TWEEDE BLAD
BerlijMcbt Briwn.
R. K. lienstaataraipg.
Rond de üturqie.
BUITENLAND.
Het geheim vao den
Meeuwentoren.
Haarlam—Brussel.
Sokken.
Kousgëh*
H&i Bon üarö©!ié
iOïONS
Z&TERD&G B5 JULI IBSI.
f?
FEUILLETON
V
V
H1EUWE
COURANT
me»
„ST. JOZEF".
afdeeling Haarlem en Omstreken van „de
Hanze", goedgekeurd bü Bisschoppelijk be-
sluit van 2S October 1S07 en bij Kon.
besluit van 9 Mei 1908._
De R.-K. Middenstandsvereeniging stelt
zich. ten doel, volgens art. 2 harer Statuten,
de zedelijke en stoffelijke belangen van den
handeldrijvenden en industriëelen Midden
stand in het algemeen, en van hare leden
in het bijzonder te behartigen, overeenkom
stig de beginselen van den R.-K. Godsdienst.
De voordeelen aan het Lidmaatschap ver
bonden zün vele. {Wij noemen slechts:
le. Door aansluiting der vereeniging en
bloc bij de Haarl.; Handelsvereeniging, heb
ben de loden het recht gratis informatiën in
te winnen, dubieuze posten ter incassaering
te geven en rechtskundige adviezen hunne
zaken betreffende te vragen bij de advocaten
der H. H. V.
2e. Kunnen de Leden gratis gebruik ma
ken .van een Bureau tot plaatsing van Kan
toor- en [Winkelpersoneel.
3e.; Kunnen de Leden hun spiegel- en an
dere ruiten verzekeren bij de afdeeling On
derlinge Glasverzekering en zullen daarvoor
een uiterst lage premie te betalen hebben.
4e. Kunnen de Leden deelnemers worden in
een fonds tot uitkeerÏDg bij overlijden, het
welk geheel belangloos wordt beheerd, waar
voor erfgenamen tegen geringe bijdrage na
overlijden van den deelnemer een belangrijk
bedrag uitgekeerd krijgen.
5e. Ontvangen de Leden geheel gratis on
franco een weekblad van 16 pagina's druks,
waarin alles, wat voor den middenstand van
belang kan zijn, zal worden behandeld.
6e. Een ziekte verzekering zal wSfdra in
werking worden gesteld.
7e. Twee maal in bet jaar zal eene' H.
Mis voor da geestelijke en tijdelijke belangen
der Leden worden opgedragen, terwijl bij over
lijden va.n een Lid ééne H,; Mis voor zijne
ziele rust zal worden gelezen in zijne Paro
chiekerk.
9e. Minstens zes maal in een jaar zullen in de
Ledenvergadering alle voorkomende zaken,
den Middenstand betreffende, worden behan
deld en wanneer de kas zulks toelaat eene
ïeestvergadering pens per jaar worden ge
houden.
Tenslotte maken wij onze Leden erop attent,
dat de Diocesane Coöperatieve Credietbank
van de Hanze hare werkzaamheden heeft
aangevangen.
Er bestaat dus gelegenheid credieten aan
te vragen en op de in de statuten vermelde
voorwaarden gelden te beleggen, hetzij in de
posito of in rekening-courant.
Tevens bestaat er gelegenheid tot beleggen
van spaargelden, waarvoor 3 pet. rente wordt
vergoed; ingaande den eersten en zestien
den der maand.
Minimum inleg 25 cent.
Terugbetaling tot een bedrag van 'f 50.
geschiedt onmiddellijk, booger bedragen met
1 dag opzegging.
Voor inlichtingen of beleggingen kan men
zich iederen werkdag tusschen 12 en 2 uur
vervoegen bij den administrateur J, H. Vis
ser, Spaarne 74 rood.
Ook niet-lcden kunnen van de Spaarkas ge
bruik maken en vinden daarin een solide en
voordeelige geldbelegging.
Het bestuur spoort hiermede alle nog niet
aangesloten R.-K. Middenstanders aan,' als
Lid onzer vereeniging toe te treden. De con
tributie bedraagt slechts 1.30 per 3 maan
den. Bij toetreding verbindt men zich voor
een geheel jaar.
Voor het Lidmaatschap melde men zich, bij
voorkeur sclirifteliik, aan bij den secretaris
O. A. M. Jonckbloedt Lz., Lange Heerenstraat
Tv-, f j.
Namens het Bestuur,
ANTON BOSSE, Voorzitter.
C. A. M. JONCKBLOEDT, le Secret.
LX.
Kaarsen, kandelaars, kaarsenbank.
Bij het opdragen der H. Mis moeten naar het
voorschrift der H. Kerk ten minste twee kaar
sen van zuiver was branden, aan iederen kant
van het kruis één. Zij zijn geplaatst öp kande
laars, die zich gewoonlijk bevinden aan de ach
terzijde des altaars op een kleine verhooging,
kaarsenbank preheeten.
Oorspronkelijk had het kaarslicht een prac-
tische beteekenis, daar in da eerste tijden des
Christendoms de H.H. Geheimen in de donkere
catacomben en bij de nachtelijke bijeenkom
sten niet zonder liebt konden gevierd worden.
Later werd die gewoonte behouden als een her
innering aan die donkere dagen, als een ge
schikt middel om de plechtigheid te verhoogen
en tevens een geestelijke beteekenis er aan ver
bonden. De kaars zelf wijst zinnebeeldig op
Christus, die van Zich getuigd heeft: „Ik ben
het licht der wereld", neergedaald om „te ver
lichten alleen, die in de duisternissen des doods
gezeten waren". Het „lichtend verteren" der
kaars stelt ons den heilaanbrengenden offerdood
van den Heiland voor oogen.
Bougies- en stearinekaarsen, gas- en elec-
triseh licht mogen in de Kerk gebezigd worden
om de duisternis te verdrijven of het kerkge
bouw te illumineeren (mits het niet op thea
trale wijze geschiede)voor den eeredionst ech
ter dient alleen de blanke, door de zuivere bij
gevormde was. Stelt de kaars zelf den Christus
voor, dan doelt de blanke was op de mensche-
lijke geboorte van „het Woord, vleesch gewor
den" uit de onbevlekte Moedermaagd Maria.
VI.
Een „teekenend" geval!
Berlijn d.w.z. het Evangelische of Pro-
testantscke Berlijn stond dezer dagen in
het teeken van een „ketterproces". Een predi
kant, Jatho, uit Keulen, is n.l. door de „ker
kelijke rechtbank" der Pruisische staatskerk
wegens het verkondigen van ketterseho ge-
loofsideeën uit zijn ambt ontzet. Nu kouden
wij dit geval rustig onbesproken laten, daar
bet feitelijk een intern-kerkelijke gt beurtenis
is, die niet direct 't publieke leven raakt.
Doch de z.g. vrijzinnige pers heeft dit
feit opgeblazen tot een gebeurtenis van alge
meen publieke beteekenis en.... daardoor
voor 't voetlicht der publieke meening een
eigenaardigen kijk op den toestand der „Rus
sische Landeskirche" gebracht.
Men oordeele: De veroordeelde predikant
leeraarde aan zijn Keulsche gemeente het vol
gende:
le. Er bestaat geen persoonlijke God; waar-
delijk heet het in zijn stelsel: „God is de be-
ginlu-acht, waarvan wij niet weten, of deze
oorspronkelijk blind was en eerst ziende ge
worden is in de opwaarts stijgende geestes
kracht der menseben, of dat zij (d. i. de
Godheid) als 't eeuwige verstand en de rege
lende wijsheid de eerste beweging in het heel
al te voorschijn riep.
Mon behoeft waarlijk geen theoloog te zijn,
om in deze Godslastering anders kan men
toch een dergelijke monstruositeit nietr be
stempelen een totale ontkenning van de
eerste waarheid des Christendoms te zien.
Er is echter nog veel meer. Hoor slechts
zijn 2do stelling:
2de. Van openbaring in de H. Schrift kan
gewoonweg geen sprake zijn.
Nu, dergelijke beweringen kennen we ook
van onze vrijzinnigen.
3de. Christus is een hoogstaand mensch ge
weest, die hoogstwaarschijnlijk geleefd heeft.
Zijne Godheid is uitgesloten.
Deze stelling van den Christelijken(M) pre
dikant Jatho, behoeft zeer zeker geen verder
commentaar.
4de. Een leven hiernamaals bestaat niet.
Och, als men het bestaan van een persoon
lijken God ontkent en ook de Godheid Chris
tus, waarmede natuurlijk vanzelf de heerlij
ke verlossingsleer der menschheid vervalt,
dan is het niet anders dan een consequentie,
dat men ook het eeuwige leven als een sprook
je terzijde schuift.
Ziedaar dan de geloofsbelijdenis!?) van
een man, die 30 jaren lang, zegge 30 jaren, de
Christelijke!?) leider was van een Christelij-
ke(?) gemeente der Pruisische Staatskerk.
En eindelijk na 30 jaren komt men eerst tot
de ontdekking, dat een dergelijke predikant
niet meer in een Christelijke gemeenschap
thuis behoort en zeer zeker niet de leider!
daarvan zijn kan.
Men versta ons goed: Wij spreken hier niet
van den m e ns e h Jatho, doch alleen van den
predikant Jatho, die als zoodanig mGrecl
op zich genomen had de positieve Christelijke
geloofsleer zijner kerk te leeraren en die
juist het tegenovergestelde van die leer ver
kondigde, ja daar als vrijdenker en atheist
voor zijne Christelijke!?) gemeente stond.
Nu zou men zoo denken, dat ieder gezoud
denkend Christenmensck het oordeel, over
Jatho geveld, als iets vanzelf sprekend zou
beschouwen. Och arme, bijna half Berlijn,
d.w.z. 't liberaal-denkend Protesiantscli Ber
lijn, wat zich natuurlijk diep beleedigd zou
gevoelen, als men slechts een oogenblik aan
zijn Christelijkheid durfde twijfelen, liep, cp
't drijven der z.g. vrijzinnige pers, te zameu
enhuldigde Jatho. die zelf gekomen was,
om die huldiging in ontvangst te nemen, als
een ware martelaar zijner geloofsovertui
ging!?).
Zeiden we te veel, met dit als een „teeke
nend geval" te noemen?
Doch er is nog meer, dat dit geval als bij
zonder „teekenend voor den toestand der
Pruisische Staatskerk" stempelt. Fluks na
de veroordeeling van Jatho kwam de z.g. li
berale of vrijzinnige geestelijkheid van Ber
lijn te zamen en plaatste zich, na breedvoe
rige besprekingen, principieel naast Jatho,
wiens veroordeeling zij „een niet te overziene
benadeeling van den godsdienst der Staats
kerk" noemde. Een resolutie in dien geest was
onderteekend door 90, zegge 90 predikanten
uit Berlijn en diens voorsteden.
Arme, Evangelische Pruisische Staatskerk!
't Sloteffect van dezen verkwikkelijken
strijd werd nog geleverd door een vergadering
van vrijdenkers. Natuurlijk, aan dezen komt
't eerste woord toe in een dergelijk keval.
Predikant Felder, uit Bremen, (men ziet,
dat er in de Christelijke Pruisische Staatskerk
tientallen van Jatho's rondloopen!) zei woor
delijk: „Het is te betreuren, dat de vrijzin
nigen het alleen hij protesten laten. Hun uit
treden zou het bankroet der Staatskerk zijn.
Deze te hervormen of haar met den moder
nen geest te verzoenen, zou, staande in baar
midden, nooit gelukken. De hoofdzaak is
scheiding van kerk en staat. Zou het geval-
Jatho daar toe bijdragen, dan verdienden
zijne rechters eerder dank dau vcroordec-
ling."
En een zekere professor Gurlitt meende, dat
hem „de zaak-Jatho" veel pleizier verschaft
had. Wie de zwarte jas droeg, Avas voor hem
ongenietbaar. Voor godsdienst had hij zoowel
binnen als buiten de Kerk geen gevoel. Dat
het tot een „geval-Jatho" komen kon, daarvan
Avas alleen de algemeene lauwheid de oor
zaak.
De eenige consequente geA-o]gtrekkiug uit
de geheele geschiedenis was volgens dezen
hooggeleerden een massa-uit treden uit de
Staatskerk. Als het maar eerst met de ker
kelijke belasting haperde, dan zouden de ker
kelijke overheden wel toeschietelijker wor
den!
Een ideaal standpunt, niet waar? En wat
een hoogschatting der kerkelijke overheden,
die het gebrek aan dubbeltjes wel toeschiete
lijker zal maken!
De arme martelaar Jatho(!) heeft aaxI aar
dig gezelschap!
J. M. S.
HET MONTENEORIJNSCHE LEGER.
Aangrezien de mogelijkheid van een oorlog1
tusschen Turkije en Montenegro nog steeds niet
buitengesloten is, is het misschien niet ondien
stig eenige bijzonderheden weer te geven, die
de „Kölnisclie Volkszeitung" meedeelt over de
militaire weermacht van Montenegro.
„De beheerseher der zwarte bergen, zoo vangt
bet blad aan, moet reeds- toebereidselen ge
maakt hebben om een deel zijner strijdkrachten,
de divisie van Podgoritza, in het veld te bren
gen".
„Over welke oorlogsmiddelen kan nu de klei
ne staat in geval.van oorlog beschikken?
„Het vorige jaar heeft koning Nicölaas zijn
\rolk een nieuwe legerwet gegeven, welker be
palingen de weerbaarheid van het Montene-
grijnsehe leger wezenlijk zullen verhoogen
de wet is reeds in werking getreden. Ze is op
geheel moderne grondslagen gebouwd en heeft
met de vroegere patriarchale wetsbepalingen,
A'olgens AVelke iedere bewoner van bet land, 't zij
kind of grijsaard, moest dienen, geheel en al
gebroken. De wet heeft ten doel de sterkte van
het leger te vergrooten door verbetering A-an
het leger, de discipline en de militaire oefenin
gen. Het is een nieuwe bepaling, dat de koning
de opperste legerbevelhebber is, aan wien ieder
een uit bet leger den eed moet afleggen. De po
sitie van den minister van oorlog als leider van
het legerbestuur voor welks slagvaardigheid hij
bij den koning en de volksvertegenwoordiging
verantwoordelijk is, is niet A-eranderd.
De dienstplicht van eiken Montenegrin be
gint thans den len Januari van bet jaar, waar
in bij zijn 18e levensjaar voleindt en duurt tot
den 31en December van liet jaar, waarin hij
62 jaar oud wordt dus 44 jaren. De gewa
pende macht is, evenals \-olgens de oude wet,
een militie-leger. Nieuw zijn ATerder de volgende
bepalingen:
Het militie-leger bestaat uit de recruten-
klasse, het actieve leger en de reserve. Tot de
eerste belmoren alle dienstplichtigen van 18 en
19 jaar; deze worden binnen de twee jaar 12
maanden lang afgericht. Het actieA-e leger om
vat de militairen van 20 tot 52 jaar en is ver
deeld in twee klassen, waarvan de eerste de
manschappen omvat, die Avegens hun lichame
lijke ontwikkeling tegen alle vermoeienissen
vaa den krijgsdienst A-olkomen bestand zijn, de
rest behoort tot de tweede klasse. De rest onwat
de militairen van 53 tot 62 jaar en wordt als
bezetting gebruikt. De eerste klasse van het
actieve leger oefent jaarlijks 10, de tweede 4
dagen. Het onderscheid met vroeger is, dat
thans A-oor den strijd in het open veld militai
ren van 25 tot 52 jaar worden gebruikt, terwijl
vroeger alle dienstplichtigen, zonder onder
scheid van leeftijd, in het veld konden gezon
den worden.
Ook valt op te merken, dat Montenegro de
in Oostenrijk wettig voorgeschreven krjjgsbelas-
ting heeft ingevoerd; wie niet kan dienen moet
10 pet. van de staatsbelasting A-oor de legerbe-
grooting betalen. De onderofficieren worden
onder die militairen gekozen, die na vorming
tot reeruut nog minstens drie jaar in de eerste
klasse van bet actieve leger alle oefeningen
meegemaakt en na liet doormaken van een z.g.
korporaal-cursus zich practisch in twee leer
perioden voor die taak bekwaam hebben ge
toond. De officieren Avorden gekozen uit do on
derofficieren en uit de jonge lieden die na het
bezoeken van een middelbare school den cursus
voor het vormen van officieren met succes heb
ben doorgemaakt. De nieuwe geografische in
deeling van het land bracht ook veranderingen
in de indeeling der strijdkrachten. De divisies
zijn thans in twee» drie en vier afdeelingen met
12 tot 17 bataljons verdeeld. 56 bataljons in
fanterie zijn in 11 afdeelingen Aerdeeld, elk A-an
deze omvatten ook een afdeeling bergartillerie
met vier stuks geschut, vier machinegeweren,
een cavallerie-afdeeling, een afdeeling telegra
fisten en een afdeeling pionierstroepen. In ge
val A-an oorlog moeten de batterijen met de
overige veld- en zware batterijen van elke di
visie tot een divisie artillerie A-ereenigd wor
den. De troepenindeeling in tijd van oorlog
geldt ook voor den tijd van vrede.
Men heeft ook besloten tot het invoeren van
een uniform, iets, wat tot nu toe onbekend was.
Ze bestaat uit een Khaki-kleurige blouse met
omgeslagen kraag, epauletten, met de verschil
lende kenteekenen ter onderscheiding der ran
gen; Khakiklcurigo broek, slobkousen en rijg
schoenen; Kliakikleurige helm, bij de officieren
in den vorm vr.n een breedgerande Russische
muts.
Deze strijdkrachten kunnen flink wat uit
richten, want naar men algemeen zegt, hebben
de Montenegrijnen de moreele eigenschappen,
waarvan ze in vroegere oorlogen met de Tur
ken blijk gaven, ook heden nog bewaard. De
nieuwe wet, die zonder twijfel een groote ver
betering op militair gebied zal brengen, betee-
kent eeu mijlpaal op den weg der ontwikkeling
Tan liet kleine leger.
Als 't niet waar isUit een Russische
slad AA'ordt een vermakelijke geschiedenis ver
leid. Eenigcü tijd geleden, moet men weien, Avas
de heele. bevolking doende om zekeren heer
Tsjelytsjef te bewegen burgemeester te worden.
Hij zei, dat hij daartoe als een goed zoon de
goedkeuring van zijn vader moést hebban, an
ders deed Hij het niet. De burgers wendden zicli
tot den ouden lieer, die zijn toestemming ech
ter wegerde. Telkens Aveer giug er een deputatie
op hem af en iederen keer was het Aveer het
zelfde liedje. De afgevaardigden der burgerij bo
den een adres aan ,inea omhelsde eikaar en
er Averd veel wodki, Russi che jenever, gedron
ken. De oude heer liet zich langen tijd bidden,
maar eindelijk toen er veel geparlementeerd en
véél gedronken was, leverde hij zijn zoon hl
het openbaar, op de markt, aan liet volk uit.
Nu had men dus don Lang gewen.:eliten burge
meester. Eenige dagen Avas het alles vreugde
en jenever.
Maar aan dit pleLiar kwam een droevig ein
de. Zoodra de jonge Tsjelytsjef op de plaats
der eere zal, was hij ineens omgedraaid. Hij
beging de grootste domheden, bekommerde «zich
A'olstrekt niet over de sladszaken en knevelde
zijn medeburgers op de schandelijkste manier.
Toen A\"as de gemeente in last. Men ging hem
smeeken om maar Aveer af te treden. De bur
gemeester Avas daartoe wel genegen, maar hij
moest de toestemming van zijn vader hebben,
Nu begon de geschiedenis weer van voren af
aan. Overal kepen boden rond om handteke
ningen te krijgen op een adres en allen die
schrijven konden in de stad- wel 25 percent
van de bevolking teekenden er op. De depu
tatie was al tweemaal bij den ouden heer ge
weest en keerde, a\-c1 dronken, maar met nul op
het rekest terug. Nu is de toestand nog inge
wikkelder geworden, want Tsjelytsjef senior is
naar een badplaats gegaan, zeggende dat hel van
den uitslag van de kuur zal afhangen, of hij
toestemming zal geven of niet. Intusschen re
geert de jongeheer voort.
Het geheim van Yésinci. Over den ge-
heimzinnigen moord op den Vlaamschen rente
nier te Vésinet gepleegd, bevatte dé Antwerp-
sche „Niéuwe Gazel" nog de volgende bijzon
derheden
Uit het onderzoek in de zaak vau den ge-
heimzinrJgen moord te Vésinet, zou het nu
gebleken zijn, dat Jooris en diens vriendin al
leen in de villa waren, op het oogenblik, dat
de heer Vermecrsch vermoord werd.
De heer Vermecrsch had verschillende jon
gelingen ui'genooujd om eenige dagen bij hem
te Vésinet te komen doorbrengen, maar hij hac
hun verzocht, hun bezoek op voorhand aan te
kondigen.
Daar deze jongelieden den rentenier geschre
ven hadden, en geen antwoord van liem ontvin
gen hadden zij hem een aanbevolen brief ge
zonden. ïlet was Jooris, die liun in zijn hoe
danigheid \-an secreiaris van. den lieer Ver-
meerrch, daarop meldde, dat de rentenier ver
trokken was._ Aan personen, die zich in de
villa aanboden om met den heer Yermecrrdi
over handelszaken te spreken, gat Joris ten
antwoord, dat de voorwaarden den rentenier
niet meer bevielen. Toen deze personen zich in
de vi.la aanboden vernamen zij, dat de heer
Vcrmeerrch in gezelschap van Jooris op reis
was.
Hel alibi door de echtgenoolen Linder gegeven
is nauwkeurig.
De dag van den moord op dea heer Ver
mecrsch, heeft Jooris in de villa van Vó inet
voor meer dan 1000 frank uitgaven gedaan
In de vi'.La \'an Vésinet heeft men hel lorgnet
en den kleinen reiszak van den heer Vermecrsch
teruggevonden. De reiszak hield nog vuil linnen
in dat hij uit België had medegenomen.
Jooris zou verklaard hebben, dat de heer Ver
mecrsch met een reiszak A-ertrok, die veel groo-
ler was. Vercruysse beweerde van den anderen
kan', dat zijn meester slechts een enkele reis
zak had. Bovendien vertelde Vercruysse, dat
hij op den dag, dat hij naar België terugge
roepen werd, in den moestuin, op de plaats
Avaar men het lijk gevonden heeft aan het werk
was. Wanneer hij te Vésinet terugkwam en zijn
werk op die plaats wilde voorizetten, verzette
Jooris zich daarlegen. Eenige dagen later stelde
Vercruysse'vast dat de grond ATan dat bei diep
omgewoeld was geworden. Hij vond er keien in,
die er vroeger niet waren. Ook ging zijn schop
zeer gemakkelijk door den grond. Vercruysse
heeft voor den onderzoeksrechter een plan van
het bed opgemaakt, Avaarin men het lijk van den
rentenier heeft gevonden, en deze teekening deed
juist het punt aan, waar men het lijk heeft op
gegraven.
Een inwoner van Burgerhout, die in een dorp
van de provincie Antwerpen aan het w.indeler
was, heeft daar een pak geA'onden met het adres
van een advocaat van Gent. De omslag A-an
het pak Avas gescheurd en zoo kon de Borger-
houfenaar zien, dat het brieven be\'atte, met den
naam van den heer Vereersch, den Aennoorde
van Vésinet. 't Pak is aan den procureur des
konings, van Antwerpen ter hand gesteld.
Vrijdag is de poli ieofiicier Faifre, met den
polilieopziener Chapuis, terug naar de villa Ver-
meerrch gegaan on heeft er nog opzoekingen ge
daan. De heer Faifre heeft, na dit bezoek, aan
den onderzoeksrechter een grooten „casse-tête"
overhandigd, dien hij op de kamer, vroeger door
Jooris beirokken, verstopt gevonden had. Het
schijn', dat het met dit wapen is, dat de moor
denaars den schedel van den ongeluk';ken Yer-
meersch ingeslagen hebben. De „casse-téie" is
aan den heer Beriillon bestuurder \an den meet-
kuadigen dienst, te Parijs gezonden om onder
zocht te worden.
Men weet dat de heer Faifre, tijdens de voor
laatste opzoekingen, ia de a ilia, verleden Woens
dag, eveneens ia de kamers A-an Jooris, bloed
vlekken gevonden had op de matras, de bedgor
dijnen en den beddezak alsook een groot ver
roest mes.
99
(Naar liet Fransch.)
45.)
„Heer, ik heb berouw. Tref mij, spaar den
misdadiger niet; maar bij Uavö goedertie
renheid, ach laat dien kleinen engel van Ker-
banhir leven.
„Mijne edele meesteressen en gij, juffrouw
Madeleine, ik bied u mijne schuldbekente
nis aan.
„Moge God u goedertierenheid instorten."
Judicaël Clédern."
ai;
IX.
De vergiffenis.
De rector van Kérilis ging voort met neer
geslagen oogen, en ingetogen gelaat; hij
aroeg bet Allerheiligste op zijn borst.
Achter hem een ontelbare schare. De in-
Avoners van Kerbanhir en Kérilis Avilden
"en laatste-maal het liefelijke en zachte kind
zien, wiens engelen vleugeltjes klepten, ge
reed om op te stijgen.
Maar wat aan het gevolg van den rector
en ongewoon aanzien gaf was een lange rij
anderen in witte kleederen met brandende
marsen, die door het koeltje, dat dien mor-
gen zeer zacht was, niet werden uitgedoofd.
Do eersten waren André en Noël.
Het hek van het kasteel stond open. De
stoet ging door de laan met de liooge hoo
rnen, trad door de vestibule met frissehe plan
ten en besteeg de eeretrap.
De kamer van Guy was versierd als een
heiligdom, met witte bloemen, kostbare plan
ten en eenige waskaarsen.
Het kind geleek met zijn gevouwen handen,
en hemelsche oogen op een seraphiju in men-
schengedaante.
De rector naderde met de H. Hostie en hield
een korte toespraak. Zijn eenvoudige en tref
fende woorden deden de aanwezigen in snik
ken uitbarsten. Guy ontving de H. Communie
en bleef in stille aanbidding liggen.
Toen hij zijn oogleden Aveer opende Avas de
menigte heengegaan; slechts do bewoners
van het kasteel stonden nog om zijn bedje.
Tantes, juffrouw en vrienden, zeide hij,
ik geloof, dat de goede God mij wil gene
zen
De dames Avenddeu het hoofd af. zij had
den alle hoop verloren.
Hij wil me genezen, herhaalde de kleine,
maar het leven, dat Hij mij zal laten, zal ik
Hem geheel en al toewijden, tantes. Ik Avil
priester worden, dat heb ik beloofd en ik zeg
het u reeds nu, opdat gij er in zult kunnen
berusten.
Priester! zeiden zij verschrikt.
éEn zij keken Madeleine aan als om haar
te vragen of zij het Avel goed gehoord hadden.
Het meisje hoog slechts een weinig het hoofd.
- Het kind ijlt. zeide zij. ik zal bij hem blij-
ven. Gij hebt nog niets gebruikt,gaat ont
bijten, als ik n bidden mag.
Zij lieten zich overhalen. Judicaël verliet
achter haar de kamer van Guy met het brui
ne schrift in zijn hand. Hij volgde haar in
de eetzaal en toen bemerkten zii eerst zijn
vreeselijke bleekheid en waggelenden gang.
Ge zijt ziek, mijn arme Judicaël, zeide de
gravin. Ga gauw naar bed.
Ik gehoorzaam, mevrouw, maar eerst
verzoek ik u dit handschrift te lezenhet
bevat mijn schuldbekentenis.
Begrijpt gü het zuster? zeide freule Oli
vette, toen hij zich met wankelende schreden
verwijderde.
Zijn geestvermogens zijn gekrenkt,
zuchtte de gravin. Hij is niet meer dezelfde
sinds het ongeluk.
Judic had het schrift op tafel latou liggen.
Zij legden het tusschen haar in en bogen
zich samen over de eerste bladzijde.
In de kamer van Guy wachtte Made
leine
Zij \-eronderstelde, dat Judicaël het schrift
had meegenomen, om het aan de dames van
Kerbanhir ter hand te stellen en zij had niets
gedaan om hem dit te beletten. Toen zij de le
zing ervan geëindigd had, had zij nagedacht
en gebeden en haar'hart was gerust gewon
den. Zij zeide niet meer tot zich zelve, dat zij
zoo spoedig mogelijk de AAroning \-an hare
voorouders moest verlatenzij vergat
zichzelve om te denken aan haar plicht als
kind en zij wensehte dus dat de dames de'
waarheid hoorden en dat van de nagedachte
nis A-an graaf Gildas werd weggenomen die
hatelijke verdenking, die hem in het oog zij
ner zusters aankleefde.
Langen tijd Av-acbtte zij zoo, vergetend, dat
ook zij nog nuchter was en het reeds laat in
den ochtend was. Guy sliep rustig.
Eindelijk ging de deur open en kwamen, de
dames terug. Madeleine keek haar niet aan.
Zij gingen de geheele kamer door naar een
hoek, Avaar Guy haar niet kon zien.
Madeleine! riep freule Olivette.
Het meisje ging naar haar toe. Mevrouw
de ïrezec toonde haar het schrift en vroeg:
Madeleine, hebt ge dit gelezen»
Zij boog stilzwijgend het hoofd.
Welnu kind, vergeef ons uit naam A-an
onzen overleden broeder.
IJ? stamelde Madeleine.
Wij hebben Gildas A-oor schuldig gehou
den, zeide freule Olivette. Wij hebben niet
beproefd hem A-oor te spreken..
De oogen van Madeleine Averden vöchtig.
Ik beu er van overtuigd, dat mijn lieve
vader noch hard, noch wraakzuchtig tegen
over u was. Zijn hart was zoo edelmoedig, zoo
goed.
Madeleine, omhels ons.
Zij Avierp 'zich in hare armen. Zonder er op
te letten Avaren zij uit den hoek gekomen en
stonden nu zoo dat Guy haar zien kon. Het
kind werd wakker en keek vol vei'Avondering
naar dit tafereel: zijne tantes met Madeleine
in haar armen. Hij vroeg met zijn zacht stem
metje:
Wat is er?
.Verschrikt zwegen zij:
Wat is er? vroeg Gny nog eens.
Zij moesten opheldering geven. De gravin
deed het zonder omwegen.
Een groot nieuws brengt ons vreugde,
mijn lief kind, zeide zij. Wij hebben vernomen,
dat Madeleiin^ (hoort ge wel? wc zeggen niet;
meer: juffrouw) hare broertjes en haar zusje!
kinderen zijn van eenen broeder, die sinds:
lang A-an ons verwijderd was.
Guy kwam overeind op zijn elleboog.
Dus mijne nichten en neven?
Ja, lieA-e kleine, zeide Madeleine, terwijl;
ze zich voorever boog om hem te omhelzen.:
Het kind sloeg zijn armen om haar hals en'
zeide:
Dat is een dag A-an geluk. Wat houd ik
toch veel van u, nicht Mad! Ik mag u toch
voortaan zoo wel noemen. Roep André, Noël'
en Baymonde, opdat ik hen ook kan omhel
zen.
Zij Aveten nog niets, zeide Madeleine. Ik
zal hun het nieuws gaan A-er tel len en hen
dan hier brengen....
In den gang ontmoette zij Jean-Marie.
Juffrouw, zeide hij, Avilt ge de dames
waarsqhuAven, dat mijnheer Judicaël erg
ziek is.-Toen ik hem daar even wat moest
vragen, ging ik naar den Toi*en en vond hem
te bed, hij zag er uit alsof hij op 't punt is
te zullen sterven. Hij vraagt naar de dames
en naar u, juffrouw.
Madeleine ging de kamer van de kleine zie
ke weer binnen en A-ertelde, wat zij A-erno-'
men had.
(Wordt vervolgd.)