TWEEDE BLAD
De Koning der Andes.
STADSNIEUWS.
De Open Brief der Musea*
Commissie.
DINSDAG 7 MAART 1911.
Hoewel de heeren van de Poll, Gonnet 'c.s.
Ons blad uitdrukkelijk uitsloten van de pu
blicatie van hun „verweer" (men zie wat
WÜ op de le pagina, van deze Courant daar
over schreven) hebben wij toch gemeend,
van breeder opvatting te moeten zijn
dan deze heeren, en den „Open Brief', wel
ken wij ons langs anderen weg hebben ver
schaft, in zijn geheel hier op te moeten ne
men.
Het verweer, dat vrij magertjes is, vdge
dan hier
De ondergeteekenden, leden der Commissie
ran Toezicht op het Gemeentelijk Museum (waar
toe ook behoorcn de heer Krol, die uitlandig is
en de heer Z. Middelkoop lid van uw College,
terwijl Prof. Six zijn ontslag als zoodanig liij
den Raai heeft ingediend) hebben kennis ge
nomen van de besprekingen die gehouden wer
den in de Raadszitting van 15 Febr., zooals die
zijn weergegc, en in Haarlem's Dagblad van den
volgenden dag.
Wegens hel ontbreken van ófiicieele notulen
der in de Raadszittingen gehouden wordende
besprekingen, wordt door hen aangenomen dat
het bo-, enbedoekte courantenverslag, als zijnde
het meest uitvoerige der in de plaatselijke bla
den gepubliceerde, den meeslen kans biedt, als
juist te mogen worden aangemerkt.
ïn dat verslag is het hun opgevallen dat hun
medelid, de heer Middelkoop, in die Raadsver
gadering heeft beweerd:
lo. dat men hem in de Commissievergadering,
waarin hij als lid moest worden geinstalleerd
totaal genegeerd zoude hebben „en hem niet
eens de hand gedrukt."
To. dat de Commissie aan B'. en W. „onware
m por en" heeft uitgebracht, zoowel in zake het
stoken der kachels (welke aan,tijging door hem
reeds in den Raad uitgesproken was vóórdait hij
lol lid der Commissie werd benoemd) alsook
toen de Commissie aan den Raad mededeelde
dal „geregenereerd werd zonder meer."
De ondergeieekenden, uit den. aard der zaak
niet in de gelegenheid geweest zijnde die beschul
digingen in den Raad te weerleggen, zien. zich
verri cht langs dezen weg daarop terug te ko
men.
De wijze waarop de heer M. vóór zijne benoe
ming lot lid der Commissie in eene Raadsver
gadering gesproken heeft van „onware rappor
ten" der Commissie moes,t naar het oordeel
barer leden, tengevolge hebben dat het publiek
in den waan werd gebracht als zouden die on
waarheden leugen zijn geweest. Hel onderscheid
toch tussehen eene onwaarheid (uitgesproken
wordende zonder dat hij die ze uitspreekt van
öc onwaarheid daarvan bewust is) en een leu
gen (waar het tegenovergestelde hei geval is)
is te subdel oiu bij het publiek niet tot misver
stand aanleiding te geven.
Beschaafde l eden plegen dan ook, bij het uilen
van een dergelijke beschuldiging, iu het eerste
geval ie spr.ken van „onjuistheden" of „ver
gissingen."
niks in aanmerking nemende, spreekt het wel
vanzelf dat de leden der Commissie, toen zij
de ecrsle maal mei den heer M. samen kwa
men, g( li aanleiding gevoelden hem reeds da
delijk mei een handdruk te begroeten, doch zich
voorstelden hem eerst uit le noodigen zich te
verklaren «ontrent de door hem gebezigde uit
drukking welke hun aanstoot had gegeven. In-
lusschen is beslist onjuist de bewering van den
heer M. dat hij bij deze gelegenheid „genegeerd"
zoude zijn geworden.
Bij den aanvang der vergadering toch is de
medecieeling van B. en W. voorgelezen, behel
zende zijne benoeming tot lid der Commissie
en werd hij daarmede geinstalleerd. Hij is tel
kens in de gelegenheid gesteld geworden zijn
meening te zeggen over alle punten welke in
discussie kwamen, en heeft aan die discussies
dan ook deelgenomen evenals de andere lediem.
Naar aanleiding eener opmerking zijnerzijds dat
een der siukken van Hals naar zijn oordeel op
een ongunstige plaats hing, werd hem en den
Secretaris der Commissie de opdracht gegeven
welke opdracht door hem werd aanvaard
de stukken van Hals zoodanig te verhangen dat
zijn bezwaar zou worden opgeheven.
Het stoken der kachels in vorige winters.
De heer M„ uitgenoodigd zijnde aan te geven,
welke onwaarheden in Commissierapporten, hij
bedoe.d had, heeft daaraan voldaan. Hij ver
klaarde hel woord „onwaar" te hebben ge
bruikt, in de beieekenis hierboven omschreven
als „onjuist". Hierdoor verviel het beleedigende
karakter der besehuldiging en bestond er voor
het meerendeel zijner medeleden geen aanlei
ding meer tegenover hem in het vervolg anders
óp te treden dan op gewone collegiale wijze,
inclusief hei hier te lande zoo algemeen gebrui
kelijke drukken van de hand. De feiten welke
hij bedoeld had kwamen hierop neder dat in het
schrijven van den Voorzitter der Commissie aan
B en. W. dd 6 Febr. 1909 gezegd wordt dat
in den winter van 1905/8 des nachts in twee
dei- Museumzalen is gestookt geworden. De heer
M. nu beweerde dat in die winters des nachts
niet gestookt geworden is.
Dienaangaande valt op te merken:
dat de Commissie dd. 24 Dec. 1906 een schrij
ven van B. en W, heeft ontvangen, (7e Afd.
no. 1/118) behelzende dat zij het wenschelijk
hebben geacht de kachels op de museumzalen,
Ier vermijding van sterke temperatuurswisseling,
gedurende de wintermaanden dag en nacht te
talen doorbranden, die maatregel sedert 22 Dec.
1906 hebben toegepast, en "daarvoor den werk
man in dienst van Openbare Werken C. G.
in 't Vekl als waker werkzaam hebben gesteld;
dat de regeling van den inwendigen dienst in
het Stadhuis (de Museumzalen Inbegrepen) steeds
uilsluitend heeft berust bij B. en W. en de
personen, die aldaar des nachts dienst verrich
ten, uitsluitend onder de orders van B. en W.
slonden, van de Commissie geene orders te ont
vangen hadden en dus niet door de Commissie
werden gecontroleerd in hunne werkzaamheden;
dat derhalve de Commissie steeds in de mee
ning heeft verkeerd dat hetgeen B. en \V. bevolen
hadden ook inderdaad werd uitgevoerd, en in die
overtuiging gemeend heeft dat des nachts nè
December 1906 in de Museumzalen wel degelijk
geslookt is geworden.
1905/8 is derhalve een schrijffout geweest in
bovengenoemd rapport en had moeien zijn 1906-8
De ondergeieekenden waren van meening dat
het incident hiermede beëindigd was.
Waarom de heer M. daarop thans, in dezelfde
bewoordingen van vroeger weer terug gekomlen
is in de jongste Raadszitting, is den onderge
ieekenden een raadsel.
Het „regenereeren zonder meer."
In zake de zoogenaamde onwaarheid in een
Rapport der Commissie aan den Raad voorko
mende, waarin zij spreekt van „regenereeren"
zonder meer, nemen ondergeieekenden de vrijL
heid te verwijzen naar het rapport door de Com
missie uitgebracht aan B. en W. dd. 7 Maart
1910 (bLadz. 4 en 5), waarin gezegd wordt dat
het den leden der Commissie (behalve Dr. Bre-
dius en Prof. Six) bekend was dat de heer
Vos steeds heeft beweerd dat het blootstellen
van een schilderij aan de inwerking van alco
holdampen ouderv etsch was, en zijne insme-
ringsmethode een verbeterde methode van rege
nereeren. Op bladz. 13 van de brochure va:i
den heer Vos „de kwestie over de Halsen"
wordt dat regenereeren met de hand door hem
uitvoerig omschreven en verdedigd. De commis
sie achtte zich derhalve toenmaals volkomen
gerechtigd de door den heer Vos toegepaste
werkwijze „regenereeren" te noemen.
Verder releveeren ondergeieekenden. dat waar
de heer M. in de jongste Raadsve.v, Sering heeft
beweerd dat het rapport de Wild aan den Raad
werd uilgebrachij, die bewering onjuist is; de
heer de Wild heeft wel willen voldoen aan een
opdracht hem gegeven door de Commissie (bui
ten B. en W. o d, i Raad om) en hij heeft
zijn rapport uitgeb, aan de Commissie, wel
ke dat stuk heeft opstellen ter eigen voor
lichting en "het daarna aan. B. en (Wj. ter infor
matie heeft doen loekomen.
Ten slotle kunnen de ondergeteekendeai hunne
bevreemding niet verhelen over het feit dat de
heer M. zich competent heeft kunnen achten in
den Raad een pertinent oordeel uit te spreken
over de mate van deskundigheid, in zake het
in goeden toestand houden van oude schilderijen
van twee zijner mede-Commissieleden, waarvan,
de eene jaren Lang Directeur geweest is van
het Koninklijk Kabinet van Schilderijen en de
andere belast is met het toezicht op de aan
de gemeente Amsterdam toebehoorende scliildei-
rijen (de Nachtwacht, de Staalmeesters enz.)
Iemand die zelf iets niet weet, kan toch be
zwaarlijk beoordeelen hoeveel een ander er wèl
van weet.
Van de deskundigheid van den lieer M. zei
ven te dier zake is nimmer iets gebleken, nóch
in de Commissievergaderingen nóch daarbuiten.
Dat hij ter zake van de restauratie der Hal
sen geen vaste overtuiging bezit, schijnt duide
lijk te blijken uit het feit dat hij in de jongste
Commissievergadering het in hoofdzaak eens was
met Prof. Six, die zich zoo krachtig mogelijk
heeft verzet tegen het doen restaureeren van
het Regentenstuk door den heer De Wild, alvo
rens af te wachten of de oude toestand van
rust herkregen kon worden door een tweede
behandeling van afpoeieren enz. (advies van de
meerderheid der Commissie aan B. en Wc), ter
wijl uit de door den heer M. uitgebrachte stem
in de jongste Raadsvergadering op te maken
valt dat hij toen, d.i. slechts enkele weken later,
tot de voorstanders eener onmiddellijke behande
ling van het stuk in kwestie door den heer De
Wild behoorde en derhalve totaal van me.eniug
veranderd was.
Hoogachtend teekeneni
A. BiREDIUS.
C. J- GONNET.
CH. F. VAN DE POLL'.
REPELAER VAN SPIJKENISSE,
Haarlem, Maart 1911.
BIJDRAGEN VOOR; DE DE GENESTET-
BANK.
Het totaal Bedrag der bijdragen voor de de
Genestet-bank op de tweede lijst is £332.90.
DE HERDENKING VAN HET 121/2 JAAR
KRONINGSFEEST.
Gisteravond werd op de Markt onder zeer
veel belangstelling door Haarl. Muziekkorps
het door de gemeente aan de burgerij aange
boden concert gegeven ter gelegenheid van
het 12V»-jarig regeeringsjubileum van H. M.
Koningin [Wilhelmina,
De uitvoering1 had een ordelijk verloop:
een enkele maal echter werd de goede toon
verbroken door een dronken sujet dat opge
bracht werd door de politie, hetgeen, nqg_a.l
eenig rumoer veroorzaakte in die drukte.
Overigens heeft gisteren de herdenking
van het l2Ya jarig .kroningsfeest volgens de
aankondigingen in allen eenvoud, met vrij
druk vlaggen door de burgerij, plaats gehad.
De H. IJ- S. M. (Station) vlagde niet.
[Waarom niet?, 1
HET CIRCUS-SCHUMANN.
Naar wij uit goede bron vernemen, zal
in September van dit jaar, even na afloop
der Haarlemsche kermis, het Circus-Schu
mann hier ter stede gedurende 10 dagen
voorstellingen komen geven. Onze etadge-
nooten zijn dan alvast ingelicht!
GEVONDEN VOORWERPEN.
Terug te bekomen bij:
Ds. Moeton, Jordensstraat 58, een tasehje
met inhoud; C. Klaver, O.-I. Kade 10, een
knijptang; H. Vogels, Harmenjansweg 59, een
ceintuur met gesp.G. Woudenberg, Sophia-
straat 21, een bronzen medaille; W. F. Nieu-
wenburg, Borneostraat 8, Schoten, een rozen
krans; J. Blanzert, Spaarne 24, een zwart
hondje; J. Wensing, Pieter Kiesstraat 22, een
nikkelen dasspeld; S. Slijper, Linsehotenstr.
58, een R.-K. Kerkboekje; A. van Berloo, Van
Marumstraat 24, een portemonnaie met in
houd; K. de Zwart, Heerensingel 129c, een
potloodhouder; J. van Koningshoven, Luiten-
steeg 37, een grijze pet; L. P. Hoogeveen, een
schoen.
Van onze Rechtbank.
(Zitting Van gisteren.)
OP ROOFTOCHT.
In den avond van 9 Januari hebben de
beklaagden Fr. de B. 26 j. en C. G. 28 jaar,
losse werklieden te Haarlem jn gezelschap
van A. B. eveneens los-werkman een waren
rooftocht ondernomen.
In een roeibootje zakten de moderne Noor-
inannen de Leidsche Vaart af en stapten
aan wal op een stuk weiland onder Heem
stede, waar zij uit een daar staand schuurtje
een pen met lijn en nijptang .weghaalden en
een zak heerenboonen. Dit laadden zij in hun
re fprauw en zakten de vaart verder af,
om nieuwe buit te zoeken. Op het weiland
van den heer B, onder Heemstede sneden zij
een partij savoye kool en rukten zij van
een schuurtje een zinken afvoerpijp af. Nog-
verder zetten zij hun razzia voort tot bij de
waterleiding te Heemstede. Daar sprongen
de bekl. De B. en G- aan den wal en kwa
men spoedig .terug jnet vijf vette konijnen.
Toen keerden zij daarmede terug en onder
weg namen zij de partij savoye kool en de
andere voorwerpen binnen en beladen met
hun buit keerden zij naar het vaderland,
Haarlem terug. Den volgenden dag verkoch
ten zij de kool voor 3, de konijntjes voor
f 1.60 en de andere voorwerpen voor min
deren prijs. G. heeft bovendien te Hillegoiö
nog een dekzeil weggehaald van een dek
schuit.
De beklaagden bekenden.
Het O. M. eischte tegen den bekl. de B.
2 maanden en tegen G, 5 maanden gevan-
EEN GEVAARLIJK HEERSCHAP,
Op 28 Dec. j.l. kwam H. M. Ll. die een
borrel op had, in het café van den heer [W.
F. S.j alhier. Hij scheen dadelijk zin te krij
gen in de messenslekerssport, want met de
woorden: wie moet er het eerste aan, vloog
hij op de schoonmoeder toe van S. en bracht
haar een snede toe over het gelaat. Daarna
was S. zelf aan de beurt en liep van den
woesteling een snede op over den neus.
L. was niet verschenen.de eisch luidde 6
maanden,
GEEN KLEINIGHEID,
De stalhouder O. R„ te Umuiden, heeft
kans gezien van het strand onder [Wijk aan
Zee een strandkilometerpaal te vervoeren
naar het erf van zijn broeder, die, de strand-
opzichter zeide met geen dne man weg te
kunnen krijgen.
R. hoorde 14 dagen tot .belooning voor
zijne moeiten eischen.
VOOR EEN POES.
Juffrouw de G. te Bennebroek za,g op
21 Dec., j.l. een man voor haar woning loo-
pen met een zak op den rug. Zij hoorde wel
het gemiauw van een katje, maar hoe kon
zij denken, dat het haar poesje was, dat in
de zak zat van dien man Zij liep hem even
wel na, en dwong hem de zak leeg te schud
den, toen kwam haar katje voor den dag.
Voor dit feit moest J. H. uit Haarlem
terecht staan. Hij was niet verschenen, het
geen hem een flinke uitbrander be
spaarde en het hooren van een eisch tot I
maand gev. straf.
KENNEMERLANDSCHE IDYLLEN..
Als men bewoners uit Beverwijk voor het
hekje hetzij voor den kantonrechter, hetzij
voor den arr. rechter ziet verschijnen, dan
kan de verslaggever wel vast zijn potlood
scherpen om bloedige tafereelen te schetsen
of romantische s troopers dr am a' a
Gisteren waren het de bekende J. en H. S.
uit Beverwijk, die zich voor een vecht,par
tijtje hadden te verantwoorden.
Op 8 Jan. kwam het tweetal in het worste
laarscafé van S. te Beverwijk. Zij waren in
de olie en al dadelijk begonnen zij ruzie te
maken. Zonder veel complimenten zette de
eigenaar van het café ze buiten de deur,
niet echter dan voordat zij den kachel hadden
omgegooid en den boel kort en klein had
den geslagen.
De beklaagden kwamen echter terug met
een geweer. Zij zouden S. doodschieten, en
schoten ook. De politie maakte een einde
aan het relletje en voorkwam erger.
Tegen H. S. werd 8 weken, tegen I, 4
maanden gev. straf geëischt.
De verdediger betwistte da,t al de feiten
bewezen zijn en vroeg alles hij elkaar geno
men een lichtere straf.
Uitspraken in al deze, .zaken .0® Donderdag
16 Maart..
INGEZONDEN.
Voor den inbond dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stnkken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de copy den inzender niet
teruggegeven.
Haarlem, 4 Maart 1911.
Geachte Redactie.
Hoewel niet gewoon op courantengeschrijf
van concurrenten in te gaan, omdat ik over
tuigd ben, dat het schrijven over, en het af
breken van de concurrentie het vak in het
algemeen schaadt, meen ik in dit geval, waar
de E. R. K., mijn troetelkind, dat zoo aardig
opgroeit, in zijn eerste geboorterecht wordt
aangerand, eene uitzondering te moeten tan
ken, en de beweringen van den heer Van
Maris, van wien ik vermoed, dat hij zich iii
deze als stroopop laat gebruiken van een zij
ner superieuren, stuk voor stuk te ontzenu
wen, terwijl ik de gelegenheid aangrijp om
eens klaar en duidelijk te ontvouwen, in wel
ke punten de E. R. K. afwijkt van alle tot dus
ver bestaande Levensverzekering-Maatschap
pijen. Mijne twintigjarige ondervinding in
den* buitendienst van het vak, moge hier eeni-
gon waarborg geven, dat de zaak door mij van
den praetischen kant wordt bekeken.
Het is ongeveer vier jaren geleden, toen ik
naar aanleiding van den strijd dien de Keik
zeer terecht voert tegen twee euvelen die
hare uitbreiding, waartoe Zij door haren
Stichter zelf geroepen is, in den weg staan,
mij de vraag stelde, in hoeverre het mogelijk
zou zijn, door het in het leven roepen eener
maatschappij, gebaseerd op huwelijks- en ge
boorte-kansen voor de Katholieken van Ne
derland, teneinde hen in de moeilijke oogen-
blikken des levens, wanneer de kracht van
hun beginsel op de proef wordt gesteld, door
geldelijke uitkeeringen steun te verleenen
in dien strijd tegen voor iedereu stand bereik
bare premiën. Allerminst hebben wij ons
voorgesteld, dat in dezen het ideaal zou wor
den bereikt, doch wf achten, ons reeds geluk
kig als wij den moreelen strijd hierdoor verge
makkelijken, voor hen wier beginselen soms
door een of ander geldelijk voor- of nadeeJ
moeten worden wakker geschud.
Wanneer de heer VaD Maris geen geduld
kan oefenen tot na het verschijnen van bei
eerste jaarverslag, waaruit zal blijken dai
een belangrijk bedrag van het tot dusverre
door de E. R. K. verzekerde kapitaal in deze
tarieven is afgesloten en wel onder alle stan
den, dan kan hij zich en met bem ook ande
ren, die dit mocht interesseeren, hiervan ko
men overtuigen, ten onzen kantore. Dat niet
in alle gezinnen de economische verhoudin
gen zoo zijn, dat alle kinderen in het hierbo
ven omschreven tarief kunnen worden ver
zekerd, bewijst volstrekt de ondeugdelijkheid
van het tarief niet, immers niet iedereen kan
ook eene lijfrente sluiten, al zou by nog zoo
gaarne willen, maar daarom i8 het lijfrente-
tarief nog niet ondeugdelijk. Al6 men werke
lijk vakman is, wat ik in den steller van het
bewuste artikel moet betwijfelen, anders
kwam hij niet tot zulke op zijn zachtst uitge
drukt zonderlinge conclusies, moest hij we
ten, dat een goed verzekeringsagent de tarie
ven aanpast naar de levensomstandigheden
van den eandidaat-verzekerde.
Waaraan de Kerkelijke Overheid hare
goedkeuring heeft gehecht, is door ons in vrij
duidelijke bewoordingen gezegd in ons weer
woord aan Dr. Van Lennep in dit blad van
25 Februari j.l., zoodat herhaling ons bier
overbodig toeschijnt, te meer, waar dit onze
tegenstander zelf herbualt in zijn artikeltje.
Aan eene uitkeering bij overlijden, ook aj
is deze vergezeld van voordeelen speciaal
voor den Katholiek, zal de Kerk nooit hare
goedkeuring hechten, evenmin als hare af
keuring er over uitspreken, aangezien aan
eene dergelijke uitkeering in het algemeen'
geen ethisch beginsel ten grondslag ligt, maar
aan de moraal, die bij het verzekeren van
kinderen door de E. R. K. in dit tarief weer
op den voorgrond treedt, door niet mee te
doen aan het verfoeilijke stelsel van de zoo
genaamde „vrije uitkeering" by overlijden
van pasgeboren kinderen van verzekerde
ouders, ook al komen deze kinderen dood ter
wereld, zie mijnheer Van Maris, daar hecht
de Kerk wel weer hare goedkeuring aan.
Het is wellicht dienstig hier even te ver
melden, dat in ons land eene Maatschappij
werkt, die 50000 leden telt, meestal Katholie
ken, die uitkeert bij abortus, en dit gewoon
als eene aanbeveling in hare advertentiën
bekend maakt, in bladen, die vooral in Ka
tholieke streken van ons land worden gele
zen. Het is niet aan ons te beoordeelen of ia
een tijd, waarin diepgezonken individuen -
praetijken propageeren die, God verhoede het,
ooit ingang mogen vinden bij ons Katholie
ken, voor den Katholiek soortgelijke uitkeerm
gen niet een gevaar opleveren, Vvij vreezen
echter van wel. Evenmin zullen wij het wa
gen, te beweren, dat dit soort uitkeeringen
invloed uitoefenen op het in bet oog loopen-
de hóoge sterftecijfer in het Zuiden des
lands, onder kinderen beneden het jaar,
maar onmogelijk is bet niet. Waar nu de E.
R. K. aan dergelijke praetijken niet meedoet,
en haar succes hierdoor uit den aard wordt
bemoeilijkt, zal het geen mensch verwonde
ren, dat zij bare voor den Katholiek speciale
voordeden op den voorgrond doet treden. Is
dit slecht?
Nu de finantiëele zijde van de zaak. De
E. R. K. is de eerste Maatschappij, die arm
en rijk in alles, tot in de kleinste onderdeelen
van de verzekering gelijkstelt, en niet zoo
als nog onlangs 'n vakblad zich liet ontvallen,
wenscht „te drijven op den kurk der roye
menten van verzekerden", die door omstan
digheden, onafhankelijk van hun wil, niet
langer kunnen betalen, en bij onverhoopte
staking van betaling allen recht doet weder
varen op een en dezelfde wijze die getoetst is
aan recht en billijkheid. Die hieraan twij
felt, vergelijke slechts de verzekeringsvoor.
waarden der E. R. K. met die van andere
Maatschappijen. Dit zal, naar onze meening,
vooral de concurrentie hinderen', denkt U
ook niet, mijnheer Van Maris.
Mijnheer de Redacteur, ik dank U nog
maals voor uwe groote welwillendheid en
teeken met bijzondere hoogachting,
De Directeur der E. R. K. Lev. Mij,
BODENSTAFF.
FEUILLETON.
(naiar het EransslQI - >.J
16.)
Edmée, wier gelaat eóiï weinig yërtröbben
was, kwam naar haar biroeder.
[Waar zouden die uitgravingen wel voor
gediend hebben ...„r, Keet je dat ook, Maxen-
cen? vroeg zij.
Ik niet I Laiat het eens vragen aan; den
arriero door Inès of Jacques.
De broeder en zuster, die. zeer goed
Spaansch spraken, waren de gewone telken
Ivan him bloedverwenten. Pp de vraag yan
[Inès antwoordde de arriero.:
Die grotten zijn vroeger gegraven, pin
tot begraafplaatsen te dienen. In sommige er
;van vindt men nog geraamten'.
Brrl wa,t ijselijk! zei Edmée, toen haar
nicht het antwoord vertaalde. Maar enfin,
heter nog deze schuilplaats dan in. het ge
heel geene,
I De karavaan ma,akte zich gereed óim |den
dagmarsch te eindigen en den nacht in de
hegraaf grotten door te brengen. De familie
Blangard. de jonge de Brevys, en M'. Hame-
lette installeerden zich in eene gTot, de ar-
rieroi, de inboorlingen en het socialistisch
(quintet in de overige.
Na een flink maal ie hehheri genutigd
den voorraad, diende karavaan had
medegenomen, was iedereen er op bedacht,
wat rust te gaan nemen. Inès vooral voelde
zioh geheel als gebroken door die overijlden
marsch en de aandoening, die het verschrik
kelijk gevaar, dat haar broeder geloopen had,
veroorza,akt had. Haar hoofd was zwaar Van
den slaap en zij dacht dat weldra een wel
dadige sluimering haar oogen zou sluiten.
Maar nauwelijks had zij zich in de uitgra
ving, die voor haar bestemd was, aan de
zijde van Edmée nedergelegd oi£ een zenuw
achtige overspanning /belette haar een oogen-
blik te rusten.
Benauwde droombeelden woelden door haar
geest, afgrijselijke visioenen, waarin zij
Jacques meende te. zien bebloed, vermorzeld,
onkenbaar...-.
Zij stond ten laatste maar op om te trach
ten die schrikbeelden te verdrijven. Heel stil,
om Edmée niet te wekken, begaf zij zich
na,ar den ingang der grot.
Het onweder was geheel weggedreven- De
Sterren fonkelden aan den hemel, de lucht
was frisch, koud zelfs. Inès, een weinig hui
verig, hulde zich dicht in haar mantel,
(Wat speet het haar dat zij geen weigerend
antwoord gegeven had op de uitnoodiging
M- Blangard, om hem te vergezellen op die
avontuurlijke expeditie...3
Plotseling hield zij haar adem in. en Boog
zich lichtvqorover...,,.
JJit eene naburige grot kwam een' gedaan
te te voorschijn....;.: een lange, magere man.
Hij had een waggelende gang. Ongetwijfeld
Pigot, Hem alleen was die zwaaiende hou
ding eigen, een gevolg' van zijn veelvuldige
slemppartijen, die hem, volgens zijne bewe
ring, onontbeerlijk waren om op krachten
te blijven. Van zijne krachten maakte hij i
echter maar een spaarzaam gebfuik, want 1
Buiten Liuset misschien bestond er
geen grooter luiaard dan hij. Als hij maar
wat te drinken had en men vroeg hem niet
om. te werken, dan was het ojp het eerste ge
zicht nog .al een vreedzaam individu.
[Waar ging hü heen op dit late uur Om
den tijd wa,t gezelliger door te brengen in
de grot, had hij zeker weer wat te veel aan
Ba,cchus geofferd en wilde zich misschien nu
in de frissche lucht ontnuchteren.
Hij laveerde in dë richting.van de rancho-.
Daarachter verdween hij. Inès zag hem niet
terug. [Was hjj er binnen gegaan?
Zij .bleef onbeweeglijk staan en had een
gevoel van ongerustheid. Zij vroeg zioh af
of' zij Blangard niet moest wekken en hem
pp de hoogte stellen van dit voorval.
(Vijf minuten verstreken. De lange schaduw
van Pigot kwam weder te voorschijn, wag
gelend v-an den een naar den anderen kant-
Hij keerde terug naar' de grot, waar de an
deren sliepen, en trad er binnen.
Inès ging ook naar haar ligplaats terug
en vleide zich naast Edmée, die nog steeds
in diepen slaap lag. Dezelfde onverklaarbare
ongerustheid belette haar den geheelen nacht
een oog dicht te doenhaar hoofd was ypl
van warre schrikbeelden,
III-
Een verblindende stralen-zon Begroette Ket
ontwaken van de kleine karavaan. Toen Inès
aan de ingang van de grot kwam, jubelde
zij het uit van bewondering toen gij de hoo-
fe sneeuwtoppen der Bergen zag verdrom
en liggen in het gouden licht
Ziet eens, Edmée, hoe prachtig!
Mejuffrouw Blangard was bezig haar toi
let te maken voor een spiegel met drie zij
den, dat op een draagbaar tafeltje was ge
plaatst, Zij haalde haar schouders op en ant
woordde spottend:
[Wat ben je geestdriftig, Inès! Ik krijg
genoeg van die grandiose landschappen en
ik zou het einde willen zien van onzen tocht,
Zijn wij er nog verre vandaan, Edmée
Twee dagmarsehen, zegt de arriero.
Buiten verzorgden de inboorlingen de last
dieren, terwijl Pigot en zijne kameraden voor
koffie zorgden. Zij kookten die op een kum
stig do-or Bille in elkaar gezetten haard.
De arriero was in gesprek bij den rancho met
den eigenaar van dit ellendig verblijf........
Kom, Jacques riep Blangard. Je moet
dien man eens ondervragen omtrent die Be
ruchte bandieten, waarvan men ons zooveel
heeft verteld.
Bij de eerste woorden van Jacques, schar
terde de man van het lachen.
Die bandietenDaar behoef je met
Bang voor te zijn!
Kerels als jelui, zullen wel raad met hen
weten, als ze je aan durven vallen.
Ik v(oor mij heb er nooit een gezien. Het
zijn van die vertelsels, die ze overal rond-
fluisteren, waarschijnlijk om dappere cabal-
leros -als jelui den lust te Benemen onze mooie
andes te bezoeken,
't Ie juist zooals ik gedacht heb:, zei
Blangard tevreden-
Zog nu eens tegen den arriero, Jacques,
da,t ik wel iets van koers wenschte te ver
anderen en in plaats van regelrecht naar
de mijn Santa Rosa te gaan, eerst de que-!
Brada del Montono, zou willen bezoeken,
Dial kan wel, zeide de arriero, teen Jac<
ques hem den wensch van Blangard had
medegedeeld. Ik ken dien weg, ik hen er
éénmaal geweest. De quebrada is een van
de meest woeste gedeelten der Cordilleros.
Met den arriero naar de grotten terugwan-
delend, vroeg Blangard hem door middel
van Jacques:
[Wat is dat goor iemand, en wat doet hij
hier
Hij heet José Valina. Nadat hij een
klein fortuintje verzameld had door hard
in de zilvermijnen te werken, kreeg hij het
zonderlange idéé hier te gaan wonen, ge
heel alleen. Hij ziet geen levende ziel ge
durende een gedeelte van het jaar. 'tls een
zonderling man, maar een beste kerel ove
rigens.
[Waar leeft hij van vroeg Jacques-
•Matega haalde de schouders op.
Hij heeft zeker wel proviand bij zich,
[Op dit oogenblik naderde Inès.
Ik zou u wel even alleen willen spre
ken, neef, zeide zij tot Blangard.
Een weinig verwonderd, antwoordde luj
Dat is gemakkelijk, kom maar met mjj
mede. Zij deelde hem de nachtelijke wande
ling mede van Pigot, maar Blangard haalde
zorgeloos de schouders op.
Hij zal wat veel gedronken hebben en
is toen een uitstapje gaan maken langs diep
kant zonder eenige andere bedoeling. [Wat
zou hij te maken hebben met dien Valina,
hij verstaat geen woord Spaansch ...-
(JWcrdt vervolgd).
ipm
COURANT
g ftif1