MUM KIND.
SCHOEN- EN IAARZEN1A6AZIJN J. B. löLLER
Goed en beter.
r£czzz^lR^MI>c
Moderne treindieven.
ry/ DINSDAG 27 JUNI I9i0.
No. 7240.
m
0
BIJLAGE VAN ÖE NIEUWE HAARLEMSCHE COURANT.
ZIJLSTRAAT 53 TELËPHOON 769.
EmmE KEUZE. B- -J= a BILLIJKE FHIJZES8.
Da dochter van den rijken fabri
kant Lang-erek kon men in alle op
zichten een gelukkig meisje noemen.
UV.at Nellie wilde, gebeurde en zoo
toooni hprh An Ir AslT. den 1n :tn Uir
rer keuze kreeg.
Eerst had' haar vader het anders
gewild, maar ten slotte gaf hij zijn
toestemming, dat ze piet Hendrik
Barger, zijn onder-chef, trouwen zou.
En toen het eenmaal zoo ver was,
wilde hij Barger aanstonds een be
wijs van ver ^rouwen schenken. Hij
stelde hem een som van vijftien dui
zend gulden ter hand, waarmee hij
naar St Petersburg moest reizen om
enkele betalingen te doen en nieuwe
overeenkomsten af te sluiten.
Ik weet zelf niet, waarom ik
zoo tegen je vertrek opzie, zei Nellie
daags voor Hendrik's vertrek. Ik
weet zelf, dat het dwaas van me is,
maar ik kan er nu eenmaal niets aan
doem.
Barger deed zijn best zijn meisje
alle bezwaren uit het hoofd te pra
ten We zullen gauw weer bij elkaar
zijn, zei hij, en deze reis is de bevesti
ging van ons geluk.
Den volgenden morgen ging ze met
haar vader naar den trein om af
scheid. van Barger te nemen.
Denk aan mij; zei ze, zooals ik
voortdurend aan jou zal denkem,
neem dit aandenken mee, het zal je
voortdurend aan mij herinneren.
Ze reikte Hendrik een klein gou
den sieraad over dat den vorm van
een hoefijzer had en met brillanten
was versierd. Barger bevestigde het
sieraad aan zijn horloge en spoorde
6poedig daarop weg.
sBarger was in Dünab'urg aangeko
men. De trein zou hier een uur opont
houd hebben. Hij begaf zich i,n de
wachtkamer van het station en nam
in een venstemis plaats. Het was
warm in het vertrek en Barger trok
zijn overjas uit. Plotseling zag hij,
dat een man in zijn nabijheid met
groote belangstelling naar het aan
denken van Nellie keek. Hij; bedacht
na, dat het onvoorzichtig was het
kleinood niet beter weg te bergen,
deed het dus van zijn horlogeketting,
opende zijn reistasch en legde het
gouden sieraad in een vakje van zijn
leeren portefeuille.
#V©er werd het teeken tot vertrek
gegeven. De zaal werd merkbaar lee-
ger. Het was niet zijn trein die ver
trok Hij moest nog twintig minuten
wachten 5V,at duurde dat wachten
toch lang. Daar traden uit een ander
lokaal een deftig uitziend heer len
een beeldschoon meisje, blijkbaar de
dochter binnen. De zakdoek van de
jonge dame viel op de grond, zon
der dat ze het .bemerkte. Barger
haastte zich hem op te rapen en haar
over te reiken Zij bedankte hem be
leefd en de oude heer zei een paar
woorden. Spoedig was een gesprek
gaande, toen plotseling het meisje
uitriep
Ach ja, als we nu maar niet in
een overvollen wagen komen.
Mijn beste Diana, ik ben niet in
staat dat tö voorkomen, antwoordde
hij1.
Toen na eenigc minuten het sein
om in te st appen gegeven werd, druk
te Barger den conducteur een zilver-
stukcj in de hand en fluisterde hem
iets toe. Deze opende een geheel lee-
gen coupé, waarin de drie passagiers
plaats namen.
De man, die in de wachtkamer zoo
aandachtig naar zijn kleinood had
zitten kijken, liep nog op het perron
op en neer.
Hij zal toch niet hierin willen
komen, dacht Barger. De man scheen
dit echter niet van plan te zijn. Hij
verdween in den volgenden wagen.
iWa zijn Goddank alleen, riep
Diana uit en zette zich tevreden
lachend neer-. Ik moet bekennen, dat
ik erg bang ben, men hoort zooveel
van die onveiligheid der Russische
spoorwegen.
Er zal wel veel overdryvingd5uYs/öoÉ doze af. Hier blijven, schreeuw
zijn, merkte Hendrik op.
Dat wiel, maar men is toch niet
gerust, vooral als men een groote
som geld bijl zich heeft, zooals papa.
Ik ben blij, dat je dat onvoor
zichtige gezegde niet in de wacht
zaal je hebt laten ontvallen, merkte
ÜQ OU.Ó.V) \XXPCCC COC-FFij-WTuI
Het meisje keek beschaamd voor
zich..
Ik heb ook een groot bedrag bij
miji en zie er niets in, dat openlijk
te verklaren, zei Barger-, om het
meisje te hulp te komen. Mijn tasch
verlies ik niet uit het oog en dan kan
er niets gebeuren. Met deze woorden
maakte hij zijn reistasch open en
borg er een boek in, da,t hij in Diina-
burjr gekocht had. Hij stak den, sleu
tel in zijn portemonnaie
U heeft groot gelijk, zei de oude
heer, als men op zijn hoede is, heeft
men niet te vreezen En om in ge
vaar te komen behoeft men overigens
niet een spoorreis te maken Ik heb
dit eenigen tijd geleden ondervon
den Het was....
Ach papa, vertel nu die geschie
denis niet. Ik ken ze van buiten en n
windt zich er maar door op.
Hoe graag ik het avontuur zou
hooren, zou jk niet willen, dat u
zich voor mij van streek bracht,
merkte Barger snel op .en ontving
niervoor een dankbaar lachje van
zijn mooie reisgenoote.
De oude heer begon zonder verder
van het meisje notitie te nemen zijn
verhaal.
Hij vertelde dat hij dokter was en
een zeer groote praktijk had. Op ze
keren dag werd hij geroepen naai
een zeer afgelegen wijk van de stad
zijner inwoning. Hij kenden den per
soon niet en had diens naam nooit
gehoord. Toch besloot hij er heen
te gaan. Daar hij gewoon was zijn
bezoeken te voet af te leggen, liej
Hij er ook nu heen en ging onderweg
even bij een apotheker aan om eer
praieparaat "klaar te laten maken
waarmee hij' proefnemingen wilde
doen. Toen hij bij den onbekender
patiënt aankwam, werd hij door een
bediende ontvangen, die hem in eer
kamer bracht, welke kis een soort
museum was ingericht. Opgezette vo
gels, schilderijen, vreemdsoortige
dieren onder glazen stolpen en tal
rijke andere zonderlinge voorwerpen
wettigden dit vermoeden. Doch laten
we den dokter nu zelf aan het woord..
iWa.ar is de patient, vroeg ik.
Dat ben ik zelf, antwoordde
de man, dietn ik voor ©en bediende
had aangezien.
Gij vroeg ik, ge lijkt me zoo
gezond als een visohje.
Schijn, schijn! anders niet. De
man liep op me toe en fluisterde:
Luister, niemand ma,g het hooren.
Zooals ge ziet ben ik natuuronder
zoeker, ik ben een ongelukkig man.
er is een adder door mijn oor in mijn
hoofd gekropen.
Verschrikt sprong ik terug en
liep naar de deur. Ik begreep, dat ik
met een krankzinnige te doen had
Hij bemerkte mijn bewegingen en
trad mij: plotseling dreigend in den
weg. Ge wilt weggaan, riep hij uit.
ge wilt mij niet helpen. Maar ik
zeg u, ge zult, ge moet me helpenik
kaai dat lijdetn, dat kuirpen in mijn
hoofd niet langer uithouden.
Papa, windt u toch niet zoo op,
riep Diana er tussohem.
De oude heer liet. zich door zijn
herinneringen zoo meesleepen, dat hij
in den coupé op en neer liep en al de
bewegingen van den krankzinnige
nabootste.
Onderbreek me niet, riep hij uit
en ging dan weer verder.
Ik begreep, dat ik voor alles
vermijden moest den kr ankzinnige op
te winden. ,Wees bedaard, zei ik, ik
zal u genezen, doch daarvoor heb
ik mijn instrumenten noodig, ik zal
ze even in mijn woning halen. Bin
nen een half uur ben ik terug.
De man lachte mij boosaardig
toodat heeft ei- al menigeen gezegd_r
zei hij, ta.aar niet een is teruggekeerd.liefst wezen."
Toen sprong kiji op de deur toe en'
de hij, gij zult niet weggaan voor
ik van deze kwaal genezen ben. Ik
wist niet wat ik doen zou. Aan ont
komen viel niet te denken. Ik dacht
er aan tijd te winnen, misschien
kwam er intusscheu hulp. Aandach
tig onderzocht ik het oor, zei wat me
het eerste inviel, schreef toen een re
cept en -jioêg hem. dit zoodra moge
lijk naar den apotheker te sturen of
het zelf te brengen. Hij nam het re
cept zwijgend aan en ik begon al te
hopen. Daar plotseling verscheurde
hij het papier en riep vertoornd uit
Om zulke kwakzalverij en medica
menten geef ik niet. Gij zijt een be
roemd arts en kunt mij wel direct
helpen, als 'ge wilt. Ik gee|f u een half
uur tijd en als dan het dier niet hier
voor me op tafel ligt, wurg ik jel
Als een ter dood veroordeelde
stond ik daar hopeloos en hulpeloos
en weinige schreden van mij af liep
da waanzinnige op en neer, nu eens
naar mij, dan weer naar de klok
ziende, terwijl hij voortdurend tel
de: Nog twintig minuten, nog
tien nog vijf nu nog ©en
Do laatst© minuut van mijn le
ven Als door een steeds dichtereu
nevel za,g jk de gestalte van den
waanzinnige op mij afkomen. Daar
op het.laatste oogenblik herinnerde
ik mij het recept van den apothe
ker, een bedwelmingsmiddel. Ik
schoot toe, maar neen, wat nu volg
de kan ik niet vertellen, ik moet
aet u laten zien. Diana, uw flacon
Maar lieve papa., wint u toch..
Geen tegenspraak, gauw. Zij
zag Barger van terzijde aan en glim
lachte. Dan haalde ze een flacon van
donkerblauw geslepen glas te voor
schijn en reikte het den ouden heer
toe.
Let nu op, zei deze. De waan
zinnige kwam van achter na,ar me
toe, zooals ik nu doe. Ik wachtte
.ïem bedaard af en hield het fleschje
gereed, zooals nu deze flacon, en had
let kleed van een bij .mij staande ta
fel getrokken. Dutile waar dat
sjiijn zakdoek het tafelkleed is.
fjo-en de waanzinnige dicht bij me
was, wierp ik hem plotseling hot
kleed over het hoofd zoo en
goot het fleschje er op leeg.
Pskow, riep de conducteur. De
reizigers naar Sb Petersburg moes
ten hier overstappen. Maar Hendrik
Barger was ondanks alle roepen en
schreeuwen niet te wekken. Mén
droeg hem in de wachtkamer ©n
bracht hem eerst na een uur tot be
wustzijn. Nog lang bleef hij onder
den indruk der verlooving, eindelijk
begon hjj zich weer langzaam te her
inneren en vroeg naar den ouden
heer en de jonge dame.
Men had hem alleen in do coupé
gevonden. Beiden moesten dus a,an
een vorig station zijn uitgestapt.
Goede hemel, riep hij uit, mijn
reistasch, waar 'is die gebleven
Hier, zei een beambte, hem de
tasch overreikend. i
Hendrik slaakte een kreêt van ver
lichting en was heelemaal gerust,
toen hij den sleutel nog in zijn por
temonnaie vond. Hij maakte de tasch
open en gaf plotseling een luiden
schreeuw,
Bestolen, riep hij uit, ik ben
bestolen, valsohelijk bestolen.
Zijn belangstelling in het avon
tuur van den ouden heer kwam hem
duur te staan. Thans begreep hij ook
diens voorliefde voor een aanschou
welijke voorstelling dei- feiten.
DOORZIEN.
„Beste ooin, zou ik u een kwar
tiertje alleen kunnen spreken?"
„Neen, jongen, zooveel kan ik je
onmogelijk leenenl"
EEN VLIJTIGE.
Patroon: „Het spijt mij zeer,
vriend, u niet aiLs klerk op mijn bureau
te kunnen plaatsen, hier- is bijna niets
te doen."
Klerk: „Dat is spijtig, mjjnheer
op zulk een bureau zou ik nu'juist liet
7 DE GEK.
Dochter. Papa, de zoon van
den hoofdonderwijzer heeft mij ten hu
welijk gevraagd.
Vader. Wat! Die? Die is eerst
schilder geweest, daarna heeft hij een
vliegtoestel uitgevonden en nu wil hij
zelfs met jou trouwen? Zoo'n krank
zinnigen kerel zul je toch hoop ik, niet
nemen?
OMGEKEERD.
„Men zegt: een ezel is 't, die aan
een volle krib staat en niet vreet, doeh
ik zeg neen, dat is geen ezel, want als
een ezel aan een volle krib staat,
vreet ie!"
EEN WENK.
Heer: „Ben je niet door en door
nat, koetsier?"
Koetsier: „Door en door niet,
mijnheer, mijn keel b.v. is zoo droog
als kurk."
Hoe menig is er niet op aarde,
Die telkens naar wat beters jaagt;
Wien 't geen hij heelt, hoe goed van
[waarde,
Toch niet als goed genoeg behaagt,
Ik lach met al die grage Leeren,
En noem, mij een gelukkig man,
Ik wil het betere niet begeeren,
M,aar houden 't goed, zoo lang ik kan.
Rijm schrijft oen blijspelboven maten
W,as ieders-lof toen 't werd vertoond.
Men drukt het en mei tien ducalen
Wordt hem 't kopierecht graag beloond,
't Is goed, maar 'k wacht nog beter
[stukken.
Dus laat een recensent zich uit:
Maar 't volgend stuk ziet Rijm mis
lukken,
Wiant wee, |de ganschc schouwburg fluit.
Met daagschen wijn en vaste spijzen
Weet zich Erastus goed te doen;
Maar wijl alom de effecten "rijzen,
Wint hij alras een half miljoen.
Nu laat hij zich wat beters geven,
Jaagt alle lekkernijen na;
Hij was gezond bij 't goede leven,
Bij 't betere krijgt hij 't podegra.
Rechtuit, was eerlijk in zijn wandel,
Hij had het goed met vrouw en kind;
Maar zag hoe met den smokkelhandel
Een ander groote schatLen wint.
Hij laat zijn goede zaken varen
En slaat dien beteren weg ook in.
Maar hij verliest weldra zijn waren
En bedelt met zijn huisgezin.
Van Kerf kon van de winsten leven,
Die hem zijn kleine winkel gaf,
Maar zag zijn buurman meer gegeven;
Die levert volle vaten af.
Dat 's beter, 't zal me rijker maken
Dus zegt hij. Slijt ik meerder goed.
Nu doet hij ras ook grooter zaken,
Maar- gaat na weinig tijds bankroet.
Een oude tante gaf haar nichtjen
(Men weet "hoe oude vrijsters zijn!)
Deez' les: vlied toch het min new: eh jen
Het brengt u leed en geeft u pijn.
't Is, jia, Wel goed', gehuwd te leven,
Maar beter leeft ge, zonder man.
Ik wil dan liefst naar 't goede streven
Zei 't meisjen. Beter do© wie kan.
Trots dringt zich in, bij nieuwe vrien-
[den,
Uit hooger stand der Maatschappij,
Het was hem bij kantoorbedienden
Niet goed genoeg, schoon hij 't ook zij.
Maar in den kring van vroeger dagen
Wenscht hij al spoedig zich weerom;
En dagelijks hoort men hem klagen:
Ment rekt den neus op waar ik kom.
Zijt daarom1 steeds, mijn lieve vrinden!
TevreÊn met een bescheiden deel:
Moogt gij in weinig 't goede vinden,
Wenscht niet om 't betere, niet om
[veel.
Geniet het goed, dat ge u ziet schenken,
Met dankbaarheid, hoe min 't ook
[schijnt.
En zonder ooit er bij te denken:
Het kon toch nog wel beter zijn.
VOOR DE HUISKAMER
^<1
Dagboekbladzijden van Rob. Heymann.
Medi is het bekoorlijkste schepsel van
de wereld. Zeer begrijpelijk want
ze is mijn kind. Zij is nu drie jaar oud,
wild, lief, gulzig. Gewoonlijk heet zij
Medi. Zondags heet zij Renee, dit is
namelijk haar officieel© naam.
Eens vroeg haar iemand hoe zij
heette.
Medi hiet Medi.
Maa je hiet toch Renee?
Neen! Medi hiet Medi.
Hiet je dan in 't geheel niet
Renee?
Nu huilt ze dat de muren schudden:
Meeeedi!
Daarbij bleef zij. Renee bevalt haar
niet. Daal" is niets aan te veranderen.
Ëigenldjk kan zij tooh niet altijd Medi
hieten. Ik ben zeker dat zij zich scha
men zal voor dien naam, als eenmaal
de tijd gekomen is waarop zij opzette
lijk op haar rok zat trappen, om te
laten zien dat zij lange kleeren draagt.
Dan zal zij aardig en welgemanierd een
neiging maken en zeggen: Ik heel
Renee. Voorloopig brult zij nog en
draagt korte rokjes.
Zij beweert ook dat zij ai groot is.
Zij meent, groot. Wij gelooven het ech
ter gewoonlijk niet, en dan schimpL
zij.
Voor mij heeft zij al heel weinig
respect. Zij is ook nog te weiniig vrouw,
om mijn gezag en de noodzakelijkheid
van mijn bestaan te begrijpen.
Voorloopig schijnt het liaar dat ik
overtollig ben. Mijn reden van bestaan
begint eerst in den banketbakkerswin
kel. Des te meer echter is zij over
tuigd van hare eigene gewichtigheid.
Wat zou men beginnen en de wereld
als zij er niet was? En op de eerste
plans, ik. Ik was hcelamnal verloren
zonder Medi! Zij weet alles, zij ver
klaart mij alles, zij herinnert mij aan
alles.
Eens luisterde zij toe, toen ik met
iemand over een derden persoon sprak.
Ik noemde dien persoon een dom
mensch. Medi wist wie die persoon
was. Het was een familielid, Medi
en ik zijn toch niet uit den aard gesla
gen. Eenige dagen daarna troffen
wij dien persoon. Medi liet een jubel-
schrei hooren. Zij ijlde naar hem toe
met den vinger op hem wijzend:
Oh! papa, daar is de domme
mensch I Ik verzekerde haar met alle
geweld dat zij zich vergiste. Maar zij
liet zich niet overtuigen. Maar je
hebt 't toch gezegd, papa! Medi heeft
't gehoord! Daar was- niets tegen te
doen, en sedert dien dag heb ik een
doodvijand meer.
Eigenlijk had zij gelijk; maar het
was toch niet noodig dal zij op kosten
van haar karakter de gebruikelijke wel-!
gemanierdheid een duw gaf. Later zal
zij dit wel leeren. Als ik mij niet ver
gis dan behoort dat thuis bij de opvoe-|
ding, en die is in mijn handen.
Medi is ook niet zeer bescheiden.
Zij wil ook gelijk hebben, al heeft zij
eigenlijk ongelijk. Dat is eene van hare
bedenkelijke deugden. Wat zal zij daar
mee beginnen in een tijd, waarop die
genen het meeste in 't ongelijk gesteld
worden die het recht op hunne zijde
hebben. Maar ook dat hoort bij de
opvoeding.
Onlangs vroeg haar eene dame 'hoe
oud zij was.
Medi is drie uur.
Drie uur?
Medi wordt altijd boos als de men-
schen le dom. zijn om haren gedachten-
gang te volgen. Eens heb ik haar ge
leerd op de klok te kijken. Hoe zij
dit nu in verband brengt met haren
leeftijd, dat is haar geheim. Niemand
wage het hare gedachten te weerspre
ken. Ik voor mij pas er wel voor op.
En waarom zou Medi ook niet drie
uur, in plaats van drie jaar oud zijn?
'tls een zelfde begrip, al is het ook
een ander woord. Overigens is dit ook
niet het ergste wat zij aanvangt.
Eens gingen wij voorbij een gedenk-
teeken waarbij vele menschen stonden.
Het stelde Richard Wagner voor, die
in gemakkelijke houding op zijn stoel
zat.
Medi bezag hem heel aandachtig. Ze
scheen nadenkend te zijn. Zij zweeg
echter
Den volgenden dag gingen wij weder
daar voorbij, en er stonden weer vële
menschen. Medi «zag onthutst naar den
man op zijn stoel en zeide zeer luid:
Kijk, papa, hij zit altijd nog op den
pot!
Ik schaam mij wel een weinig dit
alles te zeggen, maarMedi, dat
verontschuldigd ai les, niet 'waar?
Zij begreep niet waarom die men
schen toen zoo begonnen te lachen.
Maar dat ik zoo dom was boos te wor
den om zoo'n eenvoudige zaak, dat was
haar heelemaal een raadsel, en zij be
gon bitter te huilen. Ik kocht in een
speelgoedwinkel een houten paard, en
de vrede was weer gesloten.
Medi had een broertje dat een jaar
jonger was als zij. Hij heette Thco-
door.
De kindermeid noemde hem Niki.
Waarom, dat weet ik niet. Kindermeis
jes hebben een eigenaardig hoofd. The-
odoor werd dan gewoonlijk Niki ge
heel en, al is Niki don ook eene verkor
ting van Nikolaas.
Op zekeren koer vroeg aan Medi:
Hoe hiet je broertje?
Tlieodoor .Die hiet Niki.
Zij had natuurlijk even goed kunnen
zeggen: Niki heet Tlieodoor. Maar toen
schaamde ze zioh in 't geheel niet als
men haar uitlachte. Zij lachte mee,
want ze had er lach zooveel besef van
dat hetgeen ze gezegd had, zeer ko
misch was.
Ik dacht dit ook en zeide het ook.
Sedert dien tijd ziet Medi uit de hoog
te over alle ernst heen en vindt alles
zeer komiek.
Ook als zij bestraft moei worden
vindt zij die noodzakelijkheid zeer ko
miek.
Maar de toon maakt do muziek. Ook
Modi heeft voor hare komische opvat
tingen variaties. Als ik met haar uit
ga, zonder bij den banketbakker aan te
gaan, dan vindt zij dat zeer komiek,
zoo zelfs, dat haar het huilen nader
staat als het lachen.
Over het algemeen echter Lacht Medi.
En waarom zou zij het ook niet doen?
Zij is een kind. Kinderen moeten eigen
lijk altijd lachen. De tranen komen
vroeg genoeg, die echt gemeende tra
nen, die Uit het hart komen.
Wat weet een kind daarvan; zijne
tranen zijn als dauwdroppelen, de eer
ste zonnestraal kust ze droog en
voor een kind schijnt de zon altijd.
Medi begrijpt niet waarom kinderen
huilen. Natuurlijk vindt ze dat bij
groote menschen nog onbegrijpelijker.
Wij groote menschen spelen in de gé-
dachten van de kinderen een zoo bo
ven de gewone natuur verheven rol.
Wij zijn Olympiërs. Wij weten alles,
kunnen alles, en mogen alles. Voor
ons bestaan geen wetten. Wij mogen
zelfs met de schaar spelen, ja, wij
mogen lucifers aansteken, zonder dat
een hoogere macht ons op de vingors
tikt.
Gelukkig kind! Kondet gij vermoe
den dat de wetten die voor u gelden
ook de onze zijn! Dat wij minder,
veel minder weten als gij, minder kun
nen en veel minder mogen, als u ge
oorloofd is.
Een kind weet alles. Er bestaal niets
dat voor de ziel van een '"kind geen
gekend geheim is»
Waarom is die bloem daar, Medi?
Die bloem? Omdat die mooi is.
Welke geleerde geeft zoo'n verkla
ring
Mogen wij waarlijk meer doen als
een kind?
Hoevelen van ons Olympiërs hebben
met vuur gespeeld; met dal" viiur, dat
opvlamt over onze verlangens; hoeve
len van ons hebben den gevaarlijken
fakkel aangestoken en in de duisternis
licht verspreid!
Zij allen werden met blindheid ge
slagen. Eene hoogere macht sloeg ons
op de vingers en de menschen?
Zij schreeuwdenKruisigt haar!
Neen, mijn kind, wij mogen veel min
der als gijl
Medi begrijptl dit ook zeer goed.
U moogt niet zoo dikwijls choco
lade drinken, papa, als u will, niet
waar? t
Neen, mijn kind.
Maar ik mag "t.
Dat is nog niet zeker ,Medi.
Oh! oh! en als ik er heel
lief oni vraag? Heel Lief, o zoo lief,
er om vraag en zegik zou zoo graag
eh|ocolade drinken.
Maar
Maar Medi had zoo graag choco
lade.
Nugoed dan.
Zij lacht. Niet alleen omdat zij cho
colade krijgt, dat is zooveel bijzon
ders niet, maar Medi is blij omdat zij
overwonnen heeft, Medi weet: dei Olym
piër moet, als ik wil. Want mijne
wapenen zijn sterker als de zijnen.
Ik kom tot alles door zijne liefde.
Gelukkig kind! Hoe arm zijn wij
Olympiërs in vergelijking van ui Hoe
armi
Medi drinkt haai" chocolade en lacht
mij uit,
Niet waar, papa, u moogt niet m
zandhoopen spelen.
Gij, ja, en toch mag ook ik
niet in zandhoopen spelen?
Misschien is het geen pleizier voor
mij. Maai" als ik dan toch eens op de
luimige gedachte kwam om in zand
hoopen te spelen? Men zou mij uitla
chen. Neen, ze zouden zeggen dat ik
gek geworden was. "Dus mag ik in het
geheel niet in zandhoopen spelen, ook
al wilde ik het. Want ik ben hang voor
de gedachten van andere menschen. Zij
hebben dezelfde beenen als ik,, dezelf
de handen en gaan ook op twee voe
ten. Daarbij hebben zij het recht mij
hunne wetten te stellen.
Ik ben zoolang vrij als ik mijne
gedachten vastleg aan de hunne. Maar
als ik in zandhoopen speel, dan over
weldigen zij mij door hun meerderheid
en zij sluiten mij op.
Er jjs wei geen wet die mij dat ver
biedt. Maar die anderen begrijpen dat
niet. Is dat niet voldoende?
Medi kan er niets tegen zeggen. Wij
Olympiërs begrijpen aTle,s wat uit oen
kinderziel: voortkomt. Ik tenminste
en voor Medi is dat genoeg. Als zij
eenmaal twintig jaren oud is zal zij
haar rokje voorzichtig omhoog beuren
en omzichtig over de zandhoopen heen
stappen, om niet vuil te worden.
Dat is het onderscheid tustscheu de
kindsheid en het rijpe leven.
Ik geloof dat geen volwassen mensch
een zoo rijk zieieleven bezit als het
kind. Zijn hart is als een stil meer,
midden in de eenzaamheid van het
woud, ternauwernood rimpelt-een lucht
stroompje zijnse oppervlakte. Het
ligt daar stil, diep en sluimert in het
heldere, doorschijnende blauw. Alles
spiegelt zich in zijn water, de hoo
rnen, de bloemen, de hemel, de wol
ken, ook de menschen.
Maar alles is mooier in dezen spie
gel ,en alles breidt zich uit in het
onmetelijke tot op den bodem toe. Er
zijn geen ondiepten in het meer. Maar
alles wat hierin weerspiegelt wordt,
verliest zijne duurzaamheid, zijne be
grenzende lijnen, zijne eigenaardige vor
men. Zij vlieden heen en worden opge
lost in kleuren en helder water.
Dit zijn lastige vragen, die alleen wij
doen, die weten wat zij beloekenen. Een
kindl eeft eeuwig. Bestaat er wel een
sterven? Is het kind niet het merk-
teeken van het eeuwige leven?
Zoo leeft ook do liefde eeuwig. Moe
ders sterven nooit. Hunne zielen leven
voort In de liefde hunner kinderen.
Daarom is de moederliefde zoo heilig.
Het woord liefde is on eene bijzon
dere wijze het eigendom van de moe
der en het kind.
Modi weet ook onderscheid (o maken
lusschen vrouwen en moeders.
'frouwen die kinderen bezitten, wor
den door Medi mama genoemd, alle
andere zijn volgens kleoding pf 'ma
nieren dames en vrouwen,
Als ik geld heb draag ik een lioogen
hoed. Heb ik geen geld dan draag ik
er ook een. Nu zijn alle mannen in©t
een hopgen hped -- yapa's.