TWEEDE BLAD
Het geheim van den
Meeuwentoren.
Socialistische eigenwaan.
Staters Generaal.
Sport en Wedstrijden
Beursbericht.
feuilleton.
Rechtszaken
OÜE3SDAG 30 IVIES 1911.
'Men kan het in den laatsten tijd, met al het
geschetter dat de socialisten laten hooren om
hun kiesrecht-petitionnement toch maar op
'te hemelen, herhaaldelijk hooren, dat ze
enorm büi zijn, wanneer ze een Roomscnen
arbeider hebben weten om te praten, en z n
'handteekening op hun reclamepapier ije krij-
g6ü!
Van die enkele Roomschen, die teekenden,
van die vrouwen zelfs, die zich door de
mooie praatjes van den een of anderen soci-
listischen propagandist hebben laten overha
len maakt men aan den rooden kant
een spektakel, alsof heel de katholieke
maatschappij, plus alle katholieke yolksver-
eenigingen, morgen aan den dag uit elkaar
zouden vallen
Wij kunnen aan de socialisten tut kabaai
graag vergeven; met een verwijzing naar liet
spreekwoord: „het zijn de slechtste vruchten
niet, waaraan de wespen knagen", mag weer
uit 'het socialistisch gejuich worden gecon
stateerd, dat de katholieken, en de Roomsche
arbeiders vooral, de grootste en machtigste
phalanx vormen tegen de omverwerpers der
maatschappij, en die conclusie is volko
men juist.
Laat dus de socialisten gerust juichen om
enkele zwakkelingen, om eenige tegen hun
spitvondigheden volkomen ontoegeruste vrou
wen van Roomsche arbeiders, die ze hebben
omgepraat om (zonder dat de stumperde het
bevroeden) als reclame te dienen voor de S.
D. A. P.! Ze toonen daardoor hun besef van
gji vrees voor de onwrikbare kracht, waar-
mee het Katholicisme en de Roomsche arbei
dersbeweging het socialisme bestrijdt.
Maar toch is het wel opmerkenswaardig, te
zien met hoeveel brutalen eigenwaan, bespot
telijke zelfoverschatting en ridicule verblind
heid jegens den tegenstander, de socialisten
op die enkele omgeprate zieltjes tstofl'en!
Men kan het in hun blaadjes herhaaldelijk
lezen: de roode propagandisten vinden hij Cle
„bewuste," dat is de socialistische broeders,
een wereld van sociale kennis, maar als ze
bij een Katholiek of een Christelijke komen,
staan ze versteld over de „domheid," die ze
bij deze hooren!
Van sociale dingen weten ze niets, van
politiek hebben ze absoluut geen kaas gege
ten, en wat kiesrecht of iets van dezen
aard aangaat, daarover zijn die Roomsche
arbeiders volkomen onkundig.
Ja, echte dompers!
Als oorzaak van die „domheid," heet het
Volgens de socialistische wijzen, dat de Room
sche arbeiders niet of niet voldoende worden
ingelicht, dat ze opzettelijk dom worden
gehouden, dat ze „eenzijdig" worden voor
gelicht door hun pers!
En dan is natuurlijk het slot van dit ver
makelijk staaltje van zelfoverschatting: „als
ge wèl Op de hoogte wilt komen, en niet een
zijdig wilt worden voorgelicht, abonneert u
op.... „Het Volk" of een ander socialistisch
blaadje."
Nu willen wij geen woord verspillen, om
aan te toonen, dat geen enkel Nederlandsch
'orgaan eenzijdiger is, dat er in geen enkel
blad zoo fel en voortdurend in allen vorm en
in alle rubrieken, de partijzucht en de partü-
propaganda aan het woord is, als in „Het
Volk".
Dat zon wezen het rameien van een open
staande poort.
Geen sterveling, die niet weet dat behoorlijke
inlichtingen omtrent de bedoelingen en de
opinies van de niet-socialisten in „Het Volk"
en trouwensin al de socialistische blaadjes
nooit wordt gevonden. Om van waardee
ring van anderer oprechte meening niet eens
"tc spreken.
Doch we willen vragen: is het niet buiten
alle perken grof, en geeft het niet duidelijk
aan hoe zelfverblind de roode heeren zijn, als
zij zeggen dat de katholieke arbeider over
het algemeen „dom" en „eenzijdig ingelicht"
is?
De frissche, voortdurend-werkzame Room
sche arbeidersbeweging, die zich in den lande
zoo krachtig uit, wordt door deze heeren een
voudig genegeerd....
De talrijke sociale cursussen, de verschil
lende verdienstelijke arbeiders-raadsleden op
'.verschillende plaatsen, het wakkere en be-
yuste medeleven der katholieke arbeidersbe
weging met de politieke en sociale beweging
in ons vaderland, dat alles is den socialis
ten opeens geheel onbekend
Van den opvoedenden arbeid der Roomsche
yakvereenigingen, van den invloed die daar
van uitgaat tegenover het voor maatschappij
en individu verderfelijke streven der socia
listische leer, weten die zelfverblinde volks
voorlichters, dieallééndewijsheid in pacht
hebben, blijkbaar niets!
Ze hebben de kennis, de onpartijdigheid,
den veelzijdigen blik op de dingen, zélf in
pacht, en de Katholieken zijn dom, he
krompen, eenzijdig, verkeerd-ingelieht
Dat praatje vertellen ze in hun blaadjes
zoo vaak, tot ze het zoowaar zélf gaan geloo-
V6H.
Het' is niet om hen van dat zelfoverschat-
tend', ridicuul geloof te genezen, dat we dit
schrijven.
Maar wel, om onzen vrienden erop te wij
zen, dat ze zich door dezen eigenwaan en be
spottelijke zelfgenoegzaamheid der socialisten
toch nooit laten overbluffen! De Roomsche
Pers, die niet voor de arbeiders-alleen, maar
voor alle Katholieken is, de Roomsche vak-
vereenigingen, de sociale ontwikkelings
cursussen, de vergaderingen en debat
avonden, de vakbladen en de omgang met
hun vrienden, al deze factoren werken sa
men om den Roomschen arbeider zelfbewust
te maken en krachtig in den strijd tegen het
socialisme.
En het succesje dat de een of andere gladde
tong van een rooden propagandist hier of el
ders mag behalen, zinkt in het niet tegenover
de geweldige kracht van de goedgeorgani
seerde, in den strijd zoowel practisch als the
oretisch goed- onderlegde Roomsche arbei
dersbeweging!
Dat moesten de zelfvoldane roode propa-
zijdig" als ze immers zijn, hun genooten be
kennen!
Gewisselde stukken.
MILITIEWET.
Het eerste gedeelte van het afdeelingsver-
slag over het wetsontwerp Militiewet hou
dende regeling van de verplichtingen ten
aanzien van de militie, is gewijd aan de be
spreking van het militair beleid van het Ka
binet.
Sommige leden hadden daarvan een ongun-
stigen indruk. De arbeid van het Kabinet
om de beweerde desorganisatie op militair
gebied te hervormen, had slechts teleurstel
ling gehaard. Alegmeen is de meening dat
hierdoor de weerkracht van het leger belang
rijk is geschaad. De verbetering der kust
verdediging heette onverwijld noodig tot
meerdere bevestiging van de doode weermid
delen en spoedig daarna bleek dat de Regee
ring op spoedige behandeling van dat zoo
urgente ontwerp geen prijs meer stelde.
Wat het Militieontwerp betreft, was de In
druk hij vele leden gunstig, al was er een
groep die gewenscht had dat de Minister
doortastender zou te werk zijn gegaan in cle
richting in het advies van den Raad van
Defensie aangegeven.
Bij de behandeling van de hoofdpunten van
het wetsontwerp kwamen in de eerste plaats
ter sprake het contingent, de diensttijd en
de afschaffing der loten. Uit de breedvoerige
beschouwingen daarover gevoerd blijkt o.a.
dat zeer vele leden het voorstel tot verhoo
ging van het contingent met instemming
hebben begroet. Er waren er voorstanders
van lotelingen-uitbreiding dit het betreurden
dat de Regeering is gezwicht voor de actie
tot afschaffing der vierde herhalingsoefe
ning, welke zij een hooge afkeurenswaardige
maatregel achtten, ook omdat h. i. aan ver
korting van den diensttijd geen wezenlijke
behoefte bestaat. Deze leden wilden contin
gentsuitbreiding alleen als een stap naar de
invoering van algemeene dienstplicht waar
van zij zich warme voorstanders verklaar
den.
Vele leden verklaarden dan ook met leed
wezen te hebben gezien dat de eontingents-
verhooging niet zal gepaard gaan met af
schaffing der loting, waardoor het beginsel
schaffing der loting, waardoor het he
den aanvaard. Voorshands althans meende
men dat bij een contingent van 23000 man een
loting overbodig is, althans gemakkelijk
overbodig kan worden gemaakt, indien men
maar overging tot verscherping van de keu
ring, die ook uit andere hoofde aanbeveling
verdient.
Verscheidene leden betreurden ten zeerste
de afschaffing van de derde herhalingsoefe
ning voor de onbereden en van de tweede
herhalingsoefeningen voor de bereden wape
nen, voor de pantserfort-artillerie en voor
„bijzondere categorieën", voorgesteld in ver
hand met de uitbreiding van het contingent,
omdat dit aangaat tegen de richting van een
volksleger.
Wat de eerste oefening betreft, werd van
de eene zijde door verscheidene leden tegen
de regeling van dit punt nog al bezwaar ge
maakt, meer bepaaldelijk omdat het w. o. ten
deze te groote verscheidenheid vertoont
waardoor ongelijke druk ontstaat. Ten op
zichte van het wapen der infanterie verklaar
den verscheidene leden, in overeenstemming
met den Raad van Defensie, dat, als regel,
met den eerste-oefeningstijd van minder dan
12 maanden niet kan worden volstaan. Vele
leden daarentegen schaarden zich aan de zij
de van den Minister die, h. i. terecht, zich
verzet had tegen den weinig logischen
wensch van den Raad van Defensie. Een deel
dezer leden oordeelde het juist, dat de Minis
ter een eerste-oefeningstijd van 8 K maand
als regel had voorgesteld. Bij hen sloten zich
andere leden aan die hij verschil van ge
voelen tusschen de deskundigen op dil punt
liefst den Minister maar volgden. Zij herie
pen zich daarbij op Minister Staal en ande
ren en wilden de 814 niaandsch-oefening, om
dat, wordt een 12 maandsche eerste oefening
ingediend, het gevaar te grooter wordt, dat,
wanneer een andere politieke richting aan
het bewind komt, wederom verandering in
den regel zal worden aangebracht.
Het denkbeeld _van verkorting van een
eersten oefeningstij d na lichamelijke voorge-
oefendheid tot 6L maand had de instemming
van vele leden, doch verscheidenen verwach
ten daarvan in de practijk weinig, terwijl
naar de meening van verscheidene leden, de
eischen, in het hij w. o. gevoegde programma
voor de vooroefening gesteld, veel te zwaar
zijn.
Tegenover hen die de afschaffing van de
vier-maanders betreurden, werd die maatre
gel door velen toegejuicht.
De opkomst in twee ploegen gaf mede tot
uiteenloopende beschouwingen aanleiding.
Het vond waardeering dat de Minister cle
regeling zoo maakt, dat verschillende bezwa
ren aan dat stelsel verbonden, worden getem
perd, terwijl andere leden in de handhaving
van het tweeploegenstelsel in de eerste plaats
zagen een zekere continuiteit in legervor
ming, die zij toejuichten.
Het nut van de uitbreiding van het regi
ment infanterie, dat voortaan in vredestijd
niet nit 4 maar nit 5 bataljons van 4 com
pagnieën zal bestaan van welke het 5de zal
worden gerecruteerd uit de in den zomer op
gekomen ploeg (de eenige verandering in de
bestaande organisatie), werd in de afdeelln-
gen vrijwel betwijfeld. Sommige leden vroe
gen of de organisatie hij deze gelegenheid
niet ingrijpender behoorde te worden herzien.
Verschillende leden verklaarden met vol
doening te hebben gezien, dat de Minister
de reserve-kader wenscht te verkrijgen, mits
men tevens zorge de middelen te gebruiken
die het reserve-kader tot bloei kunnen bren
gen. Anderen wenschten liever één opleiding
voer verlofsofficieren, n.]. de opleiding bij de
militie. Dat voor het betrekken van de noo-
dige officieren uit de militie kaderplicht
wordt ingevoerd, vond bij vele leden instem
ming, waartegenover anderen hunne bezwa
ren inbrachten tegen hetgeen zij dienstver-
zwaring noemden. Sommige leden waren van
oordeel, dat de kaderplicht strenger moet
worden toegepast dan in het ontwerp wordt
voorgesteld, hetgeen zij een halfslachtig stel
sel noemden. Naar de meening van sommige
leden is de ontworpen regeling voor hen, die
zich niet vrijwillig opgeven voor de officiers
opleiding al te bezwarend en zal zij in som
mige opzichten ook onbillijk werken.
Van het w. o. schijnt een der hoofdbegin
selen, dat van elke lichting een zeker aantal
manschappen, ten hoogste 1500 zullen worden
aangewezen als militaire werkers, om gedu
rende een diensttijd van 14!4 maand schier
uitsluitend te worden belast met het werk-
diensten. Tegenover een aantal leden die
zich ingenomen verklaarden met dit denk
beeld stonden er velen die daartegen zeer ern
stige bezwaren hadden, m ieder geval tegen
de wijze waarop de Regeering zich de uitwer
king van het denkbeeld heeft gedacht en
waarbij men zich een klasse-scheiding voor
stelde die, evenals de vrijstelling der kost
winners volgens verschillende leden onmoge
lijk geacht kan worden van dezen tijd te zijn.
De groote uitbreiding, welke de Minister
voorstelt te geven aan de bepalingen betref
fende de vrijstelling van kostwinners door
onder dien term te begrijpen wiens verblijf
onder de wapenen een tekort aan inkomsten
zou doen ontstaan in het gezin, waartoe hij
behoort of waarin hij is opgenomen of wel
hij hem aanverwante personen, ontmoette
groot bezwaar nit een oogpunt van legerbe
lang wegens het niet benutten van zoovele
personen voor de landverdediging en omdat
zulk een regeling in strijd zou zijn met de
ontwikkeling van ons legerstelsel in de rich
ting van den algemeenen dienstplicht en
vooral met het beginsel van gelijkheid der
burgers voor de wet. Ook vreesde men de-
moraliseerende werking van deze bepaling.
Vrij algemeen werd het stelsel van voor-
keuring, dat in het wetsontwerp is neerge
legd toegejuicht.
Voor het invoeren van een weerhelasting
werd door sommigen gepleit, terwijl anderen
zulk een belasting bestreden.
De berekening door den Minister van de
jaarlijks terugkeerende kosten werd vrij al
gemeen te optimistisch geoordeeld.
Het beginsel dat elke lichting zooveel ster
ker zal zijn dan 23,000 man als er op 1 Sep
tember lotelingen ontbraken aan de vorige
lichting, had veler instemming.
Terwijl sommigen een nauwer verhand
wenschten tusschen reservekader en militie-
dienst kwamen anderen tegen dit denkbeeld
op.
De vrijstelling wegens broederdienst oor
deelden enkele leden niet voldoende gegrond
en zij wensehen die reden van vrijstelling uit
de wet te lichten, terwijl anderen verklaar
den niet gaarne daartoe te zullen medewer
ken. Er waren leden die vrijstelling wegens
het bekleeden van of opgeleid worden tot een
geestelijk of godsdienstig menschlievend
ambt geheel wenschten af te schaffen, waar
tegenover anderend waarschuwend wezen op
de moeilijkheden in 1901 hieromtrent gerezen.
Aan het verslag is toegevoegd eene nota
van den heer Middelberg die daarin de vraag
stelt of nog reeds in het voorliggend wets
ontwerp voor de openbare behandeling ecu
bepaling zou kunnen worden opgenomen
waarin het beginsel eener weerhelasting ver
vat is. Misschien zegt de heer Middelberg
heeft het zijn nut deze zaak hij de verdere
behandeling dezer Militiewet niet ter loops
te behandelen, maar een weerhelasting ge
heel onafhankelijk van deze Militiewet toe
gezegd te krijgen. Van het antwoord des Mi
nisters hieromtrent zal afhangen of de heer
Middelberg een voorstel zal doen om het
oordeel der Kamer uit te lokken ten opzichte
der principieele vraag of het invoeren eener
weerhelasting wenschelijk is.
DE DOODENLIJST.
[Wjeder'om wordt tie droeve doodenlijst aan
gevuld' vh,n 'slachtoffers der gevaarlijke
vliegkunst. 'r
E|en' Reuter-telegra.m 'uit Londen meldt,
dat een jonge leerling-vlieger, Benson ge
naamd', die in het vliegkamp te Hendon
hiet vliegen leerde, bij een vlucht met een
m.onopla.n is gevallen en gedood.
Uit Boekarest wordt gemeld, dat daar
dé Fr'ansciie vlieger ViaJard bij een val met
zijn vliegtuig is verongelukt.
VAN ELDERS.
FAILLISSEMENTEN,
Failliet verklaard.
19. Mei P. Kugel, aannemer, te Termunterzijl.
C. J. C. van Maaren, sigarenhandelaar en
fehrikant, te Utrecht, Van den Bosehslraat 30.
Geëindigd door het verbindend worden der
uitdeelingslijst het faillissement van M. Sand-
mann, vroegerh andelaar in gedistilleerd, te Rot
terdam, H. S. J. Zielhorst, te Ro tier daan. IJ.
van. der Wal, reiziger, te Leeuwarden en H. J.
Prijs, schoenmaker te Hilversum.
Opgeheven het faillissement van D. W. Seyn,
zonder beroep, .te 's-Gravenhage, 8 Jan vanRie-
bëekstriat, O. E. Tulleken, te Amsterdam en
A. Gartens, te Leiden, Korte Mare
IHG
®§aDEH.
Voor den inhoud dezer rubriek stelt de
Redactie zich niet aansprakelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de copy den inzender niet
teruggegeven.
'Mijnheer de Hoofdredacteur
Verz'oeke beleefd een klein plaiatsje vpor
een kort antwoord o.p het ingezonden stukje
Van den Zereerw. Heer Q. Floor, in uw. num
mer vain 27 Mei Ll.:
Gaarne beken ik mij in 't getal nalatige
E. K. kiezers vergist te hebben, al gaf
„Kennemerland" hetzelfde getal eveneens op
in zijn nummer van 24 Mei.
Had ik gezegd: „eenige tientallen E. K.
kiezers zijn thuis gebleven" dan had nie-
mland er aanmerking op kunnen maken.
Doch daarover ging en gaat het niet. Ik
wilde niet wijzen op de sloffigheid der kie
zers, m'aar wel op de onrechvaardige, zeer
afkeuringswaardige daden, die er in die week
gepleegd zijn. Ik trachtte de lezers te over
tuigen, dat 2 stemmen meer J. de Boer nog
niet in den Baad hadden gebracht, veronder
steld dat beide benadeelden op P. d. Bie
hebben gestemd, wat niet bewezen is ep.
niet bewezen kan worden.
Had J. de Boer 2 stemmen meer en P.
de ,Bie 2 stemmen minder gehad, dan zou
elk .er 168 hebben verkregen en de oudste
kandidaat, dait is P. de Bie, toch gekozen
zijn. .ZEicrw. zal het echter wel met mij
eens zijn, dat de gepleegde daden niet zwart
genoeg kunnen worden afgeteekendtrou
wens, in den laatsten zin van Z.Eerw. is te
lezen, dat „m en" al tamelijk zwart is.
Mij verontschuldigend, dat ik dit woordje
v|an .tegenweer heb durven spreken en mijne
fout openlijk erkennend, dlat ik het getal
n(alatige .kiezers te groot genomen had.
Met dlank voor de plaatsing,
Uw dw. dieniaar-
X.
[Wijk ,aan Zee en Duin, 25 Mei 1911.
Alberdingk Thijm.
Mijnheer de Hoofdredacteur!
De rederijkerskamer van. den Volksbond heeft
Zondagavond een prachtig geslaagde uitvoering
gegeven en streeft er naar om door zorgvuldige
repetitie en voorbereiding steeds hooger te stij
gen op den ladder der kunst. En daarom juist
zal zij het aangenaam vinden, wanneer we be
scheiden wijzen op eenige vlekjes, die nog moe
ten verdwijnen, omdat ze het succes toch eeni
ge afbreuk doen. Vooreerst dan zouden we in
overweging willen geven om steeds zoodanige
standen aan te nemen, dat het geluid do zaal
ingaat, waardoor het verstaan, achter in de
zaal, zal vergemakkelijkt worden. Ten tweede
moest men het publ'ek de gelegenheid geven
uit te lachen, door bij een lachbui even met
spreken op te houden. Nu kan men de eerste
zinnen, na een lachbui niet verstaan. Een ge
brek, dat bepaald hinderlijk is, en waar het
Bestuur der Kamer boete op moest stellen, is
het rumoer achter het tooneel en vooral het
loopen tegen het achterdoek. Het maakt een
belachelijken indruk om een heele straat te
zien schommelen en plooien, als een laken,
dat in den wind hangt te drogen. De ruimte
achter het tooneel is toch groot genoeg, zoö-
dat men bij eenigen goeden wil wel een onheiem
merden doorgang kan krijgen. Eèn tooneel-
meester, die orde brengt achter de coulissen, is
noodig. Ook een aparte repetitie in het ppencn
van deuren is gewenscht. Men doet dat nog
herhaaldelijk op de verkeerde manier, waar
door men telkens zijn illusie ziet bederven.
Men zal zeggen: Dat zijn kleinigheden en vit
terijen, maar de rederijkerskamer houde wel
in het oog, dat het succes de som is van aller
lei kleinigheden.
Ten slotte nog den wensch, dat men aan
het scherm een kalm mensch moet neerzetten,
die het doek rustig en sta,tig laat vallen. Laat
de Kamer eens overwegen, wat ze kan doen'
om afdoende verbetering te brengen in al die
„kleine" zaken, die als smetten kleven op het
kleed van haren roem.
EEN. BETWETER.
Amsterdamscheheurs opgegeven door F Th.:
Ever ar d.
De beurs te New-York was Zaterdag vast.
De handel echter beperkt. Van de voornaam
ste soorten konden nog enkele kleine koers-
verheteringen worden gemaakt.
Steels waren vast op een gunstiger beoor
deeling „der ijzermarkt. Tegen het slot had
den eenige realisaties plaats waardoor de
koers iets terug liep. De verwachting van
een minder gunstige bankstaat werkte ook
hiertoe mede.
De Bondsmiarkt bleef vast gestemd, met
algemeene verbetering in koers.
:Ten onzent was de Amerik. afdeeling ta
melijk vast, tengevolge de oploopende Lon-
densche koersen. Voor buitenlandsche reke
ning werd op bescheiden schaal gekocht.
Het slot was stil doch prijshoudend. Voor
de Petroleum'aandeelen hadden nogal eeni
ge schomjnelingen plaats. Geconsolideerde
sloten flauw.
Perlaksoorteh willig op dividend geruch
ten. Tabaksniarkt gunstig-, speciaal voor Am
sterdam! Langkat en Rotterdam Deli.
Cultuurwaarden voor enkele soorten iets
lager.
Eubberculturen prijshoudend doch stil.
jVoor Mijnwaarden bestond bescheiden
vraag waardoor deze vast waren.
Staatsfondsen algemeen prijshoudend, doch
mét weinig handel.
(Naar het Fransch.)
De jeugd ziet geen moeilijkheden. De
opvoeding van den jongenheer schijnt u iets
heel gewoons toe. Men behoeft slechts een
boek open te doen en wat mooie woordjes te
zeggen, zonder er op te letten, of ze gehoord
worden. Ik waarschuw u van te^ voren. Het
kind zal er niet naar luisteren. Voor u is hier
een zeer geleerde en zeer kundige mijnheer
geweest en hij is weer vertrokken. Ge zoudt
dan ook veel heter gedaan hebben met maar
stilletjes thuis te blijven.
Hij hield even op en ging toen voort:
f Het is op 't kasteel geen vroolijk leven.
Dat is het nergens, zeide Madeleine op
flinken en ernstigen toon, voor degene, die
het ernstig opvat.
Weet gij dat reeds, op uwen leeftijd!
bromde hij, en na een oogenblikje zeide hij:
t is ook niet te verwonderen, gij hebt geleden.
v Hoe wist hij dat? Na eenig nadenken kwam
£ij tot de conclusie, dat hij aldus over ieder
,arm meisje zou spreken,
f Op dit oogenhlik strekte hij den arm nit en
,2eide: Kerhanhir!
^Madeleine keek op.
Het kasteel, waar zij zou gaan wonen, lag
daar voor haar, eenzaam op den top van een
rots als het nest van een zeevogel.
Toch was zij verwonderd. Zij had gedacht,
dat het ouder en meer verweerd zou zijn.
Het dagteekende waarschijnlijk uit den tijd
van Lodewijk XIII en scheen met veel zoi'g
onderhouden.
Van het oorspronkelijke Kerhanhir was niet
meer over dan een groote vierkante toren,
voorzien van schietgaten, wachttorens en een
ronde schoorsteen. Een met hekwerk voor
zien platform liep eromheen, een klimop
struik, waardoor eenige vensters verborgen
werden, slingerde zich tot aan de spits. Witte
vogels fladderden rondom.
De toren bracht Madeleine, die een zwak
had voor oude steenen, in verrukking.
Wat is dat mooi, zeide zij met overtui
ging.
Judicaël keek haar aan en zag op haar ge
laat een glans van vergenoegdheid.
Vreemd! Zijn gelaatsuitdrukking werd nog
donkerder.
Kerhanhir heeft zijn eigenaardige schoon
heid, zeide hij stuursch, maar men moet er
steller)11 Z^D' zooa^s om baar op prijs te
Klaarblijkelijk had deze man een leelijk
karakter. Het hinderde Madeleine echter niet
erg. Naar alle waarschijnlijkheid zou zij niet
veel met hem te maken hebben.
Zij gingen door een dorp, waarvan de stroo-
daken verscholen waren achter brem- en
hulststruiken en wanstaltige appelboomen.
Dit heet ook Kerhanhir, zeide Judicaal.
Onze meesters hadden vroeger dertig dor
pen en gehuchten onder hun rechtsgebied.
Ja! Dat waren machtige heeren. Wie geen
bondgenoot met hen was, kon hen als vijan
den vreezen. Meermalen gaven zij den rijken
hertog handen vol werk. Dat was een goede
tijd.
Hij had gezegd „onze meesters," aldus
Madeleine op één lijn stellend met de be
dienden. Zij merkte de font niet op.
De paarden waren om de hoogte heen ge
reden, die tot voetstuk diende voor Kerhan
hir, zoodat het kasteel zich nu onder een an
der aanzicht vertoonde. Deze zijde was geheel
groen en zeer schooneen prachtig gras
perk met fraaie bloemenmanden en heesters
strekte zich voor den voorgevel uit. Een dub
bele haag, gevormd door groote hulststrul-
ken en ander geboomte stond langs den weg,
die zacht helde en gemakkelijk berijdbaar
was.
Het rijtuig kwam in die laan en reed lang
zaam naar hoven, aldus aan Madeleine alle
tijd latend om het grootsche effect dier bouw
werken te bewonderen.
Zij vroeg:
Is deze toren niet bewoond?
De Meeuwentoren? Ja, ik woon erin. Een
zaak van gewoonteHet vex-hlijf heeft op
zich zelve niets gemakkelijks of aange
naams en de dames zouden mij gaarne een
ander geven, maar ik hen er geboren en zal
er ook in sterven.
Zij waren op den top. De paarden reden om
het perk heen, gingen langs de mooie serre
en hieven voor den hoofdingang staan.
Judicaël leidde Madeleine door de vesti
bule en door een reeks rijk-gemeubileerde
vertrekken, geheel en al ingericht naar de
nieuwste eischen. Een kamerdienaar, die er
in de nuntjes uitzag in zijn blauw livrei met
zilveren knoopen, vroeg of hij de juffrouw
moest aandienen.
Niet noodig, zeide de opzichter, dat zal
ik wel doen.
Hij klopte zachtjes op een deur en leidde
het meisje in een salon, waar een opmerke
lijke eenvoud heersehte en die ongetwijfeld
bestemd was voor huisvrienden.
De kasteelbewoners arbeidden aan hetzelf
de borduurwerk.
Zij waren tweelingen en geleken zoo spre
kend op elkaar, als maar mogelijk is, of
schoon elk van beiden haar bijzondere ge
laatsuitdrukking had; dezelfde taille, dezelf
de kastanjebruine haren, met hier en daar
een zilverwitte streep erin, dezelfde trekken,
die haar een zekere sehoonheid zouden kun
nen geven als de jeugd haar gelaat den meer
ronden vorm zou geven en roode blosjes op
de wangen met meer gloed in de oogen. Maar
haar schoonheid was reeds verwelkt, want
ongetwijfeld waren zij de vijftig al gepas
seerd. Zij waren stemmig gekleed in 't zwart
en haar sombere japon, slechts versierd door
een witte boord, waaraan een zilveren kruisje
hing, scheen te spreken van een eeuwigen
rouw.
Madeleine vroeg zich af, of zij zich niet
voortdurend met die twee personen zou ver
gissen, die zoo sprekend op elkaar geleken,
maar zij bemerkte spoedig eenig verschil.
De eene (zij wist dat het de gravin was)
droeg het hoofd rechtop, freule Olivette hoog
het een weinig naar links. De laatste was
vlug in haar bewegingen, had een lachenden
trek om den mond en haar fijne stem had
een zeer zachten klank; de eerste was stijver'
in haar beweging en afgemeten, haar mond
had iets ernstigs, zij was kort in haar spre
ken.
De heer Liortain heeft u ten zeerste aan
bevolen, mejuffrouw, zeide zij, terwijl zij Ma
deleine met een onderzoekend oog aanzag.
Wij hopen, dat gij ons ten volle zult voldoen.
Ge zijt twintig jaar, niet waar?
Negentien, mevrouw.
Zoo! dan hadt je toch gelijk Judicaël
ik hen den brief kwijt, waarin het stond en
ik herinnerde het mij niet meer.
Ik herinnerde het mij heel goed, zeide
Judicaël, en daarom durfde ik mevrouw de
gravin de opmerking te maken, dat die jeug
dige leeftijd niet veel waarborgen biedt
Dat is zoo, zeide freule Olivette leven
dig, maar wij wilden Guy aan iemand toe
vertrouwen, wier leeftijd hem niet zoover
van haar verwijderd zou doen schijnen.
Mijnheer de markies is niet als de an
dere kindrren. Laat de freule zich maar eens
afvragen of het gezelschap van zijn ouden
Judic hem niet bevalt.
O! n, n bederft hem, zeide de gravin.
Ge zult een moeilijke taak hebben, juf
frouw, en ik vraag me af of wij niet verkeerd
gedaan hebben door onze keus te laten val
len op zulk een jeugdig persoon, zonder on
dervinding natuurlijk....
Nu meende Madeleine verplicht te zijn
even te protesteeren.
Misschien hef) ik meer ondervinding,
dan u wel veronderstelt, mevrouw. Wees
sinds mijn achtste jaar, heb ik mij moeten
bezighouden met twee jongere broertjes en
een zusje, voor wie ik een onderwijzeres en
moeder moest zijn.
(Wordt vervolgd.)