BETJE.
A. VON DER MöHLEN, Groote Markt 25. Sr®"*.47.1:
Uit mijn poiitieken
verzenbundel.
Natuurlijk' lieeff Medi hel chmrbij wel
eens mis.
Gouvernanten, kindermeisjes zijn alle
mama's voor Medi, of zij het wil
len of niet.
En dan de kleeding! Zijde maakt den
meesten indruk op haar. Daarbij kan
zij volstrekt geen groote hoeden lijden.
Ook kan een vrouw het tot dame bren
gen.
Daartoe word! vereischf da! Zij wel
gemanierd is en Medi's hart weef te
winnen. Niet door kleine geschenken
daarvoor is Medi ongevoelig. Zij
—maakt onderscheid fusschen uiterlijke
deftigheid en innerlijke deftigheid. Hel
bewijs voor het bestaan dezer laatste
is zwaar te leveren, want Medi is lastig
bij het oordeelen.
Op straat had zij ergeiïs he! woord
bagage gehoord. En bij een oponthoud
in een Zwitsersche badplaats paste zij
dat woord toe op eene deftige dame
met hare dochters. Misschien wilde zij
hare minachting voor alle standsaan
sprakelijkheden te kennen geven, of
schoon die dame evenzoo lief, als vrij
van alle vooroordeel was. Genoeg
Medi had zich ontpopt als eene Jaco-
bijnsche.
Thans is zij meer conservatief. Van
voor uit elkander loopende richtingen
houdt zij niet veel, want zij krijgt meer
verstand.
In den laatsïen tijd wordt ër veel
gestreden over den titel van juffrouw
of mevrouw. Wie Ik juffrouw, wie is
mevrouw
Voor Medi bestaan Cr geen juffrou
wen, slechts vrouwen. Vooreerst is het
woord juffrouw lastig om uitgespro
ken te worden, en tweedens wil Medi
niet inzien waarom een juffrouw geen
vrouw zijn kan. Die rokken draagt is
vrouw. Basta.
Heeft die vrouw een kind dan is zij
een mania. Datzelfde geldt ook voor de
juffrouwen. Men ziet het, Medi oordeelt
juist.
Het andere geslacht beslaat uitman
nen. Heeren zijn er niet slechts
papa's. Doch in den burgerstand zijn
ook zij mannen.
Medi maakt ook versjes. Daf wil Zeg
gen, voorloopig ontleent zij de stof er
voor van elders. Maar deze wordt uit
gewerkt door hare verbeeldingskracht.
En dat wonderbare ding versiert zij
dan met hoogdravende woorden van ha
ren stijl.
Ik vertelde haar onlangs éen kleine
geschiedenis, geschreven, geloof ik',
door Ernst von Wildenbruch van een
arme, oude vrouw, die op hare schou
ders hout naar huis wilde 'dragen. 'Het
wis winter en ijskoud, en midden op het
withesneeuwde veld viel zij in onmacht.
Hare rug, hare voeten en handen be
dekte de sneeuw.
Het is eigenaardig dat deze kleinig
heid eigenlijk slechts éen schildering
bij het kind de hoofdzaak van het onge
luk is.
Ja, daar was een vrouw, een Moe
der, een arme moeder, die had hout
gedragen, en daar Lag sneeuw en toen
is zij moede geworden, omdat er
sneeuw lag en toen is zij gaan zit
ten.
Wat verder met haar geschied Is,
daar vraagt Medi niet naar. Geen men-
schenhart is later in staat alle schoon
heid zoo in zich op te nemen, alleen
het schoone der gewaarwording blijft.
Later wordt alles hoekig, ruw en licht
loos. Ook de 'liefde.
Ik' wandelde eens met ^Medi in een
vreemde stad. Wij gingen cfoor Je zui
lengangen van eene begraafplaats. Ik
verklaarde Medi niets, ik sprak ook
niet over de beteekenis van die plaats.
Daar kwamen we bij een marmeren ge-
denklceken, dat een jongeling aan het
graf zijner geliefde voorstelde. Hij had
de hand voor de oogen geheven, en zijn
houding drukte levendig zijn diepe
smart uit.
Medi drukte mij gevoelig de hand en
vroeg om staan te blijven.
Die huilt daar ,papa.
v- Jk weet het niet
Die man huilt omdat hij geen
mama meer heeft, papa.
Misschien, Medi.
Ja ,papa. Die man heeft geen
mama. Waarom zou hij anders huilen?
Hij zou toch nief huilen als hij een
mama had!
Gelukkig, 'eenvoudig (gelukkig kind!
Ik geloof, dat nooit de smart van het
leve nwijsgeeriger en meer waar werd
uitgedrukt
Waarom' ook' zöu hij huilen als hij
een moeder had?
Al sterven ai degenen die ons lief
en dierbaar zijn, zoolang als wij een
moeder hebben, die haar niet weten
te schatten!
Niet waar, papa, Medi hoeft niet
te huilen?
Neen, waarom ook', kind?
Medi heeft eene mama, daarom
hoeft Medi niet te huilen. Maar die
arme man heeft geen mama.
Wellicht wilde zij zeggen: hij heeft
geene liefde. Waarom' hij geen mama
heeft, daarover geeft zij zich geen re
kenschap. Geboorte en dood zijn voor
haar ongekende begrippen. Zij is en
iceil. Is dit mét voldoende? Hoelang?
Waarom? Wat zal de dag van mor
gen brengen? Slechts het droeve voor
val dat eene oude moeder in de sneeuw
zakte, treft haar.
Hoe ziet 't er toch wel uit in zoo'n
kinderhart!
Wie kan de gedachten peilen die in
de ziel van een kind aan- en afzweven?
Ik geloof, dat de helderste spiegel des
levens een kinderhart is. Als de volks
mond zegt: kinderen en gekken zeg
gen de waarheid dan is dit zoo te
verstaan, dat de levensdroom' des men
schen in het kind en in diens opvatting
van uiterlijke voorvallen tot eene wer
kelijkheid wordt.
Ook gekken leven een levensdroom,
wiens werkelijkheid zij even we.nigon-
dervinen als wij, ie de wijzen der we
reld schijnen. Maar een "kind is bij
zijn opvatting veel stoffelijker als een
gek. Zijn wereld heeft geen grenzen,
zijn wereld is onbeperkt ,zijn geloo-
ven is zonder twijfel. Gelukkig, een
voudig kind.
Als ik het vertel van die arme vrouw,
die daar moede in de sneeuw neder-
zonk, terwijl haar ziel naar boven gaat,
recht bij den lieven God in den hemel,
dan vouwt dat kind zijn handjes, en zijne
oogen blinken in een helderen glans.
In zijne verbeelding ziet het God den
Vader ,met een goedig lachje, die arme,
die daar aankomt, Over de laatste trede
heen helpen.
Zoo vertelde ik Medi deze geschiede
nis en toen ik het kind in de Oogen
zag, glansde een hemel mij tegen.
Als Medi 's morgens wakker wordt,
schuift zij het dek van zich weg,
strekt haar blank lijfje uit en roept:
koffie! Zij krijgt haar ontbijt op haar
bedje, juist als een groote dame. Vroe
ger werd haar het kopje op een scho
teltje gegeven. Dan lepelde zij wel
een half uur in dat kopje en wierp het
ten laatste om* Nu krijgt zij hel kopje
op een metergroot dienslblad.
Gisteren wierp zij blad en kopje van
het bod af. Zoo is zij gauw klaar
met haar ontbijt. Dan maakt zij eeni
ge buitelingen en piept als een muis,
totdat zij met het hoofd tegen den
muur stoot. Dan huilt zij, minder om
de pijn als uit woede. Medi kan niet
begrijpen dat ie muur niet terstond
weggaat, als zij met haar hoofd daar
aangesuisd komt. Die muur heeft geen
verstand, geen manieren. Die muur
is dom en lomp. Daarna wordt Medi
aangekleed.
Hebt gij u wel- eens aan een vossen
staart dwars over den Noordpool la
ten trekken? Niet? Dan kan ik in
geen geval u het aankleeden van Medi
beschrijven. In den tijd die noodig is
om haar in haar rokje te krijgen, leert
een olifant den salto mortale.
Nu kotn! het wasschen! Da! doe!
pijn! Medi krijgt opeens hoofdpijn. Ook
'haar lijfje moet er aan gefboven. En
al dat tegenspartelen geschiedt om dat
water. Maar zoo gauw als zij zich
zelve wasschen kan, is zij een groote
vriendin van het natte element gewor
den. Gewoonlijk bespat zij haar broer
tje heel nat ,deze huilt dan en begint
te 'liaan, dan huilt Medi ook en slaat
terug, en in een tninuut hébben beiden
zich te pakken in het onvrijwillige bad
dat zij op den vloer, buiten de wasch-
kom, gemaakt hebben. Tot aan het
middagmaal valt Medi dan nog eenige
keeren van haar stoel, maakt heel de
buurt rebelsch en maakt haren onge-
lukkigen vader nog ongelukkiger, ter
wijl zij beweert geen honger te heb
ben.
Na het eten gaaf zij wandelen in het
plantsoen en wandelen in. de zandhoo-
pen. "Dat is de lievalingspret van alle
kinderen, en dikwijls heb ik tot hoofd
brekens toe er over nagevorscht bij
welke karaktertrek uitlegging hierover
te zoeken is. Nadat Medi dan een plot
seling opgekomen honger gestild heeft,
wil zij in den mallemolen draaien.
Dit zeldzame vergenoegen had zij
eens gehad op een kermis, en sedert
dien tijd begrijpt zij niet, waarom een
mensch niet het heele jaar op een
mallemolen draaien kan. Het kon toch
altijd kermis zijn.
Maar al was de mallemolen er,
dan zoudt gij toch nog niet altijd er
op kunnen zitten,
Waarom niet?
Omdat dat geld kost.
Ohu heeft toch geld!
Ja, maar niet genoeg om je altijd
op den mallemolen te laten zitten.
Waarom heeft u niet meer, papa?
De menschen geven mij niet meer.
Dan wil Medi geld halen.
Jij? En waar?
Medi schuift met een voet over den
grond en denkt na.
Op de post!
Dikwijls was zij met mij meegegaan
als ik op de post geld haalde, en
had dan aandachtig toegezien.
Op de post is geld! Ja papa, en
veel ook,
Maar jij kunt daar niets krijgèn.
Ik krijg het Wel!
Onwillekeurig maakt zij ëené bewe
ging van heimelijk wegnemen.
Je wilt dan stellen?
Medi ziet mij aan en toont dat zij
mij niet begrijpt,
Nemen!
Stelen!
Zij zwijgt. Wie had gelijk van ons
beiden
Het kind maakte êen juiste gevolg
trekking. Maar handelen ingevolge
éener juiste gevolgtrekking is nog niet
altijd juist gehandeld.
Ook een hoofdstuk dat bij de opvoe
ding hoort.
's Avonds eet Medi een schotel pap
en gaat dan vroeg slapen. Boven haar
bed is een blauwzijden hemel met witte
sterren. Op het bedje liggen sneeuw
witte kussens. Daarin silrekt zij haar
teeder lichaampje uit, dan trekt zij
het dek tot aan haar neusje naar zich
toe, strijkt de gulden lokken van haar
gezichtje en zegt eenvoudig, mot heel
de hartelijkheid harer onschuld: Goe
de nacht, lieve Heer. Dan zingt zij
nog even en slaapt dan in.
Goede nacht, lieve Heer. In
geen kerk kunt gij het hooren, geen
liefde kan hot u verkondigen, geen haat
hot u ingeven. Een gebed, zoo heilig
als een Godswoord, ligt in deze vier
woorden. Hot is als het Alleluja en
het Amen van het menschdohl.
Een leven, waar het gevoel was bui-
ton gesloten, zou als een jaar zijn,
waaraan de verkwikkende en bezie
lende lente ontbrak, en dal alleen
vruchten, geen geurende bloomen voort
bracht.
i.
Esn lintje.
Tydman Piet, die snaaksche vent
Heeft zichzelven overtroffen,
Niemand kan hij zoo Doffen,
,Wie spreekt zóó impertinent?
Maar dat Bloemendaalsch orakel
Maakt toch wel wat véél spek-
- [takel:
Ook al doet hij niet veel kwaad I
Hij kan galmen, schreeuwen,
f [sohett'reiï
En u in het oor trompett'reb
Als een venter langs de straat.
1
Tydman Piet, die brave man
Is der libéralen redder,
Gooit, als 't valt, een modder-
[kledden
Als hij iemand raken kan.
Laatst nog wilde het gebeuren
Dat hij Kuyper wou besmeuren
En hij zocht e©n vies schandaal,
Troelstra wou méé enquêteeren,
Maar het raakte niemand's kleeren
En het bleek een loos kabaal.
Tydman Piet is een jurist
En ook tevens krahtenschrijver,
Die door onbekookten ijver
Meestal 't rechte doelwit mist.
'n Kuyp-er-hetze zou hij stoken
En hij stond van nijd te koken,
Maar de- bom, die sprong verkeerd
En die leel'ke coalitie
Blijft maar prachtig in conditie-
Naar de stembus juist onsi leert!
Tydman Pieter's def'ge krant
Maakt daarom met veel bombarie
Een soort burger-oorlog-larie...
Tydman Piet heeft duchtig 't land
En hij halt zijn vuisten maar
En hij houdt zijn knuisten klaar.
Hoor eens Piet, jou snaakscho
1r [vent,;
Je hebt verdiend ©en keurig lintje
En dat krijg je, bekte vrindje.'
In je knoopsgat dra present
Als.., jai... als die clericalen
Gewipt zijn door de liberalen..
Maar o wee, mijn lieve man,
Daar zie 'k vooreerst nog niet
Tveel van'!
i BARD.
IN DEN TOON.
Vader (tot zijn zoontje Anton, die
zijn pantoffel laat uitvallen en een be
denkelijk hiaat in het siootwerk zijner
kousen vertoont): „Een 'toon die zich
vertoont is geen toon van goeden toon,
Toon!"
DE HOOFDZAAK.
Onder officie „Wat is de
hoofdzaak bij een militaire begrafenis
Recruut: „Dat de militair dood
is."
OP 'T KANTOOR.
Eerste boekhouder: „O1 mijn
God, de kas is bestolen. Vlug! Waar
schuw mijnheer, dat de kassier er van
door is!"
Tweede boekhouder: „Hoe Zal
ik hem tot het vreeselijke nieuws voor
bereiden? Laten wc het den jongsl,en
bediende laten doen, diestot
tert!"
DE NIEUWE PIIILOSOPHIE.
Kapitein: „Wat heeft die Hart
maan toch voor een boek geschreven,
majoor
Majoor: „Ja, daf weéf ik' ook niet
precies. Ik geloof zoo iets als de „Phi
losophic der bewusteloosheid"."
VACANT.
Specialiteit in ^itte en Tricot goederen, Rokken en Blouses.
Het is precies zooals mijn vrouw-
zegt: we hadden het nooit gedacht,
zelfs niet kunnen denken, dat het
meisje ons zóó behandelen zou. En
nOig achten we, haar zelve eigenlijk
te goed voor zulk een gedrag: het
kan niet anders of ze moet opge
stookt wezen, en wanneer men alles
zeggen wat men wel eens denkt,
dan zou mijn vrouw misschien wel
een verklaring weten. Verder ben ik
daaromtrent niet ingelicht, zoodat
ik geen nadere' inlichtingen daarover
kan geven.
Het is in den laatsten tijd weer
niet zoo ^erg goed met de Pralesl
Trouwens, na. die kwestie van de
kleedenklopperij is het eigenlijk niet
meer goed geworden. Er is gewat-
pende vrede, er is ook gepantserde
vriendschappelijkheid en zóó zou het
best de nieuwe verhouding kunnen
worden aangeduid: het is geen vij
andschap, maar er blijft steeds vei
ligheidshalve een soort neutraliteit
gehandhaafd.
Maar ik dwaal af van mijn' onder
werp. Zoo gaat het, wanneer er vele
belangrijke dingen tegelijk in de we
reld gebeuren.
Het was werkelijk niet Van Betje
te denken geweest, of liever, het
heeft lang geduurd eer we dat meis
je hebben doorzien. Ze wist zich al
tijd zoo aardig voor te doen, zoo
vriendelijk en gewillig, netjes in
haar kleeding en haar Werk. Maar.
zegt mijn vrouw terecht, wanneer
je nu héél scherp oplette, had je
vroeger ook wel kunnen waarnemen,
dat al die oppervlakkige lievigheid
niet heelemaal echt kon zijn. Daar
voor was 't eigenlijk wel een beetje
overdreven, Zooals dat meisje zich
aardig wist voor te doen, „en al
wa.t overdreven is, moet je wan
trouwen."
Het was een ware consternatie
toen de hom barstte, het was in
waarheid wat nu en dan in de litte
ratuur schijnt voor te komen, want
in de natuur heb ik het nog nooit
gehoord: een donderslag hij helde
ren hemel.
Het gebeurde op een middag dat
ik toevallig thuis was en op mijn
kamer zat te werken; ik had wel
gehoord, dat er was geheld en flat
mijne Vrouw opendeed, omdat Betje
voor boodschappen ,de stad in" was,
maar er minder op gelet: ear zijn al
lerlei aangelegenheden, die enkel de
vrouw des huizes aangaan en waar
mee het heter is zich niet te bemoei
en, tenzij' natuurlijk, als aidvies ge
vraagd wordt.
Maar daar plotseling komt. mijn
vrouw naar hoven geloopen: „Raad
nu toch eens, wie daiar zooeven is
geweest?"
„Mary Prales misschien," zieg ik,
„of de weduwe van den dominee."
„O neen, heelemaal niet, bet was
een dame die je volstrekt niet kent,
mevrouw Teenenburg."
Ik had de onvoorzichtigheid te
constateeren, dat ik het dan ook
onmogelijk had kunnetn raden, waar
op een verklaring volgde omtrent
mijn onaardigheid, maar ik kreeg
een kansje, alles weer goed te ma
ken door nogmaals te raden, waar
voor die mevrouw T oenen burg ein
delijk kwaJm. Nu, ik dacht dadelijk
aan den snijhooneoimolen, die den
laatsten tijd erg in den smaak valt,
zóó dat hij altijd uit is, wanneer
wij toevallig eens dergelijke boo-
nen willen eten, en ik verklaarde
dus, dat. ik wou, dat ding nooit ge
kocht te hebben.
„Daar zie je nu weer eens, hoe
oppervlakkig je altijd oordeelt, die
molen is vanmorgen vroeg al ge
vraagd en deze mevrouw kwam voor
héél iets anders."
■Toen kreeg ik hot verhaial. Dat
zij was gekomen om getuigen van
Betje. En of ik mij .nu eens verheel
den won, hoe onhebbelijk, dat zoo'n
meisje niets had laten merken, en
plotseling bleek zich te> willen ver
huren.
Ja, dat begreep ik ook niet, maar
mijn vrouw begreep hot heel goed,
het was echt valseh en ik kon nu
eens zien, wat het haatte, wahneer
je zulke meisjes Vriendelijk behan
delde.
Ik zei, dat ze dan 'dat meisje)
maar eens flink de waarheid moest
zeggen, hetgeen ook bleek van min
der juist inzicht te getuigen, wijl
mij werd verklaard dat de eenige
houding was, dat kind Van Wat ver
beeldt zij zich wel mtet pirecies gelijke
munt te betalen en geen enkel woord
te spreken, geen enkel woord.
„Ik heb ook tegen die mevrouw
Steenenstein Teenenburg" Verbe
terde ik ja. jij weet het natuurlijk
altijd weer heter, maar ik heb tegen
haar gezegd dat ik in zulke om
standigheden geen getuigen gaf.
Het zou trouwens een schande we
zen en niet voor die dame pleiten,
wanneer zij, nn ze alles weet, dat
meisje toch zou willen huren, maar
dat .moet ze dan ma.ar doen, laat ze
haar gang maar gaan, ze zal dan
zelf eens ondervinden. En wat zeg
jij daar nu van?"
Ik herinnerde eraan, dat we 1910
hadden en dat de wet op het a.rheids
contract de verplichting oplegde, om
een schriftelijk getuigschrift te ge
ven, wanneer Betje dat verlangde en
dat daarin..
„Maar hoe kun je nu zoo praten
Er is toch geen sprake van eeis
arbeidscontract, als zij dat imineirs
juist verbreekt?"
„Ja maar ze verbreekt- het niet, ze
zal je gewoon tegen 1'November den
dienst opzeggen." I
„Ja, maai' dan veybreekt ze het
toch?" ÏWe hebben toen verder nog
een kleine juridisch-taalkundige be
spreking gevoerd die misschien op
den 'duur wel tot eenig resultaat had
kunnen leid on, maar ontijdig a.fge
broken werd, doordat Bet-je thuis
kwam en de bepalingen begonnen te
gelden van de wet, die verbood; ook
maar iets te laten merken. „Zij
moet er zelve maar mee voor .den
dag komen, ik 'zal afwachten."
Ik hoorde alleen later de echo's
Van een geanimeerde bespreking over
de vraag, waarom Betje juist pre
cies vanmiddag om drie uur die
boodschappen had willen gaan doen
waarop Betje meende dat mevrouw
haar zelve op dat uur had uitge
stuurd. I
De conclusie was, dat het toch
in elk geval heel toevallig mocht
heeten, waarop Betje in een zeer
veel bete ekenend zwij gen verviel
Trouwens dergelijke discussies, wan
neer die een enkele maal voorkomen,
eindigden altijd daarmee, dat het erg
stil was in huis, maar nu is het al
een veertien dagen aan één stuk
zóó'n gedrukte stemming. Het is
juist een atmosfeer, alsof er onweer
zal komen en ik verwacht dan ook
eiken da.g den eersten donderslag
te hoeren. Lang „kan het niet meer
duren, want het loopt aardig naar
do zes weken vóór 1 November „en
zij za,l toch zeker wel op tijd haar
dienst opzeggen, of heeft dat Ook
niet. meer volgens die onzinnige man
nenwetten plaats?" vtoog mijn
vrouw vandaag.
Ik verklaarde met eenige snelheid,
dat de wetgever volstrekt geen einde
had gemaakt aan deze goede bepa
ling, haar integendeel ten sterkste
had bevestigd, wat nog al meeviel
Van dien onpraktischen man.
Maar waarom .dat meisje nu niet
dadelijk gei, wat zo toch van plan
was, ik meende, dat zjj. ziph mis
schien wel een beetje schaamde over
haar handelwijs, waarop mij werd
geantwoord, dat ik van zulk soort
menscheh in 't geheel geen begrip
had, terwijl ik bovendien haar im
mers gelijk had gegeven.
Ik herinnerde me dat niet gooi
meer, maar het werd ine duidelijk
gemaakt met. de verwijzing naar
mijn uitspraak, dat er nog geen
sprake van contractbreuk kon we
zen en of ik nu erkende, mede
plichtig „te zijn
Wie Betje toch Opgestookt zou
doet? 1
Dat heeft onderwerp van verschil
lende gesprekken uitgemaakt. [Want
heelemaal zeker dat Mary^er achter
zit, is het toch ook weer niet. Zelfs
heeft zij op de vraag, of ze mevrouw
Teenenburg ook kende, beslistweg
ontkennend geantwoord, maarniet is
mogelijk dat mijn Vrouw zien ver
gist heeft, wie kan nu ook al die
namen onthouden en gespróken van
Steenenberg .of Steenenstein, zoodat
Mary, gevat als ze steeds i®, zich
daarachter heeft kunnen verschuilen
om nu 'wel niet de waarheid, maar
dan toch geen farmcele leugen te'
zeggen.
Ik heb in het adresboek moeten'
nakijken wie die mevrouw was, ma.ar
er zijn verscheidene families van
dien naam in en van verschillenden
stand.
Zoo ,heel „chique was 't nu niet,
meer een soort gewone menschen,
zoodat het de vrouw van dien in
specteur van politie geweest kan
zijn, Of ik niet vond, dat zoo'n man
een heter voorbeeld aan het publiek
moest geven?
„Ja, maar meiden huren is meer
de taak van mevrouw."
„Dat .is ook, maar Me je, als me
vrouw zich daarbij nu niet zoo mooi
gedraagt., jij zegt toch ook wel eens
wat,..
Om het gesprek een andere wen
ding te geven, vroeg ik gauw, of
mijn vrouw al bezig Was, ©en op
volgster voor Betje te zoeken.
„Dus dat beteekent zooveel als dat
jij je daarmee bemoeien wilt? Nu, ga
je gang, maar als het exemplaar dat
je opvischt- me niet bevalt, ga-at ze
er even gauw weer uit, als ze er
ingekomen is,"
De moeder Van den student heeft
ook gezegd dat mijn vrouw gelijk
had, met geen ander te huren, voor
dat Betje eerst naar behooren haar
dienst heeft opgezegd. Zij zou wan
neer haar meid zóó handelde, wel
anders doendenzelfdein middag toen
Mie mevrouw er om getuigen was ge
weest, had mijn vrouw het meisje
den dienst moeten opzeggen, dan
had zij de eer aan zich gehouden. En
fin, daarvoor was het nu t© laat.
Die dame heeft heel wat ervaring
met dienstboden opgedaan en ze kan
er smakelijk van vertellen.
Zoo heeft ze ongemerkt dat die
meisjes, wanneer ze bezig zijn .een
anderen dienst te zoeken en vooral
wanneer ze daarbij nog opgestookt
worden door vriendinnen des huizes,
zich heel anders gaan gedragen. Niet
zuinig meer zijn, maar den boe! ver
knoeien, veel langer wegblijven van
boodschappen en altijd half
lachend, half fluisterend met buur
meisjes praten, waarhij' men wél kan
begrijpen, wie het Onderwerp is van
de gesprekken.
Zij lette daar altijd speciaal op en
had zoo steeds kunnen ralen wan
neer haar meisje Van plan was, weg
te gaan. Ze heeft nu echter een heel
goed kind dat erg tevreden, is ze
heet ook Betje, wat in de gesprekken
wel eens eenige verwarring geeft.
ff»
Mevrouw Teenenburg is qr weer
geweest Ze kwam excuses maken.
Zo had zioh heelemaal Vergist. Het
kwam doordat ze wol het nummer,
maar niet den naam had gevraag!
en toen had ze het papiertje, waar
op het adres geschreven stond, hij
ongeluk in de kachel gegooid en
haar geheugen had haar zeker par
ten gespeeld i
Enfin 't is een héél beleefd
monsch, waiar die andere Betje ze
ker beter zal kunnen dienen dan hij
zoo'r student, die zooveel notein op
zijn zang heeft, terwijl zijn moeder
.nu ik wil van huistrieiïdinïftffl
geen kwaad spreken, maar
Dat meisje heeft eigenlijk wel ge
lijk
En mijn vróuw heeft altijd wel
gedacht dat ons Betje nóóit tot zóó
iets in staat, zen
de taar te good.
Andere tijden, andere zeden.
In onzen tijd van hyper-verfijnden
toon en der geraffineerde levenskunst
moeten de uit oude tijden afkomstige
regelen der wellevendheid mét hun
hoogst naïve en primitieve voorschrif
ten lover den juisten tact in het g»-
zelschaïp niet weinig vroolijkheid ver
wekken. ïTot aan hel einde der 18»
eeuw stond meermalen een heel drink
glas voor al de tafelgenooten ten dien
ste: een bediende hield het in de hand,
vulde het van tijd "tot tijd en reikt*
het nu eens dezen, dan dien gast aan.
Vorken kwamen gedurende de geheel*
17e eeuw maar zelden op tafel. D*
etiquettes dier dagen schreven voor,
dat men de spijzen „luchtigjes" met d«
vingers van een hand moest Optillen
en dat men ze niet af moch! zuigen,
als ze in vet gedoopt waren, en verder
heette het „wanneer de vingers vet
tig zijn geworden zoo vege men ze niot
af aan zijn kleeren, maar aan het
tafellaken; men schrappe ook nief mei
de nagels het ei uit, als de inhoud is
opgeslurpt.
In de 1644 verschenen „Loia de fa
galanterie" staat geschreven, dat men
niet met de rechterhand den neus mag
schoonmaken, omdat men met die hand
de spijzen opneemt; men mag ook niet
op het hoofd krabben, als men aan
tafel naast een voornaam persoon zit,
daar er "wel eens ongenoode gasten
in zijn soep konden vallen. Hierbij
zij opgemerkt, dat in de groote prui
ken dier dagen heele nesten lieve dier
tjes zaten, en dat men heel ongegeneerd
schoonmaak kon houden. Er waren
dan ook heel bijzondere voorschriften
en raadgevingen om van zijn Insecten
af te komen: zoo moest men bijv,
bij sterke jeuking op de plaats, wat»
men het lastige insect vermoedde,
meermalen met dê vlakke hand slaan,
Soortgelijke curieuze voorschriften
vindt men bij Francesco Barberino, een
tijdgenoot van Dan Ié, die schrijft:
„«...men hale zijn broek' niet op, als
men aan tafel' zit men vege h<&
bord met zijn brood niet zoo uit, dat
het afwasschen overbodig wordt als
men de spijzen met de handen naar
den mond brengt, lette men *r pp-,
dat men de handen niet al te morsig
maakt.:,." enz.
TE JONG,
Juffrouw X (tot vriendin). -*=•
Waarom ziet die juffrouw van Ouden
er in de laatste dagen toch zoo bij
uit?
Juffrouw IJ. O, dat zal ik j*
wel vertéllen; ze wou in een gesticht
worden opgenomen, maar dat ging niet,
ze was nog te jong!
VERSCHIL,
Onderwijzer: „Zég me eens,Jan,
hoeveel seconden heeft een minuut?"
Jan: „Bij een man of bij een
vrouw, meeste?'"
Onderwij zer: „Bij een man of bij
een vrouw?.,.. Hoe bedoel je dat?"
Jan: „O, dat maakt een groot ver
schil. Als Pa zegt, ik kom over ec*
minuut terug, dan duurl een mfnuut
zestig seconden, maar als Ma het zegf,
dan duurt het een half uur, of nóg
langer."
VERSCHIL.
W:at zie ik Dótia, je draagt de
zelfde hoed en kleeren als ik. Waarin
bestaat dan t verschil tusschen me
vrouw en de keukenmeid?
In t koken, mevrouwt
HIJ ÏIAD 'T WEL GEDACHT!
Student (die in d« krant leesf,
dat er zoo'n gebrek is aan gouden tien
tjes): „Ja, dat had ik' ook al meene*
op te merken."
c
4
4' 4
4' 4 4
hehb&TL, KOO i-C- ilÜJilloltSU sAj Till
r-» «rr/</Vrf
m
- -
-ft*.