CUE BEURS. koers van vreemde banknoten. Allerlei. De Martelaar, sSÉ^Si DiNSDAU 2 MEI 1 BIJLAGE VAN DE NIEUWE HMRLEMSCHE COURANT No. 7530, Opgave van F. Th. EVERARD. Noteering van MAANDAG I MEI, 9f/le 10S7S too 747» t 6% VOOR DE HULSKAMER Een dichte menschendrom ging op een machtigen lentemorgen door de straten van Rome naar den openharen schouwburg. Het was in het jaar onzes Heeren 303. Genesius, de beroemde tooneelspeler, was Öoor Diokletiaan naar Rome ontboden, om met zijne vertooningen de aanstaande feesten op te luisteren, welke de keizer had op touw gezet om het volk te behagen. In den grooten schouwburg heerschte een bnbeschrijfelijk gedrang. De vertooning des gevierden tooneelspelers zou door de tegen woordigheid van het keizerlijk hof vereerd worden en ieder burger van Rome wilde ze bijwonen. Reeds waren de witte paarden, die den prachtigen wagen der Vestalen trokken in Vollen draf onder den wijden ingang doorge leden. Al wat adel en grootheid was, kwam zijn Voorbehouden plaats bezetten. Men wachtte ongeduldig op de komst des keizers.... Daar is hij!Een jubelend ge roep als een aandreunende donderslag steeg uit het eindeloos gebouw omhoog. Toen hij op zijn zetel had plaats genomen, verstierf het gerucht, en aller oogen waren thans op het tooneel gericht. Achter het gordijn heerschte bijna evenveel gejaagdheid als daarbinnen, want de tooneel spelers legden de laatste hand aan hunnen opschik. Fulvius, boezemvriend van Genesius, had deze laatste achter de schermen vergezeld, en hielp hem aankleeden. De tooneelspeler was echter zoo bleek als was en erg zenuwachtig. Zijn wondere aan trekkingskracht en gevoel in het voorstellen zijner stukken, die zoo menigmaal een storm van toejuiching had verwekt, scheen hem gansch ontvloden. Fulvius bemerkte de gejaagdheid en de toe nemende bleekheid zijns vriends, en de hand op diens schouder leggende, zeide hij: „Genesius, zijt ge onwelt Ge ziet er zoo bleek uit. Anders zijt ge altijd zoo vroolijk en nu zwijgt en droomt gij. Wat scheelt erf „Wat mij scheelt?" antwoordde Genesiua. „Ik weet het niet; mijn geest is volkomen helder en in staat om mijn rol goed te spe len. Doch ik heb tegelijk een voorgevoel, als of er vandaag nog iets plechtigs gebeuren zal. Er is iets, dat mij zegt, dat ik vandaag voor den laatsten keer het tooneel bestijg; juist alsof ik nog dezen nacht sterven zou. Niet dat ik den dood vrees! Komt de hleeke doodsengel mij, midden in mijnen triomf, een teeken geven om mee te gaan, ik zal niet aar zelen. Gelijk de soldaat wenscht op het slag veld te sterven, evenzoo wensch ik op het tooneel den dood tegemoet te gaan." „Wat dwaze praat," merkte Fluvius op. „Verwerp die gedachten en ik zal de goden smeeken. dat gij nog menigmaal ons door uw tooneelspel moogt begeesteren." „Eer. zonderling gevoel, inderdaad-" her vatte Genesius, „en toch zal er iets gewichtigs gebeurenDoch het is tijd." Met deze woorden drukte Genesius de hand zijns vriends, en glimlachend voegde hü er bij: „Die gaat sterven, groet ut" Met die woorden moesten de zwaardvech ters den keizer groeten, als zij onder zijne zitplaats doortrokken alvorens zich voor het genoegen des volks te laten dooden. Fulvius ging zijne plaats innemen aan de zijde van Clandia, die Genesius insgelijks hoogschatte en met haar vriendschap ver eerde. Een stonde later ging het gordijn omhoog. Na de gebruikelijke groeten, begon Gene sius zijne voorrede, waar hij in aankondigde, dat eenige geheimenissen uit den vervloek ten godsdienst der gehate Christenen het on derwerp zijner vertooning zou zijn. Deze verklaring werd met alge me ene toe juichingen door het volk ontvangen en kei zer Diokletaan gaf een teeken van instem ming. Beter onderwerp kon hij niet kiezen om d»n keizer te behagen, want eenige dagen te voren had deze het bevel uitgevaardigd, volgens hetwelk men al de Christenen moest om brengen. De bijval der toehoorders voor de gekozene stof aldus verzekerd zijnde, werd door het neerlaten van het gordijn de pauze afgetee- kend tusschen het voorspel en het eigenlijk stuk. Toen het doek weder opgetrokken werd zag men het tooneel in eene kamer herschapen, wier zwart behangsel er het uitzicht eener sterfkamer aan gaf. In 't midden lag Genesius als stervend op een bed. Vrienden en dienaren waren in het rond geschaard. Een van hen bukte zich over den gewaan- den kranke en vroeg hoe hij het stelde. „Och," riep deze, „ik lijd onzeggelijke smarten." „Wat kunnen wij doen om uwe smarten te lenigen en aan de goden een zoenoffer bren gen ter genezing." „Neen, de goden zijn onbekwaam, mijn lij den te verzachten. Eén ding is er, dat mij leniging kan brengen en dit gruwzaam vuur in mijn binenste blusschen. Geef mij, Ja, geeft mij het doopsel der Christenen". Bij dien als in doodsangst uitgesproken kreet, braken de toeschouwers in een schate rend gelach uit, waartoe de keizer het teeken gegeven had. De vrienden des gewaanden zieken haalden nu een lang wit kleed, dat zij dezen onder al lerlei vreemde gebaren, aantrokken. De een bracht water, dat hij in een marme ren bekken goot, en een ander haalde eene lange rol papier voor den dag, waar geheim zinnige teekenen op geschreven stonden. Ondertusschen werd Genesius in knielende houding voor het bekken neergezet. De toehoorders, die nooit in hun leven iets dergelijks hadden gezien, sloegen geen oog meer van het tooneel af. Nog nooit had een tooneelspeler een onderwerp weten te kiezen, dat zoo treffend was en hun belangstelling zoozeer opwekte. Een medespeler, in priester verkleed, nam nu water uit het marmeren bekken en goot het in drie keeren langzaam over Genesius hoofd, terwijl hij op plechtigen en goed ver sta a nbaren toon riep: „Ik doop u in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geostes". Terwijl Genesius in eene ootmoedige hou ding met gebogen hoofd, de armen op de borst gekruist, het doopsel ontving, was het dood stil onder de dichte menigte. Het water was reeds geruimen tijd over het hoofd van den tooneelspeler gevloeid en nog zat deze, in dezelfde houding, op het tooneel geknield. Aller oogen waren op hem gericht, zijne minste bewegingen volgende, toen hij plots opsprong, zijne handen ten hemel uitstrekte en met luide stemme riep: „Christianus sum. Ik ben Christen! Ja, ik ben Christen!" Een oorverdoovend gejuich en handgeklap steeg uit de menigte op, en Diokletiaan gaf door een glimlach zijn tevredenheid te ken nen. Een oogenblik stond Genesius daar, zonder zich te verroeren; zijn aangezicht glansde van hemelsch licht. Hij deed eenen stap vooruit en zei met eene 6tem, welke de aandoening scheen te verstik ken: „Burgers van Rome! Hoort wat ik zeg: Ik ben christen in werkelijkheid en waarheid.. Een nieuwe storm van toejuichingen be groette zijne woorden. Toen werd zijn aange zicht bleek. Hij liet zijnen arm vallen en zonk zwaar op zijne knieën ten gronde. Zoo bleef hij een wijle zitten met de oogen hemelwaarts. „Bij al de goden", zeide Claudia, tot Ful vius, „dat is geen kluchtspel, hij meent het inderdaad!" „Gij hebt gelijk!" riep de ander, „ik geloof het ook". Daar stond Genesius schielijk op, trad lang zaam tot den uitersten rand van het tooneel en sprak met klare stem: „Keizer, en gij allen die hier tegenwoordig zijn, soldaten, filosofen en senatoren, mannen en vrouwen, luistert, wat ik u zal mededeelen. Er is een tijd geweest, dat ik het woord „Christen" niet zonder den diepsten afschuw kon hooren uitspreken. Zelfs voor mijne vrienden, die den gehaten godsdienst volg den, had ik niets dan verachting. De gehei menissen des Christendoms heb ik tot heden slechts bestudeerd met geen ander plan, dan om ze te bespotten en ze tot een voorwerp van belachelijkheid te maken op het tooneel. Gij hebt gezien, hoe het water des doopsels over mijn hoofd vloeide. En, o wonder, nauwelijks heb ik de kracht gevoeld van datgene, wat ik bespotten wilde, nauwelijks vloeide het water over mijn voorhoofd en had ik bekend, dèt te gcloover., wat ik tot dusverre bespotte, of mijne oogen zijn opengegaan. Ik zag voor mij verschijnen een schaar van lichtende gestal ten, in wondervolle pracht in hemelsch licht gestraald. Geen tong vermag hun getal te be palen, hunne schoonheid te beschrijven. Een der gestalten hield eene open rol in de hand, van welke een andere al de fouten en zonden aflas, die ik vanaf mijne kindsheid begaan heb, zonden die ik in de eeuwige duisternis begraven dacht. Zelfs mijn zondige gedachten en verlangens stonden daar opgeschreven. En terwijl daar al mijn weldaden en vergrijpen werden afgelezen, werd ik door schaamte aan gegrepen en door vrees overweldigd. In mijn zielsangst riep ik tot God, tot den God der Christenen dat Hij mij redden zou en het werk, zoo wondervol in inij begonnen, zou vol trekken. Nauwelijks waren deze woorden over mijne lippen gekomen, of een der hemelsche geesten zag mij met medelijden aan, alsof hij mijn innigste gedachten had gelezen, nam daarop de rol en wierp ze in het doopwater aan mijne zijde. En dan o wonder took hij ze er glanzend wit en blank als sneeuw weer uit. Een treffend zinnebeeld van een hart, dat van de zonden gezuiverd werd en de onschuld terug erlangde. Hier hield Gene sius een oogenblik op, terwijl de tranen hem over zijne wangen liepen. Dan breidde hij zijn armen uit en riep: „O, machtige keizer, en gij allen, burgers van Rome, die mij hoort en die de Christenen vervolgt en hunnen God vervloekt, o, gelooft en bekent met mij, dat Jezus Christus de eenig ware God is, en dat gij slechts van Hem vergeving uwer zonden verwachten kunt". Hier zweeg Genesius en wachtte. Hij stond daar kalm en rustig; bereid om het verschrikkelijke te trotseeren, dat over hem ging losbarsten. Hij hoefde niet lang te wachten. Verwen- schingen en beleedigingen klonken van alle kanten en geen misdaad scheen onteerend ge noeg voor hem, die bekende dat hij Christen was. Te midden van het gejoel en gehuil der woedende menigte stond hij te glimlachen met eene uitdrukking van zaligheid op het bezielde gelaat. Diokletiaan gaf een teeken aan Plantianus, den prefect, en zeide: „Weg met hem". Onder het huilen en woeden der menigte, die hem nog voor weinige minuten zoo toege juicht had en nu zijn bloed vroeg, werd Gene sius van het tooneel gesleurd. Op hetzelfde oogenblik verschenen de beu len en een gruwzame geeseling begon. IJselijk diep drongen de roeden in zijn vleesch; doch hef aangezicht des martelaars behield zijne heldere kalmte. Toen de beulen, zelf vermoeid, de armen lieten zakken, werd de martelaar op het rad gelegd. Genesius sprak niets dan den naam Jezus uit en dankte God, dat hij voör Hem mocht- "lijden. Tevergeefs werden nieuwe folteringen uit geziekt: ijzeren haken verscheurden hem de zijden, en zijn bloedend lichaam werd met vuur geroosterd. Geen oogenblik week het geloof van zijne lippen, noch de glimlach der zaligheid van zijn stralend aangezicht, totdat hij een bijna onmerkbaren zucht slaakte en zijn hoofd ne derzonk. Het loon van zijnen korten, maar harden strijd was gewonnen. Het lijk des martelaars werd nog dienzelf den nacht door de Christenen weggehaald en begraven^ VORSTELIJKE UURWERKEN. In den' tijd, toert horloges voor gewone beurzen' nog onbereikbaar waren, bladdert ver schillende vorstelijke personen' toch' reeds merkwaardige exemplaren in hun bezit. Zoo kreeg koning George III van' Engeland in het jaar 1760 een horloge ten' geschenke, Idat waarlijk eert soort Van machinal en almanak was. Het wees niiet alleen den datum' aan, maar ook de uren Van zonsopgang en zons ondergang werden Ier öp vermeld. Het hor logé was niet groot er dart horloges in dien tijd gewoonlijk waren, maar in önZen fegetn- woordigen tijd zouden' we hbt „eert öuder- wetschen knol" genoemd hebben. Keizerin Katarinai van Rusland bezat een horloge, dat door een bijzonder vindingrijken boer vervaardigd was. D'it horloge, kon niet al leen eert muziekstukje ten gehoor© brengen, maar ook waren er bewegende figuurtjes in aangebracht, die de opstanding van Jesus te zien gaven. Omstreeks Pasehen werd het liedje van dit uurwerkje door geheel Rusland gezongen. Het horloge was echter wa,t groo- ter dan een kippenei! DE MUZIKALE STOTTERAAR In eert gamiZoenstadjie kwam' eens 'Onver wachts een kolonel en ondervroeg den bur gemeester of de soldaten zioh in dien regel nog al behoorlijk gedroegen. De burgemees ter, die wel muzikaal was, maar niiet zeer vlot sprak, gaf daarop een antwoord', waar in hij de gehéele toonladder doorstotterde Do-do-doorgaans, sprak hij, heb ik geen re-re-redten tot Hagen Van de mi-mi-militai ren, maar ik vind het wel fa-fa-fataal, dat enkele sol-soldaten nu en dan 's 'avolnds Zoo la-la-laiat met een si-si-sigaiar in dien mond do-do door de straten zwieren. VERSCHIL- VAN OPVATTING, Dionysius had aan Plato een kleed gezon den naar den Perzischjen smaak met bloe men geborduurd en van fijne geuren door trokken. Plato weigerde het zeggende, dat hij, een man geboren zijnde, zioh niet in een vrouwenjapon wildie steken. Aristippus daarentegen nam lilet geschenk aan, Zeggende, dat een vast gemoed in elk gewaad hetzelf de blijft. Toen Dionysius dienZelfdjen Aristippus in het aangezicht gespogen had en zijn vrien den hem verweten, dat hij zioh .zulks niet aantrok, antwoordde hij„De visschers la ten zich wel van het hoofd tot de voeten door 't zeeschuim bespatten om een ellendig bliek je te vangen." Diogenes was bezig kool schoon te m'akert en zeide tot Aristippus, die voorbijging„In dien gij u met kool wist tevreden te stellen, zoudt gij geen dwingeland htet hof behoeven te maken." „En gij", antwoordde Aristippus, zoudt geen kool behoeven schoon te maken, in dien gij met pw medtemenschen wist om te gaan."1 MIJD OP ZEVEN, In het Noordwesten van Limburg, in het land. van Ke.sse), alan den rand van de Peel, liggen twee dorpen, Meyel en Snevnum],- Um van het eene dorp naar het andere te komen, moest men vroeger een grooten' omweg maken, tengevolge waarvan men vrij wat meer tijd besteedde, dan onder gewone omstandigheden zou noodig zijn. J andaar, dat men Van een langeln, Ver velenden Weg gewoon was te zeggen: „Het is een weg als van Mjeyel op (naar) Seve rn: m.' Dat nU dit Meyel jtet mijl eri Sevenuinl tot..zevenen, is Verloopert, laat zich gemak kelijk begrijpen, ten zoö is de spreekwjjztej het is een 'mijl op zlevenen Ontstaan, oinaj een lang eind wegs aart te duiden KAMEELEN, Eenhalf uur van Pisa! verwijderd, ligt KWI 'door Cosmo I gestichte, thans koninklijke domein San Rossere, mlet groote stoeterijen; en een stal kamleelert, welke laatste volgens sommigen van het jaar 1621 en volgens an deren van' den tijd der kruistochten dagteo- kent. Alle kameelen, die in Europa, in cir cussen of dergelijke inrichtingen worden wenS töond, zijn van San Rossore afkomstig. De doctoren Guida en Partara zijn er irf den laatsten tijd op bedacht geweest, vooy de viervoeters nog een anderen' werkkring te zoeken'. Volgens hen zouden zij in oor logstijden' voor het transport van gewon den zeer goed te gebruiken zijn. Het groot ste bezwaar daar tegm is, uit den aard' der zaak, de schokkende gang der kameelen en ondanks de bewering der genoemde doc toren kan moeilijk worden aangenomen, dat' zeer ernstig gekwetsten, die met de 'groot ste omzichtigheid behandeld moeten wor den geen nadeel daarvan zouden hebben. DE JWISKUNDIGEi OP REIS. De heer Alpha is zijn levert lang doeent in de wiskunde geweest', en steeds volijve rig in het toepassen dier kunst in het daige- lijksch leven. [Want waarvoor dierten an ders rekenkunde, algebra en de rest. Ieder jaar maakt hij, in de Vacantiie, éep Voetreisje. En zoo kwam hij vlerleden zo mer in een kleine plaats, waar alles bte zet was, en hij in' eten logement Van demi derden rang nog maar een onaanzienlijk ka mertje kon krijgen. Ten overvloede bleek het bed te kort té zijn, zooidat des wiskundigen bloote vouten zichb'aar waren toen hij de vermoeide le den ter rust had uitgestrekt. Dat gaat zoo nietmompelde die heer Alpha, en hij bracht de hand naar zijn |den- kershoofd. Laat eens zien! En hij stond op, haalde eert duimstok uiii zijn valies en begon nauwgezet het bed op te meten. Zie zoo! Lang 16 centimeter, breed" 2 centimeter. Laat nu eens even kijken, of ik er in diagonale richting1 in zou kunnen liggen. Het kwadraat van 168 is 28224 hij zat bij de walmende kaars aan die ta fel te cijferen en het kwadraat van 82 is 6724. De som dier kwadraten is 84948. Daaruit de vierkantwortel getrokken, geeft als béddiagonaal 186 centimeter. Dé lengte van mijn lichaam is 178 centimeter. Jk kart van die legerstede 'dus gebruik maken. Devia Pythagoras En hij kroop weer onder de wol., CRITIEK. Primadonna: Ik heb hier een attest van dea dokter, dat ik vanavond niet zingen kan. Directeur: Waartoe zooveel omslag? Ik wil u graag een attest geven, dat u no|oit zingen kunt. TAALPURITEIN. Hoofdonderwijzer: Mag ik u mijn dochter» voorstellen: Ma-, Mech- en Clolhildet Vorige itoera. Koers van heden Vorige Koers. Koers van heden Vorige toers. Koernvan heden. U Vor ge toers. Koers van heden. Yorlge Koers vati hede j. U H, Koers. L. rt. Ridertc.nd. 8 pCt. Cert, Nederi. Werk Schuld 2% pdt. Cert. Bulgarije. 5 pdt. Tabaksteening 0 ZegeLteening Duitsohland. 8 pCt. Rijksleening 8i/. Pruissen. Consols Hongarije. 4 püt. Goudleening 1 Oblig. Kronenrente Oostenrijk. 5 pCt. April—Octoberrente 4 Jan.Julirente 1 Mei Novemberrente Portugal. 4% pCt Tabaksmonopolie 3 Obl. le Serie 8 ObU 3e Bene Ruinen ië. 0 pCt. Geldieening 1903 Rusland. 5 pOt. Gou Ueening 1884 47 lwnagor.Dombrowo 4% Rue land 1909 4 Gr( ote Russ. sp. 1898 4 Nicola: Rp. 4 Rr dflBd 1880 1 Xivd-West 1 Rus! and Hope 4 Rostand 1894 6a Rm, 4 Rusland Binnen!» 4 pCt. Orel Vitebsk 8R6/, 707' 987| 967, 82"/, «27, 93 7„ 91'Vu 967. 93 93 ,8 94% *5% 63% 8674 96 9o 9574 877. Ö3 877, 86/4 87 87 Vr 936/; 871// 847/g 70% 9716/(, 96% 93 94«A 6 5%6 6372 96 9Ö7i, 95-/2 87 Vg 92l7 «716/j 86% 87 8 871/ie 85% 71Vlc 871/! 87 8 pCt. Traoscauc. Spoor lurkije. 4 pCt. Geunii. Turken 4 Bagdad spoor China. 41/', pCt Goudleening 1898 Japan. 0 pOt. Imperial Loaa 4VS Obl. le Berie P/5 ObL 2e Serie Ouba. 5 pCt. Goudleening 1904. Mexico. 3 pCt. Binnenland 3 Goudleening in p.Sl Brati He. 5 pOt. Funding Loan 4 Brazilië 1889 5 Bahia in p.St, 5 Para 1907 5 Rio de Janeiro, (Fed. Dist.) Sao Pauto 1908 Dominica. 3 pOt. Douane Leemng Gemeente Leeningen. 4 pCt. Amsterd. 19001901 4 Haarlem 4 Stad Kosario Stad Para Hypotheek. Banken, 1 pCt. Aigemeene H. B. K. 4 Haaiiemscne H.B.K Nationale H. B.K. 4i/r,Ct. North West pac. H,B. 1007/8 74% 73% 876 18 84Vi6 98 98/8 98 7„ 931%, 102% L021/2 48 .02-,j 985, 98'/» 98% 103 38'/* 971,2 1616/8 97% 101% 101% 10Ü/4 100-,S 64% 90 IOO72 97 99 100 100% 100 101% 3 pCt, Argent H.B.K, Cedula L. 5 dito Oedula K 4 Pandbr. Hong. Hyp. B.K. 11/ Cugar. Land es Centr. Sp. Jndustrieete ondernemingen Aand. Amalgamated Copper American Car en Foundry Am. Hide Leather Anglo Amer. Telegr United. Cigar United States Steel Cultuur ond memrnqen. Aand. Barge Moor m Cult. Mij. V01 itenl. Hand. Maatsch. Mijnbouw Maatschappijen Pret. Aand. Paleleh Gew. Aaud. Redjang Lebong, Comm. Pittsburg Coal Petroleum. Aand. Geconsolideerde Koninklijke petr. Moeara Enim Sum. Paleinb, Zuru Perlak Rubber. Aand. Amsterd. Rubber Amsterdam-Java Deli-Batavia Nedsrl, - 966/8 96% 94 997. 91%. 92'/4 99-,. 99% 995/4 62 /8 631/2 64 52 /g 53 53y4 23 28% 27a/u 27, 56 56',4 75 751/8 121 151 1511/2 j 183'/: i 126 127 47 47% 767 ,6572 20 /2 201/, 20% 343 356 ïód 143 454 i -10 4 218 218 iÖÜ', 165% 169 1191,, II972 i 36% 89 238 4 93 6 H 711,2 4 and. Serbadjadi Rubber Intercontinentale Scheepvaart. Ned. Soheepv. Unie pCt. Obl. Marine ■ref. Marine lomm, Marine 2 abak. ,and. Amsterdam Deli id. Serdang Arendsburg Bind jeij Nieuwe Asahan Soekowono Diversen. .and. General Trading testandbew. Mai wel Spoorwegen. rand. Hollandsche Spoor pCt. idem Land. Staatspoor. pCt, idem. 7, Obl. Underground Zuid ital. Spoor, rand. Warschau Weenen pCt. idem 10e~-He Serie 7. Mosk. Kieuw Wor. 7, Wladikawkas Jommon Xopeka. pCt. Alg. Hyp. Topeka Conv. Bd. idem 130 130 30i/t6 30'/2 94% 15'N 1443/. 143 666/r 66 16% 16% ö%6 &l/8 690 695 53 Ó3'/2 764 761 108 109 61»/, 61 207 122 122 60/? 43 11% 111/2 82 82 IOO72 1001,2 901/2 100-/: 1007, 976, 97% 67% 22474 224 90 97% 97% 937, 9972 107% 108/, 99',4 99 106% 66% 17 697 t093/4 Common Denver 30i8/j 30V4 307/8 Common Erie. 30 30l/u 305/lf 4 pOt. general Erie. 74% Common Kansas O. South, 33d 6 34 341/, Pref. Kansas South J pCt. Obl. idem. Common Missouri K. T. 32'% 33 83% 1 pCt. 1 hyp. idem. 47vpOt. Nat. Railw of Mexicc Common New-York Ontario 41 40l/j 41l/4 Common Norfolk Common Rock Island 291/, 29'-5/ 30s/jie Common South Pacifio 1 pCt. Convert idem 4 le Ref. Hyp. idem Comm. Southern Railw. 6% 26l5/i, 27Vie Common Umon Pacilio 4-pCt. goud Obl. idem. 1 Convert Obl. idem Common Wabasb Sh. 164/a 16% 16% Wabash Pittsburgh 2e Hyp. Loten. '3 pCt. Amsterdam 1874. Witte Kruis. 85 /s 80 80% 272 pCt, Antwerpen 1887. 1 pOt. Theisa Reg. Stad Madrid. Turkije 1870 Congo. Prolongatie 4 Pruisische f 58,975 f 59,225 Franscbe f 47,65 f 47,90 Belgische f 47,55 f 47,80 Engelse 19 f 12,05 f 12,15 30% 30 801 /u 74% 33% 34 665,, 663/4 727, 725/g 32'% 33 96 100% 100% 41 40% 1061//. 291/. 23*5/ 1«% 1151/2 97 947 6'% 2615/1, 1,5 1767, 101 1001/8 104 103 /4 16% 16'/, 6i/s 10713/, 108%, 85 7S 80 91" 4 1571,8 70 51% 42.10 42.40 Dé beurs te New-York opende Zaterdag zooals verwacht werd gunstig wat de betere kwam het niet. Steels waren voor locale re- vast en opgewekt wat vooral ten goede stemming ten goede kwam en waardoor de kening aangeboden waardoor die koers godu- kwam aan eerste klasse speculatieve soorten markt op de hoogste koersen yan den dag rende beurstijd iiets terug .liep. waarvan enkele 1 pCt. kooger noteerden, sloot, Meer belangstelling bestond yooir Petros Steels opend/en beter, liepen daarna terug om De Amerilc. afdeeling aan onze beurs was, leumwaarden waarvan vooral de hool,dsoor- daar dien .steun van Londen ontbrak, wiel j ten levendig verhandeld werden, fractioneel hooger, doch tot levendige gajgeaj Koninklijke gn Geconsolideerde Cui® 1Ö tegen het slot ongeveer pCt. hooger te slui- alu» De cijfers yan d-ft JBankstaat waren pCt. boven den vorigen koters genoteerd. Gok voor do overige soorten waren de koersen al gemeen vast ien hooger. Tabaksmarkt gunstig als gevolg van ,de he den gehouden taxaties. Indische Gultuurwaaii'den vast* N.cu'stenianden X t>G L koogeiv Rubherculturen gevraagd len voor de hoofd soorten hooger. Van Mijuwaarden Ketahoen belangrijk hooger. Palelah vast. Hollandsche Staatsfondsen fractioneel bes ter. Peru lusteloos, Qyierige sporten prijs- houdend»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 6