der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen.
Naaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad."
OCTOBERMAAND.
Dit nummer behoort bij de
„Nieuwe Haarl, Courant" van 24 SEPT.
UITGAVE VAN DB
KINDERHUISVEST No. 29—31—33. HAARLEM.
DirecteurF. H. M. v. d. GBIENDT.
ADVBBTBNTIÊI:
Van 1 tot 8 regels t Lao.
Elke regel meer O AO.
Ingezonden mededeelingen tussohen den tekst ten
minste 5 regels f 1.50; elke regel meer 0.30.
Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,)
Z0NDA6 25 Sept. 19de Zondag na
Pinksteren.
Van den Zondag.
MAANDA6 26 HH. Cyprianus
en iustina,
Martelaren.
DINSDAG 27 H.H.Cosmusen
Damianus,
Martelaren.
WOENSDAG 28 H.Wenceslaus,
Martelaar.
DONDERDAG 29 H. Michael
Aartsengel.
VRIJDAG 30 H. Hieronymus,
Belijder en
Kerkleeraar.
OCTOBER.
ZATERDAG I Oct. H. Bavo, Be
lijder, Patroon
der stad Haar
lem en van de
Kathedrale Kerk.
19e ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den brief van den H apostel
Paulus san de Ephesiërs,; IV, 2328.
Broeders! Wordt vernieuwd naar
den geest uws gemoeds en doet den
nieuwen mensch aan, die naar God
geschapen is in gerechtigheid en
heiligheid der waarheid. Daarom
legt af de leugentaal en spreekt
waarheid, ieder met zijnen naaste;
immers wij zijn elkanders ledema
ten. Wordt toornig, en zondigt niet!
dat de zon niet onderga over uwe
gramschap! Geeft den duivel geen
plaats 1 Hij die stal, stele niet meer;
maar veeleer arbeide hij, met zijne
handen doende wat goed is, opdat
bij hebbe om mede te deelen aan
den noodlijdende.
Evangelie volgens den H. Mattheüs;
XXII, 1-14.
In dien tijd sprak Jesus in ge
lijkenissen tot de opperpriesters en
Pbarizeeën, zeggende: Het Rijk der
hemelen is gelijk aan een koning,
die een bruiloftsmaal aanrechtte
voor zijnen zoon. En hij zond zijne
dienaren om de genoodigden ter
bruiloft te roepenmaar deze wil
den niet komen. Wederom zond hij
andere dienaren, zeggende: Zegt
aan de genoodigdenziet, mijnen
maaltijd heb ik bereid, mijne ossen
en mestvee zijn geslacht en alles
is gereedkomt ter bruiloftDoch
zij sloegen er geen acht op en gin
gen heen, deze naar zijne landhoeve,
gene tot zijnen handel; en de an
deren grepen zelfs zijne dienaren,
mishandelden hen smadelijk en
doodden hen. 'Poen nu de koning
dit vernam, werd hij vertoornden
hij zond zijne legers en verdelgde
die moordenaars en stak hunne stad
in brand. Daarop zeide hij tot zijne
dienaren: Het bruiloftsmaal is wel
bereid, maar de genoodigden waren
het niet waardig. Gaat dan naar de
uitgangen der wegen en noodigt
allen, zoovelen gij er vindt, ter brui
loft! En zijne dienaars gingen uit
op de wegen en brachten allenbij-
een die zij vonden, goeden en kwa
den. En de bruiloftszaal werd ver
vuld met aauzitteuden.
De koning nu kwam binnen om
de aanzitt6ndeu te zien; en daar
zag hij eenen mensch, die geen
bruiloftskleed aan had. Én hij zeide
tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier
binnengekomen zonder eeu brui
loftskleed aan te hebben? En deze
verstomde. Toen sprak de koning
tot de dienaars: bindt hem banden
en voeten en werpt hem in de
uiterste duisternis; daar zal geween
zijn en gekners der tanden. Velen
toch zijn geroepen, maar weinigen
Uitverkoren.
Evangelieverklaring.
19de ZONDAG NA PINKSTEREN.
De koning, die het bruiloftsmaal
voor zijnen Zoon aanrichtte, is
God de Vader, die tot de gemeen
schap in het rijk Zijner Zoon door
de genade alle menschen liet uit-
UoodigeD. Allen zijn tot het geloof
iü Jesus Christus, en daardoor tot
de zaligheid geroepen van bet be-
R'n der wereld af. Het eerste was
die uitnoodiging gedaan aan het
Uitverkoren volk van God. De
Propheten, Joannes de Dooper,
Jesus Christus zelf hadden hen zoo
dringend en zoo herhaaldelijk uit-
Senoodigd door het geloof zich
waardig te maken dat bruiloftsmaal
te genieteD, doch zij wilden niet
luisteren naar die uitnoodiging.
„De Koning zond Zijne dienstknech
ten uit om de genoodigden tot de
bruiloft te roepen, doch zij wilden
niet komen". Hoe dwaas en onzinnig,
hoe ondankbaar ook handelden zij.
Maar zij waren vrij en konden
weigeren aan de uitnoodiging ge
hoor te geven. Zij wilden niet. Dit
belette evenwel den Koning niet
om nog eens Zijn aanzoek te her
halen. Op de beleediging hem door
hun weigering aangedaan wilde Hij
niet letten, minder nog hen be
straffen. Alsof de eerste aanmaning
van ziin kant niet dringend genoeg
was geweest „zond hij wederom
andere dienstknechten uit," en om
zijne uitnoodiging zoo aanlokkelijk
mogelijk te maken, liet hij hun
zeggen dat de uitgezochtste spijzen
hun zouden worden voorgezet. „Ik
heb mijn middagmaal gereed ge
maakt, mijne ossen en het mestvee
zijn geslacht en alles is gereed,
komt tot de bruiloft." Maar niets
baatte „zij gaven er geen acht op,"
zij bekommerden zich niet om de
herhaalde uitnoodiging „zij gingen
heen, de een naar zijn landhoeve,
de ander tot zijn handel." Hoe
nietswaardig zijn de beweegredenen
die volgens de gelijkenis de Joden
van het hun aangeboden feestmaal
terughielden. De zorg voor tijdelijke
belangen, naar de bedwelming der
vermaken, zijn twee groote hinder
nissen, die den mensch terughouden
van het zoeken naar het boven
zinnelijke.
"Wie zich aan het aardsche hecht,
zal het toekomstige leven uit het
oog verliezen, wie op het tijdelijke
alleen zint, vergeet God en diens
blijvende goederen. Zelfs gebeurt
het, en een droevige ondervinding
bevestigt de voorstelling der parabel,
dat de afgekeerdheid van bet gees
telij se tot haat en vervolging over
slaat van de predikers der waarheid.
„Eenigen van de genoodigden grepen
de dienstknechten des konings,
mishandelden en doodden ben."
Dat was het toppunt van boosheid
tegenover de goedheid van den
gastheer. Zijn geduld was dan ook
ten einde en de grootste straf ver
diend. „Toen de Koning dit vernam
dat de genoodigden Zijne dienst
knechten mishandeld en gedood
hadden, werd Hij vertoornd, en
Hij zond Zijne krijgsbenden en
verdelgde die moordenaars, en hunne
stad stak Hij in brand." Woord voor
woord, in al hare uitgestrektheid is
die verpletterende voorspelling in
vervulling gegaan. God tuchtigde
de Joden op eene wijze waarvan in
de geschiedenis der menschheid geen
tweede voorbeeld te vinden is. De
Koning zeide tot Zijne dienst
knechten de bruiloft is wel gereed,
maar de genoodigden waren het niet
waardig. Gaat dan op de uitgangen
der wegen, en zoovelen gij er vinden
moogt, roept ze tot de bruiloft."
God bad alle menschen geroepen
tot ledematen Zijner kerk, tot deel
genooten aan het bruiloftsmaal dat
Hij had aangericht. Het plau Zijner
voorzienigheid was eerst de Joden
te doen binnengaan en als de volheid
van Israël was ingegaan ook de
heidenen in hun geluk te doen
deelen. Maar de Joden wilden niet,
en daarom ging hunne roeping
over op de heidenen, die nu vroeger
dau anders geroepen werdeu. Die
heidenen worden volgens het alge
meen gevoelen der schriftverklaar
ders bedoeld waar Christus spreekt
van hen die van de uitgangen der
wegen, de straten en pleinen moeten
geroepen worden. Zij dwaalden, in
tegenstelling met de Joden rond
zonder geschrevene wet, zonder een
openbaren wettig ingestelden eere-
dienst. Slechts de natuurwet was
hun leidsvrouw, maar de bijzondere
openbaringen waren huD onthouden.
Nu Israël de uitnoodiging om tot
het Godsrijk te komen afwees,
werden zij uitgenoodigd. Geen enkele
werd uitgesloten. Zij mochten goed
of slecht geleefd hebben, zij werden
geroepen, en mochten binnenkomen
onder voorwaarde dat zij aan éen
eisch des Konings voldeden.
De roeping tot het bruiloftsfeest
van den Koning, ook het boant-
woordsu aan die uitnoodiging vol
stonden niet om op waardige wijze
als gast aan te zitten. Wie binnen
ging verplichtte zich daardoor reeds
alleen tot het inachtnemen der voor
schriften van welvoegelijkheid die
daar geldend waren. Een nauw
keurig onderzoek bracht ook duide
lijk aan het licht of geen inbreuk
daarop gemaakt was, of niet een
of ander der genoodigden zich tegen
die gewoonten bezondigd had.
Onverwachts, toen de bruiloftszaal
vol gasten was, zegt de parabel,
kwam de Koning binnen om de
aanzittenden in oogenschouw te
nemen, en zag daar iemand die
met gekleed was in een bruilofts
kleed. En hij zegt tot hemvriend,
hoe zijt gij hier binnengekomen
zonder een bruiloftskleed aan. te
hebben 1 En hij verstomde/ Dat
stom worden van angst en schrik
kan niemand bevreemden als hij
bedenkt aan hoe grove onbeleefd
heid jegens den Koninklijken gast
heer die genoodigde zich had schul
dig gemaakt. Volgens Oostersch-
gebruik werd aan ieder die tot een
deftig feestmaal was genoodigd een
passend feestgewaad aangeboden.
De armste kon dus verschijnen op
een wijze die in overeenstemming
was met het feest en met den eerbied
aan den gastheer verschuldigd.
Wie nalatig bleef in het aanvaarden
van het aangeboden geschenk, wie
traag was om zich de moeite van
het verkleeden te getroosten, of wie
het gewaad verkwanselde voor niets
waardige dingen en zich toch in
zijne armoedige pluDje onder feest-
genooten durfde vertoonen, kon
geen enkele reden tot verontschul
diging aanvoeren, en moest ver
stommen van vrees voor het scherp
ziend oog van den Koning. Aan
zich zeiven moest hij het wijten als
hem rekenschap gevraagd werd van
zijn onpassende handelwijze en als
hij de weldiende straf ontving. De
toepassing hiervan ligt voor de hand
Voor den christen zal het ter
zaligheid niet voldoende wezen dat
hij gedoopt is, hij moet ook naar
zijn leer leven en goede werken
verrichten. Hij moet getooid zijn
met het kleed der heiiigmakende
genade wil hij waardig geacht
worden aan het eeuwig bruiloftsmaal
deel te nemen. Dat kleed wordt aan
allen geschonken, en wie het niet
bezit op den dag des onderzoeks
heeft het alleen aan zich zeiven te
wijten. Vreeselijk zal dan zijn
vonnis wezen. De parabel zegt het
in de volgende woorden. „De Koning
zeide tot de dienaren: bindt hem
zijne handen en voeten, en werpt
hem uit id de duisternis daarbuiten,
daar zal geween zijn en geknars der
tanden." Daar buiten de feestelijk
versierde zaal, in het afgrijselijk
donker van den eeuwigen nacht,
kan alleen de woning zijn van eene
ziel die het feestkleed der heiiig
makende genade verkwist en ge
minacht heeft. Alles is er ons dus
aangelëgen, zoon moet het.Evangelie
van dezen Zondag ons leeren, dat
wij de heiiigmakende genade
getrouw bewaren of trachten
terug te krijgen voor den-dag die
voor ons lot beslissend zijn zal,
waarop wij door den eeuwigen
Rechter worden opgeroepen.
Zorgen wij dus dat wij door het
beantwoorden aan de genade onzer
roeping, door het verrichten van
goede werken, eenmaal met het
bruiloftskleed versierd voor Christus
mogen staan, opdat wij niet alleen
tot de vele geroepenen, maar ook
tot de weinige uitverkorenen mogen
behooren, die tot het eeuwige
bruiloftsmaal worden toegelaten.
Er is geere waarheid, waarop wij
door Gods onfeilbaar woord dikwijler
opmerkzaam worden gemaakt dan
deze, dat de tijd van ons sterfelijk
leven kort en onzeker is. De H.
Schrift leert ons deze waarheid niet
alleen met bloote woordeD, maar
tracht ze ons ook op liet hart te
drukken door vele gelijkenissen, die
zij ons te dien einde voorhoudt.
Zij zegt ons niet alleen door den
mond van den geduldigen Job, dat
de dagen van den mensch kort zijn,
dat het getal zijner maanden bij
den Heer is, die hem palen heeft
gesteld welke hij niet kan over
schrijden, maar om ons de kortheid
van 's mensehen dagen en de enge
palen waarmede zijn leven is inge
sloten nog beter af te beelden, ver
gelijkt zij het leven van den mensch
bij het gras, dat zoo spoedig ver
droogt, bij boombladeren, die zoo
schielijk afvallen, bij eene bloem
des velds, die zoo spoedig verwelkt.
Alle vleesch verdort als hooi en
gelijk het blad van eenen boom.
(Eccl. 1418). En David zegtDes
menschen dagen zijn als hooi, gelijk
eene bloem des velds zal hij ver
welken Ps. 102. Mijne dagen zegt
hij nog Ps. 101 zijn als rook ver
gaan. Wat is het leven van den
mensch? vraagt de Apostel Jaco
bus. Het is een damp, zegt hij, die
een weinig tijds gezien wordt en
daarna verdwijnt. Vraag aan een
oude van dagen, uw leven van 70,
80 jaren is toch wel lang en hij zal
u antwoorden het is voorbijgegaan
als een droom. In de lente des
levens wel is waar begrijpt men dit
niet, dan bouwt men luchtkasteelen;
maar waarheid is het wat de H.
Schrift mij zegt: Het leven gaat
voorbij als een schaduw en een
loopende bode. Geen schip vliegt
zoo snel door de baren der zee,
geen vogel door de lucht, geen pijl
uit den boog als onze dagen voor
bijgaan.
Vijf maanden geleden werd gjj in
dit blad opgeroepen, om de maand
Mei te vieren, door het beeld van
Maria met bloemen te versieren en
bij haren troon een krans van rozen
te vlechten, door het bidden van
het rozenhoedje. En nu zijn die
bloemen reeds verwelkt. De heer
lijke lente en zomerdagen zijn voor
bij en hebben plaats gemaakt voor
de sombere dagen van den herfst,
welke spoedig zullen opgevolgd wor
den door den winter met zijn koude
dagen en lange avonden. Voor som
migen zullen het misschien prettige
avonden zijn, omdat zij kunnen
doorgebracht worden in bal- en con
certzaal, maar voor velen zullen
die avonden, vervelend, en misschien
treurig zijn. Gij ziet misschien den
winter met een bang voorgevoel
tegemoet, maar laat den moed niet
zinken. Met de Octobermaand roe
pen ons de klokken wederom rond
den troon van Maria, hetzij in de
kerk of in het huisgezin, om met
verdubbelden ijver den rozenkrans
door Maria aan dén H. Dominicus
gegeven, te bidden. En door den
Rozenkrans te bidden, zegt Paus
Leo XIII z. g. zullen wij bekomen
dat Maria voor ons ten beste spreekt
bij Jesus Christus Haren Zoon, nu
en in het uur van onzeD dood. Nie
mand onzer twijfelt aan de kracht
van het Rozenkransgebed, maar om
uwe godsvrucht nog meer op te
wekkeD, wil ik hierbij een voor
beeld voegen, dat de Priesters ons
in onze laatste retraite verhaalde:
Ruim 20 jaren geleden werd de
Pastoor van een dorp in Zuid-Hol
land aan het ziekbed geroepen van
een protestant.
De man, die dit liefdewerk ver
richtte waseen gehuur van den zieke,
en reeds meermalen door dezen aan
gezocht naar de pastorie te gaan,
daar hij vóór zijn dood noodzake
lijk een katholiek priester wilde
spreken.
Om het ongewone der zaak ging
bij den pastoor er niet heen,alvorens
de zieke nog eenige malen zijn
driDgend verzoek had laten herha
len. Voorzichtigheidshalve nam hij
de H. Olie mede. In het huis van
den zieke gekomen, begon deze
zoodra hij den prester zag van
blijdschap te weenen en zeideGod
dank mijnheer pastoorGoddank
dat u gekomen zijt en ik nu als
katholiek kan sterven.
„Is u dat ernstig gemeend?"
„Zeker, mijnheer pastoor!"
„Maar zoudt gij dat verlangen
ook onder getuigen willen beves
tigen
„Ja, mijnheer pastoor!"
Niet twijfelende aan de oprecht
heid en goede gesteltenissen van
den zieke, gaf de pastoor hem in
't kort het noodige onderricht, dien
de hem op voorwaarde het H. Doop
sel toe, hoorde zijne biecht, diende
hem ook het H Oliesel toe en zoude
hem daarna de H. Communie bren
gen. Na afloop van alles kou de
priester niet nalaten hem te vra
gen „Maar vertel mij nu eens, mijn
goede vriend, hoe gij er toe geko
men zijt, om op uw sterfbed tot
den katholieken godsdienst over te
gaan en waaraan gij het te danken
hebt den schat van het ware ge
loof te ontvangen.
„Aan niemand anders, Mijnheer
Pastoor, was zijn antwoord, dan aan
de Moeder Gods en haar Rozen
krans".
„Aan Maria en haar Rozenkrans?*
„Ja, Mijnheer Pastoor Ik begrijp
uwe verwondering. Doch luister,
in het kort zal ik u de zaak ver
halen. Het zal nu zoowat 30-jaren
geleden zijn, dat ik op reis zijnde,
den nacht in een dorp aan de Maas,
in Noord-Brabant moest overbrengen,
's Avonds zag ik de dorpelingen in
groote getale, naar de kerk gaan.
Op mijne vraag, wat er te doen
was, kreeg ik ten antwoord. Er zijn
hier JPaterS, het is Missie. Kom,
dacht ik bij mij zeiven, ik ga ook
eens luisteren en ik ging met de
menigte naar de kerk. De Pater
boeide door zijne welsprekendheid
en door de overtuiging waarmede
hij sprak mijne aandacht. Hij sprak
over de goedheid, macht en liefde
van Maria jegens ons en over de
wondervolle kracht van het rozen
kransgebed.
Den schippers, die in dat dorp
goed vertegenwoordigd waren gaf
hij den raad aldoor een rozenkrans
bij zich te dragen. Het dragen van
het rozenhoedje alleen zou hen
reeds bewaren niet alleen voor
geestelijke, maar ook voor lichame
lijke ongelukken. Hierbij bracht
hij in herinnering, hoe het meer
malen gebeurd was, dat drenke
lingen aan bet rozenhoedje, dat zij
bij zich hadden, hunne redding te
danken hadden. Zijne woorden
maakten op mij een diepen indruk,
zoodat ik besloot mij een rozenkrans
aan te schaffen.
Ik bracht mijn voornemen ten
uitvoer, leerde in het geheim het
rozenhoedje bidden, droeg het voor
durend bij mij en bad het dagelijks,
zonder dat ooit iemand er iets van
gemerkt heeft, zelfs niet mijne eigen
vrouw en kinderen.
„Mijnheer pastoor!" zoo ging hij
voort, „nu leg ik gerust mijn hoofd
neer! ik ben gelukkig dat ik ka
tholiek ben. En pastoor laat het
mjj u zeggen, het dunkt mij, dat
ik de H. Maagd reeds zie, die mij
opwacht aan de deur des Hemels
De pastoor had met verwonde
ring het verhaal aanhoord.
„Ja, ja," luidde zijn antwoord
„aan Maria en aan haar rozenkrans
hebt gij uwe bekeering en daar
mede ook uwe zaligheid en den
Hemel te danken." Getroffen over
de Btrmbartigbeid des Heeren, de
grenzelooze goedheid vao Maria en
de wondervolle kracht van het Ro
zenkransgebed, verliet de Herder
zijn ziek schaapje en beloofde hem
de H. Communie te zullen brengen.
Maar de Heer van leven en dood
had het echter in Zijne Alwijsheid
anders beschikt, want slechts wei
nige oogenblikken daarna riep Hij
den bekeerling bij zich in den He
mel. Moge deze gebeurtenis, door
den Pater zelve, uit den mond van
den pastoor dier plaats vernomen,
voor u een spoorslag zijn, om Maria
te beminnen en haar rozenkrans
steeds godvruchtig te bidden
Bidden wij dan den Rozenkrans
in onze huisgezinnen, opdat er vrede
moge heerschen in onze familiën.
Bidden wij den Rozenkrans ge
zamenlijk in de kerk, opdat wij
trouwe kinderen mogen zijn der
H. Kerk.
Bidden wij den Rozenkrans om
met Pius X alles te herstellen in
Christus. Laat ons den Rozenkrans
bidden om heilig te kunnen leven
en Zalig te sterven. Bidt den Rozen
krans en gij inwoners van Haarlem
bidt den rozenkrans in de nieuwe
Bavo, voor onze afgedwaalde Broe
ders, opdat zij spoedig met ons daar
den Rozenkrans bidden, gelijk
hunne en onze voorouders den
Rozenkrans in de Oud* Bavo ge
beden hebben.
NOORHUIS.
Velseroord, 24 Sept. 1910.
KERKBER1CHTEN.
Auteursrecht voorbehouden.
Kathedrale Kerk St. Bavo.
ZONDAG, de H.H. Missen te hall
7, 8 en 9 uur. Om. half elf de Hoog
mis, Gaitecthtemus naar gewoonte.
Half 7 Lof met Rozenhoedje
MAANDAG, 's av. 7 uur Lof met Ro
zenhoedje voor de gel. zielen.
DINSDAG, half 10 gezongen H. Mis
uit dankbaarheid voor een gouden hu
welijksfeest.
ZATERDAG, feestdag van St. Bavo,
Patroon dezer kerk. Om 8 uur gez. H.
Mis en. 's avonds 7 uur Rozenhoedje
in de Mariakapel.
Dinsdag- en Dontierdaga vooü 8 uur
cursus in de Katholieke Geloofs- ean
Zedeleer.
Parochiekerk van den H. Joseph.
ZONDAG, heden Hoogfeest van Aan
bidding; de H. Missen te 6, 7 uur, half
9 en te half 11 plechtige Hoogmis. Na
den middag te 3 uur gemeenschappe
lijke aanbidding en te 7 uur Pontificaal
Lof met feestpredikatie door den Wel-
Eerw. heer J. Borsboom, kap. te Lei
den, daarna processie en lofzang Te
Deum.
DINSDAG, half 8 gez. Requiem voor
de overledenen wier namen op den doo-
denceel staan opgeteekend; 'sav. 7
uur Congregatie.
DONDERDAG, feest van Öen H.
Aartsengel Michael, te 8 uur gezongen
H. Mis; te 7 uur Lof ter eere van. de
H.H. Martelaren v. Gorcum, waarna
vereering van hunne relikwie.
VRIJDAG, 8 uur H. Mis voor mej.
A. SpieringDernisson, lid Broeder
schap H. Hart; half 9 mej. Travaglino,
lid Broederschap Gedurige Aanbidding.
ZATERDAG, half 9 H. Mis voor de
bekeering der zondaren in de kapel
van het Mirac. Mariabeeld. Na den
middag van 510 uur gelegenheid om
te biechten en te 7 uur Lof met voor
geschreven gebeden ter opening van de
Octob ermaanü.
Parochiekerk van den H. Antonius
van Padua.
ZONDAG, te 5, 7 en half 9 uur
de gelezen H. Missen, te half 11 de
Hoogmis.
In het Gesticht St. Joannes Re Deo,
na het Lof te half 3, Predikatie voor
de Doofstommen door den Eerw. Pater
van den Boezem.
DINSDAG, te 8 uur gezongen H. Mis
ter eere van den H. Antonius van Pa
dua. 's Avonds te 7 uur Lof en Verga
dering der Broederschap.
WOENSDAG, te 7 uur, hatf 8 en 8
uur de H. Missen voor den heer Jo
annes Nederkoom, als Lid der Broe
derschap „Haarl. Processie naar Keve-
laer te half 9 de H. Mis voor Mej.
Maria Travaglino als Lid der Broeder
schap van den H. Antonius.
VRIJDAG, te 8 uur gezongen H. Mis
voor de Leden der 3e Orde van den
H. Franciscus. 's Avonds te 7 uur Lof
en Oefening van. den H. Kruisweg.
ZATERDAG, le dag der maand Oc
tober, bijzonder toegewijd aan O. L. Vr.
van den H. Rozenkrans, "'s Avonds te
7 uu,r Lof ter eere der Allerh. Maagd
en Rozenhoedje.
Te beginnfen met Zondag 2 October
zal ïïe eerste H. Mis op Zon- en Feest
dagen aanvangen te half 6.
Kerk van het Allerheiligste Hart.
Kleverparkweg.
ZONDAG, de H.H. Missen te
9 uur en half 11 de Hoogmis, te
half 1 Catechismus. Te 4 uur Lof.
DINSDAG, te half 8 gezongen 'II. Mis
ter eere van den H. Antonius, 'sav.
te 7 uur het Lof.
VRIJDAG, half S gvz. H Mis
ter eere van Let H. Hart, 's avonds
7 uur Lof.
Parochiekerk
van Onze Lieve Vrouw
ZONDAG, de H.H. Missen te half 6,
7 uur, half 9, en om half 11 de Hoog
mis. Te 12 uur Catechismus voor de
meisjes en te 1 uiur voor de jongens-
Te 7 uur Lof'.
MAANDAG, te .7 uur Lof.
jVi OENSDAG, 'sav. te lialf acht
Lof met predikatie, als begin der
Drieda-agsohe Oefening tot plechti
ge viering van Let 25e Rozenkrans-
feest, Patroonfeest dezer parochie.
De oefening zal geleid worden door
den ZeerEerwuarden Pater J. Pol
man, Rector der Redemptorist t-n-
kerk te Amsterdam.
DONDERDAG en VRUDAG,
zullen de H.H. Missen zijn te 7 uur,
half 8 en 8 uur en half 9 en te 10
uur de Hoogmis. Tusschen de H.
Mis van half 9 en de Hoogmis, dus
te 9 uur, predikatie. Des avonds op
beide dagen te half 8 Lof met pre
dikatie. Vrijdagavond van 6 uur tot
half 8 gelegenheid .om te biechten.;
DE OFFIC
KERKLIJST