MUM KIND. SCHOEN- EN IAARZEN1A6AZIJN J. B. löLLER Goed en beter. r£czzz^lR^MI>c Moderne treindieven. ry/ DINSDAG 27 JUNI I9i0. No. 7240. m 0 BIJLAGE VAN ÖE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT. ZIJLSTRAAT 53 TELËPHOON 769. EmmE KEUZE. B- -J= a BILLIJKE FHIJZES8. Da dochter van den rijken fabri kant Lang-erek kon men in alle op zichten een gelukkig meisje noemen. UV.at Nellie wilde, gebeurde en zoo toooni hprh An Ir AslT. den 1n :tn Uir rer keuze kreeg. Eerst had' haar vader het anders gewild, maar ten slotte gaf hij zijn toestemming, dat ze piet Hendrik Barger, zijn onder-chef, trouwen zou. En toen het eenmaal zoo ver was, wilde hij Barger aanstonds een be wijs van ver ^rouwen schenken. Hij stelde hem een som van vijftien dui zend gulden ter hand, waarmee hij naar St Petersburg moest reizen om enkele betalingen te doen en nieuwe overeenkomsten af te sluiten. Ik weet zelf niet, waarom ik zoo tegen je vertrek opzie, zei Nellie daags voor Hendrik's vertrek. Ik weet zelf, dat het dwaas van me is, maar ik kan er nu eenmaal niets aan doem. Barger deed zijn best zijn meisje alle bezwaren uit het hoofd te pra ten We zullen gauw weer bij elkaar zijn, zei hij, en deze reis is de bevesti ging van ons geluk. Den volgenden morgen ging ze met haar vader naar den trein om af scheid. van Barger te nemen. Denk aan mij; zei ze, zooals ik voortdurend aan jou zal denkem, neem dit aandenken mee, het zal je voortdurend aan mij herinneren. Ze reikte Hendrik een klein gou den sieraad over dat den vorm van een hoefijzer had en met brillanten was versierd. Barger bevestigde het sieraad aan zijn horloge en spoorde 6poedig daarop weg. sBarger was in Dünab'urg aangeko men. De trein zou hier een uur opont houd hebben. Hij begaf zich i,n de wachtkamer van het station en nam in een venstemis plaats. Het was warm in het vertrek en Barger trok zijn overjas uit. Plotseling zag hij, dat een man in zijn nabijheid met groote belangstelling naar het aan denken van Nellie keek. Hij; bedacht na, dat het onvoorzichtig was het kleinood niet beter weg te bergen, deed het dus van zijn horlogeketting, opende zijn reistasch en legde het gouden sieraad in een vakje van zijn leeren portefeuille. #V©er werd het teeken tot vertrek gegeven. De zaal werd merkbaar lee- ger. Het was niet zijn trein die ver trok Hij moest nog twintig minuten wachten 5V,at duurde dat wachten toch lang. Daar traden uit een ander lokaal een deftig uitziend heer len een beeldschoon meisje, blijkbaar de dochter binnen. De zakdoek van de jonge dame viel op de grond, zon der dat ze het .bemerkte. Barger haastte zich hem op te rapen en haar over te reiken Zij bedankte hem be leefd en de oude heer zei een paar woorden. Spoedig was een gesprek gaande, toen plotseling het meisje uitriep Ach ja, als we nu maar niet in een overvollen wagen komen. Mijn beste Diana, ik ben niet in staat dat tö voorkomen, antwoordde hij1. Toen na eenigc minuten het sein om in te st appen gegeven werd, druk te Barger den conducteur een zilver- stukcj in de hand en fluisterde hem iets toe. Deze opende een geheel lee- gen coupé, waarin de drie passagiers plaats namen. De man, die in de wachtkamer zoo aandachtig naar zijn kleinood had zitten kijken, liep nog op het perron op en neer. Hij zal toch niet hierin willen komen, dacht Barger. De man scheen dit echter niet van plan te zijn. Hij verdween in den volgenden wagen. iWa zijn Goddank alleen, riep Diana uit en zette zich tevreden lachend neer-. Ik moet bekennen, dat ik erg bang ben, men hoort zooveel van die onveiligheid der Russische spoorwegen. Er zal wel veel overdryvingd5uYs/öoÉ doze af. Hier blijven, schreeuw zijn, merkte Hendrik op. Dat wiel, maar men is toch niet gerust, vooral als men een groote som geld bijl zich heeft, zooals papa. Ik ben blij, dat je dat onvoor zichtige gezegde niet in de wacht zaal je hebt laten ontvallen, merkte ÜQ OU.Ó.V) \XXPCCC COC-FFij-WTuI Het meisje keek beschaamd voor zich.. Ik heb ook een groot bedrag bij miji en zie er niets in, dat openlijk te verklaren, zei Barger-, om het meisje te hulp te komen. Mijn tasch verlies ik niet uit het oog en dan kan er niets gebeuren. Met deze woorden maakte hij zijn reistasch open en borg er een boek in, da,t hij in Diina- burjr gekocht had. Hij stak den, sleu tel in zijn portemonnaie U heeft groot gelijk, zei de oude heer, als men op zijn hoede is, heeft men niet te vreezen En om in ge vaar te komen behoeft men overigens niet een spoorreis te maken Ik heb dit eenigen tijd geleden ondervon den Het was.... Ach papa, vertel nu die geschie denis niet. Ik ken ze van buiten en n windt zich er maar door op. Hoe graag ik het avontuur zou hooren, zou jk niet willen, dat u zich voor mij van streek bracht, merkte Barger snel op .en ontving niervoor een dankbaar lachje van zijn mooie reisgenoote. De oude heer begon zonder verder van het meisje notitie te nemen zijn verhaal. Hij vertelde dat hij dokter was en een zeer groote praktijk had. Op ze keren dag werd hij geroepen naai een zeer afgelegen wijk van de stad zijner inwoning. Hij kenden den per soon niet en had diens naam nooit gehoord. Toch besloot hij er heen te gaan. Daar hij gewoon was zijn bezoeken te voet af te leggen, liej Hij er ook nu heen en ging onderweg even bij een apotheker aan om eer praieparaat "klaar te laten maken waarmee hij' proefnemingen wilde doen. Toen hij bij den onbekender patiënt aankwam, werd hij door een bediende ontvangen, die hem in eer kamer bracht, welke kis een soort museum was ingericht. Opgezette vo gels, schilderijen, vreemdsoortige dieren onder glazen stolpen en tal rijke andere zonderlinge voorwerpen wettigden dit vermoeden. Doch laten we den dokter nu zelf aan het woord.. iWa.ar is de patient, vroeg ik. Dat ben ik zelf, antwoordde de man, dietn ik voor ©en bediende had aangezien. Gij vroeg ik, ge lijkt me zoo gezond als een visohje. Schijn, schijn! anders niet. De man liep op me toe en fluisterde: Luister, niemand ma,g het hooren. Zooals ge ziet ben ik natuuronder zoeker, ik ben een ongelukkig man. er is een adder door mijn oor in mijn hoofd gekropen. Verschrikt sprong ik terug en liep naar de deur. Ik begreep, dat ik met een krankzinnige te doen had Hij bemerkte mijn bewegingen en trad mij: plotseling dreigend in den weg. Ge wilt weggaan, riep hij uit. ge wilt mij niet helpen. Maar ik zeg u, ge zult, ge moet me helpenik kaai dat lijdetn, dat kuirpen in mijn hoofd niet langer uithouden. Papa, windt u toch niet zoo op, riep Diana er tussohem. De oude heer liet. zich door zijn herinneringen zoo meesleepen, dat hij in den coupé op en neer liep en al de bewegingen van den krankzinnige nabootste. Onderbreek me niet, riep hij uit en ging dan weer verder. Ik begreep, dat ik voor alles vermijden moest den kr ankzinnige op te winden. ,Wees bedaard, zei ik, ik zal u genezen, doch daarvoor heb ik mijn instrumenten noodig, ik zal ze even in mijn woning halen. Bin nen een half uur ben ik terug. De man lachte mij boosaardig toodat heeft ei- al menigeen gezegd_r zei hij, ta.aar niet een is teruggekeerd.liefst wezen." Toen sprong kiji op de deur toe en' de hij, gij zult niet weggaan voor ik van deze kwaal genezen ben. Ik wist niet wat ik doen zou. Aan ont komen viel niet te denken. Ik dacht er aan tijd te winnen, misschien kwam er intusscheu hulp. Aandach tig onderzocht ik het oor, zei wat me het eerste inviel, schreef toen een re cept en -jioêg hem. dit zoodra moge lijk naar den apotheker te sturen of het zelf te brengen. Hij nam het re cept zwijgend aan en ik begon al te hopen. Daar plotseling verscheurde hij het papier en riep vertoornd uit Om zulke kwakzalverij en medica menten geef ik niet. Gij zijt een be roemd arts en kunt mij wel direct helpen, als 'ge wilt. Ik gee|f u een half uur tijd en als dan het dier niet hier voor me op tafel ligt, wurg ik jel Als een ter dood veroordeelde stond ik daar hopeloos en hulpeloos en weinige schreden van mij af liep da waanzinnige op en neer, nu eens naar mij, dan weer naar de klok ziende, terwijl hij voortdurend tel de: Nog twintig minuten, nog tien nog vijf nu nog ©en Do laatst© minuut van mijn le ven Als door een steeds dichtereu nevel za,g jk de gestalte van den waanzinnige op mij afkomen. Daar op het.laatste oogenblik herinnerde ik mij het recept van den apothe ker, een bedwelmingsmiddel. Ik schoot toe, maar neen, wat nu volg de kan ik niet vertellen, ik moet aet u laten zien. Diana, uw flacon Maar lieve papa., wint u toch.. Geen tegenspraak, gauw. Zij zag Barger van terzijde aan en glim lachte. Dan haalde ze een flacon van donkerblauw geslepen glas te voor schijn en reikte het den ouden heer toe. Let nu op, zei deze. De waan zinnige kwam van achter na,ar me toe, zooals ik nu doe. Ik wachtte .ïem bedaard af en hield het fleschje gereed, zooals nu deze flacon, en had let kleed van een bij .mij staande ta fel getrokken. Dutile waar dat sjiijn zakdoek het tafelkleed is. fjo-en de waanzinnige dicht bij me was, wierp ik hem plotseling hot kleed over het hoofd zoo en goot het fleschje er op leeg. Pskow, riep de conducteur. De reizigers naar Sb Petersburg moes ten hier overstappen. Maar Hendrik Barger was ondanks alle roepen en schreeuwen niet te wekken. Mén droeg hem in de wachtkamer ©n bracht hem eerst na een uur tot be wustzijn. Nog lang bleef hij onder den indruk der verlooving, eindelijk begon hjj zich weer langzaam te her inneren en vroeg naar den ouden heer en de jonge dame. Men had hem alleen in do coupé gevonden. Beiden moesten dus a,an een vorig station zijn uitgestapt. Goede hemel, riep hij uit, mijn reistasch, waar 'is die gebleven Hier, zei een beambte, hem de tasch overreikend. i Hendrik slaakte een kreêt van ver lichting en was heelemaal gerust, toen hij den sleutel nog in zijn por temonnaie vond. Hij maakte de tasch open en gaf plotseling een luiden schreeuw, Bestolen, riep hij uit, ik ben bestolen, valsohelijk bestolen. Zijn belangstelling in het avon tuur van den ouden heer kwam hem duur te staan. Thans begreep hij ook diens voorliefde voor een aanschou welijke voorstelling dei- feiten. DOORZIEN. „Beste ooin, zou ik u een kwar tiertje alleen kunnen spreken?" „Neen, jongen, zooveel kan ik je onmogelijk leenenl" EEN VLIJTIGE. Patroon: „Het spijt mij zeer, vriend, u niet aiLs klerk op mijn bureau te kunnen plaatsen, hier- is bijna niets te doen." Klerk: „Dat is spijtig, mjjnheer op zulk een bureau zou ik nu'juist liet 7 DE GEK. Dochter. Papa, de zoon van den hoofdonderwijzer heeft mij ten hu welijk gevraagd. Vader. Wat! Die? Die is eerst schilder geweest, daarna heeft hij een vliegtoestel uitgevonden en nu wil hij zelfs met jou trouwen? Zoo'n krank zinnigen kerel zul je toch hoop ik, niet nemen? OMGEKEERD. „Men zegt: een ezel is 't, die aan een volle krib staat en niet vreet, doeh ik zeg neen, dat is geen ezel, want als een ezel aan een volle krib staat, vreet ie!" EEN WENK. Heer: „Ben je niet door en door nat, koetsier?" Koetsier: „Door en door niet, mijnheer, mijn keel b.v. is zoo droog als kurk." Hoe menig is er niet op aarde, Die telkens naar wat beters jaagt; Wien 't geen hij heelt, hoe goed van [waarde, Toch niet als goed genoeg behaagt, Ik lach met al die grage Leeren, En noem, mij een gelukkig man, Ik wil het betere niet begeeren, M,aar houden 't goed, zoo lang ik kan. Rijm schrijft oen blijspelboven maten W,as ieders-lof toen 't werd vertoond. Men drukt het en mei tien ducalen Wordt hem 't kopierecht graag beloond, 't Is goed, maar 'k wacht nog beter [stukken. Dus laat een recensent zich uit: Maar 't volgend stuk ziet Rijm mis lukken, Wiant wee, |de ganschc schouwburg fluit. Met daagschen wijn en vaste spijzen Weet zich Erastus goed te doen; Maar wijl alom de effecten "rijzen, Wint hij alras een half miljoen. Nu laat hij zich wat beters geven, Jaagt alle lekkernijen na; Hij was gezond bij 't goede leven, Bij 't betere krijgt hij 't podegra. Rechtuit, was eerlijk in zijn wandel, Hij had het goed met vrouw en kind; Maar zag hoe met den smokkelhandel Een ander groote schatLen wint. Hij laat zijn goede zaken varen En slaat dien beteren weg ook in. Maar hij verliest weldra zijn waren En bedelt met zijn huisgezin. Van Kerf kon van de winsten leven, Die hem zijn kleine winkel gaf, Maar zag zijn buurman meer gegeven; Die levert volle vaten af. Dat 's beter, 't zal me rijker maken Dus zegt hij. Slijt ik meerder goed. Nu doet hij ras ook grooter zaken, Maar- gaat na weinig tijds bankroet. Een oude tante gaf haar nichtjen (Men weet "hoe oude vrijsters zijn!) Deez' les: vlied toch het min new: eh jen Het brengt u leed en geeft u pijn. 't Is, jia, Wel goed', gehuwd te leven, Maar beter leeft ge, zonder man. Ik wil dan liefst naar 't goede streven Zei 't meisjen. Beter do© wie kan. Trots dringt zich in, bij nieuwe vrien- [den, Uit hooger stand der Maatschappij, Het was hem bij kantoorbedienden Niet goed genoeg, schoon hij 't ook zij. Maar in den kring van vroeger dagen Wenscht hij al spoedig zich weerom; En dagelijks hoort men hem klagen: Ment rekt den neus op waar ik kom. Zijt daarom1 steeds, mijn lieve vrinden! TevreÊn met een bescheiden deel: Moogt gij in weinig 't goede vinden, Wenscht niet om 't betere, niet om [veel. Geniet het goed, dat ge u ziet schenken, Met dankbaarheid, hoe min 't ook [schijnt. En zonder ooit er bij te denken: Het kon toch nog wel beter zijn. VOOR DE HUISKAMER ^<1 Dagboekbladzijden van Rob. Heymann. Medi is het bekoorlijkste schepsel van de wereld. Zeer begrijpelijk want ze is mijn kind. Zij is nu drie jaar oud, wild, lief, gulzig. Gewoonlijk heet zij Medi. Zondags heet zij Renee, dit is namelijk haar officieel© naam. Eens vroeg haar iemand hoe zij heette. Medi hiet Medi. Maa je hiet toch Renee? Neen! Medi hiet Medi. Hiet je dan in 't geheel niet Renee? Nu huilt ze dat de muren schudden: Meeeedi! Daarbij bleef zij. Renee bevalt haar niet. Daal" is niets aan te veranderen. Ëigenldjk kan zij tooh niet altijd Medi hieten. Ik ben zeker dat zij zich scha men zal voor dien naam, als eenmaal de tijd gekomen is waarop zij opzette lijk op haar rok zat trappen, om te laten zien dat zij lange kleeren draagt. Dan zal zij aardig en welgemanierd een neiging maken en zeggen: Ik heel Renee. Voorloopig brult zij nog en draagt korte rokjes. Zij beweert ook dat zij ai groot is. Zij meent, groot. Wij gelooven het ech ter gewoonlijk niet, en dan schimpL zij. Voor mij heeft zij al heel weinig respect. Zij is ook nog te weiniig vrouw, om mijn gezag en de noodzakelijkheid van mijn bestaan te begrijpen. Voorloopig schijnt het liaar dat ik overtollig ben. Mijn reden van bestaan begint eerst in den banketbakkerswin kel. Des te meer echter is zij over tuigd van hare eigene gewichtigheid. Wat zou men beginnen en de wereld als zij er niet was? En op de eerste plans, ik. Ik was hcelamnal verloren zonder Medi! Zij weet alles, zij ver klaart mij alles, zij herinnert mij aan alles. Eens luisterde zij toe, toen ik met iemand over een derden persoon sprak. Ik noemde dien persoon een dom mensch. Medi wist wie die persoon was. Het was een familielid, Medi en ik zijn toch niet uit den aard gesla gen. Eenige dagen daarna troffen wij dien persoon. Medi liet een jubel- schrei hooren. Zij ijlde naar hem toe met den vinger op hem wijzend: Oh! papa, daar is de domme mensch I Ik verzekerde haar met alle geweld dat zij zich vergiste. Maar zij liet zich niet overtuigen. Maar je hebt 't toch gezegd, papa! Medi heeft 't gehoord! Daar was- niets tegen te doen, en sedert dien dag heb ik een doodvijand meer. Eigenlijk had zij gelijk; maar het was toch niet noodig dal zij op kosten van haar karakter de gebruikelijke wel-! gemanierdheid een duw gaf. Later zal zij dit wel leeren. Als ik mij niet ver gis dan behoort dat thuis bij de opvoe-| ding, en die is in mijn handen. Medi is ook niet zeer bescheiden. Zij wil ook gelijk hebben, al heeft zij eigenlijk ongelijk. Dat is eene van hare bedenkelijke deugden. Wat zal zij daar mee beginnen in een tijd, waarop die genen het meeste in 't ongelijk gesteld worden die het recht op hunne zijde hebben. Maar ook dat hoort bij de opvoeding. Onlangs vroeg haar eene dame 'hoe oud zij was. Medi is drie uur. Drie uur? Medi wordt altijd boos als de men- schen le dom. zijn om haren gedachten- gang te volgen. Eens heb ik haar ge leerd op de klok te kijken. Hoe zij dit nu in verband brengt met haren leeftijd, dat is haar geheim. Niemand wage het hare gedachten te weerspre ken. Ik voor mij pas er wel voor op. En waarom zou Medi ook niet drie uur, in plaats van drie jaar oud zijn? 'tls een zelfde begrip, al is het ook een ander woord. Overigens is dit ook niet het ergste wat zij aanvangt. Eens gingen wij voorbij een gedenk- teeken waarbij vele menschen stonden. Het stelde Richard Wagner voor, die in gemakkelijke houding op zijn stoel zat. Medi bezag hem heel aandachtig. Ze scheen nadenkend te zijn. Zij zweeg echter Den volgenden dag gingen wij weder daar voorbij, en er stonden weer vële menschen. Medi «zag onthutst naar den man op zijn stoel en zeide zeer luid: Kijk, papa, hij zit altijd nog op den pot! Ik schaam mij wel een weinig dit alles te zeggen, maarMedi, dat verontschuldigd ai les, niet 'waar? Zij begreep niet waarom die men schen toen zoo begonnen te lachen. Maar dat ik zoo dom was boos te wor den om zoo'n eenvoudige zaak, dat was haar heelemaal een raadsel, en zij be gon bitter te huilen. Ik kocht in een speelgoedwinkel een houten paard, en de vrede was weer gesloten. Medi had een broertje dat een jaar jonger was als zij. Hij heette Thco- door. De kindermeid noemde hem Niki. Waarom, dat weet ik niet. Kindermeis jes hebben een eigenaardig hoofd. The- odoor werd dan gewoonlijk Niki ge heel en, al is Niki don ook eene verkor ting van Nikolaas. Op zekeren koer vroeg aan Medi: Hoe hiet je broertje? Tlieodoor .Die hiet Niki. Zij had natuurlijk even goed kunnen zeggen: Niki heet Tlieodoor. Maar toen schaamde ze zioh in 't geheel niet als men haar uitlachte. Zij lachte mee, want ze had er lach zooveel besef van dat hetgeen ze gezegd had, zeer ko misch was. Ik dacht dit ook en zeide het ook. Sedert dien tijd ziet Medi uit de hoog te over alle ernst heen en vindt alles zeer komiek. Ook als zij bestraft moei worden vindt zij die noodzakelijkheid zeer ko miek. Maar de toon maakt do muziek. Ook Modi heeft voor hare komische opvat tingen variaties. Als ik met haar uit ga, zonder bij den banketbakker aan te gaan, dan vindt zij dat zeer komiek, zoo zelfs, dat haar het huilen nader staat als het lachen. Over het algemeen echter Lacht Medi. En waarom zou zij het ook niet doen? Zij is een kind. Kinderen moeten eigen lijk altijd lachen. De tranen komen vroeg genoeg, die echt gemeende tra nen, die Uit het hart komen. Wat weet een kind daarvan; zijne tranen zijn als dauwdroppelen, de eer ste zonnestraal kust ze droog en voor een kind schijnt de zon altijd. Medi begrijpt niet waarom kinderen huilen. Natuurlijk vindt ze dat bij groote menschen nog onbegrijpelijker. Wij groote menschen spelen in de gé- dachten van de kinderen een zoo bo ven de gewone natuur verheven rol. Wij zijn Olympiërs. Wij weten alles, kunnen alles, en mogen alles. Voor ons bestaan geen wetten. Wij mogen zelfs met de schaar spelen, ja, wij mogen lucifers aansteken, zonder dat een hoogere macht ons op de vingors tikt. Gelukkig kind! Kondet gij vermoe den dat de wetten die voor u gelden ook de onze zijn! Dat wij minder, veel minder weten als gij, minder kun nen en veel minder mogen, als u ge oorloofd is. Een kind weet alles. Er bestaal niets dat voor de ziel van een '"kind geen gekend geheim is» Waarom is die bloem daar, Medi? Die bloem? Omdat die mooi is. Welke geleerde geeft zoo'n verkla ring Mogen wij waarlijk meer doen als een kind? Hoevelen van ons Olympiërs hebben met vuur gespeeld; met dal" viiur, dat opvlamt over onze verlangens; hoeve len van ons hebben den gevaarlijken fakkel aangestoken en in de duisternis licht verspreid! Zij allen werden met blindheid ge slagen. Eene hoogere macht sloeg ons op de vingers en de menschen? Zij schreeuwdenKruisigt haar! Neen, mijn kind, wij mogen veel min der als gijl Medi begrijptl dit ook zeer goed. U moogt niet zoo dikwijls choco lade drinken, papa, als u will, niet waar? t Neen, mijn kind. Maar ik mag "t. Dat is nog niet zeker ,Medi. Oh! oh! en als ik er heel lief oni vraag? Heel Lief, o zoo lief, er om vraag en zegik zou zoo graag eh|ocolade drinken. Maar Maar Medi had zoo graag choco lade. Nugoed dan. Zij lacht. Niet alleen omdat zij cho colade krijgt, dat is zooveel bijzon ders niet, maar Medi is blij omdat zij overwonnen heeft, Medi weet: dei Olym piër moet, als ik wil. Want mijne wapenen zijn sterker als de zijnen. Ik kom tot alles door zijne liefde. Gelukkig kind! Hoe arm zijn wij Olympiërs in vergelijking van ui Hoe armi Medi drinkt haai" chocolade en lacht mij uit, Niet waar, papa, u moogt niet m zandhoopen spelen. Gij, ja, en toch mag ook ik niet in zandhoopen spelen? Misschien is het geen pleizier voor mij. Maai" als ik dan toch eens op de luimige gedachte kwam om in zand hoopen te spelen? Men zou mij uitla chen. Neen, ze zouden zeggen dat ik gek geworden was. "Dus mag ik in het geheel niet in zandhoopen spelen, ook al wilde ik het. Want ik ben hang voor de gedachten van andere menschen. Zij hebben dezelfde beenen als ik,, dezelf de handen en gaan ook op twee voe ten. Daarbij hebben zij het recht mij hunne wetten te stellen. Ik ben zoolang vrij als ik mijne gedachten vastleg aan de hunne. Maar als ik in zandhoopen speel, dan over weldigen zij mij door hun meerderheid en zij sluiten mij op. Er jjs wei geen wet die mij dat ver biedt. Maar die anderen begrijpen dat niet. Is dat niet voldoende? Medi kan er niets tegen zeggen. Wij Olympiërs begrijpen aTle,s wat uit oen kinderziel: voortkomt. Ik tenminste en voor Medi is dat genoeg. Als zij eenmaal twintig jaren oud is zal zij haar rokje voorzichtig omhoog beuren en omzichtig over de zandhoopen heen stappen, om niet vuil te worden. Dat is het onderscheid tustscheu de kindsheid en het rijpe leven. Ik geloof dat geen volwassen mensch een zoo rijk zieieleven bezit als het kind. Zijn hart is als een stil meer, midden in de eenzaamheid van het woud, ternauwernood rimpelt-een lucht stroompje zijnse oppervlakte. Het ligt daar stil, diep en sluimert in het heldere, doorschijnende blauw. Alles spiegelt zich in zijn water, de hoo rnen, de bloemen, de hemel, de wol ken, ook de menschen. Maar alles is mooier in dezen spie gel ,en alles breidt zich uit in het onmetelijke tot op den bodem toe. Er zijn geen ondiepten in het meer. Maar alles wat hierin weerspiegelt wordt, verliest zijne duurzaamheid, zijne be grenzende lijnen, zijne eigenaardige vor men. Zij vlieden heen en worden opge lost in kleuren en helder water. Dit zijn lastige vragen, die alleen wij doen, die weten wat zij beloekenen. Een kindl eeft eeuwig. Bestaat er wel een sterven? Is het kind niet het merk- teeken van het eeuwige leven? Zoo leeft ook do liefde eeuwig. Moe ders sterven nooit. Hunne zielen leven voort In de liefde hunner kinderen. Daarom is de moederliefde zoo heilig. Het woord liefde is on eene bijzon dere wijze het eigendom van de moe der en het kind. Modi weet ook onderscheid (o maken lusschen vrouwen en moeders. 'frouwen die kinderen bezitten, wor den door Medi mama genoemd, alle andere zijn volgens kleoding pf 'ma nieren dames en vrouwen, Als ik geld heb draag ik een lioogen hoed. Heb ik geen geld dan draag ik er ook een. Nu zijn alle mannen in©t een hopgen hped -- yapa's.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 7