel, „heb ik de eer te spreken tot den lafaard, die dit vuile blad uitgeeft?" „Om u te dienen. U heeft die eer. Neem plaats hi beetje voorzichtig met dien stoel, want een van de poo ten gmankeert. Ik geloof, dat ik het twijfelachtig genoegen heb, piet den han diet te spreken, die zich noemt kapi tein Batherskite „Ik heb een kleine rekening met u te vereffenen. Als het u gelegen komt, zullen we maar dadelijk beginnen." „Ik was juist bezig aan een hoofd artikel over de moreele en ethische ontwikkeling der Vereemigde Staten van Noord-Amerika, maar dat kan wel even wachten,. Vooruit maar!" Nauw waren die 'laatste woorden ge sproken, of twee pistoolschoten knal den. Onze hoo'dredacfeur boette een haar lok in; de kogel van den kolonel be landde in het vleezigste deel van mijn linkerdij. De kolonel had slechts een schampschot aan den schouder opgeloo- pien. Opnieuw gaven zij vuur. Beiden trof fen ditmaal niet, maar ik ontving we- j der mijn deeleen kogel in den arm. j Dit noopte mij, een kleine wandeling te doen, daar dit hier een persoon lijke aangelegenheid was, waarin een derde beter deed, zich niet te mengen. De heeren noodigden evenwel mij uit, te blijven; ik zat hun niet in den weg, verzekerden ze mij. Toen de kolonel er genoeg van had, wenschte hij ons goeden morgen. „Hij had zaken in de stad te doen!" sprak hij niet zonder humor. „Het kwam mij voor, dat hij met-een wel even zou aanloopen bij den wondhee- faeeler." Zoodra de kruitdamp wat was opge trokken, wendde onze hoofdredacteur zich tot mij. „Ik wacht van middag gastenhet zal mij aangenaam zijn, als ook gij mijn gast wit zijn. Wees zoo goed, inmiddels wat proeven te corrigeeren en de heeren, als zij komen, te ontvan gen. Ik ga me wat opknappen." Het kon mij, na het ondervondene, maar weinig bekoren, de bezoekers te woord te staan, maar ik was nog 'te zeer verschrikt door de gewisselde wisselde schoten en te zeer vereerd door de opgevangen projectielen, om iets te kunnen tegenwerpen. „Schrijf inmiddels een venijnig arti kel tegen de politie en geef den hoofd commissaris de volle laag. Als we niets anders hebben om af te kammen, dan is het de politie!" liet hij er minzaam op volgen. Hij stond op. „A propos, daar liggen 'de bullepezen, wapenen zijn er in deze lade, patronen in die pluksel en verbandmiddelen vindt ge hier in deze kast. 't Kan wed eens voor komen!" voegde hij er troostend bij. Toen hij weg was, nam ïk de j»en op: maar 't wilde niet vlotten. Mijn arm was stijf, mijn dij gloeide. Mijn slapen klopten en alles deed mij pijn. Het temperament der Zuidelijken is mij te machtig. De stukken, die ik zoo even geschre ven en die onze hoofdredacteur gere toucheerd Had, zouden allicht het ef fect hebben van een onberadene, die de hand steekt in een wespennest. Wat ik dien dag al beleefd had als journalist in Tennessee, had mijn stout ste verwachtingen overtroffen. Ik was tot herstel van gezondheid naar het Zuiden gekomenvolmaakt om dezelfde reden hoopte ik, zoodra doenlijk naar het Noorden terug tekee- ren. Om alle misverstand te voorkomen, achtte ik het verkieselijk, dit mijn be sluit aan den hoofdredacteur schrifte lijk mee te deelen. Ik verliet het- redactiebureel van Hef „Morgenrood", het voornaamste dag blad van de County, en betrok aparte- ymenten in het hospifoali In Januari 1811 kwam een voor naam heer, begeleid door een bediende, in de jstad Nantes, en nam zijn initrek in een hotel van den eersten rang. Volgens zijn zeggen was hij voornemens een paar dagen in de stad te blijven en hij vroeg den eigenaar hoe hij 't best den middag zou kunnen doorbrengen. Deze ried hem aan een bezoek te bren gen aan de gerechtszaal, waar juist een belangwekkend proces gevoerd werd te gen iemand, die van moord beschul digd was. De vreemdeling volgde dien raad en woonde de zitting bij. De beschuldig de betuigde luid zijn onschuld en be weerde dat hij op het tijdstip van den moord op een andere plaats, en wel te Rennes was geweest. Doch er wa ren zooveel bewijzen tegen hem, dat zijn zaak tamelijk hopeloos scheen. Plotseling vielen zijn oogen op den vreemdeling; hij toonde een hevige ont roering en wendde zich tot den voor zitter meit de woorden: „Mijnheer de president, ik heb in de zaal een per soon ontdekt, die mijn onschuld be wijzen kan. Veroorloof mij daarom dien heer daar een paar vragen te doen." Het verlof daartoe werd hem gegeven de vreemde heer verklaarde echter den aangeklaagde nooit eerder te hebben gezien. „Maar," zei deze, „was u 'den 15en December van het vorige jaar den datum: van den moord niet te Ren nes?" Het antwoord luidde bevestigend. „Herinnert u zich niet dat een man in blauwe kiel uw koffer naar het Grand Hotel droeg?" Ja, dat herinnerde de heer zich zeer goed. „Dan zal u ook nog weten dat deze man u vertelde, dat hij in Spanje ge vochten had en u een litteeken toonde op zijn voorhoofd, door een sabelwonde achtergelaten f' Ook dèt wist de heer. De beschuldigde streek daarop zijn haar weg en toonde den rechters een litteeken op zijn voorhooft. Nu konden dezen wel niet eer twijfelen aan het alibi van den beklaagde en hij werd dan ook vrijgesproken. Enkele weken later werden bij de plundering van een postwagen drie per sonen overvallen en gevangen genomen. Het warende vreemde heer, zijn bediende en de man met het litteeken. De laatste had werkelijk den moord begaan, waarvoor hij te Nantes had te rechtgestaan; de vreemdeling, die bij zitting verschenen was en zijn alibi aan den dag had gebracht, was een zijner medeplichtigen. De geheele ver tooning was natuurlijk niets dan een komedie geweest, op het touw gezet om den moordenaar te doen vrijspre ken. Het edele drietal kwam voor den rechtbank, en daar er zich ditmaal nie mand opdeed om een alibi te bewijzen,- werden de vriendjes ter dood veroor deeld en opgehangen. Vier kleine kleuters staan onder mijn raam en praten. De grootste, handen in de zakken, zijn matrozen muts met het onleesbaar geworden motto scheef op zijn kortharig stop pel hoofd, vraagt aan den kleinste „Wat doet jouw vader?" „Die brengt de brieven rondzegt de dreumes, rood van blijdschap dat hijmet de grooten mee mag; doen en, ook om de galonpet van zijn vader. „En jij vraagt de grootste weear aan een tobberd, die eigenwijs op een eindje sigaret kluift. „Mijn vader, die is aan de Ka mer!" Stille verbazing. Dan de oudste weer Wat is dat, zeg „Nou die draagt ook een pakkie met knoopen, maar die beeft nog zoo'n ding er bij, je weet wel, hier- zooHierzoo gaat gepaard met een wijsvinger op zijn borst „Ozegt de grootste weer, een1 beetje paf over zóóveel hoogheid. „En jij No 3 is heelemaal beduusd. „Ik beb geen vader!" „Loop rond. joh! Van wie krijg jij dan op je zie! „Van mijn moeder, da's nog al wie des!" „Die ken je an, hè „Neen, joh! Die is zoo sterk, mijn groote broer, nou die is al op kantoor en die is zoo bang voor d'r nóg zoo." De allerkleinste heeft een idéé en! zegt,,En jou vader „Az je dat ès wist, hè? Nou, die is .sergeant! Bij de soldaten 1" De drie anderen, vol respect, kijken den grootste aan. „Fijn hè, joh, maggie bij de perade zijn?" „En of! Vlak vooranl" Even een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 9