MecMin RijwielbaMeo Deluxe Brooiakkerlj, Smakelijk Brood A. von der Mofiien, Witte- en Tricotgoederen. 1 Een wraak var. it Braig-Briaogi. Mengelwerk. Groote Markt. 25, In het kruitmagazijn. ZES gaaislen,. van uitsluitend prima kwaliteit. Telefoon Üo. 1471 HAARLEM. BEÜ1JUT Gebr. HUI€»R0K, HEÜRB C. J. G&RELS, voorheen Paul Kaiser*. St. Joseplis-Gezellen-Vereeiii» ing'. Zoetestraat 19. Deze vereeniging stelt zich ten doel het godsdienstig en maatschappelijk welzijn te bevorderen van R. K. jongelieden uit den .werkenden stand. Lid worden kunnen zij, die den leeftijd van 17 jaar bereikt hebben, nog geen 21 jaar oud zijn en een aanbeveling kun nen overleggen van een bekend en achtens waardig persoon. lederen Zondagavond vau 8—9 'A bestaat gelegenheid zich in het Veree- nigingsgebouw (Zoetestraat 19) als aspirant lid op te geven. De wekelijksche contributie bedraagt 10 cent. De zaal der Vereeniging is geopend op werkdagen van 8—10 uur; op Zon- en feestdagen van 12—2 uur en des avonds van 5lA10 uur. De Zondagavondbij eenkomst is van 8-9K- uur verplichtend. Tot steun dezer St. Josephs-Gez. Vereeni ging is opgericht het Gezellenfonds. Lid hiervan zijn zij, die een maandelijksche con tributie van ten minste 10 cents betalen. Deze contributie wordt door zelatricen tegen af gifte van een kwitantie opgehaald. De leden van 't Gezellenfonds ontvangen na hun overlij den een H. Mis in hunne parochiekerk en zijn deelachtig aan de gebeden welke de Gezellen maandelijks voor hunne weldoeners verrich ten. Men kan zich als lid laten inschrijven bij een der zelatricen of bij den President der vereeniging Pater C. H. Caminada, N. Groen markt 12. EERBIED IN GODS HUIS. Ondcrafd. v. d. Ned. R. K. Volksbond, afd. Haarlem. Zij, die wenscheu lid te worden van boven genoemde vereeniging, kunnen zich opgeven aan de volgende adressen: C. van Wieringen. Voorz., Meester Joosten- laan 4; W. L. de Rooij, Secr., Eendraehtstr. 12; J. Antonisse, penningmeester, Witte Heerensteeg 28rood; J. Dijt, Krom 8; J. J. v. d. Walle, L. Heerenvest 106; J. en P. Umans, Anthoniestr. 61; J. J. v. d. Aardt, Koning- steinstraat 19; J. Heijne, Brouwerstraat 55E; H. B. v. d. Vlist, Schalkwijkerstraat; H. Hug- tenburg, Kampersingel 20; G. J. v. d. Veldt, Meester Joostenlaan 20; B. v. d. Weiden, Ro- zensteeg 1; L. H. J. Zandstra, Soutmanstraat 40; A. Verberne, Teding van Berkhoutstraat B; H. N. Blom, Meester Joostenlaan 35; J. F. v. d. Pol, Kaïnperstraat 72; J. N. Knoppert, Gen. Cronjéstraat 113rood; A. v. d. Meij, Rozen- priëelstraat 28. R.-K. Vereeniging tot bescherming van meisjes, gen. „St, Martha". Het Bemiddelingsbureau der Vereeniging is geopend eiken Dinsdagmiddag van 12—2 uur, voor betrekkingen als dienstboden, enz., Donkere Spaarne 22. alwaar voor R.-K. dienst meisjes, wier ouders buiten de stad woonach tig zijn, ilederen Zondag- en Woensdagavond van 8—10 uur gelegenheid bestaat tegen de geringe vergoeding van 5 cent per week, haar vrijen tijd aangenaam en gezellig door te brengen. Aanmelding daartoe aan het „Te Huis" op bovengenoemde avonden. 1 St. Elisabethsvereeniging. Inleveren van ziekenbriefjes Maandag avond tusschen 7 uur en half 9, Woensdag en Vrijdagmiddag tusschen 1 en 2 uur, Jans- straat 49. R.-K. Meisjespatronaat „ST. ROSA". Nassanlaan 50. Het doel van dit patronaat is, meisjes uit den arbeidenden stand, van 12-16-jarigen leef tijd, g ra t i s in bet naaien en aanverwante vakken, alsook in het knippen, te onderrich ten. Tevens ontvangen zij Godsdienst- en Bij- (belsch onderricht, alsmede Herhalingsonder- ypijs in het lezen, schrijven, rekenen, enz. Het onderwijs wordt gegeven eiken avond der week van half 7 tot half 9, uitgenomen Zaterdagavond. Aangifte van leerlingen tweemaal per jaar, H.l. in de maanden Juli en December, op een Steeds in dit blad te vermelden datum. Het Bestuur is voor ouders der leerlingen cn belangstellenden te spreken aan boven staand adres, op iederen len Woensdag der maand van half 3 tot half 5 uur. St. Maria-vereeniging. R.-K. Vereeniging tot bestrijding van het drankmisbruik, vergadert elke twee maanden, hetwelk vooraf in de agenda dezer courant wordt bekend gemaakt. De Maria-vereeniging beeft een onderafd. Meisjesbond, voor leden van 11—16 jaar, die ook tweemaandelijks vergadert op Zon dag, 's nam. te 4 uur, in het gebouw St. Bavo, Smedestraat. In de vergadering is gelegenheid zich voor het lidmaatschap te laten inschrijven; tus- schentijds bij het secretariaat der vereeniging Zijl weg 21. R.-K. Propagandaclub „St. Petrus", Schoten (stadsgedeelte). J. Th. Bakker, Voorz., Kloosterstraat 101. N. P. J. Verzellenberg, le Secr., Javastr. 61. Th. van Geldorp, Penningin., Borneostr. 15. P. Beers. 2e Secr., le Hoogewoerddwarsstr. no. 12. Het Bestuur bestaat uit de heeren: H. M. A. Mathot, Commissaris, Dr. Leyds- straat 74, GELOOF EN WETENSCHAP. Vereeniging- tot bevordering van de weten schap onder de ineer ontwikkelde Katholieken. Aangifte voor bet lidmaatschap (minimum ƒ2.50 per jaar) te richten tot den heer G. Leusen, 2de Secretaris, Groote Houtstraat. i SPECIALITEIT IN aiiajPMMiaaji wstssm J Ik was 36 jaar en' verloofd. Mijn verloof de h'eette Mary en' was doditer van mijn comlpagnon, met wic.n ik een kruitmolen ex ploiteerde dien ik na. mijn huwelijk al Leen zou bezitten. Ik wil niet, zeggen, dat de fabricatie van liet buskruit tojt de moeilijk ste, nfaar wel, dat hst tolt de gevaarlijkste bedrijven'behoiort, en dat ligt in den aard der zaak. In de magazijnen, die tót dusver in een toestand van de pijnlijkste orde ver keerden, was in den laatsten tijd een zekere wanorde te bespeuren. Het bleek namelijk, dat de vaten niet in de oorspronkelijke volg orde stonden, wat aanleiding gaf tot hst ver moeden, dat hier een onkundige de hand in liet spel had en een inderdaad zeer ge vaarlijk spel speelde. Ik gaf daarojmJ last dat mén de fabriek nog scherper zou bewa ken dan dit tot dusver het-, geval was ge weest, m'aa.r toch bleven de misstanden be staan. Toen besloot ik een3 zelf de wacht te houden en ik wilde er dan oml zeven uur, na het sluiten van het kantoior, m:ee be ginnen. I.k begaf m'ij naar de bergplaatsen, liep tusschen de kruitvaten door en vervolgde mijn weg tot aan de ladder, waarmee men op zolder kon kouten, klauterde naar boven nadat ik liet luik had Opgelicht, en keek naar een plaatsje uit Vanwaar ik alles ge makkelijk zou kunnen overzien. Ik had misschien ongeveer 'een half uur Op de loer gestaan, tot ik de gedaante van een mbnsch onderscheiden, die de ladder naderde. Na enkele öogenblikken werd 'de valdeur opgeheven en het hoofd Van onzen o int on ze! en David verscheen in de opening. Da vid Flitz, wiens vader in de fabriek liet le ven verloor, was loopjongen en handlanger in ons bedrijf. Hij was niet alleen beperkt van geestvermogens zooals men geliefde te zeggen, miaar een werkelijke idioot. Meer dan eens drong ik er bij mijn Compagnon op aan, dat hij dezen jongen zou ontslaan, mie- de, omklat ik ï-eden had, om met recht aan zijn eerlijkheid te twijfelen. Toen ik David voorzichtig 'den' zolder zag betreden, besloot ik mij zoo goed mogelijk te verbergen omi te zien, wat hij in 't schild voerde. Hij liep juist naar den lioek, waar ik stond, en een oogenblik dacht ik dat hij mij zou ontdekken. Maar nadat hij een oogenblik in het stroo gewoeld had, ging hij met iets in de hand naar het luik en eer ik hem; voJg-en kon, was hij de ladder af- gesneld. Plotseling zag ik door 'eeri kleine opening in den vloer heneden een helder licht op flikkeren. Toen ik snel nederknieldc en nieuwsgierig door de opening keek, zag ik tot mjjn niet geringen schrik hoe de onnoo- zele David mbt een brandende kaars in de hand tusschen de kruitvaten rondliep, alsof hij zich tusschen zakken mlet gedroog de pruimen bewoog. Met een half onderdruk ten kreet snelde ik naar het luik en be proefde het op te lichten. [Wie beschrijft echter mijn nieuwen schrik toen ik ontdekken moest, dat ik o.p den zolder opgesloten was. Het luik had de onnoozele David aan den benedenkant 0p den grendel gedaan. Fluks keerde ik weer naar de opening in den vloer terug en wilde juist David roepen, dat hij het luik moest openen en mij bevrijden, toen ik mijn hersenen werden verward, alsof ik de koorts had, zien moest hoe hij van een der vaten een ijzeren ring losmaakte, het deksel er afrukte en het glimmende zwarte kruit aan het licht van zijn kaars blootstelde. Nu zag ik ook, hoe hij zijn hand in het kruit stak, blijkbaar om' daarin iets te zoe ken. En nu haaldo hij werkelijk ook met een dof gebrom! van tevredenheid een klein leeren zakje voor den dag, dat een zacht rinkelend geluid liét hooren. Hij trachtte het touwtje dat er om zat, met de tanden los te maken, daar hij de kaars nog ,altijd in de andere liand hield. Zijn pogingen waren vruchteloos én einde lijk het bloed stond mij stil in de ade ren en mijn lichaam werd stijf van schrik moest ik zien, hoé de idioot het bene denste eind zijner kaars in dezen geimpro- viseerden kandelaar liet zitten. In de over maat van mijn ontzetting kreeg ik liet ver mogen om te spreken weer terug. „David," schreeuwde ik als een bezetene en dat was misschien het onverstandigste, wat ik doen kon, „om 's hemelswil, neem de kaars er uit!" Nauwelijks hoorde hij dezè woorden, öf hij slaakte een kreet, zóoals mén soms bij de wilde dieren in de menagerie kan hoo ren, daarna keek hij mét woest fonkelende oogen om zich heen, drukte zijn lederen zakje tegen zijn borst en vloog de bergplaats uit. Toen ik mij het vreeselijke en afgrijselijke van mjjn toestand recht bewust word, was het, of mijn brein geheel verstijfd was. Ver scheidene minuten knielde ik op den vloer neer, keek voortdurend naar de brandende kaars en was volkomen buiten staat om ook maar een enkel lid te bewegen. De kaars stak zoo diep in het vat, dat ze nau welijks drie duim' boven het kruit uitkwam. Langzamerhand werden mijn levens, ees ten weer werkzaam; en terwijl ik zon hot langzaam! afbranden van de kaao in Let kruitvat gadesloeg, brak mij het kcr- >e angstzweet uit en ijskoud liep hot mij.over den rug. Daarna begon mijn hart onstuimig te kl p pen. Ik sprong op en vloog naar het luik. Aan den bovenkant ervan zat een ring, dien ik met beide handen greep'en omhoog wilde trekken, maar hij spotte met mijn kracht. Ik zocht daarom een anderen weg, waarlangs ik zou kunnen vlucht en" doek te vergeefs. [Weldra dreef de afschuwelijke gedachte mij weer aan om naar de opening in den vloer te gaan en naar beneden te zien naar het licht der kaars, dat langzaam' de ont plofbare stof naderde. Sedert ik de laatste maai naar beneden had gekeken, was er meer dan een duim afgebrand, nog een half uur o, gij goede geesten. Daar kreeg ik een inval, die als een licht straal mijn binnenste verhelderde. Ik had een mes bij me en liet volgende oogenblik lag ik op de knieën op het luik en sneed met liet scherpe lemmet als een razende in het liout. Maar mijn mes was te zwak en toen ik een eenigszins diepe snede deed, brak het lemmet dicht bij het heft af. Met een kreet van wanhoop slingerde ik het heft weg en keek naar het licht.: Volgens mijn schatting behoefde er slechts weinig meer dan een halve duim weg tfe branden en de catastrophe zou plaats hebben. Nog vijftien minuten en liet kruit zou ontploffen. Mijn gedachten werden soms verward en ik' gevoelde in mijn slapen een stekende pijn. TV wilde niet zoo bedaard afwachten', dat ik in atomen uiteen zou spatten. Ik stond weer op en riep weer luide om hulp, zoo luide, zoo ontzettend, zoo hard, dat mij bij het roepen de aderen op het voorhoofd, op zwollen en het gewelf akelig van do ont zettende echo weergalmde. Vervolgens staar de ik 'nogmaals naar de kaars, die met vree- de onverschilligheid verteerde. Zij was bij na geheel afgebrand en ik kon zien, dat slechts een emails, streep de vlam van liet kruit afscheidde. Maar luister! [Wat was dat? Zeker de hoefslag van een galoppserend paard. Ja, dichter, steeds dichter bij kwam' het geluid. Ik wendde mijn oog-en naar de deur en met den sleep; van haar rijkleed over den arm, verscheen 'Mary, mijn beminde, en ging met vasten tred naar het brandende licht. ,,G,a terug, 'ga terug!"- schreeuwde ik in mtin doodsangst, t Ze schrikte en werd bleek als een doode. Maar vastberaden ging ze naar het kniit- vat, stak haar hand diep in de zwarte, glim mende massa en vatte het benedeneind van de ka-ars, Toen zag ik haar teeder lichaam voor- en achterwaarts wankelen en daarna viel ze bewusteloos neer. Ma;ar eer het be wustzijn haar begaf, had ze nog de kaars op den grond geworpen en uitgetrapt Het magazijn lag in diepe duisternis ge huld. Ik hoorde een zacht snikkenden zucht en het geruisch vati een val, daarop trof hét geluid van den hoefslag van een ander naderend paard mijn oor, benevens de stem van mijn compagnon, die luide riep, wat er toch te doen was. Toen begaven ook mij mijn zinnen, want ik herinner mij niets meer van hetgeen er verder gebeurde, tót op liet oogenblik, dat- ik het bewustzijn, terugkreeg ,en vernam, dat ik een hevige zenuwkoorts achter, mij had. Toen mijln verloofde en haar vader op den bewusten (lag huiswaarts keerden, hoor den zij: mijn geroep om hulp. Zij reden dadelijk op de stem. af en toen zij het on gewoon licht in het magazijn zagen, spoor de mijin verloofde haar paard tot een ra- zenden galop aan, verhinderde zoodoende do ontploffing en redde mijl liet leven. Den önnoozelen David zocht men den vol genden dag op en nam; men het gestolen geld af [Wat hem had bewogen zijn schat in liet kruitvat te verbergen, vernam, niemand. Men borg hem in een krankzinnigengesticht op. Een jaar later geleidde ik' m;ijin bruid en redster van mijn leven naar het altaar. In het geluk' va,n ons nieuwe leven wordt langzamerhand dc berinnering aan het ont zettende oogenblik uitgewischt. Vogelenzang, Heemstede. (E,ene vertelling uit Engelsch-Indië.) 't|Was te Boekit-Tengah, op het schier eiland Malakka,. Een eenzaam huis in het bergland, twee uren te paard van de zlee ge legen, De weg naar dat huis leidt dikwijls door dichte wouden. Dat was de plaats, waar het volgende drama, werd afgespeeld. De streek om Boekit-Tengah is vol wil de dierendat er zich evenwel ook orang- oetangs ophielden, was mij tot dien tijd toe onbekend. Toen ik destijds eens met mijn bediende Pamba te paard van een venen tocht terugkeerde, zag ik mij plotseling .en wel in dg nabijheid van mijn huis tegenovei een groot aantal van deze ongure dieren. Zij zaten bij elkander te janken en stieten ziilke oorverscheurende geluiden uit, als al leen orang-oetangs kunnen voortbrengen Ja die Pamba!. Tom had mij indertijd, toen ik hem in mijn. dienst zon nemen, van hem medegedeeld, dat hij een ridder „saus peur et sans reprophe was, en ik wild.e iet gaarne o-ovcn» wanti Pamhas g'cziciib was door nerven doorploegd, achtergebleven spo ren van een hevig®11 strijd met een gevlek- ten tijger, die zich had verstout ongevraagd een van Famba's bokken ter maaltijd uit te kiezen. De huid van het dier prijkte thans op den vloer van Pamba's. huisvertrek. 'Nog stond ik verwonderd naar de af schuwelijke behaarde lichamen der apen met hunne lange onbeholpen armen en been en te kijken, toen deze plotseling allen te zamen op eenen, die zich als een gevangene in hun midden bevond, losstormden cn hem aan stukken begonnen te scheuren. Do smart kreten van het arme dier geleken op het ang'stgeschrei van eene doodelijk verschrik te vrouw. Slechts een halve minuut duur de het; toen was alles voorbij. Pamba trad kalm op den troep apen toe en vuurde een paar schoten op hen af. On middellijk stoof, de geheele troep uit elkaar en vloog met gillende kreten het bosch in; slechts één bleef gewond achter. Toen wij nader kwamen, wist zich evenwel ook dit dier van den grond op te heffen en verdween in het dieiite kreupelhout. Pamba lachte. ,.[Woudmensch bang geworden. Niets afwe ten van vuurwapenen." Toen ik goed en wel van mijne verbazing bekomen was, gaf ik Pamba eene duchtige schrobfceering, voor zijn onvoorzichtigheid. [Waren de vluchtelingen teruggekomen, onze huisgenoot en hadden .Voor altijd op onze terugkeer kunnen wacli- tenEenmaal in huis, was de geschiedenis echter spoedig vergeten. Mijne vrouw liet zich evenwel het recht niet ontnemen om Pamba eens gevoelig .de les te lezen, dat hij mijn leven zoo roekeloos in de waagschaal had gesteld. Zijn leven had minder waarde, voegde zij er in hare boosheid aan toe! De Maieier knikte met het hoofd en bekende vol mondige dat hij als een gek had g-ehandeld. Zooals gezegd, was ik het voorval reeds lang .vergeten, toen mij een paar maanden later do tijding werd gebracht, dat men in het dichte bosch, dat mijn huis omring-de, weder een groot aantal orang-oetangs had gezien. Mocht dit feit op zich zelf ook geen reden wezen om zich ong-erust te maken, toch deed mij het bericht onaangenaam aan, en ik gaf mijn bedienden last een oog in het zeil te houden en zich niet ver van huis te verwijderen, en vooral niet alleen of ongewapend uit te gaan. Op zekeren dag, het liep .tegen de sche mering, riep .mij Pamba en wees mij aan den rand van liet bosch tegenover ons huis pen aantal apen, die op eene rij naast elkan der stonden, terwijl vóór hen een groote gTijsgebaarde mannelijke aan stond, die met allerlei geschreeuw en gebaren hen op ons huis opmerkzaam maakte, waarheen hij dan ook herhaaldelijk wees. Zijn eene arm was gebroken en hing hem slap langs .het lijf, blijkbaar tengevolge van het schot van Pamba. In de meening, dat het nu niet kwaad was den dieren nog eens eene gevoelige waarschuwing te geven, trad ik, met een geweer gewapend, gevolgd door Pamba, die eveneens een geweer bij zich had, door de huisdeur naar buiten. Maar nauwelijks had den de dieren ons bemerkt, of, een hevigen kreet uitstootend, snelden zij het donkere bosch in vóór wij nog konden vuren. „[Woud- mensch bang voor vuurwapens. Denken aan voor korten tijd" meende Pamba. Een tijd lang bleven de orang-oetangs weg. Toen evenwel vond men op zekeren dag .een kind van een mijner bedienden ge wurgd; aan zijn hals waren sporen van sc-herpe vingernagels merkbaar! Natuurlijk geraakten wij door dit voorval in hevige opgewondenheid en verbitteringen en vuur den onmiddellijk op de apen, zoodra wij ze maar bespeurden. Op deze wijze bleven de dieren ver vaïi ons huis verwijderd. Middelerwijl was de toestand mijner vrouw, die reeds gedurende geruimen tijd lijdende was, "voortdurend onrustbarender geworden. Koorts en aanvallen van duize ligheid sloopten hare krachten en hielden haar geheele dagen aan het ziekbed gekluis terd. Ik besloot daarom niet langer te wach ten en haar naar Pinang te zenden, vanwaar zij met de eerste bootgelegenheid naar En geland zou kunnen vertrekken. Op een Za terdagmiddag .tegen 3 uur ik herinner het mij nog duidelijk, hield onze dogcart voor mijn huis stil. Ik liet slechts één koffer voor mijne vrouw opladen; de rest w^ilde ik zelf medenemen wanneer ik naar Europa terugkeerde. Voor wij afreden, verzocht Pamba mij onder vier oogen iets te mogen zeggen. „[Wanneer mijnheer verstandig handelt, mijnheer wachten moet tot morgen en om het woud heenrijden. Korte weg is slecht cn vol wilde dieren", zeide hij. „Ei wat. Pamba", antwoordde ik, „wie is ooit bij helder lichten dag door een wild dier aan gevallen, en vo-oral als hij bovendien vuur wapens bij zich had! Spring achterop, en neem Charles mijn zoontje bij je; mijne vrouw en ik namen de kleinste bij ons op de voorste bank." „Mijnheer moet wetenvoor mevrouw was beter, wanneer zij in een draagstoel met zes man reisde. Er zijn vele gevaren in het woud, zooals mijnheer weet." Nu, nu, Pamba, ik geloof werkelijk dat ge voor de woudmenschen bang zijt ge worden," antwoordde ik lachend. „Herinnert ge u dan niet, hoe zij voor de vuurwapens op de vlucht gingen? Pamba zag- mij kalm met vasten blik aan, en antwoordde daarop bedaard: „Neen, Pam ba vreest niet De toon, waarop hij dit zeide, en de her innering aan de bewijzen van dapperheid, die mijn bediende reeds had gegeven, deden het mij berouwen eenigszins den spot met hem te hebben gedreven. En inderdaad, maar al te spoedig zou ik voldoende bewijzen ontvangen, dat Pamba,, als het er op aan een moed aan den dag? wist te leggen, dien de dapperste man hem mocht benijden! [Wij reden dus af. Het eerste half uur ging het door de dichte schaduwen van het woud, ik beken het, niet zonder een eenigs zins beklemmend gevoel van angst voor 't ge vaar, dat mijn dierbare huisgenooten bo ven het hoofd zweefde. Doch hoe verder wij reden, des te meer vatten wij moed, omdat wij niets verdachts ontdekten. De weg was oneffen en moeilijk te berijden. Zoo konden wij slechts langzaam voortko men. Pamba zat zwijgend achterop het voer tuig. Onder zijn hoofddoek spiedden zijne groote bruine oogen scherp en behoedzaam rond. Ik ontdekte, dat hij, behalve de pisto len nog een kris bij zich droeg, het twee snijdend vlammend wapen, scherp als een scheermes, waarvan de- Maleiers zich bii voor keur bedienen. [Wij waren tbans nagenoeg op de helft van den af te leggen weg gekomen. Nog een goed uur en wij zouden de plaats bereiken, waar de kleine jonk lag, die ons het smalle water zou overvoeren, dat Pinang van het vasteland scheidt. Maar juist toen het woud eenigszins lich ter begon te worden en dc weg wat meer geeffend hoorden wij ons geieel vreemde toonen: „tsjiek, tsjickboven onze hoof den. Twee orang-oetangs waren het, die van uit de takken van een hoogen boom grimmi ge blikken op ons wierpen. En terwijl wij verder reden, bemerkten wij, dat op iederen boom een aantal apen als schildwachten had den post gevat. Telkens als wij voorbijgere- den waren, lieten de apen zich op den grond 1 glijden en onophoudelijk stieten zij hun „tsjiek, tsjiek!" uit. Ik had den pony de zweep laten voelen, en het dier, dat blijkbaar zelf de nabijheid dezer vijanden ook reeds onaangenaam vond en zijn gang versnelde, zette zich thans in galop. Maar spoedig bemerkte ik dat de apen niettegenstaande lmn onbeholpen loope'n ons toch gemakkelijk konden bijhouden. Steeds verder reden wij. Uit iederen boom al eden ecu. uaar aoen on den grond neder LEVERT: cn sloten zich bij de schaar onzer vervol gers aan. Benige beproefden reeds van de over ons hangende takken op den wagen te glijden, maar in de meeste gevallen mis lukte hun dit en rolden zij hals over kop op den weg neder. Toch wist 'één aap, die op een bijzonder lagen tak heen en weer bengelde, zich op de trede van ons voer tuig te slingeren. Zijne afschuwelijke ge"! tanden waren slechts op een voet afstapds van mij verwijderd.... een oogenblik rook ik zijn stinkenden adem daar suisde Pam ba's :arm neder en met een vreeselijk gehuil viel de aap op den grond: zijn eene kaak was door de scherpe kj-is bijna geheel af gesneden. Mijne vrouw, die zich aan mij had vastge klemd, viel in onmacht. Mijne beide kin-deren gilden van angst Geen mogelijkheid bestond er meer ons door de snelheid van ons rijden te redden. Reeds slingerde de wagen op den hobbeligcn weg heen en weer en dreigde ieder oogenblik om te slaan. Thans waren de orang-oetangs slechis ruim 30 meter meer van ons verwijderd. „Pamba" riep ik, „vuur blindelings op ze. Zij zullen zeker als vroeger uit vrees voor de pistoolscho ten de vlucht nemen!" „Neen, mijnheer, ze zullen niet vluchten; zij weien dat wij hun niet veel kwaad meer kunnen doen." Een der apen stortte, door twee pistoolko gels getroffen, op den grond. De overigen zet ten hunnen lo-op voort. /Krijgend trok ik mijn revolver en reikte hem Pamba over. Hij 'wacht te tot zij op een als tand van slechts enkele meters genaderd 'waren; daarop vuurde hij ach ter elkander zesmaal. Geen Cwijfel of de dieren waren daardoor verrast. Waarschijnlijk hadden zij geloofd -dat zij er met een of iwee schoten zouden afkomen. Hoe het,zij, zij hielden een oogenblik stil, toen twee van hen, door de kogels getroffen, nederstortten. Maar slecfils voor 'n oogenblik! In't volgende oogenblik zag men ze weder hunnen moeilijken mairsch voortzetten. Düdhter en dichter naderden ze ons. Onze po ny was reeus bijna geheel buitan "dan. liet einde onzzer reis was nog niet bereikt en hulp was nergens te verkrijgen op dezen eenzamen weg! Eindelijk verbrak Pamba het stilzwijgen. „Mijnheer moet verder rijden: Pamba zal de boschmenschen tegemoet treden, er is geen an dere uitweg meer." „Zwijg domkop!" zeide ik. „Volgehouden, ont komen is nog mogelijk." Ik had evenwel geen hoop meer. Ik staarde op mijne nog steeds henvustelooze vrouw en mijne jammerende kin deren en boog het hoofd. t Ik geloof, da,t Pamba dien blik had opge merkt. Hoe het ook zij, in het volgend oogen blik was zijn gelaat dicht aan mijne v ang en hij fluisterde mij in het oor: „Mijnheer za! voor Pamba's vrouw zorgen, Dhaba, en mijne kleinen. Gods wegen zijn rechtvaardig. Mijn heer, leef wel" En nog vóór het mij recht (dui delijk was wat hij wilde doen, had hij denfblik- semenden kris weder getrokken en ras van den wagen gesprongen. Over mijn. schouder te rugziende, zag ik zijne reusachtige gestalte tegenoer den huilvenden troep apen en bij lede ren sloot het wapen in zijn hand schitteren. Als in een droom reed ik verder; ik was -ellen dig en droevig te moede. Toen ik nog eenmaal omzag, was de Maieier niet meer le zien; alles wat ik zag was een troep krijschende door elkander tuimelende apen. Ik bereikte met de mijnen behouden Pinang. Den volgenden dag keerde ik denzelfden weg met tien .Maleiers terug. Alle orang-oeiangs waren verdwenen. Pamba's lijk vonden wij, gruwelijk verminkt, terug. Om hem heen lagen elf doode apen, éllen zoo groot als een man. „Prov. Gron. CrtJ' AHA! Bediende: Dat verwenschte lawaai op straat! Hindert u dat bij het werk? i Neen, maar je kunt den patroon niet hoo ren aankomen. 0 STADSNIEUWS. „Op 2 September zullen groote feestelijkheden plaats hebben. Mocht het weder ongunstig zijn, dan wordt de tweede September tot den volgen den Zondag uitgesteld." V. BEGRIJPELIJKE AANLEIDING. Rechter: Je hebt dezen redacteur mishandeld. Welke aanleiding hadt ge daartoe? Beklaagde: Toen ik onlangs honderd gulden gestolen had, heeft hij in zijn krant gezet hon derd-vijftig! Ik heb daardoor de grootste on aangenaamheden met mijn vrouw vekregen. UIT DE KAZERNE Wachtmeester (tot een recruut, die voortdu rend van het paard valt): Ik geloof, dat de kerel ook uit den buik van het Trojaan salie paard gevallen zou zijn. VADERLIJK ANTWOORD. Wat is dat, papa, de tegenpartij? Mama! ZORGZAAM. Een dame ziet een kleinen ,ongen met een pakje naar een scnoenlapper gaan. Wat heb je daar, ventje? vraagt zij. Moeders pantoffel, antwoordt de kleine. Er komt een spijker uit, en dat zou ik graag 'in orde gebracht zi-en, vóór moeder het merkt. Zool Js bent een goede, lieve iongen,(hoor! Je bent zeker bang, dat de spijker je bloeder aan den voet pijn zal doen?? Dat eigenlijk niet. Ziet u, de spijker bom! uit de zool, en dit is de pantoffel '.vaarmee jnofv der me altijd afranselt. V. SLUW. Drink je bier of wijn? Dat komt er op aan. Hoezoo? .Wie betaalt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 11