der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
Sint Franciscus en de
Derde Orde.
Wat de Katholieken
voor hunne pers moe
ten doen.
De wagenbestuurder.
Dit nummer behoort bij de
„Nieuwe Haarl. Courant" van 16 juli.
KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
Directeur: F. H. M. v. d. G-BIENDT.
ADVEETENTIÉW:
Van 1 tot 6 regels t U*0.
Elke regel meer 0.30.
Ingezonden mededeelingen tusseken den tekst ten
minste 5 regeis f 1.50; elke regel meer 0.80.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
ZONDAG
MAANDAG 13
DINSDAG 19
WOENSDAG 20
DONDERDAG 21
VRIJDAG 22
ZATERDAG 23
17 Juli. 9e Zondag na
Pinksteren.
Octaaf van
Kerkwijding.
H. Fredericus,
Bisschop en
Martelaar.
H. Vincentius
a Paulo, Belij
der.
H. Hieronymus
Aemiiianus,
Belijder.
H. Joannes
Gualberti, Abt.
H. Maria Mag-
dalena.
Vigilie van St.
Jacobus. H.
Apollinaris,
Martelaar.
9de ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den brief van den H. apostel
Paulus aan de Korinthiërs; X, 6—13.
BroedersLaat ons geen begeerte
voeden tot het kwaad, gelijk ook
zij hebben gevoed. En wordt geen
afgodendienaars, zooals sommigen
van hen, gelijk er geschreven staat:
het volk zat neder om te eten en
te tdrinken, en zij stonden op om
te spelen. En laat ons geen ontucht
bedrijven, gelijk eenigen van ben
ontucht bedreven hebben; en op
éénen dag vielen er drie en twintig
duizend. Noch laat ons den Chris
tus tergen, gelijk sommigen van hen
Hem getergd hebben; en door de
slangen kwamen zij om. En mort
niet, gelijk eenigen van hen gemord
hebben; en zij kwamen om door
den verderfengel.
Dit alles nu is hun bij wijze van
vóórafbeelding overkomen, en bet
is geschreven tot waarschuwing voor
ons, tot wie de uiteinden der wereld
gekomen zijn. Derhalve, die meent
dat hij staat, zie toe dat hij niet
valieGeene bekoring taste u aau,
tenzij die menschelijk is; God nu
is getrouw en zal niet toelaten, dat
gij boven uwe kracht bekoord wordt,
maar met de bekoring zal Hij ook
de uitkomst verleenen, opdat gij ze
kunt doorstaan.
Evangelie volgens den H. Lucas;
In dien tijd, toen Jesus Jeruzalem
naderde en de stad zag, weende Hij
over haar en sprakMocht ook gij
erkennen, en wel op dezen uwen
dag, wat u tot vrede isl Maar nu
is het voor uwe oogen verborgen.
Want er zullen dagen over u ko
men, dat uwe vijanden u met eenen
wal omringen en u insluiten en u
benauwen zullen van alle kanten;
en zij zullen ten gronde werpen u
en uwe kinderen, die in u zijnen
zij zullen in u den eenen steen niet
op den anderen laten; omdat gij
den tijd uwer bezoeking'niet erkend
hebt.
Nadat Hij nu den tempel was
binnengegaan, begon Hij degenen,
welke daarin verkochten en koch
ten, uit te drijven, terwijl Hij hun
zeide: Er staat geschreven: Mijn
is een huis des gebeds. Doch gij
hebt het gemaakt tot een roovers-
boll En Hij leerde dagelijks in den
tempel.
Evangelieverklaring.
NEGENDE ZONDAG NA PINK
STEREN.
Welk een aandoenlijk tooneel
schildert ons het Evangelie van
dezen Zondag. Jesus, onder jubel
zangen naar Jerusalem gevoerd,
weent over die stad en hare be
woners. Al mocht Hij voor een
korte wijle God danken dat Zijne
Waardigheid erkend werd door een
dankbare menigte, een enkele blik
in de toekomst vervulde Zijn Hart
met het grievendst leedgevoel. Hoe
spoedig zou Hij zelf blijken van
eene geheel andere stemming des
volks moeten ondervinden, hoe ras
zou tot straf voor een hardnekkig
ongeloof al de heerlijkheid van
Jerusalem, die Hij nu aanschouw
de, al die grootheid waarop Hij nu
kon wijzen, vergaan zijn?" Niets
Was voor Zijne Alwetendheid ver
borgen, en Hij zag in een enkel
oogenbiik al hetgeen na eenige
dagen volgen zou. Nu eer, hulde
en liefde, dan smaad, verguizing en
martelingen. Nog verder zag Zijne
verwantschap. Als een gevolg van
de misdaad die het Joodsche volk
aan den Messias begaan zou, zag
Jesus de vreeselijke straf die over
dat volk komen zomen zou, en die
slechts een voorgevoel was van de
eeuwige straffen waardoor zij eens
hun hardnekkig ongeloof zouden
boeten. En Jesus weent over Zijn
ongelukkig volk, Hij weent nu de
tijd van bekeering nog niet afge
sloten is, over de ondankbare in
woners dier ongelukkige stad Je
rusalem.
„Indien ook gij erkendet, toch
nog op dezen uwen dag, wat tot
uwen vrede dient. Doch nu is het
voor uwe oogen verborgen." De
rede van Jesus is hier afgebroken,
de pijnlijke aandoening Zijner ziel
veroorloofde Hem niet alles te zeg
gen wat Hem op 't Harte lag.
In tranen van medelijden ont
lastte Hij Zijn vol gemoed en ver
tolkte aldus wat in Hem omging.
Jesus weende en twee redenen vooral
vervulden Zijn teeder Hart met de
pijnlijkste droefheid het hardvoch
tig ongeloof van Jerusalem en de
vreeselijke straffen, die over de stad
zouden komen. Neen, de Verlosser
kon op dat oogenbiik niet met
vreugde een blik in de toekomst
werpen, bekommering voor Zijn
beminde stad moest Zijn Hart be
nauwen, en wel te meer daar Hem
de pijnlijke verklaring van 't Hart
moest: „wat tot uwen vrede dient
is voor uwe oogen verborgen.V er-
borgen was het heil voor de inwo
ners van Jerusalem, niet omdat het
hun niet meermalen voor oogen
was gehouden, maar omdat zij
hunne oogen vrijwillig voor het
licht der waarheid gesloten hadden,
omdat zij ziende blind en hoorende
doof waren geweest. Jerusalem ver
hardt zich steeds meer, het kent
den tijd zijner bezoeking niet, en
gaat moedwillig zijn ondergang te
gemoet.
De God-mensch wilde ter onzer
waarschuwing nog een tweedereden
aangeven van de droefheid die Zijn
Hart vervulde. Hij voorziet dat
Jerusalem geen gebruik zal maken
van de genade, die het nu nog
wordt aangeboden. En zoo het van
de weinige dagen die het nog ge
geven zijn geen gebruik maakt, zal
het de maat van Zijne ongerech
tigheid volmaken, en in het Bloed
van den Messias zijn eigen vonnis
schrijven, een vonnis wiens ver
schrikking eeuwig zal wezen in de
geschiedenis der menschheid. Op
de dagen der Barmhartigheid zul
len die der wrake volgen en God
zal het volk, dat niet langer Zijn
volk is, bezoeken met de roede
Zgner gramschap. „Er zullen dagen
over u komen, voorspelde Jesus,
dat uwe vijanden u met eenen wal
zullen omgeven, en u omsingelen
en u benauwen van alle kanten
en zij zullen u tot den grond toe
verdelgen en uwe kinderen in u,
en niet eenen steen zullen zij in u
op den anderen laten omdat gij
den tijd uwer bezoeking niet erkend
hebt." Toen Jesus dese even dui
delijke als schrikwekkende prophe
tic uitsprak, bestonn er geen enkele
aanleiding die de vervuiling er van
deed voorzien. De Joden leefden
rustig in het genot van hunne wet,
van bunnen tempel, van hun gods
dienst. En toch, de geschiedenis
heeft met vlammend schrift de let
terlijke vervulling er van geboek
staafd.
Den volgenden morgen begaf
Jesus Zich vroegtijdig naar den
tempel, [en vond dien tempel door
allerlei misbruiken ontheiligd. Reeds
eenmaal, bij het begin van Zijn
openbaar optreden, had Hij die mis
bruiken gevonden, en toen in hei
lige verontwaardiging met een zweep
de handelaars en geldwisselaars
daaruit verdreven. Nu verjoeg Hij
ben wederom en sprak met deze
diepe verontwaardiging de woor
den: „er staat geschreven: mijn
huis zal genoemd worden een buis
des gebeds, en gij hebt het gemaakt
tot een roovershol." Een duidelijke
verklaring gaf Hij in die woorden
van Zijne Godheid. Immers de tem
pel, het Huis van God, noemde Hij
uitdrukkelijk Zijn huis, Hij verde
digde de eer van dat huis, Hij ge
droeg Zich als de heer en meester
daarvan. Tegelijk leert Hij ook aan
Zijne toehoorders en aan alle chris
tenen wat de tempel steeds zijn
moet, n.l. 'een huis niet van ver
strooiing en ontspanning, maar een
huis van gebed. Hoe dikwijls wordt
die vermaaing vergeten, en er een
roovershol van gemaakt door allerlei
oneerbiedigheden in die tempels be
dreven, die zeker door Jesus nog
zwaarder zullen gestraft worden dan
de misbruiken in den tempel van
Jerusalem, omdat onze tempels
zooveel heiliger zijn door de wer
kelijke voortdurende tegenwoordig
heid van Jesus in Zijn H. Sacra
ment.
Van dien dag af tot aan den vol
genden Donderdag, waarop Hij Zijn
lijden begon, kwam Jesus dagelijks
in den tempel en leerde daar, om
zoo tot het het laatst toe te trach
ten de inwoners van Jerusalem tot
inkeer te brengen en om te leeren
dat Hij altijd tot het einde van
ons leven toe, zoolang het nog onze
dag is, bereid is ons Zijne genade
ter bekeering te geven, als wij er
maar gebruik van willen maken.
Mgr. graaf de Ségur heeft in won-
derschoone dichtregelen de figuur
van den H. Franciscus van Assisië
beschreven, dien hij daarin ten
nauwste vergelijkt met den Verlos
ser-zelf.
En inderdaad, de H. Franciscus
is een Heilige maar een Heilige die
onder alle Heiligen het meest ge
lijkvormig geweest is aan Jesus
Christus. Er is als het ware een
strijd geweest tusscheu Jesus en
Franciscus: Jesus, om Franciscus
aan Zich gelijkvormig te maken en
Franciscus, om alles aan Jesus ge
lijkvormig te worden.
Zijne geboorte in bet jaar 1182,
in een stal, lang te voren voorzegd
en door wonderen voorafgegaan, her
innert ons aan de kribbe van Beth
lehem. De beig Alverus waar den
14 September van het jaar 1224 de
H. Franciscus met de H. 5 wonden
van Jesus wordt geteekend, doet
ons denken aan den berg van Cai-
varie. Toen was Franciscus ook
uitwendig als een andere Christus,
doch inwendig droeg hij reeds lang
te voren het beeld van den gekruis-
ten Verlosser in zijn hart. In waar
heid kon hij gelijk de Apostel Pau
lus getuigen„niets te kennen dan
Jesus en Jesus gekruisd, in niets
zijn roem te stellen dan in het
kruis van Jesus, niet te leven, maar
dat Christus leefde in hem."
Franciscus is waarlijk als een
andere Christus geweest, maar dan
moet het ons niet verwonderen dat
hij veel voor Christus gedaan heeft
en dat hij dikwijls in tranen badend
uitriep: de liefde wordt niet
bemind!
Leest zijn leven dat leven dat
zelfs de ongeloovigen boeit en in
verwondering brengt en gij zult
zien, wat hij voor Jesus gedaan
heeft en hoe hij brandde om allen
voor Christus te winnen. Franciscus
gevoelde zich getrokken tot'het ge
bed en de beschouwing, maar toen
God hem had geopenbaard dat hij
ook door de prediking aan de zalig
heid van anderen moet werken,
kende zijne Seraphijnsche liefde
paal noch perk. De H. Clara en de
Z. Silvester had hij bevolen God
vurig te bidden, om te dien opzichte
Gods H. wil te kennen, en toen zij
beiden hetzelfde antwoord van God
ontvingen, dat hij door de predi
king aan het heil der zielen moest
arbeiden, stond de Heilige terstond
op om te gaan prediken. En hij
trok de geloovigen zóó tot zich, dat
zij zooals pater Petrus Marcbant
verhaalt „volghden met, groots
menichte den dienaar Gods, hem
biddende dat hij medelijden zoude
willen hebben met hun-lieden, be-
gheerende hem te volgben ende
de wereld, te veriaeten
„Dat was de reden, en de oor-
spronck van het instellen' van de
Derde orden der Penitentie, be-
kwaem voor alle soorten van per
sonen om Christelijcher ende god-
vruchtelijcher te leven in hun lie
den particuliere huijzen."
God gave, dat op de aansporing
van Leo XIII z. g. en vari Pius X
de geloovigen van allen staat en
stand zich ook zoo beijverden om
in de Derde orde van Franciscus
opgenomen te worden, dan zouden
wij ook de zeden van onzen tijd
zien verbeteren, gelijk zij verbeterd
zijn ten tijde van Franciscus.
In zijne beroemde Encycliek Aus-
picato zegt Z. H. Leo XIII z. g.
tot de Bisschoppen en Priesters
sprekendeEerwaardige Broeders.
Stelt uwe pogingen in het werk,
dat de Derde Orde bekend en naar
waarde geschat wordezorgt dat zij,
die met het bestuur der zielen be
last zijn, het volk met haren aard
aard bekend maken, en verklaren,
hoe gemakkelijk een ieder er aan
kan deelnemen, wat groote voor-
deelen zij tot het heil der zielen
aanbiedt, hoeveel zegen zij zal aan
brengen zoowel voor ieder in het
bijzonder als voor de samenleving.
„Wat is er meer te wenschen,
zegt Z. H. Pius X, dan dat de
Derde Orde zich meer en meer
verspreide, dewijl zij in alle rangen
der maatschappij den geest van
Christelijke wijsheid en plichtsver
vulling kan instorten?"
Veel is er in de laatste jaren
gedaan, om de Derde Orde te ver
spreiden.
Vooral hebben de PI.Ew. Paters
Generaals der 1ste Orde hunne
onderhoorigen, door omzendbrieven,
hiertoe dringend aangespoord,
steunende op de Encyclieken voor
namelijk van Paus Leo XIII en
Pius X heeft de H.Ew. P. Gene
raai der Kapucijnen nog onlangs
een schrijven aan Zijne onderhoori
gen gericht, om toch de Derde
Orde te doen kennen en te ver
spreiden. Het is te wenschen, dat
dit schrijven worde vertaald, want
het is niet alleen mooi, maar ook
praktisch en uitnemend geschikt
om de Derde Orde te verspreiden.
Zeer veel is er in de laatste jaren
gedaan om de Derde Orde bekend
te maken en met goed gevolg.
Men schat het getal leden der
wereldlijke Derde Orde op onge
veer twee en een half millioen
Een onzaglijk leger, maar het moet
nóg grooter worden, en vooral aan
gevuld worden door leden uit
Nederland.
Hier bestaan nog te veel voor-
oordeelen tegen de Derde Orde.
Hier in Nederland laat men zich
nog te veel afschrikken door het
menschelijk opzicht.
Als men de Derde Orde beter
kende, zou men haar méér ver
spreiden 1
Om dit doel te bereiken zou het
te wenschen zijn, dat ieder het
klein boekje „Kort onderricht
over de Derde Orde" dat
binnen eenige dagen zal gedrukt
worden, helpe verspreiden.
Daarin worden zeer kort de ver
plichtingen der Derde Orde, hare
kracht en voordeden behandeld,
maar zoodanig dat iemand die het
aandachtig leest zal moeten zeggen
Ook ik kan Derde Ordeling worden,
ook voor mij is dit een krachtig
middel ter Zaligmaking, ook ik moet
in die gelederen strijden, tegen de
zedeloosheid en miskenning van alle
gezag, die zich in alle rangen der
maatschappij vertooien.
Mogen zeer velen zooals Pius X,
met het boetekleed van St. Fran
ciscus zich bekleeden, om zóó met
den H. Vader, alles trachten te
herstellen in Christus.
Noorhuis.
't Is al zoo dikwijls gezegd, maar
het mag toch nog wel eens herhaald
worden, dat de voorkeur ook van ver
schillende katholieken voor de zooge
naamde „neutrale" bladen, die „van
alles" geven, heel uitvoerige verslagen
van schandaalproceesen plaatsen eiz.
reg«lrecht ingaat tegen de p 1 i c ht,
die de Katholieken hebben, en ons
zulke schandaaltjes te mijden en om
de katholieke pers te helpen.
In dit verband zij hier vermeld
een waar woord, dat deL.C. onleent aan
de „TrierischeLandeszeitung"
„Het is bekend, dat die pers, die
de schandaaltjes op de smakelijk
ste wijze weet op te dienen, hst meest
geprezen wordt en de meesters lezers
heeft, zoo schrijft dit blad. De andere
bladen, die al het onzedelijke uit hun
ne kolommen weren, worden door de
schandaalpers ver overtroffen. Men
beeft reeds vaak getracht, deze onge
zonde toestanden te verbeteren, en
hiervoor alle mogelijke middelen aan
geraden.
Op èèn middel willen wij thans
echt8r eens de bijzondere aandacht
vestigen. Ea dat middel is„Prijs
Uwe eigen goede pers meer en criti-
seer haar minder."
En zoo is het!
Wij, katholieken, zijn er nu een
maal voor bekend, dat wij onze eigen
geloofs en partijgenooten veel strenger
beoordeelen dan onze tegenstanders.
Dit hebben, ook wij, Hollanders, met
onze Duitsche naburen gemeen.
Ea deze gewoonte wordt ook op de
pers overgedragen.
Wij moeten het immers dagelijks
hooren, hoe onze pars in eigen kring
becritieeerd wordt. Nu eens is dit,
dan weer dat verkeerd. De een wil
meer „gewestelijk nieuws", de ander
meer „politiek" en een derde meer
„verhaaltjes". Ook kunnen velen zich
niet met den stijl vereeaingen. Of de
opgenomen artikelen vallen niet in
hun smaak.
Maar de krant, die 't allen naar
den zin maakt, moet nog uitgevonden
worden.
En wat doen wij met onze pers
Wij willen volstrekt niet beweren,
dat de katholieke pers volmaakt is.
Wrij willen ook naar fouten niat ver
bergen. Maar, wij moeten er ons ook
voor wachten, onze pers in de oogen
van den tegenstander door onrecht
vaardige critiek te verlagen.
Juist op zedelijk en godsdienstig
gebied is onze pers toch torenhoog
verheven boven zoogenaamde „neutra
le" en antigodsdienstige bladen.
Ea ock op menig ander gebied
staat sij niet ten achter bij de pers
der tegenstanders.
Welnu, ai worden er dan ook soms
fouten begaan, dan moet men niet
dadelijk met «.fceuringen komen aan
dragen, maar moet eens eerst onder
zoeken, of de pers hierbij toch niet
van goeden wille was. En de goede
wil verontschuldigt veel. Daarbij
moeten wij bedenken dat niet alle
menschen eenzelfde oordeel hebben
en dat het dus geheel verkeerd is,
ons persoonlijk gevoelen ais algemeen
gevoelen voor te stellen.
Ginds in het hooge noorden van. Ber
lijn was (het, bij (dei Pankstrasse, aan het
eindstation van de tramlijn nummer 34.
De wagenbestuurder Peter Konrad
stond op het voorste platform van zijn
wagen, de linkerhand aan'Hen stroom-
sluitcr, de rechterhand aan de rem en
wachtte op het teeken van de bel om
den rit dwars door de stad naar bui
ten, naar den Kreuzberg te beginnen.
Hij was een flinke verschijning, die
Konrad. In zijn zware, groote, zwarte
overjas leek hij haast een reus. Thans,
nu de voorjaarszon hem op den rug
scheen, was het hem wel wat extra
warm in die dikke jas. Hij gevoelde
bijna Lust om ze uit te trekken
dan klonk een kort schel teeken met
de bel: de rechterhand maakte de rem
los, 'de linker schakelde den stroom
in en de zware wagen zette zich in
beweging.
Het was in 'den namiddag èn zeer
druk jn jde straten. Peter Konrad moest
dus alle aandacht wijden aan het be
sturen van zijn wagen. Slechts nu en
dan liet hij zijn blikken een oogen
biik dwalen naar de huizen aan beide
zijden der straat, naar de winkels, die
hij alle zoo goed kende. ,WAe weet,
of hij ze wel ooit weerzag, want het
was immers de Laatste rit, dien hij
deed. ALs hij ginds bij het station in
de Kreuzbergstrasse aankwam, zou hij
voor de laatste maal afgelorst worden
afgelost voor altijdI
Twaalf jaar was hij als wagenbe
stuurder bij de tram in dienst en hij
zou er niet aan gedacht hebben zijn
betrekking vaarwel te zeggen, als de
omstandigheden hem niet daartoe ge
dwongen hadden. Door den dood van
zijn moeder was het kleine huisje in
de kleine stad, waar hij geboren en
opgegroeid was, op hem, den eenigen
erfgenaam, overgegaan. Zijn moeder had
de stalhouderij, die zijn vader kort voor
zijn dood had opgericht, en die be
hoorlijk brood gaf, tot aan den dag
yan haar plotseling overlijden aange
houden. Dat Peter het eenmaal zou
overnemen stond reeds lang vast, maar
y^ji zijn moeder altijd gezond was,
scheen dit tijdstip nog ver af te liggen.
Nu was het onverwachte gebeurd
zijn moeder stierf: de hoefslag vaneen
koppig paard had haar ontijdig ten
grave gevoerd.
Daar Peter Konrad bepaald weg
moest, had de tramdirectie zijn aan
vraag om ontslag ook dadelijk ingewil
ligd; hij deed nu zijn laatsten rit en
morgen zou hij met vrouw en kind
naar zijn geboorteplaats op reis gaan.
Met vrouw en kind! Om deze twee
verheugde hij zich vooral over den
plotselingen ommekeer in zijn omstan
digheden. O, hij vond het een zeer
aangename gedachte van nu af zijn.
eigen baas te zijn en eigenaar van een,
zij het ook kleine, toch altijd goed
rendeerende en schuldenvrije zaak, niet
meer voor anderen te moeten werken,
doch voor zichzelven maar het hart
ging hem toch eerst recht open, als
hij er aan dacht, hoe gelukkig zijn
Therese zou zijn, dat ze de kleine,
sombere woning aan een binnenplaatsje
kon verruilen tegen de aardige, vrien
delijke lichte kamers in het ouderlijke
huis. En dan Fritz, zijn jongen, zijn
schat! In zijn verbeelding zag hij hem
reeds rondkruipen op alle plekjes, waar
hij zelf zich als 'kind zoo onbeschrij
felijk gelukkig had gevoeld: in den
den hooizolder, in het hoenderhok en
in den tuin in den tuin, waar thans
zeker de kruisbessenstruiken haar mooi
groengeel voorjaarskleed aangetrokken
hadden en waar thans in het gras on
der de beukenheg zeker Weer de viool
tjes groeiden.
Ja, voor Fritz verheugde hij zich het
meest de arme, lieve jongen behoef
de nu niet meer op de koude, met
asphalt bedekte binnenplaats en op de
stoffige straiten te spelen, maar zon
dezelfde gelukkige jeugd doorleven ais
hij zelf.
En Fritz? Die verheugde zich reeds
bovenmate in het vooruitzicht op de
reis! Zijn schoonste herinneringen wa
ren immers verbonden aan de laatste
vacanties, die hij hij zijn grootmoeder
doorbracht, en nu zou hij voor altijd
daar zijn, waar het mooier was dan
ergens elders op de wereld! Nauwelijks
kon hij 't oogenbiik afwachten, dat hij
in den trein zou stappen, telkens
en telkens weer had hij zijn vader
dat verzekerd. En nu vandaag hij
had onder vurige, hartstochtelijke lief-
koozingen het verlof daarvoor afgebe
deld vandaag mocht hij zijn vader
opwachten, als deze zijn laatsten rit
had gedaan, om hem dan te vergezel
len. Want vader wilde nog verschil
lende inkoopen voor de reis en de ver
huizing doen. En dat hij daarvoor zijn
Zondagsgewaad, het mooie blauwe ma
trozenpakje mocht aantrekken was
hem ook toegestaan.
Peter Konrad verheugde zich er al
op, dat zijn jongen hem buiten bij den
Kreuzberg, voor het station met schit
terende oogen tegemoet zou huppelen.
De rit was bijna ten einde. De wagen
draaide uit de Kochstrasse de Frie-
drichstrasse in en had nu het Lange
rechte eind tot de Bellealiianceplatz
voor zich. Toen, dicht bij de Markt-
halle, schoof een zware lastwagen over
de rails en Peter moest, om een botsing
te voorkomen, krachtig remmen. Zijn
wagen stond stil naast een wagen, van
dezelfde lijn, die van den tegenoverge-
stelden kant was gekomen en bij een
halte wachtte.
Peter knikte den bestuurder van den
anderen wagen vluchtig toe en wilde,
toen de goederenwagen gelukkig over
de rails was gekomen, verder rijden,
toen zijn oor eenige woorden van het
gesprek opvimgi, dat eenige passagiers
van den anderen wagen voerden.
Was het een jongen?
Ja, een jongen van ongeveer tien
jaar; hij was uit het Vidtootiapark ge
komen en wilde over de straat loopen.
En beide beenen weg?
Glad afgesneden! De brandweer
moest komen om den wagen op te
lichten. Het was een akelig gezicht,
zooals de beenen uit de blauwe broek-
De naast Peter staande wagen zette
zich in beweging en het slot van den
zin stierf weg in den wind. Ook Pe
ter schakelde den stroom in, maar hij
deed het volkomen werktuigelijk. Het
schemerde hem voor de oogen en het
bloed suisde 'hem in de ooren. Een
koude rilling liep hem over den rug
in weerwil van de dikke jas.
Een jongen een jongen van onge
veer tien jaar overreden een jongen
met een blauwe broek en in de
KreuzbergstrasseGroote 'hemel, als
dat Fritz zijn Fritz
Op de Belleallianceplatz gaf de con
ducteur het sein om te stoppen. Peter
hoorde het niet: het suizen en bruisen
in zijn ooren overstemde hem.
De conducteur trok voor de tweede
maal aan de bel. Thans eindelijk hoor
de Peter het signaal en liet den wagen
stilhouden.
Daar zag hij een controleur naar
den wagen komen.
Meneer de controleur! riep hij
met heesche stem. Meneer de con
troleur!
Zijn superieur kwam bij hem op het
platform staan.
Wei, Konrad, wat is er?
Ik ben ziek, meneer de. controleur,
ik kan niet verder rijden; wilt u
De controleur stapte vlug op het
uiterlijk van den weganbestuurder ver-
i ried hem, dat de man de waarheid
DE OFFICIEELE KERKLIJ
UIT GAVE VAN DE
XIX, 41—47.