TWEEDE BLAD buitenland. De vierduizend duivels. Gegoten Huizen. Staten-Oeneraal. DONDERDAG 4 NIES I9!f. Gewisselde stukken. FEUILLETON'. NIEUWE HAARLE/ASCHE COURANT Tegenover de villa van den oud-burge- igemeester te Santpoort, twee minuten van liet station SantpoortMeerenberg, was het gisteren op een afgesloten bouwterrein een heel Amerikaansch gedoe. Men zou er niets meer en niets minder doen dan „huizen gieten" van gewapend be ton. Meer dan eens deden snorkende berich ten van gegoten huizen, in dagbladen en tijdschriften de rondte: huizen, die in één week gebouwd en na veertien dagen be woond werden, die uit één stuk gegoten werden en meer praetische waa.rde moesten hebben dan de uit steen opgetrokken wo ningen. Het liefst werd dezen gebouwen dan natuurlijk een plaats gegeven in Ameri ka. het land der onbegrensde onmogelijk heden: men las de berichten en.... haalde de schouders op. Toch was het geen zeldzaamheid meer, dat zelfs in ons Holland groote gebouwen, kerken, villa's e. a. uit gewapend beton wa ren opgetrokken, vooral in Amsterdam en Rotterdam, doch een groot bezwaar bleef steeds ondanks de enorme praetische voor- deelen, die aan het bouwen uit gewapend beton verbonden zijn die duurte van zulk een werk. De hooge kosten worden vooral veroor zaakt door de omslachtige werkwijze, welke men tot nu toe niet wist te vermijden, en die een zeer groot bedrag aan extra mate riaal en aan arbeidsloonen met zich brengt. Steeds moest met dure houten vormen bekistingen genaamd gewerkt worden, die dan later wederom werden weggebroken. Hierdoor bleef de toepassing van het nieu we bouwsysteem zeer beperkt. De ingenieurs G. E. Small, teen Amerikaan, en H. J. Harms Jr. een Hollander van ge boorte, hebben nu een systeem uitgevonden, dat het gewapend beton bij uitstek geschikt maakt voor het bouwen van goede en goed- koope woningen op groote schaal voor den minderen stand. Een andere ingenieur de heer H. Hana heeft het systeem met nieuwe denkbeelden vervolledigd. De bekende architect H. P. Berlage Nzn., voelde terstond zeer veel voor bet plan en van meerdere zijden ondervond men zulk een krachtige belangstelling, dat men be sloot in Holland voor dit doel een op zich zelf staande zaak te stichten, en de noodige gelden te verzamelen om een z.g. „proef huis" te „gieten". Dit proefhuis is gisteren te Santpoort ge goten. Als leiders van het wsrk fungeeren de heeren: H. J. Harms Jr., hiervoor expres- selijk uit Amerika, waar lxij onder leiding van Edison werkte, overgekomen en H. Ma- na, terwijl 'de architect H. P. Rerlage Nzn. als aesthetisch adviseur optreedt. Het proefhuis zal een arbeiderswoning worden, zooals wij gisteren reeds mededeel- 'deff. met gelijkvloers een woonkamer, keu ken, kast en w. c. terwijl ©en trap, eveneens in gewapend beton naar de eerste verdie ping voert, alwaar zich nog drie kamers, een balconnet-je, en wat bij een huis behoort bevinden. Het gewapend beton wordt in vormen ge goten, waarin van te voren de ijzeren sta ven, die de z.g. bewapening of versterking uitmaken, zijn aangebracht. Deze gietvormen bestaan uit kleine pla ten ijzer, die zoo aan elkaar gepast kunnen worden, dat daarmede allo vormen van woon huizen. op zoo grillige manier, als men ver kiest, kan verkregen worden. Het- voordeel van deze ijzeren vormen is natuurlijk. dat nadat een huis gegoten is, aeze weder af genomen worden en gebruikt kunnen^ wor den voor andere bouwenZoodat al zijn de vormen voor dit procédé zeer duur wij hoorden zeggen dat dit „proefhuis' het kar pitaaltje kost van f 30.000 de kosten, per huis omgeslagen, op den duur zeer gering zullen zijn Zoodoende, z©ggen de ondernc: mers, kan massa-bouw veel gaadkooper plaats hebben, dan tot nu toe het geval was. Van de voordeeten van bet gewapend beton zeggen de bouwers glechts dat het stei k is, geen reparatie vraagt, absoluut brand vrij, geen vocht doorlaat juist genoeg vocht opslorpt om de vertrekken droog te houden, en oen zeer slechte warmtegeleider is. Staat de vorm van het huis éénmaal, en kan men beginnen met de „specie er in te gieten, dan is het drogen daarvan, zoo dat de ijzeren beschutting zonder gevaar kan weggehaald worden, de kwestie van een Jag of ges, in den Zomer zelfs jnaar drie, en kan het huis na een dag of veertien be trokken worden. Door dit „proefhuis" te gieten hebben de Hollandsche zakeninenschen Holland, op wat men noemt, zijn breedst laten zien. [Wij hopen dat hun pogen met welslagen bekroond pioge worden. Regeeren met betoogingen. Aan eeu schrijven uit Portugal aan de Brusselsche „Patriote" ontleenen we het volgende: Sedert 5 October, het uitbreken van de re volutie is de bevolking der stad Lissabon met dertigduizend menschen verminderd. De middenstand klaagt steen en been, en tal van werkloozen trekken door de straten. De vrij metselaars blijven voortgaan met 't aanbie den van feestmalen aan ministers. De mi nister van Justitie wordt op straat soms na geschreeuwd: „Met diners kunt ge een volk niet regeeren." Laatst manifesteerde een me nigte tegen hem, dreigend vragend om brood, Voor alle antwoord reisde minister Costa naar Porto, waar de carbonnario's hem een nieuw feestmaal aanboden, Nu is hem, van wege het indienen der scheidingswet, weer „een grootsebe hulde" aangeboden door de vrijmetselaars. Bij die betooging zullen zich dan aansluiten verschillende autoriteiten, muziekgezelschappen, en zijn gewone lijftra wanten met lampions. Verder hebben order gekregen om aan deze betooging deel te ne men het muziekkorps van liet 5e regiment in fanterie en dat der artillerie. De republikein- selie garde zal den weg vrij houden. In oij- tocht wil men den minister voeren naar zijn huis in de Rue de Palmella. Met ziet net: de militaire muziekkorpsen krijgen „order' om aan de betooging deel te nemen. Straks heet het, dat „het Portugeesche volk" zich door deze opgeschroefde betooging te Lissa bon vóór de scheidingswet heeft verklaard. Intusschen organiseeren de geestelijken in heel het land een krachtig verzet. En te Ro me acht men de scheidingswet: onaanneme lijk. Wat vanzelf spreekt. Hoe kan een wet, door de vrijmetselarij ontworpen tegen de Kerk, door de Kerk worden aanvaard De gevolgen van onzin-leetuur. Een 12- jarige schooljongen te Köpenick, wiens hoofd totaal in de war was door de overdadige lec tuur van allerlei ril-, schiet- en bloedverha len, oefende zich dezer dagen in het revol- verschieten, door van het halkon van zijn ou derlijk huis in alle kalmte des gemoeds met een Tesching te schieten op de op de straat spelende kinderen. Hij trof een jongetje van vier en eeu meisje van drie jaar in de horst, en verwondde daarop nog een kameraadje zwaar aan het hoofd. Het gevaarlijke revol verkereltje zal zicli voor den rechter te ver antwoorden hehben. Tweehonderd menschen verbrand. Het was te Salumbre in Engelsch-Indië. Al tach tig jaren lang was daar telken jare het feest van Ramnavmi door 't dorpshoofd op groo te schaal gevierd. Op den laatsten dag van het feest zou door amateurs een Indisch too- neelstuk worden opgevoerd in de wada, een met teensen bevloerde ruimte die aan twee zijden door een hoogen steenen muur, aan cie beide andere zijden door huizen was ingeslo ten. I11 dezen muur was de hoofdingang, ter wijl twee kleinere uitgangen toegang gaven tot de omgelegen huizen. Voor de geestelijk heid was de ruimte gedekt met een soort alang-alang op latten, zoodat het auditorium tegen regen was beschermd. Toen nu de gas ten, ten getale van 1000 tot 1500, de ruimte hadden gevuld, werden de deuren van den hoofdingang gesloten met een sluitboom. Voor de verlichting dienden drie Kitseu- lampen. Toen de eene daarvan omstreeks middernacht uitging wilde een lampenist die weder vullen en aansteken, doch liij ging hierbij zoo onhandig te werk, dat tie olie vlam vatte, en het vuur zich plotseling aan het licht ontvlambare dak mededeelde. Een onbeschrijfelijk tooneel volgde hierop. In doodsangst drongen de lieden naar de uit gangen onder liet geroep van „agh laghli, nigha!" (brand, brand, laat ons er uit!) Binnen enkele minuten begon het brandende dak naar beneden te vallen onder de wanho pige menigte, die voor den gesloten hoofdin gang samen gepakt stond, waar dan ook de meeste Ijjken werden aangetroffen. Onder de slachtoffers bevonden zich de kinderen van den gastheer en diens broeder, die reeds in veiligheid zijnde, was teruggekeerd om te trachten de kleinen te redden. Dat er nog niet veel meer slachtoffers vielen dan 200, was te danken aan het feit, dat de meeste vrouwen onder de bezoekers zich bij de klei nere uitgangen bevonden en daardoor kon den ontsnappen. EERSTE KAMER. Berner Conventie. Eenige leden hebben in de afdeelingen be denkingen tegen liet wetsontwerp geoppperd. Dat aansluiting bij de Berner-conventie de wenseh is van een aanzienlijk deel des lands, werd door hen in twijfel getrokken. Dat thans de meerderheid tegen, omgeslagen zou zijn in een meerderheid vóór, werd betwijfeld, met het oog op de talrijke adressen van uit gevers, verzoekende niet-aanneming van het wetsontwerp. Bovendien werd de meening uit gesproken, dat er reeds hij sommige vroegere ijveraars voor aansluiting, eene kentering te bespeuren zou zijn. Het is meermalen ge bleken, dat de publieke opinie een andere is dan die der betrekkelijk zeer weinige persre dacteuren. Ook met het oog op het belang der Nederlandsc'ne letteren en de verhooging van het verstandelijk peil der natie, werd de be hoefte der aansluiting in twijfel getrokken. Gevraagd werd of ter bescherming van vreemdelingen aansluiting hij de Berner-Con- ventie noodig was. Men meende dat een bui- tenlandsch auteur, zijn rechten reeds vrijwel kan doen gelden onder bescherming der Ne- derlandsche wet op het auteursrecht. Waar om moest nu liier een andere weg ingeslagen worden dan die welke geopend is door de in het vorige jaar tot stand gekomen Octrooi- wet? Men achtte de conclusie niet ongegrond, dat het roepen van: het is zedelijke verplichting om zich bij de Berner Conventie aan te slui ten, eenigszins misleidend is en eigenlijk voortspruit uit comiuercieele overwegingen. Men meende, dat de belangen van Nederland geschaad zijn en dat het tractaat te ver gaat, door vertaling gelijk te stellen met het oor spronkelijk werk. Eveneens meende men, dat hef tractaat te ver ging 0m de opvoering ie verbieden van muzikale werken voor welker uitgave men betaald had. Men betreurde pok, dat onze diplomatie er niet in geslaagd is eenige contra-praestaties, vooral van de zijde van Frankrijk, voor ons land te verkrijgen. Sommige leden wenschten de regeering in overweging te geven de ratificatie van het tractaat niet te doen plaats hebben voordat onze auteurswet in overeenstemming daar mede zal zijn gewijzigd. Met klem werd op verdaging der invoering aangedrongen, ook in het belang van hen, die boeken vertaald hebben voor feuilletons in de couranten, wel ke uit den aard der zaak niet binnen een kor ten tijd geplaatst kunnen worden. Reorganisatie van het Land bouwonderwijs. Het afdeel!ngsverslag der Eerste Kamer is verschenen over het wetsontwerp betrekke lijk de reorganisatie van het landbouwonder wijs. Op verschillende gronden waren onder scheidene leden tegen het voorstel. Eenigen hadden ernstige bezwaren zoowel van finan- cieelen als van materieelcn aard. Bij begroo- tingspost zou een hoogst belangrijke hervor ming in ons onderwijs worden gebracht en incidenteel heslist, dat liet hooger onderwijs zal gereorganiseerd worden niet door het de partement, waartoe liet behoort, maar door liet departement van landbouw. Het gaat niet aa.11 door dat departement dit onderwijs in zijn geheel te doen desorganiseeren. Een groot bezwaar was het ook voor verschillende leden, dat geen rekening was gebonden mei liet rapport der Ineenscliakelings-commissie. In elk geval behoorde men te wachten op de in voorbereiding zijnde regeling van het hoo ger landbouwonderwijs. Andere leden plaatsten zich op meer op portunistisch standpunt. Zij achtten veran dering èn te Groningen èn te Wageningen urgent en de landbouw ziet met verlangen uit naar een nadere regeling van het land bouwonderwijs. Ook bet voornemen om de inrichtingen van het hoogere 1 a n db 0uw0nderwijs te Wage ningen uit te breiden, ontmoette bij vele leden ernstige bedenking- Zij konden niet toegeven, dat de hoogere landbouwschool te Wagenin gen moet blijven en juist de middelbare Ne- derlandsche en de koloniale school verplaatst moesten worden. Wanneer door de uitbrei ding der school te Wageningen moeilijkheden zijn ontstaan, dan dient de iater opgerichte hoogere landbouwschool naar elders, bijv. naar Groningen of Utrecht verplaatst te wor den. Voor hooger wetenschappelijk onderwijs is bovendien Wageningen niet de plaats, is het te klein, ligt het te veel geisoleerd. Te Delft is meer contact met de hoogleeraren te Leiden. Onder die omstandigheden dreigt een landbouwschool te Wageningen een cariea- tuur te worden van een hoogesehool. Ook omtrent de materieele redenen we gens de lokaliteiten is de vestiging te Wa geningen bedenkelijk. De kosten van plaat sing van de landbouwhoogeschool in een uni versiteitsstad zijn niet zoo groot als de minis ter beweert; want de daar bestaande labo ratoria kunnen worden gebruikt. Bij de tegenspraak, welke deze beschouwin gen ontmoetten, waren er leden, naar wier oordeel de school te Wageningen niet enkel de praetische vakschool kan blijven. Wanneer evenwel de landbouwhoogeschool te Wagenin gen zal zijn ingericht, dan zal, naar hun ge voelen, de Volksvertegenwoordiging geen nieuwe middelen toestaan voor 't oprichten van nog een landbouwhoogeschool in 'n uni- siteitsstad als Groningen of Utrecht, daar dit te hooge uitgaven zou vereisehen. Er waren er, die twijfelden of daaraan dan nog behoefte zal bestaan, ook omdat de noodige terreinen zonder bezwaar te Wageningen zijn te ver krijgen. Enkele leden meenden, dat er volstrekt geen bezwaar is de leerlingen uit de noordelijke provinciën iets verder van huis te doen gaan, nl. naar Wageningen, zoodat de vestiging van de middelbare school te Groningen niet noo dig zou zijn. De wensclielijkbeid van een opleidingsschool voor den kolonialen landbouw is, meende men, voor Indië zelf minstens even groot als voor het moederland. De voorkeur aan Deventer gegeven als zetel van die school werd door sommigen betreurd. Ware 't niet het meest wenschelijk die school te vestigen in een 6tad waar een hortus bota nicus bestaat, die gelegenheid geeft tot het aanschouwen van het kweekeil van Indische planten? Het afdcelingsverslag der Tweede Kamer inzake de ..Eakkerswei". Gepubliceerd is gisteren het nader afdelings verslag der Tweede Kamer betrekkelijk het wets ontwerp tot beperking van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbakkerijen e:i van den ar beidsduur van bakkersgezellen. Allerbe'angrijkst is dit verslag voor de gezind heid der Kamer tegenover dit ontwerp, en als zoodanig geven wij hier dan ook een uitvoerig uittreksel, waarin de opinies van beide kanten, voor en tegen, worden weergegeven. Vooreerst werd er door verscheidene leden de aandacht op gevestigd, dat h.i. door het nader gewijzigd wetsontwerp de verschillende gewieïh- tige bezwaren die tegen de bepalingen van het aanvankelijk ontwerp te berde zijn gebracht, niet zijn weggenomen. Alleen voor wat betreft de bepalingen betreffende de bakkersraden, heeft de Minister getracht aan die bezwaren tegemoet te komen, voor het overige wordt het oorspron kelijke ontwerp vrijwel gehandhaafd en strekt de Nota van Wijziging slechts 0111, naar de reeds eerder voorgestelde bepalingen, nieuwe voorschriften in de wetsvoordraeht in te voeren, van welke dc voornaamste zijn die betreffende de regeling van den arbeidsduur der gezellen, waarmede het eenzijdig karakter, dat in de oogen dezer leden het oorspronkelijke ontwerp reeds had, als beoogende bescherming der ar beiders in het broodbakkersbedrijf, zonider dat gelijktijdig in voldoende mate op de belangen van het bedrijf werd gelet, verscherpt is. Van een compromis tusschen de verschillende ziens wijzen, bij de debatten aan het licht getreden, waarop de liier aan het woord zijnde leden hadden gehoopt, is in dit nieuwe wetsvoorstel geen sprake. Men sprak daarover zijn ernstig leedwezen ul!. Betwijfeld werd (door sommigen) of de motie, den 2Sen October jl. door de Ka mer aangenomen, en waarbij de Minister uit- genoodigd wordt in verband met de desbetref fende amendementen (betreffende ©en regeling van den arbetidsduur) nader wijziging van het wetsontwerp te overwegen, door den Minister wel juist is opgevat. Tegen deze voorstelling kwamen echter ver scheidene leden met nadruk op. Uit de debatten bleek ten duidelijkste, dat de Minister onge neigd was zijn standpunt ten aanzien van den Zondags- en nachtarbeid ingenomen, prijs te geven en dat bet geenszins in de eenstemmige bedoeling der Kamer heeft gelegen hem uit te noodigen zich op dit punt nader tc beraden. De motie, zooals de Minister die verklaarde te verstaan en te aanvaarden, beoogde een aan vulling van het wetsontwerp in dien zin, dat daarin zou worden opgenomen eene regeling van den arbeidsduur, maar sprak zich over wij ziging der voorstellen betreffende Zondags- en nachtarbeid niet uit. Blijkens intrekking van de bepalingen betreffende de bakkersraden, hoeft de Minister niet geschroomd het w.o. tevens op andere punten te herzien, onder welke echter niet een wijziging van de bepalingen betreffende Zondags- en nachtarbeid viel. Betreffende de vraag, of opneming van een regeling betreffende den arbeidsduur in het wets ontwerp wenscfnelijk is en of in het bijzonder de voorgestelde regeling aanbeveling verdient, openbaarde zich groot verschil van gevoelen. Verschillende leden waren van oordeel, dat door deze uitbreiding het w.o. niet heeft gewonnen, en nog ingewikkelder is geworden, daar in slede van twee, thans drie onderwerpen naar voren treden: afschaffing van den Zondagsarbeid, af schaffing van den nachtarbeid en beperking van den arbeidsduur. Door verschillende leden, werd aangedrongen op voorlegging der rapporten omtrent de wer king van overeenkomstige wetten ia het buiten land. Dat zoo gewichtige bezwaren tegen de voorgestelde regeling van den arbeidsduur zijn gerezen, verklaarden verschillende leden fe meer te betreuren, wijl zij vreesden, dat het tot stand komen van de afschaffing van Zondags- cn nachtarbeid, daardoor ernstig in gevaar zou wor den gebracht en zij daarvoor in het bijzonder groote sympathie gevoelden. Sommigen aarzelden daarom niet den Minister te verzoeken om dc regeling van den arbeidsduur weder uit liet wetsontwerp te lichten om met afzonderlijke voorstellen, dat punt betreffende, later terug te komen. Het aantal bezwaarschriften, zeiden anderen, kan niet als maatstaf worden beschouwd van hét gewicht der bedenkingen en men vertrouw de, dat het den Minister niet moeilijk zal vallen de aangevoerde bedenkingen te weerleggen. Sommige leden sieiden met nadruk vast, dit de houding, aangenomen t egenover de moties- Aa'berse (van 1909, betreffende den 10 uren dag) en TroelstraDc Klerk, geen Kamerlid ook maar in het minst kan binden in zijn be oordeeling van de thans voorgestelde regeling betreffende den arbeidsduur. Het geldt thans een stel concrete voorschriften, die behooren te worden bezien in verba id met de feitelijke toe standen en verhoudingen en het is geenszins uitgesloten, dat dat onuitvoerbaar blijkt, wat in a'gemeenen zin wenschelijk en uilvoerbaar is genoemd. Sommige leden oordeelden, dal eene bevre digende regeling voor den arbeidsduur alleen kan wiorden verkregen door, in plaats van het aantal werkuren' per dag, dat per week aan zekere grenzen te binden waardoor het bedrijf de noodige vrijheid van beweging behoudt. Hel terugnemen van de bepalingen betreffende de bakkersraden werd door sommige leden be treurd; al konden zij waardeering gevoelen voor 's Ministers verlangen ook op dat punt algemeen over'eg tusschen Kamer en Regeering te bevor deren, zoo waren zij toch van oordeel dat de tegen die bepalingen aangevoerde bezwaren schromelijk overdreven zijn geweest en dat zij de kiem bevatten van een waardevol beginsel. I11 het systeem van 's Ministers wetsvoordraeht pasten die raden eigenaardig. Nu een regeling van den arbeidsduur in het w. o. is opgeno men mas er een reden te meer, volgens deze leden, om de bakkersraden te behouden. Vele andere leden juichten daarentegen de in trekking der bovengenoemde bepalingen ten zeer ste toe. Naar aanleiding van het nieuwe beginsel daf in het nader gewijzigd wetsontwerp is ingevoerd, krachtens welks bepalingen de bakkersgezel, die langer of op andere tijden dan in de artt. 12 e.v. omschreven, in de onderneming vverkzzaa^m is, strafbaar zal zijn, werd door enkele leden, onder herinnering aan de bezzwaren, die bij de behandeling van de wijziging der Arbeidswet reeds tegen een dergelijke bepaling gemaakt werden, nader op dit punt teruggekomen. Het Staatsgezag zal, zoo nierken wij o.a. op, voort aan door zijne strafbepalingen de vrijheid van de bakkersgezellen tot het uitoefenen van hun beroep aan banden leggen. Dat meende men, ging veel te ver. Ten einde omtrent hunne gezindheid ten op zichte van liet w.o. geen plaats van twijfel over te laten, wenschten sommige leden nogmaafs op beknopte wijze hunne bezwaren tegen het oorspronkelijke w.o. in het licht te stellen, ver meerderd met die, gericht tegen bepalingen wél ke eerst bij de laatste wijziging in het w.o. zijn opgenomen. Daarbij verklaarden meerdere dezer leden, dat hunne bezwaren van zoo over wegenden aard waren, dat zij, indien die niet alsnog werden weggenomen, hun steun aan het wetsontwerp niet zouden kunnen geven. Andere wenschten zich hun stem nog voor te behou den. Teil eerste werd detzerzijds betoogd, dat het w. o. voor het groot bedrijf meer druk kend is dan voor het klein bedrijf, een karak tertrek, welke door de weder ingevoerde rege ling van den arbeidsduur, in het bijzonder door de bepalingen der artt. 12 en 13, nog stérker is geworden. Kroniek uit de zestiende eeuw. door F. H. 0- 4.) „Neen", zeidö hij, „gij waart niet alleen, mijn kleine lammetjes. Gij herkent mij niet maar ik ken u wel. De aardige Agnèle heeft esn ellendigen geleider uitgekozen." „Treurig" riep op fikschen toon die jonge landbouwer. „Jij meent niet herkend tc wor den, maar je vergist je, struikroover. Ik was nog een kind toen ik je voor het eerst zag in ons dorp Borderie, en ik heb je heidensch uiterlijk nimmer vergeten. Jij lsei- do van roof en je jaagde op de landgoederen der heeren. Ik weet er alles van.... hj kadt aan de galg moeten opgeknoopt worden; maar 'i gelukte je uit je kerker te ontsnap pen. 'tls zoo, ik herken je, Geffroi Martel, maar ik hen niet bang yoor je." „In dat geval, zou jij de eerste zijn, bra- Ve jongen. Komaan, wéés niet weerspannig laat mij dat bekoorlijk meisje, dat ik mijn geest de eer heb toebedacht mijn derte^ wordentot aan Raar huis getei- Jou vrouw", schreeuwde Jean. „Sedert v"cr vereenigt men de duif met den „Sedert de gter de kracht heeft de duif te ontvoeren." Agnèle, van afschuw rillende, wendde zich om, om in de.richting van Saint-Ju- nien te vluchten. Dia donderende stem hield haar evenwel op de plek terug en maakte haar krachteloos. Kalm en zijn ruwen tegenstander met een onverschrokken blik metend, voegde Jean hem met verontwaardiging toe: ,,'t Is mij niet bekend aan hoeveel mis daden jij je-zelf. sedert je ontvluchting' hebt schuldig gemaakt; maar wie je ook moogt wezen: ik bevteel je ons werkelijk door te laten gaan." „Nietige aardworm", gaf Martel ten ant woord, „weet dat ik „dienst genomen heb' bij „de Vierduizend Duivels." „Al waart ge nog talrijker, omkomen zult ge allen..., want God zal met ons strij dend „IWelnu, we zullen zi|3n of Hij met jou zal strijden." Dit zeggende, haakte Geffroi Martel zijn bijl af en zwaaide haar op vreeselijkc wijze in het rond. Jean Gautier had voorzien ilat hist .wa pen van den bandiet niet werkeloos zou blij ven hangen aan zijn gordel. .Hij hield zich op ZÜn Roede, vertrouwende op de sterkte van zijn stok en gereisd om al "de slagen jai' te weren. Agnèle, door ontsteltenis verbijsterd, piep om liulp, eu de gevoollooze weerklank der Druïdische gedenksteenen herhaalde haar kreten, als eene van afschuwelijke spotter- nij. De twee mannen, in gebogen houding de gelegenheid afwachtend om tot een treffen te komen zagen elkaar aan met vasten en b 1 iksemstralen-werp3te'en blik Plotseling richtte Martel zijn arm naar omhoog, terwijl hij aanstalten maakte om zijn bijl op het hoofd van Gautier te doen neerkomen.... Deze had zijn beweging vermoed. Hij kon een slag, loodrecht op hem. neerkomend, niet afweren; doch wat hem wel mogelijk was, en wat hij met de snelheid des bliksems deed, was het toebrengen van een stomp met de vuist vlak in de holte van zijn y'ij- ands Rorst. De hevigheid van dezen stoot was zoo danig, dat de bandiet acRterovler .op .den rug werd geworpen len als het ware ziel loos op de steenen van den weg liggen bleef... De bijl was aan zijn machtelooze hand ont snapt. „Aan mij dat wapen, riep Jean uit'. „Kom', kom, Agnèle." „O, gij zijt mijn redder,"' fluisterde zij met erkentelijkheid. Hét was bijna donker toen' zij d© hut van Nicolas bereikten. „Ga naar binnen," sprak Jeah, „en vrees niet in 't minst bevreesd. Ik ga mijn vrien den waarschuwen, en ,wij zulten goed de wacht bij u houden.' „Ik ben gerust", antwoordde zij, „wijl gij waakt.... Gij ziet", voegde zij Ier met een taederen glimlach aan toe, „dat jk gelijk had den bijstand van den H. Eutxopus in te roepen. Hij heeft mij verhoord."' Ui .Verscheidene dagen waren voorbijgegaan sedert den tocht naar Saint-Junien en wij moeten op .onze schreden terugkeeren om de merkbare ontevredenheid af te schilde ren, welke dit voorval aan Nicolas Carral veroorzaakt had. Bij zijn terugkoor uit het veld, verwonderd zijn moest geliefkoosd meis je niet aan te treffen, had hij weldra uit Agnèle's mend zeiven do waarheid vernomen Verre van getroffen te zijn over Jean Gau- tigr's toewijding, was hij in jammerklach ten uitgebarsten, dia wel een groot uur wer den voortgezet. Zijn tinnen lepel stekende in den grooten houten bale, welke zijn soep bevatte, scheen hij zijn gewonen, eetlust te vergeten om over de gebeurtenis van den dag te zuchten. Is 't niet verschrikkelijk. Zoo te gaan landloopen als een Egyptische vrouw, in gezelschap van dien jongen, welke beter had gedaan bij zijn ploeg te blijven. De jonge meisjes weten niet wat ze zich in het hoofd zullen Ralen om de oude menschen te kwel len. En dan, bij dit alles zullen we het mik punt worden van de vijandschap der schel men, 'die de landstreek verontrusten. Helaas, we Rebben geen andere keuze te doen, dan ons te Limoges in veiligheid te brengen.' „(Waarde oom," bracht, Désirée hiertegen in, „ik geloof, dat ge u-zelf te gauw ver ontrust." „Denk je", riep de grijsaard uit, „dat het mij aan moed ontbreekt? Ik heb mijn be wijzen geleverd in den slag van Fornaue, onder onzen roemrijken Charles den acht ste, en ik heb even hard verwondingen toe gebracht, als een gendarme dit zou gedaan hebben. Maar die tijden zijn voorbij; ik ben pud, de avond des levens is yoor mij aangebroken en ik heb alle reden om my te verontrusten, wanneer ik verneem dal men tegen ons al de makkers van Satanas heeft losgelaten." „Bedaar, als ik u bidden mag, mijn goe de oom," sprak Agnèle meteen teedere stem... Jawel, nu zal zij mij willen geruststellen, zij, wier onvoorzichtigheid..... Luistert, hoort ge dat op de markt de omroeper zijn hoorn doet schallen? Er is voorzeker een tijding den lieden van bet dorp af te kondigen. De grijsaard had juist die woorden op een toon van nieuwsgierigheid geuit toen de klink van de deur werd omhoog geduwd. Een jongmensch trad als vriend des hui zes vastberaden naar binnen. Het- was met Jean Gautier. Bij het zien van zijn persoon liet Nicolas volkomen zijn voldoening piy- „Ha, daar heb je mijn waarden Mare. Goeden avond Mare. Heb je den omroeper gehoord Mare Guillot schreed naar voren en ging, zonder plichtplegingen, bij de haardstede plaats nemen, na, evenwel vooraf de twee jonge meisjes met een neiging van liet hoofd zijn eerbied betuigd te hebben. „Bij den hemel,' antwoordde de houthak ker, „ik heb hem gehoord en 't is niet om er hij op te vroolijken. Al die mannen van den landstreek zijn aangezegd, dat zij zich moeten wapenen, zoo goed ais zij dit kun nen en zich rondom het dorp in hinderlaag moeten opstellen, met het doel de „Vierdui zend Duivels te verdrijven, zoo zij het wa gen aan dezen kant ons aan te vallen (IWordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5