TWEEDE BLAD
Ka misdaad, vergelding.
STADSNIEUWS.
Brieven uit het Zwarte
Werelddeel.
VRIJDAG 16 SEPTEMBER 1310.
Een kapel aan het houwen op het
„platte land"-
Laat mij dezen keer weer eens iets
beschrijven, dat u eenig denkbeeld
ril geven van Afrikaansche toestan-
ben: het houwen van een kapel of
berkje in een dorpje huiten Boe
dinië.
Looals ik reeds vroeger beschre-
nel), is ons voornaamste werk
pier in de hoofdstatie te Boedinië,
b' id ten Boedinië zijn ongeveer
PO j s ieder met een catechist
jöf uienstonderwijzer. En deze
«ai i: ten zijn onze propagandis
ten i de nrovincie Boelamogië. Een
tui,- ouden Boedinië vindt ge het eer
ste kerkje, een heuvel verder weer
®en, een paar heuvels verder weel
een ander, waar 's Zondags de be
keerlingen samenkomen om door
['en cater,..st te worden onderricht,
kor worut het geheele district be-
tverK en dringt de invloed der mis
sionarissen overal door.
Lu j- net hier de gewoonte, dat
be n .-onaris voorziet in de onkos
ten van den catechist, terwijl het
PPpernoc.fr van den heuvel voor het
kerf zo: t. Dit is een uitstekende
t'egenug, waardoor de onkosten van
het kerk uj gespaard worden. Maar....
hier in Ainka, waar alles zoo lang
haam gaat, moet men soms op ei
genaardige wijze aandringen hij 't
opperhoofd, of anders komt er van
het kerkje weinig terecht. Het vol
gende geval zal u alles duidelijk ma
ken.
Het opperhoofd van een heuvel,
vier uren huiten Boedinië gelegen,
had eenige jaren geleden een kerkje
gebouwd, ongeveer 10 Meter lang en
6 Meter breed. De catechist had er
goed gewerkt, met het gelukkige ge-
Volg, dat er thans 16 Katholieke
rienschen zijn, en zes anderen hier
ia Boedinië den catechismus vol
gen. Men ziet dus, hoe hier in kor
ten tijd kleine Katholieke gemeen
ten opspringen. Indien men een
kaart zou maken van Midden-Afri-
ka met al die parochietjes, zoudt ge
Verbaasd staan, hoe hier de laatste
tien jaren de Kerk als uit den grond
is opgesprongen.
Doch laten we terugkeeren tot ons
opperhoofd op dien heuvel. Reeds in
Maart kwam de catechist klagen,
dat het kerkje in verval geraakteen
noodzakelijk hersteld moest worden.
Een brief werd dus geschreven naar
het opperhoofd, om den goeden man
te herinneren aan zijn plicht. In
April ging ik zelf een kijkje nemen
en vond, dat de muren nog goed wa
ren, doch dat het stroo op het dak
Vernieuwd moest worden. Het opper
hoofd verzekerde, dat dit ten spoe
digste zou gedaan worden, en stelde
twee mannen aan om het werk te
Verrichten.
Nu zou men denken, dat ales wel
in orde zou komen, doch hier in Afri
ka gaat dat alles zoo vlug niet. Mei,
Juni en Juli gingen voorhij, doch
aan het kerkje werd niets gedaan.
Eindelijk, in het einde van Juli ont
ving ik berichthet dak was in
gestort. Het was dus hoog tijd, om
hier handelend op te treden.
Wat te doen1?
Terstond werd de hoofdcatechist
opgeroepen, en dooi" dezen verge
zeld, ging de missionaris er zelf naar
toe, om de zaak in orde te brengen.
Vier dragers gingen mee: één voor
hed en beddegoed, nummer twee voor
stoel en tafel, de derde droeg de kof
fer met Mishenoodigdheden, terwijl
tie laatste man de etenskist droeg.
De eerste drie uren was het een goe
de weg, doch toen ging het voor
Meer dan een uur door het hooge
gras. Het ging. hier met recht „het
blatte land" op.
Reeds op den heuvel kwamen ons
Verscheidene Christenen te gemoet
en vertelden, dat het opperhoofden
Ook zijn zaakwaarnemer afwezig wa
ven, doch dat maakte weinig ver-
Schil. Regelrecht ging de missiona
ris naar de woonplaats van het op
perhoofd en installeerde zich daar
zoo goed en zoo kwaad als het ging.
Voor ik echter verder ga, moet ik
even de woonplaats van het opper
hoofd beschrijven. Stel u een open
plein voor, omringd door een hooge
rieten omheining, midden op dat
plein een groote vierkante hut voor
het opperhoofd en daaromheen 15
ronde hutten voor zijn vrouwen en
kinderen. Denk daar wat blatende
geiten en pikkende kippen tusschen
en ge hebt een goed idee van de
plaats waar de missionaris dien dag
zijn verblijf hield en zijn zetel op
sloeg als oppermachtig opperhoofd.
Even buiten de omheinig stond 't
kerkje, een droevig gezicht. Het ge
heele (lak was ingestort en lag ge
deeltelijk in en gedeeltelijk huiten
het kerkje, zoodat regen en wind
spoedig het overige zouden vernie
len. Het was nu twaalf uur. De zon
stond hoog aan den hemel, en ter
wijl de kok bezig was met het mid
dagmaal, kwamen de „notabelen van
het dorp" bij den missionaris in de
groote hut van het opperhoofd. Bij
andere gelegenheden zou het een
gezellig praatje geweest zijn, doch
thans was 't er geen tijd naar om te
praten. Terstond werd er krijgsraad
gehouden, hoe ten spoedigste het
kerkje weer op te bouwen.
Eerst het voedsel voor de werklui,
want zonder eten kan hier niets ge
daan worden! Alle vrouwen van het
opperhoofd moesten dus zooveel
voedsel koken, als zij maar eenigs-
zins konden. Daarna ging de hoofd
catechist er op uit, om palen te hak
ken, en zes mannen trokken er op
nit, om de mannen te verzamelen op
den heuvel. Er was dus een oogen-
blik rust, waarvan gebruik werd ge
maakt voor bet middagmaal.
Tegen 2 uur echter kwam er weer
beweging binnen de groote omhei
ning. Van verschillende kanten kwa
men de mannen opdagen en zetten
zich neder voor de groote hut. Acht
lange palen werden aangesleept door
den hoofdcatechist en zijn mannen,
en het werk kon beginnen. In het
geheel waren er nu ongeveer 66
mannen en spoedig was het werk
verdeeld. 25 hunner werden er op
uitgestuurd om stroo of gras te ha
len; 12 anderen gingen droge bana-
nensehors halen als bindsel voor het
dak, allen onder geleide van flinke
hoofdmannen. De overigen begonnen
met de opruiming van het onde dak.
Het was nu 3 uur, en het werk
werd flink aangepakt. Gelukkig wa
ren de meeste stokken nog goed, en
ook de rieten. Doch eerst moest alles
losgesneden worden van het oude
dak. Daarna werden twee lange pa
len geplant in het midden der kerk
en bovenaan verbonden met een ste
vige dwarsbalk; want dit vormt den
nok van het dak; nu gauw 8 palen
geplant als pilaren in het kerkje, en
men kon beginnen aan het dak.
Lange stokken werden gelegd van
af den nok over de pilaren tot op de
muren en overal stevig vastgebon
den met de aangebrachte bananen-
schors. Zoodra dit gereed was, klom
men een twintigtal mannen er op en
bonden overal de rieten, zoodat het
dak en netwerk begon te vormen
van stokken en rieten.
Intusscben hadden de mannen
nieuw gras en stroo gehaald en voor
het kerkje opgestapeld, doch voor
dat het gras op het dak kon worden
vastgelegd, begon de avond te val
len en moest 't werk gestaakt wor
den.
't Was dien avond een leven en
drukte binnen de omheining van het
opperhoofd. Groote vuren brandden
op het plein, ieder met een schaar
werklui er om heen gehurkt, want
allen zouden daar den nacht door
brengen, om weer 's morgens vroeg
door te werken. De vrouwen van het
opperhoofd hadden de bananen in
groote aarden potten op het vuur, en
spoedig werd het gekookte voedsel
in mandjes aangedragen van uit de
hutten. Tot diep in den nacht werd
er heel wat afgepraat, terwijl de
missionaris een welverdiende rust
genoot in de hut van het opperhoofd.
Toen 's morgens om 6 nnr de trom
mels weer werden geslagen, gingen
de mannen aan het werk, doch tege
lijk met de mannen begonnen een
twintigtal vrouwen met het schoon
maken van het kerkpleintje, dat
aan alle kanten met onkruid was be
zaaid.
Intusschen werd de hut van het
opperhoofd wat opgeruimd en geze
gend met wijwater; de Christenen
kwamen de morgengebeden bidden
en twaalf hunner kwamen ter biecht,
om de H. Communie te ontvangen
onder de Mis. Men zou hier heel wat
kunnen uitweiden over het contrast
tusschen die bedompte, zwart be-
rookte hut en het smettelooze Misof-
er er in opgedragen, doch zulke din
gen vallen hier niet meer op. De
missionaris raakt aan alles gewend
en let meer op het werk dan op de
omgeving. Afrika is heusch geen
land voor hooge bespiegelingen en
poëtische gedachten!
Nauwelijks was dan ook de Mis
uit, of de missionaris was weer hij
zijn kerkje. Het lange gras was in
bundeltjes samengebonden, en onop
houdelijk snorden de bundeltjes
door de lucht. Boven op het kerkje
stonden weer een twintigtal man
nen, die de bundels opvingen en vast
bonden op het dak. Anderen waren
bezig met het afsnijden van het
gras, dat te ver van het dak afhing;
weer anderen hakten met bijlen de
stokken af, die al te lang waren, of
waren bezig met het opruimen van
puin. En onder dat alles door hak
ten de hukkende negervrouwen met
hun houweelen in het gras en on
kruid, slaafsch en zwijgend zooals
de heidensehe vrouw dat gewoon is.
Eindelijk, tegen 12 uur,was alles
klaar, en onder gejuich kwamen de
mannen van het dak, terwijl de vrou
wen haar kinderen op den rug slin
gerden en heensjokten om thuis het
eten te koken. Het werk was ver
richt, en het was een mooi werk ge
weest.
Waarom ik u dit alles beschreef?
Vooreerst om u een kijkje te geven
in onze Afrikaansche wereld. Doch
vooral ook, om u te doen zien, dat
de missionaris weet te bezuinigen.
Al de kapellen in het district wor
den op deze wijze voor niets ge
bouwd, al kost het ook soms moeite
en booze woorden! Voor dingen, die,
niet noodig zijn ,zou het onwaardig
zijn, uwen steun te vragen. Doch
waar iets broodnoodig is, zooals een
steenen kerk in de hoofdstatie, zal
ik steeds mijn goede Haarlemsche
vrienden van harte dankbaar zijn
voor den steun, dien zij zoo edelmoe
dig schenken.
C. SCHOEMAKER.
Miss. Apost.
Budini, 21 Aug. 1910.
De Coöperatieve Waterleiding
onzer buitengemeenten.
Wij hebben reeds een en ander
gezegd over het schrijven, dat B. en
W. van Velsen tot de Gemeentera
den in den omtrek hebben gericht
over de stichting eener Coöperatie
ve Waterleiding. Voor het ontwer
pen van plannen hebben zij tot mo
del genomen, die van Zuid-Beveland.
Maar in het schrijven wordt
voorts gezegd, dat de omstandighe
den hier over het algemeen gunsti
ger zijn dan in Beveland; het drink
water behoeft hier niet van elders te
worden aangevoerd; een groote be
volking zal door de waterleiding
kunnen bereikt worden, ook door den
eigenaardig getrokken vorm, waar
in de meeste dorpen hier zijn gele
gen; de levensstandaard is hier zeker
niet lager dan ginds. Waarom zou
dan hier niet kunnen slagen, het
geen in Zuid-Beveland naar alle
waarschijnlijkheid tot een goed ein
de zalvworden gebracht?
Bezien we de Zuid-Bevelandsche
plannen wat nader:
Aan de gemeente van Zuid-Beve-
larid komt de eer toe de eerste te zijn
geweest, die de zaak der "drinkwater
voorziening .ten platte lande krach-
"agi hebiben ter hand genomen. Zuid-
Reveland bezit een bevolking' van
ruim 44000 zielen en hiervan reken
de men dat 35000 door een waterlei
ding zouden kunnen worden bereikt
op het eiland zelf vond men nergens
goed drinkwater in voldoende hoe
veelheid, zoodat dit van elders en
".vel uit Noord-Brabant zou moeten
worden aangevoerd. Daar werd een
goede plaats voor waterwining aan
getroffen op de höogezandgronden
bij (Woensdrecht en men wist hier de
beschikking over een (voldoende
grondstuk ongeveer 14 JLA, gpoot,
te verkrijgen,
Zoo was de .eerste moeilijkheid op
gelost.
Poch men bleef nog .voor verschil
lende moeilijke vraagpunten staan:
de eerste was wel, op ,w|elken financi-
ëeelen grondslag de onderneming
moest worden gesteld en in nauw
verhand daarmede de wijze, waarop
de gemeenten zouden samen werken.
Men twijfelde er wel is waar niet
aan, dat de „onderneming op den lan
gen duur een goede rente zou kun
nen afwerpen en ruim alle kosten
en uitgaven dekken, aan den anderen
kant was het duidelijk genoeg, dat
de eerste boekjaren een tekort zou
den aanwijzen.
,Voor alles diende er nu gezorgd te
worden, dat de tekorten niet in eenig
jaar ten laste zouden komen der ge-
meentebegrooting en zouden aange
zuiverd moeten worden door de be
lastingbetalers.
Er moest dus een fonds gevormd
■worden, waaruit de aanvankelijke te
korten niet in eenig jaar ten laste
zouden komen der gemeente begroe
ting en zouden aangezuiverd moeten
worden door de belastingbetalers.
Er moest dus een fonds gevormd
worden, waaruit de aanvankelijke te
korten zouden kunnen worden aan
gezuiverd mep moest dus beginnen
met een sterke reserve. Een bedrag
v,an f 122.240 werd daartoe noodig
geacht.
Het eerlste boekjaar zou uit deze
reserve een bedrag .van f 29000,
liet twee boekjaar van f 51500, het
derde van f27600 afgeschreven mos
ten worden,, om de rente van het ge
leende kapitaal en de bedrijfsbelas
ting te kunnen betalen.
Bij het begin van het vierde boek
jaar zou de reserve geslonken zijn tot
f 16832, doch in dit jaar zou het
bedrijf zich zelve reeds kunnen dek
ken.
Gedurende de zeven eerste boek
jaren zou echter geen afschrijving
op de werken plaats vinden en alleen
jaarlijks een bedrag van 2000 wor
den afgeschreven op de oprichtings
kosten.
Zoo geeft men gelegenheid, dat de
reserve door bijdragen uit de winst
van het bedrijf weer aangroeit tot
circa f 55000 in liet zevende boek
jaar. In de „volgende jaren moet deze
echter weer aangesproken worden,
daar de afschrijving van 2 pCt. op
de werken jaarlijks f29000 vordert
In het 11de boekjaar begint de af
lossing bij wijze van annuïteit, doch
reeds in het 12e boekjaar blijkt het
weer mogelijk de reserve met een
klein bedrag uit de winst te verstar
ken; zij .bedraagt dan echter nog
ruim f 35000.
Men voelt het onderscheid tus-
echen een gewone naamlooze ven
nootschap en deze. Een gewone par-
tikuliere onderneming kan een deel
van het benoodigde kapitaal als een
obligatie-leening opnemen en over
deze gelden is zij. Loe het bedrijf
ook moge gaan, de bedongen rente
verschuldigd, doch daarnaast bezit
zij haar eigen kapitaal en over dit
eigen kapitaal wordt geen dividend
uitgekeerd, zoo er geen winst wordt
behaald. Hier is het echter anders;
de begrootingen der gemeenten mo
gen niet met de tekorten belast wor
den en daarom moet als dividend
worden uitgekeerd het volle bedrag,
dat de gemeenten aan rente van de
oplgenomen kapitalen hebben te be
talen. Het 'geheele bedrijf steunt
dus in de aanvangsjaren op de af
schrijvingen uit de reserve: heeft
men zich onverhoopt misrekend, valt
het bedrijf tegen en raakt d reserve
uitgeput, zoo .ontzinkt de geheele
grondslag, waarop de onderneming
is opgebouwd. Men voelde, dat men
meerdere zekerheid behoefde dan een
'berekening, die, hoe voorzichtig
ook gedaan, toch zou kunnen blij
ken niet juist te zijn geweest, zij
het door bijzondere niet te .voor
ziene omstandigheden.
Men richtte zich tot „den jMinister
van Binnenlandsche Zaken. Bij de
toelichting tot art. 56 van Hoofd
stuk ,V der Ontwerp Staatsbegro
ting .voor 1910 was toch door „de
Regeering, bepaaldelijk met betrek
king tot drinkwaterleidingen ver
klaard, dat „bij voorkomende geval
len zal zijn te overwegen of eenige
steun kan worden verleend om een
op zich zelf economisch gezonde
zaak door enkele moeilijke jaren
heen te helpen."
Men zette uiteen, hoe in het der
de boekjaar de reserve op het laag
ste punt zou dalen en zoo „ooit er
dan behoefte zou zijn aan steun;
het eenige wat de gemeenten zou
den behoeven was de verzekerdheid,
dat, wanneer de moeilijke agnvags-
jaren langer mochten duren, dan zij
aannamen en wanneer dientengevol
ge de reserve uitgeput mocht zijn,
deze reserve door een renteloos voor
schot vanwege het Rijk zou worden
aangevuld tot een zoodanig bedrag,
dat de Maatschappij aan hare ver
plichtingen zal kunnen voldoen.
Het antwoord van den "Minister
luidde als volgt: „Naar aanleiding
van nevenvermeld schrijven heb ik
de eer U te berichten, dat er in
het daar bedoelde geval naar mijne
meening voor de Regeering aanlei
ding zal bestaan om het verleenen
van geldelijken steun ernstig te over
wegen. In het bijzonder omtrent het
bedrag en den vorm van dien steun
zal hatuurlijk een .beslissing .eerst
kunnen worden genomen wanneer
alle omstandigheden, die dan van
invloed zullen moeten zijn, bekend
zullen zijn."
Het benoodigde kapitaal zal waar
schijnlijk van de postspaarbank'ge
leend kunnen worden tegen een ren
te van 33/4%, af te lossen bij wijze
van annuiteit in 80 jaar. Daar het
veel voor heeft met de annuiteits-
aflossingen te Wachten, tot- het be
drijf zich .bedruipen kan, ligt hei
in de bedoeling, dat de annuiteits-
aflossing in .70 jaar zal geschieden,
te beginnen met het elfde boekjaar
der onderneming.
De rente zal 334 °/t> zijn over de
geheele geleende som berekend en
daardoor natuurlijk hooger over bet
eigenlijke kapitaal der onderneming.
Hiertoe kunnen toch slechts gere
kend worden de aanlegkosten der
Werken, een bedrag van ongeveer
f 1.350.000 plus een bedrag „van on
geveer f 100.000 voor dienstleidin
gen, watermeters enz. De gelden bij
den aanvang in de reserve gestort
voor dividend-uitkeering in de aan
vangsjaren mag uitteraard niet bij
het kapitaal worden gerekend. Over
het eigenlijke kapitaal berekend be
draagt de rente dan ook 4.05% en
na het 11de jaar, wanneer de af
lossing zal zijn aangevangen zal de
annuiteit 4.385% bedragen van het
maatschappelijk kapitaal zijnde een
bedrag van f67.003.
Bij de berekening is aangenomen,
dat het waterverbruik zich zou ont
wikkelen, als in Delft is geschied
bij later aangelegde waterleidin
gen werden veel gunstiger cijfers
verkregen en dat de waterprijs
zou zijn 30 et®. per M3.
(Wat het volgende punt betreft,
de grondslag, waarop de gemeenten
zouden samenwerken, men koos hier
voor de naamlooze vennootschap,
zooals reeds uit het voorgaande
blijkt. Buiten kwestie was het toch
uitteraard in het gegeven geval, dat
een der gemeenten, bijv. Goes, de
geheele aanleg voor zijn rekening
zou nemen en contracten sluiten met
de omliggende dorpen.
Gok de samenwerking, zooals de
ze gedacht is in de aftakelen 121
en .122 der gemeentewet werd als
te omslachtig verworpen.
De verschillende gemeenten wer
den eenvoudig aandeelhouders der
naamlooze vennootschap, de aandee-i
len werden op f 1000 gesteld en aan
elke 50 aandeelen een stem toege
kend in de vergadering van aan
deelhouders tot een maximum van
6 stemmen. De aandeelen zijn op
naam, kunnen slechts aan gemeenten
in Zuid-Beveland worden overge
dragen en niet dan na voorafgaande
toestemming van de Vergadering
van Aandeelhouders.
De Yennootschap wordt bestuurd
door. een Directeur onder toezicht
van een Raad van Beheer, bestaande
uit zeven leden.
De oprichters verbinden zich om
boven de bedragen, tot storting van
boven de bedragen, tot storting
waarvan zij als aandeelhouders ver
plicht zijn, in de kas van de ven
nootschap te storten 8% .van het
bedrag waarvoor zij aandeel hebben
genomen tot vorming vfn een re
serve.
Deze reserve strekt in de eerste
plaats tot dekking van geleden ver
liezen, wijders mag daaruit de winst,
die de aandeelhouders over eenig
boekjaar krachtens de statuten ge
nieten, worden aangevuld (4.05% ge
durende de eerste 10 boekjaren, daar
na 4.385%). Nadat alle verliezen zijn
aangezuiverd en de afschrijvingen
hebben plaats gehad wordt de over
blijvende winst bestemd om de
4.05% later 4.385% aan de aandeel
houders uit te keeren.
Vjan de alsdan overblijvende winst
wordt 85% .aan de reserve toege
voegd en van het overige 6% uit
gekeerd aan den Directeur, even
veel aan het personeel 3% aan den
Raad van Beheer.
Bedraagt de reserve 15% van het
maatschappelijk kapitaal zoo wordt
niet meer in de reservé gestort, do-h,
de winst aan de aandeelhouders uit
gekeerd, de pereenten aan den Di
recteur, Personeel en Raad van Be
heer uitgezonderd.
De ennootschap wordt opgericht
voor 80 jaar.
j E«n voordracht over zwemmen.
Nu een Raadscommissie zeer hard
aan 't werk is om den Raad te advi-
seeren over de rentabiliteit in onze stad,
eener overdekte Zwem- en Badinrl h-
ting, nu we tal van zwemwedstrijden ia
de laatste weken hebben verslagen, is
het wel eens aardig een en ander mee
te deelen over de voordracht, die door
den heer Dr. E. Merens, onzen stadge
noot, onlangs in Amsterdam is gehou
den.
Dr. Merens begint dan te vertellen,
dat een zijner stellingen, toen hij pro
moveerde, deze was: Meer dan de gym
nastiek verdient het baden en zwemmen
aanmoediging en steun van overheids'-
wege.
Zoo gaarne had hij gezien, dat deze
stelling was aangevallen.
Maar, aangevochten werd ze toen niet.
„Toen" zeg ik, aldus spr., want weinig
dagen later reeds betitelde een gvmnast-
tieklevend collega mijne mooies telling
ling als „pure onzin".
Een van Nederlands meest bevoegde
gymnastiek-autoriteit zei evenwei zelf:
Zwemmen is zelve gymnastiek, uitge
voerd onder de gunstigste omstandighe
den. Geen enkel overtollig kleedingstuk,
alie spieren in volle werking, de beste
voorwaarde van eene evenredige Li-
chaamsontwikkelingin het borstzwem-
men mogen wij zelfs eene puike heil-
gymnastische oefening tegen den krom
men rug begroeten; geen stoffige loka
len maar een zuivere lucht, die dank
zij de krachtdadige beweging met volle
teugen wordt ingezogen en de longen
tot in hun diepste duisternissen er-
fris cht en verkwikt; geen bszweeting
en dus ook niet de gevolgen daarvan
want dit acht ik juist zoo'n groot be
zwaar van de gymnastiek, zooals die
meestentijd nog wordt beoefend, dat de
turner zijne oefeningen verricht en
FEUILLETON.
56)
Men bereikte weldra Ohevry. .Te
genover de pastorie hield de voer-
to.au stil. ni
Naarmate de vluchtelinge uat Lier-
toont het dorp naderde, voelde zij
hare ontroering toenemen, en haar
hart Tdopte- geweldig in hare hij
genden boezem. Terwijl Ohevry ha,ar
het verschrikkelijk verleden herin
nerde, bracht het haar voor oogen
het teergeliefde kind dat zij in han
den gelaten had van den ouden pas
koor, die „voor haar zijne woning nad
opengesteld.
Jeanne herkende met den eersten
oogopslag hét ijzeren hek. Zij her
innerde zich den dag, toen zij, uit
geput van vermoeidheid, stervende
Van hongerden kleinen George in
hare armen dragend, aan dat hek
Gebeld had en dan half bewusteloos
Neergevallen was.
Zij ging den weg „over, en even-
Nis zij een en twintig jaar te voren
gedaan had, belde zij- Een oude
dienstmeid, sidderend van koude
«Wam opendoen.
(Wat verlangt gij vroeg zij.
Ik zou den pastoor yan .Ohe
vry willen „spreken, antwoordde Je
anne.
De pastoor zingt de vespers.
Indien gij „hem wilt spreken, moet
ge naar de kerk gaan.
Zou ik hem hier niet mogen
wachten murmelde de vluchtelinge.
(Wacht .op straat als gij wilt,
hernam zij. Mijnheer pastoor heeft
mij verboden iemand binnen te la
ten a-ls hij er niet is.
De oude meid sloot het hek toe
en vertrok.
Jeanne begaf zich' naaf de kerk.
De vluchtelinge trad langs eene
zijdeur binnen, sloop achter een pi
laar, knielde neer en stuurde eeu
vurig gebed ten hemel. J
De vespers, liepen ten einde. Lang
zamerhand vertrokken de geloovi-
gen.
De pastoor was in de sacristie ge
gaan met den koster; en de koor
knapen. |W,eldra verlieten zij de
kerk.
(Weldra verscheen de pastoor. Het
was een man van ongeveer vijftig
j,aar. Hij ging .voor het hoogaltaar
knielen, en na een kort gebed, ging
bij naar den uitgang.
Jeanne trad hem te giemoetl
De priester bezag bgar.
JWat verlangt gij yrpuw vroeg
hip
Mijnheer pastoor. Ik kom op
zettelijk uit Parijs pm u te spreken.
Een persoon heeft mij gelast u eeni
ge inlichtingen te vragejo-, over
uwen voorganger, die de parochie
bediende in 1861.
Gij spreekt van den eerwaarden
heer Laugier. Hij is gestorven in
het jaar van den oorlog en ik ben
hier sedert 1871.
Gij hebt hem gekend.?
Zeer weinig. Ik heb nochtans
de eer gehad hem twee of drie kee
ren te zien bij het einde van zijn
leven.
Had hij geene zuster
Eene zuster die eenigen tijd
voor hem gestorven is, ja.
Heeft die zuster geen kind
groot gebracht?
Ja.... haren zoon heeft men mij
gezegd.
Den mijnedacht Jeanne sidde
rend. Den mijne
Zij voegde er luidop bij, terwijl
zij haren angst poogde te verbergen
-[Weet gij wat er van het kind
geworden is? Om dat te vernemen
ben ik naar Ghevry gekomen.
De pastoor schudde het hoofd,
ik kan u daarover slechts on
bepaalde inlichtingen geven, ant
woordde hij. Koen ik bezit', genomen
Kad van de pastorie heb ik hooren
vertellen, dat de zoon der zuster
van den goeden pastoor Laugier de
lijkplechtigheden van zijn oom was
komen bijwonen, en dat hij daarna
aanstonds naar Parijs vertrokken
was njet een yriend van den over
ledene. Meer weet ik niet.
Runt gij mij dan ten minste
den naam- niet zeggen van dien
vriend van uwen voorganger?
Ik heb hem nooit gekend.
De burgemeester van het dorp
kent hem misschien
De tegenwoordige „burgemeester
is eerst zeven-en twintig jaar oud.
Maar de vroegere burgemees
ter.... die van 1861?....
- Hij is sedert lang dood. Twee
anderen hébben hem sedert dien op
gevolgd-
De dienstmeid van pastoor
Laugier
Zij was gestorven voor den
pastoor en zijne zuster.
Be „zuster was weduwe, niet
waar.
Ja.
Zij is te Ohevry gestorven?
Ik geloof liet.
Dian moet haar naam ingeschre
ven zijn in de boeken der kerk in
die „van het gemeentehuis, en ook
op een graf?
Dat is zeker, doch gedurende
den oorlog js dl les vernield. Men
heeft hier verscheidene malen ge
vochten. Het gemeentehuis en drie
vierden der woningen van het dorp
zijn afgebrandde boeken der kerk
werden geplunderd, en de grafzerken
door de houwitsers .verbrijzeld.
Dus, murmelde Jeanne wanho
pig, ik zal niets kunnen te weten
komen.
Al de vragen der vluchtelinge
hadden ten slotte .eenige „verbazing
en daarna eenig wantrouwen opge
wekt in den geest van den priester.
De hevige ontroering van Jeanue
werd elk oogenblik meer en meer
zichtbaar.
[IVelk groot belang, welk per
soonlijk belang hebt gij om die din
gen te weten .vroeg de pastoor op
het .woord „persoonlijk" aandrin
gend.
Jeanne sidderde. Zij was te ver
standig om niet te begrijpen, dat
men baar begon te verdenken. Ver
der vragen was gevaarlijk voor
liaar-; dat kon de politie op haar
spoor brengen, in geval deze veron
derstelde, dat zij naar Ohevry geko
men was 3m haar kind terug te
vinden.
En zich tot den priester wenden
de, die haar met onderzoekenden
blik beschouwde, zeide zij
Ik heb het u reeds gezegd, mijn;
heer pastoor, het is niet voor mij
dat ik dit alles vraag. De vriendin,
welke mij met deze taak belast beeft,
had mij gesmeekt aan te dringen,
ten einde eenige inlichtingen te be
komen, hoe gering ook, over het
kind.
Is er dan iemand, die er zulk
groot belang bij heeft dien zoon te
rug te vinden? ,Van welken aard is
dat belang
De toon waarop „die woorden uit
gesproken werden, bewees duidelijk
genoeg aan Jeanne, „dat het wantrou
wen aangroeide.
Ik weet- er niets van, antwoord
de „zij „verlegenmen heeft mij met
eene boodschap belast, ik beb ze
vervuld; dat is alles.
En ik weet enkel wat ik u ge
zegd heb. Ga. in het dorp vragen.
Misschien zult gij er iemand vinden
die u beter zal inlichten dan ik. Dat
God u geleidde, mijn kind...,
LX.
De priester verliet de kerk.
Jeanne was ontmoedigd. De arme
vrouw knielde op den vloer neer
tegenover het koor.
Mijn God!.... mijn God' stamel
de zij, de saamgevouwen handen ten
hemel verheffendwaar te zoeken
Ik zal nimmer iets vernemen. Alles
slaat mij tegen....
„Almachtige God, God van goed
heid, God van rechtvaardigheid, ik
smeek n, geef mij raad. geleid mij.-
Een man heeft naar Parijs een
kind meegenomen, dat men zeide de
kind meegenomen, dat men zeide den
neef van pastoor Laugier te zijn.:
Dat kind moet het mijne zijn. De
zuster van den pastoor van Ohevry,
had mij beloofd over mijn zoon te
waken. Zij zal hare belofte gehou
den hebben.
Jeanne bracht hare handen aan'
haar brandend Voorhoofd en barstte
in snikken los.
(Welnu! hernam zij eenige
o ogenblikken later, "het hoofd eens-