TWEEDE BLAD De Koning der Andes. STADSNIEUWS. De Open Brief der Musea* Commissie. DINSDAG 7 MAART 1911. Hoewel de heeren van de Poll, Gonnet 'c.s. Ons blad uitdrukkelijk uitsloten van de pu blicatie van hun „verweer" (men zie wat WÜ op de le pagina, van deze Courant daar over schreven) hebben wij toch gemeend, van breeder opvatting te moeten zijn dan deze heeren, en den „Open Brief', wel ken wij ons langs anderen weg hebben ver schaft, in zijn geheel hier op te moeten ne men. Het verweer, dat vrij magertjes is, vdge dan hier De ondergeteekenden, leden der Commissie ran Toezicht op het Gemeentelijk Museum (waar toe ook behoorcn de heer Krol, die uitlandig is en de heer Z. Middelkoop lid van uw College, terwijl Prof. Six zijn ontslag als zoodanig liij den Raai heeft ingediend) hebben kennis ge nomen van de besprekingen die gehouden wer den in de Raadszitting van 15 Febr., zooals die zijn weergegc, en in Haarlem's Dagblad van den volgenden dag. Wegens hel ontbreken van ófiicieele notulen der in de Raadszittingen gehouden wordende besprekingen, wordt door hen aangenomen dat het bo-, enbedoekte courantenverslag, als zijnde het meest uitvoerige der in de plaatselijke bla den gepubliceerde, den meeslen kans biedt, als juist te mogen worden aangemerkt. ïn dat verslag is het hun opgevallen dat hun medelid, de heer Middelkoop, in die Raadsver gadering heeft beweerd: lo. dat men hem in de Commissievergadering, waarin hij als lid moest worden geinstalleerd totaal genegeerd zoude hebben „en hem niet eens de hand gedrukt." To. dat de Commissie aan B'. en W. „onware m por en" heeft uitgebracht, zoowel in zake het stoken der kachels (welke aan,tijging door hem reeds in den Raad uitgesproken was vóórdait hij lol lid der Commissie werd benoemd) alsook toen de Commissie aan den Raad mededeelde dal „geregenereerd werd zonder meer." De ondergeieekenden, uit den. aard der zaak niet in de gelegenheid geweest zijnde die beschul digingen in den Raad te weerleggen, zien. zich verri cht langs dezen weg daarop terug te ko men. De wijze waarop de heer M. vóór zijne benoe ming lot lid der Commissie in eene Raadsver gadering gesproken heeft van „onware rappor ten" der Commissie moes,t naar het oordeel barer leden, tengevolge hebben dat het publiek in den waan werd gebracht als zouden die on waarheden leugen zijn geweest. Hel onderscheid toch tussehen eene onwaarheid (uitgesproken wordende zonder dat hij die ze uitspreekt van öc onwaarheid daarvan bewust is) en een leu gen (waar het tegenovergestelde hei geval is) is te subdel oiu bij het publiek niet tot misver stand aanleiding te geven. Beschaafde l eden plegen dan ook, bij het uilen van een dergelijke beschuldiging, iu het eerste geval ie spr.ken van „onjuistheden" of „ver gissingen." niks in aanmerking nemende, spreekt het wel vanzelf dat de leden der Commissie, toen zij de ecrsle maal mei den heer M. samen kwa men, g( li aanleiding gevoelden hem reeds da delijk mei een handdruk te begroeten, doch zich voorstelden hem eerst uit le noodigen zich te verklaren «ontrent de door hem gebezigde uit drukking welke hun aanstoot had gegeven. In- lusschen is beslist onjuist de bewering van den heer M. dat hij bij deze gelegenheid „genegeerd" zoude zijn geworden. Bij den aanvang der vergadering toch is de medecieeling van B. en W. voorgelezen, behel zende zijne benoeming tot lid der Commissie en werd hij daarmede geinstalleerd. Hij is tel kens in de gelegenheid gesteld geworden zijn meening te zeggen over alle punten welke in discussie kwamen, en heeft aan die discussies dan ook deelgenomen evenals de andere lediem. Naar aanleiding eener opmerking zijnerzijds dat een der siukken van Hals naar zijn oordeel op een ongunstige plaats hing, werd hem en den Secretaris der Commissie de opdracht gegeven welke opdracht door hem werd aanvaard de stukken van Hals zoodanig te verhangen dat zijn bezwaar zou worden opgeheven. Het stoken der kachels in vorige winters. De heer M„ uitgenoodigd zijnde aan te geven, welke onwaarheden in Commissierapporten, hij bedoe.d had, heeft daaraan voldaan. Hij ver klaarde hel woord „onwaar" te hebben ge bruikt, in de beieekenis hierboven omschreven als „onjuist". Hierdoor verviel het beleedigende karakter der besehuldiging en bestond er voor het meerendeel zijner medeleden geen aanlei ding meer tegenover hem in het vervolg anders óp te treden dan op gewone collegiale wijze, inclusief hei hier te lande zoo algemeen gebrui kelijke drukken van de hand. De feiten welke hij bedoeld had kwamen hierop neder dat in het schrijven van den Voorzitter der Commissie aan B en. W. dd 6 Febr. 1909 gezegd wordt dat in den winter van 1905/8 des nachts in twee dei- Museumzalen is gestookt geworden. De heer M. nu beweerde dat in die winters des nachts niet gestookt geworden is. Dienaangaande valt op te merken: dat de Commissie dd. 24 Dec. 1906 een schrij ven van B. en W, heeft ontvangen, (7e Afd. no. 1/118) behelzende dat zij het wenschelijk hebben geacht de kachels op de museumzalen, Ier vermijding van sterke temperatuurswisseling, gedurende de wintermaanden dag en nacht te talen doorbranden, die maatregel sedert 22 Dec. 1906 hebben toegepast, en "daarvoor den werk man in dienst van Openbare Werken C. G. in 't Vekl als waker werkzaam hebben gesteld; dat de regeling van den inwendigen dienst in het Stadhuis (de Museumzalen Inbegrepen) steeds uilsluitend heeft berust bij B. en W. en de personen, die aldaar des nachts dienst verrich ten, uitsluitend onder de orders van B. en W. slonden, van de Commissie geene orders te ont vangen hadden en dus niet door de Commissie werden gecontroleerd in hunne werkzaamheden; dat derhalve de Commissie steeds in de mee ning heeft verkeerd dat hetgeen B. en \V. bevolen hadden ook inderdaad werd uitgevoerd, en in die overtuiging gemeend heeft dat des nachts nè December 1906 in de Museumzalen wel degelijk geslookt is geworden. 1905/8 is derhalve een schrijffout geweest in bovengenoemd rapport en had moeien zijn 1906-8 De ondergeieekenden waren van meening dat het incident hiermede beëindigd was. Waarom de heer M. daarop thans, in dezelfde bewoordingen van vroeger weer terug gekomlen is in de jongste Raadszitting, is den onderge ieekenden een raadsel. Het „regenereeren zonder meer." In zake de zoogenaamde onwaarheid in een Rapport der Commissie aan den Raad voorko mende, waarin zij spreekt van „regenereeren" zonder meer, nemen ondergeieekenden de vrijL heid te verwijzen naar het rapport door de Com missie uitgebracht aan B. en W. dd. 7 Maart 1910 (bLadz. 4 en 5), waarin gezegd wordt dat het den leden der Commissie (behalve Dr. Bre- dius en Prof. Six) bekend was dat de heer Vos steeds heeft beweerd dat het blootstellen van een schilderij aan de inwerking van alco holdampen ouderv etsch was, en zijne insme- ringsmethode een verbeterde methode van rege nereeren. Op bladz. 13 van de brochure va:i den heer Vos „de kwestie over de Halsen" wordt dat regenereeren met de hand door hem uitvoerig omschreven en verdedigd. De commis sie achtte zich derhalve toenmaals volkomen gerechtigd de door den heer Vos toegepaste werkwijze „regenereeren" te noemen. Verder releveeren ondergeieekenden. dat waar de heer M. in de jongste Raadsve.v, Sering heeft beweerd dat het rapport de Wild aan den Raad werd uilgebrachij, die bewering onjuist is; de heer de Wild heeft wel willen voldoen aan een opdracht hem gegeven door de Commissie (bui ten B. en W. o d, i Raad om) en hij heeft zijn rapport uitgeb, aan de Commissie, wel ke dat stuk heeft opstellen ter eigen voor lichting en "het daarna aan. B. en (Wj. ter infor matie heeft doen loekomen. Ten slotle kunnen de ondergeteekendeai hunne bevreemding niet verhelen over het feit dat de heer M. zich competent heeft kunnen achten in den Raad een pertinent oordeel uit te spreken over de mate van deskundigheid, in zake het in goeden toestand houden van oude schilderijen van twee zijner mede-Commissieleden, waarvan, de eene jaren Lang Directeur geweest is van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen en de andere belast is met het toezicht op de aan de gemeente Amsterdam toebehoorende scliildei- rijen (de Nachtwacht, de Staalmeesters enz.) Iemand die zelf iets niet weet, kan toch be zwaarlijk beoordeelen hoeveel een ander er wèl van weet. Van de deskundigheid van den lieer M. zei ven te dier zake is nimmer iets gebleken, nóch in de Commissievergaderingen nóch daarbuiten. Dat hij ter zake van de restauratie der Hal sen geen vaste overtuiging bezit, schijnt duide lijk te blijken uit het feit dat hij in de jongste Commissievergadering het in hoofdzaak eens was met Prof. Six, die zich zoo krachtig mogelijk heeft verzet tegen het doen restaureeren van het Regentenstuk door den heer De Wild, alvo rens af te wachten of de oude toestand van rust herkregen kon worden door een tweede behandeling van afpoeieren enz. (advies van de meerderheid der Commissie aan B. en Wc), ter wijl uit de door den heer M. uitgebrachte stem in de jongste Raadsvergadering op te maken valt dat hij toen, d.i. slechts enkele weken later, tot de voorstanders eener onmiddellijke behande ling van het stuk in kwestie door den heer De Wild behoorde en derhalve totaal van me.eniug veranderd was. Hoogachtend teekeneni A. BiREDIUS. C. J- GONNET. CH. F. VAN DE POLL'. REPELAER VAN SPIJKENISSE, Haarlem, Maart 1911. BIJDRAGEN VOOR; DE DE GENESTET- BANK. Het totaal Bedrag der bijdragen voor de de Genestet-bank op de tweede lijst is £332.90. DE HERDENKING VAN HET 121/2 JAAR KRONINGSFEEST. Gisteravond werd op de Markt onder zeer veel belangstelling door Haarl. Muziekkorps het door de gemeente aan de burgerij aange boden concert gegeven ter gelegenheid van het 12V»-jarig regeeringsjubileum van H. M. Koningin [Wilhelmina, De uitvoering1 had een ordelijk verloop: een enkele maal echter werd de goede toon verbroken door een dronken sujet dat opge bracht werd door de politie, hetgeen, nqg_a.l eenig rumoer veroorzaakte in die drukte. Overigens heeft gisteren de herdenking van het l2Ya jarig .kroningsfeest volgens de aankondigingen in allen eenvoud, met vrij druk vlaggen door de burgerij, plaats gehad. De H. IJ- S. M. (Station) vlagde niet. [Waarom niet?, 1 HET CIRCUS-SCHUMANN. Naar wij uit goede bron vernemen, zal in September van dit jaar, even na afloop der Haarlemsche kermis, het Circus-Schu mann hier ter stede gedurende 10 dagen voorstellingen komen geven. Onze etadge- nooten zijn dan alvast ingelicht! GEVONDEN VOORWERPEN. Terug te bekomen bij: Ds. Moeton, Jordensstraat 58, een tasehje met inhoud; C. Klaver, O.-I. Kade 10, een knijptang; H. Vogels, Harmenjansweg 59, een ceintuur met gesp.G. Woudenberg, Sophia- straat 21, een bronzen medaille; W. F. Nieu- wenburg, Borneostraat 8, Schoten, een rozen krans; J. Blanzert, Spaarne 24, een zwart hondje; J. Wensing, Pieter Kiesstraat 22, een nikkelen dasspeld; S. Slijper, Linsehotenstr. 58, een R.-K. Kerkboekje; A. van Berloo, Van Marumstraat 24, een portemonnaie met in houd; K. de Zwart, Heerensingel 129c, een potloodhouder; J. van Koningshoven, Luiten- steeg 37, een grijze pet; L. P. Hoogeveen, een schoen. Van onze Rechtbank. (Zitting Van gisteren.) OP ROOFTOCHT. In den avond van 9 Januari hebben de beklaagden Fr. de B. 26 j. en C. G. 28 jaar, losse werklieden te Haarlem jn gezelschap van A. B. eveneens los-werkman een waren rooftocht ondernomen. In een roeibootje zakten de moderne Noor- inannen de Leidsche Vaart af en stapten aan wal op een stuk weiland onder Heem stede, waar zij uit een daar staand schuurtje een pen met lijn en nijptang .weghaalden en een zak heerenboonen. Dit laadden zij in hun re fprauw en zakten de vaart verder af, om nieuwe buit te zoeken. Op het weiland van den heer B, onder Heemstede sneden zij een partij savoye kool en rukten zij van een schuurtje een zinken afvoerpijp af. Nog- verder zetten zij hun razzia voort tot bij de waterleiding te Heemstede. Daar sprongen de bekl. De B. en G- aan den wal en kwa men spoedig .terug jnet vijf vette konijnen. Toen keerden zij daarmede terug en onder weg namen zij de partij savoye kool en de andere voorwerpen binnen en beladen met hun buit keerden zij naar het vaderland, Haarlem terug. Den volgenden dag verkoch ten zij de kool voor 3, de konijntjes voor f 1.60 en de andere voorwerpen voor min deren prijs. G. heeft bovendien te Hillegoiö nog een dekzeil weggehaald van een dek schuit. De beklaagden bekenden. Het O. M. eischte tegen den bekl. de B. 2 maanden en tegen G, 5 maanden gevan- EEN GEVAARLIJK HEERSCHAP, Op 28 Dec. j.l. kwam H. M. Ll. die een borrel op had, in het café van den heer [W. F. S.j alhier. Hij scheen dadelijk zin te krij gen in de messenslekerssport, want met de woorden: wie moet er het eerste aan, vloog hij op de schoonmoeder toe van S. en bracht haar een snede toe over het gelaat. Daarna was S. zelf aan de beurt en liep van den woesteling een snede op over den neus. L. was niet verschenen.de eisch luidde 6 maanden, GEEN KLEINIGHEID, De stalhouder O. R„ te Umuiden, heeft kans gezien van het strand onder [Wijk aan Zee een strandkilometerpaal te vervoeren naar het erf van zijn broeder, die, de strand- opzichter zeide met geen dne man weg te kunnen krijgen. R. hoorde 14 dagen tot .belooning voor zijne moeiten eischen. VOOR EEN POES. Juffrouw de G. te Bennebroek za,g op 21 Dec., j.l. een man voor haar woning loo- pen met een zak op den rug. Zij hoorde wel het gemiauw van een katje, maar hoe kon zij denken, dat het haar poesje was, dat in de zak zat van dien man Zij liep hem even wel na, en dwong hem de zak leeg te schud den, toen kwam haar katje voor den dag. Voor dit feit moest J. H. uit Haarlem terecht staan. Hij was niet verschenen, het geen hem een flinke uitbrander be spaarde en het hooren van een eisch tot I maand gev. straf. KENNEMERLANDSCHE IDYLLEN.. Als men bewoners uit Beverwijk voor het hekje hetzij voor den kantonrechter, hetzij voor den arr. rechter ziet verschijnen, dan kan de verslaggever wel vast zijn potlood scherpen om bloedige tafereelen te schetsen of romantische s troopers dr am a' a Gisteren waren het de bekende J. en H. S. uit Beverwijk, die zich voor een vecht,par tijtje hadden te verantwoorden. Op 8 Jan. kwam het tweetal in het worste laarscafé van S. te Beverwijk. Zij waren in de olie en al dadelijk begonnen zij ruzie te maken. Zonder veel complimenten zette de eigenaar van het café ze buiten de deur, niet echter dan voordat zij den kachel hadden omgegooid en den boel kort en klein had den geslagen. De beklaagden kwamen echter terug met een geweer. Zij zouden S. doodschieten, en schoten ook. De politie maakte een einde aan het relletje en voorkwam erger. Tegen H. S. werd 8 weken, tegen I, 4 maanden gev. straf geëischt. De verdediger betwistte da,t al de feiten bewezen zijn en vroeg alles hij elkaar geno men een lichtere straf. Uitspraken in al deze, .zaken .0® Donderdag 16 Maart.. INGEZONDEN. Voor den inbond dezer rubriek stelt de Redactie zich niet aansprakelijk. Van ingezonden stnkken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de copy den inzender niet teruggegeven. Haarlem, 4 Maart 1911. Geachte Redactie. Hoewel niet gewoon op courantengeschrijf van concurrenten in te gaan, omdat ik over tuigd ben, dat het schrijven over, en het af breken van de concurrentie het vak in het algemeen schaadt, meen ik in dit geval, waar de E. R. K., mijn troetelkind, dat zoo aardig opgroeit, in zijn eerste geboorterecht wordt aangerand, eene uitzondering te moeten tan ken, en de beweringen van den heer Van Maris, van wien ik vermoed, dat hij zich iii deze als stroopop laat gebruiken van een zij ner superieuren, stuk voor stuk te ontzenu wen, terwijl ik de gelegenheid aangrijp om eens klaar en duidelijk te ontvouwen, in wel ke punten de E. R. K. afwijkt van alle tot dus ver bestaande Levensverzekering-Maatschap pijen. Mijne twintigjarige ondervinding in den* buitendienst van het vak, moge hier eeni- gon waarborg geven, dat de zaak door mij van den praetischen kant wordt bekeken. Het is ongeveer vier jaren geleden, toen ik naar aanleiding van den strijd dien de Keik zeer terecht voert tegen twee euvelen die hare uitbreiding, waartoe Zij door haren Stichter zelf geroepen is, in den weg staan, mij de vraag stelde, in hoeverre het mogelijk zou zijn, door het in het leven roepen eener maatschappij, gebaseerd op huwelijks- en ge boorte-kansen voor de Katholieken van Ne derland, teneinde hen in de moeilijke oogen- blikken des levens, wanneer de kracht van hun beginsel op de proef wordt gesteld, door geldelijke uitkeeringen steun te verleenen in dien strijd tegen voor iedereu stand bereik bare premiën. Allerminst hebben wij ons voorgesteld, dat in dezen het ideaal zou wor den bereikt, doch wf achten, ons reeds geluk kig als wij den moreelen strijd hierdoor verge makkelijken, voor hen wier beginselen soms door een of ander geldelijk voor- of nadeeJ moeten worden wakker geschud. Wanneer de heer VaD Maris geen geduld kan oefenen tot na het verschijnen van bei eerste jaarverslag, waaruit zal blijken dai een belangrijk bedrag van het tot dusverre door de E. R. K. verzekerde kapitaal in deze tarieven is afgesloten en wel onder alle stan den, dan kan hij zich en met bem ook ande ren, die dit mocht interesseeren, hiervan ko men overtuigen, ten onzen kantore. Dat niet in alle gezinnen de economische verhoudin gen zoo zijn, dat alle kinderen in het hierbo ven omschreven tarief kunnen worden ver zekerd, bewijst volstrekt de ondeugdelijkheid van het tarief niet, immers niet iedereen kan ook eene lijfrente sluiten, al zou by nog zoo gaarne willen, maar daarom i8 het lijfrente- tarief nog niet ondeugdelijk. Al6 men werke lijk vakman is, wat ik in den steller van het bewuste artikel moet betwijfelen, anders kwam hij niet tot zulke op zijn zachtst uitge drukt zonderlinge conclusies, moest hij we ten, dat een goed verzekeringsagent de tarie ven aanpast naar de levensomstandigheden van den eandidaat-verzekerde. Waaraan de Kerkelijke Overheid hare goedkeuring heeft gehecht, is door ons in vrij duidelijke bewoordingen gezegd in ons weer woord aan Dr. Van Lennep in dit blad van 25 Februari j.l., zoodat herhaling ons bier overbodig toeschijnt, te meer, waar dit onze tegenstander zelf herbualt in zijn artikeltje. Aan eene uitkeering bij overlijden, ook aj is deze vergezeld van voordeelen speciaal voor den Katholiek, zal de Kerk nooit hare goedkeuring hechten, evenmin als hare af keuring er over uitspreken, aangezien aan eene dergelijke uitkeering in het algemeen' geen ethisch beginsel ten grondslag ligt, maar aan de moraal, die bij het verzekeren van kinderen door de E. R. K. in dit tarief weer op den voorgrond treedt, door niet mee te doen aan het verfoeilijke stelsel van de zoo genaamde „vrije uitkeering" by overlijden van pasgeboren kinderen van verzekerde ouders, ook al komen deze kinderen dood ter wereld, zie mijnheer Van Maris, daar hecht de Kerk wel weer hare goedkeuring aan. Het is wellicht dienstig hier even te ver melden, dat in ons land eene Maatschappij werkt, die 50000 leden telt, meestal Katholie ken, die uitkeert bij abortus, en dit gewoon als eene aanbeveling in hare advertentiën bekend maakt, in bladen, die vooral in Ka tholieke streken van ons land worden gele zen. Het is niet aan ons te beoordeelen of ia een tijd, waarin diepgezonken individuen - praetijken propageeren die, God verhoede het, ooit ingang mogen vinden bij ons Katholie ken, voor den Katholiek soortgelijke uitkeerm gen niet een gevaar opleveren, Vvij vreezen echter van wel. Evenmin zullen wij het wa gen, te beweren, dat dit soort uitkeeringen invloed uitoefenen op het in bet oog loopen- de hóoge sterftecijfer in het Zuiden des lands, onder kinderen beneden het jaar, maar onmogelijk is bet niet. Waar nu de E. R. K. aan dergelijke praetijken niet meedoet, en haar succes hierdoor uit den aard wordt bemoeilijkt, zal het geen mensch verwonde ren, dat zij bare voor den Katholiek speciale voordeden op den voorgrond doet treden. Is dit slecht? Nu de finantiëele zijde van de zaak. De E. R. K. is de eerste Maatschappij, die arm en rijk in alles, tot in de kleinste onderdeelen van de verzekering gelijkstelt, en niet zoo als nog onlangs 'n vakblad zich liet ontvallen, wenscht „te drijven op den kurk der roye menten van verzekerden", die door omstan digheden, onafhankelijk van hun wil, niet langer kunnen betalen, en bij onverhoopte staking van betaling allen recht doet weder varen op een en dezelfde wijze die getoetst is aan recht en billijkheid. Die hieraan twij felt, vergelijke slechts de verzekeringsvoor. waarden der E. R. K. met die van andere Maatschappijen. Dit zal, naar onze meening, vooral de concurrentie hinderen', denkt U ook niet, mijnheer Van Maris. Mijnheer de Redacteur, ik dank U nog maals voor uwe groote welwillendheid en teeken met bijzondere hoogachting, De Directeur der E. R. K. Lev. Mij, BODENSTAFF. FEUILLETON. (naiar het EransslQI - >.J 16.) Edmée, wier gelaat eóiï weinig yërtröbben was, kwam naar haar biroeder. [Waar zouden die uitgravingen wel voor gediend hebben ...„r, Keet je dat ook, Maxen- cen? vroeg zij. Ik niet I Laiat het eens vragen aan; den arriero door Inès of Jacques. De broeder en zuster, die. zeer goed Spaansch spraken, waren de gewone telken Ivan him bloedverwenten. Pp de vraag yan [Inès antwoordde de arriero.: Die grotten zijn vroeger gegraven, pin tot begraafplaatsen te dienen. In sommige er ;van vindt men nog geraamten'. Brrl wa,t ijselijk! zei Edmée, toen haar nicht het antwoord vertaalde. Maar enfin, heter nog deze schuilplaats dan in. het ge heel geene, I De karavaan ma,akte zich gereed óim |den dagmarsch te eindigen en den nacht in de hegraaf grotten door te brengen. De familie Blangard. de jonge de Brevys, en M'. Hame- lette installeerden zich in eene gTot, de ar- rieroi, de inboorlingen en het socialistisch (quintet in de overige. Na een flink maal ie hehheri genutigd den voorraad, diende karavaan had medegenomen, was iedereen er op bedacht, wat rust te gaan nemen. Inès vooral voelde zioh geheel als gebroken door die overijlden marsch en de aandoening, die het verschrik kelijk gevaar, dat haar broeder geloopen had, veroorza,akt had. Haar hoofd was zwaar Van den slaap en zij dacht dat weldra een wel dadige sluimering haar oogen zou sluiten. Maar nauwelijks had zij zich in de uitgra ving, die voor haar bestemd was, aan de zijde van Edmée nedergelegd oi£ een zenuw achtige overspanning /belette haar een oogen- blik te rusten. Benauwde droombeelden woelden door haar geest, afgrijselijke visioenen, waarin zij Jacques meende te. zien bebloed, vermorzeld, onkenbaar...-. Zij stond ten laatste maar op om te trach ten die schrikbeelden te verdrijven. Heel stil, om Edmée niet te wekken, begaf zij zich na,ar den ingang der grot. Het onweder was geheel weggedreven- De Sterren fonkelden aan den hemel, de lucht was frisch, koud zelfs. Inès, een weinig hui verig, hulde zich dicht in haar mantel, (Wat speet het haar dat zij geen weigerend antwoord gegeven had op de uitnoodiging M- Blangard, om hem te vergezellen op die avontuurlijke expeditie...3 Plotseling hield zij haar adem in. en Boog zich lichtvqorover...,,. JJit eene naburige grot kwam een' gedaan te te voorschijn....;.: een lange, magere man. Hij had een waggelende gang. Ongetwijfeld Pigot, Hem alleen was die zwaaiende hou ding eigen, een gevolg' van zijn veelvuldige slemppartijen, die hem, volgens zijne bewe ring, onontbeerlijk waren om op krachten te blijven. Van zijne krachten maakte hij i echter maar een spaarzaam gebfuik, want 1 Buiten Liuset misschien bestond er geen grooter luiaard dan hij. Als hij maar wat te drinken had en men vroeg hem niet om. te werken, dan was het ojp het eerste ge zicht nog .al een vreedzaam individu. [Waar ging hü heen op dit late uur Om den tijd wa,t gezelliger door te brengen in de grot, had hij zeker weer wat te veel aan Ba,cchus geofferd en wilde zich misschien nu in de frissche lucht ontnuchteren. Hij laveerde in dë richting.van de rancho-. Daarachter verdween hij. Inès zag hem niet terug. [Was hjj er binnen gegaan? Zij .bleef onbeweeglijk staan en had een gevoel van ongerustheid. Zij vroeg zioh af of' zij Blangard niet moest wekken en hem pp de hoogte stellen van dit voorval. (Vijf minuten verstreken. De lange schaduw van Pigot kwam weder te voorschijn, wag gelend v-an den een naar den anderen kant- Hij keerde terug naar' de grot, waar de an deren sliepen, en trad er binnen. Inès ging ook naar haar ligplaats terug en vleide zich naast Edmée, die nog steeds in diepen slaap lag. Dezelfde onverklaarbare ongerustheid belette haar den geheelen nacht een oog dicht te doenhaar hoofd was ypl van warre schrikbeelden, III- Een verblindende stralen-zon Begroette Ket ontwaken van de kleine karavaan. Toen Inès aan de ingang van de grot kwam, jubelde zij het uit van bewondering toen gij de hoo- fe sneeuwtoppen der Bergen zag verdrom en liggen in het gouden licht Ziet eens, Edmée, hoe prachtig! Mejuffrouw Blangard was bezig haar toi let te maken voor een spiegel met drie zij den, dat op een draagbaar tafeltje was ge plaatst, Zij haalde haar schouders op en ant woordde spottend: [Wat ben je geestdriftig, Inès! Ik krijg genoeg van die grandiose landschappen en ik zou het einde willen zien van onzen tocht, Zijn wij er nog verre vandaan, Edmée Twee dagmarsehen, zegt de arriero. Buiten verzorgden de inboorlingen de last dieren, terwijl Pigot en zijne kameraden voor koffie zorgden. Zij kookten die op een kum stig do-or Bille in elkaar gezetten haard. De arriero was in gesprek bij den rancho met den eigenaar van dit ellendig verblijf........ Kom, Jacques riep Blangard. Je moet dien man eens ondervragen omtrent die Be ruchte bandieten, waarvan men ons zooveel heeft verteld. Bij de eerste woorden van Jacques, schar terde de man van het lachen. Die bandietenDaar behoef je met Bang voor te zijn! Kerels als jelui, zullen wel raad met hen weten, als ze je aan durven vallen. Ik v(oor mij heb er nooit een gezien. Het zijn van die vertelsels, die ze overal rond- fluisteren, waarschijnlijk om dappere cabal- leros -als jelui den lust te Benemen onze mooie andes te bezoeken, 't Ie juist zooals ik gedacht heb:, zei Blangard tevreden- Zog nu eens tegen den arriero, Jacques, da,t ik wel iets van koers wenschte te ver anderen en in plaats van regelrecht naar de mijn Santa Rosa te gaan, eerst de que-! Brada del Montono, zou willen bezoeken, Dial kan wel, zeide de arriero, teen Jac< ques hem den wensch van Blangard had medegedeeld. Ik ken dien weg, ik hen er éénmaal geweest. De quebrada is een van de meest woeste gedeelten der Cordilleros. Met den arriero naar de grotten terugwan- delend, vroeg Blangard hem door middel van Jacques: [Wat is dat goor iemand, en wat doet hij hier Hij heet José Valina. Nadat hij een klein fortuintje verzameld had door hard in de zilvermijnen te werken, kreeg hij het zonderlange idéé hier te gaan wonen, ge heel alleen. Hij ziet geen levende ziel ge durende een gedeelte van het jaar. 'tls een zonderling man, maar een beste kerel ove rigens. [Waar leeft hij van vroeg Jacques- •Matega haalde de schouders op. Hij heeft zeker wel proviand bij zich, [Op dit oogenblik naderde Inès. Ik zou u wel even alleen willen spre ken, neef, zeide zij tot Blangard. Een weinig verwonderd, antwoordde luj Dat is gemakkelijk, kom maar met mjj mede. Zij deelde hem de nachtelijke wande ling mede van Pigot, maar Blangard haalde zorgeloos de schouders op. Hij zal wat veel gedronken hebben en is toen een uitstapje gaan maken langs diep kant zonder eenige andere bedoeling. [Wat zou hij te maken hebben met dien Valina, hij verstaat geen woord Spaansch ...- (JWcrdt vervolgd). ipm COURANT g ftif1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5