TWEEDE BLAD Ka misdaad, vergelding. STADSNIEUWS. Brieven uit het Zwarte Werelddeel. VRIJDAG 16 SEPTEMBER 1310. Een kapel aan het houwen op het „platte land"- Laat mij dezen keer weer eens iets beschrijven, dat u eenig denkbeeld ril geven van Afrikaansche toestan- ben: het houwen van een kapel of berkje in een dorpje huiten Boe dinië. Looals ik reeds vroeger beschre- nel), is ons voornaamste werk pier in de hoofdstatie te Boedinië, b' id ten Boedinië zijn ongeveer PO j s ieder met een catechist jöf uienstonderwijzer. En deze «ai i: ten zijn onze propagandis ten i de nrovincie Boelamogië. Een tui,- ouden Boedinië vindt ge het eer ste kerkje, een heuvel verder weer ®en, een paar heuvels verder weel een ander, waar 's Zondags de be keerlingen samenkomen om door ['en cater,..st te worden onderricht, kor worut het geheele district be- tverK en dringt de invloed der mis sionarissen overal door. Lu j- net hier de gewoonte, dat be n .-onaris voorziet in de onkos ten van den catechist, terwijl het PPpernoc.fr van den heuvel voor het kerf zo: t. Dit is een uitstekende t'egenug, waardoor de onkosten van het kerk uj gespaard worden. Maar.... hier in Ainka, waar alles zoo lang haam gaat, moet men soms op ei genaardige wijze aandringen hij 't opperhoofd, of anders komt er van het kerkje weinig terecht. Het vol gende geval zal u alles duidelijk ma ken. Het opperhoofd van een heuvel, vier uren huiten Boedinië gelegen, had eenige jaren geleden een kerkje gebouwd, ongeveer 10 Meter lang en 6 Meter breed. De catechist had er goed gewerkt, met het gelukkige ge- Volg, dat er thans 16 Katholieke rienschen zijn, en zes anderen hier ia Boedinië den catechismus vol gen. Men ziet dus, hoe hier in kor ten tijd kleine Katholieke gemeen ten opspringen. Indien men een kaart zou maken van Midden-Afri- ka met al die parochietjes, zoudt ge Verbaasd staan, hoe hier de laatste tien jaren de Kerk als uit den grond is opgesprongen. Doch laten we terugkeeren tot ons opperhoofd op dien heuvel. Reeds in Maart kwam de catechist klagen, dat het kerkje in verval geraakteen noodzakelijk hersteld moest worden. Een brief werd dus geschreven naar het opperhoofd, om den goeden man te herinneren aan zijn plicht. In April ging ik zelf een kijkje nemen en vond, dat de muren nog goed wa ren, doch dat het stroo op het dak Vernieuwd moest worden. Het opper hoofd verzekerde, dat dit ten spoe digste zou gedaan worden, en stelde twee mannen aan om het werk te Verrichten. Nu zou men denken, dat ales wel in orde zou komen, doch hier in Afri ka gaat dat alles zoo vlug niet. Mei, Juni en Juli gingen voorhij, doch aan het kerkje werd niets gedaan. Eindelijk, in het einde van Juli ont ving ik berichthet dak was in gestort. Het was dus hoog tijd, om hier handelend op te treden. Wat te doen1? Terstond werd de hoofdcatechist opgeroepen, en dooi" dezen verge zeld, ging de missionaris er zelf naar toe, om de zaak in orde te brengen. Vier dragers gingen mee: één voor hed en beddegoed, nummer twee voor stoel en tafel, de derde droeg de kof fer met Mishenoodigdheden, terwijl tie laatste man de etenskist droeg. De eerste drie uren was het een goe de weg, doch toen ging het voor Meer dan een uur door het hooge gras. Het ging. hier met recht „het blatte land" op. Reeds op den heuvel kwamen ons Verscheidene Christenen te gemoet en vertelden, dat het opperhoofden Ook zijn zaakwaarnemer afwezig wa ven, doch dat maakte weinig ver- Schil. Regelrecht ging de missiona ris naar de woonplaats van het op perhoofd en installeerde zich daar zoo goed en zoo kwaad als het ging. Voor ik echter verder ga, moet ik even de woonplaats van het opper hoofd beschrijven. Stel u een open plein voor, omringd door een hooge rieten omheining, midden op dat plein een groote vierkante hut voor het opperhoofd en daaromheen 15 ronde hutten voor zijn vrouwen en kinderen. Denk daar wat blatende geiten en pikkende kippen tusschen en ge hebt een goed idee van de plaats waar de missionaris dien dag zijn verblijf hield en zijn zetel op sloeg als oppermachtig opperhoofd. Even buiten de omheinig stond 't kerkje, een droevig gezicht. Het ge heele (lak was ingestort en lag ge deeltelijk in en gedeeltelijk huiten het kerkje, zoodat regen en wind spoedig het overige zouden vernie len. Het was nu twaalf uur. De zon stond hoog aan den hemel, en ter wijl de kok bezig was met het mid dagmaal, kwamen de „notabelen van het dorp" bij den missionaris in de groote hut van het opperhoofd. Bij andere gelegenheden zou het een gezellig praatje geweest zijn, doch thans was 't er geen tijd naar om te praten. Terstond werd er krijgsraad gehouden, hoe ten spoedigste het kerkje weer op te bouwen. Eerst het voedsel voor de werklui, want zonder eten kan hier niets ge daan worden! Alle vrouwen van het opperhoofd moesten dus zooveel voedsel koken, als zij maar eenigs- zins konden. Daarna ging de hoofd catechist er op uit, om palen te hak ken, en zes mannen trokken er op nit, om de mannen te verzamelen op den heuvel. Er was dus een oogen- blik rust, waarvan gebruik werd ge maakt voor bet middagmaal. Tegen 2 uur echter kwam er weer beweging binnen de groote omhei ning. Van verschillende kanten kwa men de mannen opdagen en zetten zich neder voor de groote hut. Acht lange palen werden aangesleept door den hoofdcatechist en zijn mannen, en het werk kon beginnen. In het geheel waren er nu ongeveer 66 mannen en spoedig was het werk verdeeld. 25 hunner werden er op uitgestuurd om stroo of gras te ha len; 12 anderen gingen droge bana- nensehors halen als bindsel voor het dak, allen onder geleide van flinke hoofdmannen. De overigen begonnen met de opruiming van het onde dak. Het was nu 3 uur, en het werk werd flink aangepakt. Gelukkig wa ren de meeste stokken nog goed, en ook de rieten. Doch eerst moest alles losgesneden worden van het oude dak. Daarna werden twee lange pa len geplant in het midden der kerk en bovenaan verbonden met een ste vige dwarsbalk; want dit vormt den nok van het dak; nu gauw 8 palen geplant als pilaren in het kerkje, en men kon beginnen aan het dak. Lange stokken werden gelegd van af den nok over de pilaren tot op de muren en overal stevig vastgebon den met de aangebrachte bananen- schors. Zoodra dit gereed was, klom men een twintigtal mannen er op en bonden overal de rieten, zoodat het dak en netwerk begon te vormen van stokken en rieten. Intusscben hadden de mannen nieuw gras en stroo gehaald en voor het kerkje opgestapeld, doch voor dat het gras op het dak kon worden vastgelegd, begon de avond te val len en moest 't werk gestaakt wor den. 't Was dien avond een leven en drukte binnen de omheining van het opperhoofd. Groote vuren brandden op het plein, ieder met een schaar werklui er om heen gehurkt, want allen zouden daar den nacht door brengen, om weer 's morgens vroeg door te werken. De vrouwen van het opperhoofd hadden de bananen in groote aarden potten op het vuur, en spoedig werd het gekookte voedsel in mandjes aangedragen van uit de hutten. Tot diep in den nacht werd er heel wat afgepraat, terwijl de missionaris een welverdiende rust genoot in de hut van het opperhoofd. Toen 's morgens om 6 nnr de trom mels weer werden geslagen, gingen de mannen aan het werk, doch tege lijk met de mannen begonnen een twintigtal vrouwen met het schoon maken van het kerkpleintje, dat aan alle kanten met onkruid was be zaaid. Intusschen werd de hut van het opperhoofd wat opgeruimd en geze gend met wijwater; de Christenen kwamen de morgengebeden bidden en twaalf hunner kwamen ter biecht, om de H. Communie te ontvangen onder de Mis. Men zou hier heel wat kunnen uitweiden over het contrast tusschen die bedompte, zwart be- rookte hut en het smettelooze Misof- er er in opgedragen, doch zulke din gen vallen hier niet meer op. De missionaris raakt aan alles gewend en let meer op het werk dan op de omgeving. Afrika is heusch geen land voor hooge bespiegelingen en poëtische gedachten! Nauwelijks was dan ook de Mis uit, of de missionaris was weer hij zijn kerkje. Het lange gras was in bundeltjes samengebonden, en onop houdelijk snorden de bundeltjes door de lucht. Boven op het kerkje stonden weer een twintigtal man nen, die de bundels opvingen en vast bonden op het dak. Anderen waren bezig met het afsnijden van het gras, dat te ver van het dak afhing; weer anderen hakten met bijlen de stokken af, die al te lang waren, of waren bezig met het opruimen van puin. En onder dat alles door hak ten de hukkende negervrouwen met hun houweelen in het gras en on kruid, slaafsch en zwijgend zooals de heidensehe vrouw dat gewoon is. Eindelijk, tegen 12 uur,was alles klaar, en onder gejuich kwamen de mannen van het dak, terwijl de vrou wen haar kinderen op den rug slin gerden en heensjokten om thuis het eten te koken. Het werk was ver richt, en het was een mooi werk ge weest. Waarom ik u dit alles beschreef? Vooreerst om u een kijkje te geven in onze Afrikaansche wereld. Doch vooral ook, om u te doen zien, dat de missionaris weet te bezuinigen. Al de kapellen in het district wor den op deze wijze voor niets ge bouwd, al kost het ook soms moeite en booze woorden! Voor dingen, die, niet noodig zijn ,zou het onwaardig zijn, uwen steun te vragen. Doch waar iets broodnoodig is, zooals een steenen kerk in de hoofdstatie, zal ik steeds mijn goede Haarlemsche vrienden van harte dankbaar zijn voor den steun, dien zij zoo edelmoe dig schenken. C. SCHOEMAKER. Miss. Apost. Budini, 21 Aug. 1910. De Coöperatieve Waterleiding onzer buitengemeenten. Wij hebben reeds een en ander gezegd over het schrijven, dat B. en W. van Velsen tot de Gemeentera den in den omtrek hebben gericht over de stichting eener Coöperatie ve Waterleiding. Voor het ontwer pen van plannen hebben zij tot mo del genomen, die van Zuid-Beveland. Maar in het schrijven wordt voorts gezegd, dat de omstandighe den hier over het algemeen gunsti ger zijn dan in Beveland; het drink water behoeft hier niet van elders te worden aangevoerd; een groote be volking zal door de waterleiding kunnen bereikt worden, ook door den eigenaardig getrokken vorm, waar in de meeste dorpen hier zijn gele gen; de levensstandaard is hier zeker niet lager dan ginds. Waarom zou dan hier niet kunnen slagen, het geen in Zuid-Beveland naar alle waarschijnlijkheid tot een goed ein de zalvworden gebracht? Bezien we de Zuid-Bevelandsche plannen wat nader: Aan de gemeente van Zuid-Beve- larid komt de eer toe de eerste te zijn geweest, die de zaak der "drinkwater voorziening .ten platte lande krach- "agi hebiben ter hand genomen. Zuid- Reveland bezit een bevolking' van ruim 44000 zielen en hiervan reken de men dat 35000 door een waterlei ding zouden kunnen worden bereikt op het eiland zelf vond men nergens goed drinkwater in voldoende hoe veelheid, zoodat dit van elders en ".vel uit Noord-Brabant zou moeten worden aangevoerd. Daar werd een goede plaats voor waterwining aan getroffen op de höogezandgronden bij (Woensdrecht en men wist hier de beschikking over een (voldoende grondstuk ongeveer 14 JLA, gpoot, te verkrijgen, Zoo was de .eerste moeilijkheid op gelost. Poch men bleef nog .voor verschil lende moeilijke vraagpunten staan: de eerste was wel, op ,w|elken financi- ëeelen grondslag de onderneming moest worden gesteld en in nauw verhand daarmede de wijze, waarop de gemeenten zouden samen werken. Men twijfelde er wel is waar niet aan, dat de „onderneming op den lan gen duur een goede rente zou kun nen afwerpen en ruim alle kosten en uitgaven dekken, aan den anderen kant was het duidelijk genoeg, dat de eerste boekjaren een tekort zou den aanwijzen. ,Voor alles diende er nu gezorgd te worden, dat de tekorten niet in eenig jaar ten laste zouden komen der ge- meentebegrooting en zouden aange zuiverd moeten worden door de be lastingbetalers. Er moest dus een fonds gevormd ■worden, waaruit de aanvankelijke te korten niet in eenig jaar ten laste zouden komen der gemeente begroe ting en zouden aangezuiverd moeten worden door de belastingbetalers. Er moest dus een fonds gevormd worden, waaruit de aanvankelijke te korten zouden kunnen worden aan gezuiverd mep moest dus beginnen met een sterke reserve. Een bedrag v,an f 122.240 werd daartoe noodig geacht. Het eerlste boekjaar zou uit deze reserve een bedrag .van f 29000, liet twee boekjaar van f 51500, het derde van f27600 afgeschreven mos ten worden,, om de rente van het ge leende kapitaal en de bedrijfsbelas ting te kunnen betalen. Bij het begin van het vierde boek jaar zou de reserve geslonken zijn tot f 16832, doch in dit jaar zou het bedrijf zich zelve reeds kunnen dek ken. Gedurende de zeven eerste boek jaren zou echter geen afschrijving op de werken plaats vinden en alleen jaarlijks een bedrag van 2000 wor den afgeschreven op de oprichtings kosten. Zoo geeft men gelegenheid, dat de reserve door bijdragen uit de winst van het bedrijf weer aangroeit tot circa f 55000 in liet zevende boek jaar. In de „volgende jaren moet deze echter weer aangesproken worden, daar de afschrijving van 2 pCt. op de werken jaarlijks f29000 vordert In het 11de boekjaar begint de af lossing bij wijze van annuïteit, doch reeds in het 12e boekjaar blijkt het weer mogelijk de reserve met een klein bedrag uit de winst te verstar ken; zij .bedraagt dan echter nog ruim f 35000. Men voelt het onderscheid tus- echen een gewone naamlooze ven nootschap en deze. Een gewone par- tikuliere onderneming kan een deel van het benoodigde kapitaal als een obligatie-leening opnemen en over deze gelden is zij. Loe het bedrijf ook moge gaan, de bedongen rente verschuldigd, doch daarnaast bezit zij haar eigen kapitaal en over dit eigen kapitaal wordt geen dividend uitgekeerd, zoo er geen winst wordt behaald. Hier is het echter anders; de begrootingen der gemeenten mo gen niet met de tekorten belast wor den en daarom moet als dividend worden uitgekeerd het volle bedrag, dat de gemeenten aan rente van de oplgenomen kapitalen hebben te be talen. Het 'geheele bedrijf steunt dus in de aanvangsjaren op de af schrijvingen uit de reserve: heeft men zich onverhoopt misrekend, valt het bedrijf tegen en raakt d reserve uitgeput, zoo .ontzinkt de geheele grondslag, waarop de onderneming is opgebouwd. Men voelde, dat men meerdere zekerheid behoefde dan een 'berekening, die, hoe voorzichtig ook gedaan, toch zou kunnen blij ken niet juist te zijn geweest, zij het door bijzondere niet te .voor ziene omstandigheden. Men richtte zich tot „den jMinister van Binnenlandsche Zaken. Bij de toelichting tot art. 56 van Hoofd stuk ,V der Ontwerp Staatsbegro ting .voor 1910 was toch door „de Regeering, bepaaldelijk met betrek king tot drinkwaterleidingen ver klaard, dat „bij voorkomende geval len zal zijn te overwegen of eenige steun kan worden verleend om een op zich zelf economisch gezonde zaak door enkele moeilijke jaren heen te helpen." Men zette uiteen, hoe in het der de boekjaar de reserve op het laag ste punt zou dalen en zoo „ooit er dan behoefte zou zijn aan steun; het eenige wat de gemeenten zou den behoeven was de verzekerdheid, dat, wanneer de moeilijke agnvags- jaren langer mochten duren, dan zij aannamen en wanneer dientengevol ge de reserve uitgeput mocht zijn, deze reserve door een renteloos voor schot vanwege het Rijk zou worden aangevuld tot een zoodanig bedrag, dat de Maatschappij aan hare ver plichtingen zal kunnen voldoen. Het antwoord van den "Minister luidde als volgt: „Naar aanleiding van nevenvermeld schrijven heb ik de eer U te berichten, dat er in het daar bedoelde geval naar mijne meening voor de Regeering aanlei ding zal bestaan om het verleenen van geldelijken steun ernstig te over wegen. In het bijzonder omtrent het bedrag en den vorm van dien steun zal hatuurlijk een .beslissing .eerst kunnen worden genomen wanneer alle omstandigheden, die dan van invloed zullen moeten zijn, bekend zullen zijn." Het benoodigde kapitaal zal waar schijnlijk van de postspaarbank'ge leend kunnen worden tegen een ren te van 33/4%, af te lossen bij wijze van annuiteit in 80 jaar. Daar het veel voor heeft met de annuiteits- aflossingen te Wachten, tot- het be drijf zich .bedruipen kan, ligt hei in de bedoeling, dat de annuiteits- aflossing in .70 jaar zal geschieden, te beginnen met het elfde boekjaar der onderneming. De rente zal 334 °/t> zijn over de geheele geleende som berekend en daardoor natuurlijk hooger over bet eigenlijke kapitaal der onderneming. Hiertoe kunnen toch slechts gere kend worden de aanlegkosten der Werken, een bedrag van ongeveer f 1.350.000 plus een bedrag „van on geveer f 100.000 voor dienstleidin gen, watermeters enz. De gelden bij den aanvang in de reserve gestort voor dividend-uitkeering in de aan vangsjaren mag uitteraard niet bij het kapitaal worden gerekend. Over het eigenlijke kapitaal berekend be draagt de rente dan ook 4.05% en na het 11de jaar, wanneer de af lossing zal zijn aangevangen zal de annuiteit 4.385% bedragen van het maatschappelijk kapitaal zijnde een bedrag van f67.003. Bij de berekening is aangenomen, dat het waterverbruik zich zou ont wikkelen, als in Delft is geschied bij later aangelegde waterleidin gen werden veel gunstiger cijfers verkregen en dat de waterprijs zou zijn 30 et®. per M3. (Wat het volgende punt betreft, de grondslag, waarop de gemeenten zouden samenwerken, men koos hier voor de naamlooze vennootschap, zooals reeds uit het voorgaande blijkt. Buiten kwestie was het toch uitteraard in het gegeven geval, dat een der gemeenten, bijv. Goes, de geheele aanleg voor zijn rekening zou nemen en contracten sluiten met de omliggende dorpen. Gok de samenwerking, zooals de ze gedacht is in de aftakelen 121 en .122 der gemeentewet werd als te omslachtig verworpen. De verschillende gemeenten wer den eenvoudig aandeelhouders der naamlooze vennootschap, de aandee-i len werden op f 1000 gesteld en aan elke 50 aandeelen een stem toege kend in de vergadering van aan deelhouders tot een maximum van 6 stemmen. De aandeelen zijn op naam, kunnen slechts aan gemeenten in Zuid-Beveland worden overge dragen en niet dan na voorafgaande toestemming van de Vergadering van Aandeelhouders. De Yennootschap wordt bestuurd door. een Directeur onder toezicht van een Raad van Beheer, bestaande uit zeven leden. De oprichters verbinden zich om boven de bedragen, tot storting van boven de bedragen, tot storting waarvan zij als aandeelhouders ver plicht zijn, in de kas van de ven nootschap te storten 8% .van het bedrag waarvoor zij aandeel hebben genomen tot vorming vfn een re serve. Deze reserve strekt in de eerste plaats tot dekking van geleden ver liezen, wijders mag daaruit de winst, die de aandeelhouders over eenig boekjaar krachtens de statuten ge nieten, worden aangevuld (4.05% ge durende de eerste 10 boekjaren, daar na 4.385%). Nadat alle verliezen zijn aangezuiverd en de afschrijvingen hebben plaats gehad wordt de over blijvende winst bestemd om de 4.05% later 4.385% aan de aandeel houders uit te keeren. Vjan de alsdan overblijvende winst wordt 85% .aan de reserve toege voegd en van het overige 6% uit gekeerd aan den Directeur, even veel aan het personeel 3% aan den Raad van Beheer. Bedraagt de reserve 15% van het maatschappelijk kapitaal zoo wordt niet meer in de reservé gestort, do-h, de winst aan de aandeelhouders uit gekeerd, de pereenten aan den Di recteur, Personeel en Raad van Be heer uitgezonderd. De ennootschap wordt opgericht voor 80 jaar. j E«n voordracht over zwemmen. Nu een Raadscommissie zeer hard aan 't werk is om den Raad te advi- seeren over de rentabiliteit in onze stad, eener overdekte Zwem- en Badinrl h- ting, nu we tal van zwemwedstrijden ia de laatste weken hebben verslagen, is het wel eens aardig een en ander mee te deelen over de voordracht, die door den heer Dr. E. Merens, onzen stadge noot, onlangs in Amsterdam is gehou den. Dr. Merens begint dan te vertellen, dat een zijner stellingen, toen hij pro moveerde, deze was: Meer dan de gym nastiek verdient het baden en zwemmen aanmoediging en steun van overheids'- wege. Zoo gaarne had hij gezien, dat deze stelling was aangevallen. Maar, aangevochten werd ze toen niet. „Toen" zeg ik, aldus spr., want weinig dagen later reeds betitelde een gvmnast- tieklevend collega mijne mooies telling ling als „pure onzin". Een van Nederlands meest bevoegde gymnastiek-autoriteit zei evenwei zelf: Zwemmen is zelve gymnastiek, uitge voerd onder de gunstigste omstandighe den. Geen enkel overtollig kleedingstuk, alie spieren in volle werking, de beste voorwaarde van eene evenredige Li- chaamsontwikkelingin het borstzwem- men mogen wij zelfs eene puike heil- gymnastische oefening tegen den krom men rug begroeten; geen stoffige loka len maar een zuivere lucht, die dank zij de krachtdadige beweging met volle teugen wordt ingezogen en de longen tot in hun diepste duisternissen er- fris cht en verkwikt; geen bszweeting en dus ook niet de gevolgen daarvan want dit acht ik juist zoo'n groot be zwaar van de gymnastiek, zooals die meestentijd nog wordt beoefend, dat de turner zijne oefeningen verricht en FEUILLETON. 56) Men bereikte weldra Ohevry. .Te genover de pastorie hield de voer- to.au stil. ni Naarmate de vluchtelinge uat Lier- toont het dorp naderde, voelde zij hare ontroering toenemen, en haar hart Tdopte- geweldig in hare hij genden boezem. Terwijl Ohevry ha,ar het verschrikkelijk verleden herin nerde, bracht het haar voor oogen het teergeliefde kind dat zij in han den gelaten had van den ouden pas koor, die „voor haar zijne woning nad opengesteld. Jeanne herkende met den eersten oogopslag hét ijzeren hek. Zij her innerde zich den dag, toen zij, uit geput van vermoeidheid, stervende Van hongerden kleinen George in hare armen dragend, aan dat hek Gebeld had en dan half bewusteloos Neergevallen was. Zij ging den weg „over, en even- Nis zij een en twintig jaar te voren gedaan had, belde zij- Een oude dienstmeid, sidderend van koude «Wam opendoen. (Wat verlangt gij vroeg zij. Ik zou den pastoor yan .Ohe vry willen „spreken, antwoordde Je anne. De pastoor zingt de vespers. Indien gij „hem wilt spreken, moet ge naar de kerk gaan. Zou ik hem hier niet mogen wachten murmelde de vluchtelinge. (Wacht .op straat als gij wilt, hernam zij. Mijnheer pastoor heeft mij verboden iemand binnen te la ten a-ls hij er niet is. De oude meid sloot het hek toe en vertrok. Jeanne begaf zich' naaf de kerk. De vluchtelinge trad langs eene zijdeur binnen, sloop achter een pi laar, knielde neer en stuurde eeu vurig gebed ten hemel. J De vespers, liepen ten einde. Lang zamerhand vertrokken de geloovi- gen. De pastoor was in de sacristie ge gaan met den koster; en de koor knapen. |W,eldra verlieten zij de kerk. (Weldra verscheen de pastoor. Het was een man van ongeveer vijftig j,aar. Hij ging .voor het hoogaltaar knielen, en na een kort gebed, ging bij naar den uitgang. Jeanne trad hem te giemoetl De priester bezag bgar. JWat verlangt gij yrpuw vroeg hip Mijnheer pastoor. Ik kom op zettelijk uit Parijs pm u te spreken. Een persoon heeft mij gelast u eeni ge inlichtingen te vragejo-, over uwen voorganger, die de parochie bediende in 1861. Gij spreekt van den eerwaarden heer Laugier. Hij is gestorven in het jaar van den oorlog en ik ben hier sedert 1871. Gij hebt hem gekend.? Zeer weinig. Ik heb nochtans de eer gehad hem twee of drie kee ren te zien bij het einde van zijn leven. Had hij geene zuster Eene zuster die eenigen tijd voor hem gestorven is, ja. Heeft die zuster geen kind groot gebracht? Ja.... haren zoon heeft men mij gezegd. Den mijnedacht Jeanne sidde rend. Den mijne Zij voegde er luidop bij, terwijl zij haren angst poogde te verbergen -[Weet gij wat er van het kind geworden is? Om dat te vernemen ben ik naar Ghevry gekomen. De pastoor schudde het hoofd, ik kan u daarover slechts on bepaalde inlichtingen geven, ant woordde hij. Koen ik bezit', genomen Kad van de pastorie heb ik hooren vertellen, dat de zoon der zuster van den goeden pastoor Laugier de lijkplechtigheden van zijn oom was komen bijwonen, en dat hij daarna aanstonds naar Parijs vertrokken was njet een yriend van den over ledene. Meer weet ik niet. Runt gij mij dan ten minste den naam- niet zeggen van dien vriend van uwen voorganger? Ik heb hem nooit gekend. De burgemeester van het dorp kent hem misschien De tegenwoordige „burgemeester is eerst zeven-en twintig jaar oud. Maar de vroegere burgemees ter.... die van 1861?.... - Hij is sedert lang dood. Twee anderen hébben hem sedert dien op gevolgd- De dienstmeid van pastoor Laugier Zij was gestorven voor den pastoor en zijne zuster. Be „zuster was weduwe, niet waar. Ja. Zij is te Ohevry gestorven? Ik geloof liet. Dian moet haar naam ingeschre ven zijn in de boeken der kerk in die „van het gemeentehuis, en ook op een graf? Dat is zeker, doch gedurende den oorlog js dl les vernield. Men heeft hier verscheidene malen ge vochten. Het gemeentehuis en drie vierden der woningen van het dorp zijn afgebrandde boeken der kerk werden geplunderd, en de grafzerken door de houwitsers .verbrijzeld. Dus, murmelde Jeanne wanho pig, ik zal niets kunnen te weten komen. Al de vragen der vluchtelinge hadden ten slotte .eenige „verbazing en daarna eenig wantrouwen opge wekt in den geest van den priester. De hevige ontroering van Jeanue werd elk oogenblik meer en meer zichtbaar. [IVelk groot belang, welk per soonlijk belang hebt gij om die din gen te weten .vroeg de pastoor op het .woord „persoonlijk" aandrin gend. Jeanne sidderde. Zij was te ver standig om niet te begrijpen, dat men baar begon te verdenken. Ver der vragen was gevaarlijk voor liaar-; dat kon de politie op haar spoor brengen, in geval deze veron derstelde, dat zij naar Ohevry geko men was 3m haar kind terug te vinden. En zich tot den priester wenden de, die haar met onderzoekenden blik beschouwde, zeide zij Ik heb het u reeds gezegd, mijn; heer pastoor, het is niet voor mij dat ik dit alles vraag. De vriendin, welke mij met deze taak belast beeft, had mij gesmeekt aan te dringen, ten einde eenige inlichtingen te be komen, hoe gering ook, over het kind. Is er dan iemand, die er zulk groot belang bij heeft dien zoon te rug te vinden? ,Van welken aard is dat belang De toon waarop „die woorden uit gesproken werden, bewees duidelijk genoeg aan Jeanne, „dat het wantrou wen aangroeide. Ik weet- er niets van, antwoord de „zij „verlegenmen heeft mij met eene boodschap belast, ik beb ze vervuld; dat is alles. En ik weet enkel wat ik u ge zegd heb. Ga. in het dorp vragen. Misschien zult gij er iemand vinden die u beter zal inlichten dan ik. Dat God u geleidde, mijn kind..., LX. De priester verliet de kerk. Jeanne was ontmoedigd. De arme vrouw knielde op den vloer neer tegenover het koor. Mijn God!.... mijn God' stamel de zij, de saamgevouwen handen ten hemel verheffendwaar te zoeken Ik zal nimmer iets vernemen. Alles slaat mij tegen.... „Almachtige God, God van goed heid, God van rechtvaardigheid, ik smeek n, geef mij raad. geleid mij.- Een man heeft naar Parijs een kind meegenomen, dat men zeide de kind meegenomen, dat men zeide den neef van pastoor Laugier te zijn.: Dat kind moet het mijne zijn. De zuster van den pastoor van Ohevry, had mij beloofd over mijn zoon te waken. Zij zal hare belofte gehou den hebben. Jeanne bracht hare handen aan' haar brandend Voorhoofd en barstte in snikken los. (Welnu! hernam zij eenige o ogenblikken later, "het hoofd eens-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 5