BETJE. A. VON DER MöHLEN, Groote Markt 25. Sr®"*.47.1: Uit mijn poiitieken verzenbundel. Natuurlijk' lieeff Medi hel chmrbij wel eens mis. Gouvernanten, kindermeisjes zijn alle mama's voor Medi, of zij het wil len of niet. En dan de kleeding! Zijde maakt den meesten indruk op haar. Daarbij kan zij volstrekt geen groote hoeden lijden. Ook kan een vrouw het tot dame bren gen. Daartoe word! vereischf da! Zij wel gemanierd is en Medi's hart weef te winnen. Niet door kleine geschenken daarvoor is Medi ongevoelig. Zij —maakt onderscheid fusschen uiterlijke deftigheid en innerlijke deftigheid. Hel bewijs voor het bestaan dezer laatste is zwaar te leveren, want Medi is lastig bij het oordeelen. Op straat had zij ergeiïs he! woord bagage gehoord. En bij een oponthoud in een Zwitsersche badplaats paste zij dat woord toe op eene deftige dame met hare dochters. Misschien wilde zij hare minachting voor alle standsaan sprakelijkheden te kennen geven, of schoon die dame evenzoo lief, als vrij van alle vooroordeel was. Genoeg Medi had zich ontpopt als eene Jaco- bijnsche. Thans is zij meer conservatief. Van voor uit elkander loopende richtingen houdt zij niet veel, want zij krijgt meer verstand. In den laatsïen tijd wordt ër veel gestreden over den titel van juffrouw of mevrouw. Wie Ik juffrouw, wie is mevrouw Voor Medi bestaan Cr geen juffrou wen, slechts vrouwen. Vooreerst is het woord juffrouw lastig om uitgespro ken te worden, en tweedens wil Medi niet inzien waarom een juffrouw geen vrouw zijn kan. Die rokken draagt is vrouw. Basta. Heeft die vrouw een kind dan is zij een mania. Datzelfde geldt ook voor de juffrouwen. Men ziet het, Medi oordeelt juist. Het andere geslacht beslaat uitman nen. Heeren zijn er niet slechts papa's. Doch in den burgerstand zijn ook zij mannen. Medi maakt ook versjes. Daf wil Zeg gen, voorloopig ontleent zij de stof er voor van elders. Maar deze wordt uit gewerkt door hare verbeeldingskracht. En dat wonderbare ding versiert zij dan met hoogdravende woorden van ha ren stijl. Ik vertelde haar onlangs éen kleine geschiedenis, geschreven, geloof ik', door Ernst von Wildenbruch van een arme, oude vrouw, die op hare schou ders hout naar huis wilde 'dragen. 'Het wis winter en ijskoud, en midden op het withesneeuwde veld viel zij in onmacht. Hare rug, hare voeten en handen be dekte de sneeuw. Het is eigenaardig dat deze kleinig heid eigenlijk slechts éen schildering bij het kind de hoofdzaak van het onge luk is. Ja, daar was een vrouw, een Moe der, een arme moeder, die had hout gedragen, en daar Lag sneeuw en toen is zij moede geworden, omdat er sneeuw lag en toen is zij gaan zit ten. Wat verder met haar geschied Is, daar vraagt Medi niet naar. Geen men- schenhart is later in staat alle schoon heid zoo in zich op te nemen, alleen het schoone der gewaarwording blijft. Later wordt alles hoekig, ruw en licht loos. Ook de 'liefde. Ik' wandelde eens met ^Medi in een vreemde stad. Wij gingen cfoor Je zui lengangen van eene begraafplaats. Ik verklaarde Medi niets, ik sprak ook niet over de beteekenis van die plaats. Daar kwamen we bij een marmeren ge- denklceken, dat een jongeling aan het graf zijner geliefde voorstelde. Hij had de hand voor de oogen geheven, en zijn houding drukte levendig zijn diepe smart uit. Medi drukte mij gevoelig de hand en vroeg om staan te blijven. Die huilt daar ,papa. v- Jk weet het niet Die man huilt omdat hij geen mama meer heeft, papa. Misschien, Medi. Ja ,papa. Die man heeft geen mama. Waarom zou hij anders huilen? Hij zou toch nief huilen als hij een mama had! Gelukkig, 'eenvoudig (gelukkig kind! Ik geloof, dat nooit de smart van het leve nwijsgeeriger en meer waar werd uitgedrukt Waarom' ook' zöu hij huilen als hij een moeder had? Al sterven ai degenen die ons lief en dierbaar zijn, zoolang als wij een moeder hebben, die haar niet weten te schatten! Niet waar, papa, Medi hoeft niet te huilen? Neen, waarom ook', kind? Medi heeft eene mama, daarom hoeft Medi niet te huilen. Maar die arme man heeft geen mama. Wellicht wilde zij zeggen: hij heeft geene liefde. Waarom' hij geen mama heeft, daarover geeft zij zich geen re kenschap. Geboorte en dood zijn voor haar ongekende begrippen. Zij is en iceil. Is dit mét voldoende? Hoelang? Waarom? Wat zal de dag van mor gen brengen? Slechts het droeve voor val dat eene oude moeder in de sneeuw zakte, treft haar. Hoe ziet 't er toch wel uit in zoo'n kinderhart! Wie kan de gedachten peilen die in de ziel van een kind aan- en afzweven? Ik geloof, dat de helderste spiegel des levens een kinderhart is. Als de volks mond zegt: kinderen en gekken zeg gen de waarheid dan is dit zoo te verstaan, dat de levensdroom' des men schen in het kind en in diens opvatting van uiterlijke voorvallen tot eene wer kelijkheid wordt. Ook gekken leven een levensdroom, wiens werkelijkheid zij even we.nigon- dervinen als wij, ie de wijzen der we reld schijnen. Maar een "kind is bij zijn opvatting veel stoffelijker als een gek. Zijn wereld heeft geen grenzen, zijn wereld is onbeperkt ,zijn geloo- ven is zonder twijfel. Gelukkig, een voudig kind. Als ik het vertel van die arme vrouw, die daar moede in de sneeuw neder- zonk, terwijl haar ziel naar boven gaat, recht bij den lieven God in den hemel, dan vouwt dat kind zijn handjes, en zijne oogen blinken in een helderen glans. In zijne verbeelding ziet het God den Vader ,met een goedig lachje, die arme, die daar aankomt, Over de laatste trede heen helpen. Zoo vertelde ik Medi deze geschiede nis en toen ik het kind in de Oogen zag, glansde een hemel mij tegen. Als Medi 's morgens wakker wordt, schuift zij het dek van zich weg, strekt haar blank lijfje uit en roept: koffie! Zij krijgt haar ontbijt op haar bedje, juist als een groote dame. Vroe ger werd haar het kopje op een scho teltje gegeven. Dan lepelde zij wel een half uur in dat kopje en wierp het ten laatste om* Nu krijgt zij hel kopje op een metergroot dienslblad. Gisteren wierp zij blad en kopje van het bod af. Zoo is zij gauw klaar met haar ontbijt. Dan maakt zij eeni ge buitelingen en piept als een muis, totdat zij met het hoofd tegen den muur stoot. Dan huilt zij, minder om de pijn als uit woede. Medi kan niet begrijpen dat ie muur niet terstond weggaat, als zij met haar hoofd daar aangesuisd komt. Die muur heeft geen verstand, geen manieren. Die muur is dom en lomp. Daarna wordt Medi aangekleed. Hebt gij u wel- eens aan een vossen staart dwars over den Noordpool la ten trekken? Niet? Dan kan ik in geen geval u het aankleeden van Medi beschrijven. In den tijd die noodig is om haar in haar rokje te krijgen, leert een olifant den salto mortale. Nu kotn! het wasschen! Da! doe! pijn! Medi krijgt opeens hoofdpijn. Ook 'haar lijfje moet er aan gefboven. En al dat tegenspartelen geschiedt om dat water. Maar zoo gauw als zij zich zelve wasschen kan, is zij een groote vriendin van het natte element gewor den. Gewoonlijk bespat zij haar broer tje heel nat ,deze huilt dan en begint te 'liaan, dan huilt Medi ook en slaat terug, en in een tninuut hébben beiden zich te pakken in het onvrijwillige bad dat zij op den vloer, buiten de wasch- kom, gemaakt hebben. Tot aan het middagmaal valt Medi dan nog eenige keeren van haar stoel, maakt heel de buurt rebelsch en maakt haren onge- lukkigen vader nog ongelukkiger, ter wijl zij beweert geen honger te heb ben. Na het eten gaaf zij wandelen in het plantsoen en wandelen in. de zandhoo- pen. "Dat is de lievalingspret van alle kinderen, en dikwijls heb ik tot hoofd brekens toe er over nagevorscht bij welke karaktertrek uitlegging hierover te zoeken is. Nadat Medi dan een plot seling opgekomen honger gestild heeft, wil zij in den mallemolen draaien. Dit zeldzame vergenoegen had zij eens gehad op een kermis, en sedert dien tijd begrijpt zij niet, waarom een mensch niet het heele jaar op een mallemolen draaien kan. Het kon toch altijd kermis zijn. Maar al was de mallemolen er, dan zoudt gij toch nog niet altijd er op kunnen zitten, Waarom niet? Omdat dat geld kost. Ohu heeft toch geld! Ja, maar niet genoeg om je altijd op den mallemolen te laten zitten. Waarom heeft u niet meer, papa? De menschen geven mij niet meer. Dan wil Medi geld halen. Jij? En waar? Medi schuift met een voet over den grond en denkt na. Op de post! Dikwijls was zij met mij meegegaan als ik op de post geld haalde, en had dan aandachtig toegezien. Op de post is geld! Ja papa, en veel ook, Maar jij kunt daar niets krijgèn. Ik krijg het Wel! Onwillekeurig maakt zij ëené bewe ging van heimelijk wegnemen. Je wilt dan stellen? Medi ziet mij aan en toont dat zij mij niet begrijpt, Nemen! Stelen! Zij zwijgt. Wie had gelijk van ons beiden Het kind maakte êen juiste gevolg trekking. Maar handelen ingevolge éener juiste gevolgtrekking is nog niet altijd juist gehandeld. Ook een hoofdstuk dat bij de opvoe ding hoort. 's Avonds eet Medi een schotel pap en gaat dan vroeg slapen. Boven haar bed is een blauwzijden hemel met witte sterren. Op het bedje liggen sneeuw witte kussens. Daarin silrekt zij haar teeder lichaampje uit, dan trekt zij het dek tot aan haar neusje naar zich toe, strijkt de gulden lokken van haar gezichtje en zegt eenvoudig, mot heel de hartelijkheid harer onschuld: Goe de nacht, lieve Heer. Dan zingt zij nog even en slaapt dan in. Goede nacht, lieve Heer. In geen kerk kunt gij het hooren, geen liefde kan hot u verkondigen, geen haat hot u ingeven. Een gebed, zoo heilig als een Godswoord, ligt in deze vier woorden. Hot is als het Alleluja en het Amen van het menschdohl. Een leven, waar het gevoel was bui- ton gesloten, zou als een jaar zijn, waaraan de verkwikkende en bezie lende lente ontbrak, en dal alleen vruchten, geen geurende bloomen voort bracht. i. Esn lintje. Tydman Piet, die snaaksche vent Heeft zichzelven overtroffen, Niemand kan hij zoo Doffen, ,Wie spreekt zóó impertinent? Maar dat Bloemendaalsch orakel Maakt toch wel wat véél spek- - [takel: Ook al doet hij niet veel kwaad I Hij kan galmen, schreeuwen, f [sohett'reiï En u in het oor trompett'reb Als een venter langs de straat. 1 Tydman Piet, die brave man Is der libéralen redder, Gooit, als 't valt, een modder- [kledden Als hij iemand raken kan. Laatst nog wilde het gebeuren Dat hij Kuyper wou besmeuren En hij zocht e©n vies schandaal, Troelstra wou méé enquêteeren, Maar het raakte niemand's kleeren En het bleek een loos kabaal. Tydman Piet is een jurist En ook tevens krahtenschrijver, Die door onbekookten ijver Meestal 't rechte doelwit mist. 'n Kuyp-er-hetze zou hij stoken En hij stond van nijd te koken, Maar de- bom, die sprong verkeerd En die leel'ke coalitie Blijft maar prachtig in conditie- Naar de stembus juist onsi leert! Tydman Pieter's def'ge krant Maakt daarom met veel bombarie Een soort burger-oorlog-larie... Tydman Piet heeft duchtig 't land En hij halt zijn vuisten maar En hij houdt zijn knuisten klaar. Hoor eens Piet, jou snaakscho 1r [vent,; Je hebt verdiend ©en keurig lintje En dat krijg je, bekte vrindje.' In je knoopsgat dra present Als.., jai... als die clericalen Gewipt zijn door de liberalen.. Maar o wee, mijn lieve man, Daar zie 'k vooreerst nog niet Tveel van'! i BARD. IN DEN TOON. Vader (tot zijn zoontje Anton, die zijn pantoffel laat uitvallen en een be denkelijk hiaat in het siootwerk zijner kousen vertoont): „Een 'toon die zich vertoont is geen toon van goeden toon, Toon!" DE HOOFDZAAK. Onder officie „Wat is de hoofdzaak bij een militaire begrafenis Recruut: „Dat de militair dood is." OP 'T KANTOOR. Eerste boekhouder: „O1 mijn God, de kas is bestolen. Vlug! Waar schuw mijnheer, dat de kassier er van door is!" Tweede boekhouder: „Hoe Zal ik hem tot het vreeselijke nieuws voor bereiden? Laten wc het den jongsl,en bediende laten doen, diestot tert!" DE NIEUWE PIIILOSOPHIE. Kapitein: „Wat heeft die Hart maan toch voor een boek geschreven, majoor Majoor: „Ja, daf weéf ik' ook niet precies. Ik geloof zoo iets als de „Phi losophic der bewusteloosheid"." VACANT. Specialiteit in ^itte en Tricot goederen, Rokken en Blouses. Het is precies zooals mijn vrouw- zegt: we hadden het nooit gedacht, zelfs niet kunnen denken, dat het meisje ons zóó behandelen zou. En nOig achten we, haar zelve eigenlijk te goed voor zulk een gedrag: het kan niet anders of ze moet opge stookt wezen, en wanneer men alles zeggen wat men wel eens denkt, dan zou mijn vrouw misschien wel een verklaring weten. Verder ben ik daaromtrent niet ingelicht, zoodat ik geen nadere' inlichtingen daarover kan geven. Het is in den laatsten tijd weer niet zoo ^erg goed met de Pralesl Trouwens, na. die kwestie van de kleedenklopperij is het eigenlijk niet meer goed geworden. Er is gewat- pende vrede, er is ook gepantserde vriendschappelijkheid en zóó zou het best de nieuwe verhouding kunnen worden aangeduid: het is geen vij andschap, maar er blijft steeds vei ligheidshalve een soort neutraliteit gehandhaafd. Maar ik dwaal af van mijn' onder werp. Zoo gaat het, wanneer er vele belangrijke dingen tegelijk in de we reld gebeuren. Het was werkelijk niet Van Betje te denken geweest, of liever, het heeft lang geduurd eer we dat meis je hebben doorzien. Ze wist zich al tijd zoo aardig voor te doen, zoo vriendelijk en gewillig, netjes in haar kleeding en haar Werk. Maar. zegt mijn vrouw terecht, wanneer je nu héél scherp oplette, had je vroeger ook wel kunnen waarnemen, dat al die oppervlakkige lievigheid niet heelemaal echt kon zijn. Daar voor was 't eigenlijk wel een beetje overdreven, Zooals dat meisje zich aardig wist voor te doen, „en al wa.t overdreven is, moet je wan trouwen." Het was een ware consternatie toen de hom barstte, het was in waarheid wat nu en dan in de litte ratuur schijnt voor te komen, want in de natuur heb ik het nog nooit gehoord: een donderslag hij helde ren hemel. Het gebeurde op een middag dat ik toevallig thuis was en op mijn kamer zat te werken; ik had wel gehoord, dat er was geheld en flat mijne Vrouw opendeed, omdat Betje voor boodschappen ,de stad in" was, maar er minder op gelet: ear zijn al lerlei aangelegenheden, die enkel de vrouw des huizes aangaan en waar mee het heter is zich niet te bemoei en, tenzij' natuurlijk, als aidvies ge vraagd wordt. Maar daar plotseling komt. mijn vrouw naar hoven geloopen: „Raad nu toch eens, wie daiar zooeven is geweest?" „Mary Prales misschien," zieg ik, „of de weduwe van den dominee." „O neen, heelemaal niet, bet was een dame die je volstrekt niet kent, mevrouw Teenenburg." Ik had de onvoorzichtigheid te constateeren, dat ik het dan ook onmogelijk had kunnetn raden, waar op een verklaring volgde omtrent mijn onaardigheid, maar ik kreeg een kansje, alles weer goed te ma ken door nogmaals te raden, waar voor die mevrouw T oenen burg ein delijk kwaJm. Nu, ik dacht dadelijk aan den snijhooneoimolen, die den laatsten tijd erg in den smaak valt, zóó dat hij altijd uit is, wanneer wij toevallig eens dergelijke boo- nen willen eten, en ik verklaarde dus, dat. ik wou, dat ding nooit ge kocht te hebben. „Daar zie je nu weer eens, hoe oppervlakkig je altijd oordeelt, die molen is vanmorgen vroeg al ge vraagd en deze mevrouw kwam voor héél iets anders." ■Toen kreeg ik hot verhaial. Dat zij was gekomen om getuigen van Betje. En of ik mij .nu eens verheel den won, hoe onhebbelijk, dat zoo'n meisje niets had laten merken, en plotseling bleek zich te> willen ver huren. Ja, dat begreep ik ook niet, maar mijn vrouw begreep hot heel goed, het was echt valseh en ik kon nu eens zien, wat het haatte, wahneer je zulke meisjes Vriendelijk behan delde. Ik zei, dat ze dan 'dat meisje) maar eens flink de waarheid moest zeggen, hetgeen ook bleek van min der juist inzicht te getuigen, wijl mij werd verklaard dat de eenige houding was, dat kind Van Wat ver beeldt zij zich wel mtet pirecies gelijke munt te betalen en geen enkel woord te spreken, geen enkel woord. „Ik heb ook tegen die mevrouw Steenenstein Teenenburg" Verbe terde ik ja. jij weet het natuurlijk altijd weer heter, maar ik heb tegen haar gezegd dat ik in zulke om standigheden geen getuigen gaf. Het zou trouwens een schande we zen en niet voor die dame pleiten, wanneer zij, nn ze alles weet, dat meisje toch zou willen huren, maar dat .moet ze dan ma.ar doen, laat ze haar gang maar gaan, ze zal dan zelf eens ondervinden. En wat zeg jij daar nu van?" Ik herinnerde eraan, dat we 1910 hadden en dat de wet op het a.rheids contract de verplichting oplegde, om een schriftelijk getuigschrift te ge ven, wanneer Betje dat verlangde en dat daarin.. „Maar hoe kun je nu zoo praten Er is toch geen sprake van eeis arbeidscontract, als zij dat imineirs juist verbreekt?" „Ja maar ze verbreekt- het niet, ze zal je gewoon tegen 1'November den dienst opzeggen." I „Ja, maai' dan veybreekt ze het toch?" ÏWe hebben toen verder nog een kleine juridisch-taalkundige be spreking gevoerd die misschien op den 'duur wel tot eenig resultaat had kunnen leid on, maar ontijdig a.fge broken werd, doordat Bet-je thuis kwam en de bepalingen begonnen te gelden van de wet, die verbood; ook maar iets te laten merken. „Zij moet er zelve maar mee voor .den dag komen, ik 'zal afwachten." Ik hoorde alleen later de echo's Van een geanimeerde bespreking over de vraag, waarom Betje juist pre cies vanmiddag om drie uur die boodschappen had willen gaan doen waarop Betje meende dat mevrouw haar zelve op dat uur had uitge stuurd. I De conclusie was, dat het toch in elk geval heel toevallig mocht heeten, waarop Betje in een zeer veel bete ekenend zwij gen verviel Trouwens dergelijke discussies, wan neer die een enkele maal voorkomen, eindigden altijd daarmee, dat het erg stil was in huis, maar nu is het al een veertien dagen aan één stuk zóó'n gedrukte stemming. Het is juist een atmosfeer, alsof er onweer zal komen en ik verwacht dan ook eiken da.g den eersten donderslag te hoeren. Lang „kan het niet meer duren, want het loopt aardig naar do zes weken vóór 1 November „en zij za,l toch zeker wel op tijd haar dienst opzeggen, of heeft dat Ook niet. meer volgens die onzinnige man nenwetten plaats?" vtoog mijn vrouw vandaag. Ik verklaarde met eenige snelheid, dat de wetgever volstrekt geen einde had gemaakt aan deze goede bepa ling, haar integendeel ten sterkste had bevestigd, wat nog al meeviel Van dien onpraktischen man. Maar waarom .dat meisje nu niet dadelijk gei, wat zo toch van plan was, ik meende, dat zjj. ziph mis schien wel een beetje schaamde over haar handelwijs, waarop mij werd geantwoord, dat ik van zulk soort menscheh in 't geheel geen begrip had, terwijl ik bovendien haar im mers gelijk had gegeven. Ik herinnerde me dat niet gooi meer, maar het werd ine duidelijk gemaakt met. de verwijzing naar mijn uitspraak, dat er nog geen sprake van contractbreuk kon we zen en of ik nu erkende, mede plichtig „te zijn Wie Betje toch Opgestookt zou doet? 1 Dat heeft onderwerp van verschil lende gesprekken uitgemaakt. [Want heelemaal zeker dat Mary^er achter zit, is het toch ook weer niet. Zelfs heeft zij op de vraag, of ze mevrouw Teenenburg ook kende, beslistweg ontkennend geantwoord, maarniet is mogelijk dat mijn Vrouw zien ver gist heeft, wie kan nu ook al die namen onthouden en gespróken van Steenenberg .of Steenenstein, zoodat Mary, gevat als ze steeds i®, zich daarachter heeft kunnen verschuilen om nu 'wel niet de waarheid, maar dan toch geen farmcele leugen te' zeggen. Ik heb in het adresboek moeten' nakijken wie die mevrouw was, ma.ar er zijn verscheidene families van dien naam in en van verschillenden stand. Zoo ,heel „chique was 't nu niet, meer een soort gewone menschen, zoodat het de vrouw van dien in specteur van politie geweest kan zijn, Of ik niet vond, dat zoo'n man een heter voorbeeld aan het publiek moest geven? „Ja, maar meiden huren is meer de taak van mevrouw." „Dat .is ook, maar Me je, als me vrouw zich daarbij nu niet zoo mooi gedraagt., jij zegt toch ook wel eens wat,.. Om het gesprek een andere wen ding te geven, vroeg ik gauw, of mijn vrouw al bezig Was, ©en op volgster voor Betje te zoeken. „Dus dat beteekent zooveel als dat jij je daarmee bemoeien wilt? Nu, ga je gang, maar als het exemplaar dat je opvischt- me niet bevalt, ga-at ze er even gauw weer uit, als ze er ingekomen is," De moeder Van den student heeft ook gezegd dat mijn vrouw gelijk had, met geen ander te huren, voor dat Betje eerst naar behooren haar dienst heeft opgezegd. Zij zou wan neer haar meid zóó handelde, wel anders doendenzelfdein middag toen Mie mevrouw er om getuigen was ge weest, had mijn vrouw het meisje den dienst moeten opzeggen, dan had zij de eer aan zich gehouden. En fin, daarvoor was het nu t© laat. Die dame heeft heel wat ervaring met dienstboden opgedaan en ze kan er smakelijk van vertellen. Zoo heeft ze ongemerkt dat die meisjes, wanneer ze bezig zijn .een anderen dienst te zoeken en vooral wanneer ze daarbij nog opgestookt worden door vriendinnen des huizes, zich heel anders gaan gedragen. Niet zuinig meer zijn, maar den boe! ver knoeien, veel langer wegblijven van boodschappen en altijd half lachend, half fluisterend met buur meisjes praten, waarhij' men wél kan begrijpen, wie het Onderwerp is van de gesprekken. Zij lette daar altijd speciaal op en had zoo steeds kunnen ralen wan neer haar meisje Van plan was, weg te gaan. Ze heeft nu echter een heel goed kind dat erg tevreden, is ze heet ook Betje, wat in de gesprekken wel eens eenige verwarring geeft. ff» Mevrouw Teenenburg is qr weer geweest Ze kwam excuses maken. Zo had zioh heelemaal Vergist. Het kwam doordat ze wol het nummer, maar niet den naam had gevraag! en toen had ze het papiertje, waar op het adres geschreven stond, hij ongeluk in de kachel gegooid en haar geheugen had haar zeker par ten gespeeld i Enfin 't is een héél beleefd monsch, waiar die andere Betje ze ker beter zal kunnen dienen dan hij zoo'r student, die zooveel notein op zijn zang heeft, terwijl zijn moeder .nu ik wil van huistrieiïdinïftffl geen kwaad spreken, maar Dat meisje heeft eigenlijk wel ge lijk En mijn vróuw heeft altijd wel gedacht dat ons Betje nóóit tot zóó iets in staat, zen de taar te good. Andere tijden, andere zeden. In onzen tijd van hyper-verfijnden toon en der geraffineerde levenskunst moeten de uit oude tijden afkomstige regelen der wellevendheid mét hun hoogst naïve en primitieve voorschrif ten lover den juisten tact in het g»- zelschaïp niet weinig vroolijkheid ver wekken. ïTot aan hel einde der 18» eeuw stond meermalen een heel drink glas voor al de tafelgenooten ten dien ste: een bediende hield het in de hand, vulde het van tijd "tot tijd en reikt* het nu eens dezen, dan dien gast aan. Vorken kwamen gedurende de geheel* 17e eeuw maar zelden op tafel. D* etiquettes dier dagen schreven voor, dat men de spijzen „luchtigjes" met d« vingers van een hand moest Optillen en dat men ze niet af moch! zuigen, als ze in vet gedoopt waren, en verder heette het „wanneer de vingers vet tig zijn geworden zoo vege men ze niot af aan zijn kleeren, maar aan het tafellaken; men schrappe ook nief mei de nagels het ei uit, als de inhoud is opgeslurpt. In de 1644 verschenen „Loia de fa galanterie" staat geschreven, dat men niet met de rechterhand den neus mag schoonmaken, omdat men met die hand de spijzen opneemt; men mag ook niet op het hoofd krabben, als men aan tafel naast een voornaam persoon zit, daar er "wel eens ongenoode gasten in zijn soep konden vallen. Hierbij zij opgemerkt, dat in de groote prui ken dier dagen heele nesten lieve dier tjes zaten, en dat men heel ongegeneerd schoonmaak kon houden. Er waren dan ook heel bijzondere voorschriften en raadgevingen om van zijn Insecten af te komen: zoo moest men bijv, bij sterke jeuking op de plaats, wat» men het lastige insect vermoedde, meermalen met dê vlakke hand slaan, Soortgelijke curieuze voorschriften vindt men bij Francesco Barberino, een tijdgenoot van Dan Ié, die schrijft: „«...men hale zijn broek' niet op, als men aan tafel' zit men vege h<& bord met zijn brood niet zoo uit, dat het afwasschen overbodig wordt als men de spijzen met de handen naar den mond brengt, lette men *r pp-, dat men de handen niet al te morsig maakt.:,." enz. TE JONG, Juffrouw X (tot vriendin). -*=• Waarom ziet die juffrouw van Ouden er in de laatste dagen toch zoo bij uit? Juffrouw IJ. O, dat zal ik j* wel vertéllen; ze wou in een gesticht worden opgenomen, maar dat ging niet, ze was nog te jong! VERSCHIL, Onderwijzer: „Zég me eens,Jan, hoeveel seconden heeft een minuut?" Jan: „Bij een man of bij een vrouw, meeste?'" Onderwij zer: „Bij een man of bij een vrouw?.,.. Hoe bedoel je dat?" Jan: „O, dat maakt een groot ver schil. Als Pa zegt, ik kom over ec* minuut terug, dan duurl een mfnuut zestig seconden, maar als Ma het zegf, dan duurt het een half uur, of nóg langer." VERSCHIL. W:at zie ik Dótia, je draagt de zelfde hoed en kleeren als ik. Waarin bestaat dan t verschil tusschen me vrouw en de keukenmeid? In t koken, mevrouwt HIJ ÏIAD 'T WEL GEDACHT! Student (die in d« krant leesf, dat er zoo'n gebrek is aan gouden tien tjes): „Ja, dat had ik' ook al meene* op te merken." c 4 4' 4 4' 4 4 hehb&TL, KOO i-C- ilÜJilloltSU sAj Till r-» «rr/</Vrf m - - -ft*.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 8