der Openbare Godsdienstoefeningen in de R. K. Kerken te Haarlem en omliggende plaatsen Venn. „Drukkerij de De grootheid van Gods kerk. GELOOFSVERDEDIG'NG. EEN LIED PER WEEK. Volkslied. Dit nummer behoort bij de „Nieuwe llaarl. Courant" van 22 APRIL He* Auteursrecht op den inhoud van dit blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 29 Juni 1881 (Staatsblad No. 124,) ZONDAG MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG 23 April. Octaaf van Paschen. 24 25 26 27 28 29 H. Fidelis van Sigma ringen. Martelaar. H. Evangelist Marcus. H. H. Cletusen Mar- cellinus, Pausen en Martelaren. H. Petrus Canisius, Belijder. H.Paulus van het Kruis, Belijder. H. Petrus, Martelaar. Evaugelieverklaring, DE OFFICIEELE KERKLIJST DiïÖAVS VA N DB tUNDËRHUlSVESÏ No. 29-31-33. HAARLEM. Direoteurs J?. H„ M. v, d. G BXKNDT. ADVSBTBNTiEN: Van 1 tot 6 regels 1 L20, XSlko regel meer 0.20. Ingezonden mededeeUngen tnssohen den tekst t:n minil e regels 11.50; elke regel mse? 0.80. - r r.Jnlie uan Qinmo. EERSTE ZONDAG NA PASCHEN. i Les nit den eersten brief van den H. Joannes; V, 4—10 Zeer geliefden t Al wat uit God geboren is overwint de wereld; en dit is de overwinning, welke de wereld overwint: ons geloof. Wie is er [die de wereld overwint, tenzij hij, die gelooft dat Jesus de Zoon Gods is? Deze is het, die ge komen is door water en bloed, Jesus de Chris tus; niet door het water alleen, maar door het water en liet bloed;* en de Geest is liet!, die getuigt dat Christus de waarheid is. Want drie zijn er, die getuigenis geven in den hemel: de Vader, het Woord en de H. Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigenis geyen op de aarde: de Geest en het Water |en het bloed; en deze drie zijn één. Indien wij de getuigenis der menschen aannemen, de getui genis van God is meerder dit toch is de ge tuigenis van God, welke meerder is, dat Hij aangaande Zijnen Zoon getuigd heeft. Wie gelooft in den Zoon Gods, heeft de getuigenis Gods in zich. Evangelie volgens den H. Joannes; XX, 1931 In dien tijd, toen het avond was, op dien dag, den eersten dag der week, en de deuren, waar de leerlingen vergaderd waren, uit vrees voor de Joden waren gesloten, kwam Jesus en stond in het midden en sprak lot hen: Vrede zij ut En na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijne handen en zijne zijde. De leerlingen dan wa ren verblijd, dat zij den Heer zagen. Wederom dan sprak Hij tot hen: Vrede zij ut Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend ook Ik u. Als Hij dit gezegd .had, blies Hij over hen enzeide hun: Ontvangt den Heiligen Geestl wier zonden gij zult vergeven, dien worden zij vergeven, cn wier zonden gij zult houden, die zijn gehouden. Thomas nu, die Didymus genoemd wordt, een van de twaalf, was niet met hen, toen Jesus kwam. De andere leerlingen zeiden dan tot hem: Wij hebben den Heer gezien! Doch hij sprak tot hen: Als ik in zijne handen het indruksel der nagelen niet zie en mijnen vinger in de plaats der nagelen niet steke en mijne hand niet legge in zijne zijde, zal ik het niet gelooven. En acht dagen later waren zijne leerlingen weder bin(tien en Thomas met hen. Jesus kwam met geslotene deuren en stond in het midden cn sprak: Vrede zij ul Vervolgens zeide Hij lot Thomas: Steek uwen vinger hierin en be zie mijne handen, en breng uwe hand vooruit en leg ze in mijne zijde, en wees niet on- geloovig, maai- geloovig! Thomas antwoordde cn zeide tot Hem: Mijn Heer en mijn God! Jesus sprak tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas! hebt gij geloofd; zalig zij, dié niet gezien en geloofd hebben. Wel heeft Jesus in tegenwoordigheid zijner leerlingen nog vele en andere teekenen. gedaan, die in dit boek niet beschreven zijn; doch deze' zijn beschreven, opdat gij gelooven moogt, dat' Jesus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, geloovend, het leven moogt hebben: in zijnen naam. i 1 i i lste ZONDAG NA PASCHEN, Des avonds van denzelfden 'da# waarop Jesus uit Zijn graf was opgestaan, nadat Hij aan ,Maria Magdalena en aan de twee teer lingen op den weg naar Emrnaus verschenen was, hadden de apostelen zioh aan tafel ge zet, maar uit vrees voor de Joden d)3 deuren zorgvuldig gesloten. .Terwijl de Emmaüsgan gers nog uitweidden over het gfeluk dat hun was te beurt gevallen, stond Jesus leens- Idaps en op wonderbare wijze jn hun midden, en zeide hun: „vrede zij u", die vrede die door do zonde verloren was en alleen door Zijn kruisdood herwonnen. Hoewel die zege wensen. al,en angst verre van hen houden meest, waren de apostelen toch bevreesd en durfden do getuigenis hunner oogisn niet gelooven. Zij meenden pen geest ,te zien, en daarom „toonde Hij hun Zijne handen en Zijne zijde". Groot was nu hun vreugde. „De leerlingen verblijdden zich dan den Heer ziende." Nu eerst kon de Zaligmaker aan Zijne verdere voornemens gevolg geven, want de belofte die Hij ging geven, en de instel ling die Hii in het leven gmg .roepon, moesten door een onwankelbaar vast geloot aangenomen en gewaardeerd worden. Hij her haalde daarom voor de tweede maal Zijn zlj- Igewensch: yrede zij u, maar nu met |3en yeel yerder reikende bedoeling. De ware vrede, de verzoening Van God met den mensch, jmoest voortaan door hunne be diening ,ook aan anderen worden medege deeld. Jn verband met die bbdoeling liet de Zaligmaker op dien zegewensch dan ook on middellijk volgen: „Gelijk ,de Vader iMij ge zonden heeft, zoo zend ook Ik u". Gelijk de (Vader (Mij door [Mijne menschwording-jn de [wereld heeft gezonden om de mensdien te .verlossen, piet dezelfde macht zend ook Ik .U in de wereld .om door de toepassing van de verdiensten van Mijn kruisdood de zie len te reinigen en te heiligen. En Jesus stel de het H, Sacrament der Biecht in.; „Als Hij dit gezegd had, blies Hij qp hen", en opdat zij weten zouden wat Hij met dat aanblazen wilde [beteekienen, .voegde Hij £r de woorden bij: „Ontvangt den Heiligen Geest, wier zonden gij vergeven zult .dien worden zij vergeven, en wier zonden gij zult houden, dien zijn zij gehouden?' In duidelij ker woorden kon Jesus niet spréken, toen Hij die genadevolle instelling jn het leven riep .waardoor de diep gevallen miensch nit zijn ellende wordt opgericht en met God, zijn bel ee dig de [Vader, verzoend. Tien van de apostelen waren door die troostvolle verschijning tot het geloof in zijne opstanding gekomen. Thomas echter was toen afwezig, en ofschoon zijne mede- apostelen [bfj de eerste ontmoeting hem toe riepen: „wij hebben den lieer gezien,"- hij wild© hunne getuigenis niet aannemen, maar eischte nog sterkere tastbare bewijzen voor dat hij zich gewonnen gaf, en zeide daarom „indien ik niet in Zijne handen de gaten der nagelen zie, en mijnen vinger steke in de plaats .der nagelen, en mijn© hand steke in Zijn© zijde: ik zal het niet gelooven?' Thomas vordert alles wat tot zijne overtui ging kan bijdragen: hij .wil zelf zien, voe len en betasten. Alles wat Thomas te zijner overtuiging gevraagd had zou Jesus in Zijne liefde hem toestaan. Doch eene berisping had de apostel verdiend en die spaarde Jesus hem ook niet. jWat doet de Zaligmaker? Acht dagen na. den eersten Paasehdag, tolen de apostelen en met h)en Thomas vergaderd en .weder de deuren gesloten waren, kwam Jesus .wederom binnen en zieide hun: vre de zij u. Dat binnentreden van Jesus door gesloten [deuren was ©en nieuw [bewijs èn van Jesus verheerlijkt Lichaam èn van Zijne goddelijke Almacht, .die door niets wordt teruggehouden. Daarom alleen reeds had Thomas aan de werkelijkheid der Verrijzenis kunnen gelooven. Maar Jesus wilde hiem de maat Zijner voorkomende Goedheid vol meten. Om hem te overtuigen dat Hij in hetzelfde Lichaam was verrezen dat de Jo den aan het kruis hadden geslagen, ook om hem te doen gevoelen dat Hem' geen enkele der gestelde voorwaarden .onbekend was, richtte Jïij bij het binnenkomen aanstonds het woord tot den ongeloovigen apostel jen noodigde hem pit ©m op Zijn Lichaam de proef te nemen, die hij als voorwaarde voor zijn 'geloof gesteld had, en zeidie liem: „Breng uwen vinger hier en bezie Mijne han den, en breng uwe hand en steek haar in Mijne zijde." Maar ook minzaam en tevens zacht bedreigend voegde Jesus de verma ning er [bij„wees niet ongeloovig. maar geloovig." Door zijne zintuigen, ook jdoior het bewijs van goddelijke Almacht en Al wetendheid, yooral door Jesus' vermaning getroffen en genade geholpen, komt Tho mas tot het geloof en tot de openbare be lijdenis yan Zijn geloof. Hij is m; ten volle overtuigd, werpt zich aan de voeten van den Zaligmaker neder en roept uit: „Mijn Heer en mijn God", zijn berouw te kennen gevend, piaar tevens zijn geloof belijdend en zijne liefde verklarend. Hoe welgevallig den Heere Jesus die belijdenis ook ware, Hij wild© toch .ter leering van alle volgende ge slachten aan Thomas nog een welverdiende berisping .toedienen. Daarom liet de Zaligmaker op de belij denis yan [den apostel onmiddelijk Volgen omdat gij Mij gezien hebt, Thomas hebt gij geloofd i zalig zij die niet gezien jen tooh geloofd hebben", want zulk een geloof is Gode aangenamer en yoor den christen Ver dienstelijker. .Voor ons allen is [de ongleloo- vig-heid .van Thomas en zijne overtuiging van .onschatbare waarde, „Grooter voordeel voor ons geloof, zegt de H, Gregorius, was de ongeloovig'heid van Thomas dan de over tuiging der geloovige leerlingen, omdat onze geest met terzijdestelling van eiken twijfel in het geloof wordt bevestigd, daar hij door te betasten tot het geloof in Jesus' Verrij zenis wordt gebracht." .Verblijdend ook voor on-s allen is het woord van Jesus: „zalig die niet gezien en tooh geloofd hebben.'' In die uitspraak zijn wij allen besloten, mits ons geloof door .de werken gevolgd wordt. De slotwoorden van het Evangelie Van de-, zen Zondag behelzen de les voor ons, door ons geloof en vooral door ons levend geloof aan de [Godheid van Christus ons waardig te maken jen vrede dien Jesus oils'door Zijne Verrijzenis gebracht heeft, ten dooir het Saerai- ment der Biecht zoo dikwijls teruggeschon ken, steeds te blijven bewaren ortt eenmaal dien vrede yoor eeuwig' in het eeuwig leven te genieten. Ili'SEU XI. Mogen wij de H. Maagd ecreeren? Ook een vraagt i iWat zegt u daar, lezer, vindt u dit zulk een zonderlinge misschien wel domme vraag, maar weet u dan niet, dat juist de vereering van Maria, de heilige, reine Moeder van God, een bij voortduring aangevochten punt is van ons H. Geloof, waaraan vele ketterijen haar ontslaan ,te danken hebben. Het is bijna onbegrijpelijk, dat de vereering van ,de H. Maagd, Gods moeder niet alleen, maar ook de onze, door de Protestantsche sekten uit hun eeredienst is verwijderd, want idie vereering spreekt zoo innig de liefde van het kind voor zijne moeder, welke liefde toch in ieders hart is. 1 i Maar d«» vereering der heiligen is „paapsche afgoderij" en dus is er voor Mariavereering geen plaats. ,We zullen 't anlwoord zoeken op. de vraag: mogen wij de H. Maagd vereeren? Zooals wij boven aangaven, hebben heel wat ketterijen haar ontstaan te danken aan de onitk kenning oE overdrijving van de vereering, die toekomt aan de Moeder des Heeren. .Waren er sommigen, die in Maria alleen zagen de Moeder van den Mensch Jesus, weer anderen be schouwden haar als een soort godin, aan. wie dus ook goddelijke eer en aanbidding gebracht zou moeten worden. t Het zal misschien goed zijn even te wijzen op het verschil in eer, die we aan God bren gen met dien welke we brengen aan de. Heili gen en dus ook aan Maria. In 't Nederlandsch onderscheiden we deze door te zeggen, dat we God aanbidden, Maria en de andere heiligen slechts vereeren. Die eeredienst, die we aan God brengen is een ab solute, we eeren tax aanbidden God om Hem zelf, om zijn grootheid en verhevenheid; die welke we brengen aan de heiligen is een rela-. tieve, een betrekkelijke n.l. we brengen eer aan de heiligen om God, zoodat we dus beter kunnen zeggen, dat we God eer brengen in z ij n e heiligen. Zoo is het ook met de II. Maagd. Wet wordt aan de vereering, die we aan de H. Maagd brengen nog een andere naam ge geven door de godgeleerden, maar dit is slechts om uit te drukken, dat de H. Maagd Maria de grootste en meest hoogverhevene onder Gods lieve Heiligen is. Als we nu rechtstreeks een antwoord willen geven op de aan 't hoofd van dit artikel ge stelde vraag: „mogen wij de H. Maagd veree ren?" dan zou ik met verwonderd gezicht wil len vragen: „Waarom' niet?" Wij eeren onze moeder, omdat zij onze moeder is, wat zou er dan tegen zijn om de Moeder Gods te eeren cn op de best mogelijke wijze te eeren, daar zij toch ook onze moeder is, ons gege ven door haren Zoon aan 't smartelijk kruis. Velen komen met de dwaze opmerking, dat men Jezus Christus te kort doet als men zijne Moeder en de heiligen' eert. Maar ik hoop, dat het niet noodig zalwezen om het domme en ongerijmde van deze dwaze bewering in te doen zien. Wie ter wereld zal zich te kort gedaan ge voelen als men zijne moeder of zijn beste vrien den eert? Integendeel. .Wat is het gevat? Wij hebben de Moeder lief om wille van den Zoon en alleen het feit, dat Ivfaria de Moeder Gods is doet haar zoo, hoog slaan in onze achting en vereering. Was, zij geen Moeder Gods, dan zouden wij haar niet zoo eeren en vereeren als thans. Toon mij den Christus aan, alleen en een zaam I Gij zult Hem nergens aldus vinden: over al ziet men Hem, zooals Hij Zich voordeed in het Evangelie als het kind der reine Maagd, aan wie Hij innige liefde en groote gehoorzaam heid bewijst, voor wie Hij nog bezorgd is, als, Hij reeds te sterven hangt; aan wie Hij het eerste verschijnt nadat Hij van den doode is verrezen. i En het zou heiligschennend en zondig mis schien zijn om die heilige vrouwe te eeren omdatja, omdatmen God alleen slechts mag aanb iddenl Ja, dat is ook een reueneering. Wie spreekt er nu over aanbidden. Het is toch, 'dunkt me duidelijk, dat er tusschen Godsaanbidding en Mariavereering een hemelsbreed ver schil is. 1 Maar er zijn menschen, die nooit iets willen inzien! De overtuiging van lederen mensch' spreekt ook duidelijk ten voordeele van eene Maria vereering. Wij beschou wen den grond van Judea als iets heiligs, omdat Jesus daar woonde, leed en stierf; wat natuurlijker dan dat wij Maria vereeren als het heiligste, wat op aarde denkbaar is, omdat zij is de Moeder van dien Godmensch Jesus Christus. Die aan haar harte heeft gerust. Die door liaar is gevoed en verzorgd. Die zij bij stond in gevaren en moeilijkheden, in één woord met Wie» zij dagelij1'3 omging. Daarom ook heeft God haaf veie en groote genaden gegeven, waardoor zij uitschitterde boven hare tijdgenoo- ten niet alleen, doch boven alle schepselen, zoo dat de Engel haar noemen kon: „vol van ge nade."- Wanneer wij dan leT1 sl°tte zien het vele, dat wij kunnen verkrijgen van den al m achtigen God, wanneer wij slechts Maria's voorspraak inroe pen, dan is het toch' voor iedereen zooi duide lijk mogelijk, dat hst goed en heilzaam is de Moeder, van onzen goddel ijken Zaligmaker te vereeren. Het beste antwoord op de vraag of wij Maria mogen vereeren isi dunkt mij, dit, dat wij Maria moeten vereeren willen wij goede chris tenen zijn. i X. [OUBDGYPTISOHE TIJDSBEPALING, Tollens je [berichten van professor Scha- fer zijn er jn de Berlijnsch© verzameling twee soorten yan instrumenten die de oude Egyptenaren gebruikten hij het bepalen van den tijd. „Uit de lie eeuw Voor Chr. zijn groote steenen yaten behouden, die den vorm hebben van een omgekeerden, afgeknotte» kègel, welke blijkbaar dienden p's wateruurwerk. Vlak bfj den ondersten rand is een opening-, waaronder gewoonlijk pen (afbeelding yan een aap, het aan den Tijdgod Toutmes ge heiligde dier. Verder dragen de kruiken of yaten bijna alle de afbeeldingen der twaalf maandgoden, terwijl aan den binnenkant, een systeem van lijnen is aangebracht, waardoor men de hoogte yan den waterspiegel bij het wegloopen van het water kon aflezien. Uit opschriften is pp te maken, dat de vaten als wateruurwerken gebruikt werden. Het meest karakteristieke opschrift zegt, dat het vat dienen moet, wanneer maan I3n sterren niet zichtbaar zijn, opdat de uren van het offer niet worden yergeten. Zoo bezaten Jus de Egyptenaren leen toe stel, dat hun jndirekt, bij 'dag .of donker weer, den tijd aan gaf. 800 jaar later vonden ze een instrument uit om rechtstreeks den tijd te bepalen. Het bestond uit een smal plankje, waarin ©en gleuf óf insnijding „was aangebracht en een ivoren duim, waaraan een langtouw met een lood. Om nu den tijd te bepalen waren twiee man noodig, Ze gingen op een bepaalden afstand van elkaar staan en in bepaalde houding, de een paar het noorden ien de an dere naar }iet zuiden met het gezicht naar elkaar toe. De Zuidelijke bracht nu de in snijding op het plankje, het lood en de Pool ster in dezelfde richting waarhij bovendien het touw over de kruin van zijn helper ging. Eichtte nu ook deze zijn instrument zoo, dat het touw over het hoofd van den andere ging, dan kon hij zien, welke ster op dat oogenblik door de meridiaan der plaats ging. Uit tabellen kon dan dadelijk de tijd worden afgelezen. In de tabellen stonden namelijk de vaste sterren, afge beeld, die in het begin van ien uur van den nacht op .den meridiaan van een bepaaldie plaats en wel of op een bepaalden dag ston den. Uit opschriften blijkt, dat het kleine instrument diende yoor astronomie he doel einden en een juiste afbeelding van den duim met het lood was het teeben van „uur",..- No. 1 uit „De Leeuwerk" "Woorden van J. Wv. DALFSEN. Muziek van J.W.WILMS. Wien Neêflandsch bloed door d' adren vloeit, Wien 't liart klopt fier en vrij, Wie voor zijn volk van liefde gloeit, Vcrheff' den zang als wij, Hij roem' met allen welgezind, t Den onverbreek'bren band, Die Neerland en Oranje bindt, Vorstin en Vaderland, (bis.) Bescherm o God, bewaak den grond, Waarop onz' adem gaat, De plek waar onze wieg op stond, Wellicht ons sterfuur slaat. Wij smeeken van uw Vaderhand Met blijden kinderzin, Behoud voor 't lieve Vaderland, Voor land en Koningin, (bis.) Dring' luid van uit ons feestgedruisch. De beê uw hemel in; Blijv' met ons oud Oranjehuis Het volk steeds één gezin!" Ja, ook in tijden, droef an hang. Weerklink' aan allen kant: Bewaar de Koninginne lang. En 't lieve Vaderland!" (his) Verplaatsen wij ons in het oude licidensche Rome, in die plaals tot verlustiging en vermaak des volks bestemd; waar toch evenveel bloed, heeft gevloeid als op de grootste slagvelden der wereld, in het Amphitheater, het Colosseum. In een reuzen kring zitten ze daar, duizenden, en duizenden, die van brood verzadigde, nu naar spelen hakende Romeinen. Brood en spe len: zij kennen niets lioogers, zijn leven ervoor. In liet midden, de groote zandige vlakte, be-; grensd door den langen, eentonigen muur-kring waarboven zich de menschenmassa opstapelt, rij aan rij, in drukke woelige golven naar om laag bewogen door de spannende verwachting wan de Hingen, die gaan gebeuren. Geen. edel, geen hoog gevoel doet er de harten dier dui zenden kloppen. Uit hun blikken, hun gebaren, heel. hun doen spreekt begeerte om zich te ver lustigen in 'eens anders lijden, komt onbe schaamd de overmoed der wulpschheid le voor schijn. Het zijn menschen, maar zij doen als dieren, roofdieren geprikkeld door het zien van bloed. Het is de mensch, die God vergeten heeft en nu door God is overgelaten aan de begeer ten zijns harten. I Op de vlakte in het midden, bijna verloren in de uitgestrektheid om haar heen, staat een zaam eene maagd, jong en tenger, zedig doch onbeschroomd, bij alle zwakheid zonder vree- ze, mistig zonder overmoed. 'Zij weet wat ko men zal, maar zij vertwijfelt- niét. Soms slaat zij den blik omhoog en kleuren zich hare wangen. Doch hare ontroering is heilig, en haar zuch-' ten is gebed. Daar .openen zich de wanden, die den circus omringen. Een kreet stijgt op uit duizenden monden, een kreet van vreugde en van bewon dering. Een machtige tijger sluipt het strijdperk binnen. Een oogenblik verblind door het licht,! aarzelend, zoekend, stort hij zich eensklaps voor-- uit, aangehitst meer door honger en bloeddorst dan door het roepen der menigte. fn groole sprongen nadert hij zijn prooi. Reeds meenen de toeschouwers zich te verlustigen in het geJ zicht van het hoogopspuitende bloed, ver scheurde ledematen, verbrijzelde beenderen. Het is plotseling doodstil geworden. D© tij ger is zijne prooi genaderd. Hijgend staat hij daar. De machtige staart geeselt zwiepend de trillende flanken. De kop omhoog geheven huilt hij van onbevredigende» begeerten. Maar hij staat Zijn klauw verheft zich' niet om te slaan. Een bovennatuurlijke macht houdt het ondier gevan gen, sterker dan zijn kracht, sterker dan de begeerte, sterker dan de woede, dan de prikke ling van den dorst naar bloed. En zij, de maagd, staat kalm en onvervaard. De blik omhoog gericht, naar den hemel, die haar beschermt, de handen saamgevouwen op dé borst. Slechts van hare lippen beeft een zacht gebed, dankend en smeekeud. Nog andere dieren komen, woedend als de tijger in begeerte naar bloed. Zij dringen om haar heen en op liaar aan. Slechts aan een enkele gelukt het den looverkring te breken? die alle tegenhoudt. Doch het is om den bree-_ den kop streelend neer te vleien op de voeten van deze beschermelinge des hemels Ziedaar het beeld der Kerk. de eeuwen dool' Vijanden omringen haar en dorsten naar haaif bloed. Machtig zijn zij en velen. Er omheeaj een aanhitsende menigte, ongevoeligen, wellusti ge», afgunstigen, 'die geen hooger vreugde ken? nen dan de aarde en zich willen vermaken in haren ondergang. Maar zij staat zonder vreezee Rondom haar is een muur gebouwd, onzicht-' baar en toch sterk, ondoordringbaar, hecht. Er daarboven zweeft het Kruis, het teeken van haar Koning cn haar Heer, met het opschrift in, vlammende letteren: „In hoe vicloria", dit is de vaan der zegepraal. Evenals Christus aan hel Kruis hing van alles ontdaan, door vijanden omringd, door niemand beschermd, vernederd tot den dood, den dool der schande, en toch juist op dat oogenblik,.- dood en duivel overwinnend in eene zegepraal onbegrijpelijk voor den menschengcest, zoo ook ^eeft de Kerk een leven van smarlen, verraden door hare kinderen, gemarteld door hare vijan den, schijnbaar overwonnen en toch altijd over winnend in een kracht, die goddelijk is. Klein was zij nog en onaanzienlijk, al bevalie zij de kiem van het rijkste leven, toen de mach tigen der wereld al gereed stonden om liaar (e verdelgen met het zwaard. Verheugden zich niet reeds de Aposlelen, dat zij lijden mochlen voor Jezus' naam? En trachtte niet de Romeinschê adelaar, die in de greep van zijn machtige klau? wen een wereld kon omvat houden, trachtte deze niet hare tengere ledematen te verscheuren eni zich te voeden met haar vleesch en bloed? Drie' eeuwen duurde deze strijd en alle wapenen zijn goed, om haar, de Kerk, te bevechten. Zwaard en vuur, lasler en verleiding, spot en hoon worden gebruikt om den Christennaam van de aarde le verdelgen. De Keizer op zijn troon en de geleerde in zijn s tudeerverfrek, de ruwe woede van het grauw der stralen en de verfijn de beschaving van den aristocraat, een geheelc maatschappij, wier levensbelangen door hare be ginselen bedreigd worden, alles spant- samen tegen haar. I Maar in die drie eeuwen van vervolging waar in duizenden van hare kinderen vallen als offer van den haat, groeit de Kerk en bloeit en wordt groot en machtig. Zij stijgen steeds, de golven van die zee van haat. Doch zij oversle'pcn haai' niet in de bruisende diepte. Maar zij hef fen haar op, liooger, hooger, altijd dichter bij den trtoon, waar zij als Koningin der wereld zeielen moet. Diocletiaan, een keizer zoo groot als Rome er weinig gehad heeft, moge al mun ten laten slaan, waarop hij zich zeiven om de uitroeiing des Christendoms verheerlijkt; wijs geer en landsbestierder mogen jubelen en spot liederen zingen op den ondergang der Kerk; zij mogen haar verdreven hebben van de aarde onder de grond, in de verborgen schuilhoe ken der Katakomben aanbidt zij Iiaren God, den Eenige, en leeft door Zijtien zegen Let krach tige, rijke leven, dat onsterfelijk is. De groole Diocletiaan, de „verdelger des Christendoms' leefde nog en ondervond op zijne landgoederen te Satone de vergankelijkheid van aardsche ver hevenheid, toen Paus Milliades als lr,umfalor uit de Katakomben te voorschijn trad en met Constantijn den Groote de Kerk haren zegetocht hield door het veroverde Rome. Doch de vreugden der overwinning duren nog als reeds nieuwe strijd der Bruid van Chris? tus wacht. Na het geweld van het zwaard de hoogmoed barer kinderen. Ariits treedt op en vreeselijk is de wonde, die hij zijne Moeder slaan wil. Hij trachtte haar recht in liet hart te treffen, in het dierbaarste, het hoogste; wal zij bezat, haar geloof in de godheid van onzen,' dierbaren Heiland, Jezus Christus. -Verbazend snel "breidde zich de dwaling uit over Noord-Afrika, Europa en «enige sirekert van Azië. Onder bescherming der Keizers scheen zij de waarheid te zullen verdringen. Rec!ilgej loovige bisschoppen werden van hun zclcls ver dreven; Ananen .nemen ze in. „Op een mor gen", zegt de H. Hieronymus, „ontwaakte de wereld, verwonderd Ariaansch te wezen. Maar de waarheid sterft niet, wijl zij het leven zelf is. En terwijl het Arianisme door "inwendige scheuring verzwakt, door andere dwalingen ver drongen, zonder levenskracht, verkwijnde en weg stierf? leefde de Kerk weder op in hare godde lijke kracht en voerde de wereld in aanbid ding voor den troon van Christus,den God mensch. Doch de wereld, waarin zij leefde, was oud. geworden en viet in puin. Het Romeinsche rijk, een der machtigste stichtingen, ooit door men-' schen gewrocht, stortte ineen. Nieuwe volke-( ren kwamen zich vestigen op de puinen: Go th en en Wandalen, Hunnen en Longobarden, Franken en wat al meer barbaarsche en hei- densche volkeren. Een tijd van verschrikkelijke» verwarring breekt aan. De eene \olksstam YCCd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 9