der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen. Naaml. Yenn. „Drukkerij de Spaaruestad." Het heilig College van Kardinalen. Hagenbeck's Dieren park. ft Dit nummer behoort bij de „Nieuwe Haarl. Courant" van 13 Aug. UITGAVE VAN DE K1NDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM. Directeur: E. H. 3ÈL v. d. GHIENDT. ADVEBTENTIËN: Van I tot 6 regelt L30. Elke regel meer 0.20. Ingezonden mededeelingen tusschen den tekst ten minste 5 regels fL.50; elke regel meer 0.80. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG 14 Aug. ÜAANDAG 15 DINSDAG 16 WOENSDAG 17 DONDERDAG 18 ¥RUDAG 19 ZATERDAG 20 13de Zondag na Pinksteren. Van den dag. Feest van 0. L. Vrouw Hemel vaart. Te wiepen als Zendag. H. Hyacinth us, Belijder. Octaaf van den H. Laurentiu». H. Jeroen Mar telaar. H. Ludovicus van Touiouse, Bisschop en Belijder. H. Bernardus, Abt en Kerk leeraar. DERTIENDE ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den brief van den H. apostel Paulus aan de Galaten; III, 16—22. Broeders! De beloften zijn toege zegd geworden aan Abraham en zijnen Nakomeling. Niet zegt Zij En aan uwe nakomelingen, als van velenmaar als van ééuenen aan uwen Nakomelingen deze is Chris tus. Dit nu zeg ik: een door God bekrachtigd Verbond wordt door de Wet, die vierhonderd en dertig jaren later gegeven werd, niet krachte loos gemaakt, zoodat de belofte te niet gedaan zou, worden. Immers, zoo de erfenis uit de Wet is, dan is zij niet meer uit belofteen toch heeft God ze aan Abraham door belofte geschonken. Waartoe is dan de Wet? Om wille der overtredin gen is zij gegeven, totdat de Nako meling, aan wien Hij de belofte ge -daan had, komen zou; en zij werd verordend door engelen in de hand eens middelaars. Een middelaar nu is het niet van éénenGod echter is één. Is de Wet dan in strijd met Gods beloften? Dat zij verre! Want indien de Wet gegeven ware, als die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid waarlijk uit de Wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat aan hen die gelooven de be lofte zou gegeven worden uit het geloof in Jesus Christus. Evangelie volgen* den 11. Lucas; XVII, 11-19. In dien tijd, toen Jesus naar Je ruzalem trok, ging Hij door het midden van Samaria en Galilea En als Hij zeker vlek binnenging, kwamen Hem tien melaatsche man nen te gemoet, die van verre ble ven staan en hunne stem verhie ven, zeggende: Jesus, Meester i ont ferm C onzer! Toen Hij hen nu zag, zeide HijGaat en vertoont u aan de priestersEn het geschiedde dat zij, terwijl zij giDgen gereinigd werden. Een nu van hen keerde, zoodra hij zag dat hij gereinigd was, terug, God verheerlijkend met luide stemen dankzeggend viel hij voor Z(jne voeten op zijn aangezicht nederen deze was een Samaritaan. Jesus nu antwoordde en zeide: zijn niet de tien gereinigd geworden? en waar zijn de negen? Er is nie mand gevonden, die terugkeerde en eer gaf aan God, behalve deze vreemdeling. En tot hem sprak Hij Sta op, ga! want uw geloof heeft u behouden. FEESTDAG VAN'MARIA HEMELVAART. Les uit het boek Ecclesiastics; XXIV, 11—13; 15-20. In alles heb ik rust gezocht, en in bet erfdeel des Heeren zal ik verblijven. Toen gebood en zeide mij de Schepper aller dingen, en Hij, die mij heeft geschapen, heeft in mijne tent gerust en tot Mij ge zegd: Woon in Jakob en heb erf deel in Israël en schiet wortel onder mijne uitverkorenen. En aldus ben ik op Sion gevestigd en heb ik mijne rustplaats eveneens gevonden in de geheiligde stad, en voer ik heerschappij te Jeruzalem. En ik heb wortel geschoten onder een ver eerd volk, dat in het aandeel van pijnen God zijne erfenis heeft; en in de volle menigte der heiligen is mijn vast verblijf. Ik ben opge- ssen als een ceder op den Liba non en als een cipres op den berg Sion; ik ben opgewassen als een palm te Kades en als een rozeboom te Jericho; als een. schoone olijf op de velden en als een plataan ben ik opgewassen bij het water op de pleinen. Als kaneel en welriekende balsem heb ik geur verspreid, een liefelijken geur heb ik verspreid als uitgelezen mirre. Evangelie volgens den H. Lucas; X, 38-42 In dien tijd kwam Jesus in zeker dorp, en eene vrouw, Martha ge- heeten, ontving hem in haar huis. Deze nu had eene zuster met name Maria, die ook, aan 's Heeren voe ten gezeten, naar zijn woord luis terde. Doch Martha was druk bezig met veel dienen; en zij bleef staan en zeide: Heer! gaat het U niet aan, dat mijne zuster mij alleen heeft gelaten om te dienen? Zeg haar daD, dat zij mij helpeEu (je Heer antwoordde en sprak tot haar Martha, Martha! gij zijt bezorgd en verontrust u over zeer vele dingen één echter is noodig. Maria heeft het beste deel verkoren, hetwelk haar' niet zal ontnomen worden. Evangelieverklaring. 13e ZONDAG NA PINKSTEREN. Toen de goddelijke Zaligmaker, tijdens Zijn laatste EvaDgelie-reis, zeker vlek van Samaria binnentrad, kwamen Hem tien melaatschen tegemoet, van wie negen Galileërs en een Samaritaan was. De melaatsch- heid was een afschuwelijke ziekte, die hen die er door aangetast waren, reeds bij hun leven uit de maat schappij verbande en aan allerlei folteringen en ontberingen ten prooi gaf. Zij bleven van verre staan, overeenkomstig de wet, die hun verbood tot op zekeren afstand ge zonden te naderen, om hen niet door hunne ziekte te besmetten. Zeker hadden zij reeds meer ge hoord van de wonderwerken van Jesus, en daarom riepen zij vol ver trouwen Zijne hulp in met de nederige bede, maar die tevens blijk gaf van hun levend geloof „Jesus, Meester ontferm u onzer." En Jesus, vol liefde en medelijden, verhoorde hunne bede. Maar eerst wilde Hij hun geloof nog op de proef stellen, en daarom beval Hij hun zich aan de priesters te ver toonen, die van iedere genezing getuigenis moesten afleggen, voor dat de genezene in de maatschappij mocht terugkeeren. Maar hun ge loof wankelde niet, en terwijl zij er heen giDgen werden zij genezen Eén van hen, als hij zag dat hij gereinigd was, keerde terug met luider stem God verheerlijkend. En bij viel op zijn aangezicht voor Jesns' voeten, Hem bedankende Welk een heerlijk voorbeeld voor ons allen om steeds dankbaar te zijn voor de weldaden die wij van God ontvangen. Nauwelijks ziet hij, dat de teekenen der melaatschheid van zijn lichaam verdwenen zijD, of hij keert terug naar de plaats, waar hij zgn weidoener verlaten had. De eerste gedachte die bij hem opkomt, is die^ van dank te brengen aan Jesus,die hem genezen had. En niet in zijn hart alleen bleven die loffelijke gevoelens besloten. Op zijn terugweg naar Jesus hield hij niet op Gods weldadeu te verkondigen, Hem met luider stemme te verheer lijken. En toen hij Jesus gevonden had, kon bij ier nauwernood eenige woorden van dank uitbrengen, maar zijne nederige houding getuigt wat er omgaat in zijn hart.. Geheel anders is het gedrag der negen andere genezenen. Zij denken slechts aan zich zei ven, aan het ge luk dat zij wederom in de maat schappij kunnen terugkeeren, zon der eenige dankbaarheid voor Jesus, die hun dat geluk geschonken had Jesus wees op die ondankbaarheid, zeggende: „Zijn niet de tien gerei nigd geworden? En de negen an deren, waar zijn zij? Het was aan Zijne Alwetendheid niet verborgen, dat zij achterbleven uit onverschil ligheid, maar luid wilde Jesus Zijne verontwaardiging over hunne on dankbaarheid uiten. Zij zijn de eeni- gen niet over wier tekortkoming God te klagen heeft. Sommige chris tenen, ofschoon zij in tijdelijke goe deren, in aanleg en talenteD, in stand en waardigheid verre boven vele anderen bevoorrecht zijn, ge dragen zich lauwer in hunne dank zegging dan andereü, die minder met die gaven bedeeld zijn. Ande ren die uit eenig gevaar gered zijn, of zich na een zware ziekte over de verlenging hunner dagen mogen verheugen, doen zelfs geene poging om hunne dankbaarheid te toonen, zij denken er niet eens aan. Het is gemakkelijk in lijd van nood, of onder den druk van tijden te bid den, en gelijk die tien melaatschen een beioep te doen op Jesus'mede lij Jende liefde. Dan spreekt het, hart van zelf, en roept luid om erbar ming, doch nauwelijks heeft de goedheid van God uitkomst ge schonken, of de dringende plicht van dankbaarheid wordt vergeten. Niets mishaagt zoozeer aan God als de ondankbaarheid. Terwijl de dankbaarheid den weg tot nieuwe weldaden opent, sluit de ondank baarheid dien weg af, en maakt ons schuldig voor God. De H. Ber nardus zegt ons; „De ondankbaar heid is de vijandin der genade, en vijandig aan de zaligheid," en in het Boek der Spreuken lezen wij „omdat gij God uw verlosser ver geten hebt, en gij uwen sterken helper niet indachtig geweest zijt, zult gij uw zaad voor vreemden zaaien." Laten wij dan steeds de woorden van den Apostel Paulus ons herin neren„weest daukbaar." Wij allen hebben reden genoeg voor die dank baarheid. Immers behalve zoovele buitengewone gunsten en weldaden, die ieder van ods in zijn leven ont vangen heeft, hebben wij allen Hem te danken voor ons leven, onze ge zondheid, ons voedsel, voor degroote weldaad van het ware geloof vooral, boven zooveel millioenen aan ons geschonken, voor al de goddelijke genaden en weldaden, waarvan dat geloof de bron en de oorzaak is. Laten wij die dankbaarheid toonen door God te verheerlijken in onze woorden en in onze daden, dan zullen vele nieuwe en nog grootere weldaden ook ons loon zijn. Sedert de constitutie van Paus Sixtus V van den 5an December 1856 zijn er in de H. Kerk zeventig kardinalen, en w'eli ter herinnering aan de zeven tig leerlingen van Christus. Dia zeventig kardinalen zijn verdeeld in drie klassen, n.l. 6 kardinaal-bis schoppen, die de bisschoppelijke con secratie moeten ontvangen hebben; 50 kardinaal-priesters, die minstens het H. priesterschap moeten Jjeziiten, doch meestal bisschop zijn, en 14 kardinaal diakens, dia minstens diaken moeten wezen, doch gewoonlijk priester zijn. Er bestaan voor de kardinalen6 bis schoppelijke, 50 priesterlijke en 14 dia conale titelkerken. De 50 priesterlijke en 14 diaconale titelkerken^ zijn in de stad Rome gele gen, de zes bisschoppelijke titelkerken bestaan in zes rondom de Eeuwige Stad gelegen bisdommen. De zes kardinaal-bisschoppen zijn: le. De kar din aal-bisschop van Oistia en Velletri. Deze titularis is altijd de deken van het H. College en wel om deze) reden jdat het aan dezen kardinaal- bisschop is voorbehouden, den nieu wen Paus, zoo noodig, de bisschops wijding toe te dienen, voor welke.gele genheid hij een pallium bezit, dat hij anders nooit mag gebruiken. 2e. De kardinaal-bisschop van Por to en Santa-Rufina. Deze titularis is gewoonlijk da onder-deken van het H. College. De deken en onder-deken van het IJ. Col,Lege zijn gewoonlijk' de oudsten in jaren der .kardinaal-bisschoppen. 3e. De kardinaal-bisschop van Al fa ano. 4e. De kardinaal-bisschop van Pa- Lestrina. 5e. De kardinaal-bisschop van Sa- bina, die altijd den titel van Abt van Farfa draagt. 6e. De kardinaal-bisschop van Fras- eati. Men heeft twee categorieën van kar dinalen: kardinalen, die in Rome resa- deeren, de z.g. Curie-kardinalen1, die voortdurend aan het bestuur der H. K,erk deelnemen, en de kardinalen, die buiten Rome resideeren. De kardinalen zijn de raadgevers en medehelpers van den Paus in het we reldbestuur der H. Kerk. Alleen de Paus heeft het recht een prelaat tot kardinaal te verheffen en dit geschiedt alleen in een vergadering van alle la Rome resideerende kardi nalen, welke vergadering consistorie heet. In een geheim consistorie creëert de Paus een kardinaal en in èen openbaar consistorie ontvangt de nieuwbenoemde den kardinaalshoed uit de handen van den Paus. le. De purperen pf scharlakenrooden kleur van zijn toog, enz. Deze pur peren kleur herinnert den kardinaal, dat hij de belangen der H. Kerk moet behartigen en verdedigen tot het uiter ste, zelfs, moet het zijn, met het offer van zijn bloed. In den Advent, in den vastentijd en bij rouwplechtigheden wordt de purperen kleur door de paar-, se vervangen. 2e. De saffieren ring. 3e. De roode baret, n.l. een bonnet met drie punten. 4e. De roode prachthoed, n.l. een hoed, met langen bok breeden en plat ten rand en met van weerszijden vier of vijf afhangende rijen kwasten. De kardinalen, die tot een religieuze Orde (niet tot een Congregatie) behoo- ren, behouden de kleur en den vorm van hun kloosterkleed. Alleen de prachthoed, da baret en de calot zijn bij hen rood. De kenteekenen yan het kardinaals wapen zijnboven het schild een roode hoed en aan weerszijden lp roode kwas ten, in 5 rijen van den hoed langs het schild afhangende. In zijn titelkerk hangt de kardinaal zijn portret en dat van den regeerenden Paus op, "terwijl hij in het portaal dier kerk de wapens van zich zclven en van den Paus laat aanbrengen. In zijn paleis heeft de kardinaal drie salons: in de eerste salon bevindt zich onder een baldakijn zijn wapen; in de tweede staat op een tafel voor een kruisbeeld zijne roode barret; en i'n de derde, in Be Troonzaal, hangt onder een troon het portret des P'ausen, terwijl onder dit portret een prach tige zetel, met de zitting naar den muur gekeerd, is nedergezet. Deze zetel wordt alieea gebruikt door den Paus, als hij den kardinaal met een bezoek vereert. Het H. College der kardinalen is- pp het oogenblik zeer onvoltallig, het be staat uit 52 leden, er zijn dus 18 vaca turen., Van die 52 kardinalen zijn er vijf kardinaal-bisschoppen (kardinaal Francesco dl Paolo Satoili, de zesde kardinaal-bisschop, overleed den 8sten Januari van dit jaar), 42 kardinaal-bis- schoppen en 5 kardinaal-diakens. Wtl de Paus dus het H. College voltallig maken, (hetgeen de Laatste jaren nooit het geval was) dan moet de H. Vader creëeren- 1 kardinaal-bisschop, 8 kardi naal-priesters en *9 kardinaal-diakens. In het H. College zetelt nog één kardinaal, die het pallium ontving uit de handen van Paus Pius IX, n.l. kar dinaal Luigi Oreglia di Santo Stefano, die in het consistorie van 22 Dec. 1873 van Pius IX den kardinaalshoed ont ving. Alle andere kardinalen werden ge creëerd door Paus Leo XIII of docr Pans Pius X, n.l. 36 door Leo XIII en 15 door den tegenwoordigen Paus. Onder het zevenjarig pontificaat van Paus Pius X stierven niet minder dan 28 kardinalen. In eene beschrijving van den nieuwen zoölogischen tuin, of liever de grootste en meest bevolkte die renkolonie, die gevestigd is in een dorpje in de buurt van Hamburg, noodigt de deken der importeurs van vreemde dieren, de bekende beer Hagenbeek ons uit tot een allerleerzaamste en allerinteressant ste wandeling. Hij heeft daar onder den neveli- gen hemel en het harde klimaat van Duitschland nog slechts een klein deeltje kunnen verwezenlijken van een merkwaardig plan, waar van hij ons in zijn boek mededee- ling doet en dat zou bestaan in de stichting van een ongecultiveerde streek in Florida of Louisiana, van een onmetelijke republiek van wilde dieren, waardoor hij der we reld de onbeperkte instandhouding zou verzekeren van de voornaamste soorten, die thans bedreigd worden met een algemeene en onherstel bare uitsterving. Want men weet, dat de antilopen, de giraffen, de zebra's, de olifanten zelfs en meer andeie even onschuldige als eigen aardige dieren, bezig zijn met een noodlottige snelheid van de weield- oppervlakte te verdwijnen. Het cen trum van Afrika bijv., is in minder dan tien jaren van zijn fauna ont volkt, sinds den dag, dat de inboor lingen in het bezit zijn gekomen van oude geweren en pistolen. In de vlakte van Soedan en Abessynié zijn moorddadige jachteD georgani seerd, waarbij honderden olifanten per dag omkwamen. Alles wijst er op, dat, wanneer men niet paal en perk stelt aan den wedijver dezer inboorlingen, die de beesten dooden om ze als voed sel te gebruiken en aan de talaijke Engelscbe of Amerikaansche jagers, die ze dooden om zich enkele harts tochtelijke emoties te bezorgeD, deze interessante dieren- en vogelfamilies, waarvan onze dierentuinen nu reeds slechts eenige zeldzame en meestal nog inferieure exemplaren beginnen te vertoonén, spoedig tot de laatste zullen zijn uitgeroeid. Dit nu wil Hagenbeek juist voor komen, door de stichting van een soort schuilplaats voor wilde dieren. Hij schat, dat de betrekkelijk ge ringe som van een half millioen voldoende «al rijn om ergens in het zuiden der Vereenigde Staten een groot, ongelijk terrein aan te koopen en in te richten. Olifanten, giraffen, zebra's, antilopen, alsmede de mooiste variëteiten kraan- en struisvogels, zouden uit alle hoeken der aarde naar dit nieuwe Eden worden overgebracht en zich daar vrijelijk vermenigvuldigen tot het voortdurend genoegen van hen, die na ons komen, 't Is een mooi plan, dat wel verwezenlijking verdient en men zou niet verbaasd mogen zijn, als Hagenbeek ter verfraaiing dezer dierenrepubliek een paar beesten zou geven van een soort, die wij sinds den zondvloed al voor uitge storven houden een paar levende „hrontosaures." Terwijl andere reizigers zich bezig houden Afrika te berooven van alles wat zijne inlandsche fauna bezit, gaf deze eminente dierenvriend het niet op, om in de meest ontoegan kelijke streken van de moerassen van Rhodesia eenige van deze mon sters op te sporen, waarvan ver scheidene getuigen hem plechtig bet beslaan hebben verzekerd. Ja alles rechtvaardigt de veronderstel ling, dat de „okapi" die kleine, roofgierige viervoeter, die eerst kort geleden aan de wetenschap bekend werd, niet de laatste is der levende rasseD, die ons nog te ontdekken vallen- Uit verschillende en beslist vertrouwbare bronnen heeft Hagen beek vernomen, dat de moerassen van Rhodesia bewoond woiden door enorme beesten, half olifant, ha^f draak, die herhaaldelijk hunne on gelooflijke muilen boven water ver- toouen en welke vorm herinnert aan die der anti-diluviaarsehe bron- tosauies. De inboorlingen vau die streken erkennen eveneens het bestaan dezer dieren, die hunne voorvaderen meer malen hebben afgebeeld in hunne gebedenplaatsen. Jammer wordt de toegang tot de moerassen, waar zich deze fabelachtige wezens ophouden, den Europeeschen explorateurs zeer bemoeilijkt, zoowel door sommige stammen in de omgeving, die steeds de expedities aanvallen, als door een nog geweldiger vijand, een moe raskoorts van een weergalooze he vigheid en hardnekkigheid. Maar Hagenbeek wanhoopt, zooals wij zeiden, er niet aan zich van eenige exemplaren dezer brontosaures mees ter te maken, overtuigd als hij is, dat de Voorzienigheid, die hem steeds merkwaardig gunstig was, hem niet zal laten sterven vóór hij een of twee paar van deze levende anachronismen in triomf naar zijn park te Stellingen heeft gebracht bij gebreke aan het nieuwe aardscli paradijs in Florida, waarvan hij ons' het curieuse plan heeft uiteen gezet. Hagenbeck's geheels loopbaan was eene familiaire omgang met de gevaarlijkste dieren. Reeds zijn vader, een vischkoopmannetje, was importeur en opvoeder geworden van wilde dieren en bewoog zich voortdurend in een kolonie van tijgers, beren, slangen en kroko dillen en wel met zulk een intimi teit, dat hij zich eiken dag er aan bloot stelde enkele van zijne lede maten kwijt to raken. Maar alle avonturen van dezen wakkeren grondlegger van de dynastie der j Hagenbecks waren slechts kinder- i spel bij die, welke voor zijn oudsten zoon waren weggelegd. Deze vertelt ons onder andere geschiedenissen, die van een jongen olifant, dien hij gedresseerd had hem met zijn snuit op te nemen en dan weer zachtjes op den grond te leggen. Op zeke ren dag echter, toen hij, na het dier naar gewoonte verzorgd te hebben, zijn gebruikelijke oefe ning deed, voelde hij, dat de greep van den snuit van een ongewone kracht was; in plaats van hem op den grond te leggen, slingerde de olifant, door een ongemotiveerde crisis van woede aangegrepen, hem met alle kracht tegen een muur. Een andere maal, toen hij in het station van Hambui g, bezig wa3 kooien met wilde beesten te be schermer, holde plotseling een oli fant achteruit, greep hem daarna woedend tusschen de slagtanden en wilde hem tegen een muur verpiet- teren. Hagenbeek werd toen bewus teloos opgenomen en slechts met moeite bijgebracht. In een wagon tusschen Triësten Weenen ontwaakte een jeugdige rhinoceros, die met hem reisde, uit zijn du'je eu begon Hagenbeck's jaspanden op te vreten, toen hij het dier in zijn zonderling mafi]* stoorde, stiet het kleine beest een woedenden kreet uit en trachtte hem te dooden door een zware baal naar hem te werpen. Behoeven we nog te zeggen, dat Hagenbeek ons dit alles verhaalt zonder eenigen schijn van overdrij ving, maar als een man, die door een lange onderv.nding aan derge lijke incidenten is gewend geraakt Slecht3 voor krokodillen en slan gen toont Hagenbeek een afkeer, omdat zij op hem hunne natuur lijke wreedheid hebben beproefd. Zoo groot zijn wantrouwen echter is voor alle reptielen, zoo groot is zijne goedheid en bezorgdheid voor de andere diereu. Telkens voelen we bij hem iets als de trotsche toegenegenheid van een vader of althans van een toe- gewijden leermeester, die de kleine zwakheden zijner kinderen slechts erkent, om ze daarna nog beter te kunnen prijzen. En bovendien zijn de fotografieën, die zijn boek illus treer en, reeds voldoende om ons te bewijzen met welke eerbiedige attentie een aantal zijner voedster- lingen van Stellingen hem omrin gen. Maar, we hebben nu nog niets gezegd van het park te SteilingeD, welke beschrij ving het voornaamste doel is van het merkwaardige boek van Hagenbeek. Deze verzekert ons, en staaft dit met bewijzen, dat het verschil van seizoen niet meer be staat voor de dieren, die hij geac climatiseerd heeft en dat een bezoek aan Stellingen, zelfs in de koudste dagen van den winter, ons kennis zou doen maken met de kouwe- lijkste dieren, of liever met die, welke het hevigst door den winter leden vóór ze er aan g6wend waren. Dank een methodische en voort durende behandeling rollen zich leeuwen en girsffen, struisvogels eu panters thans door de sneeuw met evenveel pleizier. als hunne voorva deren dat deden in hooge het gras der tropische prairies. KERKBERICHTEN. Auteursrecht voorbehouden. Kathedrale Kerk St. Bavo. ZONDAG, de H. .H Missen te half 7, 8 'en 9 uur en te half 11 de Hoogmis. Catechismus naar gewoon te. Half 7 Lof met Rozenhoedje, .Onder het Lof gelegenheid om te biechten. MAANDAG, Feestdag van O. L Vr. Hemelvaart. Te vieren ais Zon dag. De H.H. Missen te 6, 6V2, 7 en kwart vóór 8. Om 9 uur Pontificale Mis, waaronder de Diaken- en Pries terwijding. 's Avonds geen Lof ZATERDAG, 'sav. 7 uur Rozen hoedje in de MariakapR. A.s. Zondag zal de WelEcrw. heer Jan v. Brero te half 11 zijn eerste plechtige H. Mis in de .Kathedraal opdragen. Parochiekerk van den H. Joseph. ZONDAG, de stille H. Missen te 7 uur en te half 9, te half 11 Hoog mis. Na den middag te 2 uur lee ring. Van 68 gelegenheid om te biechten; te 7. uur Lof met Rozen hoedje.. DE OFFICIEELE WERKLUST to

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 9