der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen, Kaaml. Venn. „Drukkerij de Spaarnestad." TE LAAT. Kindergedachien over Moedertje. Dit nnramer behoort bij de Nieuwe Haart. Courant" van 5 NOV. 0ITQ4TB VAN DB KINDËRHUISVEST No. 29-31-33. HAARLEM. Directeur: F. H. U. v. d. QEEENDT. ADVBBTBNTIÈW: Van 1 tot regel» t L90. Elke regel meer I 0.20. Ingezonden mededeelingen tnssohon den tekat ten minate 6 regels 11.60elke regel meer 0,80. Het Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG, 6 Nov MAANDAG, 7 DINSDAG, 3 WOENSDAG, 9 DONDERDAG, 10 VRIJDAG, 11 ZATERDAG, 12 25ste Zon dag na Pinksteren. Van den dag. H. WILLIBROR- DUS, Bisschop en Belijder, Pa troon van het Bisdom Haar lem. Verjilich- tingom Klis te hooren. Octaaf van Al lerheiligen. Gedenkdag der inwijding van de Basiliek van den Ailerh. Verlos ser. H. Andreas Avellinus, Belij der. H. Martinus, Bisschop en Be lijder. H.Lebuinu8, Be lijder. 25ste ZONDAG NA PINKSTEREN. Les uit den brief van den H. apostel Pauius aan de Kolossensen! III, 12—17 Broeders! Doet aan, als uitverkore nen Gods, heiligen en welbeminden, hartelijk mededoogeD, goedertieren heid, nederigheid, bescheidenheid, lankmoedigheid, elkander verdra gend en elkander vergevend, zoo ie mand eenige klacht heeft tegen een ander; gelijk de Heer u vergeven heeft, aldus ook gij! Boven dit alles echter hebt de liefde, die de band der volmaaktheid is. En ili uwe harten zegevierde de vrede van Christus, tot welken gij ook geroepen zijt in een licli33Hij wecst daiikbEfli'. JzlGt woord van Christus wone in u over vloediglijk, in alle wijsheid elkan der leerend en vermanend met psal men, lofzangen en geestelijke liede ren, Gode door de genade zingend in uwe harten. Al wat gij ook doet met woord of werk, doet alles in den naam des Heeren Jezus Christus, God en den Vader dankzeggend door Jezus Christus onzen Heer. Evangelie v Igens den H. Mattheüs; XIII, 24-30. In dien tijd sprak Jezus tot de scharen deze gelijkenis: het Rijk dei- hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijnen akker gezaaid had. Doch terwijl de menschen slie- len, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tusschen de tarwe en ging heen. Toen ïu de halmen o^i-eschoten waren en vrucht droegen, vertoonde zich ook eet onkruid. En de dienaren des huis vaders kwamen en zeidon tot hein: Heer! hebt gij geen goed zaad op uw akker gezaaid? Vanwaar heeft hij dan onkruid? Hij nu zeide tot hen: Een vijandig meösch heeft dit ge- laan. En de dienaars zeiden hem: Wilt gij, dat wij gaan en het verza melen? Doch hij zeide: Neen; opdat gij misschien niet, het onkruid ver zamelend, tegelijk daarmee ook de tarwe uitrukt. Laat beiden groeien tot den oogst; en ten tijde van den ,ogst zal ik aan de maaiers zeggen. Verzamelt eerst bet onkruid en bindt het zamen tot bundels om te verbran- Jeu: maar vergadert de tarwe in mijne schuur Ev^ngHfeverkJanng. 25ste ZONDAG NA PINKSTEREN. Het heilig Evangelie verhaalt ons vier gel ijk missen door den Go'Iele lij ken Za ligmaker uitgesproken, waarin voor speld wordt hoe het zaad door Jezus uitgestrooid het woord Gods, door cie mensehen zou aangenomen worden, welke vruchten, het voortbrengen, wel ke tegenkanting het ontmoeten, zou. In het EvangeHe van dezen Zonding wordt ons gesproken over de boosaardige te genwerk n" van d-en helschen vijand dii-e zijn onkruid onder die goede tarwe zaad. Jezus zelf beeft die gelijkenis: voor ziY on os lei-en wiillen verklaren. Die hè: roede zaad zaait is de Zoen des menschen zelf, liet Licht der wereld en do bron van alle waarheid. He,t goede zaad, zijn wederom vo'gens Jezus zel- vcsn, de kinderen des Rijks. Wij hadden verwacht diat door net goede zaad hel woord Gods ,de Evanjtóie prediking, moest ver t an worden, maar Jesus noemt li'er die vruchten in plaats van •Jen boom de gevolgen en uitwerkin gen voor de oorzaak. Terwijl de me- r'"}mn silenen, kwam de vijand en zaal- dé onkruid midden tusschen de tarwe en ging heen. Dat onkruid, vei klaarde Jesus, zijn de kinderen des boozen, cn dfl vijand die het zaaide is de duivel. EJierpef tegenstelling kan niet uitge- ord n. Van don ©enen kant zien wij het rijk Godls, Jesus mqt Zijne leer •en geèoid-cn ter 'heiligmaking .van de door Hem verloste zielen en, als rijke vruchten op den akker zijner kerk ge plukt, de Godminnende zielen die hun voordeel doen met het goede zaad, dat I-Iij: op zijn, akker zaaide, van den an deren kant het rij,» van satan met zijne dwaalleeringen en onzedelijke beginse len, waardoor de zielen verleid worden en dia als onkruid onder goede tar- wa welig opschieten. Terwijl de men schen sliepen, werd het onkruid tus schen dia tarwe gezaaid. De Schrift verklaarders leeim ons eenstemmig dat het onkruid dies duivels, uitgestrooid wordit als de mcnscli zorgeloos, onacht zaam, onverschillig leeft, dat de zonde haren weg tot zijn hart vindt als hij niet waakzaam is, zijne zintuigen niet bedwingt. De dienstknechten van den huisvader kwamen en zeiden tot hem: Hoer, hebt gij: geen goed zaad' gezaaiiid op uwen akker'.' Vanwaar heeft hij dan onkruid. Zij kenden hun heer genoeg o'm ta vermoeden dat hij geen slecht zaad gebruikt had. De moeielijikheid bleef echter bestaan van waar clan het onkruid kwam. De andere toch altijd nieuwe vraag, vanwaar het kwaad-, de 2tond-e, in die wereld is, lag dus in hunne woorden opgesloten. Het kwaad is niet van God, oorspronkelijk was het niet in den mcnscli; de vijand van God cn van den xnensch heeft het aange bracht, en eerst die zwakheid, later de boosheid van "s menschen wil hebben het aangenomen en verbreid. De die. naren van den huisvader wilden wel wat voortvarend te werk gaan. Dade lijk' waren zij met 'de vraag gereed: als gij wilt, gaan wij en verzamelen het onkruid. Maar dit lag niet in de be doeling des Heeren. Neen; zeide Hij hunk opdat gij liet onkruid verzame lend!, niet soms, tegelijk daarmede ook d'Q tarwe ontwortelt. Hij weet bij onder vinding dat het onkruid te samen met da tarwe opgeschoten cn vermengd is dlat het -eene zonder nadeel voor het «.-ndere niet kan uitgeroeid worden. God laat toe dat de zondaars in leven blij ven m de beter gezittden soms veel vara hen lo lijden hebben? Waarom? God wil den dood des zondaars niet, maar dat hij zich bekeer® en leve, en het is een bewijs van overgroate Barm hartigheid, dat Hij die dadelijk straffen kan, lankmoedig wezen wil en sparen. Maar eens komt het einde, het einde van da macht der boozen en van de beproeving der goeden. God laiat bei de.u,, liet goede zaad en het onkruid, opgroeien tot aan dien oogst. In den oogsttijd zal Hij tot d© maaiers zeggen: verzamelt eerst het onkruid en bindt liet in bossen om ,tc verbranden, maar brengt de tarwe? bijeen in mijne graan schuur. En de Zaligmaker zelf geeft al weder de verklaring: Zóó zal het zijn in dw voleinding der wereld. De Zoon des menschen zal Zyno Engelen, uit zenden. en zij zullen uit Zijn Rijk ver zamelen al de ergernissen en degenen d:ie ongerechtigheid doen, en zij zullen hen werpen iin jden oven des vuurs, daar zaï! geween zijn en geknars der tan den. Alsdan zullen de rechtvaardigen blinken als da zon in het rijk huns Vaders. God moet eens het goede bc- lopnen en het kwade straffen, dal cischt Zijn® Rechtvaardigheid, en dan worden alle raadselen van Gods wereldbestuur opgelost. Lee ren wij uit het Evangelie, van de ze» Zondag Gods Barmhartigheid be wonderen, die oo,k ons zoo dikwijls ge spaard heeft, als wij- verdiend bad-ten om onza zonden Je worden uitgeroeid, in bidden wij, Hem dat wij eenmaal, ten dage- van den oogst, onder de goede tarwe die in zijne schuren verzameld wordt mogen behoor en en blinken als do zon in het rijk van onzer Vader. yrij [bewerkt naar 't Franscli van Pr-errc TEi-mite,, In tie seliam-ele woning van een armen dagnooncr, werd op Jut einde van de maand April, een tijd waarin de verdienste nog zeer sqlu-aal we ren, een 'kind geboren Hij gebrek aan iets beters bad de vader een lade va,n een kast uit getrokken en daarin op een kussen net- kind neergelegdvervolgens overwegende, met zijn hoofd in z'n handen, vroeg hij, zich zeiven af of hij nog zou gaan werken of niet. Na verloop van een kwartier, toen h:ij nog niet besloten was .wat te zul'en doen", kwam eene .buurvrouw binnen die hem he-cl gauw -e,n duide lijk aan het verstand bracht, dat een man in de gegeven omstandig heden maar in den weg zou loop en Meent gij dat zeker IWis en waarachtig, in zulke oogenblikken kunnen juist de man nen in niets van dienst zijn Hij pakte dus zijn boterham' in een broodzak, nam zijn gevulde drinkkriiik en vgrlrojk .na,ar zijn jverk- Toen hij 's .avonds thuis kwam- was allc§ gp <Jo .beste m,ah.ie_r ge regeld; Alle mogelijke voorzorgen waren genomen: men had goed gevonden dat de moeder zelf haar kind zon. zoogen, zoodoende behoefde men dan niet op staand-en voet ecm' znig'fLesdh te koopen en men verhinderde dan ook dat men werd beetgenomen door liet melkmeisje uit de straat, dait een kwaden na,a,m: had gekregen door het wasschen der melk Mocht clan' echter liet kincl iiiog! w.a!i over komen idan kon men zich dan toch al tijd gerust stellen met dn ge da elite dat men alles, gedaan had wat ma;ar mogelijk was geweest Die arme zwakke vrouw, die dagr neerlag an (Kaar bed, geplaatst jn eene donkere alooof, met, bleek ga laat, blauwe kringen onder haar dOfOrsdbijneaide itande.n lusteloos pp liet dek liggende, vertelde dit alios met matte maar toch van liefde en innig geluk trillende stem- aan naar edhtgerooj. Zittende aan taifel en' z ,n avond eten gebruikende paf hij knikkenjlfi mat liet hoofd, zijn goedkeuring ,te kennen, Ja', gij moet maai* weten wat er g-ieda.au moet worden, want ik zou ook niet graag zien dat de kleine ziek werd En zij1, weinig! gewend zoio goed doorhem behandeld te worden, hoor de hem met welgevallen zoo, spreken 't [Was dus wiel waar: dat, wan neer het kindje binnenkomt, het ge- heele huisgezin juicht! Het is het geluk, de vreugde, de zon van den iiui,s,el'ijken haard en zij, geroerd t-ot in het diepste harer ziiiel, zij, ge regeld verstoken ,van liefdesbetui, ginjgen van haar echtgenoot, vraagt litem om niet haar doc;h het kind te liefkozen; Hij 'echter, onhandig als aille man nén, pakt het kind op zoo'in vreemde manier dat liet haar doet glimlachen en toen hij het ook nog een zoen wilde geven was, het z'n baard die hem tot, last was en de arme klein prikkelde Deze, aan zooveel ruw iieid nog niet gewend, verzette zich on begon te weenen, maar toen iiiij zich voelde neerleggen in de zachte en liefdevolle armen der moeder be daarde het aanstonds en was weer tevreden Zelfs zou men zeggen, da4 zijn betraande wangetjes verhelderd werden door een glimlachje, zooals men in den herfst, soms v,a;n tijd tot tijd enkele héldere zonnestralen tusschen de grau we wolken ziet door stralen, die dan eene droevige en melancholieke natuur beschijnen en die haast schijnen te hebben zich terug' ,te trekken,.plaats latende aan den storm en de verwoesting* Anderhalve maand later Ik verzeker u, beste man, dat ik niet gerust ben voordat heb kind gedoopt is .of tenminste voordat wijzelf hét een doopsel uit nood hebben toegediend. Zooals gil wel weet .wacht men pp hat plattelaji-J zelfs niet tót den tweeden dag en. 't is schande voor ons, de kleine is nu reeds zes weken Ja-, ja,, ma,ar wij zijn niet pp het platteland, wij zijn te Parijs en te Parijs wacht men zelfs wel maan den.. Ik moet toch wel zorgen dat jk tegen dien dag- wat geld heb wég- igjaliegjd en dan moet ik ook den tijd laten aan den peter o.m liicr te ko men. - En wanneer er nu iets voor dien tijd gebeurt Och kom, dat is ook 'n idee'-. (Wat zal ik er Van zeggen ?t Ik heb zoó'n voorg'evoeldat kind weigertiets, te gebruiken zijn kleur staat, mij niet aan met den dag voel jk dat het in gewicht- af neemt. dat verontrust me... en is 'het dan geen zotten werk bet doop sel zoolang .uit te stellen, totdat bet do familie gelegen komt 'het doop- maal bij te wonen En omdat oom Emile niet kan voor Augustus, daar om moet het dan ook maar uitgesteld worden tot Augustus? Dan is het warmer,-.-- en dan zullen de dagen ook langer zijn Och, och, zoo Mama u töch zoo eens hoorde spreken i, Nu ja, Zij is niet hier e,n kan mij dus niet hooren De kleine kan in dien tijd wel twintigmaal sterven Ik zou maar z -,g.gen, honderd maal ,o'f dirzendmaab da.t jzijn ten minste nog flinke getallen Maai', a propos, gij zijt, vandaag zoo vroo- lijk ,a,ls de deur van een gpvainga- nis (Wat duivel, zoo ziek is die zoon van jou toch nog ,niet Ilr ban echter zoo bezorgd Bezorgd, voor wat?, ;J,a voor alles.. t i J-a. ja', begrepen, die vrouwen zii" a 1 b-zorgd Ed hij gaat naar jde k'acjhe.1 om een gioéienua kool te zoea&n om ■daarmede zijn pijp a,a;n ite stekel" Zeg vrouw, kijk eens wat pen zuinigen echtgenoot je hebt', die zelfs een lucifer spaart em zijn pijp a,an te steken.: Die vrouw luisterde niet ü'ajar hem. Ik herhaal het je, ga naar de kerk en haal een priester, di;e ligt kind kan doopen,.i Loop nagr den duivel met jouw cïk cn.. Naar den duivel of niet,..£ 't is toch ook uw; kind.. Sapristi! ja hgnt knap. tervg* lend vanavond.. (Welnu dan, als gij' niet gaan wilt, zal ik /elf wel gaan; zooals ge weet heeft die dokter mij het uit gaan verboden nu, zooveel be er ger ik ga toch:..* Maar hij pakt haar handen beet en op ernst igen toon, zegt hij Liuister vrouwtje, gij1 weet zeer goed jdat ik den kleine evenzeer be min als gij en als ik wist dat iei* ook maar het minste gevaar bestond zou ik liever de geiheele geestelijk heid hij elkander roepen dan onze Jean te laten sterven a|l-s een hond Maar er is niets dait er pp wijst dat kb ziek ia: alleen je overdreven be zorgdheid speelt- je parten en doet je gevaar zien waar het niet bestaat Want, zeg ,nu zelf, w,at heeft hem nu feitelijk gesclkeeld Stuipen ?,a- Maar iedereen heeft toch wel eens Stuipen gehad, nietwaar? Kijk, jij zelf, hebt er juist noe, .een gehadj-c had-i het witte van je oogen maai' eens moeten zien, toen je me, zeide ,,'t is toch ook uw kind" Vooruit,bégieeif je ter rnSate.nl Gij weet wel dat de vrouw moet gehoorzamen aan baar mande Bur gemeester heeft het je laten belo ven, Diaarom dus, in naam der (Wet, gebied ik je naar bied te gaan en te droomen zelfs niet van mjj.. •Laube.nde omhelsde hij haar. Een uiU' na middernacht In den somberen macht, waarvan de duisternis zelfs door geen enkele ster aan het i'irmaRnent gebroken wordt,- hollen jtwee mannen in alle haast .voort In d-e..geheimzinnig stilte verwekken hunne snelle voet stappen afsoliuwwekkende écho's en de trillende gasvlammen vormen om hunne gestalten yreesaunj agc-nde .schaduwen, Hier Jieen, Pastoor, dat gaat vlugger.. En de (twee mannen, zonder ook maar in 't minst hunne schreden te vertragen, .vermijden de hindernis sen, die zich voordoen en nemen zoo veel mogelijk den koristen weg Mijn God, mijn God, geef dat wij! toch op tijd komen Laten wij1 maar in draf gaan loopen, herneemt de pastoor En zij1 (versnelden nog .aanmerke lijk hunne passen Hen zoo ziende voorthollen, met- Jieigende borst-, 'n gezicht rood .van inspanning en bedekt met zweet, zou men zéggen, dat men te doen had met boosdoe ners Hopen wij! dat wij op tijd ko men, herhaalt de pastoor D;us in uitersten noo-d hadden wij! het zelf kunnen doopen Ja, zeker, gij hadt niet anders te doen dan zuiver water te nemen, het uit, te storten over het voorhoofI van het kind, tegelijkertijd zeggen de: „ik doop u in den naam des Var clers en des Zoons cn de,s Heiligen Geest es Niet anders dan dat?.,.; Niet anders. En het zout dan Niet noodig, En het. wijwater ?J Niet, noodig1. Déze woorden, gesproken met moeite, met hijgende soms afgebro ken stem, gaan regelrecht na,ar hun doel [Wij naderen herhaalt ieder o ogen blik de vader en eindelijk wijst hij op dien grooten boulevard een huis aan dat zich in de verte ver heft ais een reusachtige ma-ssa scha duw Zij haasten zich nog meerde pas toor is nog1 jong en zijne borst, brandt van ijver om eene ziel te redden .voor de eeuwigheid Is de dsui' beneden geopend Ja (Welke verdieping De zesde - [Boven b'.i het licht van eene tril lende gasvlam ontwaart men eene edaante die zich angstig ever de trap heenbuig't Om Godswil vlug, vlug, roept eene vrouwenstem, de stem der moe der Die 'pastoor, met een flesch doopwa ter in de .mud, vliegt ais een storm- Wj.ud de Hamer bmnen, doch voordat ih'iji (het ziele bedje heeft kunnen berei ken, werpt het kind, in een laatste stuiptrekking, zich achteruit en is5 do.o.dj Je BRAAKHUIS Stil, angstig stil was het in het anders zoo levendig hnis van Peters. Nauw hoorbaar sloft de oude Mechel, die van tijd tot tijd het groote huiswerk kwam doen, door de vertrekken, nu eens naar boven dan weer naar beneden. Bijwijlen spreekt cij luid loos tot drie kleine baasjes, die ieder oogenblik bet verlangen te kennen geven, moe dertje toch eens te zien, bun lief moedertje, die zij nu in drie dagen al niet meer hadden mogen zoe- neto. Eb moedertje kon toch zoo lief lachen en spelen. Hun geduld was uitgeput. Car- lientje zou de kat de bel aanbin den, en vragen hoe lang bet nog duren moest. En de goede, oude Mechel, be gaan met bet lot der drie peuters zegt, dat ze Moe zal gaan vragen of de kleinen komen mogen. Maar in ieder geval moesten ze stil, héél stil en rustig doen, want Mamaatje was toch o, zoo ziek, en moest daarom naar buiten, heel ver, heel ver. En nu mochten zij wel afscheid nemen van lief-moedertje, maarniet voor zij straks was aangekleed voor de groote reis. Om de kleinen in dien waan te laten, gaat Mechel nu naar het kille, sombere doodsvertrek, om moedertje voor haren laatsten gang te tooien, voor den slotgang naar bet vochtige gral. Peters bad uitdrukkelijk bevolen voor zijn dierbare vrouw het beste uit te halen, wat ze aan kleeren had, d. w. z. haar bruidskleed. Ook mocht Mechel niet vergeten baren prachtigen zwarten haardo met een frisscb^n bloemkrans te omstrengelen. Zóó wilde het Peters. Wat een verschil thans, een op vallend onderscheid in beweging in die kinderkamer. Als 't ware over- vuld anders van jool en lach, van draven en spelen, ligt zij daar nu als hsdde een verpestenden adem er door heen gewaaid. Doodstil was 't, en als bedeesd en schuw zaten de drie kleinen in een hoek. Kijken ze even om de deur, dan tien ze overal vreemde menschen. Gluren ze even naar buiten in het voortuintje, alweer staan daar vreemde m°nschen. Tot zélfs hun beste Pa, die anders altijd zich door hen liet haloopen, met hen stoeide en verbergertje speelde, hen kuste en koosde, hij gaat nu heel somber voorbij, ja Carolientje had zelfs tranen in zyu starende oogen zien glansen. „Paatje schreit," zei Dora plot seling. „Dat komt, omdat Maatje zoo ziek is,c meende de achtjarige Paul. De kleine Dora de jongste was echter nog te min, om er lang over □a te denken. Zij keek met hare verbaasde kij kers in haren mooien blonden krul- lebol, de anderen wel van tijd tot tijd aan, maar dan weer kaatst zy een kraaiend geluid door hetleege vertrek. „Stil, Dora" moeke slaapt nu misschien, zegt de oudste. „Nee, nee, ik wil naar Mama! Die stoute Mechel houdt Maatji zeker opgesloten?" »Welueen kind* zégt Carolientje, „als zij dat deed, siuurde Pa haai dadelijk weg, niet Paul?" »Want ik weet het beter,* ver volgt zij eenigszins gewichtig doende en met gluurt zy even door hei sleutelgat. Het was immers Sinterklaas-avond en misschien wil Ma ons straks met wat heel moois verrassen." „Ja mnar wij z< u leu met M- toch eerst de winkels gaan zien?* „Ja, ja," kraait Dora, »ik feiijy eene pop, die praten kan. Ma heelt het gezegd, zij zou het aan den heiligen man vragen; lief Maatje. En dan krijg ik mijn mooie kleer tjes aan, en dan mag ik me-t de pop en Maa'je gaan wandalen.... Still Hoort wat is dat?* O jee, dat is Sint Niklaas!* Een dof gerol jaagt angst in aller oortjes en oogen. 't Houdt stil voor het huis. »Ja! jai Dat is de Sint! Ma heeft gezegd, dan moesten wij ^zingen, en die het beste zong, kreeg het mooiste speelgoed* jubelt Paulke. En plots begint de kleinste dreu mes zoo goed als ze maar kan: Sinter Klaasje, heil-ge man, Heeft zijn beste rokje &n. „Neel Neel Da's fout, zoo is het nietl" schreeuwen broertje en zus. De kleine poeter schrikt er van, en 't lipje beeft in kleine trillers, maar zij duwt haar traantjes met geweld terug. Ziet! de maan schijnt door de boomen Zoo begint ze nu opnieuw, dap per lachend, en Lien en Paul doen mee. O jee, daar gaat de deur open. Ooo, 't is Paatje maar... >Stil kindertjes, komt... mama, die gaat -nu weg van ons... zij wil... je allen... nog oen kus,. tot afscheid gevenmaar weest heel stil... want... en kan niet spreken... maatje heeft... hoofd pijn En zachtjes, heel zachtjes, op de teentjes, gaan ze mee, opdat ze maatje maar niet zouden storen. Wat vreemd, zoo denken ze toch. Is dat nu het vriendelijk vertrek, waarin Ma anders zoo dol met hen kon spelen Geen zon, geen licht, geen lach 1 En hoe stil was het daar! Ze zagen, dat Maatje lag te slapen. En nu niet meer als vroeger pakt Ma hen beet en kust die traantjes weg van roodgeschreide wangen Niet meer als vroeger durfden ze hier nu binnen te stormen met de pop, als er een been of arm kapot was Niet meer als vroeger nam 2y hen hier op den schoot, en begon met mooie versjes te leeren, te ver tellen, of te bidden, of te zingen. En wat ligt zij daar stil, zoo erg stil. Maar zei Papa dan niet, dat Maatje op reis ging? Waarom neemt Moeke dan nu geen afscheid van hen? En waarom blijft zij daar zoo beweegloos liggen, zonder maar eens even op te zien? En dan die vreemde, oude Mechel, die hen zoolang had teruggehouden om moedertje te zoenen, of „dag" N te zeggen. Eu bleef die oude vreemde vrouw dan nu hier? En zou Moedertje allemaal die bloemen ook meenomen Dat waren de gedachten, die de drie armo schaapjes, hoe klein dan ook uog, op dit oogenblik door het hoofdje pijnigden... Maar Paul, de snuggere achija- jarige, scheen plots ieis ie begiypen. Een twijfel rees in zijn oog, een vaag begrip van alles spookte door '•iju jeugdig kopje. En plotseling rolde een stroom van tranen langs zijn wangen... >Lief moedeilje is dood!* snikt de knaap, innig ongelukkig. Eone wijle is het nu akelig stil. De kleine Dora, die nieuwsgierig haren blik door het venster liet gaan, roept opeens: „Paatje, is dat et mooie riiiuig al, waar Ma mee uitgaat? Naar... zeg Pa, waar- en...? En gaan allemaal die mannen ook mee.die zwarte mannen die bij de zwarte paarden staan? En doen die zwarte menschen Maatje niets?"... »S il, lieveling, stil... neem nu afscheid... kus Mama... „Dag Mama!" Dag?... Een zoen, moc-ke, nog een dag Maatje... Ik zal g ;J braaf zij a hoor, als u terugkomtmaar ook heel gauw weer komen, hoor A aatje? „Bapaatje huiit" zegt Dora, waar. om?... komt maatje dan morgea nog niet terug Ja, lievelingja Nu gaat allen hiervandaan Maatje. wil hetI Toen kwamen de gure zwarte OFFICIEELE KERKLIJST a

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1910 | | pagina 9