TWEEDE BLAD
buitenland.
De vierduizend duivels.
Gegoten Huizen.
Staten-Oeneraal.
DONDERDAG 4 NIES I9!f.
Gewisselde stukken.
FEUILLETON'.
NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT
Tegenover de villa van den oud-burge-
igemeester te Santpoort, twee minuten van
liet station SantpoortMeerenberg, was het
gisteren op een afgesloten bouwterrein een
heel Amerikaansch gedoe.
Men zou er niets meer en niets minder
doen dan „huizen gieten" van gewapend be
ton.
Meer dan eens deden snorkende berich
ten van gegoten huizen, in dagbladen en
tijdschriften de rondte: huizen, die in één
week gebouwd en na veertien dagen be
woond werden, die uit één stuk gegoten
werden en meer praetische waa.rde moesten
hebben dan de uit steen opgetrokken wo
ningen. Het liefst werd dezen gebouwen
dan natuurlijk een plaats gegeven in Ameri
ka. het land der onbegrensde onmogelijk
heden: men las de berichten en.... haalde
de schouders op.
Toch was het geen zeldzaamheid meer,
dat zelfs in ons Holland groote gebouwen,
kerken, villa's e. a. uit gewapend beton wa
ren opgetrokken, vooral in Amsterdam en
Rotterdam, doch een groot bezwaar bleef
steeds ondanks de enorme praetische voor-
deelen, die aan het bouwen uit gewapend
beton verbonden zijn die duurte van zulk
een werk.
De hooge kosten worden vooral veroor
zaakt door de omslachtige werkwijze, welke
men tot nu toe niet wist te vermijden, en
die een zeer groot bedrag aan extra mate
riaal en aan arbeidsloonen met zich brengt.
Steeds moest met dure houten vormen
bekistingen genaamd gewerkt worden,
die dan later wederom werden weggebroken.
Hierdoor bleef de toepassing van het nieu
we bouwsysteem zeer beperkt.
De ingenieurs G. E. Small, teen Amerikaan,
en H. J. Harms Jr. een Hollander van ge
boorte, hebben nu een systeem uitgevonden,
dat het gewapend beton bij uitstek geschikt
maakt voor het bouwen van goede en goed-
koope woningen op groote schaal voor den
minderen stand. Een andere ingenieur de
heer H. Hana heeft het systeem met nieuwe
denkbeelden vervolledigd.
De bekende architect H. P. Berlage Nzn.,
voelde terstond zeer veel voor bet plan en
van meerdere zijden ondervond men zulk
een krachtige belangstelling, dat men be
sloot in Holland voor dit doel een op zich
zelf staande zaak te stichten, en de noodige
gelden te verzamelen om een z.g. „proef
huis" te „gieten".
Dit proefhuis is gisteren te Santpoort ge
goten.
Als leiders van het wsrk fungeeren de
heeren: H. J. Harms Jr., hiervoor expres-
selijk uit Amerika, waar lxij onder leiding
van Edison werkte, overgekomen en H. Ma-
na, terwijl 'de architect H. P. Rerlage Nzn.
als aesthetisch adviseur optreedt.
Het proefhuis zal een arbeiderswoning
worden, zooals wij gisteren reeds mededeel-
'deff. met gelijkvloers een woonkamer, keu
ken, kast en w. c. terwijl ©en trap, eveneens
in gewapend beton naar de eerste verdie
ping voert, alwaar zich nog drie kamers, een
balconnet-je, en wat bij een huis behoort
bevinden.
Het gewapend beton wordt in vormen ge
goten, waarin van te voren de ijzeren sta
ven, die de z.g. bewapening of versterking
uitmaken, zijn aangebracht.
Deze gietvormen bestaan uit kleine pla
ten ijzer, die zoo aan elkaar gepast kunnen
worden, dat daarmede allo vormen van woon
huizen. op zoo grillige manier, als men ver
kiest, kan verkregen worden. Het- voordeel
van deze ijzeren vormen is natuurlijk. dat
nadat een huis gegoten is, aeze weder af
genomen worden en gebruikt kunnen^ wor
den voor andere bouwenZoodat al zijn de
vormen voor dit procédé zeer duur wij
hoorden zeggen dat dit „proefhuis' het kar
pitaaltje kost van f 30.000 de kosten,
per huis omgeslagen, op den duur zeer gering
zullen zijn Zoodoende, z©ggen de ondernc:
mers, kan massa-bouw veel gaadkooper
plaats hebben, dan tot nu toe het geval was.
Van de voordeeten van bet gewapend beton
zeggen de bouwers glechts dat het stei k
is, geen reparatie vraagt, absoluut brand
vrij, geen vocht doorlaat juist genoeg
vocht opslorpt om de vertrekken droog te
houden, en oen zeer slechte warmtegeleider
is. Staat de vorm van het huis éénmaal,
en kan men beginnen met de „specie er
in te gieten, dan is het drogen daarvan, zoo
dat de ijzeren beschutting zonder gevaar
kan weggehaald worden, de kwestie van een
Jag of ges, in den Zomer zelfs jnaar drie,
en kan het huis na een dag of veertien be
trokken worden.
Door dit „proefhuis" te gieten hebben de
Hollandsche zakeninenschen Holland, op wat
men noemt, zijn breedst laten zien.
[Wij hopen dat hun pogen met welslagen
bekroond pioge worden.
Regeeren met betoogingen. Aan eeu
schrijven uit Portugal aan de Brusselsche
„Patriote" ontleenen we het volgende:
Sedert 5 October, het uitbreken van de re
volutie is de bevolking der stad Lissabon
met dertigduizend menschen verminderd. De
middenstand klaagt steen en been, en tal van
werkloozen trekken door de straten. De vrij
metselaars blijven voortgaan met 't aanbie
den van feestmalen aan ministers. De mi
nister van Justitie wordt op straat soms na
geschreeuwd: „Met diners kunt ge een volk
niet regeeren." Laatst manifesteerde een me
nigte tegen hem, dreigend vragend om brood,
Voor alle antwoord reisde minister Costa
naar Porto, waar de carbonnario's hem een
nieuw feestmaal aanboden, Nu is hem, van
wege het indienen der scheidingswet, weer
„een grootsebe hulde" aangeboden door de
vrijmetselaars. Bij die betooging zullen zich
dan aansluiten verschillende autoriteiten,
muziekgezelschappen, en zijn gewone lijftra
wanten met lampions. Verder hebben order
gekregen om aan deze betooging deel te ne
men het muziekkorps van liet 5e regiment in
fanterie en dat der artillerie. De republikein-
selie garde zal den weg vrij houden. In oij-
tocht wil men den minister voeren naar zijn
huis in de Rue de Palmella. Met ziet net:
de militaire muziekkorpsen krijgen „order'
om aan de betooging deel te nemen. Straks
heet het, dat „het Portugeesche volk" zich
door deze opgeschroefde betooging te Lissa
bon vóór de scheidingswet heeft verklaard.
Intusschen organiseeren de geestelijken in
heel het land een krachtig verzet. En te Ro
me acht men de scheidingswet: onaanneme
lijk. Wat vanzelf spreekt. Hoe kan een wet,
door de vrijmetselarij ontworpen tegen de
Kerk, door de Kerk worden aanvaard
De gevolgen van onzin-leetuur. Een 12-
jarige schooljongen te Köpenick, wiens hoofd
totaal in de war was door de overdadige lec
tuur van allerlei ril-, schiet- en bloedverha
len, oefende zich dezer dagen in het revol-
verschieten, door van het halkon van zijn ou
derlijk huis in alle kalmte des gemoeds met
een Tesching te schieten op de op de straat
spelende kinderen. Hij trof een jongetje van
vier en eeu meisje van drie jaar in de horst,
en verwondde daarop nog een kameraadje
zwaar aan het hoofd. Het gevaarlijke revol
verkereltje zal zicli voor den rechter te ver
antwoorden hehben.
Tweehonderd menschen verbrand. Het
was te Salumbre in Engelsch-Indië. Al tach
tig jaren lang was daar telken jare het feest
van Ramnavmi door 't dorpshoofd op groo
te schaal gevierd. Op den laatsten dag van
het feest zou door amateurs een Indisch too-
neelstuk worden opgevoerd in de wada, een
met teensen bevloerde ruimte die aan twee
zijden door een hoogen steenen muur, aan cie
beide andere zijden door huizen was ingeslo
ten. I11 dezen muur was de hoofdingang, ter
wijl twee kleinere uitgangen toegang gaven
tot de omgelegen huizen. Voor de geestelijk
heid was de ruimte gedekt met een soort
alang-alang op latten, zoodat het auditorium
tegen regen was beschermd. Toen nu de gas
ten, ten getale van 1000 tot 1500, de ruimte
hadden gevuld, werden de deuren van den
hoofdingang gesloten met een sluitboom.
Voor de verlichting dienden drie Kitseu-
lampen. Toen de eene daarvan omstreeks
middernacht uitging wilde een lampenist die
weder vullen en aansteken, doch liij ging
hierbij zoo onhandig te werk, dat tie olie
vlam vatte, en het vuur zich plotseling aan
het licht ontvlambare dak mededeelde. Een
onbeschrijfelijk tooneel volgde hierop. In
doodsangst drongen de lieden naar de uit
gangen onder liet geroep van „agh laghli,
nigha!" (brand, brand, laat ons er uit!)
Binnen enkele minuten begon het brandende
dak naar beneden te vallen onder de wanho
pige menigte, die voor den gesloten hoofdin
gang samen gepakt stond, waar dan ook de
meeste Ijjken werden aangetroffen. Onder de
slachtoffers bevonden zich de kinderen van
den gastheer en diens broeder, die reeds in
veiligheid zijnde, was teruggekeerd om te
trachten de kleinen te redden. Dat er nog niet
veel meer slachtoffers vielen dan 200,
was te danken aan het feit, dat de meeste
vrouwen onder de bezoekers zich bij de klei
nere uitgangen bevonden en daardoor kon
den ontsnappen.
EERSTE KAMER.
Berner Conventie.
Eenige leden hebben in de afdeelingen be
denkingen tegen liet wetsontwerp geoppperd.
Dat aansluiting bij de Berner-conventie de
wenseh is van een aanzienlijk deel des lands,
werd door hen in twijfel getrokken. Dat
thans de meerderheid tegen, omgeslagen zou
zijn in een meerderheid vóór, werd betwijfeld,
met het oog op de talrijke adressen van uit
gevers, verzoekende niet-aanneming van het
wetsontwerp. Bovendien werd de meening uit
gesproken, dat er reeds hij sommige vroegere
ijveraars voor aansluiting, eene kentering
te bespeuren zou zijn. Het is meermalen ge
bleken, dat de publieke opinie een andere is
dan die der betrekkelijk zeer weinige persre
dacteuren. Ook met het oog op het belang der
Nederlandsc'ne letteren en de verhooging van
het verstandelijk peil der natie, werd de be
hoefte der aansluiting in twijfel getrokken.
Gevraagd werd of ter bescherming van
vreemdelingen aansluiting hij de Berner-Con-
ventie noodig was. Men meende dat een bui-
tenlandsch auteur, zijn rechten reeds vrijwel
kan doen gelden onder bescherming der Ne-
derlandsche wet op het auteursrecht. Waar
om moest nu liier een andere weg ingeslagen
worden dan die welke geopend is door de in
het vorige jaar tot stand gekomen Octrooi-
wet?
Men achtte de conclusie niet ongegrond, dat
het roepen van: het is zedelijke verplichting
om zich bij de Berner Conventie aan te slui
ten, eenigszins misleidend is en eigenlijk
voortspruit uit comiuercieele overwegingen.
Men meende, dat de belangen van Nederland
geschaad zijn en dat het tractaat te ver gaat,
door vertaling gelijk te stellen met het oor
spronkelijk werk. Eveneens meende men, dat
hef tractaat te ver ging 0m de opvoering ie
verbieden van muzikale werken voor welker
uitgave men betaald had.
Men betreurde pok, dat onze diplomatie er
niet in geslaagd is eenige contra-praestaties,
vooral van de zijde van Frankrijk, voor ons
land te verkrijgen.
Sommige leden wenschten de regeering in
overweging te geven de ratificatie van het
tractaat niet te doen plaats hebben voordat
onze auteurswet in overeenstemming daar
mede zal zijn gewijzigd. Met klem werd op
verdaging der invoering aangedrongen, ook
in het belang van hen, die boeken vertaald
hebben voor feuilletons in de couranten, wel
ke uit den aard der zaak niet binnen een kor
ten tijd geplaatst kunnen worden.
Reorganisatie van het Land
bouwonderwijs.
Het afdeel!ngsverslag der Eerste Kamer is
verschenen over het wetsontwerp betrekke
lijk de reorganisatie van het landbouwonder
wijs.
Op verschillende gronden waren onder
scheidene leden tegen het voorstel. Eenigen
hadden ernstige bezwaren zoowel van finan-
cieelen als van materieelcn aard. Bij begroo-
tingspost zou een hoogst belangrijke hervor
ming in ons onderwijs worden gebracht en
incidenteel heslist, dat liet hooger onderwijs
zal gereorganiseerd worden niet door het de
partement, waartoe liet behoort, maar door
liet departement van landbouw. Het gaat niet
aa.11 door dat departement dit onderwijs in
zijn geheel te doen desorganiseeren. Een
groot bezwaar was het ook voor verschillende
leden, dat geen rekening was gebonden mei
liet rapport der Ineenscliakelings-commissie.
In elk geval behoorde men te wachten op de
in voorbereiding zijnde regeling van het hoo
ger landbouwonderwijs.
Andere leden plaatsten zich op meer op
portunistisch standpunt. Zij achtten veran
dering èn te Groningen èn te Wageningen
urgent en de landbouw ziet met verlangen
uit naar een nadere regeling van het land
bouwonderwijs.
Ook bet voornemen om de inrichtingen
van het hoogere 1 a n db 0uw0nderwijs te Wage
ningen uit te breiden, ontmoette bij vele leden
ernstige bedenking- Zij konden niet toegeven,
dat de hoogere landbouwschool te Wagenin
gen moet blijven en juist de middelbare Ne-
derlandsche en de koloniale school verplaatst
moesten worden. Wanneer door de uitbrei
ding der school te Wageningen moeilijkheden
zijn ontstaan, dan dient de iater opgerichte
hoogere landbouwschool naar elders, bijv.
naar Groningen of Utrecht verplaatst te wor
den. Voor hooger wetenschappelijk onderwijs
is bovendien Wageningen niet de plaats, is
het te klein, ligt het te veel geisoleerd. Te
Delft is meer contact met de hoogleeraren te
Leiden. Onder die omstandigheden dreigt een
landbouwschool te Wageningen een cariea-
tuur te worden van een hoogesehool.
Ook omtrent de materieele redenen we
gens de lokaliteiten is de vestiging te Wa
geningen bedenkelijk. De kosten van plaat
sing van de landbouwhoogeschool in een uni
versiteitsstad zijn niet zoo groot als de minis
ter beweert; want de daar bestaande labo
ratoria kunnen worden gebruikt.
Bij de tegenspraak, welke deze beschouwin
gen ontmoetten, waren er leden, naar wier
oordeel de school te Wageningen niet enkel
de praetische vakschool kan blijven. Wanneer
evenwel de landbouwhoogeschool te Wagenin
gen zal zijn ingericht, dan zal, naar hun ge
voelen, de Volksvertegenwoordiging geen
nieuwe middelen toestaan voor 't oprichten
van nog een landbouwhoogeschool in 'n uni-
siteitsstad als Groningen of Utrecht, daar dit
te hooge uitgaven zou vereisehen. Er waren
er, die twijfelden of daaraan dan nog behoefte
zal bestaan, ook omdat de noodige terreinen
zonder bezwaar te Wageningen zijn te ver
krijgen.
Enkele leden meenden, dat er volstrekt geen
bezwaar is de leerlingen uit de noordelijke
provinciën iets verder van huis te doen gaan,
nl. naar Wageningen, zoodat de vestiging van
de middelbare school te Groningen niet noo
dig zou zijn.
De wensclielijkbeid van een opleidingsschool
voor den kolonialen landbouw is, meende
men, voor Indië zelf minstens even groot als
voor het moederland.
De voorkeur aan Deventer gegeven als zetel
van die school werd door sommigen betreurd.
Ware 't niet het meest wenschelijk die school
te vestigen in een 6tad waar een hortus bota
nicus bestaat, die gelegenheid geeft tot het
aanschouwen van het kweekeil van Indische
planten?
Het afdcelingsverslag der Tweede
Kamer inzake de ..Eakkerswei".
Gepubliceerd is gisteren het nader afdelings
verslag der Tweede Kamer betrekkelijk het wets
ontwerp tot beperking van Zondagsarbeid en
nachtarbeid in broodbakkerijen e:i van den ar
beidsduur van bakkersgezellen.
Allerbe'angrijkst is dit verslag voor de gezind
heid der Kamer tegenover dit ontwerp, en als
zoodanig geven wij hier dan ook een uitvoerig
uittreksel, waarin de opinies van beide kanten,
voor en tegen, worden weergegeven.
Vooreerst werd er door verscheidene leden de
aandacht op gevestigd, dat h.i. door het nader
gewijzigd wetsontwerp de verschillende gewieïh-
tige bezwaren die tegen de bepalingen van het
aanvankelijk ontwerp te berde zijn gebracht,
niet zijn weggenomen. Alleen voor wat betreft
de bepalingen betreffende de bakkersraden, heeft
de Minister getracht aan die bezwaren tegemoet
te komen, voor het overige wordt het oorspron
kelijke ontwerp vrijwel gehandhaafd en strekt
de Nota van Wijziging slechts 0111, naar de
reeds eerder voorgestelde bepalingen, nieuwe
voorschriften in de wetsvoordraeht in te voeren,
van welke dc voornaamste zijn die betreffende
de regeling van den arbeidsduur der gezellen,
waarmede het eenzijdig karakter, dat in de
oogen dezer leden het oorspronkelijke ontwerp
reeds had, als beoogende bescherming der ar
beiders in het broodbakkersbedrijf, zonider dat
gelijktijdig in voldoende mate op de belangen
van het bedrijf werd gelet, verscherpt is. Van
een compromis tusschen de verschillende ziens
wijzen, bij de debatten aan het licht getreden,
waarop de liier aan het woord zijnde leden
hadden gehoopt, is in dit nieuwe wetsvoorstel
geen sprake. Men sprak daarover zijn ernstig
leedwezen ul!. Betwijfeld werd (door sommigen)
of de motie, den 2Sen October jl. door de Ka
mer aangenomen, en waarbij de Minister uit-
genoodigd wordt in verband met de desbetref
fende amendementen (betreffende ©en regeling
van den arbetidsduur) nader wijziging van het
wetsontwerp te overwegen, door den Minister
wel juist is opgevat.
Tegen deze voorstelling kwamen echter ver
scheidene leden met nadruk op. Uit de debatten
bleek ten duidelijkste, dat de Minister onge
neigd was zijn standpunt ten aanzien van den
Zondags- en nachtarbeid ingenomen, prijs te
geven en dat bet geenszins in de eenstemmige
bedoeling der Kamer heeft gelegen hem uit te
noodigen zich op dit punt nader tc beraden.
De motie, zooals de Minister die verklaarde te
verstaan en te aanvaarden, beoogde een aan
vulling van het wetsontwerp in dien zin, dat
daarin zou worden opgenomen eene regeling
van den arbeidsduur, maar sprak zich over wij
ziging der voorstellen betreffende Zondags- en
nachtarbeid niet uit. Blijkens intrekking van de
bepalingen betreffende de bakkersraden, hoeft
de Minister niet geschroomd het w.o. tevens op
andere punten te herzien, onder welke echter
niet een wijziging van de bepalingen betreffende
Zondags- en nachtarbeid viel.
Betreffende de vraag, of opneming van een
regeling betreffende den arbeidsduur in het wets
ontwerp wenscfnelijk is en of in het bijzonder
de voorgestelde regeling aanbeveling verdient,
openbaarde zich groot verschil van gevoelen.
Verschillende leden waren van oordeel, dat door
deze uitbreiding het w.o. niet heeft gewonnen,
en nog ingewikkelder is geworden, daar in slede
van twee, thans drie onderwerpen naar voren
treden: afschaffing van den Zondagsarbeid, af
schaffing van den nachtarbeid en beperking van
den arbeidsduur.
Door verschillende leden, werd aangedrongen
op voorlegging der rapporten omtrent de wer
king van overeenkomstige wetten ia het buiten
land. Dat zoo gewichtige bezwaren tegen de
voorgestelde regeling van den arbeidsduur zijn
gerezen, verklaarden verschillende leden fe meer
te betreuren, wijl zij vreesden, dat het tot stand
komen van de afschaffing van Zondags- cn
nachtarbeid, daardoor ernstig in gevaar zou wor
den gebracht en zij daarvoor in het bijzonder
groote sympathie gevoelden. Sommigen aarzelden
daarom niet den Minister te verzoeken om dc
regeling van den arbeidsduur weder uit liet
wetsontwerp te lichten om met afzonderlijke
voorstellen, dat punt betreffende, later terug te
komen.
Het aantal bezwaarschriften, zeiden anderen,
kan niet als maatstaf worden beschouwd van
hét gewicht der bedenkingen en men vertrouw
de, dat het den Minister niet moeilijk zal vallen
de aangevoerde bedenkingen te weerleggen.
Sommige leden sieiden met nadruk vast, dit
de houding, aangenomen t egenover de moties-
Aa'berse (van 1909, betreffende den 10 uren
dag) en TroelstraDc Klerk, geen Kamerlid
ook maar in het minst kan binden in zijn be
oordeeling van de thans voorgestelde regeling
betreffende den arbeidsduur. Het geldt thans
een stel concrete voorschriften, die behooren te
worden bezien in verba id met de feitelijke toe
standen en verhoudingen en het is geenszins
uitgesloten, dat dat onuitvoerbaar blijkt, wat
in a'gemeenen zin wenschelijk en uilvoerbaar
is genoemd.
Sommige leden oordeelden, dal eene bevre
digende regeling voor den arbeidsduur alleen
kan wiorden verkregen door, in plaats van het
aantal werkuren' per dag, dat per week aan
zekere grenzen te binden waardoor het bedrijf
de noodige vrijheid van beweging behoudt.
Hel terugnemen van de bepalingen betreffende
de bakkersraden werd door sommige leden be
treurd; al konden zij waardeering gevoelen voor
's Ministers verlangen ook op dat punt algemeen
over'eg tusschen Kamer en Regeering te bevor
deren, zoo waren zij toch van oordeel dat de
tegen die bepalingen aangevoerde bezwaren
schromelijk overdreven zijn geweest en dat zij
de kiem bevatten van een waardevol beginsel.
I11 het systeem van 's Ministers wetsvoordraeht
pasten die raden eigenaardig. Nu een regeling
van den arbeidsduur in het w. o. is opgeno
men mas er een reden te meer, volgens deze
leden, om de bakkersraden te behouden.
Vele andere leden juichten daarentegen de in
trekking der bovengenoemde bepalingen ten zeer
ste toe.
Naar aanleiding van het nieuwe beginsel daf
in het nader gewijzigd wetsontwerp is ingevoerd,
krachtens welks bepalingen de bakkersgezel, die
langer of op andere tijden dan in de artt. 12
e.v. omschreven, in de onderneming vverkzzaa^m
is, strafbaar zal zijn, werd door enkele leden,
onder herinnering aan de bezzwaren, die bij de
behandeling van de wijziging der Arbeidswet
reeds tegen een dergelijke bepaling gemaakt
werden, nader op dit punt teruggekomen. Het
Staatsgezag zal, zoo nierken wij o.a. op, voort
aan door zijne strafbepalingen de vrijheid van
de bakkersgezellen tot het uitoefenen van hun
beroep aan banden leggen. Dat meende men,
ging veel te ver.
Ten einde omtrent hunne gezindheid ten op
zichte van liet w.o. geen plaats van twijfel over
te laten, wenschten sommige leden nogmaafs
op beknopte wijze hunne bezwaren tegen het
oorspronkelijke w.o. in het licht te stellen, ver
meerderd met die, gericht tegen bepalingen wél
ke eerst bij de laatste wijziging in het w.o.
zijn opgenomen. Daarbij verklaarden meerdere
dezer leden, dat hunne bezwaren van zoo over
wegenden aard waren, dat zij, indien die niet
alsnog werden weggenomen, hun steun aan het
wetsontwerp niet zouden kunnen geven. Andere
wenschten zich hun stem nog voor te behou
den. Teil eerste werd detzerzijds betoogd, dat
het w. o. voor het groot bedrijf meer druk
kend is dan voor het klein bedrijf, een karak
tertrek, welke door de weder ingevoerde rege
ling van den arbeidsduur, in het bijzonder door
de bepalingen der artt. 12 en 13, nog stérker
is geworden.
Kroniek uit de zestiende eeuw.
door F. H.
0-
4.)
„Neen", zeidö hij, „gij waart niet alleen,
mijn kleine lammetjes. Gij herkent mij niet
maar ik ken u wel. De aardige Agnèle
heeft esn ellendigen geleider uitgekozen."
„Treurig" riep op fikschen toon die jonge
landbouwer. „Jij meent niet herkend tc wor
den, maar je vergist je, struikroover. Ik
was nog een kind toen ik je voor het eerst
zag in ons dorp Borderie, en ik heb je
heidensch uiterlijk nimmer vergeten. Jij lsei-
do van roof en je jaagde op de landgoederen
der heeren. Ik weet er alles van.... hj kadt
aan de galg moeten opgeknoopt worden;
maar 'i gelukte je uit je kerker te ontsnap
pen. 'tls zoo, ik herken je, Geffroi Martel,
maar ik hen niet bang yoor je."
„In dat geval, zou jij de eerste zijn, bra-
Ve jongen. Komaan, wéés niet weerspannig
laat mij dat bekoorlijk meisje, dat ik
mijn geest de eer heb toebedacht mijn
derte^ wordentot aan Raar huis getei-
Jou vrouw", schreeuwde Jean. „Sedert
v"cr vereenigt men de duif met den
„Sedert de gter de kracht heeft de duif
te ontvoeren."
Agnèle, van afschuw rillende, wendde
zich om, om in de.richting van Saint-Ju-
nien te vluchten. Dia donderende stem hield
haar evenwel op de plek terug en maakte
haar krachteloos.
Kalm en zijn ruwen tegenstander met een
onverschrokken blik metend, voegde Jean
hem met verontwaardiging toe:
,,'t Is mij niet bekend aan hoeveel mis
daden jij je-zelf. sedert je ontvluchting' hebt
schuldig gemaakt; maar wie je ook moogt
wezen: ik bevteel je ons werkelijk door te
laten gaan."
„Nietige aardworm", gaf Martel ten ant
woord, „weet dat ik „dienst genomen heb'
bij „de Vierduizend Duivels."
„Al waart ge nog talrijker, omkomen zult
ge allen..., want God zal met ons strij
dend
„IWelnu, we zullen zi|3n of Hij met jou
zal strijden."
Dit zeggende, haakte Geffroi Martel zijn
bijl af en zwaaide haar op vreeselijkc wijze
in het rond.
Jean Gautier had voorzien ilat hist .wa
pen van den bandiet niet werkeloos zou blij
ven hangen aan zijn gordel. .Hij hield zich
op ZÜn Roede, vertrouwende op de sterkte
van zijn stok en gereisd om al "de slagen jai'
te weren.
Agnèle, door ontsteltenis verbijsterd, piep
om liulp, eu de gevoollooze weerklank der
Druïdische gedenksteenen herhaalde haar
kreten, als eene van afschuwelijke spotter-
nij.
De twee mannen, in gebogen houding de
gelegenheid afwachtend om tot een treffen
te komen zagen elkaar aan met vasten en
b 1 iksemstralen-werp3te'en blik
Plotseling richtte Martel zijn arm naar
omhoog, terwijl hij aanstalten maakte om
zijn bijl op het hoofd van Gautier te doen
neerkomen....
Deze had zijn beweging vermoed. Hij kon
een slag, loodrecht op hem. neerkomend, niet
afweren; doch wat hem wel mogelijk was,
en wat hij met de snelheid des bliksems
deed, was het toebrengen van een stomp
met de vuist vlak in de holte van zijn y'ij-
ands Rorst.
De hevigheid van dezen stoot was zoo
danig, dat de bandiet acRterovler .op .den
rug werd geworpen len als het ware ziel
loos op de steenen van den weg liggen bleef...
De bijl was aan zijn machtelooze hand ont
snapt.
„Aan mij dat wapen, riep Jean uit'. „Kom',
kom, Agnèle."
„O, gij zijt mijn redder,"' fluisterde zij
met erkentelijkheid.
Hét was bijna donker toen' zij d© hut
van Nicolas bereikten.
„Ga naar binnen," sprak Jeah, „en vrees
niet in 't minst bevreesd. Ik ga mijn vrien
den waarschuwen, en ,wij zulten goed de
wacht bij u houden.'
„Ik ben gerust", antwoordde zij, „wijl gij
waakt.... Gij ziet", voegde zij Ier met een
taederen glimlach aan toe, „dat jk gelijk
had den bijstand van den H. Eutxopus in
te roepen. Hij heeft mij verhoord."'
Ui
.Verscheidene dagen waren voorbijgegaan
sedert den tocht naar Saint-Junien en wij
moeten op .onze schreden terugkeeren om
de merkbare ontevredenheid af te schilde
ren, welke dit voorval aan Nicolas Carral
veroorzaakt had. Bij zijn terugkoor uit het
veld, verwonderd zijn moest geliefkoosd meis
je niet aan te treffen, had hij weldra uit
Agnèle's mend zeiven do waarheid vernomen
Verre van getroffen te zijn over Jean Gau-
tigr's toewijding, was hij in jammerklach
ten uitgebarsten, dia wel een groot uur wer
den voortgezet. Zijn tinnen lepel stekende
in den grooten houten bale, welke zijn soep
bevatte, scheen hij zijn gewonen, eetlust te
vergeten om over de gebeurtenis van den
dag te zuchten.
Is 't niet verschrikkelijk. Zoo te gaan
landloopen als een Egyptische vrouw, in
gezelschap van dien jongen, welke beter had
gedaan bij zijn ploeg te blijven. De jonge
meisjes weten niet wat ze zich in het hoofd
zullen Ralen om de oude menschen te kwel
len. En dan, bij dit alles zullen we het mik
punt worden van de vijandschap der schel
men, 'die de landstreek verontrusten. Helaas,
we Rebben geen andere keuze te doen, dan
ons te Limoges in veiligheid te brengen.'
„(Waarde oom," bracht, Désirée hiertegen
in, „ik geloof, dat ge u-zelf te gauw ver
ontrust."
„Denk je", riep de grijsaard uit, „dat het
mij aan moed ontbreekt? Ik heb mijn be
wijzen geleverd in den slag van Fornaue,
onder onzen roemrijken Charles den acht
ste, en ik heb even hard verwondingen toe
gebracht, als een gendarme dit zou gedaan
hebben. Maar die tijden zijn voorbij; ik
ben pud, de avond des levens is yoor mij
aangebroken en ik heb alle reden om my
te verontrusten, wanneer ik verneem dal
men tegen ons al de makkers van Satanas
heeft losgelaten."
„Bedaar, als ik u bidden mag, mijn goe
de oom," sprak Agnèle meteen teedere stem...
Jawel, nu zal zij mij willen geruststellen,
zij, wier onvoorzichtigheid..... Luistert, hoort
ge dat op de markt de omroeper zijn hoorn
doet schallen? Er is voorzeker een tijding
den lieden van bet dorp af te kondigen.
De grijsaard had juist die woorden op een
toon van nieuwsgierigheid geuit toen de
klink van de deur werd omhoog geduwd.
Een jongmensch trad als vriend des hui
zes vastberaden naar binnen. Het- was met
Jean Gautier. Bij het zien van zijn persoon
liet Nicolas volkomen zijn voldoening piy-
„Ha, daar heb je mijn waarden Mare.
Goeden avond Mare. Heb je den omroeper
gehoord
Mare Guillot schreed naar voren en ging,
zonder plichtplegingen, bij de haardstede
plaats nemen, na, evenwel vooraf de twee
jonge meisjes met een neiging van liet hoofd
zijn eerbied betuigd te hebben.
„Bij den hemel,' antwoordde de houthak
ker, „ik heb hem gehoord en 't is niet om
er hij op te vroolijken. Al die mannen van
den landstreek zijn aangezegd, dat zij zich
moeten wapenen, zoo goed ais zij dit kun
nen en zich rondom het dorp in hinderlaag
moeten opstellen, met het doel de „Vierdui
zend Duivels te verdrijven, zoo zij het wa
gen aan dezen kant ons aan te vallen
(IWordt vervolgd.)