MecMin RijwielbaMeo
Deluxe Brooiakkerlj,
Smakelijk Brood
A. von der Mofiien,
Witte- en
Tricotgoederen.
1
Een wraak var. it Braig-Briaogi.
Mengelwerk.
Groote Markt. 25,
In het kruitmagazijn.
ZES gaaislen,.
van uitsluitend prima kwaliteit.
Telefoon Üo. 1471
HAARLEM.
BEÜ1JUT
Gebr. HUI€»R0K,
HEÜRB C. J. G&RELS,
voorheen Paul Kaiser*.
St. Joseplis-Gezellen-Vereeiii» ing'.
Zoetestraat 19.
Deze vereeniging stelt zich ten doel het
godsdienstig en maatschappelijk welzijn te
bevorderen van R. K. jongelieden uit den
.werkenden stand. Lid worden kunnen zij, die
den leeftijd van 17 jaar bereikt hebben, nog
geen 21 jaar oud zijn en een aanbeveling kun
nen overleggen van een bekend en achtens
waardig persoon. lederen Zondagavond vau
8—9 'A bestaat gelegenheid zich in het Veree-
nigingsgebouw (Zoetestraat 19) als aspirant
lid op te geven. De wekelijksche contributie
bedraagt 10 cent. De zaal der Vereeniging
is geopend op werkdagen van 8—10 uur; op
Zon- en feestdagen van 12—2 uur en des
avonds van 5lA10 uur. De Zondagavondbij
eenkomst is van 8-9K- uur verplichtend.
Tot steun dezer St. Josephs-Gez. Vereeni
ging is opgericht het Gezellenfonds. Lid
hiervan zijn zij, die een maandelijksche con
tributie van ten minste 10 cents betalen. Deze
contributie wordt door zelatricen tegen af
gifte van een kwitantie opgehaald. De leden
van 't Gezellenfonds ontvangen na hun overlij
den een H. Mis in hunne parochiekerk en zijn
deelachtig aan de gebeden welke de Gezellen
maandelijks voor hunne weldoeners verrich
ten. Men kan zich als lid laten inschrijven bij
een der zelatricen of bij den President der
vereeniging Pater C. H. Caminada, N. Groen
markt 12.
EERBIED IN GODS HUIS.
Ondcrafd. v. d. Ned. R. K. Volksbond,
afd. Haarlem.
Zij, die wenscheu lid te worden van boven
genoemde vereeniging, kunnen zich opgeven
aan de volgende adressen:
C. van Wieringen. Voorz., Meester Joosten-
laan 4; W. L. de Rooij, Secr., Eendraehtstr.
12; J. Antonisse, penningmeester, Witte
Heerensteeg 28rood; J. Dijt, Krom 8; J. J. v.
d. Walle, L. Heerenvest 106; J. en P. Umans,
Anthoniestr. 61; J. J. v. d. Aardt, Koning-
steinstraat 19; J. Heijne, Brouwerstraat 55E;
H. B. v. d. Vlist, Schalkwijkerstraat; H. Hug-
tenburg, Kampersingel 20; G. J. v. d. Veldt,
Meester Joostenlaan 20; B. v. d. Weiden, Ro-
zensteeg 1; L. H. J. Zandstra, Soutmanstraat
40; A. Verberne, Teding van Berkhoutstraat
B; H. N. Blom, Meester Joostenlaan 35; J. F. v.
d. Pol, Kaïnperstraat 72; J. N. Knoppert, Gen.
Cronjéstraat 113rood; A. v. d. Meij, Rozen-
priëelstraat 28.
R.-K. Vereeniging tot bescherming van
meisjes, gen. „St, Martha".
Het Bemiddelingsbureau der Vereeniging
is geopend eiken Dinsdagmiddag van 12—2
uur, voor betrekkingen als dienstboden, enz.,
Donkere Spaarne 22. alwaar voor R.-K. dienst
meisjes, wier ouders buiten de stad woonach
tig zijn, ilederen Zondag- en Woensdagavond
van 8—10 uur gelegenheid bestaat tegen de
geringe vergoeding van 5 cent per week, haar
vrijen tijd aangenaam en gezellig door te
brengen. Aanmelding daartoe aan het „Te
Huis" op bovengenoemde avonden.
1
St. Elisabethsvereeniging.
Inleveren van ziekenbriefjes Maandag
avond tusschen 7 uur en half 9, Woensdag
en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jans-
straat 49.
R.-K. Meisjespatronaat „ST. ROSA".
Nassanlaan 50.
Het doel van dit patronaat is, meisjes uit
den arbeidenden stand, van 12-16-jarigen leef
tijd, g ra t i s in bet naaien en aanverwante
vakken, alsook in het knippen, te onderrich
ten.
Tevens ontvangen zij Godsdienst- en Bij-
(belsch onderricht, alsmede Herhalingsonder-
ypijs in het lezen, schrijven, rekenen, enz.
Het onderwijs wordt gegeven eiken avond
der week van half 7 tot half 9, uitgenomen
Zaterdagavond.
Aangifte van leerlingen tweemaal per jaar,
H.l. in de maanden Juli en December, op een
Steeds in dit blad te vermelden datum.
Het Bestuur is voor ouders der leerlingen
cn belangstellenden te spreken aan boven
staand adres, op iederen len Woensdag der
maand van half 3 tot half 5 uur.
St. Maria-vereeniging.
R.-K. Vereeniging tot bestrijding van het
drankmisbruik, vergadert elke twee maanden,
hetwelk vooraf in de agenda dezer courant
wordt bekend gemaakt.
De Maria-vereeniging beeft een onderafd.
Meisjesbond, voor leden van 11—16 jaar,
die ook tweemaandelijks vergadert op Zon
dag, 's nam. te 4 uur, in het gebouw St.
Bavo, Smedestraat.
In de vergadering is gelegenheid zich voor
het lidmaatschap te laten inschrijven; tus-
schentijds bij het secretariaat der vereeniging
Zijl weg 21.
R.-K. Propagandaclub „St. Petrus",
Schoten (stadsgedeelte).
J. Th. Bakker, Voorz., Kloosterstraat 101.
N. P. J. Verzellenberg, le Secr., Javastr. 61.
Th. van Geldorp, Penningin., Borneostr. 15.
P. Beers. 2e Secr., le Hoogewoerddwarsstr.
no. 12.
Het Bestuur bestaat uit de heeren:
H. M. A. Mathot, Commissaris, Dr. Leyds-
straat 74,
GELOOF EN WETENSCHAP.
Vereeniging- tot bevordering van de weten
schap onder de ineer ontwikkelde
Katholieken.
Aangifte voor bet lidmaatschap (minimum
ƒ2.50 per jaar) te richten tot den heer G.
Leusen, 2de Secretaris, Groote Houtstraat.
i
SPECIALITEIT IN
aiiajPMMiaaji wstssm
J
Ik was 36 jaar en' verloofd. Mijn verloof
de h'eette Mary en' was doditer van mijn
comlpagnon, met wic.n ik een kruitmolen ex
ploiteerde dien ik na. mijn huwelijk al Leen
zou bezitten. Ik wil niet, zeggen, dat de
fabricatie van liet buskruit tojt de moeilijk
ste, nfaar wel, dat hst tolt de gevaarlijkste
bedrijven'behoiort, en dat ligt in den aard
der zaak. In de magazijnen, die tót dusver
in een toestand van de pijnlijkste orde ver
keerden, was in den laatsten tijd een zekere
wanorde te bespeuren. Het bleek namelijk,
dat de vaten niet in de oorspronkelijke volg
orde stonden, wat aanleiding gaf tot hst ver
moeden, dat hier een onkundige de hand
in liet spel had en een inderdaad zeer ge
vaarlijk spel speelde. Ik gaf daarojmJ last
dat mén de fabriek nog scherper zou bewa
ken dan dit tot dusver het-, geval was ge
weest, m'aa.r toch bleven de misstanden be
staan.
Toen besloot ik een3 zelf de wacht te
houden en ik wilde er dan oml zeven uur,
na het sluiten van het kantoior, m:ee be
ginnen.
I.k begaf m'ij naar de bergplaatsen, liep
tusschen de kruitvaten door en vervolgde
mijn weg tot aan de ladder, waarmee men
op zolder kon kouten, klauterde naar boven
nadat ik liet luik had Opgelicht, en keek
naar een plaatsje uit Vanwaar ik alles ge
makkelijk zou kunnen overzien.
Ik had misschien ongeveer 'een half uur Op
de loer gestaan, tot ik de gedaante van een
mbnsch onderscheiden, die de ladder naderde.
Na enkele öogenblikken werd 'de valdeur
opgeheven en het hoofd Van onzen o int on
ze! en David verscheen in de opening. Da
vid Flitz, wiens vader in de fabriek liet le
ven verloor, was loopjongen en handlanger
in ons bedrijf. Hij was niet alleen beperkt
van geestvermogens zooals men geliefde te
zeggen, miaar een werkelijke idioot. Meer
dan eens drong ik er bij mijn Compagnon op
aan, dat hij dezen jongen zou ontslaan, mie-
de, omklat ik ï-eden had, om met recht aan
zijn eerlijkheid te twijfelen.
Toen ik David voorzichtig 'den' zolder zag
betreden, besloot ik mij zoo goed mogelijk
te verbergen omi te zien, wat hij in 't schild
voerde. Hij liep juist naar den lioek, waar
ik stond, en een oogenblik dacht ik dat hij
mij zou ontdekken. Maar nadat hij een
oogenblik in het stroo gewoeld had, ging
hij met iets in de hand naar het luik en
eer ik hem; voJg-en kon, was hij de ladder af-
gesneld.
Plotseling zag ik door 'eeri kleine opening
in den vloer heneden een helder licht op
flikkeren. Toen ik snel nederknieldc en
nieuwsgierig door de opening keek, zag ik
tot mjjn niet geringen schrik hoe de onnoo-
zele David mbt een brandende kaars in
de hand tusschen de kruitvaten rondliep,
alsof hij zich tusschen zakken mlet gedroog
de pruimen bewoog. Met een half onderdruk
ten kreet snelde ik naar het luik en be
proefde het op te lichten.
[Wie beschrijft echter mijn nieuwen schrik
toen ik ontdekken moest, dat ik o.p den
zolder opgesloten was. Het luik had de
onnoozele David aan den benedenkant 0p
den grendel gedaan. Fluks keerde ik weer
naar de opening in den vloer terug en wilde
juist David roepen, dat hij het luik moest
openen en mij bevrijden, toen ik mijn
hersenen werden verward, alsof ik de koorts
had, zien moest hoe hij van een der vaten
een ijzeren ring losmaakte, het deksel er
afrukte en het glimmende zwarte kruit aan
het licht van zijn kaars blootstelde.
Nu zag ik ook, hoe hij zijn hand in het
kruit stak, blijkbaar om' daarin iets te zoe
ken. En nu haaldo hij werkelijk ook met
een dof gebrom! van tevredenheid een klein
leeren zakje voor den dag, dat een zacht
rinkelend geluid liét hooren.
Hij trachtte het touwtje dat er om zat,
met de tanden los te maken, daar hij de
kaars nog ,altijd in de andere liand hield.
Zijn pogingen waren vruchteloos én einde
lijk het bloed stond mij stil in de ade
ren en mijn lichaam werd stijf van schrik
moest ik zien, hoé de idioot het bene
denste eind zijner kaars in dezen geimpro-
viseerden kandelaar liet zitten. In de over
maat van mijn ontzetting kreeg ik liet ver
mogen om te spreken weer terug.
„David," schreeuwde ik als een bezetene
en dat was misschien het onverstandigste,
wat ik doen kon, „om 's hemelswil, neem
de kaars er uit!"
Nauwelijks hoorde hij dezè woorden, öf
hij slaakte een kreet, zóoals mén soms bij
de wilde dieren in de menagerie kan hoo
ren, daarna keek hij mét woest fonkelende
oogen om zich heen, drukte zijn lederen
zakje tegen zijn borst en vloog de bergplaats
uit.
Toen ik mij het vreeselijke en afgrijselijke
van mjjn toestand recht bewust word, was
het, of mijn brein geheel verstijfd was. Ver
scheidene minuten knielde ik op den vloer
neer, keek voortdurend naar de brandende
kaars en was volkomen buiten staat om
ook maar een enkel lid te bewegen. De
kaars stak zoo diep in het vat, dat ze nau
welijks drie duim' boven het kruit uitkwam.
Langzamerhand werden mijn levens, ees
ten weer werkzaam; en terwijl ik zon hot
langzaam! afbranden van de kaao in Let
kruitvat gadesloeg, brak mij het kcr- >e
angstzweet uit en ijskoud liep hot mij.over
den rug.
Daarna begon mijn hart onstuimig te kl p
pen. Ik sprong op en vloog naar het luik.
Aan den bovenkant ervan zat een ring,
dien ik met beide handen greep'en omhoog
wilde trekken, maar hij spotte met mijn
kracht. Ik zocht daarom een anderen weg,
waarlangs ik zou kunnen vlucht en" doek te
vergeefs.
[Weldra dreef de afschuwelijke gedachte
mij weer aan om naar de opening in den
vloer te gaan en naar beneden te zien naar
het licht der kaars, dat langzaam' de ont
plofbare stof naderde.
Sedert ik de laatste maai naar beneden
had gekeken, was er meer dan een duim
afgebrand, nog een half uur o, gij goede
geesten.
Daar kreeg ik een inval, die als een licht
straal mijn binnenste verhelderde. Ik had
een mes bij me en liet volgende oogenblik lag
ik op de knieën op het luik en sneed met
liet scherpe lemmet als een razende in het
liout. Maar mijn mes was te zwak en toen
ik een eenigszins diepe snede deed, brak
het lemmet dicht bij het heft af. Met een
kreet van wanhoop slingerde ik het heft
weg en keek naar het licht.:
Volgens mijn schatting behoefde er
slechts weinig meer dan een halve duim
weg tfe branden en de catastrophe zou plaats
hebben. Nog vijftien minuten en liet kruit
zou ontploffen. Mijn gedachten werden soms
verward en ik' gevoelde in mijn slapen een
stekende pijn.
TV wilde niet zoo bedaard afwachten', dat
ik in atomen uiteen zou spatten. Ik stond
weer op en riep weer luide om hulp, zoo
luide, zoo ontzettend, zoo hard, dat mij bij
het roepen de aderen op het voorhoofd, op
zwollen en het gewelf akelig van do ont
zettende echo weergalmde. Vervolgens staar
de ik 'nogmaals naar de kaars, die met vree-
de onverschilligheid verteerde. Zij was bij
na geheel afgebrand en ik kon zien, dat
slechts een emails, streep de vlam van liet
kruit afscheidde.
Maar luister! [Wat was dat? Zeker de
hoefslag van een galoppserend paard. Ja,
dichter, steeds dichter bij kwam' het geluid.
Ik wendde mijn oog-en naar de deur en
met den sleep; van haar rijkleed over den
arm, verscheen 'Mary, mijn beminde, en ging
met vasten tred naar het brandende licht.
,,G,a terug, 'ga terug!"- schreeuwde ik in
mtin doodsangst, t
Ze schrikte en werd bleek als een doode.
Maar vastberaden ging ze naar het kniit-
vat, stak haar hand diep in de zwarte, glim
mende massa en vatte het benedeneind van
de ka-ars, Toen zag ik haar teeder lichaam
voor- en achterwaarts wankelen en daarna
viel ze bewusteloos neer. Ma;ar eer het be
wustzijn haar begaf, had ze nog de kaars
op den grond geworpen en uitgetrapt
Het magazijn lag in diepe duisternis ge
huld. Ik hoorde een zacht snikkenden zucht
en het geruisch vati een val, daarop trof
hét geluid van den hoefslag van een ander
naderend paard mijn oor, benevens de stem
van mijn compagnon, die luide riep, wat er
toch te doen was.
Toen begaven ook mij mijn zinnen, want
ik herinner mij niets meer van hetgeen er
verder gebeurde, tót op liet oogenblik, dat-
ik het bewustzijn, terugkreeg ,en vernam,
dat ik een hevige zenuwkoorts achter, mij
had.
Toen mijln verloofde en haar vader op
den bewusten (lag huiswaarts keerden, hoor
den zij: mijn geroep om hulp. Zij reden
dadelijk op de stem. af en toen zij het on
gewoon licht in het magazijn zagen, spoor
de mijin verloofde haar paard tot een ra-
zenden galop aan, verhinderde zoodoende
do ontploffing en redde mijl liet leven.
Den önnoozelen David zocht men den vol
genden dag op en nam; men het gestolen
geld af [Wat hem had bewogen zijn schat in
liet kruitvat te verbergen, vernam, niemand.
Men borg hem in een krankzinnigengesticht
op.
Een jaar later geleidde ik' m;ijin bruid en
redster van mijn leven naar het altaar.
In het geluk' va,n ons nieuwe leven wordt
langzamerhand dc berinnering aan het ont
zettende oogenblik uitgewischt.
Vogelenzang, Heemstede.
(E,ene vertelling uit Engelsch-Indië.)
't|Was te Boekit-Tengah, op het schier
eiland Malakka,. Een eenzaam huis in het
bergland, twee uren te paard van de zlee ge
legen, De weg naar dat huis leidt dikwijls
door dichte wouden. Dat was de plaats,
waar het volgende drama, werd afgespeeld.
De streek om Boekit-Tengah is vol wil
de dierendat er zich evenwel ook orang-
oetangs ophielden, was mij tot dien tijd
toe onbekend. Toen ik destijds eens met mijn
bediende Pamba te paard van een venen
tocht terugkeerde, zag ik mij plotseling .en
wel in dg nabijheid van mijn huis tegenovei
een groot aantal van deze ongure dieren.
Zij zaten bij elkander te janken en stieten
ziilke oorverscheurende geluiden uit, als al
leen orang-oetangs kunnen voortbrengen
Ja die Pamba!. Tom had mij indertijd,
toen ik hem in mijn. dienst zon nemen, van
hem medegedeeld, dat hij een ridder „saus
peur et sans reprophe was, en ik wild.e iet
gaarne o-ovcn» wanti Pamhas g'cziciib was
door nerven doorploegd, achtergebleven spo
ren van een hevig®11 strijd met een gevlek-
ten tijger, die zich had verstout ongevraagd
een van Famba's bokken ter maaltijd uit te
kiezen. De huid van het dier prijkte thans
op den vloer van Pamba's. huisvertrek.
'Nog stond ik verwonderd naar de af
schuwelijke behaarde lichamen der apen met
hunne lange onbeholpen armen en been en
te kijken, toen deze plotseling allen te zamen
op eenen, die zich als een gevangene in hun
midden bevond, losstormden cn hem aan
stukken begonnen te scheuren. Do smart
kreten van het arme dier geleken op het
ang'stgeschrei van eene doodelijk verschrik
te vrouw. Slechts een halve minuut duur
de het; toen was alles voorbij.
Pamba trad kalm op den troep apen toe
en vuurde een paar schoten op hen af. On
middellijk stoof, de geheele troep uit elkaar
en vloog met gillende kreten het bosch in;
slechts één bleef gewond achter. Toen wij
nader kwamen, wist zich evenwel ook dit
dier van den grond op te heffen en verdween
in het dieiite kreupelhout. Pamba lachte.
,.[Woudmensch bang geworden. Niets afwe
ten van vuurwapenen." Toen ik goed en wel
van mijne verbazing bekomen was, gaf ik
Pamba eene duchtige schrobfceering, voor zijn
onvoorzichtigheid. [Waren de vluchtelingen
teruggekomen, onze huisgenoot en hadden
.Voor altijd op onze terugkeer kunnen wacli-
tenEenmaal in huis, was de geschiedenis
echter spoedig vergeten. Mijne vrouw liet
zich evenwel het recht niet ontnemen om
Pamba eens gevoelig .de les te lezen, dat
hij mijn leven zoo roekeloos in de waagschaal
had gesteld. Zijn leven had minder waarde,
voegde zij er in hare boosheid aan toe! De
Maieier knikte met het hoofd en bekende vol
mondige dat hij als een gek had g-ehandeld.
Zooals gezegd, was ik het voorval reeds
lang .vergeten, toen mij een paar maanden
later do tijding werd gebracht, dat men in
het dichte bosch, dat mijn huis omring-de,
weder een groot aantal orang-oetangs had
gezien. Mocht dit feit op zich zelf ook geen
reden wezen om zich ong-erust te maken,
toch deed mij het bericht onaangenaam aan,
en ik gaf mijn bedienden last een oog in
het zeil te houden en zich niet ver van
huis te verwijderen, en vooral niet alleen
of ongewapend uit te gaan.
Op zekeren dag, het liep .tegen de sche
mering, riep .mij Pamba en wees mij aan
den rand van liet bosch tegenover ons huis
pen aantal apen, die op eene rij naast elkan
der stonden, terwijl vóór hen een groote
gTijsgebaarde mannelijke aan stond, die met
allerlei geschreeuw en gebaren hen op ons
huis opmerkzaam maakte, waarheen hij dan
ook herhaaldelijk wees. Zijn eene arm was
gebroken en hing hem slap langs .het lijf,
blijkbaar tengevolge van het schot van
Pamba.
In de meening, dat het nu niet kwaad
was den dieren nog eens eene gevoelige
waarschuwing te geven, trad ik, met een
geweer gewapend, gevolgd door Pamba, die
eveneens een geweer bij zich had, door de
huisdeur naar buiten. Maar nauwelijks had
den de dieren ons bemerkt, of, een hevigen
kreet uitstootend, snelden zij het donkere
bosch in vóór wij nog konden vuren. „[Woud-
mensch bang voor vuurwapens. Denken aan
voor korten tijd" meende Pamba.
Een tijd lang bleven de orang-oetangs
weg. Toen evenwel vond men op zekeren
dag .een kind van een mijner bedienden ge
wurgd; aan zijn hals waren sporen van
sc-herpe vingernagels merkbaar! Natuurlijk
geraakten wij door dit voorval in hevige
opgewondenheid en verbitteringen en vuur
den onmiddellijk op de apen, zoodra wij
ze maar bespeurden. Op deze wijze bleven de
dieren ver vaïi ons huis verwijderd.
Middelerwijl was de toestand mijner
vrouw, die reeds gedurende geruimen tijd
lijdende was, "voortdurend onrustbarender
geworden. Koorts en aanvallen van duize
ligheid sloopten hare krachten en hielden
haar geheele dagen aan het ziekbed gekluis
terd. Ik besloot daarom niet langer te wach
ten en haar naar Pinang te zenden, vanwaar
zij met de eerste bootgelegenheid naar En
geland zou kunnen vertrekken. Op een Za
terdagmiddag .tegen 3 uur ik herinner het
mij nog duidelijk, hield onze dogcart voor
mijn huis stil. Ik liet slechts één koffer
voor mijne vrouw opladen; de rest w^ilde
ik zelf medenemen wanneer ik naar Europa
terugkeerde.
Voor wij afreden, verzocht Pamba mij
onder vier oogen iets te mogen zeggen.
„[Wanneer mijnheer verstandig handelt,
mijnheer wachten moet tot morgen en om
het woud heenrijden. Korte weg is slecht
cn vol wilde dieren", zeide hij. „Ei wat.
Pamba", antwoordde ik, „wie is ooit bij
helder lichten dag door een wild dier aan
gevallen, en vo-oral als hij bovendien vuur
wapens bij zich had! Spring achterop, en
neem Charles mijn zoontje bij je; mijne
vrouw en ik namen de kleinste bij ons op
de voorste bank."
„Mijnheer moet wetenvoor mevrouw was
beter, wanneer zij in een draagstoel met
zes man reisde. Er zijn vele gevaren in het
woud, zooals mijnheer weet."
Nu, nu, Pamba, ik geloof werkelijk dat
ge voor de woudmenschen bang zijt ge
worden," antwoordde ik lachend. „Herinnert
ge u dan niet, hoe zij voor de vuurwapens
op de vlucht gingen?
Pamba zag- mij kalm met vasten blik aan,
en antwoordde daarop bedaard: „Neen, Pam
ba vreest niet
De toon, waarop hij dit zeide, en de her
innering aan de bewijzen van dapperheid,
die mijn bediende reeds had gegeven, deden
het mij berouwen eenigszins den spot met
hem te hebben gedreven. En inderdaad, maar
al te spoedig zou ik voldoende bewijzen
ontvangen, dat Pamba,, als het er op aan
een moed aan den dag? wist te leggen, dien
de dapperste man hem mocht benijden!
[Wij reden dus af. Het eerste half uur
ging het door de dichte schaduwen van het
woud, ik beken het, niet zonder een eenigs
zins beklemmend gevoel van angst voor 't ge
vaar, dat mijn dierbare huisgenooten bo
ven het hoofd zweefde. Doch hoe verder
wij reden, des te meer vatten wij moed,
omdat wij niets verdachts ontdekten. De
weg was oneffen en moeilijk te berijden.
Zoo konden wij slechts langzaam voortko
men. Pamba zat zwijgend achterop het voer
tuig. Onder zijn hoofddoek spiedden zijne
groote bruine oogen scherp en behoedzaam
rond. Ik ontdekte, dat hij, behalve de pisto
len nog een kris bij zich droeg, het twee
snijdend vlammend wapen, scherp als een
scheermes, waarvan de- Maleiers zich bii voor
keur bedienen.
[Wij waren tbans nagenoeg op de helft
van den af te leggen weg gekomen. Nog een
goed uur en wij zouden de plaats bereiken,
waar de kleine jonk lag, die ons het smalle
water zou overvoeren, dat Pinang van het
vasteland scheidt.
Maar juist toen het woud eenigszins lich
ter begon te worden en dc weg wat meer
geeffend hoorden wij ons geieel vreemde
toonen: „tsjiek, tsjickboven onze hoof
den. Twee orang-oetangs waren het, die van
uit de takken van een hoogen boom grimmi
ge blikken op ons wierpen. En terwijl wij
verder reden, bemerkten wij, dat op iederen
boom een aantal apen als schildwachten had
den post gevat. Telkens als wij voorbijgere-
den waren, lieten de apen zich op den grond
1 glijden en onophoudelijk stieten zij hun
„tsjiek, tsjiek!" uit.
Ik had den pony de zweep laten voelen,
en het dier, dat blijkbaar zelf de nabijheid
dezer vijanden ook reeds onaangenaam vond
en zijn gang versnelde, zette zich thans in
galop. Maar spoedig bemerkte ik dat de apen
niettegenstaande lmn onbeholpen loope'n ons
toch gemakkelijk konden bijhouden.
Steeds verder reden wij. Uit iederen boom
al eden ecu. uaar aoen on den grond neder
LEVERT:
cn sloten zich bij de schaar onzer vervol
gers aan. Benige beproefden reeds van de
over ons hangende takken op den wagen
te glijden, maar in de meeste gevallen mis
lukte hun dit en rolden zij hals over kop
op den weg neder. Toch wist 'één aap, die
op een bijzonder lagen tak heen en weer
bengelde, zich op de trede van ons voer
tuig te slingeren. Zijne afschuwelijke ge"!
tanden waren slechts op een voet afstapds
van mij verwijderd.... een oogenblik rook ik
zijn stinkenden adem daar suisde Pam
ba's :arm neder en met een vreeselijk gehuil
viel de aap op den grond: zijn eene kaak
was door de scherpe kj-is bijna geheel af
gesneden.
Mijne vrouw, die zich aan mij had vastge
klemd, viel in onmacht. Mijne beide kin-deren
gilden van angst Geen mogelijkheid bestond
er meer ons door de snelheid van ons rijden
te redden. Reeds slingerde de wagen op den
hobbeligcn weg heen en weer en dreigde ieder
oogenblik om te slaan.
Thans waren de orang-oetangs slechis ruim
30 meter meer van ons verwijderd. „Pamba"
riep ik, „vuur blindelings op ze. Zij zullen
zeker als vroeger uit vrees voor de pistoolscho
ten de vlucht nemen!"
„Neen, mijnheer, ze zullen niet vluchten; zij
weien dat wij hun niet veel kwaad meer kunnen
doen."
Een der apen stortte, door twee pistoolko
gels getroffen, op den grond. De overigen zet
ten hunnen lo-op voort. /Krijgend trok ik mijn
revolver en reikte hem Pamba over. Hij 'wacht
te tot zij op een als tand van slechts enkele
meters genaderd 'waren; daarop vuurde hij ach
ter elkander zesmaal. Geen Cwijfel of de dieren
waren daardoor verrast. Waarschijnlijk hadden
zij geloofd -dat zij er met een of iwee schoten
zouden afkomen. Hoe het,zij, zij hielden een
oogenblik stil, toen twee van hen, door de
kogels getroffen, nederstortten. Maar slecfils voor
'n oogenblik! In't volgende oogenblik zag men ze
weder hunnen moeilijken mairsch voortzetten.
Düdhter en dichter naderden ze ons. Onze po
ny was reeus bijna geheel buitan "dan. liet
einde onzzer reis was nog niet bereikt en hulp
was nergens te verkrijgen op dezen eenzamen
weg!
Eindelijk verbrak Pamba het stilzwijgen.
„Mijnheer moet verder rijden: Pamba zal de
boschmenschen tegemoet treden, er is geen an
dere uitweg meer."
„Zwijg domkop!" zeide ik. „Volgehouden, ont
komen is nog mogelijk." Ik had evenwel geen
hoop meer. Ik staarde op mijne nog steeds
henvustelooze vrouw en mijne jammerende kin
deren en boog het hoofd. t
Ik geloof, da,t Pamba dien blik had opge
merkt. Hoe het ook zij, in het volgend oogen
blik was zijn gelaat dicht aan mijne v ang en
hij fluisterde mij in het oor: „Mijnheer za!
voor Pamba's vrouw zorgen, Dhaba, en mijne
kleinen. Gods wegen zijn rechtvaardig. Mijn
heer, leef wel" En nog vóór het mij recht (dui
delijk was wat hij wilde doen, had hij denfblik-
semenden kris weder getrokken en ras van
den wagen gesprongen. Over mijn. schouder te
rugziende, zag ik zijne reusachtige gestalte
tegenoer den huilvenden troep apen en bij lede
ren sloot het wapen in zijn hand schitteren.
Als in een droom reed ik verder; ik was -ellen
dig en droevig te moede. Toen ik nog eenmaal
omzag, was de Maieier niet meer le zien; alles
wat ik zag was een troep krijschende door
elkander tuimelende apen. Ik bereikte met de
mijnen behouden Pinang. Den volgenden dag
keerde ik denzelfden weg met tien .Maleiers
terug. Alle orang-oeiangs waren verdwenen.
Pamba's lijk vonden wij, gruwelijk verminkt,
terug. Om hem heen lagen elf doode apen,
éllen zoo groot als een man.
„Prov. Gron. CrtJ'
AHA!
Bediende: Dat verwenschte lawaai op straat!
Hindert u dat bij het werk? i
Neen, maar je kunt den patroon niet hoo
ren aankomen.
0
STADSNIEUWS.
„Op 2 September zullen groote feestelijkheden
plaats hebben. Mocht het weder ongunstig zijn,
dan wordt de tweede September tot den volgen
den Zondag uitgesteld."
V.
BEGRIJPELIJKE AANLEIDING.
Rechter: Je hebt dezen redacteur mishandeld.
Welke aanleiding hadt ge daartoe?
Beklaagde: Toen ik onlangs honderd gulden
gestolen had, heeft hij in zijn krant gezet hon
derd-vijftig! Ik heb daardoor de grootste on
aangenaamheden met mijn vrouw vekregen.
UIT DE KAZERNE
Wachtmeester (tot een recruut, die voortdu
rend van het paard valt): Ik geloof, dat de
kerel ook uit den buik van het Trojaan salie
paard gevallen zou zijn.
VADERLIJK ANTWOORD.
Wat is dat, papa, de tegenpartij?
Mama!
ZORGZAAM.
Een dame ziet een kleinen ,ongen met een
pakje naar een scnoenlapper gaan.
Wat heb je daar, ventje? vraagt zij.
Moeders pantoffel, antwoordt de kleine. Er
komt een spijker uit, en dat zou ik graag 'in
orde gebracht zi-en, vóór moeder het merkt.
Zool Js bent een goede, lieve iongen,(hoor!
Je bent zeker bang, dat de spijker je bloeder
aan den voet pijn zal doen??
Dat eigenlijk niet. Ziet u, de spijker bom!
uit de zool, en dit is de pantoffel '.vaarmee jnofv
der me altijd afranselt.
V.
SLUW.
Drink je bier of wijn?
Dat komt er op aan.
Hoezoo?
.Wie betaalt