TWEEDE BLAD BerlijMcbt Briwn. R. K. lienstaataraipg. Rond de üturqie. BUITENLAND. Het geheim vao den Meeuwentoren. Haarlam—Brussel. Sokken. Kousgëh* H&i Bon üarö©!ié iOïONS Z&TERD&G B5 JULI IBSI. f? FEUILLETON V V H1EUWE COURANT me» „ST. JOZEF". afdeeling Haarlem en Omstreken van „de Hanze", goedgekeurd bü Bisschoppelijk be- sluit van 2S October 1S07 en bij Kon. besluit van 9 Mei 1908._ De R.-K. Middenstandsvereeniging stelt zich. ten doel, volgens art. 2 harer Statuten, de zedelijke en stoffelijke belangen van den handeldrijvenden en industriëelen Midden stand in het algemeen, en van hare leden in het bijzonder te behartigen, overeenkom stig de beginselen van den R.-K. Godsdienst. De voordeelen aan het Lidmaatschap ver bonden zün vele. {Wij noemen slechts: le. Door aansluiting der vereeniging en bloc bij de Haarl.; Handelsvereeniging, heb ben de loden het recht gratis informatiën in te winnen, dubieuze posten ter incassaering te geven en rechtskundige adviezen hunne zaken betreffende te vragen bij de advocaten der H. H. V. 2e. Kunnen de Leden gratis gebruik ma ken .van een Bureau tot plaatsing van Kan toor- en [Winkelpersoneel. 3e.; Kunnen de Leden hun spiegel- en an dere ruiten verzekeren bij de afdeeling On derlinge Glasverzekering en zullen daarvoor een uiterst lage premie te betalen hebben. 4e. Kunnen de Leden deelnemers worden in een fonds tot uitkeerÏDg bij overlijden, het welk geheel belangloos wordt beheerd, waar voor erfgenamen tegen geringe bijdrage na overlijden van den deelnemer een belangrijk bedrag uitgekeerd krijgen. 5e. Ontvangen de Leden geheel gratis on franco een weekblad van 16 pagina's druks, waarin alles, wat voor den middenstand van belang kan zijn, zal worden behandeld. 6e. Een ziekte verzekering zal wSfdra in werking worden gesteld. 7e. Twee maal in bet jaar zal eene' H. Mis voor da geestelijke en tijdelijke belangen der Leden worden opgedragen, terwijl bij over lijden va.n een Lid ééne H,; Mis voor zijne ziele rust zal worden gelezen in zijne Paro chiekerk. 9e. Minstens zes maal in een jaar zullen in de Ledenvergadering alle voorkomende zaken, den Middenstand betreffende, worden behan deld en wanneer de kas zulks toelaat eene ïeestvergadering pens per jaar worden ge houden. Tenslotte maken wij onze Leden erop attent, dat de Diocesane Coöperatieve Credietbank van de Hanze hare werkzaamheden heeft aangevangen. Er bestaat dus gelegenheid credieten aan te vragen en op de in de statuten vermelde voorwaarden gelden te beleggen, hetzij in de posito of in rekening-courant. Tevens bestaat er gelegenheid tot beleggen van spaargelden, waarvoor 3 pet. rente wordt vergoed; ingaande den eersten en zestien den der maand. Minimum inleg 25 cent. Terugbetaling tot een bedrag van 'f 50. geschiedt onmiddellijk, booger bedragen met 1 dag opzegging. Voor inlichtingen of beleggingen kan men zich iederen werkdag tusschen 12 en 2 uur vervoegen bij den administrateur J, H. Vis ser, Spaarne 74 rood. Ook niet-lcden kunnen van de Spaarkas ge bruik maken en vinden daarin een solide en voordeelige geldbelegging. Het bestuur spoort hiermede alle nog niet aangesloten R.-K. Middenstanders aan,' als Lid onzer vereeniging toe te treden. De con tributie bedraagt slechts 1.30 per 3 maan den. Bij toetreding verbindt men zich voor een geheel jaar. Voor het Lidmaatschap melde men zich, bij voorkeur sclirifteliik, aan bij den secretaris O. A. M. Jonckbloedt Lz., Lange Heerenstraat Tv-, f j. Namens het Bestuur, ANTON BOSSE, Voorzitter. C. A. M. JONCKBLOEDT, le Secret. LX. Kaarsen, kandelaars, kaarsenbank. Bij het opdragen der H. Mis moeten naar het voorschrift der H. Kerk ten minste twee kaar sen van zuiver was branden, aan iederen kant van het kruis één. Zij zijn geplaatst öp kande laars, die zich gewoonlijk bevinden aan de ach terzijde des altaars op een kleine verhooging, kaarsenbank preheeten. Oorspronkelijk had het kaarslicht een prac- tische beteekenis, daar in da eerste tijden des Christendoms de H.H. Geheimen in de donkere catacomben en bij de nachtelijke bijeenkom sten niet zonder liebt konden gevierd worden. Later werd die gewoonte behouden als een her innering aan die donkere dagen, als een ge schikt middel om de plechtigheid te verhoogen en tevens een geestelijke beteekenis er aan ver bonden. De kaars zelf wijst zinnebeeldig op Christus, die van Zich getuigd heeft: „Ik ben het licht der wereld", neergedaald om „te ver lichten alleen, die in de duisternissen des doods gezeten waren". Het „lichtend verteren" der kaars stelt ons den heilaanbrengenden offerdood van den Heiland voor oogen. Bougies- en stearinekaarsen, gas- en elec- triseh licht mogen in de Kerk gebezigd worden om de duisternis te verdrijven of het kerkge bouw te illumineeren (mits het niet op thea trale wijze geschiede)voor den eeredionst ech ter dient alleen de blanke, door de zuivere bij gevormde was. Stelt de kaars zelf den Christus voor, dan doelt de blanke was op de mensche- lijke geboorte van „het Woord, vleesch gewor den" uit de onbevlekte Moedermaagd Maria. VI. Een „teekenend" geval! Berlijn d.w.z. het Evangelische of Pro- testantscke Berlijn stond dezer dagen in het teeken van een „ketterproces". Een predi kant, Jatho, uit Keulen, is n.l. door de „ker kelijke rechtbank" der Pruisische staatskerk wegens het verkondigen van ketterseho ge- loofsideeën uit zijn ambt ontzet. Nu kouden wij dit geval rustig onbesproken laten, daar bet feitelijk een intern-kerkelijke gt beurtenis is, die niet direct 't publieke leven raakt. Doch de z.g. vrijzinnige pers heeft dit feit opgeblazen tot een gebeurtenis van alge meen publieke beteekenis en.... daardoor voor 't voetlicht der publieke meening een eigenaardigen kijk op den toestand der „Rus sische Landeskirche" gebracht. Men oordeele: De veroordeelde predikant leeraarde aan zijn Keulsche gemeente het vol gende: le. Er bestaat geen persoonlijke God; waar- delijk heet het in zijn stelsel: „God is de be- ginlu-acht, waarvan wij niet weten, of deze oorspronkelijk blind was en eerst ziende ge worden is in de opwaarts stijgende geestes kracht der menseben, of dat zij (d. i. de Godheid) als 't eeuwige verstand en de rege lende wijsheid de eerste beweging in het heel al te voorschijn riep. Mon behoeft waarlijk geen theoloog te zijn, om in deze Godslastering anders kan men toch een dergelijke monstruositeit nietr be stempelen een totale ontkenning van de eerste waarheid des Christendoms te zien. Er is echter nog veel meer. Hoor slechts zijn 2do stelling: 2de. Van openbaring in de H. Schrift kan gewoonweg geen sprake zijn. Nu, dergelijke beweringen kennen we ook van onze vrijzinnigen. 3de. Christus is een hoogstaand mensch ge weest, die hoogstwaarschijnlijk geleefd heeft. Zijne Godheid is uitgesloten. Deze stelling van den Christelijken(M) pre dikant Jatho, behoeft zeer zeker geen verder commentaar. 4de. Een leven hiernamaals bestaat niet. Och, als men het bestaan van een persoon lijken God ontkent en ook de Godheid Chris tus, waarmede natuurlijk vanzelf de heerlij ke verlossingsleer der menschheid vervalt, dan is het niet anders dan een consequentie, dat men ook het eeuwige leven als een sprook je terzijde schuift. Ziedaar dan de geloofsbelijdenis!?) van een man, die 30 jaren lang, zegge 30 jaren, de Christelijke!?) leider was van een Christelij- ke(?) gemeente der Pruisische Staatskerk. En eindelijk na 30 jaren komt men eerst tot de ontdekking, dat een dergelijke predikant niet meer in een Christelijke gemeenschap thuis behoort en zeer zeker niet de leider! daarvan zijn kan. Men versta ons goed: Wij spreken hier niet van den m e ns e h Jatho, doch alleen van den predikant Jatho, die als zoodanig mGrecl op zich genomen had de positieve Christelijke geloofsleer zijner kerk te leeraren en die juist het tegenovergestelde van die leer ver kondigde, ja daar als vrijdenker en atheist voor zijne Christelijke!?) gemeente stond. Nu zou men zoo denken, dat ieder gezoud denkend Christenmensck het oordeel, over Jatho geveld, als iets vanzelf sprekend zou beschouwen. Och arme, bijna half Berlijn, d.w.z. 't liberaal-denkend Protesiantscli Ber lijn, wat zich natuurlijk diep beleedigd zou gevoelen, als men slechts een oogenblik aan zijn Christelijkheid durfde twijfelen, liep, cp 't drijven der z.g. vrijzinnige pers, te zameu enhuldigde Jatho. die zelf gekomen was, om die huldiging in ontvangst te nemen, als een ware martelaar zijner geloofsovertui ging!?). Zeiden we te veel, met dit als een „teeke nend geval" te noemen? Doch er is nog meer, dat dit geval als bij zonder „teekenend voor den toestand der Pruisische Staatskerk" stempelt. Fluks na de veroordeeling van Jatho kwam de z.g. li berale of vrijzinnige geestelijkheid van Ber lijn te zamen en plaatste zich, na breedvoe rige besprekingen, principieel naast Jatho, wiens veroordeeling zij „een niet te overziene benadeeling van den godsdienst der Staats kerk" noemde. Een resolutie in dien geest was onderteekend door 90, zegge 90 predikanten uit Berlijn en diens voorsteden. Arme, Evangelische Pruisische Staatskerk! 't Sloteffect van dezen verkwikkelijken strijd werd nog geleverd door een vergadering van vrijdenkers. Natuurlijk, aan dezen komt 't eerste woord toe in een dergelijk keval. Predikant Felder, uit Bremen, (men ziet, dat er in de Christelijke Pruisische Staatskerk tientallen van Jatho's rondloopen!) zei woor delijk: „Het is te betreuren, dat de vrijzin nigen het alleen hij protesten laten. Hun uit treden zou het bankroet der Staatskerk zijn. Deze te hervormen of haar met den moder nen geest te verzoenen, zou, staande in baar midden, nooit gelukken. De hoofdzaak is scheiding van kerk en staat. Zou het geval- Jatho daar toe bijdragen, dan verdienden zijne rechters eerder dank dau vcroordec- ling." En een zekere professor Gurlitt meende, dat hem „de zaak-Jatho" veel pleizier verschaft had. Wie de zwarte jas droeg, Avas voor hem ongenietbaar. Voor godsdienst had hij zoowel binnen als buiten de Kerk geen gevoel. Dat het tot een „geval-Jatho" komen kon, daarvan Avas alleen de algemeene lauwheid de oor zaak. De eenige consequente geA-o]gtrekkiug uit de geheele geschiedenis was volgens dezen hooggeleerden een massa-uit treden uit de Staatskerk. Als het maar eerst met de ker kelijke belasting haperde, dan zouden de ker kelijke overheden wel toeschietelijker wor den! Een ideaal standpunt, niet waar? En wat een hoogschatting der kerkelijke overheden, die het gebrek aan dubbeltjes wel toeschiete lijker zal maken! De arme martelaar Jatho(!) heeft aaxI aar dig gezelschap! J. M. S. HET MONTENEORIJNSCHE LEGER. Aangrezien de mogelijkheid van een oorlog1 tusschen Turkije en Montenegro nog steeds niet buitengesloten is, is het misschien niet ondien stig eenige bijzonderheden weer te geven, die de „Kölnisclie Volkszeitung" meedeelt over de militaire weermacht van Montenegro. „De beheerseher der zwarte bergen, zoo vangt bet blad aan, moet reeds- toebereidselen ge maakt hebben om een deel zijner strijdkrachten, de divisie van Podgoritza, in het veld te bren gen". „Over welke oorlogsmiddelen kan nu de klei ne staat in geval.van oorlog beschikken? „Het vorige jaar heeft koning Nicölaas zijn \rolk een nieuwe legerwet gegeven, welker be palingen de weerbaarheid van het Montene- grijnsehe leger wezenlijk zullen verhoogen de wet is reeds in werking getreden. Ze is op geheel moderne grondslagen gebouwd en heeft met de vroegere patriarchale wetsbepalingen, A'olgens AVelke iedere bewoner van bet land, 't zij kind of grijsaard, moest dienen, geheel en al gebroken. De wet heeft ten doel de sterkte van het leger te vergrooten door verbetering A-an het leger, de discipline en de militaire oefenin gen. Het is een nieuwe bepaling, dat de koning de opperste legerbevelhebber is, aan wien ieder een uit bet leger den eed moet afleggen. De po sitie van den minister van oorlog als leider van het legerbestuur voor welks slagvaardigheid hij bij den koning en de volksvertegenwoordiging verantwoordelijk is, is niet A-eranderd. De dienstplicht van eiken Montenegrin be gint thans den len Januari van bet jaar, waar in bij zijn 18e levensjaar voleindt en duurt tot den 31en December van liet jaar, waarin hij 62 jaar oud wordt dus 44 jaren. De gewa pende macht is, evenals \-olgens de oude wet, een militie-leger. Nieuw zijn ATerder de volgende bepalingen: Het militie-leger bestaat uit de recruten- klasse, het actieve leger en de reserve. Tot de eerste belmoren alle dienstplichtigen van 18 en 19 jaar; deze worden binnen de twee jaar 12 maanden lang afgericht. Het actieA-e leger om vat de militairen van 20 tot 52 jaar en is ver deeld in twee klassen, waarvan de eerste de manschappen omvat, die Avegens hun lichame lijke ontwikkeling tegen alle vermoeienissen vaa den krijgsdienst A-olkomen bestand zijn, de rest behoort tot de tweede klasse. De rest onwat de militairen van 53 tot 62 jaar en wordt als bezetting gebruikt. De eerste klasse van het actieve leger oefent jaarlijks 10, de tweede 4 dagen. Het onderscheid met vroeger is, dat thans A-oor den strijd in het open veld militai ren van 25 tot 52 jaar worden gebruikt, terwijl vroeger alle dienstplichtigen, zonder onder scheid van leeftijd, in het veld konden gezon den worden. Ook valt op te merken, dat Montenegro de in Oostenrijk wettig voorgeschreven krjjgsbelas- ting heeft ingevoerd; wie niet kan dienen moet 10 pet. van de staatsbelasting A-oor de legerbe- grooting betalen. De onderofficieren worden onder die militairen gekozen, die na vorming tot reeruut nog minstens drie jaar in de eerste klasse van bet actieve leger alle oefeningen meegemaakt en na liet doormaken van een z.g. korporaal-cursus zich practisch in twee leer perioden voor die taak bekwaam hebben ge toond. De officieren Avorden gekozen uit do on derofficieren en uit de jonge lieden die na het bezoeken van een middelbare school den cursus voor het vormen van officieren met succes heb ben doorgemaakt. De nieuwe geografische in deeling van het land bracht ook veranderingen in de indeeling der strijdkrachten. De divisies zijn thans in twee» drie en vier afdeelingen met 12 tot 17 bataljons verdeeld. 56 bataljons in fanterie zijn in 11 afdeelingen Aerdeeld, elk A-an deze omvatten ook een afdeeling bergartillerie met vier stuks geschut, vier machinegeweren, een cavallerie-afdeeling, een afdeeling telegra fisten en een afdeeling pionierstroepen. In ge val A-an oorlog moeten de batterijen met de overige veld- en zware batterijen van elke di visie tot een divisie artillerie A-ereenigd wor den. De troepenindeeling in tijd van oorlog geldt ook voor den tijd van vrede. Men heeft ook besloten tot het invoeren van een uniform, iets, wat tot nu toe onbekend was. Ze bestaat uit een Khaki-kleurige blouse met omgeslagen kraag, epauletten, met de verschil lende kenteekenen ter onderscheiding der ran gen; Khakiklcurigo broek, slobkousen en rijg schoenen; Kliakikleurige helm, bij de officieren in den vorm vr.n een breedgerande Russische muts. Deze strijdkrachten kunnen flink wat uit richten, want naar men algemeen zegt, hebben de Montenegrijnen de moreele eigenschappen, waarvan ze in vroegere oorlogen met de Tur ken blijk gaven, ook heden nog bewaard. De nieuwe wet, die zonder twijfel een groote ver betering op militair gebied zal brengen, betee- kent eeu mijlpaal op den weg der ontwikkeling Tan liet kleine leger. Als 't niet waar isUit een Russische slad AA'ordt een vermakelijke geschiedenis ver leid. Eenigcü tijd geleden, moet men weien, Avas de heele. bevolking doende om zekeren heer Tsjelytsjef te bewegen burgemeester te worden. Hij zei, dat hij daartoe als een goed zoon de goedkeuring van zijn vader moést hebban, an ders deed Hij het niet. De burgers wendden zicli tot den ouden lieer, die zijn toestemming ech ter wegerde. Telkens Aveer giug er een deputatie op hem af en iederen keer was het Aveer het zelfde liedje. De afgevaardigden der burgerij bo den een adres aan ,inea omhelsde eikaar en er Averd veel wodki, Russi che jenever, gedron ken. De oude heer liet zich langen tijd bidden, maar eindelijk toen er veel geparlementeerd en véél gedronken was, leverde hij zijn zoon hl het openbaar, op de markt, aan liet volk uit. Nu had men dus don Lang gewen.:eliten burge meester. Eenige dagen Avas het alles vreugde en jenever. Maar aan dit pleLiar kwam een droevig ein de. Zoodra de jonge Tsjelytsjef op de plaats der eere zal, was hij ineens omgedraaid. Hij beging de grootste domheden, bekommerde «zich A'olstrekt niet over de sladszaken en knevelde zijn medeburgers op de schandelijkste manier. Toen A\"as de gemeente in last. Men ging hem smeeken om maar Aveer af te treden. De bur gemeester Avas daartoe wel genegen, maar hij moest de toestemming van zijn vader hebben, Nu begon de geschiedenis weer van voren af aan. Overal kepen boden rond om handteke ningen te krijgen op een adres en allen die schrijven konden in de stad- wel 25 percent van de bevolking teekenden er op. De depu tatie was al tweemaal bij den ouden heer ge weest en keerde, a\-c1 dronken, maar met nul op het rekest terug. Nu is de toestand nog inge wikkelder geworden, want Tsjelytsjef senior is naar een badplaats gegaan, zeggende dat hel van den uitslag van de kuur zal afhangen, of hij toestemming zal geven of niet. Intusschen re geert de jongeheer voort. Het geheim van Yésinci. Over den ge- heimzinnigen moord op den Vlaamschen rente nier te Vésinet gepleegd, bevatte dé Antwerp- sche „Niéuwe Gazel" nog de volgende bijzon derheden Uit het onderzoek in de zaak vau den ge- heimzinrJgen moord te Vésinet, zou het nu gebleken zijn, dat Jooris en diens vriendin al leen in de villa waren, op het oogenblik, dat de heer Vermecrsch vermoord werd. De heer Vermecrsch had verschillende jon gelingen ui'genooujd om eenige dagen bij hem te Vésinet te komen doorbrengen, maar hij hac hun verzocht, hun bezoek op voorhand aan te kondigen. Daar deze jongelieden den rentenier geschre ven hadden, en geen antwoord van liem ontvin gen hadden zij hem een aanbevolen brief ge zonden. ïlet was Jooris, die liun in zijn hoe danigheid \-an secreiaris van. den lieer Ver- meerrch, daarop meldde, dat de rentenier ver trokken was._ Aan personen, die zich in de villa aanboden om met den heer Yermecrrdi over handelszaken te spreken, gat Joris ten antwoord, dat de voorwaarden den rentenier niet meer bevielen. Toen deze personen zich in de vi.la aanboden vernamen zij, dat de heer Vcrmeerrch in gezelschap van Jooris op reis was. Hel alibi door de echtgenoolen Linder gegeven is nauwkeurig. De dag van den moord op dea heer Ver mecrsch, heeft Jooris in de villa van Vó inet voor meer dan 1000 frank uitgaven gedaan In de vi'.La \'an Vésinet heeft men hel lorgnet en den kleinen reiszak van den heer Vermecrsch teruggevonden. De reiszak hield nog vuil linnen in dat hij uit België had medegenomen. Jooris zou verklaard hebben, dat de heer Ver mecrsch met een reiszak A-ertrok, die veel groo- ler was. Vercruysse beweerde van den anderen kan', dat zijn meester slechts een enkele reis zak had. Bovendien vertelde Vercruysse, dat hij op den dag, dat hij naar België terugge roepen werd, in den moestuin, op de plaats Avaar men het lijk gevonden heeft aan het werk was. Wanneer hij te Vésinet terugkwam en zijn werk op die plaats wilde voorizetten, verzette Jooris zich daarlegen. Eenige dagen later stelde Vercruysse'vast dat de grond ATan dat bei diep omgewoeld was geworden. Hij vond er keien in, die er vroeger niet waren. Ook ging zijn schop zeer gemakkelijk door den grond. Vercruysse heeft voor den onderzoeksrechter een plan van het bed opgemaakt, Avaarin men het lijk van den rentenier heeft gevonden, en deze teekening deed juist het punt aan, waar men het lijk heeft op gegraven. Een inwoner van Burgerhout, die in een dorp van de provincie Antwerpen aan het w.indeler was, heeft daar een pak geA'onden met het adres van een advocaat van Gent. De omslag A-an het pak Avas gescheurd en zoo kon de Borger- houfenaar zien, dat het brieven be\'atte, met den naam van den heer Vereersch, den Aennoorde van Vésinet. 't Pak is aan den procureur des konings, van Antwerpen ter hand gesteld. Vrijdag is de poli ieofiicier Faifre, met den polilieopziener Chapuis, terug naar de villa Ver- meerrch gegaan on heeft er nog opzoekingen ge daan. De heer Faifre heeft, na dit bezoek, aan den onderzoeksrechter een grooten „casse-tête" overhandigd, dien hij op de kamer, vroeger door Jooris beirokken, verstopt gevonden had. Het schijn', dat het met dit wapen is, dat de moor denaars den schedel van den ongeluk';ken Yer- meersch ingeslagen hebben. De „casse-téie" is aan den heer Beriillon bestuurder \an den meet- kuadigen dienst, te Parijs gezonden om onder zocht te worden. Men weet dat de heer Faifre, tijdens de voor laatste opzoekingen, ia de a ilia, verleden Woens dag, eveneens ia de kamers A-an Jooris, bloed vlekken gevonden had op de matras, de bedgor dijnen en den beddezak alsook een groot ver roest mes. 99 (Naar liet Fransch.) 45.) „Heer, ik heb berouw. Tref mij, spaar den misdadiger niet; maar bij Uavö goedertie renheid, ach laat dien kleinen engel van Ker- banhir leven. „Mijne edele meesteressen en gij, juffrouw Madeleine, ik bied u mijne schuldbekente nis aan. „Moge God u goedertierenheid instorten." Judicaël Clédern." ai; IX. De vergiffenis. De rector van Kérilis ging voort met neer geslagen oogen, en ingetogen gelaat; hij aroeg bet Allerheiligste op zijn borst. Achter hem een ontelbare schare. De in- Avoners van Kerbanhir en Kérilis Avilden "en laatste-maal het liefelijke en zachte kind zien, wiens engelen vleugeltjes klepten, ge reed om op te stijgen. Maar wat aan het gevolg van den rector en ongewoon aanzien gaf was een lange rij anderen in witte kleederen met brandende marsen, die door het koeltje, dat dien mor- gen zeer zacht was, niet werden uitgedoofd. Do eersten waren André en Noël. Het hek van het kasteel stond open. De stoet ging door de laan met de liooge hoo rnen, trad door de vestibule met frissehe plan ten en besteeg de eeretrap. De kamer van Guy was versierd als een heiligdom, met witte bloemen, kostbare plan ten en eenige waskaarsen. Het kind geleek met zijn gevouwen handen, en hemelsche oogen op een seraphiju in men- schengedaante. De rector naderde met de H. Hostie en hield een korte toespraak. Zijn eenvoudige en tref fende woorden deden de aanwezigen in snik ken uitbarsten. Guy ontving de H. Communie en bleef in stille aanbidding liggen. Toen hij zijn oogleden Aveer opende Avas de menigte heengegaan; slechts do bewoners van het kasteel stonden nog om zijn bedje. Tantes, juffrouw en vrienden, zeide hij, ik geloof, dat de goede God mij wil gene zen De dames Avenddeu het hoofd af. zij had den alle hoop verloren. Hij wil me genezen, herhaalde de kleine, maar het leven, dat Hij mij zal laten, zal ik Hem geheel en al toewijden, tantes. Ik Avil priester worden, dat heb ik beloofd en ik zeg het u reeds nu, opdat gij er in zult kunnen berusten. Priester! zeiden zij verschrikt. éEn zij keken Madeleine aan als om haar te vragen of zij het Avel goed gehoord hadden. Het meisje hoog slechts een weinig het hoofd. - Het kind ijlt. zeide zij. ik zal bij hem blij- ven. Gij hebt nog niets gebruikt,gaat ont bijten, als ik n bidden mag. Zij lieten zich overhalen. Judicaël verliet achter haar de kamer van Guy met het brui ne schrift in zijn hand. Hij volgde haar in de eetzaal en toen bemerkten zii eerst zijn vreeselijke bleekheid en waggelenden gang. Ge zijt ziek, mijn arme Judicaël, zeide de gravin. Ga gauw naar bed. Ik gehoorzaam, mevrouw, maar eerst verzoek ik u dit handschrift te lezenhet bevat mijn schuldbekentenis. Begrijpt gü het zuster? zeide freule Oli vette, toen hij zich met wankelende schreden verwijderde. Zijn geestvermogens zijn gekrenkt, zuchtte de gravin. Hij is niet meer dezelfde sinds het ongeluk. Judic had het schrift op tafel latou liggen. Zij legden het tusschen haar in en bogen zich samen over de eerste bladzijde. In de kamer van Guy wachtte Made leine Zij \-eronderstelde, dat Judicaël het schrift had meegenomen, om het aan de dames van Kerbanhir ter hand te stellen en zij had niets gedaan om hem dit te beletten. Toen zij de le zing ervan geëindigd had, had zij nagedacht en gebeden en haar'hart was gerust gewon den. Zij zeide niet meer tot zich zelve, dat zij zoo spoedig mogelijk de AAroning \-an hare voorouders moest verlatenzij vergat zichzelve om te denken aan haar plicht als kind en zij wensehte dus dat de dames de' waarheid hoorden en dat van de nagedachte nis A-an graaf Gildas werd weggenomen die hatelijke verdenking, die hem in het oog zij ner zusters aankleefde. Langen tijd Av-acbtte zij zoo, vergetend, dat ook zij nog nuchter was en het reeds laat in den ochtend was. Guy sliep rustig. Eindelijk ging de deur open en kwamen, de dames terug. Madeleine keek haar niet aan. Zij gingen de geheele kamer door naar een hoek, Avaar Guy haar niet kon zien. Madeleine! riep freule Olivette. Het meisje ging naar haar toe. Mevrouw de ïrezec toonde haar het schrift en vroeg: Madeleine, hebt ge dit gelezen» Zij boog stilzwijgend het hoofd. Welnu kind, vergeef ons uit naam A-an onzen overleden broeder. IJ? stamelde Madeleine. Wij hebben Gildas A-oor schuldig gehou den, zeide freule Olivette. Wij hebben niet beproefd hem A-oor te spreken.. De oogen van Madeleine Averden vöchtig. Ik beu er van overtuigd, dat mijn lieve vader noch hard, noch wraakzuchtig tegen over u was. Zijn hart was zoo edelmoedig, zoo goed. Madeleine, omhels ons. Zij Avierp 'zich in hare armen. Zonder er op te letten Avaren zij uit den hoek gekomen en stonden nu zoo dat Guy haar zien kon. Het kind werd wakker en keek vol vei'Avondering naar dit tafereel: zijne tantes met Madeleine in haar armen. Hij vroeg met zijn zacht stem metje: Wat is er? .Verschrikt zwegen zij: Wat is er? vroeg Gny nog eens. Zij moesten opheldering geven. De gravin deed het zonder omwegen. Een groot nieuws brengt ons vreugde, mijn lief kind, zeide zij. Wij hebben vernomen, dat Madeleiin^ (hoort ge wel? wc zeggen niet; meer: juffrouw) hare broertjes en haar zusje! kinderen zijn van eenen broeder, die sinds: lang A-an ons verwijderd was. Guy kwam overeind op zijn elleboog. Dus mijne nichten en neven? Ja, lieA-e kleine, zeide Madeleine, terwijl; ze zich voorever boog om hem te omhelzen.: Het kind sloeg zijn armen om haar hals en' zeide: Dat is een dag A-an geluk. Wat houd ik toch veel van u, nicht Mad! Ik mag u toch voortaan zoo wel noemen. Roep André, Noël' en Baymonde, opdat ik hen ook kan omhel zen. Zij Aveten nog niets, zeide Madeleine. Ik zal hun het nieuws gaan A-er tel len en hen dan hier brengen.... In den gang ontmoette zij Jean-Marie. Juffrouw, zeide hij, Avilt ge de dames waarsqhuAven, dat mijnheer Judicaël erg ziek is.-Toen ik hem daar even wat moest vragen, ging ik naar den Toi*en en vond hem te bed, hij zag er uit alsof hij op 't punt is te zullen sterven. Hij vraagt naar de dames en naar u, juffrouw. Madeleine ging de kamer van de kleine zie ke weer binnen en A-ertelde, wat zij A-erno-' men had. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1911 | | pagina 5